b>cc cCe t; STUUD OM +fEIDR£ltl
AUGUST VERMEYLEN EN DE TAALGRENZEN
TOT DE RAND VAN DE AFGROND
Mensen op reis
Leren zien wat mooi is
Hernieuwing
BEDRIJFSUREN PER MACHINE MOETEN
WORDEN OPGEVOERD
„Europees peil"
,v
De uitgave van zijn verzameld werk:
erkenning van zijn wekroep
NIEUWE VERKEERSREGELING
Differentiatie in loonschaal zal werknemers
moeten prikkelen zich te bekwamen
Onderzoek in zaak-
Schallenberg
ZATERDAG 9 JUNI 1951
PAGINA 3
Vele bromfietsers ernstig
gedupeerd
Emigranten-aalmoezenier
naar Canada
Journalisten worden
gehoord
PHILIPS-TENTOONSTELLING
OPEN VOOR PUBLIEK
LITERAIRE KRONIEK
DOOR LEO BRADY
10
Benoemingen van pastoor Smit
en pater Wijnhoven
Tot Archimandriet der
Oosterse Kerk
Voor onze
amateurfotografen
Couperen
Herhaaldelijk maakt Z.H. de Paus
gebruik van een audiëntie om
de katholieke leken richtlijnen te
geven voor een daadwerkelijke bele
ving van het Christendom. Meestal
spreekt Hij dan over de hoofden van
Zijn onmiddellijke toehoorders heen tot
de hele wereld. Nog niet zo lang ge
leden heeft de H. Vader een delegatie
var. de Italiaanse beweging tot herbe
leving van het Christendom ontvangen
en een aansporing tot hen gericht, die
voor alle landen van het grootste be
lang is.
Het heeft daarom zeker zijn nut de
aandacht te vestigen op deze wijze
Woorden van de Plaatsbekleder van
Christus op aarde, Die als geen ander
bevoegd is in de problemen van onze
tijd op te treden als deskundig raads
man.
De H. Vader begon zijn rede met een
kernachtig citaat van St. Ignatius van
Antiochië, wiens leven als Bisschop
en Belijder van het H. Geloof een on
onderbroken, heldhaftige strijd is ge
weest tegen de afbrekende invloed van
het kwaad. „In tijden, dat het een
voorwerp is van de haat der wereld, is
het Christendom geen zaak van over
redende woorden, maar van
innerlijke groothei d".
Deze gedachte vormt de kern van het
Pauselijk betoog. „Het Rijk Gods komt
zonder opzien te verwekken" heeft
Christus gezegd. In de stilte van de
individuele gewetens zal daarom het
voornemen moeten rijpen het eigen le
ven in al zijn persoonlijke en sociale
Uitingen geheel en al af te stemmen op
de wet van God. De crisis, die de mens
heid van onze tijd doormaakt, is in zijn
diepste wezen religieus. Hoewel daarom
een zo diep mogelijke geloofskennis
door een beredeneerde en wetenschap
pelijke verklaring van de geloofswaar
heden onmisbaar is, toch is dit op zich
alleen niet voldoende. Zoals men even
min kan volstaan met een vaak toch
al zo schaarse dosis christelijk leven,
samengesteld uit conventionele ge
woonten. Geen andere norm mag noch
kan hier gelden dan het principieel en
consequent beleven van het volle
dige Christendom, dat in de practijk
van het dagelijkse leven door zijn in
nerlijke grootheid de wereld overtuigen
moet van zijn alleen reddende waarde.
De eerste eis ter verwezenlijking van
dit ideaal is een onbegrensd en levend
bovennatuurlijk geloof, hoe afwijkend
de moderne wereld hiertegenover ook
staan moge. Hoe men het wendt of
keert, Gods waarheid en genade is en
blijft voor alle tijden de enige heilsbron
voor de. mensheid, buiten welke er zon
der meer geen hoop is. De directe god
delijke openbaring, ons gegeven in de
persoon van Jezus Christusr heeft eens
en voor goed het heilsplan van de
Schepper van hemel en aarde bekend
gemaakt. Verzet daartegen loopt onher
roepelijk uit op de totale ondergang van
de opstandige mens.
