vm m GFHH.Ii EN HET BRUGSE GAZETJE „T JAAR 30" 1 Tussen neus en dl 9 pen Laat heb ik II bemind Beloken Pasen KATH. FILMCONGRES IN UTRECHT E BIC DE KIOOUMAN: "DE TWINTIG Bij de vierdelige dundrukuitgave van Gezelle 's dichtwerken De Vlaamse Taalstrijd Overpeinzingen iimtutrr* STUDIECENTRUM Positieve keuring, vorming van het publiek, samenwerking met filmbedrijf DE PRINS BEPLEIT SAMENWERKING LITERAIRE KRONIEK Operavoorstelling niet doorgegaan "O door ETHEL MANNIN ZATERDAG 31. MAART 1951 PAGINA 3 OUD-MINISTER BONGAERTS Commandeur in Orde van H. Gregorius de Grote ✓o KATHOLIEKEN "/234t- Kiest het en|9® Nederlands Schriftelijk Postbus 4 - Culemborg Tussen Nederland en Urugay SPOEDIG NIEUW KABI- NET IN SURINAME? „Dorsetshire" met militairen uit Indonesië vertrokken UW LERAAR KOMT, WANNEER HET U SCHIKT Theo Baylé weigert het toneel te verlaten van Snorrebor I Nieuwe geruchten over vertrek Am. ambassadeur r* Haal de Snkcï spons er over! Trein des doods Rode generaal De laatste der Mohikanen De rijke weelde van onze geestelij ke' wedergeboorte, dat wil zeg gen: de blijde viering daarvan op het hoogheilig Paasfeest, ligt nu weer achter ons. God geve, dat dit feest in onze harten een totale inkeer en om keer heeft bewerkstelligd. Het zou ech ter van een beslist verkeerd begrip getuigen, wanneer wij die genadenuit- deling tot een louter persoon 1 ij- k e ervaring zouden beperken. Want daarmee miskennen wij het algeme ne karakter van Christus' altijd werkend verlossingsmysterie. Zijn dood en verrijzenis hebben in de volle zin van het woord een nieuwe wereld ge schapen, waarin het de mens weer mo gelijk is het hem gestelde bovennatuur lijke levensdoel te bereiken. Wij kunnen ons niet beroepen op on wetendheid over Gods heilsplannen met de mensheid. De goddelijke openbaring immers heeft ons volledig ingelicht over de gevolgen van de eerste zondeval, evenals over de daardoor ontstane on derworpenheid aan de heerschappij van de duivel. De verlossende menswording van Christus leert ons, hoe de oorspron kelijke verhouding van schepsel tot Schepper in beginsel werd hersteld, en Jesus' leer over het doel van ons le ven en de middelen om dit te bereiken, laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Aan de door Hem gestichte Kerk, Waarin Hijzelf onder ons op aarde blijft voortleven, zijn deze openbaringsgege- vens toevertrouwd om ze ongeschonden te bewaren, aan alle mensen te verkon digen en met onfeilbaar gezag nader te verklaren. De werkelijkheid van onze verlossing omvat zodoende in beginsel de be vrijding van de hele wereld uit de macht van duivel, zonde en dood, de vervulling van de goddelijke openba ring en de stichting van een bovenna tuurlijk heilsinstituut: de Kerk, waar van het lidmaatschap door Christus als algemene regel geëist wordt voor het deelhebben aan de vruchten van Zijn verzoenend Kruisoffer. Ondanks de oneindige verdiensten van het bevrijdende Offer van Calvarië. betekent dit evenwel niet de auto matische heiliging van mensheid en wereld, maar uitsluitend het schep pen van een nieuwe toestand, waarin elke afzonderlijke mens de voor waarden voor zijn persoonlijke heili ging en het bereiken van zijn bovenna tuurlijke eindbestemming aanwezig vindt. Het is de taak van de Kerk en van haar leden de blijde Verlossingsbood schap te doen uitgroeien tot een wereld omvattend bezit van de h e 1 e mensheid, zoals, naar Christus' woord, het mos terdzaadje uitgroeit tot een boom, waarin de vogels nestelen. Hiermee is de apostolische plicht van Kerk en Christenen duidelijk gegeven, en daarop moeten wij ons, na de boven natuurlijke. innerlijke verrijking van het voorbije Paasfeest, in diepe ernst bezinnen. Wanneer wij dat goed willen be grijpen, dienen wij uit te gaan van het bewustzijn, dat wij, zelf onvoltooide en zondige wezens, le ven in een wereld, die wij verder heb ben te ontwikkelen en te vervolmaken. Het goddelijk heilsplan is één onver breekbaar, samenhangend geheel, dat zowel onze bovennatuurlijke roeping als onze tijdelijke bestemming op aar de, met al haar rechten en plichten, op gelijke wijze omvat. Hieruit volgt, dat dezelfde mens, met hetzelfde aantal en soort talenten en gaven, zowel een natuurlijk-menselijk als een bovennatuurlijk-christelijk leven moet leiden. Met dien verstande, dat beide terreinen van werkzaamheid aanvullend en veredelend in elkan der g r ij p e n. om zo uiteindelijk te komen tot een harmonieuze eenheid van ideale menselijkheid en ver bondenheid met God. Het spreekt van