Nationale Herdenking in de Ridderzaal li VREEMDE GASTEN op een COCKTAILPARTY Laat heb ik IJ bemind WATERLOO het „Marken der geschiedenis Verdraagzaamheid. Gevallenen zouden herdacht willen worden in onze daden" Het nieuwe stuk van T. S. Eliot H Kunstig gedachtenspel „Ons vaderland vraagt offers, offers" „LAST POST" OP DE WAALSDOPPERVLAKTE LITERAIRE KRONIEK door ETHEL MANNIN ZATERDAG 5 MEI 1951 PAGINA 3 Audiëntie ENCYCLIEKENHERDENKING TE ROTTERDAM Reeds vijftigduizend aanvragen Em.-pastoor B. J. Hermans f Pater Hazebroek O.F.M. bediend EXAMENOPLEIDING RESA - HILVERSUM Twee wegen Uit het Engel» vertaald door DICK OUWENDIJK 102) (Wordt vervolgd). Sproeten? SPRUTOL BELGISCHE INDRUKKEN III yy Hoe men het ook wendt ot keert, het valt niet te ontkennen, dat ons H. Geloof exclusivistisch is, d.w.z. dat het zichzelf als het éne ware beschouwt, met uitzondering van alle andere. Nog sterker: als wij zijn oorsprong en wezen goed begrijpen, dan kunnen wij niet anders dan toegeven, dat het zó moet zijn. Maar evenmin is het te loochenen, dat juist deze eigen schap van ons geloof, die overigens his torisch, wijsgerig en theologisch heel goed en afdoende te bewijzen is, op an dersdenkenden een nogal wrange indruk maakt. Men spreekt dan graag van zelf ingenomenheid en eigengereidheid, en voelt zich tot verzet geprikkeld. Gebrek aan het juiste inzicht in de eigenlijke katholieke leer brengt hen er dan toe van onverdraag zaamheid te spreken. Nu moeten wij tcegeven, dat wij in zekere zin, als Katholieken, inderdaad onverdraagzaam moeten zijn, d.w.z. alléén en uit sluitend wanneer het gaat over onze leer, zodat wij onverdraagzaamheid, wanneer wij dit lelijke woord beslist willen gebruiken, slechts kunnen aan wenden tezamen met de nadere bepa ling: leerstellig. Alleen in de katho lieke Kerk is de hele. geopenbaarde waarheid van God aanwezig. En van dit standpunt kunnen en mogen wij nocit afwijken. Maar zelfs wanneer wij van leerstellige onverdraagzaamheid spre ken, aan betekent dit toch heel wat anders dan wat niet-Katholieken daarmee vaak bedoelen. Met dat al blijft onverdraagzaamheid een onsympathieke uitdrukking, die het heus niet denk beeldige gevaar met zich brengt van be treurenswaardige en bovendien onver antwoorde reacties van beide kanten. Wij bedoelen cr uitsluitend beginsel- Vastheid mee, en keuren heel beslist alles af, wat op fanatieke drijverij lijkt. Nu de Christenen van de hele wereld zich bijzonder interesseren voor de herenigingsgedachte, is het een eerste eis alles te vermijden, wat onnodige misverstanden kweekt en gevoeligheden kwetst. Natuurlijk mag deze vreedzame bedoeling onder géén voorwaarde ont aarden in een toegeeflijkheid, die de waarheid verdoezelt. Daarmee zou nie mand gebaat zijn, omdat het verwach tingen wekt, die nooit kunnen worden voldaan. Met de goddelijke waarheden van het geloof kan en mag niet geschipperd Worden, al blijft het eerste plicht „zó de waarheid te werdedigen, dat wij de liefde niet in het minst kwetsen, en zó de liefde te beoefenen, dat wij de waar heid ongerept laten voor honderd pro cent". Toen de Katholieke Kerk destijds wei gerde deel te nemen aan het Oecume nisch Congres van de Wereldraad van Kerken te Amsterdam, waren er velen, ook in eigen kring, die deze houding moeilijk konden begrijpen, ondanks de Zeer duidelijke uiteenzetting daarvan door de Nederlandse Bisschoppen. Wij herinneren hieraan, omdat dit zeer nauw samenhangt met het begrip „leer stellige onverdraagzaamheid". Bij nader toezien blijkt echter, dat deze z.g. onverdraagzaamheid feitelijk heel wat verdraagzamer is dan de harde klank van het woord zou doen vermoe den. Het heeft zeker zijn nut de leer van de Kerk op dit punt in het kort te verklaren. Een goed inzicht in de juiste stand van zaken voorkemt veel wrijving en onnodige opwinding, die immers de gewenste onderlinge toenadering aar onnodig in de weg staat. In de Handelingen "der Apostelen (4.12) wordt duidelijk gezegd, dat Jesus Christus de enige weg naar God is. Maar deze enige weg naar God loopt door Christus' Kerk, zoals Hijzelf her haaldelijk met alle nadruk heeft ver klaard. De wil van de Stichter is hier alléén beslissend. Zoals zijn voor naamste gebod gemeenschap en eenheid onder Zijn volgelingen ten doei heeft, zo