Het
ging er bij het ovan ministers
dikwijls nogal zonderling toe
I
m
Seyss-Inquart promotor der onder
handelingen over West-Nederland
Militair Gezag neemt regering meer
werk uit handen dan haar lief is
Generaal Kruis ziet ministers liever niet in
bevrijd gebied
TWEEMAAL WEKTE EEN RADIOREDE
WREVEL EN ONTSTEMMING
HU
Gekruide en gepeperde
brieven
Eén portefeuille
voor communisten
INBRAAK
op gezag
GERBRANDY DACHT
AAN WAR-CABINET
„Uw ontslag als
minister wordt
gereed gemaakt"
Vertrouwensmannen
grepen de kans aan
4
ZATERDAG 26 MEI 1951
PAGINA' 5
Bijna vijf jaar lang heeft de Nederlandse regering in balling
schap onder aanvoering gestaan van prof. mr. P. S. Gerbrandy.
Hij heeft de taak van het premierschap aanvaard als een roeping.
Hij koesterde er geen enkele ambitie voor. Toen prof. Gerbrandy
in September 1940 aan het bewind kwam, had zijn voorganger
jhr. De Geer zich het ongenoegen van de geallieerden op de
hals gehaald. Het Nederlandse kabinet stond onder verdenking.
In weinig maanden tijds wiste Gerbrandy de slechte indrukken
uit. Hij genoot vertrouwen. Hij had gezag. Voor vele van zijn da
den heeft de Parlementaire Enquête Commissie blijkens haar
verslag niets dan de grootste lof. Dat daartegenover in enkele
gevallen met name wat het ontslag van zijn ministers aangaat
premier Gerbrandy zonderlinge dingen deed, moet men be
treuren. Professor Gerbrandy heeft met die ontslagen wel eens
zeer abrupt en kortzichtig de vorm overboord gegooid. Hij heeft
herhaaldelijk blijk gegeven te weinig gesteld te zijn geweest
op team-work. Dat is dan de schaduwzijde van zijn persoonlijk
beleid.
„Drie lijken"
Reconstructie
Ontslag minister Kerstens
Autoritair optreden
DreesSchermerhom
Gezag boven al
TEAM-WORK NIET DE STERKSTE ZIJDE VAN
GERBRANDY'S
BELEID IN LONDEN
minister Kerstens niet gehandhaafd kon
worden. Eén is bekend, n.l. minister Van
den Broek (Financiën). Daartegenover
maakten twee andere ministers, t.w. de
minister van Justitie Van Angeren en mi
nister Albarda bezwaar tegen zijn ont
slag. Wat de commissie vreemd vindt is,
dat prof. Gerbrandy minister Kerstens
van gebrek aan beleid op het gebied van
de scheepvaart betichtte en hem juist dit
departement wilde laten houden. Een van
Kerste s' felste tegenstanders, de heer De
Booy, is voorts al over de bezetting van
een der twee departementen gepolst
vóór de heer Kerstens iets van de plan
nen van Gerbrandy wist. Hangende de
crisis heeft prof. Gerbrandy verder de
heer Kerstens nog de portefeuille van
Koloniën aangeboden. Dat weigerde de
heer Kerstens.
Er stonden in die dagen, om een uitdruk
king van minister Kerstens te gebruiken,
drie lijken boven aarde. Hijzelf, minister
Van Angeren (Justitie) en minister Van
Boeyen (Binnenlandse Zaken). Want ook
deze ministers hadden ontslag aangevraagd.
Minister Van Angeren deed het op 2 Juni
1944. Het ontslag werd niet aanvaard. Hij
herhaalde het op 30 Juni. Het werd hem
de 11e Juli verleend.
Minister van Boeyen, het „derde lijk",
heeft wel zijn ontslag ingediend, maar
is tenslotte toch in het kabinet geble
ven.
Het aan minister Burger op 24 Januari
1945 verleende ontslag heeft veel stof
doen opwaaien. Het is bij dit ontslag
vreemd toegegaan, omdat prof. Ger
brandy hield van korte metten maken.
Minister Burger was op 4 Januari
naar bevrijd gebied vertrokken om zijn
moeder te bezoeken, die ernstig ziek lag.