Het is dan ook ten enenmale uitge
sloten, dat het Christendom ooit
zou kunnen overgaan tot een
aanpassingspolitiek aan het moderne le
ven en denken, aan de wetenschappe-
li.ike*ontdekkingen en de steeds groeien
de ontwikkeling van de techniek, alsof
zijn historische vormen en oude dogma's
zichzelf hadden overleefd.
Deze herhaaldelijk in woord en ge
schrift geuite raad wijst de Paus met
kracht af,als een ijdele en lege illusie
van oppervlakkige geesten. De Kerx
kan onmogelijk in de enge omraming
van louter menselijke organisaties ge
wrongen worden. Om de zo eenvoudige
reden, dat wetenschap en techniek nooit
het hele veld van het leven kunnen
^beslaan. De bovennatuur is niet uit te
schakelen en nog veèl minder te om-
Vangen door de beperkte middelen van
de menselijke geest. Integendeel!
Naarmate wetenschap en techniek
groter vorderingen maken, des te duide
lijker en effectiever openbaren zij „de
eeuwige macht van God".
De enige, volkomen betrouwbare op
lossing van de levensproblemen schuilt
in een radicaal geloof in God. Maar dan
in een geloof, dat zich trouw "weerspie
gelt in de complete levenshouding
van de afzonderlijke mens. Wat gchjk
staat met een stipte naleving van Gods
geboden en die van Zijn Kerk.
Zonder voorbehoud en zonder com
promissen!
Want wie durft zeggen", zo gaat dan
de H. Vader voort, „dat iemand God
trouw dient, als hij, bij het vervullen
van zijn christelijke plichten, een uitge
sproken wereldse geest verraadt, als hij
zijn eigen belang, ijdelheid en zinnelijk
heid meebrengt in de kerk, als hij zich
verbeeldt zijn lichtzinnig en profaan ge
drag te kunnen compenseren of zelfs
heiligen door het af en toe „plegen"
van een of andere, louter oppervlakkige
oefening van godsvrucht, die boven
dien vaak niets anders is dan een kin
derachtig bijgelovige devotie?"
Dit is een scherpe maar daarom met
minder juiste tekening van de levenlo
ze geloofspraktijk van al te veel Chris
tenen Juist deze verzwakking en ver
slapping zijn oorzaak, dat de wereld het
Christendom niet meer ernstig neemt,
omdat haar geen kans gegeven wordt
zijn hervormende waarden te toetsen
aan het leven van de afzonderlijke „ge-
Er is maar één uitweg. Willen wij,
Christenen, de ons opgelegde taak naar
behoren vervullen door telkens weer
Gods heilsleer in ons gedrag een herbo
ren gestalte te geven, dan zal het hele
leven van ieder van ons met zorg moe
ten geboetseerd worden naar het ont
werp van Jezus woord: „Zo iemand na
Mij wil komen, hij verloochene zich
Zelf. neme iedere dag.*zijn kruis op, en
volge Mij." (Luc. 9.23.)
De directeur van de afdeling wegen
en verkeer van de A.N.W.B., de heer
A. Boost, heeft op de algemene vergade
ring van de federatie van Nederlandse
rijwielpadverenigingen, te Vlissmgen
gehouden, gezegd, dat het verbod om de
met een zwart bord aangegeven rijwiel
paden met bromfietsen in werking te
berijden, een steeds groter wordend ge
deelte van de'bevolking in ernstige mate
dupeert. Hij vermeldde, dat thans per
Week gemiddeld twee duizend nieuwe
bromfietsen op de weg komen en dat de
rijwielpaden met zwarte borden een ge
zamenlijke lengte van ongeveer zesdui
zend kilometer hebben. Geestelijken,
wijkverpleegsters, veeartsen en arbei
ders worden door deze rigoureuze bepa
lingen ernstig gehinderd, daar de be
trokken rijwielpaden vaak van groot
belang voor de streek zijn.