moet ook Zijn genade als een eenheid in een gemeenschap aan alle mensen wor den aangeboden. De ene goddelijke waarheid kan slechts één vorm heb ben, die alle mensen in innerlijke een heid tot één grote gemeenschap-in-liefde samenbindt. De zekerheid de éne, Ware Kerk voor het hele mensdom te zijn, maakt het daarom voor de Katho lieke Kerk onmogelijk een andere ge meenschap, een andere Kerk, als een gelijkberechtigd heils-instituut te erkennen. De H. Schrift en de Overleve ring, in het bijzonder de volmaakte zelf openbaring van God door Christus, leren duidelijk: „Eén God, één Christus, één Doop, één Kerk". Het lidmaatschap van Christus' Kerk is in normale omstandig heden, als de normale weg. noodzakelijk ter zaligheid. Heeft de Verlosser niet zelf verklaard: „Zo iemand niet luistert naar de Kerk, zij hij U als een heiden en tollenaar" (Mt. 18.17). Dit is steeds de algemene overtuiging in de R. K. Kerk geweest en men heeft deze waar heid op het Concilie van Lateranen in 1215 aldus geformuleerd: Buiten de Kerk geen zaligheid. Uit de algemeenheid der Kerk volgt dat zij aliéen-zaligmakend en exclusief moet zijn. De katholiciteit, de algemeen heid is de middelpuntvliedende en het exclusivisme de middelpuntzoekende kracht der Kerk. Op deze leer nu steunt het verwijt van onverdraagzaamheid, die men als onverenigbaar beschouwt met de geest van Jesus Christus. Ofschoon alle waarheid in wezen exclusief en onverdraagzaam moet zijn en het geloof in de alléén-zaligmakende Verlosser óók het geloof in de door Hem gestichte Kerk eist, daar de n e Christus en het éne Lichaam van Christus niet te scheiden zijn, geldt de leer in kwestie echter niet voor niet-Katholieke per sonen, maar alléén voor niet-Katho lieke Kerken als zodanig! Omdat er maar één Lichaam van Christus is, kan er ook maar één Kerk Van Christus zijn, die de genade bezit en uitdeelt. Alle andere gemeenschappen daarbui ten zijn als gemeenschappen onvruchtbaar. „Alleen het Lichaam van Christus kan leven door de geest van Christus", zegt St. Augustinus. Toch kan ook buiten de zichtbare Kerk van Christus een bovennatuurlijke gemeenschap met Hem bestaan, indien «Jesus' woord daar in waarheid wordt verkondigd en er gelovig gedoopt wordt. «Ik heb nog andere schapen, die niet Van deze schaapstal zijn". (Jo. 10.16). Ook in niet-Katholieke Kerken kun nen de Sacramenten subjectief heiligen en zalig maken, als het volle geloof daar leeft. Zelfs in de niet- ohristelijke wereld werkt Gods genade, door het buitengewone middel van het doopsel van begeerte, dat in wezen volmaakte liefde is. God geeft immers aan elke ziel vol doende genade ter zaligheid. De Katho lieke Kerk is zodoende volgens Christus' wil het gewone en normale middel om in de hemel te komen, terwijl daar buiten wel degelijk nog buitengewone middelen bestaan uit kracht van Gods heilswil, die zich tot alle mensen uit strekt. Daarover de volgende week nog tets meer. L. 99 (Van onze speciale verslaggever) In de Ridderzaal, de traditionele plaats van deze bijeenkomst sinds onze be vrijding, is ook Vrijdagmiddag weer de vergadering belegd ter gelegenheid van de Nationale herdenking. Het trof hen, die daarbij aanwezig waren, hoe sterk het accent in deze herdenking is verschoven van het verleden naar het heden; hoe dieper het besef wordt, dat de gevallenen voor Nederlands vrij heid niet het best kunnen worden geëerd in de vruchten, die hun strijd af wierp voor onze bevrijding, maar in het voorbeeld, dat zij gaven om Neder land vrij te maken en het te verlossen van knechtschap en tyrannie. Of, zoals de redenaar van deze middag, de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties mr. G. J. van Heuven Goedhart, het zeide: „Konden onze gevallen vrienden nog spreken, zij zouden zeggen, dat zij herdacht zouden willen worden in onze daden. Zij zouden ons oproepen tot onze persoonlijke bijdrage voor de onge repte handhaving van ons vrije vaderland." Maar wij kunnen moed putten uit het verleden en deze ook in onze bezorgd heid behouden. De herdenking, stijlvol als zij was op gezet, viel de medewerking ten deel van het Nederlands Kamerkoor, dat onder leiding van Felix de Nobel, een vijftal liederen op Nederlandse, Engelse, Duitse en Latijnse teksten ten gehore bracht. Het Sweelinck-kwartet speelde in de aanvang het vijfde kwartet van Willem Pijper.