Nationale Herdenking in de Ridderzaal
li
VREEMDE GASTEN op een COCKTAILPARTY
Laat heb ik IJ
bemind
WATERLOO
het „Marken der geschiedenis
Verdraagzaamheid.
Gevallenen zouden herdacht willen
worden in onze daden"
Het nieuwe stuk van T. S. Eliot
H
Kunstig gedachtenspel
„Ons vaderland vraagt
offers, offers"
„LAST POST" OP DE
WAALSDOPPERVLAKTE
LITERAIRE KRONIEK
door ETHEL MANNIN
ZATERDAG 5 MEI 1951
PAGINA 3
Audiëntie
ENCYCLIEKENHERDENKING
TE ROTTERDAM
Reeds vijftigduizend
aanvragen
Em.-pastoor B. J. Hermans f
Pater Hazebroek O.F.M.
bediend
EXAMENOPLEIDING
RESA - HILVERSUM
Twee wegen
Uit het
Engel»
vertaald door
DICK
OUWENDIJK
102)
(Wordt vervolgd).
Sproeten? SPRUTOL
BELGISCHE INDRUKKEN III
yy
Hoe men het ook wendt ot keert,
het valt niet te ontkennen, dat
ons H. Geloof exclusivistisch is,
d.w.z. dat het zichzelf als het éne
ware beschouwt, met uitzondering van
alle andere. Nog sterker: als wij zijn
oorsprong en wezen goed begrijpen, dan
kunnen wij niet anders dan toegeven,
dat het zó moet zijn. Maar evenmin is
het te loochenen, dat juist deze eigen
schap van ons geloof, die overigens his
torisch, wijsgerig en theologisch heel
goed en afdoende te bewijzen is, op an
dersdenkenden een nogal wrange indruk
maakt. Men spreekt dan graag van zelf
ingenomenheid en eigengereidheid, en
voelt zich tot verzet geprikkeld.
Gebrek aan het juiste inzicht
in de eigenlijke katholieke leer
brengt hen er dan toe van onverdraag
zaamheid te spreken. Nu moeten wij
tcegeven, dat wij in zekere zin, als
Katholieken, inderdaad onverdraagzaam
moeten zijn, d.w.z. alléén en uit
sluitend wanneer het gaat over onze
leer, zodat wij onverdraagzaamheid,
wanneer wij dit lelijke woord beslist
willen gebruiken, slechts kunnen aan
wenden tezamen met de nadere bepa
ling: leerstellig. Alleen in de katho
lieke Kerk is de hele. geopenbaarde
waarheid van God aanwezig. En van dit
standpunt kunnen en mogen wij nocit
afwijken. Maar zelfs wanneer wij van
leerstellige onverdraagzaamheid spre
ken, aan betekent dit toch heel wat
anders dan wat niet-Katholieken
daarmee vaak bedoelen. Met dat al blijft
onverdraagzaamheid een onsympathieke
uitdrukking, die het heus niet denk
beeldige gevaar met zich brengt van be
treurenswaardige en bovendien onver
antwoorde reacties van beide kanten.
Wij bedoelen cr uitsluitend beginsel-
Vastheid mee, en keuren heel beslist
alles af, wat op fanatieke drijverij lijkt.
Nu de Christenen van de hele wereld
zich bijzonder interesseren voor de
herenigingsgedachte, is het een eerste
eis alles te vermijden, wat onnodige
misverstanden kweekt en gevoeligheden
kwetst. Natuurlijk mag deze vreedzame
bedoeling onder géén voorwaarde ont
aarden in een toegeeflijkheid, die de
waarheid verdoezelt. Daarmee zou nie
mand gebaat zijn, omdat het verwach
tingen wekt, die nooit kunnen worden
voldaan.
Met de goddelijke waarheden van het
geloof kan en mag niet geschipperd
Worden, al blijft het eerste plicht „zó
de waarheid te werdedigen, dat wij de
liefde niet in het minst kwetsen, en zó
de liefde te beoefenen, dat wij de waar
heid ongerept laten voor honderd pro
cent".
Toen de Katholieke Kerk destijds wei
gerde deel te nemen aan het Oecume
nisch Congres van de Wereldraad van
Kerken te Amsterdam, waren er velen,
ook in eigen kring, die deze houding
moeilijk konden begrijpen, ondanks de
Zeer duidelijke uiteenzetting daarvan
door de Nederlandse Bisschoppen. Wij
herinneren hieraan, omdat dit zeer
nauw samenhangt met het begrip „leer
stellige onverdraagzaamheid".
Bij nader toezien blijkt echter, dat
deze z.g. onverdraagzaamheid feitelijk
heel wat verdraagzamer is dan de harde
klank van het woord zou doen vermoe
den. Het heeft zeker zijn nut de leer
van de Kerk op dit punt in het kort te
verklaren. Een goed inzicht in de juiste
stand van zaken voorkemt veel wrijving
en onnodige opwinding, die immers de
gewenste onderlinge toenadering
aar onnodig in de weg staat.
In de Handelingen "der Apostelen (4.12)
wordt duidelijk gezegd, dat Jesus
Christus de enige weg naar God is.
