vm
m
GFHH.Ii EN HET BRUGSE GAZETJE „T JAAR 30"
1 Tussen neus en dl
9
pen
Laat heb ik II
bemind
Beloken Pasen
KATH. FILMCONGRES IN UTRECHT
E BIC DE KIOOUMAN: "DE TWINTIG
Bij de vierdelige dundrukuitgave
van Gezelle 's dichtwerken
De Vlaamse Taalstrijd
Overpeinzingen iimtutrr*
STUDIECENTRUM
Positieve keuring, vorming van het publiek,
samenwerking met filmbedrijf
DE PRINS BEPLEIT
SAMENWERKING
LITERAIRE KRONIEK
Operavoorstelling niet
doorgegaan
"O
door ETHEL MANNIN
ZATERDAG 31. MAART 1951
PAGINA 3
OUD-MINISTER BONGAERTS
Commandeur in Orde van
H. Gregorius de Grote
✓o KATHOLIEKEN
"/234t- Kiest het en|9®
Nederlands Schriftelijk
Postbus 4 - Culemborg
Tussen Nederland en
Urugay
SPOEDIG NIEUW KABI-
NET IN SURINAME?
„Dorsetshire" met militairen
uit Indonesië vertrokken
UW LERAAR KOMT,
WANNEER HET
U SCHIKT
Theo Baylé weigert het
toneel te verlaten
van Snorrebor I
Nieuwe geruchten over
vertrek Am. ambassadeur
r*
Haal de Snkcï spons er over!
Trein des doods
Rode generaal
De laatste der Mohikanen
De rijke weelde van onze geestelij
ke' wedergeboorte, dat wil zeg
gen: de blijde viering daarvan op
het hoogheilig Paasfeest, ligt nu weer
achter ons. God geve, dat dit feest in
onze harten een totale inkeer en om
keer heeft bewerkstelligd. Het zou ech
ter van een beslist verkeerd begrip
getuigen, wanneer wij die genadenuit-
deling tot een louter persoon 1 ij-
k e ervaring zouden beperken. Want
daarmee miskennen wij het algeme
ne karakter van Christus' altijd
werkend verlossingsmysterie. Zijn dood
en verrijzenis hebben in de volle zin
van het woord een nieuwe wereld ge
schapen, waarin het de mens weer mo
gelijk is het hem gestelde bovennatuur
lijke levensdoel te bereiken.
Wij kunnen ons niet beroepen op on
wetendheid over Gods heilsplannen met
de mensheid. De goddelijke openbaring
immers heeft ons volledig ingelicht over
de gevolgen van de eerste zondeval,
evenals over de daardoor ontstane on
derworpenheid aan de heerschappij van
de duivel. De verlossende menswording
van Christus leert ons, hoe de oorspron
kelijke verhouding van schepsel tot
Schepper in beginsel werd hersteld,
en Jesus' leer over het doel van ons le
ven en de middelen om dit te bereiken,
laat aan duidelijkheid niets te wensen
over.
Aan de door Hem gestichte Kerk,
Waarin Hijzelf onder ons op aarde blijft
voortleven, zijn deze openbaringsgege-
vens toevertrouwd om ze ongeschonden
te bewaren, aan alle mensen te verkon
digen en met onfeilbaar gezag nader te
verklaren.
De werkelijkheid van onze verlossing
omvat zodoende in beginsel de be
vrijding van de hele wereld uit de
macht van duivel, zonde en dood, de
vervulling van de goddelijke openba
ring en de stichting van een bovenna
tuurlijk heilsinstituut: de Kerk, waar
van het lidmaatschap door Christus als
algemene regel geëist wordt voor het
deelhebben aan de vruchten van Zijn
verzoenend Kruisoffer.
Ondanks de oneindige verdiensten
van het bevrijdende Offer van Calvarië.
betekent dit evenwel niet de auto
matische heiliging van mensheid en
wereld, maar uitsluitend het schep
pen van een nieuwe toestand,
waarin elke afzonderlijke mens de voor
waarden voor zijn persoonlijke heili
ging en het bereiken van zijn bovenna
tuurlijke eindbestemming aanwezig
vindt.
Het is de taak van de Kerk en van
haar leden de blijde Verlossingsbood
schap te doen uitgroeien tot een wereld
omvattend bezit van de h e 1 e mensheid,
zoals, naar Christus' woord, het mos
terdzaadje uitgroeit tot een boom,
waarin de vogels nestelen.
Hiermee is de apostolische plicht van
Kerk en Christenen duidelijk gegeven,
en daarop moeten wij ons, na de boven
natuurlijke. innerlijke verrijking van
het voorbije Paasfeest, in diepe ernst
bezinnen.
Wanneer wij dat goed willen be
grijpen, dienen wij uit te gaan
van het bewustzijn, dat wij,
zelf onvoltooide en zondige wezens, le
ven in een wereld, die wij verder heb
ben te ontwikkelen en te vervolmaken.
Het goddelijk heilsplan is één onver
breekbaar, samenhangend geheel, dat
zowel onze bovennatuurlijke roeping
als onze tijdelijke bestemming op aar
de, met al haar rechten en plichten, op
gelijke wijze omvat.
Hieruit volgt, dat dezelfde mens, met
hetzelfde aantal en soort talenten en
gaven, zowel een natuurlijk-menselijk
als een bovennatuurlijk-christelijk leven
moet leiden. Met dien verstande, dat
beide terreinen van werkzaamheid
aanvullend en veredelend in elkan
der g r ij p e n. om zo uiteindelijk te
komen tot een harmonieuze eenheid van
ideale menselijkheid en ver
bondenheid met God.