De A.N.W.B. heeft hierop de aandacht
van de minister gevestigd. De heer Boost
meent te mogen verwachten, dat dit var
bod zal worden ingetrokken.
Op verzoek van de aartsbisschop van
Toronto, kardinaal Mc. Guigan, heeft
he bisschop van Breda kapelaan A.
Lannoye te Hulst benoemd tot emi
granten-aalmoezenier voor Canada. De
Jmpelaan zal in Toronto speciaal onder
he Nederlandse immigranten gaan wer
den. Hij vertrekt in Augustus naar zijn
nieuwe standplaats.
Het aantal bedrijfsuren per machine
zal, waar de sociale, economische en
technische omstandigheden het ook maar
enigszins toelaten, opgevoerd moeten
worden, aldus concludeerde prof. ir. D.
Kooien in de rede, die hij hield op de
sluitingsdag van het Techni-Show-Con-
gres, die gisteren te Rotterdam gehou
den werd. Prof. Kooien meende, dat
bet noodzakelijk was de machines zo
lang mogelijk in bedrijf te houden en
ze bijv. in twee of drie ploegen te la
ten draaien. De sociale nadelen hiervan
zijn natuurlijk groot, maar de economi
sche noodzaak drijft hier toe. De ma
nier van gebruiken van machines geeft
een hogere slijtage en in dit verband
vond prof. Kooien de afschrijvingspoü-
tiek bijzonder dwaas, daar deze in dit
kader eenvoudig niet past.
Grote moeilijkheden zullen echter on
dervonden worden in verband met de
vakbekwaamheid van het personeel.
Die vakbekwaamheid zal op peil ge
bracht moeten worden en vakbekwame
arbeiders zullen in voldoende aantallen
aanwezig moeten zijn. Terwijl nu ieder
een klaagt over de vakbekwaamheid
van de arbeider, is de Regering er
uitermate tevreden over! Dit lijkt ech
ter niet zo merkwaardig, wanneer men
weet, dat de Regering deze tevreden
heid grondt op de statistieken! Er is
echter om tot de werkelijkheid te
rug te keren een te geringe loon-
differentiatie. Voor de verdere ont
wikkeling van de vakman heeft een
uniforme loonschaal, aldus prof. Kooien,
funeste gevolgen voor de vakbekwaam
heid.
Het opvoeren van het aantal bedrijfs
uren per machine zal langere werk
dagen tengevolge moeten hebben. Hier
mede zal men echter zeer voorzichtig
moeten omspringen, omdat een grotere
vermoeidheid zich toch wreekt in de
vorm van een lagere productie.
Als een ander middel om te geraken
tot verhoging van de productie gaf
prof. Kooien aan een meer harmonische
bezetting van het machinepark, die
vooral zeer noodzakelijk is bij speciale
machines. Het Nederlandse bedrijfs
leven zal op dit gebied tot grotere sa
menwerking moeten komen.
Vervolgens zullen oude machines ge-
moderniseeerd moeten worden, iets, wat
soms met zeer eenvoudige middelen kan
geschieden.
Bij de aanschaffing van nieuwe ma
chines, tenslotte, zal er een grotere sa
menwerking moeten komen tussen de
tekenkamer en de bedrijfshal. Er wordt,
aldus prof. Kooien, in Nederland meer
getekend dan geconstrueerd! Men zal
zich hierbij ook vooral moeten toeleg
gen op normalisatie van de verschillende
onderdelen. De Nederlandse industrie
schijnt nog niet rijp te zijn voor stan
daardisatie. Elke industrie doet alles
r.og volgens een eigen systeem en met
eigen middelen. Vooral bij de rijwiel
en textielindustrie is dit het geval. In
dit verband achtte prof. Kooien het zeer
gewenst, dat de constructeurs ook hun
opleiding zouden krijgen in de werk'
plaatsen, zodat ze op de hoogte komen
met de verschillende moeilijkheden,
die zich daar voordoen.
