Belasting op bedrijfswinst
en inkomsten verhoogd
Eliicde noorman: mysterie*
Opmerkelijke geschiedenis van een bijfiguur
Laat heb ik II
bemind
Palmzondag
Leeftijdsgrens voor de kinderaftrek
wordt 16 jaar
Mr. Oud ziet vijf winstpunten
,,Daar is een mens verdronken
nieuwe roman van Ernest Claes
Vlaamse kwesties
„EVERTSEN" IN JUNI
IN NEDERLAND
Kwestie-Nieuw-Guinea nu wel in de ijskast
TIJD IS
GELD
J
door ETHEL MANNIN
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 17 MAART 1951
PAGINA 3
Schatten van Gezondheid
SANATOGEN Het Zenuwsterkende Voedsel
SAMENSTELLING NIEUWE REGERING
W
SPROETEN^-m
ZILVEREN JUBILEUM
BALATUMFABRIEKEN
IR. PETERS 29 MAART
NAAR ONS LAND
De „Haagsche Post"
ZIEKENFONDSPREMIE
OUDEN VAN DAGEN
Premieverhoging ten laste
van het rijk
Morgen gaan wij de laatste week
van de Vasten in, die tevens het
hoogtepunt is van deze bizonder
begenadigde tijd. Zo er een periode is
in het kerkelijk jaar, die ons met de
ernst van het leven confronteert, dan is
het ongetwijfeld de tijd van bezinning
en inkeer, die de Vasten is.
Maar daarmee is het kenmerk van de
Vasten nog maar heel onvolledig aan
gegeven. Niet alleen bezinning en in
keer bepalen het karakter van deze tijd,
op de eerste plaats is het een tijd van
heel bijzondere genaden. Het
is zeer belangrijk, dat wij ons daarvan
terdege bewust zijn.
De Vasten is de onmiddellijke voorbe
reiding op het wezen van het Christen
dom: de verlossing der hele mensheid.
De onbegrijpelijke liefde van God voor
het gevallen en verloren mensdom
heeft Hem ertoe gebracht Zijn enige
Zoon aan een gruwelijk lijden en een
onterende dood over te leveren om ons
onze oorspronkelijke bestemming terug
te geven. Christus, onze Verlosser en
Zaligmaker, is mens geworden om ons
te leren, hoe wij voortaan ons leven
hebben in te richten om de bovenna
tuurlijke uitverkiezing tot kinderen van
God waardig te zijn en eenmaal de
eeuwige zaligheid deelachtig te worden.
Om ons dat te vergemakkelijken door
middel van bovennatuurlijke genade
hulp heeft Hij Zijn Kerk gesticht en
haar tot uitdeelster gemaakt van Zijn
sacramentele kracht, terwijl zij tevens,
voorgelicht en geleid door de H. Geest,
ons een voortdurende en absoluut be-
trouwbare gids is. Onophoudelijk herin
nert zij ons aan Christus' lering, spoort
zij ons aan Zijn wetten getrouw te be
leven en wijst zij ons voortdurend op
het enig noodzakelijke: door een onder
houden van Gods geboden onze eeuwige
eindbestemming te bereiken.
De lering en leiding van Christus
Kerk zijn voor ons even zoveel
goddel ij ke genaden, waardoor
Wij telkens herinnerd worden aan ons
levensdoel. Heel bizonder is dat wel het
geval in de H. Vastentijd, die geheel
en al is afgestemd op het meeleven met
Christus' lijden, dat onze verlossing heeft
bewerkt.
Niet alleen worden wij door kerkelij
ke voorschriften, binnen de mate van
onze mogelijkheden, verplicht lichame
lijke werken van versterving te verrich
ten om zodoende ons deel bij te dragen
aan het lijden van Christus en ons zelf
te zuiveren en te heiligen, maar de li
turgie van de Kerk is boordevol aan
sporingen om ons te verdiepen m de
ernstige zin van ons leven, die God er
toe heeft gebracht Zijn leven te geven
om het onze te redden. Deze wereld-
hervormende gebeurtenis herdenken
wij in deze week, nadat wij gedurende
de afgelopen weken ons innerlijk naar
het best vermogen hebben moeten vrij
maken van alle tè grote gehechtheid
aan de aardse dingen, om zo, vrij, ons
te kunnen bezinnen op de ware beteke
nis van ons leven. „„-Haas
Een gewetensonderzoek is vandaag
Wel op zijn plaats. Hebben wij inderdaad
de achter ons liggende weken zo door
gebracht, dat wij van een oprecht mee
werken met de ons geschonken genade
kunnert spreken? De voorbije weken
van deze Vastentijd zijn onherroe
pelijk voorbij. Zo ook de ons ge
schonken kans ingetogen en verstorven
te leven. Vóór ons li^t noe maar een
week: de eigenlijke lijdensweek.
Heeft het nog zin te trachten onze
schade in te halen, voor het ge
val een eerlijk gewetensonder
zoek ons zou dwingen toe te geven, dat
v-'ij tot nog toe onvoldoende m de geest
van de Kerk de Vasten hebben doorge
bracht? Als wij moeten bekennen weinig
ernstiger te hebben geleefd en niet
veel van een boetestemming te hebben
gevoeld? Voor ieder van ons is er een
antwoord op de vraag, wat wij hebben
terecht gebracht van onze voornemens,
in het begin der Vasten gemaakt. Of wij
beginselvast en met liefde en toewijding
de beperking in het eten hebben volge
houden, en de kleine verstervingen heb
ben doorgezet, die wij ons hadden voor
genomen. Wat moeten wij constateren
over onze omgang met medemensen.