Het spreekt van zelf, dat de geopen
baarde, goddelijke waarheid over de
juiste situatie van de mens hier op
aarde en zijn eeuwig doel. waarvan de
Kerk de behoedster is, bij mogelijke
conflicten tussen de eisen van geest en
liehaam, van genade en natuur, de
doorslaggevende factor moet zijn. Om
dat „de onder ons voortlevende Chris
tus" het enig afdoende en alles beslis
sende antwoord kan geven op het altijd
roerige mysterie van het kwaad.
Onze tijdelijke werkzaamheid, hoe
goed en nuttig ook in zich, zal steeds
het positieve kenmerk van
middel tot het doel moeten bezit
ten. De zuiver negatieve verhou
ding tan geen-beletsel-zijn beant
woordt niet aan de door de H. Geest
geïnspireerde verklaring van Christus'
bedoeling: „Hetzij gij eet of drinkt, doet
alles ter liefde Gods".
Volledig Christen-zijn, d.w.z. de on
eindige mogelijkheden van het Verlos
singsmysterie in eigen leven verwezen
lijken, kan niet beperkt blijven tot het
uitsluitend naleven van de geboden en
verboden van de Kerk.
Het Christendom, en het Christendom
alleen, bevat de richtlijnen van het
hele menselijke leven, zoals dat in fei
te behoort te zijn. Zowel voor de louter
persoonlijke levenshouding van ieder af
zonderlijk als op het gebied van de cul
turele, sociaal-economische en politieke
orde.
Ofschoon deze laatste activiteiten niet
in rechtstreeks verband staan'met het
einddoel der Schepping, en dus in eerste
instantie aan menselijke inspanningen,
studie, overleg en organisatie, zijn
overgelaten, heeft de Kerk, krachtens
goddelijke opdracht, hier wel degelijk
een taak te vervullen, daar zij verant
woordelijk is voor de beveiliging der
geopenbaarde, eeuwige waarden.
Wanneer haar leiding wordt afgewe
zen. voert dit onvermijdelijk tot een
noodlottige verzwakking en ontering
der waardenschaal, daar wij dan niet
boven de louter menselijke verworven
heden der wetenschap uitkomen, m.a.w.
niet uitkomen boven een naturalistisch
humanisme.
De alle gezonde orde verstorende ge
volgen van zulk een levenshouding, ge
tuige de jongste geschiedenis, bewijzen
alleen reeds de onmisbaarheid van het
Christendom voor het welzijn van we
reld en mensheid. l.
Vrijdagmiddag heeft mgr. Paolo
Giobbe een bezoek gebracht aan oud
minister ir. M. Bongaerts, wie hij in
zijn woning aan het Bezuidenhout de
Pauselijke mededeling overhandigde
van de benoeming tot Commandeur in
de Orde van de H. Gregorius de Grote
van de Heilige c'toel. De Pauselijke In
ternuntius prees bij deze gelegenheid
de grote verdiensten op sociaal, chari
tatief en paedagogisch terrein van de
geridderde, die o.m. hoofdingenieur
was bij de directie van de Waterstaat,
vele jaren voor de R.K. Staatspartij lid
was van de Tweede Kamer, optrad als
curator van de Tilburgse Hogeschool
en regent van het Katholiek Zieken
huis te Den Haag. Alle kinderen en
kleinkinderen van de 76-jarige woon-
den de plechtigheid bij: ook gaf van
zijn belangstelling blijk mgr. Op de
Coul, directeur van het Katholiek
Centraal Bureau voor Onderwijs en
Opvoeding, die een buurman is van ir.
Bongaerts.
(Van onze correspondent)
Om noódzakelijkheid, programma en
werkwijze der Katholieke Film Actie'
onder de aandacht en binnen de sfeer
van beraad van alle bij enigerlei katho
lieke filmactiviteit betrokken instanties
te brengen, heeft de K.F.A. een twee
daags congres georganiseerd, dat giste
ren te Utrecht is geopend. Op de och
tendbijeenkomst, die het karakter droeg
van een algemene vergadering, heeft dr.
J. M. L. Peters, directeur van het Lan
delijk Bureau der K.F.A. en van de
Stichting Katholieke Film Centrale, ge
sproken over „Noodzaak, program en
werk der Kath. Film Actie". Deze nood
zaak, aldus spr., vloeit voort zowel uit
de houding van het publiek, als uit de
films zelf en de daarvoor gemaakte
reclame. Deze noodzaak brengt ook ver
plichtingen met zich mee voor de Kerk,
de overheid en particulieren, verplich
tingen, die niet slechts tot een bescher
mende houding moeten leiden, maar ook
een positieve actie in zich bergen.
Daartoe behoort allereerst een posi
tieve keuring, welke een correctie en
aanvulling op de (negatieve) toelaat
baarheidskeuring is, doch tevens een
beroep doet op de eigen verantwoor
delijkheid van de bioscoopbezoekers.
Daarnaast behoort tot de positieve
actie de rechtstreekse „filmvorming"
van het publiek en met name van de
jeugd, omdat in het leven van de
moderne mens de film thans zo'n grote
rol speelt.