zelf, dat de geopen baarde, goddelijke waarheid over de juiste situatie van de mens hier op aarde en zijn eeuwig doel. waarvan de Kerk de behoedster is, bij mogelijke conflicten tussen de eisen van geest en liehaam, van genade en natuur, de doorslaggevende factor moet zijn. Om dat „de onder ons voortlevende Chris tus" het enig afdoende en alles beslis sende antwoord kan geven op het altijd roerige mysterie van het kwaad. Onze tijdelijke werkzaamheid, hoe goed en nuttig ook in zich, zal steeds het positieve kenmerk van middel tot het doel moeten bezit ten. De zuiver negatieve verhou ding tan geen-beletsel-zijn beant woordt niet aan de door de H. Geest geïnspireerde verklaring van Christus' bedoeling: „Hetzij gij eet of drinkt, doet alles ter liefde Gods". Volledig Christen-zijn, d.w.z. de on eindige mogelijkheden van het Verlos singsmysterie in eigen leven verwezen lijken, kan niet beperkt blijven tot het uitsluitend naleven van de geboden en verboden van de Kerk. Het Christendom, en het Christendom alleen, bevat de richtlijnen van het hele menselijke leven, zoals dat in fei te behoort te zijn. Zowel voor de louter persoonlijke levenshouding van ieder af zonderlijk als op het gebied van de cul turele, sociaal-economische en politieke orde. Ofschoon deze laatste activiteiten niet in rechtstreeks verband staan'met het einddoel der Schepping, en dus in eerste instantie aan menselijke inspanningen, studie, overleg en organisatie, zijn overgelaten, heeft de Kerk, krachtens goddelijke opdracht, hier wel degelijk een taak te vervullen, daar zij verant woordelijk is voor de beveiliging der geopenbaarde, eeuwige waarden. Wanneer haar leiding wordt afgewe zen. voert dit onvermijdelijk tot een noodlottige verzwakking en ontering der waardenschaal, daar wij dan niet boven de louter menselijke verworven heden der wetenschap uitkomen, m.a.w. niet uitkomen boven een naturalistisch humanisme. De alle gezonde orde verstorende ge volgen van zulk een levenshouding, ge tuige de jongste geschiedenis, bewijzen alleen reeds de onmisbaarheid van het Christendom voor het welzijn van we reld en mensheid. l. Vrijdagmiddag heeft mgr. Paolo Giobbe een bezoek gebracht aan oud minister ir. M. Bongaerts, wie hij in zijn woning aan het Bezuidenhout de Pauselijke mededeling overhandigde van de benoeming tot Commandeur in de Orde van de H. Gregorius de Grote van de Heilige c'toel. De Pauselijke In ternuntius prees bij deze gelegenheid de grote verdiensten op sociaal, chari tatief en paedagogisch terrein van de geridderde, die o.m. hoofdingenieur was bij de directie van de Waterstaat, vele jaren voor de R.K. Staatspartij lid was van de Tweede Kamer, optrad als curator van de Tilburgse Hogeschool en regent van het Katholiek Zieken huis te Den Haag. Alle kinderen en kleinkinderen van de 76-jarige woon- den de plechtigheid bij: ook gaf van zijn belangstelling blijk mgr. Op de Coul, directeur van het Katholiek Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding, die een buurman is van ir. Bongaerts. (Van onze correspondent) Om noódzakelijkheid, programma en werkwijze der Katholieke Film Actie' onder de aandacht en binnen de sfeer van beraad van alle bij enigerlei katho lieke filmactiviteit betrokken instanties te brengen, heeft de K.F.A. een twee daags congres georganiseerd, dat giste ren te Utrecht is geopend. Op de och tendbijeenkomst, die het karakter droeg van een algemene vergadering, heeft dr. J. M. L. Peters, directeur van het Lan delijk Bureau der K.F.A. en van de Stichting Katholieke Film Centrale, ge sproken over „Noodzaak, program en werk der Kath. Film Actie". Deze nood zaak, aldus spr., vloeit voort zowel uit de houding van het publiek, als uit de films zelf en de daarvoor gemaakte reclame. Deze noodzaak brengt ook ver plichtingen met zich mee voor de Kerk, de overheid en particulieren, verplich tingen, die niet slechts tot een bescher mende houding moeten leiden, maar ook een positieve actie in zich bergen. Daartoe behoort allereerst een posi tieve keuring, welke een correctie en aanvulling op de (negatieve) toelaat baarheidskeuring is, doch tevens een beroep doet op de eigen verantwoor delijkheid van de bioscoopbezoekers. Daarnaast behoort tot de positieve actie de rechtstreekse „filmvorming" van het publiek en met name van de jeugd, omdat in het leven van de moderne mens de film thans zo'n grote rol speelt. Tenslotte moet men er naar streven om door samenwerking met het film bedrijf, door propaganda en financiële faciliteiten ja, eventueel door een katholiek distributie-apparaat de bioscopen van waardevolle films te voor zien. Komende tot de werkzaamheden der K.F.A., meende spr., dat quaesties als keuring, kadervorming, coördinatie met andere acties e.d. op landelijk niveau liggen, waarbij echter alleen plaatselijke K.F.A.