Ir. Muller hield vervolgens een in
leiding over het inkopen van produc
tiemiddelen. waarna ir. J. Egberts het
congres besloot.
Vandaag was het ook voor de ten
toonstelling Techni-Show '51 de laatste
dag.
Op vragen van het Tweede Kamer
lid Schoonenberg CC.P.N.) naar aanlei
ding van de publicatie in „De Tele
graaf" betreffende de zaak Schallen-
berg, heeft de minister van Justitie het
volgende geantwoord:
In de zaak-Schallenberg is thans een
gerechtelijk vooronderzoek geopend
tegen een onbekende dader. Het ligt in
de bedoeling daarbij de schrijver van
het bedoelde artikel en enkele andere
journalisten naar aanleiding van de
door hen gedane publicaties te horen
omtrent de redenen van hun weten
schap.
De grote tentoonstelling van Philips-
producten in de Jubileumhal aan de
Frederikslaan in Eindhoven zal van
Maandag 11 Juni af ook voor het publiek
geopend zijn. Tot eind September zal er
elke middag, uitgezonderd Zaterdags en
Zondags, gratis gelegenheid zijn om
kennis te maken met alle producten, die
in de diverse Philips-bedrijven worden
vervaardigd. Dat zijn behalve de een
ieder welbekende gloeilampen en radio
toestellen o.a. ook vernuftige gehoor
apparaten, waarmee de hardhorende niet
alleen een normaal gesprek, maar ook
concerten, telefoongesprekken en to
neeluitvoeringen weer gewoon kan vol
gen, radiozenders, telecommunicaties,
blitzcamera's en practische looplampen,
om maar een greep te doen uit de enor
me verscheidenheid.
Deze tentoonstelling, die de eerste is.
waarop alle Philipsproducten worden
aangetroffen, is niet alleen boeiend, in
teressant en zeer goed verzorgd, zij zal
ook, zelfs voor hen, die menen enig be
grip van de omvang der werkzaamheden
in deze bedrijven te hebben, een open
baring zijn.
De mijnenlegger „Willem van der
Zaan" zal 15 Juni onder bevel van
luitenant ter zee eerste klasse J. L. van
Meeuwen uit Den Helder naar de Ne
derlandse Antillen vertrekken ter af
lossing van de fregat „Van Speyck",
welke bodem naar Nederland zal terug
keren.
31. „Blijft gij hier staan!" fluistert Awain dringend, en bliksemsnel duikt hij weg
achter de muur, om buiten het gezichtsveld te komen van de persoon die de trap
afdaalt. Wie het ook mag zijn, hij zal Haifa zien en op hem toelopen en dan dan
is het beter, denkt Awain grimmig, dat hij de aanwezigheid van een tweede man
hier beneden niet beseft. Dan komt de verrassing
Onbewogen kijkt heer Haifa naar de gestalte, die dreigend, met getrokken zwaard
de trap afkomt. LikarNatuurlijk Likar, Wendir's verknochte handlanger. Nader
en nader komt hij. Haifa ziet zijn ogen onheilspellend flikkeren.
„Wel, wel!" zegt Likar sarcastisch, „onze jongste medestander! Wat voert u kerker-
waarts, heer samenzweerder? Wilt ge misschien uw eh toekomstig verblijf alvast
verkennen of komt ge soms voor de eh dwerg?"
Hij laat plotseling de spottend-slepende toon varen en vraagt fel:
„Waar is die vriend van u?"
Haifa kijkt de man onverstoorbaar in de ogen. Achter Likar's dreigende gestalte
ziet hij Awain aansluipen. Maar meteen vaart er een schok door Likar. Heeft het
zacht gerucht van Awain's nadering zijn oor getroffen of leest hij onraad in Halfa's
ogen? Met de snelheid van een panter keert hij zich om. het zwaard in de vuist
vaster omklemd, om deze tweede tegenstander het hoofd te bieden.