Hij ontving voor zijn vertrek een brief
je van de minister-president, luidende:
„Tot mijn groot verdriet vernam ik, dat
naar Nederland moet vertrekken, wijl
Uw moeder ernstig ziek is. Mijn beste
wensen zijn voor haar herstel. Het komt
mij wel goed voor Hare Majesteit de
Koningin belde mij op dat, indien dat
redelijk uitvoerbaar is, U terugkeert,
zodra dat kan cm de besprekingen hier
bij te wonen. Ook is het aanbevelens
waardig, zulks in verband met de be
kende moeilijkheden, Uw bezoek te be
perken tot wat de toestand van Uw
moeder nodig maakt." Minister Burger
vertrok.
De 14e Januari hield hq voor de radio
te Eindhoven een rede tot het Neder
landse volk. Hij roerde daarbij de kwes
tie der zuivering aan en zei o.m.: „Het
gaat niet om het vinden van begane fou
ten, maar om het vinden van hen, die
„fout" zijn geweest. Wanneer voor hen,
die „fout" zijn geweest, het recht zijn
loop heeft gehad, dan is het zuiverings-
vraagstuk ten einde". Deze rede heeft
veel kwaad bloed gezet. De minister
president zag er een veronachtzaming in
van de directieven, die hü de minister
in zijn briefje had gegeven.
Toen minister-president Gerbrandy op
3 September 1940 de teugels van de
heer De Geer overnam, heeft bij hem
voorgezeten een z.g. war-cabinet te
vormen. Binnen het kabinet wilde hij
een inner circle vormen van ministers,
hoofden van die departementen, die zich
met externe zaken bezighielden naast
een aantal ministers zonder portefeuille
met een bepaalde opdracht. De leden
Van het kabinet maakten er echter be
zwaar tegen. De positie van de premier
zou er een worden als van de Engelse
prime minister, die met grote bevoegd
heden was bekleed. Een kabinet, op die
basis kwam niet tot stand. De Enquête
commissie verklaart zich er evenmin
voorstander van.
Het eerste ontslag yan een minister in
het Nederlandse kabinet te Londen da
teert van 11 Juni 1941. De minister van
defensie Dijxhoorn vroeg ontheffing uit
zijn functie. Daaraan waren allerlei na
righeden voorafgegaan, die hierop neer
kwamen, dat zich voortdurend anderen
bemoeiden met aangelegenheden, waar
in de minister het voor het zeggen had.
Minister-president Gerbrandy het dat
toe en passeerde de minister zelf ook.
De climax werd bereikt, toen tijdens
een ontvangst door de Koningin, waarbij
de minister-president aanwezig was, de
heer Gerbrandy de minister betichtte
van nalatigheid en onjuist beleid. Ach
teraf bleek, dat de heer Gerbrandy vol
komen ongelijk had, maar hij hiclc} zyn
gelijk bij hoog en bij laag vol en zeide
in de minister geen vertrouwen te heb
ben. Onmiddellijk bood toen minister
Dijxhoorn aan de Koningin zijn ontslag
aan.
De heer Dijxhoorn had zijn ontslag dus
aangeboden. Hij verklaarde zich evenwel
bereid aan te blijven en begaf zich naar
de ministerraad van de 12e Juni Maar voor
er van aanblijven sprake was deelde prof.
Gerbrandy mee, dat het ontslag al was
verleend. De heer Dijxhoorn kon dus gaan.
Een en ander wekte wrevel en ontstem
ming. Het hele kabinet bood nu zijn ont
slag aan. Prof. Gerbrandy kreeg de op
dracht het kabinet te reconstrueren. Men
besloot het departement van defensie te
splitsen in een departement van oorlog en
een van marine. Ook de positie van de
minister-president wenste de heer Ger
brandy te doen herzien. Die herziening
hield dan een versterking van zijn positie
in.
De tegenstand was echter te groot en
Veer moest hij zijn voornemens laten va
ren. De enquête-commissie heeft echter
niet de indruk, dat prof. Gerbrandy zich
aan de geest van deze beslissing gehouden
heeft. Hij heeft herhaaldelijk blijk gegeven
te weinig gesteld te zijn geweest op team-
Vork. De ministeriele verantwoordelijkheid
is daardoor wel eens in het gedrang geko
men. In kleine kring werden zaken behan
deld, die in de ministerraad thuishoorden.
In de aangelegenheden betreffende de ver
bindingen met bet bezette gebied is het
kabinet bijvoorbeeld buiten de hoofdzaken
gehouden.
Het ontslag van minister Dijxhoorn viel
in Juni 194L Op 14 October v«fn dat jaar
vroegen de ministers Wel ter en Steen -
herghe ontslag. Het is hun op 20 Nov. 1941
verleend. Dit ontslag van twee katholieke
ministers maakte een ongunstige indruk.