-Johan Schmitz zegde ten slotte de psalmen 18, 72 en 90. Op het Buitenhof was het na afloop van de bijeenkomst een af- en aanrijden van auto's, waarmee de genodigden zich naar de Ridderzaal hadden begeven. De zon scheen toen de vergadering aan ving. De hemel was mistig, toen wij naar buiten traden. De woorden in de Ridderzaal verklonken schenen er in opgenomen. 2. H. Exc. de Bisschop van Haarlem Woensdag 9 Mei geen audiëntie ver lenen. Mr. Van Heuven Goedhart herinner de er aan hoe eens deze Ridderzaal, waarin thans de vertegenwoordiger der Koningin, de minister-president en vele leden van het kabinet, leden van het corps diplomatique en talrijke autori teiten en genodigden hadden plaats ge nomen, in Mei 1940 door de vertegen woordiger der bezettende macht was betreden en hoe daarop een periode was gevolgd, waarin wij leerden en on dervonden wat de vrijheid waard is. Hij riep het beeld op van de Nederlan der van nu. „Wij zijn alweer zo ver, dat wij de vrijheid even gewoon vinden als de opkomst van de zon of het vallen van de nacht", zo zei hij. „Wij zijn zelfs zo ver, dat wij, omdat de geschiedenis er voor heeft gepast onze particuliere zin te doen, elkander even grif als klak keloos nazeggen „dat onze jongens toch te goed waren om daarvoor te vallen". De 4e. Mei 1951 kent nog geen herrezen en genezen Nederland, want onze wel vaart waarvoor wij zo licht vergeten dankbaar te zijn loopt nog op kruk ken. Die welvaart, ons vaderland, vraagt offers, offers, offers. Doch de een wacht met zijn antwoord op de ander, de an der op de een. Maar zij, die wij geden ken, hebben gedacht noch gewacht. Zij hebben gedaan". De vergaderden onder de grote luch ters, geschaard rond het met palmen en bloemen versierde podium, hoorden aandachtig de woorden aan en onthiel den zich op verzoek van applaus. Toch viel niet de stilte, die er valt rond de gedenktekenen, waar wij de doden en gesneuvelden eren. Het was in deze bijeenkomst het decorum, dat de sfeer bepaalde, het volk, de burger geprezen door Van Heuven Goedhart om Zijn aandeel in het verzet, terwijl „het denkend deel der natie" zo vaak te kort schoot was slechts vaaglijk zichtbaar, te veel op de achtergrond, te weinig geprononceerd aanwezig. Wij misten het eerlijk gezegd in de luister, waarmede deze herdenking, hoe stijlvol en sober ook, was omgeven. Maar misschien was het de uiterlijk heid, die zich te zeer aan ons opdrong, omdat in de woorden van de sprekers prof. Kranenburg leidde de vergade ring in de oprechtheid en innerlijke waarachtigheid der herdenking volle dig belichaamd waren, zodat niemand was buitengesloten. Ook de voorzitter der Eerste Kamer zinspeelde op de kracht, die het Neder landse volk in zijn geheel kan opbren gen. Met gevoelens van weemoed en bezorgdheid om de toekomst, herdenken wij vandaag de gevallenen, zeide hij. De mensheid is hardleers gebleven. Het aantal aanvragen om plaatsbewij zen voor de grote Encyclieken-herden king van de K.A.B. in het Feyenoord- stadion op 26 Mei a.s. heeft de 50.000 reeds overschreden. In zijn geboorteplaats Leiden is, 74 jaar oud. overleden de zeereerw. heer B. J. Hermans, rustend pastoor van Oosterblokker. Hij ontving de H Pries terwijding in 1901 en was, voordat hij in 1925 in Oosterblokker kwam. als pas toor werkzaam te Oud-Beijerland. De hoogeerwaarde pater Regalatus Hazebroek O.F.M.. die, na zijn vertrek uit Amsterdam, naar Nijmegen is ge gaan als overste aan het studieklooster der paters Franciscanen aldaar, is gis teravond, in verband met zijn hoge leeftijd en gezien zijn gezondheidstoe stand, uit voorzorg voorzien van de H.H. Sacramenten der Stervenden. Advertentie Boekhouden M.O. en M.B.A. Bekende Schriftelijke Cursus (Van onze verslaggever) In de vallende avond, onder de drei gende lucht gaan de duizenden hun trage, stille gang, de duinen in, traar dappere landgenoten in de wrede oor log gewelddadig de dood vonden. De donkere, lage vjolkenmassa accentueert de somberheid van deze tocht, die on dernomen is ter innige herdenking, mis schien niet eens van vrienden en ver wanten, maar uit een zuiver gevoel van saamhorigheid met degenen wier dier baren hier, in de Waalsdorper vlakte, zijn gefusilleerd. En ter