Hebben wij ons humeur beheerst, zijn
wij liefdevol geweest, of hebben wij an
deren gekwetst met scherpe woorden of
verwaarlozing, zoals wij al te vaak ge
woon zijn geweest? Kunnen wij werke
lijk zeggen, dat wij ons moeite hebben
gegeven op een h o g er plan te leven
dan gewoonlijk, nederig, liefdevol, recht
vaardig? En alles uit het bewust be
leefde motief op die manier de H.
Vastentijd vruchtbaar te maken voor
ons geestelijk leyen. Wij staan nu aan
het begin van de Lijdensweek. Hebben
wij onze Verlosser iets aan te bieden? Ol
staan wij met lege handen voor Hem
en moet Hij alleen Zijn liefde-lijden
verduren, zonder dat er voor Hem enige
troost te putten valt uit ons medeleven
en onze dankbaarheid voor alles, wat Hij
voor ons heeft gedaan?
Zo wij ons zelf hebben te beschuldi
gen van koude onverschilligheid voor
Christus' liefde en ons eigen bovenna
tuurlijk leven, dan nóg is het tijd, aat
n u goed te maken.
Maar laten wij er dan vooral voor zor
gen ons innerlijk anders in te stel
len. Wat men ook zeggen of denken mo
ge: Christus verlangt van ons vóór alles
een los-staan van het aardse. Een
totale gerichtheid op het bovenna
tuurlijke, op Zijn liefde.
Wij moeten verrijzen met Christus. De
Paasvreugde moet ook ons deel zijn.
Maar nooit kunnen wij eerlijk en op
recht, zonder zelfverwijt van schijnhei-
ligheid en zelfzucht, daaraan deelnemen,
zo wij in de Vastentijd met met een toe
gewijd hart eveneens deel hebben geno
men aan het lijden van onze Verlosser.
Laten wij dan, zo wij tekort zijn ge
schoten, welgemeend daarvoor om ver
geving vragen en onze goede wil tonen,
door tenminste in deze laatste week van
harte ons best te doen Jezus lijden e
gedenken. Laten wij edelmoedig genoeg
zijn om ons gebed en onze overweging te
versterken door een of ander offer en
een kleine versterving. Dat zal het uit
wendig bewijs zijn van onze innerlijke
goede gesteltenis.
Het H. Paasfeest staat voor de deur
met zijn vreugde en blijheid. Maar deze
vreugde en blijheid hebben alleen hun
grond in de Verrijzenis van Christus.
Wij kunnen ons daarover niet oprecht
Verheugen, zo wij niet tevens met Hem
meegeleefd hebben tijdens Zijn vernede-
*Nóg is het tijd. Nóg is het de geschik
te tijd. Laten wij deze niet onbenut
Voorbijgaan. Gods genade klopt op de
deur van ons hart. Als wij het goed met
onszelf menen, mogen wij daarvoor niet
doof blijven. Maar echte, ware liefde
leeft met de lijdende Christus mee uit
dankbaarheid. Of wij een besef
hebben van de mate, waarin wij bij Hem
in de schuld staan, zal blijken uit het
feit, of wij onzelfzuchtig genoeg zijn in
deze week onze hele aandacht aan oiize
Verlosser te wijden.
L.
Na de aflossing door Hr. Ms. „Van
Galen" vertrekt Hr. Ms. torpedeboot-
■Wger „Evertsen", die tien maanden lang
deel uitmaakte van de zeestrijdkrachten
van de Verenigde Naties, in de laatste
J^eek van April naar Nederland, waar
•Jet schip in de eerste helft van Juni
wordt verwacht.
Advertentie
cal U zich vergaren door Sana-
togen enigen tijd regelmatig te
gebruiken en zo Uw spieren,
bloed en zenuwen te voorzien van
precies dat wat zij nodig hebben.
Heden, de dag van het afleggen van de Regeringsverklaring, zijn bij de Staten-
Generaal twee wetsontwerpen ingediend, die een aantal belastingverzwaringen
inhouden.
De desbetreffende voorstellen zullen, indien zij worden aanvaard, tezamen met
enige nog in te dienen belastingverhogingen de extra-middelen opleveren, die
de regering, met het oog op de aanzienlijk verhoogde defensie-uitgaven, nood
zakelijk acht tot handhaving van het budgetaire evenwicht.
Een wetsontwerp tot verhoging van de Vennootschapsbelasting houdt in een
vervanging van het thans geldende proportionele tarief van 40 pet. door een
enigermate progressief tarief, dat begint met 45 pet. en voor de hoge winsten tot
een absoluut heffingspercentage van 50 pet. nadert, zoals in onderstaande tabel
is weergegeven.
belastbaar bedrag
van tot
belasting bij het
belastbare bedrag
in de eerste kolom
50.000
100.000
150.000
200.000
250.000
100.000
150.000
200.000
250.000
Het hogere be
drag van het
gehele belast,
bare bedrag
22.500
45.500
69.000
93.000
117.500
Bij een belastbaar bedrag van niet
meer dan f50.000 bedraagt de belasting
42pet. van 't belastbare bedrag bene
vens 12% pet. van't bedrag, waarmede
het belastbare bedrag f 40.000 te beven
gaat. Het nieuwe tarief gaat in met het
boekjaar 1951.