-kernen effectuering (goed) moge lijk maken. Daarentegen kunnen activi teiten als filmvorming der rijpere jeugd, studiegroepen, etc., slechts binnen plaat selijk verband succes opleveren. Ook het geld voor de landelijke actie zal door plaatselijke activiteit moeten worden saamgebracht. Met een appèl aan het Advertentie PrincipiëelKatholiek 'O. onderwijs bij het <L E V> o.l.v. de Paters Augustijnen Zeer groot oantal studiemogelijkheden Vraagt nog heden gratis prospectus onder vermelding van T 6 Vrijdag heeft Prins Bernhard een be zoek gebracht aan de militaire vlieg- sehool „Escuela Militar de Aeronautica" te Montevideo. Bij dit bezoek was de president van Uruguay, Martinez True- ba, aanwezig. De Prins en majoor Son- derman kregen de onderscheiding uit gereikt Honoris Causa Uruguays Mili tair Vlieger" en om te bewijzen, dat het niet alleen een eretitel is, stapte Prins Bernhard in een linktrainer en stuur de tien minuten op aanwijzingen van de instructeur. Vrijdagavond heeft Prins Bernhard een diner aangeboden aan de president van de republiek, bij welke gelegen heid de Prins een rede hield. Hij zei o.a.: Ik ben zeer dankbaar, mijnheer de president, voor uw gastvrijheid en ik dank u zeer hartelijk voor de beminne lijkheid, die u mij heeft betoond. Het spreekt vanzelf, dat ik die niet opvat als een hulde aan mijn persoon, maar veeleer als een bewijs van genegenheid voor het Nederlandse volk, dat trouw aan zijn democratische beginselen pas enige jaren van ware rampspoed heeft doorgemaakt en dat zich thans op de moeilijke weg van de wederopbouw be vindt. Deze taak wordt tot stand ge bracht binnen de normen, die u allen zo dierbaar zijn, namelijk de eerbied voor de menselijke persoon: gerechtig heid en vrede. Niets zal mij méér behagen dan tot een culturele en economische toenade ring tussen Uruguay en Nederland te komen, cultureel teneinde althans een permanente uitwisseling van publica ties tot stand te brengen, economisch teneinde te komen tot een intensivering van het handelsverkeer, die niet zal nalaten ten voordele uit te vallen van onze beide landen. Prins Bernhard heeft Vrijdag een be zoek gebracht aan de estancia „San Pedro de Timote", ongeveer 160 km. van Montevideo. De Prins werd bij aan komst ingehaald door als cowboys (gauchos) geklede bewoners van de estancia, gewapend met Nederlandse en Uruguayse vlaggen. Het geheel vormde een kleurrijk schouwspel, dat een hoogtepunt vormde van het bezoek aan Uruguay. In de schilderachtige omgeving luis terde de Prins, gezeten onder de palm bomen, naar guitaarmuziek, waarop volksdansen werden uitgevoerd door jongens en meisjes uit de omgeving. Al luisterend at de Prins aan het spit ge braden vlees. Vervolgens werd een demonstratie gegeven van het berijden van wiide paarden, waarbij Prins Bern hard naar hartelust filmde. Bij het verlaten van de estancia schonk de gastheer de Prins een paard. D«. kabinetformateurs van Suriname, Lim a Po en Findlav hebben aan het A.N.P. medegedeeld, dat zij de volgende week gereed hopen te komen met de vorming van een nieuw kabinet. Zondag zal de laatste bespreking worden ge voerd met dr. Buiskool over diens even tueel toetreden tot het kabinet. Het troepenschip „Dorsetshire" is 28 Maart j.l. met repatriërende militairen uit Indonesië naar Nederland vertrok ken. Aan boord bevinden zich de vol gende gesloten onderdelen van de Kon. Landmacht: de 43e crampaenie aan- en afvoertroepen, het 43e zelfstandige ver kenningseskadron. voorts delen van het 435e bataljon infanterie en van het 436e bat. infanterie alsmede individueel re patriërende militairen van de Kon. Landmacht en van het voormalige 'K.N.I.L, totaal 534 passagiers. verantwoordelijkheidsgevoel van alle katholieken daar de K.F.A. naast actieve leden ook sympathisanten nodig heeft besloot dr. Peters zijn inleiding. In de middaguren sprak op een sec tievergadering de hoofdredacteur van het Kath. Ned. Persbureau, de heer H. B. A. M. Kemna, over „Wenselijkheid en mogelijkheid van een filmpersdienst". Spr. vond voor zijn betoog, dat uitging enerzijds van het katholiek „absenteïs me" in de filmwereld (tegenover, in Nederland althans, pers en radio) en anderzijds van de practische onmogelijk heid voor vele provinciale-, streek-, jeugd- en opvoedingsbladen óm een ge specialiseerd filmredacteur te hebben, zeker geen onwelwillend gehoor. In het debat bleek men echter ten aanzien van de financiële en organisatorische voor waarden ter verwezenlijking zeer pes simistisch gestemd. Voor de sectievergadering van de Ver. van Ned. Gemeenten voor gemeenschap pelijke filmkeuring op kath. grondslag sprak tenslotte de heer A. H. B. Briels, adj.