Kleine schermutselingen met de minister
president over zaken, waar de ministers
buiten gehouden waren, zijn eraan vooraf
gegaan. De twee ministers waren al de
grootste tegenstanders van prof. Gerbrandy
geweest bij zijn plannen om grotere be
voegdheden te krijgen. Wat de maat deed
everlopen was een radiorede van de pre
mier, waarin hij naar aanleiding van het
geallieerde bombardement op Rotterdam,
Van 3 op 4 Oct. de bevolking aanraadde, zo-
Veel mogelijk de havens langs de Nieuwe
Waterweg te ontruimen. Dat was volgens
Qe ministers in strijd met de regeringspoli-
tiek, die er op gericht was bij de Engelsen
te bepleiten, dat geen bombardementen op
industriële of transportdoelen in de nabij
heid van bevolkingsconcentraties zouden
geschieden.
Vervolgens komt de crisis Kerstens
aan de orde. Minister-president Ger
brandy had een reeks bezwaren tegen
öainister Kerstens, die de portefeuille
^an Handel, Nijverheid en Scheepvaart
beheerde, welke lang niet mals waren,
"ij stelde de heer Kerstens op belang
rijke punten in gebreke en deed dat op
15 April 1944 in een brief, waarin hij
Van zijn voornemen kennis gaf het de-
bartener.t te splitsen in een ministerie
^an Handel er Nijverheid en een van
pcheepvaart. Aan het hoofd van het
lyatste dacht hij zich mr. Steenberghe.
■Minister Kerstens stemde met dit plan
biet in en verbond er zijn ontslagaan
vrage aan. Op 27 April deelde prof.
Gerbrandy mee, dat de Koningin haar
goedkeuring aan de splitsing hechtte.
Kn of de minister zijn ontslagaanvrage
by maar officieel wilde indienen! Mi-
«iste- Van Angeren kenschetste dat als
„deurwaardersexploit". De heer
Kerstens diende daarop zijn ontslag in
6,1 verkreeg het.
Het ontslag van de heer Kerstens en
'vooral de gronden, waarop de minis-
ter-president de minister er toe
dreef het te nemen, kunnen in de ogen
van de enquête-commissie geen ge-
bade vinden. De agitatie te Londen te-
§en minister Kerstens gevoerd men
berinnere zich het geschil met de re-
J.ers> die tegen de door de heer
Kerstens ingevoerde vaarplicht in
erzet kwamen met een staking
acht de commissie na ampel onderzoek
niet juist.
Drie ministers waren van mening, dat
Nederland tijdens de bezetting: De Duitse Rijksminister dr. Ley inspee-\
teert te Heerlen de W. A., vergezeld door de Rijkscommissaris Seyss-
Inquart, Hauptdienstleiter Schmidt en de plaatsvervangende leider van de
N. S. B.. Van Geelkerken.
Woensdag 24 Jan. deed prof. Gerbran
dy hem weten, dat Kij hem te 2.45 uur
wilde spreken voor de spoedvergadering
van de ministers, die een uur later aan
ving. Toen hij binnenkwam zei de mi-
nister-president: „Uw ontslag als mi
nister wordt gereed gemaakt," Een dag
later was het een feit.
Tegelijk met de heer Burger bo
den minister Albarda (Waterstaat) en
Van den Tempel (Sociale Zaken) hun
ontslag aan. De bestuursvoorziening
was nog steeds niet geregeld voor het
bevrijde Nederland. Dat was het grote
bezwaar van minister Albarda. Hij
werd gesteund door de heer Van den
Tempel, die de gezagsverhoudingen
vond aangetast. Op 8 Februari heeft
toen de heer Gerbrandy het ontslag
van het hele kabinet aangeboden. Hij
werd meteen weer belast met de vor
ming van een nieuw kabinet.
Het oude kabinet werd niet gerecon
strueerd, al zat dat bij de collectieve
ontslagaanvrage voor, omdat men enige
katholieke ministers uit het bevrijde
Zuiden in dit kabinet wilde opnemen.
Van het Zuiden uit werd aandrang uit
geoefend om mei een geheel nieuw
team op te treden. Gerbrandy vond een
compromis, dat echter beide partijen
niet bevredigde.