Het tweede wetsontwerp heeft be
trekking op de inkomsten- en loonbe
lasting en de vermogensbelasting. Het
houdt allereerst in een verhoging van
de inkomstenbelasting, voor zover ge
heven van bedrijfswinsten. De winsten
uit de vrjje beroepen (dokter, advocaat
enz.) worden dus niet in de verhoging
betrokken.
Grondslag voor de suppletoire belas
ting is de in het inkomen voor de in
komstenbelasting begrepen bedrijfs
winst, met uitzondering evenwel van
bedragen, die onttrokken zijn aan de
onbelaste reserve en met uitzondering
van de voordelen uit vervreemding van
een z.g.n. aanmerkelijk belang.
Voor de middelbare winsten (f 8000—
f 20.000) bedraagt de suppletoire be
lasting 5 pet. van het gedeelte van de
winst boven f 8000. voor de hogere win
sten loopt het tarief enigszins op tot
een maximum van 7% pet. voor het ge
deelte boven f 100.000 volgens onder
staande tabel.
Ook deze verhoging zal ingaan met
1951.
Voorts bevat het ontwerp een bepa
ling die betrekking heeft op de facili
teit van vervroegde afschrijving op be
drijfsmiddelen, ingevoerd bij de wet
belastingherziening 1950. Volgens het
ontwerp krijgt de minister van Finan-
Winst uit het bedrijf
f 8.000— 20.000
f 20.000— 50.000
f 50.000—100.000
f 100.000 en hoger
percentage van de belasting, verschul
digd over het gedeelte van het belast
bare bedrag, gelegen tussen de bedra
gen in de eerste twee kolommen
46
47
48
49
50
ciën de bevoegdheid om, indien de om
standigheden daartoe aanleiding geven,
in overleg met de minister van Eco
nomische Zaken de toepassing van
de vervroegde afschrijving ten aanzien
van toekomstige investeringen te be
grenzen tot jaarlijks ten hoogste 10 pet.
(in plaats van 33 1/3 pet.) van de kost
prijs van de bedrijfsmiddelen.
Een afwijzing, die zowel voor de In
komstenbelasting als voor de Loonbe
lasting en de Vermogensbelasting zal
gelden, is het voorstel tot het verschui
ven van de leeftijdsgrens voor kinder
aftrek van 21 jaar tot 16 jaar. Door
deze verschuiving wordt op dit punt
aansluiting verkregen bij de regeling
inzake de kinderbijslag. Voor kinderen
van 16 tot 21 jaar, die onderwijs genie
ten of worden opgeleid voor een be
roep, blijft de aanspraak op kinderaf
trek bestaan. Hetzelfde geldt voor ge-
brekkige kinderen De nieuwe regeling
van de kinderaftrek zal ingaan met
1952. Het bijzondere tarief is (voor in
wonende minderjarige kinderen) komt
tegelijkertijd te vervallen.
Voorts komt het meer en meer voor
dat de termijnen van afdracht van loon
belasting en vereveningsheffing worden
overschreden. Dit heeft de minister aan
leiding gegeven tot het voorstel om de
bevoegdheid te scheppen, dat, indien na
een waarschuwing de werkgever nalatig
blijft, een verhoging op de dan op te
leggen aanslag kan worden opgelegd.
Van deze bepaling zal ongetwijfeld een
belangrijke preventieve werking uitgaan.
De verhoging is daarom beperkt tot 10
pet. van de aanslag, met een minimum
van f 5.
Inkomstenbelasting
5 van de winst bovenf 8.000
f 600 benevens 6 van de
winst boven de f 20.000
2400, benevens 7 van de
winst boven f 50.000
5900, benevens 7% van de
winst boven f 100.000
cor. MAttflN fOQNPC* S*>OK>t
51. De plotselinge binnenkomst van de overvallers doet Olaf en zijn getrouwen
als bij toverslag ontwaken, uit de beklemming, waarin de aanblik van Tyr hen
scheen te hebben gebracht. Onstuimig dringen ook zij het vertrek binnen en stortten
zich op de bende, die Tyrfing in bezit wil nemen. Dof weerkaatsen de muren het
gedreun van zwaarden op schilden en het snorren van pijlen mengt zich met de
angstkreten van de getroffenen. Hier, in deze oude gewelven, wordt om 't lot van
de burcht opnieuw gestreden
Maar in het tweegevecht komt geen onderbreking. Vreemd is het de Noorman te
moede. Dat zwaard! Telkens komt het weer met meedogenloze zekerheid op hem
toe, fonkelend en vlammend, met dat ijle maar toch zo doordringend geluid, dat
hem door merg éïi been gaat. Daar! Ook deze slag kan hij nog afwenden. Wat is
het toch, dat zijn spieren schijnt te verlammen? Waarom kan hij niet laten steeds
maar naar dat staal te kijken? Als door een mist ziet hij Vagen's gelaat, dat hem
onwezenlijk en als verbaasd aanstaart. En nu, begrijpt Eric hetWèl rust dit
zwaard in Vagen's verraderlijke hand, maar ook hij wordt gedreven als door een
verschrikkelijke kracht.