-dir. der K.F.A., over „Negatieve en positieve filmkeuring". l 4. In een matig tempo rijden zij uur na uur voort. Slechts nu en dan wordt een enkel woord gewisseld. De Noorman is met zijn gedachten voortdurend hij het nieuwe gevaar, dat zijn land bedreigt. Wat denkt hij te vinden in die onbekende strekenHij weet het niet. Kan hij iets uitrichten tegen de krachten van de natuur? Pum-Pum denkt met spijt aan Erwin. Maar zijn teleurstelling komt op de achter grond bij het vertrouwen, dat de meester hem nu weer schenkt. Langzaam begint het landschap te veranderen. Eenzaam was het reeds van het begin van deze tocht af. Geen menselijk wezen heeft hun pad meer gekruist. Maar het terrein wordt ongemakkelijker, het pad, dat zij volgen, smaller. De verlatenheid van deze wilde natuur begint hen aan te vallen. Er hangt een beklemming in de lucht, die iets heeft van een waarschuwinghier, vreemdelingen, zijt gij niet welkom! De stilte wordt angstaanjagend. Geen vogelgesjirp wordt meer gehoord, geen wiek slag in de ijle lucht. Daar rijden zij, de koning en de dwerg, met slechts de doffe klank van de hoeven der rijdieren in de oren Pum-Pum komt er diep van onder de indruk. Zeker, hij voelt zich wel gerust naast zijn grote meester, maar er is iets onbehaaglijks in hem, iets dat hem toch angstig maakt Huiverend trekt hij 'met de schouders en slaat van terzijde een blik op de Noorman. Meester wel goede richting gaan?" vraagt hij voorzichtig. Hij wendt de ogen van Eric af en gaat voort: „Niet beter eerst naar burcht en met veel mannen nevel zoeken later?" De Noorman schrikt op uit zijn gepeins. Met een toegeeflijke glimlach ziet hij op de kleine man neer. Maar dan schudt hij vastberaden het hoofd. „Neen, Pum-Pum!' Wij mogen zoveel tijd niet verliezen. Wij moeten vooruit, naar waar de nevel is, voor het misschien te laat is!" T~\ e nieuwe dundrukeditie van Guido Gezelle's Dichtwerken, tekstbe- J zorging, inleiding en lexicon van de hand van prof. dr. Frank B au r verdient onze hartelijke belangstelling. De uitgave bestaat uit vier delen, in soepel blauw linnen kaft gebonden, handig formaat; zij is aangenaam lees baar en in haar geheel werkelijk keurig verzorgd De delen I en II bevatten Gezelle's Dichtwerken, gevolgd door een glossarium verklarende woordenlijst) van het West-Vlaams idioom, dat Gezelle uit de levende taalrijkdom van zijn om geving opdook en waarmee hij zijn poëzie nieuw leven inblies. Dit glossarium, getrokken uit het omvangrijke Gezelle-lexicon van Baur, leert ons, dat aafsch ruw, wrevelig en dat baaike trui, onderlijfje. Het gebruik van deze woorden, die wij tegenwoordig juist als bijzonder schilderachtige en plastische elementen in Gezelle's poëzie waarderen, vormde in vroeger dagen h t argument, waarmee de critiek de Brugse dichter te lijf ging: hij was maar een dialectschrijver, een „taalparticularist." v Natuurlijk was dit argument niet ge rechtvaardigd. Maar het laat zich in het licht der tijdsomstandigheden toch wel enigszins begrijpen. In het jonge Vlaams-Waalse koninkrijk België was tijdens Gezelle's leven (van 1830 tot 18991 een enorme politiek geïnspireerde taalstrijd aan de gang. Vlaanderen, na een eeuwenlange halfslaap weer wakker geworden, zag zich door verfransing be dreigd. Frans was de cultuurtaal; Frans waren de nieuwe liberale denkbeelden; Frans georiënteerd was de regering in Brussel. Het Vlaams was niet veel meer dan een regionale voertaal, waarvan de her opbloei tot cultuurtaal van hogerhand bot werd tegengewerkt. Toen Vlaande ren ontwaakte en zich op zijn bescha vingstraditie wilde bezinnen, moest het teruggrijpen naar de verre middel eeuwen naar de leeuw van Vlaanderen, naar de Gentse Klauwaerts, naar de glo rie van de stapelplaats Brugge aan het (verzande) Zwin. naar Jacob van Maer- lant. de dichterlijke schepenklerk van Damme, naar Jan van Ruusbroec, de mystieke kok uit het Soniënbos, naar Willem en Aernout, de scheppers van t Vlaamse epos Van den Vos Reinaerde. Tussen die bij uitstek Vlaamse mid deleeuwen en het jaar 1830, het jaar