Maar deze enige weg naar God loopt
door Christus' Kerk, zoals Hijzelf her
haaldelijk met alle nadruk heeft ver
klaard. De wil van de Stichter is hier
alléén beslissend. Zoals zijn voor
naamste gebod gemeenschap en eenheid
onder Zijn volgelingen ten doei heeft, zo
moet ook Zijn genade als een eenheid in
een gemeenschap aan alle mensen wor
den aangeboden. De ene goddelijke
waarheid kan slechts één vorm heb
ben, die alle mensen in innerlijke een
heid tot één grote gemeenschap-in-liefde
samenbindt. De zekerheid de éne,
Ware Kerk voor het hele mensdom
te zijn, maakt het daarom voor de Katho
lieke Kerk onmogelijk een andere ge
meenschap, een andere Kerk, als een
gelijkberechtigd heils-instituut te
erkennen. De H. Schrift en de Overleve
ring, in het bijzonder de volmaakte zelf
openbaring van God door Christus, leren
duidelijk: „Eén God, één Christus, één
Doop, één Kerk". Het lidmaatschap van
Christus' Kerk is in normale omstandig
heden, als de normale weg. noodzakelijk
ter zaligheid. Heeft de Verlosser niet
zelf verklaard: „Zo iemand niet luistert
naar de Kerk, zij hij U als een heiden
en tollenaar" (Mt. 18.17). Dit is steeds
de algemene overtuiging in de R. K.
Kerk geweest en men heeft deze waar
heid op het Concilie van Lateranen in
1215 aldus geformuleerd: Buiten de
Kerk geen zaligheid.
Uit de algemeenheid der Kerk volgt
dat zij aliéen-zaligmakend en exclusief
moet zijn. De katholiciteit, de algemeen
heid is de middelpuntvliedende en het
exclusivisme de middelpuntzoekende
kracht der Kerk. Op deze leer nu steunt
het verwijt van onverdraagzaamheid, die
men als onverenigbaar beschouwt met
de geest van Jesus Christus.
Ofschoon alle waarheid in wezen
exclusief en onverdraagzaam moet zijn
en het geloof in de alléén-zaligmakende
Verlosser óók het geloof in de door Hem
gestichte Kerk eist, daar de n e Christus
en het éne Lichaam van Christus niet
te scheiden zijn, geldt de leer in kwestie
echter niet voor niet-Katholieke per
sonen, maar alléén voor niet-Katho
lieke Kerken als zodanig!
Omdat er maar één Lichaam van
Christus is, kan er ook maar één Kerk
Van Christus zijn, die de genade bezit
en uitdeelt.
Alle andere gemeenschappen daarbui
ten zijn als gemeenschappen
onvruchtbaar. „Alleen het Lichaam van
Christus kan leven door de geest van
Christus", zegt St. Augustinus.
Toch kan ook buiten de zichtbare
Kerk van Christus een bovennatuurlijke
gemeenschap met Hem bestaan, indien
«Jesus' woord daar in waarheid wordt
verkondigd en er gelovig gedoopt wordt.
«Ik heb nog andere schapen, die niet
Van deze schaapstal zijn". (Jo. 10.16).
Ook in niet-Katholieke Kerken kun
nen de Sacramenten subjectief
heiligen en zalig maken, als het volle
geloof daar leeft. Zelfs in de niet-
ohristelijke wereld werkt Gods
genade, door het buitengewone
middel van het doopsel van begeerte,
dat in wezen volmaakte liefde is.
God geeft immers aan elke ziel vol
doende genade ter zaligheid. De Katho
lieke Kerk is zodoende volgens Christus'
wil het gewone en normale middel
om in de hemel te komen, terwijl daar
buiten wel degelijk nog buitengewone
middelen bestaan uit kracht van Gods
heilswil, die zich tot alle mensen uit
strekt. Daarover de volgende week nog
tets meer.
L.
99
(Van onze speciale verslaggever)
In de Ridderzaal, de traditionele plaats van deze bijeenkomst sinds onze be
vrijding, is ook Vrijdagmiddag weer de vergadering belegd ter gelegenheid
van de Nationale herdenking. Het trof hen, die daarbij aanwezig waren, hoe
sterk het accent in deze herdenking is verschoven van het verleden naar het
heden; hoe dieper het besef wordt, dat de gevallenen voor Nederlands vrij
heid niet het best kunnen worden geëerd in de vruchten, die hun strijd af
wierp voor onze bevrijding, maar in het voorbeeld, dat zij gaven om Neder
land vrij te maken en het te verlossen van knechtschap en tyrannie. Of, zoals
de redenaar van deze middag, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties
mr. G. J. van Heuven Goedhart, het zeide: „Konden onze gevallen vrienden
nog spreken, zij zouden zeggen, dat zij herdacht zouden willen worden in onze
daden. Zij zouden ons oproepen tot onze persoonlijke bijdrage voor de onge
repte handhaving van ons vrije vaderland."
Maar wij kunnen moed putten uit het
verleden en deze ook in onze bezorgd
heid behouden.