Het feit, dat hij de heer De Quay in
zijn kabinet opnam, heeft de Enquête
commissie verwonderd. Naar algemeen
gevoelen moest eerst een onderzoek
naar de faits et gestes van de heer De
Quay, een der leden van het drieman
schap der Nederlandse Unie, worden in
gesteld.
ln December 1944 zijn de onderhandelingen begonnen, die geleid hebben tot de
bevrijding van het Westen van Nederland. Het initiatief ging uit van Seys-In-
quart, die in een gesprek met de waarnemend secretaris-generaal van het minis
terie van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, dr. H. M. Hirschfeld, zinspeelde
op de mogelijkheid, dat West-Nederland" door de Duitsers ontruimd zou worden.
Dr. Hirschfeld ging op het idee niet formeel in. Hij vertrouwde de zaak nog
niet. Met een „Ach, da haben wir doch schön phantasiert besloot Seys-Inquart
het gesprek.
Op 7 Januari 1945 kwam de secretaris-generaal opnieuw met de rijkscommissaris
in contact. Seyss-Inquart opperde ernstig het idee West Nederland onder een
soort neutraal beheer te brengen. De heer Hirschfeld heeft hiervan het College
van Vertrouwensmannen op de hoogte gesteld. Dit college was door de regering
te Londen ingesteld om in Nederland het gezagsvacuüm op te vullen. Het bestond
uit de heren jhr. mr. Bosch ridder van Rosenthal, prof. mr. Cleveringa. de heer
Drees, mr. Cramer en mr. Van Sonsbeeck, die bij de bevrijding van het Zuiden,
waar hij verbleef, is vervangen door mag. dr. Stokman. Later is ook prof. Oranje
tot lid van het college aangewezen. De heren Neher en Van der Gaag maakten
er voorts deel van uit.
Het college heeft zich aanvankelijk
met de maatregelen beziggehouden, die
bij de bevrijding ter handhaving van
orde en rust genomen zoijden moeten
worden. Het adviseerde de regering in
vele aangelegenheden, maar moest bij
de bevrijding wijken voor het Militair
Gezag. Het speelde ook een belangrijke
rol bij de onderhandelingen met de
Duitsers. In April 1945 immers wendde
Seyss-Inquart zich weer tot de heer
Hirschfeld. Hij wees erop, dat er op
dracht was gegeven tot grondige vernie
lingen in Nederland, die alleen voorko
men konden worden als Nederland van
Duitsland zou zijn geïsoleerd. Seyss-In
quart had een bezoek aan Duitsland
achter de rug en van minister Speer te
horen gekregen hoe de Duitsers er voor
stonden. Speer zelf stoorde zich niet aan
zijn opdracht alles in Duitsland te' ver
nietigen. Hij wist, dat de oorlog verloren
was en wenste niet aan de dolzinnige
eisen van de Führer te voldoen. De uit
latingen van Seyss-Inquart heeft dr.
Hirschfeld aan de heer Bosch doorgege
ven, die ze de minister-president heeft
bekend gemaakt. Daarna is gevolgd een
onderhoud van de consul-generaal van
Finland de heer Van der Vlugt met de
Beauftragte voor Zuid-Holland dr.
Schwebei. Een capitulatie der Duitsers
in West-Nederland resulteerde als mo
gelijkheid uit dit gesprek.
Hiervan zijn de Vertrouwensmannen
op de hoogte gesteld. Een tweede ge
sprek volgde, waaruit besprekingen
voortvloeiden van Seyss-Inquart en
Bchwebel met de heren Van der Vlugt
en Six als afgevaardigden der Vertrou
wensmannen. Men kwam daarbij onge
veer overeen, dat als de aanval der ge
allieerden tegen het Westen van Neder
land niet zou worden doorgezet, de Duit
sers inundaties zouden voorkomen, voed
sel binnenlaten en executies staken. De
Illegaliteit moest zich dan ook rustig
houden
Met dit voorstel zjjn de heren Neher
en Van der Gaagr, geholpen door de
Duitsers, de Merwede overgestoken, de
geallieerde linies doorgetrokken en naar
Londen gevlogen. Uitvoerige besprekin
gen met de geallieerden volgden, die
door de dood van president Roosevelt
vertraagd werden. Intussen vielen de ge
allieerden bij de Afsluitdijk toch aan en
zetten de Duitsers daarop de Wieringer-
meer onder water. De illegaliteit roerde
zich. voor zover men ze kon instrueren,
niet. Eindelqk kreeg op 23 April gene
raal Eisenhower volmacht om naar de
De Parlementaire Enquête Commissie heeft by al haar onderzoekingen ook het
Militair Gezag niet vergeten. In de meer dan honderd pagina's, die zij in haar
verslag aan de wederwaardigheden van dit instituut wijdt, schenkt zij in het bq-
zonder aandacht aan de controverse, die tussen het M. G. en de Regering te
Londen heeft bestaan. Het Militair Gezag heeft het met vele leden der regering
in Londen bepaaldelijk slecht kunnen vinden. Het onttrok aan de departementen
veelal onmisbare ambtenaren. Het nam de regering, zodra het eenmaal in be
vrijd gebied werkzaam was, meer werk uit handen dan die regering lief was.