Met een uiterste inspanning poogt Eric de Fret in de ogen te zien. Maar juist
daardoor weifelt hij een ogenblik en in die enkele seconden raakt het zwaard Tyr
hem op de rechterarm, zodat hij zijn eigen wapen laat vallen. Wanhopig deinst
Eric terug. Hij voelt geen pijn van zijn verwonding, hij ziet slechts de van haat
vervulde, bloeddoorlopen ogen van zijn tegenstander, die langzaam op hem toekomt.
Hij ziet slechts het zwaard, dat nu gericht wordt op zijn borst
Advertentie
komen vroeg in 't voorjaar
Koop tijdig SPRUTOL
Geheel Huizen vierde Vrijdag het zil
veren bedrijfsjubileum van de Balatum-
fabrieken. Zeer vele woningen waren
met vlaggen getooid en de Huizer kleu
ters trokken met vlaggen naar de
fabriek. In de hal van het kantoor werd
de directie door een deputatie van het
personeel een gedenkraam (van iy2x3'A
meter) aangeboden. Dit raam, ontworpen
en vervaardigd door de heer W. Men
gelberg uit Zeist, stelt drie arbeiders
voor, die vanen met een Balatummotief
torsen. Op de rand komen kleine af
beeldingen voor, waarop onderdelen van
het productieproces van het bedrijf zijn
voorgesteld.
Het woord werd o.a. gevoerd door de
algemeen directeur M. H. Salvador Nol-
the. die zelf ook jubileert, de heer J.
Kranenconck, commercieel directeur en
de heer C. Loos, president van de raad
van commissarissen uit Brussel, 's Mid
dags werd een druk bezochte receptie
gehouden.
Het vertrek naar Nederland van de
gouverneur der Nederlandse Antillen
ir. L. A. H. Peters, die benoemd is tot
minister voor Uniezaken en Overzeese
Rijksdelen, is voorlopig vastgesteld op
29 Maart.
e populariteit van een boek is geen graadmeter voor de waarde er van. Do
65ste druk van „De Witte", van do winter verschenen ter gelegenheid
van de 65ste verjaardag van zijn geestelijke vader, Ernest Claes, bewijst
i_i j.z .J J M/\/Mv/I - ATorloi»?/i-n W htiifrvn rlo* nri WPro
niets anders dan dat de lezers in Zuid- en Noord-Nederland bijzonder op deze
roman gesteld zijn. Aangaande de kunstwaarde bewijst dit fabelachtig aantal
Nederlandse drukken niets. Wat men er, het boek en' het genre kennende, weer
wèl uit kan afleiden, is, dat-de brede lezerskring anno 1951 nog altijd smaakge-
voelig is voor de snaakse dorpsromantiek, die vóór en omstreeks de eerste we
reldoorlog in de mode was, maar die sinds jaren door de critiek niet meer als
toonaangevend wordt beschouwd.
Advertentie
ff
Mr. P. J. Oud, voorzitter van 't dagelijks
bestuur van de Volkspartij voor Vrij
heid en Democratie, heeft op de Vrijdag
te Utrecht begonnen tweedaagse alge
mene vergadering dier partij de ope
ningsrede gehouden. Ten aanzien van de
samenstelling van het nieuwe kabinet
zag mr. Oud de volgende vijf winstpun
ten: In het vorige kabinet zaten naast
slechts één man der derde macht drie
partijlozen. Thans is deze verhouding
precies omgekeerd. Naast drie aange
sloten leden van de derde-macht-partijen
is er maar één partijloze, die nog bo
vendien zijn sympathie voor de derde
macht niet onder stoelen of banken
steekt. De partijloze heer s* Jacob is aan
Marine en Oorlog vervangen door de
C.H.-heer Staf.
Tot dusver was de minister van Eco
nomische Zaken, de heer Van den Brink,
in feite de enige grote tegenspeler tegen
over de socialistische minister van Fi
nanciën. Thans krijgt hij ongetwijfeld
in zijn nieuwe collega Albregts een niet
te versmaden bondgenoot. En dat niet
alléén. Door de wijziging in de positie
van de heer Teulings, die van minister van
Binnenlandse Zaken minister zonder
portefeuille wordt, zal deze bewindsman
veel meer gelegenheid krijgen zich met
de economische en financiële problemen
bezig te houden. De heer Teulings had
in de jaren van zijn Kamerlidmaatschap
een open oog voor de gebreken der*
socialistische financiële politiek. Het kan
wel niet anders of de samenwerking van
deze drie katholieke bewindslieden zal
aan het kabinet op economisch-finan-
cieel gebied een gans andere inslag
geven. Dit is wintpunt nummer drie,
aldus mr. Oud.
Van niet minder groot gewicht is
de wijziging der bezetting van het
ministerie van Uniezaken en Over
zeese Rijksdelen. Eindalijk gaat de
heer Van Maarseveen vandaar heen.
Dat wil zeggen, dat de in Mei 1950
door onze fractie ingediende motie,
die ten doel had de heer Van Maar
seveen van dat departement te ver
wijderen, thans feitelijk wordt uit
gevoerd. Zo heeft tenslotte deze ver
worpen motie nog een groot succes.