De herdenking, stijlvol als zij was op
gezet, viel de medewerking ten deel
van het Nederlands Kamerkoor, dat
onder leiding van Felix de Nobel, een
vijftal liederen op Nederlandse, Engelse,
Duitse en Latijnse teksten ten gehore
bracht. Het Sweelinck-kwartet speelde
in de aanvang het vijfde kwartet van
Willem Pijper.-Johan Schmitz zegde ten
slotte de psalmen 18, 72 en 90.
Op het Buitenhof was het na afloop
van de bijeenkomst een af- en aanrijden
van auto's, waarmee de genodigden zich
naar de Ridderzaal hadden begeven. De
zon scheen toen de vergadering aan
ving. De hemel was mistig, toen wij
naar buiten traden. De woorden in de
Ridderzaal verklonken schenen er in
opgenomen.
2. H. Exc. de Bisschop van Haarlem
Woensdag 9 Mei geen audiëntie ver
lenen.
Mr. Van Heuven Goedhart herinner
de er aan hoe eens deze Ridderzaal,
waarin thans de vertegenwoordiger der
Koningin, de minister-president en vele
leden van het kabinet, leden van het
corps diplomatique en talrijke autori
teiten en genodigden hadden plaats ge
nomen, in Mei 1940 door de vertegen
woordiger der bezettende macht was
betreden en hoe daarop een periode
was gevolgd, waarin wij leerden en on
dervonden wat de vrijheid waard is.
Hij riep het beeld op van de Nederlan
der van nu. „Wij zijn alweer zo ver, dat
wij de vrijheid even gewoon vinden als
de opkomst van de zon of het vallen
van de nacht", zo zei hij. „Wij zijn zelfs
zo ver, dat wij, omdat de geschiedenis
er voor heeft gepast onze particuliere
zin te doen, elkander even grif als klak
keloos nazeggen „dat onze jongens toch
te goed waren om daarvoor te vallen".
De 4e. Mei 1951 kent nog geen herrezen
en genezen Nederland, want onze wel
vaart waarvoor wij zo licht vergeten
dankbaar te zijn loopt nog op kruk
ken. Die welvaart, ons vaderland, vraagt
offers, offers, offers. Doch de een wacht
met zijn antwoord op de ander, de an
der op de een. Maar zij, die wij geden
ken, hebben gedacht noch gewacht. Zij
hebben gedaan".
De vergaderden onder de grote luch
ters, geschaard rond het met palmen en
bloemen versierde podium, hoorden
aandachtig de woorden aan en onthiel
den zich op verzoek van applaus.
Toch viel niet de stilte, die er valt
rond de gedenktekenen, waar wij de
doden en gesneuvelden eren. Het was
in deze bijeenkomst het decorum, dat
de sfeer bepaalde, het volk, de burger
geprezen door Van Heuven Goedhart
om Zijn aandeel in het verzet, terwijl
„het denkend deel der natie" zo vaak
te kort schoot was slechts vaaglijk
zichtbaar, te veel op de achtergrond, te
weinig geprononceerd aanwezig. Wij
misten het eerlijk gezegd in de
luister, waarmede deze herdenking, hoe
stijlvol en sober ook, was omgeven.
Maar misschien was het de uiterlijk
heid, die zich te zeer aan ons opdrong,
omdat in de woorden van de sprekers
prof. Kranenburg leidde de vergade
ring in de oprechtheid en innerlijke
waarachtigheid der herdenking volle
dig belichaamd waren, zodat niemand
was buitengesloten.
Ook de voorzitter der Eerste Kamer
zinspeelde op de kracht, die het Neder
landse volk in zijn geheel kan opbren
gen. Met gevoelens van weemoed en
bezorgdheid om de toekomst, herdenken
wij vandaag de gevallenen, zeide hij.
De mensheid is hardleers gebleven.
Het aantal aanvragen om plaatsbewij
zen voor de grote Encyclieken-herden
king van de K.A.B. in het Feyenoord-
stadion op 26 Mei a.s. heeft de 50.000
reeds overschreden.
In zijn geboorteplaats Leiden is, 74
jaar oud. overleden de zeereerw. heer
B. J. Hermans, rustend pastoor van
Oosterblokker. Hij ontving de H Pries
terwijding in 1901 en was, voordat hij
in 1925 in Oosterblokker kwam. als pas
toor werkzaam te Oud-Beijerland.
De hoogeerwaarde pater Regalatus
Hazebroek O.F.M.. die, na zijn vertrek
uit Amsterdam, naar Nijmegen is ge
gaan als overste aan het studieklooster
der paters Franciscanen aldaar, is gis
teravond, in verband met zijn hoge
leeftijd en gezien zijn gezondheidstoe
stand, uit voorzorg voorzien van de H.H.
Sacramenten der Stervenden.
Advertentie
Boekhouden M.O. en M.B.A.