Nu", gaat het door Haifa heen. Neen, het zwaard blijft in de schede. Niemand zal
ooit van heer Haifa kunnen zeggen, dat hij een vijand van achter doorstoken heeft
Zelfs deze misdadige opstandeling niet!
Met ijzeren kracht laat hij zijn vuist neerdalen op het donkere hoofd vóór hem.
„Slaap! heer Likar!" zegt hij doordringend, „en droom van het oordeel des ko-
nings, dat u treffen zal!"
Nog eens en nog eens slaat hij toe
TT 7 ie een beschouwing leest over de Vlaamse Beweging zal licht stuiten
l/y op de beroemde zinsnede (of een verbastering er van) van August Ver-
meylen: „Om iets te zijn, moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamin
gen zijn om Europeeërs te worden." Men kan deze pakkende zin lezen als slot
conclusie van het opstel „Vlaamse en Europese Beweging", thans opgenomen in
het Verzameld Werk van Vermeylen, waarvan onlangs het eerste deel het licht
zag. In feite is dit eerstverschenen deel het tweede boek van de in zes boeken
geprojecteerde uitgave. Het bevat de twee bundels Verzamelde Opstellen (van
1904 en 1905), de Bundel Beschouwingen (van 1942) en het proefschrift over
leven en werken van de Vlaamse renaissance-dichter jonker Jan van der Noot,
waarmee Vermeylen in 1899 aan de Vrije Universiteit te Brussel de doctorsgraad
verwierf. Het is voor de literatuurhistorie wel het belangrijkste en boeiendste
deel: hier wordt Vlaanderen in Europa geïntroduceerd; hier begint de moderne
Vlaamse letterkunde.
Een zinsnede als de hierboven aan
gehaalde krijgt relief, wanneer men
haar thuisvindt. Gevleugelde woorden
hebben altijd de neiging een zelfstan
dig leven te gaan leiden, los van hun
oorspronkelijke betekenis. Zo ook die
goede Vlamingen die goede Europeeërs
wilden worden.
Toen Vermeylen in 1900 het bewuste
opstel publiceerde in zijn tijdschrift
„Van Nu en Straks", was Vlaanderen
al een aardig eind op weg naar mon-
digwording. De taalstrijd had nog wel
niet geleid tot officiële erkenning van
„onze taal" als de gelijke van het Frans,
maar Vlaanderen had dan toch al zijn
grote Negentigers, zoals wij onze Tach
tigers hadden. Gezelle was zojuist on
betwistbaar als de pure dichter van die
mondigwording erkend; hij had de
vraag naar de mogelijkheden van het
Vlaams als levende cultuurtaal met zijn
Onder grote deelneming der bevolking is gisteren Hïlversums diep betreurde
burgemeester, mr. Van Hellenberg Hubar, ter aarde besteld. De droeve stoet op
de Groest.
dichterschap eenvoudig buiten discussie
gesteld. Streuvels, een der toenmaals
jongeren, werd ook in Nederland met
genoegen gelezen. Toen, op dit gunsti
ge, bijna triomfantelijke moment, meen
de Vermeylen te moeten opmerken, dat
een der argumenten, waarmee de strijd
voor de Vlaamse Beweging gestreden
was, een onzuiver argument was, dat
aan de goede zaak meer kwaad dan
goed dreigde te doen. De flaminganten
hadden de verspreiding van de Franse
taal in Vlaanderen tegengewerkt uit
liefde voor hun eigen taal, maar meer
nog uit haat tegen het Frans. Die haat
zou terug te voeren zijn op de middel
eeuwse strijd van de fiere Vlaamse
Leeuw tegen de Franse Lelie. Maar,
zegt Vermeylen terecht:
„Wat hebben wij toch altijd met dat
verleden temaken? De toestanden ver
anderen van eeuw tot eeuw, en wij
thans, wij zelf willen geschiedenis
maken. Wij strijden voor heel wat an
ders dan de wevers en volders van
(Uit het Engels vertaald door André Noorbeek
eu uitgegeven door Het Spectrum, Utrecht.)