Tenslotte verwacht ik met stelligheid,
aldus mr. Oud, nog een vijfde winstpunt.
Dat winstpunt betreft Nieuw-Guinea. Nu
een nieuw kabinet is opgetreden, be
staat aan het gedane aanbod om de
souvereiniteit op te dragen aan de Ned.-
Indon. Unie zelfs geen morele gebonden
heid meer.
De hele kwestie zal nu wel, zoals men
het genoemd heeft, in de ijskast gaan.
En mocht zij er onder het bewind van
het nieuwe kabinet toch nog uit moeten
komen, dan zal zij zeker niet worden
beslist, zonder dat de Kamer in de ge
legenheid zal worden gesteld daarover
haar oordeel te kennen te geven. We
derom in feite de erkenning van de
juistheid van een andere, door ons in
gediende, verworpen motie.
Spr, betreurde het dat de A.R. ondanks
hun instemming met het program, niet
hebben kunnen medewerken. „Ik geloof,
dat zij hier een fout hebben gemaakt en
ik heb allerminst de indruk, dat de be
slissing der leiding in hun kring alge
meen wordt gewaardeerd".
De heer Oud zei tenslotte ervan over
tuigd te zijn, dat het nieuwe kabinet
een heel wat sterkere combinatie zal
blijken te zijn dan zijn voorganger.
De „Haagse Post" is overgenomen door
de N.V. Uitgeversmaatschappij „Het
Periodiek" (J. J. Krop) te Delft. Het
blad zal op de oude voet blijven voort
bestaan.
Bij de huidige ouderdomsuitkering
wordt het niet mogelijk geacht, dat de
betrokkenen de verhoogde premiehef
fing voor de vrijwillige ziekenfondsver
zekering van f 0,63 op f0,80 c.q. f 1,26
op f 1,60 kunnen opvangen. Aangezien
hij het waarborgen van de nodige ge
neeskundige behandeling voor deze cate
gorie een absolute eis acht, heeft de
minister van Sociale Zaken gemeend de
kosten, die uit bedoelde verhoging
voortvloeien, ten laste van het Rijk te
moeten nemen. In een wetsontwerp tot
wijziging van de begroting van Sociale
Zaken voor 1950 is hiertoe een verhoging
van de post „kosten noodvoorziening
ouden van dagen" met f 1.300.000 voorge
steld.
Ernest Claes en Felix Timmermans
vormen voor menig lezer de toppunten
der Vlaamse vertelkunst. Zo zij ooit
ergens een toppunt hebben gevormd, in
de hedendaagse letteren doen zij dit
zeker niet. Men doet geen afbreuk aan
hun humoristische verteltalent, aan hun
verknochtheid aan dorpskerk en dorps
klok, of aan de oprechtheid van hun
Vlaamsgezinde hart, wanneer men op
merkt, dat zij en hun volgelingen de
zaak der Vlaamse literatuur slechts be
scheiden en beperkt hebben gediend. Ja
dat zij (maar dit ligt niet helemaal aan
hen) die zaak eerder hebben benadeeld
dan gediend, sinds Charelke Dop en
Pallieter aan Noord en Zuid de illusie
opdrongen, dat in hen de opperste
Vlaamse levensvreugde gestalte had ge
kregen. Op deze nationale faam zijn de
meeste Vlaamse schrijvers weinig ge
brand. Zij willen, naar Vermeulen's
woord, goede Vlamingen zijn om goede
Europeeërs te worden. Dit wil zeggen,
dat zij ook in de dorpsromans de hart
slag van de huidige wereld willen er
varen. Dat de dorps- en streekroman
sinds jaren in het discrediet der critici
is geraakt, ligt niet aan het gegeven,
maar aan de gezellig-schilderachtige
manier, waarop dit gegeven door de
school van Claes en Timmermans tot
„volkslectuur" werd en wordt verwerkt.
Claes en Timmermans hebben zelf aan
de degradatie van hun kunst meege
werkt, door tijdens de oorlog, toen alles
verkoopbaar was, oude en nieuwe boe
ken zonder enig critisch zelfrespect op
de markt te brengen. Dat heeft men hun
na de bevrijding kwalijk genomen. Op
zichzelf was er geen reden om hun iets
kwalijk te nemen, want in België be
stond geen Kuituurkamér waar schrijvers
bij aangesloten moesten zijn. Zij konden
min of meer vrijelijk publiceren, indien
de uitgever maar papier beschikbaar
had. Het bedenkelijke is slechts, dat dit
papier voor iedereen schaars beschik
baar was, behalve voor de aan hun
dorpsgrondje verknochte schrijvers,
wier werk zich enigszins liet invoegen in
de besmette theorie van „bloed en
bodem". En het bedenkelijke is, dat
deze schrijvers hun werk oogluikend
inderdaad lieten invoegen in die theorie
aldus grote oplagen halend, geldelijke
successen boekend en een literaire
machtspositie veroverend, waar zij naar
eerste aard en aanleg geen recht op had
den.