Bekende Schriftelijke Cursus
(Van onze verslaggever)
In de vallende avond, onder de drei
gende lucht gaan de duizenden hun
trage, stille gang, de duinen in, traar
dappere landgenoten in de wrede oor
log gewelddadig de dood vonden. De
donkere, lage vjolkenmassa accentueert
de somberheid van deze tocht, die on
dernomen is ter innige herdenking, mis
schien niet eens van vrienden en ver
wanten, maar uit een zuiver gevoel van
saamhorigheid met degenen wier dier
baren hier, in de Waalsdorper vlakte,
zijn gefusilleerd. En ter pieuze herinne
ring aan hen, die alles offerden in een
grootse verzetsstrijd, die vielen met de
woorden: Voor God en de Koningin,
misschien niet in de mond, maar dan
toch in het hart.
Het is héél stil op Waalsdorp. Een
enkele merel laat zich horen op deze
lange toch naar de fusilladeplaats. De
nameloze massa, die als het ware een
pelgrimstocht onderneemt, zonder on
derscheid van rang en stand, trekt door
het mulle zand, denkend aan en bid
dend voor de dapperen die vielen. Als
om acht uur de twee minuten stilte aan
gekondigd wordt en de eerste groep bij
de fusilladeplaats aangekomen is, ver
start plots de lange stoet. De gedachten
gaan terug naar de oorlog, naar de
verzetsstrijd, en in overgrote dankbaar
heid leggen de zeer velen later hun
bloemen op de graven, een stille groet
aan de dapperen. Tussen de bronzen
kruisen vlammen in de donker wor
dende avond de toortsen. Een erewacht
van matrozen, soldaten en B.S.-ers houdt
de sombere dodenwacht.
Op de begraafplaats Woestduin heeft
jhr. mr. Van Asch van Wijck, voorzit
ter van het Nederlands Oorlogsgraven-
comité, een krans gelegd op de plaats
waar de leden van de Stijkelgroep zijn
begraven.
Op het historische Binnenhof te Den
Haag heeft dr. W. Drees de daar ver
zamelde jeugd, die een herdenkings
bijeenkomst hield, toegesproken. Hij
sprak de hoop uit, dat ondanks de ver
deeldheid, die de democratie nu een
maal altijd in zich sluit, men elkander
zal vinden in liefde voor het volk en
liefde voor de mensheid.
2. Met hetzelfde onbewogen gezicht schenkt Wendir in zijn eigen vertrek zich
een glas wijn in. De verschijning van een jonge vrouw tussen de gordijnen aan de
ingang stoort hem in deze bezigheid.
„Gij, Draga?" vraagt de ridder met een wat mildere klank in zijn stem. Waarom
kijkt ge zo treurig, drukt u iets?"
Het meisje komt naderbij. De schoonheid van haar regelmatige gelaatstrekken
wordt verkild door een harde uitdrukking om de mond. Ook een vreemdeling moet
onmiddellijk de gelijkenis tussen haar en Wendir opvallen.
Met een gemelijk gebaar haalt zij de schouders op. Draga keert haar broeder de
rug toe en zegt verbeten voor zich heen:
„Altijd die vrouw van Tyrfing! Die Heidrun
„Welnu?" vraagt Wendir effen.
„Het meisje barst woedend uit: „Altijd was ik de persoonlijke hofdame van de ko
ningin! Overal vergezelde ik haar en mij vertrouwde ze alles toe. En nu
Als een
onwillig kind schokt ze met de schouders. „Hu is het altijd Heidrun, HeidrunHei
drun! Ik kan die naam niet meer horen!"
Heftig schudt ze het hoofd
..Ik verdraag het niet langer! Dat kind met haar vleiende maniertjes
Wendir ziet rustig op haar neer. Hij wendt zich af en vult zorgvuldig zijn glas.
Gij moet u daarvan niet ,te veel aantrekken!" zegt hij. „Straks komt de koning
terug en danm m
Hij onderbreekt zichzelf en staart met toegeknepen ogen voor zich uit.
„Er zal hier meer veranderen dan ge kunt vermoedengaat hij voort.
Bevreemd kijkt Draga op, maar zij kan het gezicht van haar broer niet zien.
„Wat bedoelt ge daarmee?" vraagt ze vorsend.
Wendir staart afwezig in zijn glas. Hij brengt het aan zijn lippen en ledigt het in
één enkele teug.
„Niets!" zegt hij kort. „Vergeet het maar!"
e Nobelprijs heeft Eliot's naam ook in Nederland bekend gemaakt. Minder
als dichter dan wel als toneelschrijver. Zijn laatste stuk ..De Cocktail
party(van 1950) verscheen zojuist in een tekstgetrouwe vertaling van
M. Nijhoff. Gaat men het vergelijken met Eliot's vroegere stukken, dan
blijkt allereerst dat een heleboel factorendie een goed begrip van Eliot s kunst
plegen te bemoeilijken, in De Cocktailparty afwezig ZW}- De optredende per
sonen hebben wel een dubbele betekenis en hun gedachten hebben om zo te
zeggen een dubbele bodem. Achter wat zij zeggen verbergen zij nog iets. Toch
kan men hun wegen behoorlijk volgen. Dat wat gezegd moet worden, wordt niet
in duistere beeldspraken verhuld. De vertaler Nijhoff stond wel voor een
verstechnisch moeilijke taak, maar
onvertaalbare onbegrijpelijkheden.