van de Belgische Opstand, lag een kloof, een hiaat, een uitgestrekt minderwaar digheidscomplex, zó deprimerend, dat de jonge Vlaamse schrijvers heel simpeltjes van voren af aan moesten beginnen hun Vlaamse volk zelfbewust en mondig te maken. Een cultuur bouwt voort op tradities. Het nieuwe wortelt in het oude reageert op het oude. De Vlaamse wortels lagen eeuwen diep verscholen en waar moest de nieuwe Vlaming, gloednieuw Belgisch onderdaan, op rea geren? Op alles en iedereen die er op uit was het Vlaamse minderwaardigheids proces te bestendigen en te verergeren. Eenmaal ontwaakt ging het Vlaanderen om een er op of er onder, om mondig v/orden of verfransen. Vlaanderen moest op de eerste plaats weer leren lezen. Een taal die gelezen wordt is een taal Advertentie leder ogenblik, wanneer U zin en tijd hebt, staat Uw prima privé-leraar tot Uw dienst: de Bekende Schriftelijke Cursus Resa-H ilversum regelt zich naar U. Het instituut met de meeste geslaagden voor Hoofd akte A en B Handelskennis L.O., Wiskunde L.O., Frans, Duits en Engels L.O. en andere officiële examens.Vraag ons prospectus 1951. Guido Gezelle die recht heeft om gesproken te wor den, ook waar het zaken van gewicht, bijvoorbeeld in de Kamer van Afge vaardigden en bij het onderwijs, betreft. Het was Hendrik Conscience van Ant werpen, die de Vlamingen weer leerde lezen. Emanuel de Bom schrijft in zijn boekje „Het levende Vlaanderen" (19.17) hierover: „Zoals in omwentelingstijden een hevige redevoering de gemoederen op zweept, zo joeg de Leeuw van Vlaan deren de heilige rilling door het luie Vlaamse lijf dat eeuwen had geslui merd. En, was het jaren lang in on verschilligheid en armoedige onmon digheid in 't duister neergezegen ge weest, had het vroeger als de draak uit Siegfried op iedere por om het te wekken geantwoord met een verveeld „Laat me slapen", Conscience het Geweten kwam, en het Vlaamse dier rekte zijn schonken: en het was wakker. En Conscience zorgde er voor, dat hij ons door zijn vertelsels de vaak uit de ogen hield". En toen kwam Guido Gezelle. Als dichter leverde hij zijn blij vende bijdrage aan de mondig- wording, de overbrugging van de kloof van middeleeuwen naar moderne tijd. Gezelle. de laatste middeleeuwer; Ge zelle, de avant-gardist, zonder wie de „jonge" poëzie niet voorstelbaar is. Als journalist, pamflettist, propagandist van het Vlaamse zelfbewustzijn, leverde hij ziin actuele bijdrage aan de strijd. In 1864, kort na zijn overplaatsing van het Klein-Seminarie te Roesselaere naar het Seminarium Anglo-Belgicum te Brugge, nam hij daar de leiding over van een derderangs politiek gazetje te gen de liberalen. Dit gazetje noemde hij ,,'t Jaer 30". Het bestond maar drie en een half jaar, tot einde 1867, maar de invloed die het heeft uitgeoefend is niet te onderschatten. Gezelle's proza uit ,,'t Jaer 30" vormt, mét een aantal politieke ver zen die uit dezelfde tijd dateren, de inhoud van het derde deel der nieu- de dundrukeditie. Het vierde deel der Dichtwerken bevat Gezelle's over vloedige Gelegenheidspoëzie bij ge boorten, eerste communies, priester wijdingen, huwelijken, pastoorsinha- lingen, patroonsfeesten, enz. „Niet iedere vereerder van Gezelle's „eeuwige" poëzie zal met de publicatie van de delen III en IV dezer uitgave in genomen zijn", aldus prof. Baur in zijn inleiding. „Die delen immers zijn uit sluitend gevuld met wat z ij zullen zullen houden voor het vergankelijke en reeds vergane deel van des dichters pro ductie". Geldt dit misschien voor het deel, gevuld met meer dan 800 pagina's gele genheidsdichten, voor het proza uit t Jaer 30" geldt dit zeker niet. Hier is nog veel genietbaars onder. Men leert er de problemen van Gezelle's eigen tijd uit begrijpen. Men leert er de veel zijdige interesse van de dichter, taalge leerde en folklorist uit kennen. En men leert uit deze in de hitte van de strijd ontworpen en op de dag afgestemde stukjes iets zien van Gezelle's „alle daagse" kant: in die jaren, dat hij geen verzen kon of wilde schrijven, was hij eenvoudig een woordvoerder van zijn volk, een hardnekkige doelbewuste voorman, een Brugse patriot, die geen blad voor zijn mond nam, waar het de verdediging van zijn hartsbelangen be trof. Zo leidde hij zijn blad bij zijn lezers in: „In het blad dar. u vandage wordt aangeboden spreken wij u toe in uwe en onze hoedanigheid van Christen, Vlaming en vrij-burger van Belgen- land. Voor het eerste hebben wij God te dankenvoor het tweede, naast God, onze ouders en ons vaderland; het