pieuze herinne ring aan hen, die alles offerden in een grootse verzetsstrijd, die vielen met de woorden: Voor God en de Koningin, misschien niet in de mond, maar dan toch in het hart. Het is héél stil op Waalsdorp. Een enkele merel laat zich horen op deze lange toch naar de fusilladeplaats. De nameloze massa, die als het ware een pelgrimstocht onderneemt, zonder on derscheid van rang en stand, trekt door het mulle zand, denkend aan en bid dend voor de dapperen die vielen. Als om acht uur de twee minuten stilte aan gekondigd wordt en de eerste groep bij de fusilladeplaats aangekomen is, ver start plots de lange stoet. De gedachten gaan terug naar de oorlog, naar de verzetsstrijd, en in overgrote dankbaar heid leggen de zeer velen later hun bloemen op de graven, een stille groet aan de dapperen. Tussen de bronzen kruisen vlammen in de donker wor dende avond de toortsen. Een erewacht van matrozen, soldaten en B.S.-ers houdt de sombere dodenwacht. Op de begraafplaats Woestduin heeft jhr. mr. Van Asch van Wijck, voorzit ter van het Nederlands Oorlogsgraven- comité, een krans gelegd op de plaats waar de leden van de Stijkelgroep zijn begraven. Op het historische Binnenhof te Den Haag heeft dr. W. Drees de daar ver zamelde jeugd, die een herdenkings bijeenkomst hield, toegesproken. Hij sprak de hoop uit, dat ondanks de ver deeldheid, die de democratie nu een maal altijd in zich sluit, men elkander zal vinden in liefde voor het volk en liefde voor de mensheid. 2. Met hetzelfde onbewogen gezicht schenkt Wendir in zijn eigen vertrek zich een glas wijn in. De verschijning van een jonge vrouw tussen de gordijnen aan de ingang stoort hem in deze bezigheid. „Gij, Draga?" vraagt de ridder met een wat mildere klank in zijn stem. Waarom kijkt ge zo treurig, drukt u iets?" Het meisje komt naderbij. De schoonheid van haar regelmatige gelaatstrekken wordt verkild door een harde uitdrukking om de mond. Ook een vreemdeling moet onmiddellijk de gelijkenis tussen haar en Wendir opvallen. Met een gemelijk gebaar haalt zij de schouders op. Draga keert haar broeder de rug toe en zegt verbeten voor zich heen: „Altijd die vrouw van Tyrfing! Die Heidrun „Welnu?" vraagt Wendir effen. „Het meisje barst woedend uit: „Altijd was ik de persoonlijke hofdame van de ko ningin! Overal vergezelde ik haar en mij vertrouwde ze alles toe. En nu Als een onwillig kind schokt ze met de schouders. „Hu is het altijd Heidrun, HeidrunHei drun! Ik kan die naam niet meer horen!" Heftig schudt ze het hoofd ..Ik verdraag het niet langer! Dat kind met haar vleiende maniertjes Wendir ziet rustig op haar neer. Hij wendt zich af en vult zorgvuldig zijn glas. Gij moet u daarvan niet ,te veel aantrekken!" zegt hij. „Straks komt de koning terug en danm m Hij onderbreekt zichzelf en staart met toegeknepen ogen voor zich uit. „Er zal hier meer veranderen dan ge kunt vermoedengaat hij voort. Bevreemd kijkt Draga op, maar zij kan het gezicht van haar broer niet zien. „Wat bedoelt ge daarmee?" vraagt ze vorsend. Wendir staart afwezig in zijn glas. Hij brengt het aan zijn lippen en ledigt het in één enkele teug. „Niets!" zegt hij kort. „Vergeet het maar!" e Nobelprijs heeft Eliot's naam ook in Nederland bekend gemaakt. Minder als dichter dan wel als toneelschrijver. Zijn laatste stuk ..De Cocktail party(van 1950) verscheen zojuist in een tekstgetrouwe vertaling van M. Nijhoff. Gaat men het vergelijken met Eliot's vroegere stukken, dan blijkt allereerst dat een heleboel factorendie een goed begrip van Eliot s kunst plegen te bemoeilijken, in De Cocktailparty afwezig ZW}- De optredende per sonen hebben wel een dubbele betekenis en hun gedachten hebben om zo te zeggen een dubbele bodem. Achter wat zij zeggen verbergen zij nog iets. Toch kan men hun wegen behoorlijk volgen. Dat wat gezegd moet worden, wordt niet in duistere beeldspraken verhuld. De vertaler Nijhoff stond wel voor een verstechnisch moeilijke taak, maar onvertaalbare onbegrijpelijkheden. Eliot heeft vóór De Cocktailparty reeds drie stukken gepubliceerd, waar van „De moord in de kathedraal" (van 1934 'óf '35) wel het bekendst is. Al was dit stuk voor toneel bestemd, het was toch op de eerste plaats poëzie: een leesdrama, waarin de dialogen en de koren dienstbaar waren aan een inner lijke stem, die zich per sé niet over het voetlicht tot een zaal richtte. Ook de beeldspraak, met haar soms extatische hoogtepunten, was teveel een zielsfluis- tering of een schreeuw en gaf in ieder geval te weinig steun aan de handeling; te weinig speelmogelijkheid. Van Dalsum bi-acht het stuk in October 1949; hij vierde er zijn veertigjarig toneeljubileum mee. Wanneer het nieuwe stuk, De Cock tailparty, hier opgevoerd zal worden, zal men voor het succes niet zó bang hoeven zijn. 