De chef Militair Gezag, generaal Kruis, liet de ministers zelfs zwart op wit we
ten, dat hij hun aanwezigheid in bevrijd gebied niet wenselijk achtte! Dat heeft
bijna zijn ontslag tengevolge gehad. Omdat generaal Kruis ever.wel onmisbaar
werd geacht en hij zijn gepeperde verklaring later herriep, is het zover niet ge
komen. Nochtans schreef hij later opnieuw enige rapporten aan de ministers
die de verbolgenheid gaande maakten. Deze houding was een afspiegeling van
de voortdurende geprikkeldheid tussen de regering en de militaire bestuurs-
mstanties. De regering had nagelaten de verhoudingen precies te regelen. Het
M. G. op zijn beurt matigde zich bevoegdheden aan, die de opbouw van het
civiele bestuursapparaat ernstig in de weg stonden. Nuttig werk heeft het ech
ter ook verricht.
Bij beschikking van het ministerie van
Oorlog was op 28 Januari 1943 het Bu
reau Militair Gezag ingesteld. Aan het
hoofd kwam de kolonel-generaal mr. H.
J Kruis. Het bureau beschikte aanvan
kelijk over weinig ambtenaren. Toen
eenmaal de bevrijding van Neder
land in zicht kwam werd het sterk uit
gebreid. Ambtenaren werden aangetrok
ken, die straks in bevrijd gebied be
stuursfuncties moesten uitoefenen en
vele van die ambtenaren kwamen van
de departementen. Ze genoten immers
als militair een hoger salaris en. maak
ten zeer sne] promotie. Een kleine twee
honderd man trok op 10 September 1944
naar Brussel, waar de staf van het M.G.
werd gevestigd. Van BruSsel uit ver
richtte men zijn werkzaamheden in be
vrijd gebied. Er werden secties opge
richt en een uitgebreid apparaat ont
stond, dat vijfhonderd man personeel
telde.
Terwijl evenwel de oorspronkelij
ke opzet der Regering was met het
Militair Gezag over een organisatie
te beschikken, die als liaison-appa
raat kon dienen met de geallieerde
militaire autoriteiten en als een be
stuursapparaat van de Regering jn
bevrijd, maar nog niet geheel tot
rust gekomen gebied, ging het M.G.
optreden als een zelfstandige instan
tie. die met de Regering als haar
opdrachtgeefster weinig meer van
doen had.
De vrees, dat de geallieerden zelf het
civiele bestuur in Nederland zouden gaan
uitoefenen is aan de oprichting van het
M.G. niet geheel vreemd geweest. In
derdaad zat die vrees bij de Regering
voor. Zij sloot toen met de Engelse en
Amerikaanse regering twee gelijk
luidende overeenkomsten, het zgn. Le
gal Agreement, die hierop neerkomen,
dat het M.G. zou gelden als tussenper
soon tussen geallieerde militaire autori
teiten en Nederlandse plaatselijke auto
riteiten, waarbij, naarmate de toestand
dit gedoogde, aan het M.G. vérstrekkende
de bevoegdheden gegeven zouden wor
den. Het was voorts de bedoeling, dat
het M.G. slechts een kort bestaan zou
leiden.
De bevoegdheden van het M.G. moes
ten groot zijn. De Regering zag dit in.
Zij heeft echter geen krachtige houding
aangenomen, toen haar gezag op het spel
kwam te staan. Uit de veelbewogen ge
schiedenis van het M.G. is het geschil
tussen generaal Kruis en de ministers
wei het frappantste staaltje van autori
tair optreden, waartoe de chef staf zich
liet verleiden.