Eliot heeft vóór De Cocktailparty
reeds drie stukken gepubliceerd, waar
van „De moord in de kathedraal" (van
1934 'óf '35) wel het bekendst is. Al was
dit stuk voor toneel bestemd, het was
toch op de eerste plaats poëzie: een
leesdrama, waarin de dialogen en de
koren dienstbaar waren aan een inner
lijke stem, die zich per sé niet over het
voetlicht tot een zaal richtte. Ook de
beeldspraak, met haar soms extatische
hoogtepunten, was teveel een zielsfluis-
tering of een schreeuw en gaf in ieder
geval te weinig steun aan de handeling;
te weinig speelmogelijkheid. Van Dalsum
bi-acht het stuk in October 1949; hij
vierde er zijn veertigjarig toneeljubileum
mee.
Wanneer het nieuwe stuk, De Cock
tailparty, hier opgevoerd zal worden, zal
men voor het succes niet zó bang hoeven
zijn. 't Is geen kasstuk, ook geen „sterk"
stuk; maar speelbaar is het zeker.
Ik veronderstel dat Eliot zich er wel
bewust in uitrustte om enige van zijn
dichterlijke levenswijsheden te populari
seren en als aanschouwelijk onderwijs
uit te dragen. Voorzover hier sprake is
van poëzie is het didactische poëzie en
voorzover hier sprake is van toneel is
het betogend toneel. Een auteur die zich
in het spel beweegt als een vis in het
water, is Eliot nergens. Zijn beste vond
sten houden altijd iets opzettelijks; ele
gant, diepzinning en verrassend wel,
maar niet spontaan. Dit handicapt het
stuk. Het is geen karakterspel, geen echt
mensenspel, maar een kunstig gedach-
tenspel.
hy zal slechts zelden gestaan hebben voor
Psychiater Eliot
Wanneer men vervolgens het ontwerp
(de „plot") van het drama uit de onder
houdende gesprekken losmaakt, houdt
men een paar schrale en onwaarschijn
lijke draden over. De ene draad voert
T. S. Eliot (links) in gesprek met de Britse acteur Alec Guinnes. die in de New
Yorkse opvoeringen van „The Cocktail Party" de rol van Onbekende Gast
en psychiater speelt
naar een psychiater, Sir Henry Reilly,
wiens geneeswijze afwijkt van iedere
psychiatrische methode. Deze man is
Eliot. Hij dient zich op de party aan
als een onbekende gast. staat in een
soort ondergronds contact met allerlei
helpers en helpsters, die ook als gasten
verschijnen en nogal opdringerig hun
geestelijke hulp aanbieden. De andere
draad van het ontwerp voert dan naar
de patiënten, die een psychiater nu een
maal nodig heeft om een reden van be
staan te hebben. Het zijn de gastheer en
de gastvrouw van de cocktailparty, Mr.
en Mrs. Chamberlayne, alsmede een
meisje Celia Coplestone. De Chamber-
laynes hebben echtelijke moeilijkheden.
De taak van de psychiater is, te zoeken
naar de „stellingen", waarin die moei
lijkheden verankerd liggen. Hij laat hen
onder zijn supervisie met elkaar praten.
Zij zegt van hem: „hij kan van nie
mand houden". Hij zegt van haar: „nie
mand kan van haar houden". De psy
chiater wijst als remedie aan. nadat hij
in zijn patiënten die stellingen naar
boven heeft gehaald (wat een hele toer
was):
„U kon elkaar beschuldigen van uw
eigen fouten en zodoende vermijden
dat u elkaar begreep. Nu behoeft u
die stellingen maar om te keren en
samen te voegen".
En waar het dan een bladzijde verder
op neerkomt, wordt door de echtgenoot
zelf geformuleerd:
Lavinia, wij moeten van de nood een
deugd maken. Dat is wat hij bedoelt.
Van de nood een deugd maken! Beiden
worden dan weggezonden met deze pas
torale woorden:
Ga in vrede. En beijver u om gered
te worden.
De andere patiënte, Celia Coplestone,
is een geval apart. Zij heeft een vage
verhouding gehad met Mr. Chamber
layne en loopt nu met een zondegevoel
rond, hetgeen haar abnormaal toe
schijnt. De psychiater acht een zonde
gevoel echter alleen iets zeer onge
woons. Hij laat haar, en hier heeft
men een kernpunt van Eliot's visie op
de mens, haar eigen geneesmethode
kiezen: er zijn twee wegen.
De ene weg voert naar het gewone
leven (het leven van de Chamberlaynes,
van „mensen die weten dat ze elkaar
niet begrijpen, en kinderen groot bren
gen die ze niet begrijpen en die nooit
hen zullen begrijpen"):
„Het is een goed leven. Al weet men
pas bij het einde hoe goed het is.
Maar u zult naar niets meer verlangen
en het andere leven zal zijn als een
boek dat u las en verloor. In een
wereld van waanzin, geweld, domheid,
hebzucht.... is het een goed leven".