't Is geen kasstuk, ook geen „sterk" stuk; maar speelbaar is het zeker. Ik veronderstel dat Eliot zich er wel bewust in uitrustte om enige van zijn dichterlijke levenswijsheden te populari seren en als aanschouwelijk onderwijs uit te dragen. Voorzover hier sprake is van poëzie is het didactische poëzie en voorzover hier sprake is van toneel is het betogend toneel. Een auteur die zich in het spel beweegt als een vis in het water, is Eliot nergens. Zijn beste vond sten houden altijd iets opzettelijks; ele gant, diepzinning en verrassend wel, maar niet spontaan. Dit handicapt het stuk. Het is geen karakterspel, geen echt mensenspel, maar een kunstig gedach- tenspel. hy zal slechts zelden gestaan hebben voor Psychiater Eliot Wanneer men vervolgens het ontwerp (de „plot") van het drama uit de onder houdende gesprekken losmaakt, houdt men een paar schrale en onwaarschijn lijke draden over. De ene draad voert T. S. Eliot (links) in gesprek met de Britse acteur Alec Guinnes. die in de New Yorkse opvoeringen van „The Cocktail Party" de rol van Onbekende Gast en psychiater speelt naar een psychiater, Sir Henry Reilly, wiens geneeswijze afwijkt van iedere psychiatrische methode. Deze man is Eliot. Hij dient zich op de party aan als een onbekende gast. staat in een soort ondergronds contact met allerlei helpers en helpsters, die ook als gasten verschijnen en nogal opdringerig hun geestelijke hulp aanbieden. De andere draad van het ontwerp voert dan naar de patiënten, die een psychiater nu een maal nodig heeft om een reden van be staan te hebben. Het zijn de gastheer en de gastvrouw van de cocktailparty, Mr. en Mrs. Chamberlayne, alsmede een meisje Celia Coplestone. De Chamber- laynes hebben echtelijke moeilijkheden. De taak van de psychiater is, te zoeken naar de „stellingen", waarin die moei lijkheden verankerd liggen. Hij laat hen onder zijn supervisie met elkaar praten. Zij zegt van hem: „hij kan van nie mand houden". Hij zegt van haar: „nie mand kan van haar houden". De psy chiater wijst als remedie aan. nadat hij in zijn patiënten die stellingen naar boven heeft gehaald (wat een hele toer was): „U kon elkaar beschuldigen van uw eigen fouten en zodoende vermijden dat u elkaar begreep. Nu behoeft u die stellingen maar om te keren en samen te voegen". En waar het dan een bladzijde verder op neerkomt, wordt door de echtgenoot zelf geformuleerd: Lavinia, wij moeten van de nood een deugd maken. Dat is wat hij bedoelt. Van de nood een deugd maken! Beiden worden dan weggezonden met deze pas torale woorden: Ga in vrede. En beijver u om gered te worden. De andere patiënte, Celia Coplestone, is een geval apart. Zij heeft een vage verhouding gehad met Mr. Chamber layne en loopt nu met een zondegevoel rond, hetgeen haar abnormaal toe schijnt. De psychiater acht een zonde gevoel echter alleen iets zeer onge woons. Hij laat haar, en hier heeft men een kernpunt van Eliot's visie op de mens, haar eigen geneesmethode kiezen: er zijn twee wegen. De ene weg voert naar het gewone leven (het leven van de Chamberlaynes, van „mensen die weten dat ze elkaar niet begrijpen, en kinderen groot bren gen die ze niet begrijpen en die nooit hen zullen begrijpen"): „Het is een goed leven. Al weet men pas bij het einde hoe goed het is. Maar u zult naar niets meer verlangen en het andere leven zal zijn als een boek dat u las en verloor. In een wereld van waanzin, geweld, domheid, hebzucht.... is het een goed leven". Maar er is nog een andere weg en Celia kiest die: die weg is onbekend en vergt „het bepaalde geloof dat uit wan hoop bestaat. De bestemming kan niet worden aangeduid; men blijft in onze kerheid tot men daar aankomt; men reist geblinddoekt. Maar de weg voert haar. borstelde hóuir een donkfre effen Zij stond op