der de, te weten, ons hedendaagsche bur gerschap, zijn wii schuldig aan 't jaar 1830." En hij vervolgt dan een bladzijde verder in deze schone uitgave van Ge zelle's „Proza en Varia": „Vraagt er nu iemand met welke par- tij wij het houden, 't staat boven op ons blad gedrukt: wij zijn van 't jaar 30, wij houden het met 't jaar 30; vraagt er iemand wat wij willen, al dat het jaar 30 wil; wat wij verdedigen, waarop wij steunen, wederom 't jaar 30, op het jaar 30 zuiver en onbelast. Daar waren dan geen partijen, wij willen er ook geenedaar was dan geen samenspannen en meester spelen door onnuttige mid dels, dat willen wij ook niet; daar was dan één overeenkomen van alle bur gers en van geheel het land in het wer ken en het pogen naar één en hetzelfde doel; daar was eendracht, daar was macht, wij willen het een en wij wil len het andere, het een door en met het andere: eendracht maakt macht." Dit proza voor de vuist weg geïm proviseerd zal een tiental jaren later de jonge Streuvels, Gezelle's neef, tot leidraad dienen bij zijn eerste vertelsels. De Vlaamse verteltoon, warmbloedig, ferm en strijdbaar, is opnieuw gevon den. Gezelle heeft dat met zijn gazetje bewerkstelligd, zij het ook ten koste van heel wat verbittering van eigen le ven. Dat zijn grote liefde voor zijn moedertaal als taai-particularisme werd uitgelegd, moet hem verdriet hebben gedaan. Die schampere dingen te zeg gen hoorde echter bij de sfeer van de strijd. Gezelle en de jonge garde, die in zijn omgeving opbloeide, werden er in hun idealen eerder door gestijfd dan verontmoedigd. NICO VERHOEVEN. Het ontslag van Theo Baylé bij de Ned. Opera, (in verband met het engage ment van de zanger bij de Weense Ope ra), dat aanvankelijk 1 September zou ingaan, maar dat onlangs vervroegd is tot 15 April heeft blijkbaar tot enigszins ge spannen verhoudingen geleid. In de „De Waarheid" is een artikel verschenen, dat Theo Baylé kort voor de opvoering van „De Parelvissers" gisteravond in de Amsterdamse Stadsschouwburg ter ken nis kwam. Hij weigerde toen op te tre den, alvorens hem de zegsman van de in dat artikel verwerkte gegevens bekend was gemaakt. Toen men in allerijl een andere zanger had doen komen om zijn rol over te nemen, heeft Theo Bayle op het toneel plaats genomen en gewei gerd dit te verlaten, zodat de directie tenslotte de voorstelling moest afgelas ten. Op Eerste Paasdag hebben zich vlak voor de première van „Un ballo in Maschera" reeds moeilijkheden voorge daan. Op die avond heeft men pas tegen zeven uur de vermaarde bariton weten te overreden om op te treden; indien dat niet gelukt was had de première niet door kunnen gaan. Ingewijden beweren, dat het een klei ne moeite geweest zou zijn om de zan ger te bewegen in Holland te blijven. Èr is echter onenigheid in de kringen van de Opera zelve tot aan de hoogste top toe. Daarvan schijnt volgens som mige artisten het gevolg te zijn, dat zij worden tegengewerkt. Het artikel in „De Waarheid" wordt toegeschreven aan invloeden van verte genwoordigers van het orkest. Iedere kunstliefhebber hoopt vurig, dat deze moeilijkheden spoedig over wonnen zullen 'worden, opdat deze kunstinstelling gaaf voor ons land be waard blijft. "MfmimmiiitiliiiiiiHtitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiitiimiiimiiiiirc „De portretten van de meer dan zestig gouverneurs-generaal, die in Neder- lands-Indië gedurende eeuwen het Nederlands gezag hebben vertegen woordigd en uitgeoefend, zijn gerepa trieerd", vertelde Snorrebor. „Zodra er ruimte voor is, zullen ze worden. opgehangen en wel in de historische afdeling van het Rijksmuseum. Als dat niet symbolisch is, is niets het. En ais er geen ruimte meer voor te vinden is, dan zullen ze toch in de studie verzameling worden opgenomen. Voor in ons land. passagierende Indonesiërs een soort van criminele gruwelkamer a. la Madame Tussaud, voor ons Neder landers een weemoedige herinnering als b.v. aan onze „Gouden Eeuw", die óók nooit meer terug zal komen, hoe graag we er nog over opscheppen". De geruchten, welke een half jaar en ook een maand geleden de ronde deden over een ophanden zijnd vertrek van de Amerikaanse ambassadeur, Z. Exc. Sel- den Chapin, zijn deze'week opnieuw in circulatie gekomen. „Het Parool" koppelt er de veronderstelling aan, dat de am bassadeur zou worden opgevolgd door mrs. Pearl Mesta, thans gezante van de Verenigde Staten in Luxemburg. Het ministerie van Buitenlandse Zaken en Amerikaanse woordvoerders te Den Haag hullen zich omtrent een en