Overigens ligt aan deze gang van
zaken een ingewikkeld stuk Vlaamse
emancipatie- en taalpolitiek ten grond
slag, hetwelk hier niet zo in enkele
regels uit de doeken kan worden ge
daan. Wij zouden er de pijnlijke trek
jes ook niet hebben aangewezen, indien
de nieuwste roman van Ernest Claes
ons er niet toe had verleid.
In deze roman, getiteld „Daar is een
mens verdronken" komt een bijfiguur
voor, die rechtstreeks niets'met de gang
van het verhaal te maken heeft, maar
die alleen als contrast, als ten onrechte
gehangen Barbertje, dienst moet doen.
Deze bijfiguur is de dorpsonderwijzer
Meester Noteleirs. Hij is weduwnaar.
Zijn enige zoon sneuvelt als braaf sol
daat aan de Yser (de roman speelt ge
durende de eerste wereldoorlog). Mees
ter Noteleirs is een zeer vroom en zwaar
beproefd man. Hij is flamingant, d.w.z.
hij is in zijn hart meer Vlaming dan
Belg. Hij heeft op de Guldensporendag
van het jaar 1917 tot de schoolkinderen
gezegd, „dat de scheiding van Noord en
Zuid, in 1830, als een betreurenswaardig
feit in de geschiedenis der Nederlanden
móest beschouwd worden".
„En hij heeft tijdens de oorlog in de
Gazet van Brussel artikeltjes over de
schoonheid van de Vlaamse taal geschre
ven. Hij was een vurige Vlaming; geen
activist, geen meeheuler met de Duitsers.
Het trof ongelukkig voor hem, dat de
Duitsers zich voor hun eigen doeleinden
meester maakten van de Vlaamse Bewe
ging; zij vervlaamsen de universiteit van
Gent op 26 October 1916. De goede Vla
mingen, die daar al jaren tevergeefs
voor hebben gestreden, juichen. De goede
Belgen zijn kwaad, verontwaardigd;
spreken van landverraad. Een groot
woord in een taalkwestie, die zich nu
eens te meer als een levenskwestie van
hard tegen hard laat aanzien. „De goede
Vlamingen laten manifesten van goed
keuring verschijnen. De goede Belgen
laten manifesten van afkeuring verschij
nen. De Belgische regering zit rustig toe
te kijken vanuit een Franse stad en
verklaart: de goede Vlamingen zijn alle
maal hun decoraties kwijt. De soldaten
op het front vechten en sterven voor de
vrijheid, nu dit de laatste van alle oor
logen is. Vlaanderen."
En na die laatste van alle oorlogen
komen twee gendarmen meester Note
leirs gevangen nemen, omdat hij fla
mingant is.
Claes' eigen persoon in hel geding
Ernest Claes romantiseert in de ge
schiedenis van deze onberispelijke bij
figuur een brokje Belgische tragiek,
waar hij, de vijfenzestigjarige, met zijn
ervaring van tweemaal een Duitse be
zettingstijd, persoonlijk achter staat.
Enerzijds is het een ietwat zielige ver
dediging van eigen standje; anderzijds
is het een mannelijke verklaring van
wat Claes op zijn hart heeft. Door een
dergelijke dubbelhartigheid, tweeslach-
Advertentie
Waarom tijd verliezen door bui
tenshuis les te nemen? Maak
het V gemakkelijk en studeer
thuis, op elk ogenblik, dat V
past.' De Bekende Schriftelijke
Cursus Resa-Hilversum is altijd
„bi; de hand". Opleiding voor
Lagere en Middelbare Akten, te
vens voor Frans, Duits en Engels
en Nederlands M.O.A. Wiskunde
M.O. en Boekhouden M.O. Ons
nieuwe prospectus geeft V alle
inlichtingen.
Uit het
Engels
vertaald door
DICK
OUWENDIJK
62)
„Dat is zo, gnadiges Fraulein. Op het
ogenblik probeert hij aan zijn wroeging
te ontsnappen door zich een roes te drin
ken en door te weigeren zijn moeder te
zien. Maar op die manier ontsnapt hij
er niet aan en nooit. U moet proberen
hem dat aan zijn verstand te brengen
Ik heb het geprobeerd, maar tegenover
mij verliest hij dadelijk zijn geduld. Met
u is dat misschien anders. Morgen moei
hij trouwens nuchter zijn voor het offi
ciële onderzoek: hij is de hoofdgetuige"
„Wie is de andere?"
„Een jongeman, een Oostenrijker, die
hem na het ongeluk geholpen heeft. Hij
klom met zijn zuster en haar man en zij
zagen, bij de Hütte door hun verrekij
ker het ongeluk gebeuren. Hij was al
weer op weg naar omlaag toen Francis
om hulp riep".
„Waar is Francis nu, denkt u?"
„Hij zit ofwel in een café in de stad
of hij zit te drinken op zijn kamer. Maar
zelfs al is hij thuis, gnadiges Fraulein,
dan geloof ik toch, dat u niet moet
proberen met hem te sprekeni". Zijn
stem klonk zeer bezorgd.
„Maar Lady Sable zal hem toch wil
len zien".
„Ik zal haar zeggen, dat de dokter
hem een poeder heeft gegeven om te
kunnen slapen, en. dat het beste zou
zijn als hij niet voor morgenochtend ge
stoord werd. Wanneer Lady Sable dan
tot morgen haar kamer houdt
Het kostte weinig moeite Dorothea te
overreden haar kamer te houdén; zij
wenste niemand te zien. en zij accep
teerde Johann's verhaal omtrent Fran
cis en diens kunstmatige slaap.