Tenslotte moet men er naar streven
om door samenwerking met het film
bedrijf, door propaganda en financiële
faciliteiten ja, eventueel door een
katholiek distributie-apparaat de
bioscopen van waardevolle films te voor
zien.
Komende tot de werkzaamheden der
K.F.A., meende spr., dat quaesties als
keuring, kadervorming, coördinatie met
andere acties e.d. op landelijk niveau
liggen, waarbij echter alleen plaatselijke
K.F.A.-kernen effectuering (goed) moge
lijk maken. Daarentegen kunnen activi
teiten als filmvorming der rijpere jeugd,
studiegroepen, etc., slechts binnen plaat
selijk verband succes opleveren. Ook het
geld voor de landelijke actie zal door
plaatselijke activiteit moeten worden
saamgebracht. Met een appèl aan het
Advertentie
PrincipiëelKatholiek
'O. onderwijs bij het
<L E V>
o.l.v. de Paters Augustijnen
Zeer groot oantal studiemogelijkheden
Vraagt nog heden gratis prospectus
onder vermelding van T 6
Vrijdag heeft Prins Bernhard een be
zoek gebracht aan de militaire vlieg-
sehool „Escuela Militar de Aeronautica"
te Montevideo. Bij dit bezoek was de
president van Uruguay, Martinez True-
ba, aanwezig. De Prins en majoor Son-
derman kregen de onderscheiding uit
gereikt Honoris Causa Uruguays Mili
tair Vlieger" en om te bewijzen, dat het
niet alleen een eretitel is, stapte Prins
Bernhard in een linktrainer en stuur
de tien minuten op aanwijzingen van de
instructeur.
Vrijdagavond heeft Prins Bernhard
een diner aangeboden aan de president
van de republiek, bij welke gelegen
heid de Prins een rede hield. Hij zei
o.a.: Ik ben zeer dankbaar, mijnheer
de president, voor uw gastvrijheid en ik
dank u zeer hartelijk voor de beminne
lijkheid, die u mij heeft betoond. Het
spreekt vanzelf, dat ik die niet opvat
als een hulde aan mijn persoon, maar
veeleer als een bewijs van genegenheid
voor het Nederlandse volk, dat trouw
aan zijn democratische beginselen pas
enige jaren van ware rampspoed heeft
doorgemaakt en dat zich thans op de
moeilijke weg van de wederopbouw be
vindt. Deze taak wordt tot stand ge
bracht binnen de normen, die u allen
zo dierbaar zijn, namelijk de eerbied
voor de menselijke persoon: gerechtig
heid en vrede.
Niets zal mij méér behagen dan tot
een culturele en economische toenade
ring tussen Uruguay en Nederland te
komen, cultureel teneinde althans een
permanente uitwisseling van publica
ties tot stand te brengen, economisch
teneinde te komen tot een intensivering
van het handelsverkeer, die niet zal
nalaten ten voordele uit te vallen van
onze beide landen.
Prins Bernhard heeft Vrijdag een be
zoek gebracht aan de estancia „San
Pedro de Timote", ongeveer 160 km.
van Montevideo. De Prins werd bij aan
komst ingehaald door als cowboys
(gauchos) geklede bewoners van de
estancia, gewapend met Nederlandse
en Uruguayse vlaggen. Het geheel
vormde een kleurrijk schouwspel, dat
een hoogtepunt vormde van het bezoek
aan Uruguay.
In de schilderachtige omgeving luis
terde de Prins, gezeten onder de palm
bomen, naar guitaarmuziek, waarop
volksdansen werden uitgevoerd door
jongens en meisjes uit de omgeving. Al
luisterend at de Prins aan het spit ge
braden vlees. Vervolgens werd een
demonstratie gegeven van het berijden
van wiide paarden, waarbij Prins Bern
hard naar hartelust filmde. Bij het
verlaten van de estancia schonk de
gastheer de Prins een paard.
D«. kabinetformateurs van Suriname,
Lim a Po en Findlav hebben aan het
A.N.P. medegedeeld, dat zij de volgende
week gereed hopen te komen met de
vorming van een nieuw kabinet. Zondag
zal de laatste bespreking worden ge
voerd met dr. Buiskool over diens even
tueel toetreden tot het kabinet.
Het troepenschip „Dorsetshire" is 28
Maart j.l. met repatriërende militairen
uit Indonesië naar Nederland vertrok
ken. Aan boord bevinden zich de vol
gende gesloten onderdelen van de Kon.
Landmacht: de 43e crampaenie aan- en
afvoertroepen, het 43e zelfstandige ver
kenningseskadron. voorts delen van het
435e bataljon infanterie en van het 436e
bat. infanterie alsmede individueel re
patriërende militairen van de Kon.
Landmacht en van het voormalige
'K.N.I.L, totaal 534 passagiers.
verantwoordelijkheidsgevoel van alle
katholieken daar de K.F.A. naast
actieve leden ook sympathisanten nodig
heeft besloot dr. Peters zijn inleiding.
In de middaguren sprak op een sec
tievergadering de hoofdredacteur van het
Kath. Ned. Persbureau, de heer H. B.
A. M. Kemna, over „Wenselijkheid en
mogelijkheid van een filmpersdienst".
Spr. vond voor zijn betoog, dat uitging
enerzijds van het katholiek „absenteïs
me" in de filmwereld (tegenover, in
Nederland althans, pers en radio) en
anderzijds van de practische onmogelijk
heid voor vele provinciale-, streek-,
jeugd- en opvoedingsbladen óm een ge
specialiseerd filmredacteur te hebben,
zeker geen onwelwillend gehoor. In het
debat bleek men echter ten aanzien van
de financiële en organisatorische voor
waarden ter verwezenlijking zeer pes
simistisch gestemd.