ander in stilzwijgen. Een zegsman van het ministerie van Buitenlandse Zaken in Washington heeft met nadruk verklaard, dat Selden Cha pin op zijn post in Den Haag zal blijven, aldus meldt U.P. Bengels Advertentie Rjvotte* Roetzwart. py V L. J. Veen's Uitgeversmaatschap pij, Amsterdam. In de nacht van 2 Maart 1944 gebeur de er in het oorlogse Italië een ver schrikkelijk ongeluk met goederentrein 8017, waarover men toen zo geheimzin nig deed, dat er zo goed als geen bij zonderheden uitlekten. De toedracht van deze catastrophe, die 427 slachtoffers eiste, was als volgt. Het geallieerd opperbevel had de Ita liaanse spoorwegen opdracht gegeven een speciale goederentrein te zenden naar een plaats in Zuid-Italië om in de buurt van Basilicata uit geheime op slagplaatsen in de bergen munitie en voorraden te halen. De lege wagens van tiein 8017, die naar het Zuiden reden, werden onderweg door Italiaanse vluch telingen bestormd en tegen dat hij Bal- vano bereikte, bevonden zich ongeveer 500 personen in de goederentrein. Ten Zuiden van Balvano passeerde de trein een serie tunnels. In de derde tunnel werd gestopt, omdat de twee locomotie ven de lading niet meer trekken kon den. Des nachts kwamen tal van men- Uit het Engels vertaald door DICK OUWENDIJK 73) Tussen de fraises des bois en de koffie met likeur nam hij haar hand en kuste die, „Lotte, lieveling, dit doet me goed." Zij lachte. „Monsieur ast galant! Maar is hij er wel zeker van dat het de dame is en niet de champagne?" „Zonder de dame", zei hij. „zou ik nu alleen maar wegzinken in een roes; het is alsof ik voor het eerst sinds weken in de werkelijkheid ontwaak een be koorlijke werkelijkheid, die lijkt op een schilderij van Pisarro, met Lotte als een zuivere Renoir op de voorgrond." Na de lunch namen zij een open taxi en reden rond het water. Daarna zon den zij de taxi heen en wandelden tot zij een wilgeboom zagen, die zijn tak ken in het water liet hangen. Zij gin gen onder de boom in het gras zitten en Lotte zei, dat het, met de groene tjkken van de boom om hen heen, leek, alsof zij in een kamertje zaten. Ze ke ken naar de boten op het water, de skiffs en de punters, naar de eenden en het voortkabbelende water, waar zon en schaduw over vlekten, en zij voel den zich gelukkig. Francis lag op het laatst met zijn hoofd in haar schoot; zij streelde zijn voorhoofd, n^i en dan pakte hij haar handen en kuste ze, zich volmaakt rustig en tevreden voelend.™ Onder de streling van Lotte's hand en het zachte, kabbelende geluid van het water gleed hij in slaap. Lotte bedacht dat de. mensen, die langs het pad achter hen liepen, hen wel voor een minnend paartje moesten houden. Zij keek op hem neer met een klein weemoedig lachje en streek het haar van zijn voor hoofd. Ik wou, dat het zo was, dacht zij teder. Zij dronken hun aperitif tegen de avond bij Fouquet en dineerden bij Prunier; daarna reden zij in een taxi naar de Tuilerieën en gingen op 't ter ras zitten van een klein café tegenover het Théatre Frangaise om naar de fon tein te kijken en het rusteloze bewe gen van de platanen en het aangaan van de lantarens. De lantarens gingen branden en de sterren begonnen te schitteren; het werd tijd dat hij Lotte terugbracht naar haar hotel. Hij zucht te en zij nam zijn hand in de hare. „Waarom zucht je zo, Francis? Het is toch een prettige dag geweest?" „Juist omdat het zo prettig was en omdat het nu weer voorbij is. Jij gaat morgen terug naar Wenen en ik wel, ik ga weer daarheen waar mensen met wie hqt afgelopen is telkens naar toe gaan." „Waarom kom je niet in Wenen wo nen? Dan zouden we Zaterdags en Zondags naar het Wienerwald kunnen gaan of naar Grinzing, we zouden er onder de bomen kunnen zitten en wiji» drinken." „Wat zou ik moeten doen terwijl jjj de hele dag' op de zaak bent?" „Dan heb je toch je eigen werk." „Als ik kon werken was het niet no aig om naar Wenen te gaan." Zij wendde zich naar hem toe: „Francis...."; zij aarzelde en vervolgde toen, licht blozend: „Is er iemand? Ik bedoel, iemand die van je houdt en die je zou kunnen helpen. Iemand, die je liefheeft, bedoel ik." „Ja. Er is iemand." „Waarom trouw je dan niet met haar? Het zou je helpen, denk je niet, als je altijd iemand bij je had?" „Wanneer ik genoeg van haar hield, maar dat is ongelukkig genoeg niet zo." Zij drukte zijn hand. „Wat spijt me dat." „Mij ook. Laten we nog iets drin ken." Lotte schudde het hoofd. „Ik niet, dank je. Maar als jij zin hebt Hij dacht: Sue zou gezegd hebben: en ju hebt ook al genoeg