's Morgens ging Johann naar Francis'
kamer. Hij vond hem geheel gekleed
op bed liggen. Hij had een razende
dorst en vvelde zich verschrikkelijk ziek.
Hij had het gevoel, dat hij, als hij niet
dadelijk iets te drinken kreeg, gek zou
worden: hij probeerde juist zich zover
te krijgen dat hij overeind kon komen
en weer naar beneden naar het café
gaan, toen Johann binnentrad. Hij had
koffie en broodjes meegebracht en een
kan heet water.
„Als je misschien sterke zwarte koffie
hebt meegebracht, neem ze dan maar
weer mee terug", zei Francis boos.
Johann plaatste het blad op een stoel
naast het bed en droeg het hete water
naar de wastafel.
„Vanmorgen is het officiële onder
zoek. We moeten er om twaalf uur zijn.
Je moeder en Miss Lester zijn hier en
verwachten, dat je met hen meegaat. Ik
heb wat warm water meegebracht, zo
dat je je kunt scheren".
„Loop naar de hel, wat 'n service, hè?
Maar er is één ding, dat je vergeten
hebt cognac".
Jc-hann zei vlug: „Als je begint met
scheren, zal ik wel even een glas ha
len".
„Een glas? Ik heb een. hele fles nodig
en dadelijk. Als ik die hier niet krijg
dan maar ergens anders, maar als ik
daarvoor er uit moet komt er van sche
ren niets".
„Ik ga het wel even voor je halen".
Johann ging de kamer uit en Francis
richtte zich op, steunend op een elle
boog. God, ik voel me afschuwelijk, dacht
hij. Hij zwaaide zijn voeten over de
rand van het bed en werkte zich over
eind; hij stond gebogen over de was
tafel en keek in de spiegel, die er bo
ven hing. Geboeid staarde hij zichzelf
aan. Merkwaardig hoe een, baard een
gezicht kon veranderen. Maar zelfs
zonder de rode stoppelbaard leek het
gelaat, waar hij naar keek. niet zijn ge
laat te zijn. Het zware drinken gedu
rende twee dagen had hem een opge
blazen uiterlijk gegeven. Ik zie er walg
lijk uit, dacht hij, en ik moet van
morgen nog mijn moeder ontmoeten, en
de deugdzame Miss Lester. Hij goot
water uit de kan in de waskom en
tastte tussen het toiletgerief op de was
tafel naar zijn scheerkwast. Toen Jo
hann met een glas cognac terug kwam,
was de ergste stoppeligheid van zijn
baard reeds verdwenen.
Johann had een groot glas meege
bracht, omdat, zoals hij wel begreep,
een klein geen zin had. Francis greep
het van het blad, waarop Johann het
behoedzaam droeg, en dronk het in één
teug leeg. Het was vloeiend vuur; het
brandde in zijn keel, maar daarna ver
spreidde zich in hem een warme gloed.
Het gaf hem precies voldoende moed
om door te gaan met scheren en zich
aan te kleden, naar beneden naar het
café te gaan en daar voldoende te
drinken om zijn moeder en Sue te kun
nen ontmoeten.
Toen hij klaar wac mei scheren
meende hij, dat hij er eerder ziek dan
afstotend uitzag. Hij wisselde zijn klim-
costuum voor het elegante sportpak,
dat hij had gedragen toen hij nog met
Cathryn in Wenen was. Een bad zou
hem goed gedaan hebben, dacht hij, een
koud bad, maar daar was die noodzaak
om zich met drank vol te gieten
Nadat Johann het glas cognac aan
Francis had gebracht was hij onmid
dellijk weer heen gegaan, teneinde Sue
te waarschuwen.
Toen Francis beneden in de kleine
donkere hall kwam, zag hij haar voor
de barometer staan. Op het geluid van
zijn voetstap draaide zij zich om en
haar hart begon vlugger te kloppen. Hij
zag er nog altijd elegant uit, vond zij,
hoewel hij door de wallen onder zijn
ogen en de lichte opgeblazenheid van
zijn gezicht die fijnheid van gelaats
trekken verloren had, welke zijn groot
ste physieke aantrekkelijkheid uit-
mddkt6>
Hij was een aan lager wal geraakte
Francis, maar hij bleef Francis Sable,
elegant en charmant.
Hij schonk haar een glimlach en gaf
haar een hand.
„Aardig van je om te komen", zei
hij. „Hoe gaat het met moeder?" Toen,
voor zij kon antwoorden, „maar laat
ons hier niet blijven staan praten. La
ten we naar het café verderop gaan ert
daar iets drinken we hoeven pas
over een uur weg en ik heb nog heel
wat met je te bespreken".
Het was beter, dat zij met hem mee
ging, dan dat zij hem alleen liet gaan
en alleen liet drinken, dacht zij. Mis
schien was hij al over zijn drank-manie
heen? Zijn houding leek volkomen nor
maalZij begon zich reeds af te
vragen of Johann niet overdreven had.