Voor de sectievergadering van de Ver.
van Ned. Gemeenten voor gemeenschap
pelijke filmkeuring op kath. grondslag
sprak tenslotte de heer A. H. B. Briels,
adj.-dir. der K.F.A., over „Negatieve en
positieve filmkeuring".
l
4. In een matig tempo rijden zij uur na uur voort. Slechts nu en dan wordt een
enkel woord gewisseld. De Noorman is met zijn gedachten voortdurend hij het
nieuwe gevaar, dat zijn land bedreigt. Wat denkt hij te vinden in die onbekende
strekenHij weet het niet. Kan hij iets uitrichten tegen de krachten van de natuur?
Pum-Pum denkt met spijt aan Erwin. Maar zijn teleurstelling komt op de achter
grond bij het vertrouwen, dat de meester hem nu weer schenkt.
Langzaam begint het landschap te veranderen. Eenzaam was het reeds van het
begin van deze tocht af. Geen menselijk wezen heeft hun pad meer gekruist. Maar
het terrein wordt ongemakkelijker, het pad, dat zij volgen, smaller. De verlatenheid
van deze wilde natuur begint hen aan te vallen. Er hangt een beklemming in de
lucht, die iets heeft van een waarschuwinghier, vreemdelingen, zijt gij niet welkom!
De stilte wordt angstaanjagend. Geen vogelgesjirp wordt meer gehoord, geen wiek
slag in de ijle lucht. Daar rijden zij, de koning en de dwerg, met slechts de doffe
klank van de hoeven der rijdieren in de oren
Pum-Pum komt er diep van onder de indruk. Zeker, hij voelt zich wel gerust naast
zijn grote meester, maar er is iets onbehaaglijks in hem, iets dat hem toch angstig
maakt Huiverend trekt hij 'met de schouders en slaat van terzijde een blik op
de Noorman.
Meester wel goede richting gaan?" vraagt hij voorzichtig. Hij wendt de ogen van
Eric af en gaat voort: „Niet beter eerst naar burcht en met veel mannen nevel
zoeken later?"
De Noorman schrikt op uit zijn gepeins. Met een toegeeflijke glimlach ziet hij op
de kleine man neer. Maar dan schudt hij vastberaden het hoofd.
„Neen, Pum-Pum!' Wij mogen zoveel tijd niet verliezen. Wij moeten vooruit, naar
waar de nevel is, voor het misschien te laat is!"
T~\ e nieuwe dundrukeditie van Guido Gezelle's Dichtwerken, tekstbe-
J zorging, inleiding en lexicon van de hand van prof. dr. Frank B au r
verdient onze hartelijke belangstelling. De uitgave bestaat uit vier delen,
in soepel blauw linnen kaft gebonden, handig formaat; zij is aangenaam lees
baar en in haar geheel werkelijk keurig verzorgd De delen I en II bevatten
Gezelle's Dichtwerken, gevolgd door een glossarium verklarende woordenlijst)
van het West-Vlaams idioom, dat Gezelle uit de levende taalrijkdom van zijn om
geving opdook en waarmee hij zijn poëzie nieuw leven inblies. Dit glossarium,
getrokken uit het omvangrijke Gezelle-lexicon van Baur, leert ons, dat aafsch
ruw, wrevelig en dat baaike trui, onderlijfje. Het gebruik van deze woorden,
die wij tegenwoordig juist als bijzonder schilderachtige en plastische elementen
in Gezelle's poëzie waarderen, vormde in vroeger dagen h t argument, waarmee
de critiek de Brugse dichter te lijf ging: hij was maar een dialectschrijver, een
„taalparticularist." v
Natuurlijk was dit argument niet ge
rechtvaardigd. Maar het laat zich in
het licht der tijdsomstandigheden toch
wel enigszins begrijpen. In het jonge
Vlaams-Waalse koninkrijk België was
tijdens Gezelle's leven (van 1830 tot
18991 een enorme politiek geïnspireerde
taalstrijd aan de gang. Vlaanderen, na
een eeuwenlange halfslaap weer wakker
geworden, zag zich door verfransing be
dreigd. Frans was de cultuurtaal; Frans
waren de nieuwe liberale denkbeelden;
Frans georiënteerd was de regering in
Brussel.
Het Vlaams was niet veel meer dan
een regionale voertaal, waarvan de her
opbloei tot cultuurtaal van hogerhand
bot werd tegengewerkt. Toen Vlaande
ren ontwaakte en zich op zijn bescha
vingstraditie wilde bezinnen, moest het
teruggrijpen naar de verre middel
eeuwen naar de leeuw van Vlaanderen,
naar de Gentse Klauwaerts, naar de glo
rie van de stapelplaats Brugge aan het
(verzande) Zwin. naar Jacob van Maer-
lant. de dichterlijke schepenklerk van
Damme, naar Jan van Ruusbroec, de
mystieke kok uit het Soniënbos, naar
Willem en Aernout, de scheppers van t
Vlaamse epos Van den Vos Reinaerde.