gehad. Misschien dat hij daarom Sue niet kor. liefhebben zij gedroeg zich te veel als de echtgenote. Hij bestelde nog een glas cognac voor hemzelf en wendde zich ineens tot Lotte met de stoutmoedige vraag: „Waarom trouw jij niet met me, Lotte?" Zij glimlachte droevig. „Ook, omdat je me niet liefhebt." „Ik houd erg veel van je en ik verlang ook naar je." „Dat is niet hetzelfde. Maar zelfs al zou je me liefhebben je bent niet katholiek. En dat zou niet goed zijn." „Er zijn genoeg huwelijken tussen katholieken en niet-katholieken." „Dat weet ik, en het gaat soms uit stekend. Maar ik zou nooit met iemand kunnen trouwen, die niet katho liek was. Evenmin als Johann dat zou kunnen." Een poos spraken zij geen woord; toen zei hij: „Vertel me eens ik zou het graag weten maar ik heb ei nooit naar durven vragen; waar ligt Cathryn begraven?" „In Engeland. Jé broer stuurde een telegram, dat ze naar huis overgebracht moest worden. Zij is begraven in een plaats, waarvan ik niet weet hoe ik de naam moet uitspreken." Zij spelde de naam. „W-as-dale. Het deed je moe der veel verdriet, dat zij, omdat zij nog niet in de Kerk was opgenomen, geen kerkelijke begrafenis kon krijgen. Maar johann heeft van de pastoor in Drindel gedaan weten te krijgen, dat hij een Mis las voor haar zielerust. Dat was een grote troost voor je moeder. Johann zei, dat de Mis is opgedragen voordat ze allemaal vertrokken, je moeder en Miss Lester en Cathryn." „O juist." Hij bewaarde een ogenblik het zwijgen, vroeg toen: „Hebben Jo hann en je ouders en de anderen het erg laag van me gevonden, dat ik er onmiddellijk na het onderzoek tus senuit ben getrokken?" „Johann zei, dat Miss Lester erg boos was, maar dat je moeder had gezegd het wel te begrijpen. Johann begreep het in ieder geval. Wij allemaal trouwens. Miss Lester vond alleen dat je het voor je moeder nog erger maakte. Zij vond je erg zelfzuchtig". „Zij had gelijk. Zelfzuchtig en laf twee van de gemeenste menselijke ge breken". (Wordt vervolgd). sen om het leven, doordat de verstik kende rook van de locomotieven in de tunnel niet voldoende ontsnappen kon. Onder hen bevonden zich ook de zeven leden van het treinpersoneel. Toen de trein niet aankwam, zond de ststions- chef een locomotief op onderzoek uit. Tegen die tijd hadden 427 mensen reeds de verstikkingsdood gevonden. Slechts een kleine honderd mensen waren nog in leven. Van de slachtoffers konden er slechts 235 worden geïdentificeerd. De lijken werden begraven in twee massagraven bij het station Balvano. Door de oorlog bleef het ongeluk een tijd lang geheim, maar later gaf het geallieerde militaire bestuur opdracht de zaak te onderzoeken. Het bleek, dat de oorzaak hoofdzakelijk gelegen was in de inferieure kwaliteit steenkolen, die voor de locomotieven was gebruikt. Twee jaar later diende de weduwe van een der slachtoffers, mevr. Luisa Cozzolino een eis tot schadevergoeding in tegen de Italiaanse spoorwegen. Daarna volgden ongeveer 300 personen haar voorbeeld. Op grond van „dood slag door onachtzaamheid" worden de orv. egen aangesproken voor een be drag van 1 millioen lire. Een rechtbank in Napels zal moeten vaststellen of de Italiaanse Spoorwegen aansprakelijk kunnen worden geacht voor de ramp. De Spoorwegen zelf wijzen iedere ver antwoordelijkheid van de hand, daar geen van de slachtoffers voor de reis had betaald. De eisen van de nagelaten betrekkingen van de zeven omgekomen spoorwegmannen hebben zij echter in gewilligd. De Amerikaanse militaire comman dant van Berlijn, generaal Samuel Ma. tliewson keek op een autorit door de stad plotseling recht in de loop van een tommygun van een levensgrote Rus. De chauffeur van de generaal had zich in de weg vergist en was bijna de Rus sische zone binnengereden. Hij keerde de wagen schielijk en ging ei met vol gas van door. Achter in de wagen zat een Amerikaanse generaal, die van er gernis roder was dan welke Russische ook. De beroemde viermaster „Passaat", die in 1911 op de werf van Blomm en Voss te Hamburg werd gebouwd en vele jaren deelnam aan de graan-race Aus traliëEngeland, wordt in Antwerpen gesloopt. Ook de vermaarde „Pamir", bekend uit de gelijknamige film, is daar bij de schepenvilder. Slechts twee zeil schepen zullen er op de wereldzeeën overblijven n.l. de „Viking" in Gothen burg en de „Pommeren" te Mariehamm op de Alandseilanden van Finland. De Antwerpse slopers worden overstelpt met aanvragen voor souvenirs van de gesloopte schepen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3