In November 1944 kregen de ministers
van het geallieerde hoofdkwartier einde
lijk toestemming om naar bevrijd Ne
derland te gaan. Onderhandelingen met
Eisenhower hadden tot dit resultaat ge
leid, niet evenwei dan nadat premier
Gerbrandy daarbij Churchill in het ge
weer had geroepen. De ministers waren
overeengekomen, dat zij niet allen zou
den gaan. Vijf hunner, te weten de
ministers van Binnenlandse Zaken,
Oorlog, Justitie, Financiën en de minis
ter-president, zouden als kwartiermakers
de toestand opnemen en schikkingen
voor de vestiging der departementen
treffen. Toen zij in Nederland kwamen
konden zij niets uitvoeren. Overal had
het Militair Gezag zich genesteld. De
ministers zaten vrijwel geïsoleerd in het
liun toegewezen verbiyfsoord „Bosch en
Ven" te Oisterwijk. Zelfs kwam een
majoor van het M.G. om hun vergade
ringen bü te wonen. Dat is hem ge
weigerd.
De 12e November kreeg minister-pre-
ïgjéeat Gegbuaady tójdees de
raad te Londen een brief van generaal
Kruis, aan hem gericht. Hij las de brief
meteen aan de ministerraad voor, die
toen kon kennisnemen van passages in
deze brief, die letterlijk luidden:
De vestiging van een aantal ministers
in Nederland zonder departementen of
met uit den aard geheel onvoldoende
personeel heeft de volgende grote be
zwaren:
De neiging zal ongetwijfeld bestaan
om bij gebrek aan departementaal per
soneel zich te bedienen van de hulp van
het personeel van de Staf Militair Gezag.
Dit is echter ontoelaatbaar. De secties
zijn onvoldoende van samenstelling en
moeten nog verder uitgebreid worden.
Zij kunnen niet tevens ten dienste staan
van de ministers, tot wier departemen
ten een deel van het personeel voor de
vorming van Staf Militair Gezag heeft
behoord. Anderzijds moet ik om grote
verwarring te voorkomen de eis stellen,
dat aan het personeel Staf Militair Ge
zag uitsluitend door mij en niet door
ministers orders worden gegeven.
En:
Het bevrijde gebied van Nederland
bevindt zich nog steeds in de z.g. mili
taire fase. Zolang derhalve de feitelük
hoogste macht op bestuursgebied nog in
handen ligt van de geallieerde opperbe
velhebber is het gewenst dat Nederland-
Se ministers zich niet op Nederlands
gebied met bestuursaangelegenheden be
moeien. Daarvoor is een apparaat ge
schapen: het Militair Gezag.
En daarenboven:
De permanente aanwezigheid van een
aantal ministers in Nederland zou be
tekenen, dat men zich in het bevrijde
gebied, meer dan tot dusver het geval
is, met het politieke leven zou gaan
bezighouden. De ervaringen in België
hebben geleerd, dat hier grote nadelen
uit voortvloeien.
Dan daarbij:
Het tegenwoordige kabinet verheugt
zich in Nederland niet in een grote po
pulariteit.
En generaal Kruis laat horen:
Zou blijken dat zich een andere
toestand gaat ontwikkelen, een toe
stand, waaruit de hiervoor genoemde
bezwaren voortvloeien, dan moet ik
Uwe Excellentie tot mijn spijt nu
reeds waarschuwen, dat ik dan zeker
tot de conclusie zal moeten komen,
dat ik de verantwoordelijkheid niet
langer zal kunnen dragen en mij tot
H.M. de Koningin zal moeten wen
den om ontheffing te verzoeken uit
mijn tegenwoordige functie.
Afschriften van deze brief had gene-
*aai Kmk gMteaden aan Z.K-H. J»wue-I v»ost
Generaal Kruis.
Bernhard en aan de minister van Oorlog.
De stemming in de ministerraad was
allesbehalve zachtmoedig, toen minister
president Gerbrandy de brief had voor
gelezen. Een daad van insubordinatie
was het algemeen gevoelen. Generaal
Kruis moest maar op het matje komen.
Volgens oud-minister Albarda had pre
mier Gerbrandy voorspeld, dat hij de ge
neraal ongezouten de waarheid zou zeg
gen, Inaar toen de generaal verscheen had
min.-pres. Gerbrandy helemaal zijn tan
den niet laten zien. Ernstig is overwogen
om generaal Kruis te ontslaan. Men is
er niet toe overgegaan. De generaal stond
bij de geallieerden in aanzien. Hij was
een uitstekend liaison-officier en men
vreesde de betrekkingen te schaden als
men hem ontsloeg. Ook wist men geen
geschikte opvolger. Derhalve volstond
men 'met een onderhoud te arrangeren,
waarbij generaal Kruis toegaf, dat hij
te ver was gegaan. In zijn weekrappor-
porten, die later volgden heeft hij echter
opnieuw hoog van de toren geblazen.