(Wordt vervolgd)
De Vlaamse schrijver Ernest Claes
tigheid, of beter tweeledige intentie,
wordt ook de na-oorlogse roman van
Gerard Walschap „Zwart en Wit" ge
kenmerkt. Beide auteurs, hoezeer ook
verschillend van elkander, zijn zich
pijnlijk bewust van de onrechtvaardig
heden der wereld waarin zij leven. Zij
pijnigen hun gevoel van eigenwaarde
met de wetenschap, dat in een Belgische
oorlog flamingant zijn erger is dan
zwarthandelaar zijn.
In zijn roman „Daar is een mens ver
dronken" beschrijft Claes de carrière en
het trieste einde van de zwarthande
laar Dore Haerschalck. Het geheel is
een dorpsgeschiedenis, ja, in de bekende
overjarige trant; maar toch is het een
geschiedenis die ver boven het schil
derachtige dorpsbelang uitgaat.
Wellicht kan men deze roman wel als
het beste, rijpste, meestzeggende werk
van Ernest Claes beschouwen. Zijn stijl
is nuchterder geworden. Zijn visie op
het leven meer-omvattend. Literair-
historisch gesproken heeft hij een stap
teruggedaan: naar het naturalisme. Hij
ziet nu een noodlotslijn door het leven
lopen, of als dit te akelig klinkt; een
lotslijn. Wij lopen die lijn passief ten
einde; slechts een enkele maal verbazen
wij ons over haar grillig verloop.
Claes onderbreekt zijn verhaal herhaalde
lijk, om de lezer er op te wijzen, dat hij
slechts een geval uit duizenden gelijklui
dende gevallen beschrijft: de voorgeschie
denis van een achtregelig krantenbericht
uit de rubriek Gemengde Berichten Bin
nenland: „Daar is een mens verdronken".
Zo begon dat bericht. Zelfmoord?
„Onder de mensen die er bij stonden,
toen men het lijk uit het water ophaalde,
waren er die verklaarden, dat hij er niet
uitzag als iemand die zich verdaan had.
Waarop ze die mening steunden, weet ik
niet, maar het wijst er op dat men, onder
dc eerste indruk, niet zulk een wanhoops
daad van die man scheen te hebben ver
wacht. Wie kan het weten? Trouwens, het
noodlot van een mens ligt niet in dat éne
moment van zijn leven, waarop men er de
uiteindelijke voltrekking van ziet; dat nood
lot heeft hij heel zijn leven meegedragen,
het is in hem geboren als een verborgen
kwaal die jarenlang onopgemerkt zijn li
chaam ondermijnt eer zij het hart stil-
legt. Wij hebben slechts een zeer zwak
vermoeden van het eindpunt, waarheen de
dingen die met ons gebeuren, ons zullen
drijven; de problemen, die wij ons stellen,
of die voor ons oprijzen, krijgen vaak een
andere oplossing dan die welke wij hadden
verwacht. Dat geldt voor de eenvoudigste
sterveling als voor de hoger ontwikkelde".
En verderop in de inleiding verklaart hij
„Wij kunnen soms wel positief op ons leven
inwerken, het leiden in een richting, maar
een man als Dore Maerschalck, zoals de
meesten van zijn soort, kan of doet dat niet,
omdat ze nooit de innerlijke motieven van
hun doen overwegen, alleen de impulsen van
hun begeerte of van hun hartstocht vol
gen
Met nog een citaat (blz. 144) is de ach
tergrond van deze roman duidelijker te ma
ken: „Alles wat er gebeurt en nog ge
beuren zal in het bestaan van Dore Maer
schalck, van Jeanne, van Otto, van Carl,
en ja, ook van Meester Noteleirs, is het
onafwendbaar gevolg van wat gebeurd is,
van de verlangens die hen hebben gedreven,
van de gedachten die zij hebben gevoed. Aan
zijn lot ontsnapt geen mens. Er is geen toe
val, er is geen straf voor kwaad en loon
voor goed, er is geen loontje om zijn
boontje, er is alleen de onverbiddelijke weg
van onze bestemming, van het voortvloeien
onzer daden de ene uit de andere, zoals de
Schepper dit op het voorhoofd van ieder
schepsel heeft getekend. Geen daad staat
op zichzelf, de continuïteit is geheel".
Is dit Claes of Strindberg? Weg hu
mor, weg blijmoedigheid, weg vrije
wilofschoon niet helemaal: „wij
kunnen soms wel positief op ons leven
inwerken.... indien we de inner
lijke motieven van ons doen overwe
gen." Maar al is er dan niet direct spra
ke van een grauw en voor christenen
onaanvaardbaar determinisme, de
schrijver predikt hier wel een soort
van sombere voorbeschikking waaraan
nauwelijks iets te veranderen valt. Het
is hierom dat het boek voor lezers met
een nog niet rijp onderscheidingsver
mogen minder geschikt zal zijn.
Het leven als continuïteit: hiermee
houdt Claes zich in zijn nieuwste roman
op werkelijk overtuigende wijze bezig.
Met zijn stap terug in de literatuur
historie heeft hfj zich eigenaardig ver
nieuwd, ook al maken vroegere levens
verhalen van zijn hand, zoals „J er oom
en Benzamien" en vooral „Clementine",
achteraf gezien, deze vernieuwing niet
zo verbazingwekkend als zij schijnt.
NICO VERHOEVEN
Uitg. Winants, Heerlen.