Maar er is nog een andere weg en
Celia kiest die: die weg is onbekend en
vergt „het bepaalde geloof dat uit wan
hoop bestaat. De bestemming kan niet
worden aangeduid; men blijft in onze
kerheid tot men daar aankomt; men
reist geblinddoekt. Maar de weg voert
haar.
borstelde hóuir
een donkfre effen
Zij stond op
poederde zich, trok
peignoir aan. Zij trok de gordijnen
open. De hemel was geel-grauw en de
daken beneden het diep liggende raam
van de studio glansden van de regen.
Zij begaf zich naar het keukentje, dat
in de studio uitkwam, stak het snoer
van een electrische ketel in het stop
contact en begon kcffie te malen. Zij
was nog aan het malen, toen Francis
aankwam Hij had zich na zijn nachte
lijke reis niet geschoren en zij vond dat
hij er moe en oud uitzag.
„Ik moet de trein van elf uur naar
Calais hebben", zei hij. „Maar ik wilde
je eerst nog even zien. Ik ga door naar
Londen".
„Ik ben daar ook met Nieuwjaar".
„Dan zit ik in Ierland. Ik dacht in te
treden bij de Jezuïeten en wilde het 't
liefst doen bij de Ierse provincie, als ze
me tenminste willen hebben".
„Ben je vastbesloten?"
„Ja".
„Zeker onder invloed van de Amans-
hausers frère et soeur?"
Er klonk bitterheid in haar stem.
„Je zou dichter bij de waarheid zijn
als je zei onder de invloed van een jon
gen van dertien jaar, die er van droomt
Capucijn te worden. Mag ik van je
badkamer gebruik maken?"
„Natuurlijk. Onderwijl zet ik koffie".
Hij zag er minder verwaarloosd uit.
nadat hij zich gewassen had, vond zij.
maar hij leek nü meer afgemat, hij was
magerder en zijn ogen lagen dieper; zij
vond zijn gelaat mooier dan in de da
gen toen de vrouwen om Francis Sable
heen zwermden, hoewel de meesten zich
nu waarschijnlijk niet erg tot hem aan
getrokken zouden voelen; er was iets
ascetisch in zijn gelaat.
„Wat heb je al die tijd gedaan?"
vroeg zij, koffie inschenkend. „Je moe
der kon me niet meer vertellen dan dat
je in Oostenrijk zat".
„Ik werkte in een katholieke boek
handel, als inpakker".
„Waar was dat nu goed voor? Ben je
van plan om over je ondervindingen
een boek te schrijven?"
„Ik schrijf niet meer. Ik deed het om
een bepaalde reden maar, neem me
niet kwalijk, Sue, daar begrijp je toch
niets van, dus laten we er over zwijgen.
Vertel jij liever wat jij gedaan hebt.."
„Portretten geschilderd van de nou-
veaux riches en geld verdiend. Ik heb
de zomer in het Zuiden doorgebracht.
Parijs is zo vermoeiend in de hondsda
gen".
„Zeker nog altijd dezelfde mensen in
hetzelfde kringetje?"
„»,o ongeveer, ja. Je hebt zeker ge
hoord, dat Anna Kallinova in Vence ge
storven is?"
„Nee. Wat mankeerde zij?"
„T.b. schijnt, maar niemand weet er
het rechte van. Cathryn was erg op
haar gesteld".
„Dat weet ik". Hij maakte een kruis
teken. „God geve haar de eeuwige
rust".
Zij zou er nooit aan gewoon raken,
dacht zij. Francis en die hele roomse
santekraam. Voor Cathryn Was het an
ders. maar voor hem
Zij veelde zich plots zeer neerslach
tig.
„Nu je Jezuïet gaat worden ben je
voor ons zeker voor goed verloren?"
„We zullen elkander wel niet meer
ontmoeten, als je dat bedoelt. Tenzij je
naar Ierland mocht komen".
„Laten ze dan ook vrouwen toe in de
kloosters?"
„Ja. maar de eerste jaren ben ik in
verschillende tehuizen", legde hij uit.
Zij zweeg. Spoedig zou hij vertrekken
en het was niet waarschijnlijk dat zij
elkander nog zouden ontmoeten en zij
voelde iets in zich stijgen als vijand
schap, een bitter gevoel van ressenti
ment. Hij had beloofd dat ze elkander
nog eens zouden ontmoeten hier was
hij nu, maar om vaarwel te zeggen. En
wat had het voor zin? Ze hadden elkan
der toch niets meer te zeggen....
„Heb je je winkeljuffrouw uit Wenen
nog gezien?"
„Lotte? Zeker. Vlak voordat ik naar
Parijs ging".
„Ben je nog altijd verrukt van haar?"
„Ik vind haar heel lief, ja".
„Waarom trouw je dan niet met haar,
nu je toch haar geloof omhelsd hebt
noemen ze het zo niet?"
„We dachten beiden dat het beter was
om het niet te doen".
„Je hebt natuurlijk het aller-aller-
beste deel verkozen?"
Haar stem had een harde, spottende
klank gekregen, hij voelde zich echter
niet geërgerd.
„Ik denk het wel", zei hij. Hij stond
op. „Ik moet nu gaan. Bedankt voor de
koffie die was heerlijk. En", voegde
hij er met een glimlacht aan toe, „be
dankt ook voor het gebruik van je bad
kamer".