Tussen die bij uitstek Vlaamse mid
deleeuwen en het jaar 1830, het jaar
van de Belgische Opstand, lag een kloof,
een hiaat, een uitgestrekt minderwaar
digheidscomplex, zó deprimerend, dat de
jonge Vlaamse schrijvers heel simpeltjes
van voren af aan moesten beginnen hun
Vlaamse volk zelfbewust en mondig
te maken. Een cultuur bouwt voort op
tradities. Het nieuwe wortelt in het
oude reageert op het oude. De Vlaamse
wortels lagen eeuwen diep verscholen
en waar moest de nieuwe Vlaming,
gloednieuw Belgisch onderdaan, op rea
geren? Op alles en iedereen die er op uit
was het Vlaamse minderwaardigheids
proces te bestendigen en te verergeren.
Eenmaal ontwaakt ging het Vlaanderen
om een er op of er onder, om mondig
v/orden of verfransen. Vlaanderen moest
op de eerste plaats weer leren lezen.
Een taal die gelezen wordt is een taal
Advertentie
leder ogenblik, wanneer U zin
en tijd hebt, staat Uw prima
privé-leraar tot Uw dienst: de
Bekende Schriftelijke Cursus
Resa-H ilversum regelt zich
naar U. Het instituut met de
meeste geslaagden voor Hoofd
akte A en B Handelskennis L.O.,
Wiskunde L.O., Frans, Duits en
Engels L.O. en andere officiële
examens.Vraag ons prospectus
1951.
Guido Gezelle
die recht heeft om gesproken te wor
den, ook waar het zaken van gewicht,
bijvoorbeeld in de Kamer van Afge
vaardigden en bij het onderwijs, betreft.
Het was Hendrik Conscience van Ant
werpen, die de Vlamingen weer leerde
lezen.
Emanuel de Bom schrijft in zijn
boekje „Het levende Vlaanderen" (19.17)
hierover:
„Zoals in omwentelingstijden een
hevige redevoering de gemoederen op
zweept, zo joeg de Leeuw van Vlaan
deren de heilige rilling door het luie
Vlaamse lijf dat eeuwen had geslui
merd. En, was het jaren lang in on
verschilligheid en armoedige onmon
digheid in 't duister neergezegen ge
weest, had het vroeger als de draak
uit Siegfried op iedere por om het te
wekken geantwoord met een verveeld
„Laat me slapen", Conscience het
Geweten kwam, en het Vlaamse
dier rekte zijn schonken: en het was
wakker. En Conscience zorgde er voor,
dat hij ons door zijn vertelsels de
vaak uit de ogen hield".
En toen kwam Guido Gezelle. Als
dichter leverde hij zijn blij
vende bijdrage aan de mondig-
wording, de overbrugging van de kloof
van middeleeuwen naar moderne tijd.
Gezelle. de laatste middeleeuwer; Ge
zelle, de avant-gardist, zonder wie de
„jonge" poëzie niet voorstelbaar is. Als
journalist, pamflettist, propagandist van
het Vlaamse zelfbewustzijn, leverde hij
ziin actuele bijdrage aan de strijd.
In 1864, kort na zijn overplaatsing van
het Klein-Seminarie te Roesselaere naar
het Seminarium Anglo-Belgicum te
Brugge, nam hij daar de leiding over
van een derderangs politiek gazetje te
gen de liberalen. Dit gazetje noemde
hij ,,'t Jaer 30". Het bestond maar drie
en een half jaar, tot einde 1867, maar
de invloed die het heeft uitgeoefend is
niet te onderschatten.
Gezelle's proza uit ,,'t Jaer 30"
vormt, mét een aantal politieke ver
zen die uit dezelfde tijd dateren, de
inhoud van het derde deel der nieu-
de dundrukeditie. Het vierde deel der
Dichtwerken bevat Gezelle's over
vloedige Gelegenheidspoëzie bij ge
boorten, eerste communies, priester
wijdingen, huwelijken, pastoorsinha-
lingen, patroonsfeesten, enz.
„Niet iedere vereerder van Gezelle's
„eeuwige" poëzie zal met de publicatie
van de delen III en IV dezer uitgave in
genomen zijn", aldus prof. Baur in zijn
inleiding. „Die delen immers zijn uit
sluitend gevuld met wat z ij zullen
zullen houden voor het vergankelijke en
reeds vergane deel van des dichters pro
ductie".
Geldt dit misschien voor het deel,
gevuld met meer dan 800 pagina's gele
genheidsdichten, voor het proza uit t
Jaer 30" geldt dit zeker niet. Hier is
nog veel genietbaars onder. Men leert
er de problemen van Gezelle's eigen
tijd uit begrijpen. Men leert er de veel
zijdige interesse van de dichter, taalge
leerde en folklorist uit kennen. En men
leert uit deze in de hitte van de strijd
ontworpen en op de dag afgestemde
stukjes iets zien van Gezelle's „alle
daagse" kant: in die jaren, dat hij geen
verzen kon of wilde schrijven, was hij
eenvoudig een woordvoerder van zijn
volk, een hardnekkige doelbewuste
voorman, een Brugse patriot, die geen
blad voor zijn mond nam, waar het de
verdediging van zijn hartsbelangen be
trof.
Zo leidde hij zijn blad bij zijn lezers
in:
„In het blad dar. u vandage wordt
aangeboden spreken wij u toe in uwe
en onze hoedanigheid van Christen,
Vlaming en vrij-burger van Belgen-
land. Voor het eerste hebben wij God
te dankenvoor het tweede, naast God,
onze ouders en ons vaderland; het der
de, te weten, ons hedendaagsche bur
gerschap, zijn wii schuldig aan 't jaar
1830."