poederde zich, trok peignoir aan. Zij trok de gordijnen open. De hemel was geel-grauw en de daken beneden het diep liggende raam van de studio glansden van de regen. Zij begaf zich naar het keukentje, dat in de studio uitkwam, stak het snoer van een electrische ketel in het stop contact en begon kcffie te malen. Zij was nog aan het malen, toen Francis aankwam Hij had zich na zijn nachte lijke reis niet geschoren en zij vond dat hij er moe en oud uitzag. „Ik moet de trein van elf uur naar Calais hebben", zei hij. „Maar ik wilde je eerst nog even zien. Ik ga door naar Londen". „Ik ben daar ook met Nieuwjaar". „Dan zit ik in Ierland. Ik dacht in te treden bij de Jezuïeten en wilde het 't liefst doen bij de Ierse provincie, als ze me tenminste willen hebben". „Ben je vastbesloten?" „Ja". „Zeker onder invloed van de Amans- hausers frère et soeur?" Er klonk bitterheid in haar stem. „Je zou dichter bij de waarheid zijn als je zei onder de invloed van een jon gen van dertien jaar, die er van droomt Capucijn te worden. Mag ik van je badkamer gebruik maken?" „Natuurlijk. Onderwijl zet ik koffie". Hij zag er minder verwaarloosd uit. nadat hij zich gewassen had, vond zij. maar hij leek nü meer afgemat, hij was magerder en zijn ogen lagen dieper; zij vond zijn gelaat mooier dan in de da gen toen de vrouwen om Francis Sable heen zwermden, hoewel de meesten zich nu waarschijnlijk niet erg tot hem aan getrokken zouden voelen; er was iets ascetisch in zijn gelaat. „Wat heb je al die tijd gedaan?" vroeg zij, koffie inschenkend. „Je moe der kon me niet meer vertellen dan dat je in Oostenrijk zat". „Ik werkte in een katholieke boek handel, als inpakker". „Waar was dat nu goed voor? Ben je van plan om over je ondervindingen een boek te schrijven?" „Ik schrijf niet meer. Ik deed het om een bepaalde reden maar, neem me niet kwalijk, Sue, daar begrijp je toch niets van, dus laten we er over zwijgen. Vertel jij liever wat jij gedaan hebt.." „Portretten geschilderd van de nou- veaux riches en geld verdiend. Ik heb de zomer in het Zuiden doorgebracht. Parijs is zo vermoeiend in de hondsda gen". „Zeker nog altijd dezelfde mensen in hetzelfde kringetje?" „»,o ongeveer, ja. Je hebt zeker ge hoord, dat Anna Kallinova in Vence ge storven is?" „Nee. Wat mankeerde zij?" „T.b. schijnt, maar niemand weet er het rechte van. Cathryn was erg op haar gesteld". „Dat weet ik". Hij maakte een kruis teken. „God geve haar de eeuwige rust". Zij zou er nooit aan gewoon raken, dacht zij. Francis en die hele roomse santekraam. Voor Cathryn Was het an ders. maar voor hem Zij veelde zich plots zeer neerslach tig. „Nu je Jezuïet gaat worden ben je voor ons zeker voor goed verloren?" „We zullen elkander wel niet meer ontmoeten, als je dat bedoelt. Tenzij je naar Ierland mocht komen". „Laten ze dan ook vrouwen toe in de kloosters?" „Ja. maar de eerste jaren ben ik in verschillende tehuizen", legde hij uit. Zij zweeg. Spoedig zou hij vertrekken en het was niet waarschijnlijk dat zij elkander nog zouden ontmoeten en zij voelde iets in zich stijgen als vijand schap, een bitter gevoel van ressenti ment. Hij had beloofd dat ze elkander nog eens zouden ontmoeten hier was hij nu, maar om vaarwel te zeggen. En wat had het voor zin? Ze hadden elkan der toch niets meer te zeggen.... „Heb je je winkeljuffrouw uit Wenen nog gezien?" „Lotte? Zeker. Vlak voordat ik naar Parijs ging". „Ben je nog altijd verrukt van haar?" „Ik vind haar heel lief, ja". „Waarom trouw je dan niet met haar, nu je toch haar geloof omhelsd hebt noemen ze het zo niet?" „We dachten beiden dat het beter was om het niet te doen". „Je hebt natuurlijk het aller-aller- beste deel verkozen?" Haar stem had een harde, spottende klank gekregen, hij voelde zich echter niet geërgerd. „Ik denk het wel", zei hij. Hij stond op. „Ik moet nu gaan. Bedankt voor de koffie die was heerlijk. En", voegde hij er met een glimlacht aan toe, „be dankt ook voor het gebruik van je bad kamer". „Het lijkt me beter. Het was mis schien zelfs beter geweest als ik hele maal niet gekomen was". „Ja, misschien wel". Zij voelde zich op een merkwaardige wijze bevroren. Wat hadden zij elkan der eigenlijk nog te zeggen, zij en deze verwaarloosde asceet, die duidelijk aan godsdienstwaanzin leed wat kon het