„Het lijkt me beter. Het was mis
schien zelfs beter geweest als ik hele
maal niet gekomen was".
„Ja, misschien wel".
Zij voelde zich op een merkwaardige
wijze bevroren. Wat hadden zij elkan
der eigenlijk nog te zeggen, zij en deze
verwaarloosde asceet, die duidelijk aan
godsdienstwaanzin leed wat kon het
anders zijn?
Maar toen hij zijn rugzak opnam, die
hij in een hoek had neergelegd, voelde
zij in haar hart een vlijmende pijn van
medelijden. In een hartstochtelijke op
welling van verlangen begeerde zij, dat
de oude Francis weer te voorschijn zou
treden zoals op het toneel in een
sprookje of in een ballet, waar de bede
laar zijn lompen afwerpt en zich ont
hult als een prins. Als hij nu ineens met
een lach, zou opkijken, haar zou vragen
om mee te gaan om ergens iets te gaan
drinken, of met hem te gaan slapen
alles zou zij doen, wanneer hij maar
weer de charmante, luchthartige Francis
zou zijn, die zij steeds had gekend, als
er maar een einde kwam aan deze
nachtmerrie van grauwheid, bevroren
heid en medelijden als een kille regen.
Was het niet om te huilen, dat juist
Francis Sable medelijden in je zou wek
ken.
„Francis", zei zij plotseling, „o Fran
cis, ik kan het niet langer dragen...."
„Het spijt me", zei hij hulpeloos.
naar het bezit van wat men elders te
vergeefs heeft gezocht".
Die Weg voert voor Celia naar een
religieuze orde, die onder de heidenen
van een onbekend eiland werkt Celia
wordt door de kannibalen gekruisigd.
Wanneer op de volgende party der
Chamberlaynes de berichten hierover
binnenkomen, krijgt het echtpaar een
beetje schuldgevoelens. Hij, vanwege zijn
verhouding met haar. Zij, vanwege haar
jalouzie, welke die verhouding deed ein
digen, met als gevolg dat Celia met het
geloof van de wanhoop liefdezuster
werd. Maar de psychiater-wijsgeer-
vrederechter-priester zegt:
omdat gij haar dood zinloos
acht, voelt gij u beiden schuldig, en
omdat gij u schuldig voelt miskent gij
de zin van haar leven. Het was een
overwinning. Maar ik ben niet meer
voor de overwinning aansprakelijk....
en niet minder voor haar dood, dan
een van u".
Advertentie
De Chamberlaynes mogen niet pieke
ren. Ieder leeft naar zijn eigen taak
toe. Hun taak. hun weg is: de party
van vanavond te doen slagen!
De grondgedachten van het stuk (de
mens is een eenzaam wezen; ieder staat
voor zijn eigen taak: ieder moet kiezen
een lot is een keuzezijn typisch modem
Europees van strekking. Ze maken het
stuk in hoge mate aansprekelijk. Maar
ze wekken, de sublieme flitsen van dich
terlijke wijsheid ten spijt, in De Cock
tailparty toch ook een indruk van ge
speel met een modegril. Achter dit spel
gaat een diep-menselijk verdriet schuil.
Maar het blijft verscholen. Het wordt
(superieur) omspeeld.
NICO VERHOEVEN.
Querido, Amsterdam 1951.
Er is ook nog een panopticum over Napoleon in Waterloo.
et is juist een tikje belachelijk,
maar tot op zekere hoogte schuilt
er toch ook wel iets troostrijks in,
dat er van de ernstigste en zelfs meest
tragische gebeurtenissen in de wereldge
schiedenis na enige tijd niets anders
overblijft dan een café'tje langs de weg.
Dat is tenminste het enige dat rest van
de grootste veldslag van de negentiende
eeuw. Een café'tje, tezamen met een
stenen leeuw op een kunstmatige, met
gras begroeide heuvel, een geschilderd
panorama, op de voorgrond gestoffeerd
met wat schilderachtige, driedimentio-
nale lijken in natuurlijke gesneuvelde
houding, een panopticum waar een was
sen Napoleon in diep gepeins verzonken
tuurt in de afwezige gloed van een
denkbeeldig haardvuur en waar zijn
maarschalken, eveneens in was vereeu
wigd, sinds mensenheugenis in een be
nauwd vertrekje in het half donker
zitten na te kaarten over de verloren
slag, en een bioscoopje, dat nooit iets
anders vertoont dan de slag bij Water
loo, telkens in een nieuwe cinematogra
fische versie.