En hij vervolgt dan een bladzijde
verder in deze schone uitgave van Ge
zelle's „Proza en Varia":
„Vraagt er nu iemand met welke par-
tij wij het houden, 't staat boven op
ons blad gedrukt: wij zijn van 't jaar
30, wij houden het met 't jaar 30; vraagt
er iemand wat wij willen, al dat het
jaar 30 wil; wat wij verdedigen, waarop
wij steunen, wederom 't jaar 30, op het
jaar 30 zuiver en onbelast. Daar waren
dan geen partijen, wij willen er ook
geenedaar was dan geen samenspannen
en meester spelen door onnuttige mid
dels, dat willen wij ook niet; daar was
dan één overeenkomen van alle bur
gers en van geheel het land in het wer
ken en het pogen naar één en hetzelfde
doel; daar was eendracht, daar was
macht, wij willen het een en wij wil
len het andere, het een door en met het
andere: eendracht maakt macht."
Dit proza voor de vuist weg geïm
proviseerd zal een tiental jaren later de
jonge Streuvels, Gezelle's neef, tot
leidraad dienen bij zijn eerste vertelsels.
De Vlaamse verteltoon, warmbloedig,
ferm en strijdbaar, is opnieuw gevon
den. Gezelle heeft dat met zijn gazetje
bewerkstelligd, zij het ook ten koste
van heel wat verbittering van eigen le
ven. Dat zijn grote liefde voor zijn
moedertaal als taai-particularisme werd
uitgelegd, moet hem verdriet hebben
gedaan. Die schampere dingen te zeg
gen hoorde echter bij de sfeer van de
strijd. Gezelle en de jonge garde, die in
zijn omgeving opbloeide, werden er in
hun idealen eerder door gestijfd dan
verontmoedigd.
NICO VERHOEVEN.
Het ontslag van Theo Baylé bij de
Ned. Opera, (in verband met het engage
ment van de zanger bij de Weense Ope
ra), dat aanvankelijk 1 September zou
ingaan, maar dat onlangs vervroegd is tot
15 April heeft blijkbaar tot enigszins ge
spannen verhoudingen geleid. In de „De
Waarheid" is een artikel verschenen, dat
Theo Baylé kort voor de opvoering van
„De Parelvissers" gisteravond in de
Amsterdamse Stadsschouwburg ter ken
nis kwam. Hij weigerde toen op te tre
den, alvorens hem de zegsman van de in
dat artikel verwerkte gegevens bekend
was gemaakt. Toen men in allerijl een
andere zanger had doen komen om zijn
rol over te nemen, heeft Theo Bayle
op het toneel plaats genomen en gewei
gerd dit te verlaten, zodat de directie
tenslotte de voorstelling moest afgelas
ten.
Op Eerste Paasdag hebben zich vlak
voor de première van „Un ballo in
Maschera" reeds moeilijkheden voorge
daan. Op die avond heeft men pas tegen
zeven uur de vermaarde bariton weten
te overreden om op te treden; indien
dat niet gelukt was had de première
niet door kunnen gaan.
Ingewijden beweren, dat het een klei
ne moeite geweest zou zijn om de zan
ger te bewegen in Holland te blijven.
Èr is echter onenigheid in de kringen
van de Opera zelve tot aan de hoogste
top toe. Daarvan schijnt volgens som
mige artisten het gevolg te zijn, dat zij
worden tegengewerkt.
Het artikel in „De Waarheid" wordt
toegeschreven aan invloeden van verte
genwoordigers van het orkest.
Iedere kunstliefhebber hoopt vurig,
dat deze moeilijkheden spoedig over
wonnen zullen 'worden, opdat deze
kunstinstelling gaaf voor ons land be
waard blijft.
"MfmimmiiitiliiiiiiHtitiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiitiimiiimiiiiirc
„De portretten van de meer dan zestig
gouverneurs-generaal, die in Neder-
lands-Indië gedurende eeuwen het
Nederlands gezag hebben vertegen
woordigd en uitgeoefend, zijn gerepa
trieerd", vertelde Snorrebor. „Zodra
er ruimte voor is, zullen ze worden.
opgehangen en wel in de historische
afdeling van het Rijksmuseum. Als dat
niet symbolisch is, is niets het. En ais
er geen ruimte meer voor te vinden
is, dan zullen ze toch in de studie
verzameling worden opgenomen. Voor
in ons land. passagierende Indonesiërs
een soort van criminele gruwelkamer
a. la Madame Tussaud, voor ons Neder
landers een weemoedige herinnering
als b.v. aan onze „Gouden Eeuw", die
óók nooit meer terug zal komen, hoe
graag we er nog over opscheppen".
De geruchten, welke een half jaar en
ook een maand geleden de ronde deden
over een ophanden zijnd vertrek van de
Amerikaanse ambassadeur, Z. Exc. Sel-
den Chapin, zijn deze'week opnieuw in
circulatie gekomen. „Het Parool" koppelt
er de veronderstelling aan, dat de am
bassadeur zou worden opgevolgd door
mrs. Pearl Mesta, thans gezante van de
Verenigde Staten in Luxemburg. Het
ministerie van Buitenlandse Zaken en
Amerikaanse woordvoerders te Den
Haag hullen zich omtrent een en ander
in stilzwijgen.