anders zijn? Maar toen hij zijn rugzak opnam, die hij in een hoek had neergelegd, voelde zij in haar hart een vlijmende pijn van medelijden. In een hartstochtelijke op welling van verlangen begeerde zij, dat de oude Francis weer te voorschijn zou treden zoals op het toneel in een sprookje of in een ballet, waar de bede laar zijn lompen afwerpt en zich ont hult als een prins. Als hij nu ineens met een lach, zou opkijken, haar zou vragen om mee te gaan om ergens iets te gaan drinken, of met hem te gaan slapen alles zou zij doen, wanneer hij maar weer de charmante, luchthartige Francis zou zijn, die zij steeds had gekend, als er maar een einde kwam aan deze nachtmerrie van grauwheid, bevroren heid en medelijden als een kille regen. Was het niet om te huilen, dat juist Francis Sable medelijden in je zou wek ken. „Francis", zei zij plotseling, „o Fran cis, ik kan het niet langer dragen...." „Het spijt me", zei hij hulpeloos. naar het bezit van wat men elders te vergeefs heeft gezocht". Die Weg voert voor Celia naar een religieuze orde, die onder de heidenen van een onbekend eiland werkt Celia wordt door de kannibalen gekruisigd. Wanneer op de volgende party der Chamberlaynes de berichten hierover binnenkomen, krijgt het echtpaar een beetje schuldgevoelens. Hij, vanwege zijn verhouding met haar. Zij, vanwege haar jalouzie, welke die verhouding deed ein digen, met als gevolg dat Celia met het geloof van de wanhoop liefdezuster werd. Maar de psychiater-wijsgeer- vrederechter-priester zegt: omdat gij haar dood zinloos acht, voelt gij u beiden schuldig, en omdat gij u schuldig voelt miskent gij de zin van haar leven. Het was een overwinning. Maar ik ben niet meer voor de overwinning aansprakelijk.... en niet minder voor haar dood, dan een van u". Advertentie De Chamberlaynes mogen niet pieke ren. Ieder leeft naar zijn eigen taak toe. Hun taak. hun weg is: de party van vanavond te doen slagen! De grondgedachten van het stuk (de mens is een eenzaam wezen; ieder staat voor zijn eigen taak: ieder moet kiezen een lot is een keuzezijn typisch modem Europees van strekking. Ze maken het stuk in hoge mate aansprekelijk. Maar ze wekken, de sublieme flitsen van dich terlijke wijsheid ten spijt, in De Cock tailparty toch ook een indruk van ge speel met een modegril. Achter dit spel gaat een diep-menselijk verdriet schuil. Maar het blijft verscholen. Het wordt (superieur) omspeeld. NICO VERHOEVEN. Querido, Amsterdam 1951. Er is ook nog een panopticum over Napoleon in Waterloo. et is juist een tikje belachelijk, maar tot op zekere hoogte schuilt er toch ook wel iets troostrijks in, dat er van de ernstigste en zelfs meest tragische gebeurtenissen in de wereldge schiedenis na enige tijd niets anders overblijft dan een café'tje langs de weg. Dat is tenminste het enige dat rest van de grootste veldslag van de negentiende eeuw. Een café'tje, tezamen met een stenen leeuw op een kunstmatige, met gras begroeide heuvel, een geschilderd panorama, op de voorgrond gestoffeerd met wat schilderachtige, driedimentio- nale lijken in natuurlijke gesneuvelde houding, een panopticum waar een was sen Napoleon in diep gepeins verzonken tuurt in de afwezige gloed van een denkbeeldig haardvuur en waar zijn maarschalken, eveneens in was vereeu wigd, sinds mensenheugenis in een be nauwd vertrekje in het half donker zitten na te kaarten over de verloren slag, en een bioscoopje, dat nooit iets anders vertoont dan de slag bij Water loo, telkens in een nieuwe cinematogra fische versie. Er zijn over Waterloo ontelbare boe ken geschreven. En daarin kan men lezen over alle historische personages, die elkaar in deze omgeving hebben ontmoet: werkelijke en vermeende grootheden, veldheren, strategen en de paarhonderdduizend man, die elkaar hier op de fatale achttiende Juni van het jaar 1815 zijn aangevlogen en gepoogd hebben elkaar af te slachten. Maar ner gens zal men melding gemaakt zien van de bewoners van het dorpje, dat door deze calamiteit wereldberoemd is ge worden en dat ook wel zal blijven. De ironie van het geval wil, dat zij op den duur het meeste profijt hebben getrok ken uit een veldslag, die min of meer toevallig in hun onmiddellijke omgeving is uitgevochten en die een dramatisch einde heeft gemaakt aan het grandioze