Er zijn over Waterloo ontelbare boe
ken geschreven. En daarin kan men
lezen over alle historische personages,
die elkaar in deze omgeving hebben
ontmoet: werkelijke en vermeende
grootheden, veldheren, strategen en de
paarhonderdduizend man, die elkaar hier
op de fatale achttiende Juni van het
jaar 1815 zijn aangevlogen en gepoogd
hebben elkaar af te slachten. Maar ner
gens zal men melding gemaakt zien van
de bewoners van het dorpje, dat door
deze calamiteit wereldberoemd is ge
worden en dat ook wel zal blijven. De
ironie van het geval wil, dat zij op den
duur het meeste profijt hebben getrok
ken uit een veldslag, die min of meer
toevallig in hun onmiddellijke omgeving
is uitgevochten en die een dramatisch
einde heeft gemaakt aan het grandioze
avontuur van het eerste Franse keizer
rijk. Want of het een geluk of een onge
luk is geweest dat Napoleon deze slag
heeft verloren, daarover zijn de historici
het al lang niet meer eens. Net zo min
als over de vraag wie deze nederlaag
nu eigenlijk precies op zijn geweten
heeft. Maar dat deert Waterloo niet. In
tegendeel, alle getwist van de deskun
digen is gratis reclame voor dit Marken
der geschiedenis, dat drijft op een on
uitputtelijke handel in souvenirs. Ach
teraf bezien is het ergste, dat Waterloo
zou hebben kunnen overkomen, de mo
gelijkheid. dat Napoleon zich een ander
slagveld voor zijn militaire ondergang
zou hebben uitgekozen. Gelukkig heeft
hij dat niet gedaan, daarmede ongetwij
feld een onschatbare dienst bewijzend
aan de plaatselijke vereniging voor
vreemdelingenverkeer, die hem daar
voor wel met een standbeeld had mogen
bedanken.
Overigens is het een feit, dat de mo
derne tourist heel wat meer van de
slag bij Waterloo te zien kriigt dan de
tijdgenoten van Napoleon, die er ge
tuige van zijn geweest of er zelf
aan hebben meegedaan. Veel meer
zelfs dan Napoleon in eigen per
soon. De meest realistische be
schrijving ran de slag bij Water
loo is nog altijd die van Stendhal
in La chartreuse de Parme: het oogge-
tuigeverslag van iemand, die er zelf bij
is geweest en die er om die reden dan
ook vrijwel niets van gezien heeft. Be
halve dan een paar voorbijstuivende
ruiters, die achteraf de keizer en zijn
adjudanten bleken te zijn. en wat later
een Duitse dragonder, die de oogge
tuige aan zijn sabel probeerde te prik
ken. Niet aldus de moderne tourist Hjj
kan zich eerst in een passende stem
ming laten brengen door de juffrouw
van het panopticum, die hem met grote
woordenrijkdom introduceert bij de in
somber gepeins verdiepte Napoleon in
wiens gehele droefgeestige houding het
naderende onheil reeds ligt uitgedrukt
en bij de overige protagonisten van het
drama, die in groot tenue vergaderen
en kennelijk nog niet weten wat hun
boven het hoofd hangt.
Aan de overkant van de weg voert
een trapje naar een podium in het mid
den van het panorama, vanwaar men de
gehele veldslag in vol bedrijf ziet, com
pleet met steigerende paarden, wild op
elkaar inhakkende soldaten, de keizer op
zijn schimmel en Wellington op 'n veilige
afstand van elkaar, en een levende sup
poost, die van de hele wereldhistorie niets
anders kent dan de 18e Juni 1815, maar
die dan ook op zijn duimpje. Hij beweegt
zich als een tweede Napoleon boven dit
strijdgewoel. Voor hem althans heeft de
slag van Waterloo geen enkel geheim
meer. Hij weet precies wie temidden van
al dit realistisch geschilderde tumult,
dat door zijn opgedreunde uiteenzetting
wordt overstemd, een fout gemaakt heeft
en waarom en hoe laat en met welke ge
volgen. En hij laat niet na de indruk te
wekken, dat als h ij het in 1815 ook voor
het zeggen zou hebben gehad, het met
Napoleon niet zo droevig zou zijn afge
lopen. De grootste veldheren leggen het
na honderd jaar af tegen het strategisch
inzicht van de suppoost van een instel
ling, die hun overwinningen en neder
lagen exploiteert.
Wie er dan nog niet genoeg van heeft
kan de hele tragedie nog 'ns gaan bekij
ken op de film. Maar hij kan ook de meer
dan honderd treden, die naar de leeuw
van Waterloo leiden, beklimmen en zijn
blikken laten zwerven over dit land
schap, dat in bijna anderhalve eeuw ge
bleven is zoals het was in 1815, een uit
gestrekte, in dit overigens dichtbevolkte
land verlaten vlakte, met in de verte de
witte muren van de boerderij La Belle
Alliance, van waaruit Napoleon de slag
heeft gevolgd en vanwaar hij zijn garde,
die volgens het legendarische woord van
Cambronne liever stierf dan zich over
te geven, het vuur in zond, laatste troef
in een verloren spel. Een vredig land
schap. Er is nooit meer iets gebeurd
sedert die 18e Juni 1815. Maar door de
herinnering en door zijn ongereptheid
heeft het iets groots, iets bijna plechtiês
behouden. Eenmaal is hier over het lot
van Europa beslist. De tijd heeft alle
sporen uitgewist, zoals hij dat doet en
zal blijven doen met alle veldslagen. Be
neden wachten de souvenirs, de prent-
brieKaarten en de vlaggetjes, bedrukt
met de ene naam, die niet sterven kan;
Waterloo, C. de Gt