Een zegsman van het ministerie van
Buitenlandse Zaken in Washington heeft
met nadruk verklaard, dat Selden Cha
pin op zijn post in Den Haag zal blijven,
aldus meldt U.P.
Bengels
Advertentie
Rjvotte*
Roetzwart.
py
V
L. J. Veen's Uitgeversmaatschap
pij, Amsterdam.
In de nacht van 2 Maart 1944 gebeur
de er in het oorlogse Italië een ver
schrikkelijk ongeluk met goederentrein
8017, waarover men toen zo geheimzin
nig deed, dat er zo goed als geen bij
zonderheden uitlekten.
De toedracht van deze catastrophe, die
427 slachtoffers eiste, was als volgt.
Het geallieerd opperbevel had de Ita
liaanse spoorwegen opdracht gegeven
een speciale goederentrein te zenden
naar een plaats in Zuid-Italië om in de
buurt van Basilicata uit geheime op
slagplaatsen in de bergen munitie en
voorraden te halen. De lege wagens van
tiein 8017, die naar het Zuiden reden,
werden onderweg door Italiaanse vluch
telingen bestormd en tegen dat hij Bal-
vano bereikte, bevonden zich ongeveer
500 personen in de goederentrein. Ten
Zuiden van Balvano passeerde de trein
een serie tunnels. In de derde tunnel
werd gestopt, omdat de twee locomotie
ven de lading niet meer trekken kon
den. Des nachts kwamen tal van men-
Uit het
Engels
vertaald door
DICK
OUWENDIJK
73)
Tussen de fraises des bois en de koffie
met likeur nam hij haar hand en kuste
die,
„Lotte, lieveling, dit doet me goed."
Zij lachte. „Monsieur ast galant! Maar
is hij er wel zeker van dat het de dame
is en niet de champagne?"
„Zonder de dame", zei hij. „zou ik nu
alleen maar wegzinken in een roes; het
is alsof ik voor het eerst sinds weken
in de werkelijkheid ontwaak een be
koorlijke werkelijkheid, die lijkt op een
schilderij van Pisarro, met Lotte als een
zuivere Renoir op de voorgrond."
Na de lunch namen zij een open taxi
en reden rond het water. Daarna zon
den zij de taxi heen en wandelden tot
zij een wilgeboom zagen, die zijn tak
ken in het water liet hangen. Zij gin
gen onder de boom in het gras zitten
en Lotte zei, dat het, met de groene
tjkken van de boom om hen heen, leek,
alsof zij in een kamertje zaten. Ze ke
ken naar de boten op het water, de
skiffs en de punters, naar de eenden en
het voortkabbelende water, waar zon
en schaduw over vlekten, en zij voel
den zich gelukkig. Francis lag op het
laatst met zijn hoofd in haar schoot;
zij streelde zijn voorhoofd, n^i en dan
pakte hij haar handen en kuste ze, zich
volmaakt rustig en tevreden voelend.™
Onder de streling van Lotte's hand en
het zachte, kabbelende geluid van het
water gleed hij in slaap. Lotte bedacht
dat de. mensen, die langs het pad achter
hen liepen, hen wel voor een minnend
paartje moesten houden. Zij keek op
hem neer met een klein weemoedig
lachje en streek het haar van zijn voor
hoofd. Ik wou, dat het zo was, dacht
zij teder.
Zij dronken hun aperitif tegen de
avond bij Fouquet en dineerden bij
Prunier; daarna reden zij in een taxi
naar de Tuilerieën en gingen op 't ter
ras zitten van een klein café tegenover
het Théatre Frangaise om naar de fon
tein te kijken en het rusteloze bewe
gen van de platanen en het aangaan
van de lantarens. De lantarens gingen
branden en de sterren begonnen te
schitteren; het werd tijd dat hij Lotte
terugbracht naar haar hotel. Hij zucht
te en zij nam zijn hand in de hare.
„Waarom zucht je zo, Francis? Het
is toch een prettige dag geweest?"
„Juist omdat het zo prettig was en
omdat het nu weer voorbij is. Jij gaat
morgen terug naar Wenen en ik wel,
ik ga weer daarheen waar mensen met
wie hqt afgelopen is telkens naar toe
gaan."
„Waarom kom je niet in Wenen wo
nen? Dan zouden we Zaterdags en
Zondags naar het Wienerwald kunnen
gaan of naar Grinzing, we zouden er
onder de bomen kunnen zitten en wiji»
drinken."
„Wat zou ik moeten doen terwijl jjj
de hele dag' op de zaak bent?"
„Dan heb je toch je eigen werk."
„Als ik kon werken was het niet no
aig om naar Wenen te gaan."
Zij wendde zich naar hem toe:
„Francis...."; zij aarzelde en vervolgde
toen, licht blozend: „Is er iemand? Ik
bedoel, iemand die van je houdt en die
je zou kunnen helpen. Iemand, die je
liefheeft, bedoel ik."
„Ja. Er is iemand."
„Waarom trouw je dan niet met
haar? Het zou je helpen, denk je niet,
als je altijd iemand bij je had?"
„Wanneer ik genoeg van haar hield,
maar dat is ongelukkig genoeg niet zo."
Zij drukte zijn hand. „Wat spijt me
dat."
„Mij ook. Laten we nog iets drin
ken."
Lotte schudde het hoofd.
„Ik niet, dank je. Maar als jij zin
hebt
Hij dacht: Sue zou gezegd hebben: en
ju hebt ook al genoeg gehad.