avontuur van het eerste Franse keizer rijk. Want of het een geluk of een onge luk is geweest dat Napoleon deze slag heeft verloren, daarover zijn de historici het al lang niet meer eens. Net zo min als over de vraag wie deze nederlaag nu eigenlijk precies op zijn geweten heeft. Maar dat deert Waterloo niet. In tegendeel, alle getwist van de deskun digen is gratis reclame voor dit Marken der geschiedenis, dat drijft op een on uitputtelijke handel in souvenirs. Ach teraf bezien is het ergste, dat Waterloo zou hebben kunnen overkomen, de mo gelijkheid. dat Napoleon zich een ander slagveld voor zijn militaire ondergang zou hebben uitgekozen. Gelukkig heeft hij dat niet gedaan, daarmede ongetwij feld een onschatbare dienst bewijzend aan de plaatselijke vereniging voor vreemdelingenverkeer, die hem daar voor wel met een standbeeld had mogen bedanken. Overigens is het een feit, dat de mo derne tourist heel wat meer van de slag bij Waterloo te zien kriigt dan de tijdgenoten van Napoleon, die er ge tuige van zijn geweest of er zelf aan hebben meegedaan. Veel meer zelfs dan Napoleon in eigen per soon. De meest realistische be schrijving ran de slag bij Water loo is nog altijd die van Stendhal in La chartreuse de Parme: het oogge- tuigeverslag van iemand, die er zelf bij is geweest en die er om die reden dan ook vrijwel niets van gezien heeft. Be halve dan een paar voorbijstuivende ruiters, die achteraf de keizer en zijn adjudanten bleken te zijn. en wat later een Duitse dragonder, die de oogge tuige aan zijn sabel probeerde te prik ken. Niet aldus de moderne tourist Hjj kan zich eerst in een passende stem ming laten brengen door de juffrouw van het panopticum, die hem met grote woordenrijkdom introduceert bij de in somber gepeins verdiepte Napoleon in wiens gehele droefgeestige houding het naderende onheil reeds ligt uitgedrukt en bij de overige protagonisten van het drama, die in groot tenue vergaderen en kennelijk nog niet weten wat hun boven het hoofd hangt. Aan de overkant van de weg voert een trapje naar een podium in het mid den van het panorama, vanwaar men de gehele veldslag in vol bedrijf ziet, com pleet met steigerende paarden, wild op elkaar inhakkende soldaten, de keizer op zijn schimmel en Wellington op 'n veilige afstand van elkaar, en een levende sup poost, die van de hele wereldhistorie niets anders kent dan de 18e Juni 1815, maar die dan ook op zijn duimpje. Hij beweegt zich als een tweede Napoleon boven dit strijdgewoel. Voor hem althans heeft de slag van Waterloo geen enkel geheim meer. Hij weet precies wie temidden van al dit realistisch geschilderde tumult, dat door zijn opgedreunde uiteenzetting wordt overstemd, een fout gemaakt heeft en waarom en hoe laat en met welke ge volgen. En hij laat niet na de indruk te wekken, dat als h ij het in 1815 ook voor het zeggen zou hebben gehad, het met Napoleon niet zo droevig zou zijn afge lopen. De grootste veldheren leggen het na honderd jaar af tegen het strategisch inzicht van de suppoost van een instel ling, die hun overwinningen en neder lagen exploiteert. Wie er dan nog niet genoeg van heeft kan de hele tragedie nog 'ns gaan bekij ken op de film. Maar hij kan ook de meer dan honderd treden, die naar de leeuw van Waterloo leiden, beklimmen en zijn blikken laten zwerven over dit land schap, dat in bijna anderhalve eeuw ge bleven is zoals het was in 1815, een uit gestrekte, in dit overigens dichtbevolkte land verlaten vlakte, met in de verte de witte muren van de boerderij La Belle Alliance, van waaruit Napoleon de slag heeft gevolgd en vanwaar hij zijn garde, die volgens het legendarische woord van Cambronne liever stierf dan zich over te geven, het vuur in zond, laatste troef in een verloren spel. Een vredig land schap. Er is nooit meer iets gebeurd sedert die 18e Juni 1815. Maar door de herinnering en door zijn ongereptheid heeft het iets groots, iets bijna plechtiês behouden. Eenmaal is hier over het lot van Europa beslist. De tijd heeft alle sporen uitgewist, zoals hij dat doet en zal blijven doen met alle veldslagen. Be neden wachten de souvenirs, de prent- brieKaarten en de vlaggetjes, bedrukt met de ene naam, die niet sterven kan; Waterloo, C. de Gt

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3