En op 8 December 1944: Indien het
woord, dat de veldheer veel wint al wint
hij niets dan tijd ooit waar geweest is,
dan is dat wel thans in Nederland. Deze
afthang wordt nut c&kwyte door da
regering en vooral door de aanwezigheid
van een aantal harer leden op Neder
lands gebied ontnomen. Dat zij mij ont
nomen wordt is echter niet belangrijk.
Zij wordt aan het in nood verkerende
Nederlandse volk onthouden.
En op 8 December 1944:
Ook in de afgelopen week hebben de
besprekingen met de aanwezige leden
der regering weer een belangrijk deel
van mijn tijd en die mijner officieren
in beslag genomen. Ook het wegruimen
van misverstanden, ontstaan door buiten
overleg rrret mij genomen beslissingen
van te Londen verblijvende leden der
regering, neemt kostbare tijd in beslag.
Een en ander bevordert allerminst het
doel: er kan minder feitelijks gedaan
worden en de bevolking krijgt een in
druk van onzekerheid en besluiteloos
heid. die het gezag niet ten goede komt.
Ook deze rapporten zetten kwaad
bloed. De ministers Albarda en Van den
Tempel hebben de verhouding tot het
M.G. mede aangevoerd als een der mo
tieven waarom zij in Januari 1945 ont
slag namen uit het kabinet. Vooral mi
nister Albarda had vele grieven tegen
het Militair Gezag, waarvan hij nage
noeg geen medewerking ondervond. Te
legrammen. die hij onder het hoofd
„persoonlijk" stuurde naar zijn collega
ministers in Nederland, kwamen in af
schrift bij het M.G. terecht. Zijn secre
taris in dienst bij het M.G. werd, toen hij
hem nodig had. op een dienstreis ge
stuurd. Klachten aan het adres van de
Staf werden niet beantwoord. En zo was
er meer.
Minister-president Gerbrandy deed i*
Engeland ook nog wel eens iets anders.
De premier op vacant ie in Schotland,
met een zelf gevaugen zalm!
omstandigheden te handelen.
Uit het onderzoek mag men wel de
gevolgtrekking maken, dat Seyss-In
quart, om zijn eigen hachje te redden,
het initiatief tot de onderhandelingen
heeft genomen. Generaal Blaskowitz
stemde wel met zijn pogingen in, maar
hield zich van de praktische uitvoering
verre. Hij handelde naar het „Befehl ist
Befehl". Verder is gebleken, dat de ge
allieerden niet van zins zijn geweest Ne
derland afzonderlijk te bevrijden.
l
Uit de gegevens, die de Enquéte-
commissie heeft verzameld over de for
matie van het kabinet Drees-Schermer-
i horn blijkt, dat de formateurs bij hun
vorming van een nationaal kabinet tot
herstel en vernieuwing ook de commu-
nisten hebben aangezocht en wel voor
een ministerschap zonder portefeuille.
De communisten toonden zich daarover
zeer verontwaardigd. ZÜ wensten, dat
een hunner geestverwanten het departe
ment van Landbouw, Visserij en Voed-
j sclvoorziening onder zyn beheer zou
krijgen en ze wilden daarnaast een com
munistische minister zonder portefeuille.
Zover wensten de formateurs niet te
gaan. De communisten traden dus niet
toe.
Ook de anti-revolutionnairen waren
niet officieel vertegenwoordigd. Hun
leider de heer Schouten stond op het
standpunt, dat de oude volksvertegen
woordiging moest terugkeren. De for
mateurs deelden dat standpunt niet. Zij
hebben toen met de heer Bruins Slot
gesproken, die voor de anti-revolution-
r.airen de portefeuille van O. K. en W.
begeerde. Intussen was daarvoor al
prof. v. d. Leeuw aangezocht en voor
een splitsing van het departement voel
den de formateurs niets. Tenslotte werd
de heer Meynen minister van Oorlog.
Hij had als secretaris-generaal op dit
departement de nodige ervaring opge
daan en in verband met de strijd tegen
Japan achtte men het wenselijk, dat hij
deze post zou bezetten. De heer Meynen
was anti-revolutionnair.
De heer Beel werd minister van Bin
nenlandse Zaken, omdat hij deze functie
in het tweede kabinet-Gerbrandy ze
goed had vervuld en de candidaat. die
de formateurs eerst gevraagd hadden,
geweigerd had.