Misschien dat hij daarom Sue niet
kor. liefhebben zij gedroeg zich te
veel als de echtgenote.
Hij bestelde nog een glas cognac voor
hemzelf en wendde zich ineens tot
Lotte met de stoutmoedige vraag:
„Waarom trouw jij niet met me, Lotte?"
Zij glimlachte droevig. „Ook, omdat
je me niet liefhebt."
„Ik houd erg veel van je en ik
verlang ook naar je."
„Dat is niet hetzelfde. Maar zelfs al
zou je me liefhebben je bent niet
katholiek. En dat zou niet goed zijn."
„Er zijn genoeg huwelijken tussen
katholieken en niet-katholieken."
„Dat weet ik, en het gaat soms uit
stekend. Maar ik zou nooit met
iemand kunnen trouwen, die niet katho
liek was. Evenmin als Johann dat zou
kunnen."
Een poos spraken zij geen woord;
toen zei hij: „Vertel me eens ik zou
het graag weten maar ik heb ei
nooit naar durven vragen; waar ligt
Cathryn begraven?"
„In Engeland. Jé broer stuurde een
telegram, dat ze naar huis overgebracht
moest worden. Zij is begraven in een
plaats, waarvan ik niet weet hoe ik
de naam moet uitspreken." Zij spelde
de naam. „W-as-dale. Het deed je moe
der veel verdriet, dat zij, omdat zij nog
niet in de Kerk was opgenomen, geen
kerkelijke begrafenis kon krijgen.
Maar johann heeft van de pastoor in
Drindel gedaan weten te krijgen, dat
hij een Mis las voor haar zielerust. Dat
was een grote troost voor je moeder.
Johann zei, dat de Mis is opgedragen
voordat ze allemaal vertrokken, je
moeder en Miss Lester en Cathryn."
„O juist." Hij bewaarde een ogenblik
het zwijgen, vroeg toen: „Hebben Jo
hann en je ouders en de anderen
het erg laag van me gevonden, dat ik
er onmiddellijk na het onderzoek tus
senuit ben getrokken?"
„Johann zei, dat Miss Lester erg boos
was, maar dat je moeder had gezegd het
wel te begrijpen. Johann begreep het
in ieder geval. Wij allemaal trouwens.
Miss Lester vond alleen dat je het voor
je moeder nog erger maakte. Zij vond
je erg zelfzuchtig".
„Zij had gelijk. Zelfzuchtig en laf
twee van de gemeenste menselijke ge
breken".
(Wordt vervolgd).
sen om het leven, doordat de verstik
kende rook van de locomotieven in de
tunnel niet voldoende ontsnappen kon.
Onder hen bevonden zich ook de zeven
leden van het treinpersoneel. Toen de
trein niet aankwam, zond de ststions-
chef een locomotief op onderzoek uit.
Tegen die tijd hadden 427 mensen reeds
de verstikkingsdood gevonden. Slechts
een kleine honderd mensen waren nog
in leven. Van de slachtoffers konden
er slechts 235 worden geïdentificeerd.
De lijken werden begraven in twee
massagraven bij het station Balvano.
Door de oorlog bleef het ongeluk een
tijd lang geheim, maar later gaf het
geallieerde militaire bestuur opdracht
de zaak te onderzoeken. Het bleek, dat
de oorzaak hoofdzakelijk gelegen was in
de inferieure kwaliteit steenkolen, die
voor de locomotieven was gebruikt.
Twee jaar later diende de weduwe
van een der slachtoffers, mevr. Luisa
Cozzolino een eis tot schadevergoeding
in tegen de Italiaanse spoorwegen.
Daarna volgden ongeveer 300 personen
haar voorbeeld. Op grond van „dood
slag door onachtzaamheid" worden de
orv. egen aangesproken voor een be
drag van 1 millioen lire. Een rechtbank
in Napels zal moeten vaststellen of de
Italiaanse Spoorwegen aansprakelijk
kunnen worden geacht voor de ramp.
De Spoorwegen zelf wijzen iedere ver
antwoordelijkheid van de hand, daar
geen van de slachtoffers voor de reis
had betaald. De eisen van de nagelaten
betrekkingen van de zeven omgekomen
spoorwegmannen hebben zij echter in
gewilligd.
De Amerikaanse militaire comman
dant van Berlijn, generaal Samuel Ma.
tliewson keek op een autorit door de
stad plotseling recht in de loop van een
tommygun van een levensgrote Rus. De
chauffeur van de generaal had zich in
de weg vergist en was bijna de Rus
sische zone binnengereden. Hij keerde
de wagen schielijk en ging ei met vol
gas van door. Achter in de wagen zat
een Amerikaanse generaal, die van er
gernis roder was dan welke Russische
ook.
De beroemde viermaster „Passaat",
die in 1911 op de werf van Blomm en
Voss te Hamburg werd gebouwd en vele
jaren deelnam aan de graan-race Aus
traliëEngeland, wordt in Antwerpen
gesloopt. Ook de vermaarde „Pamir",
bekend uit de gelijknamige film, is daar
bij de schepenvilder. Slechts twee zeil
schepen zullen er op de wereldzeeën
overblijven n.l. de „Viking" in Gothen
burg en de „Pommeren" te Mariehamm
op de Alandseilanden van Finland. De
Antwerpse slopers worden overstelpt
met aanvragen voor souvenirs van de
gesloopte schepen.