Uitgangspunt bij de formatie is ge
weest, dat de formateurs een beroep
zouden doen op alle politieke stromin
gen in ons land. Hun gedachte is ge
weest in één vertegenwoordigend li
chaam zowel de vroegere kamerleden
die nog beschikbaar u-aren, als verzets
mensen tezamen te brengen en ook het
kabinet een weerspiegeling te doen zün
van de verschillende stromingen, maar
tevens te zorgen, dat verschillenden van
diegenen, die daarin zitting zonden heb
ben, werden gekozen uit deelnemers
aan het verzet.
Eén omstandigheid heeft deze wanver
houding in de hand gewerkt. Het be
zwaar namelijk, dat was verbonden aan
de constructie van het Besluit Bijzondere
Staat van Belegr waarvan men was uit
gegaan bij het oprichten van het Militair
Gezag, dat op een grondwettelijke basis
moest steunen. Volgens dit besluit kon
alleen de Kroon instructies aan de chef
Staf geven. De individuele minister in
Nederland vermocht met de wet in de
hand tegenover de chef Staf niets. Het
tot stand brengen van instructies door
de Kroon bleek echter in de practijk
vrijwel onmogelijk, omdat de ministers,
die zulk een instructie moesten voordra
gen. overal waren verspreid en voortdu
rend op reis gingen.
De Parlementaire Enquête Commissie
is van mening, dat de chef Staf met zijn
brief van 12 November ernstig in gebre
ke is gebleven en naar haar mening is
het te betreuren, dat de regering niet
krachtiger heeft gereageerd. Uit de hou
ding van generaal Kruis gedurende de
jaren, dat hy de leiding had van het M.G.
spreekt een mentaliteit, die de commis
sie ten sterkste afkeurt. De regering
treft een nog groter schuld, omdat zij
heeft nagelaten de gezagsverhouding te
regelen. De handhaving daarvan immers
is een zaak, die boven alles gaat, aldus
de Commissie.
De Enquête-commissie maakt er vervol
gens bezwaar tegen, dat het M. G. zijn
hoofdkwartier te Brussel heeft gevestigd.
Het reizen naar Nederland nam veel tijd
en moeite in beslag en bevrijd Nederland
vond het maar raar. Dat is ten nadele van
het M. G. Ten nadele van de regering voert
de commissie aan, dat de regering kenne
lijk weinig moeite heeft gedaan om over
leg met het M. G. te Brussel te voeren.
Dat maakte de taak van generaal Kruis
niet gemakkelijker. Toen het tweede kabi
net Gerbrandy in Februari 1945 was gefor
meerd. werd de samenwerking beter. De
regering eiste toen van de generaal, dat
hij zich naar haar zou richten en zijn hou
ding zou herzien. Gegriefd antwoordde ge
neraal Kruis, dat hij m andere omstandig
heden am züb aéeeweaej^ maar dat h»
Na het aftreden van minister Van
Heuven Goedhart als minister van
Justitie waren niet alle stukken on
der zijn beheer te Londen. Er lagen
er nog in ziin bureau teOisterwijk'.
De heer Van Heuven Goedhart kreeg
geen verlof van premier Gerbrandy ze
te halen. Toch wilde men de stukken
hebben. De heer Van Heuven werd
toen voorgesteld in gezelschap van
de heer Van Angeren de bureaux te
openen, maar dat wilde de heer Van
Heuven Goedhart niet, omdat er cor
respondentie bij was, die onaange
naam was voor de heer Van tAnge-
ren. De minister-president heeft toen
beslist, dat de bureaux geforceerd
zouden worden. Later trok hij die
opdracht in, maar hei was al ge
beurd. Toen de heer Van Heuven
Goedhart verlof kreeg naar Neder
land te gaan, vond hij in Oisterwijk
de laden van zijn bureau openge
broken en leeg
zijn verantwoordelijkheid hoger stelde dan
zijn persoonlijke gevoelens. Hij trad met
af. Herhaaldelijk heeft de commissie in
brieven van generaal Kruis aan de rege
ring ook vóór 1944 toespelingen aangetrof
fen op ontslagaanvrage. De regering is er
steeds voor geweken. Generaal Kruis wei
gerde zelfs een loyaliteitsverklaring aan
de regering af te leggen op grond van het
feit, dat hij als officier zijn eed had ge
geven. Toen echter, zoals omschreven,
puntje bij paaltje kwam en hij een gekrui
de brief van de minister-president kreeg
-7- geschreven vóór het aftreden van het
kabinet en verzonden na de formatie van
het tweede kabinet Gerbrandy bond hij
m. Daarna zpu er vee- mméer