„Wat
Twee mannen kwamen binnen en
gingen naast hem zitten, toen de kellner
zijn koffie bracht. Ze waren stevig en
zelfverzekerd en zeiden niets, maar
hielden de spijskaarten in hun grote
knuisten.
„Is hier ook een toilet?" vroeg Martin
aan de man achter het buffet. De man
wees: „Dat deurtje aan het eind."
Martin gleed van de kruk en wilde de
mannen voorbijlopen; zijn hand ging
zenuwachtig naar zijn zakdoek en greep
die. Hij zou hem in de prullemand
gooien of wegspoelen hij voelde zich
opgelucht.
„Wacht even, broer". De laatste van
de twee mannen draaide zich om op zijn
kruk en legde een hand op Martins
arm om hem tegen te houden. De greep
was vast en doelbewust; een begin van
paniek kwam over hem. De man wend
de zich tot de kellner: „Is daar nog een
andere uitgang?" vroeg hij.
„Nee, als je tenminste geen waterrat
bent", grinnikte de kellner van onder
zijn schuin-staande muts. „D'r is geen
deur, Mac." „Okay", zei de man, maar
zijn greep bleef vast al ijzer. Hij keerde
het hoofd weer naar Martin. „We moe
ten eens met je praten, broer." Ineens
begreep hij, dat ze van de politie waren
met hun vilthoeden laag in de ogen,
hun onbeweeglijke gezichten, hun grote
handen en brede schouders. Vóór hij er
op verdacht was, flapte hij er uit: „Ik
heb niets gedaan. Ik ben op weg naar
huis."
De mannen keken elkaar aan met een
blik van verstandhouding. „Hoe kom je
daarbij?" vroeg de eerste. „Wie heeft
gezegd, dat je iets zou hebben gedaan?"
Hoe moet je doen om geen verdachte
indruk te maken, vroeg Martin zich af.
Hij zou hetzelfde onder alle omstandig
heden tegerf niemand van de politie
hebben gezegd. Maar zijn fout was, dat
hij geraden had dat ze van de politie
waren: dat maakte hem al verdacht.
Maar iemand die onschuldig was, had
dat ook kunnen zien, dacht hij; de on-
schuldigen waren het angstigst; die
hadden hun misdaden nog voor zich:
het spook van de toekomst. Hij spande
zich in om zijn stem in bedwang te
houden, zodat die niet zou beven,
wilt u?"
„Heb je je geamuseerd bij de film?"
vroeg de tweede.
„Ja. hoe vond je het?" voegde de eer
ste er aan toe.
„Hoe was die scène, waar die gang
ster het meisje in dat gebouw over
valt?" zei de eerste.
„En als zij hem tegen de grond gooit.
Hoe vond je dat?"
„Ik ben naar geen film geweest." Op
het scherm in zijn hoofd begon de
scène in de pastorie weer te draaien: de
oude priester keerde zich om naar de
haard hijzelf greep de crucifix. „Ik
ben sinds lang niet meer naar een film
geweest."
„We hebben je vanavond in Galaxy
gezien," zei de eerste man. „Met een
meisje," liet de tweede er haastig op
volgen. Hun vragen kwamen snel, als
vinnige slagen.
„Ik ben niet met een meisje uitge
weest," zei Martin. „Vanavond niet."
Hij zag de kleine, felle man in het re-
cruteringsbureau weer voor zich, die
over zijn potlood tuurde. Geen sexuele
De deur klepte open en de eerste man stond op de
drempel
ervaring, had die man gezegd. Het was
een psychiater. Helemaal geen. Dat is
lelijk, jongen lelijk.
„Maar jij bent wel in Galaxy ge
weest," zei de eerste man, zich voorover
buigend op zijn krukJe bent er
geweest."
„Ik ben er niet geweest. Hoe had ik
naar een film kunnen gaan, na wat er
vandaag is gebeurd. Hoe had ik dat ge
kund?"
„Wat is er vandaag dan gebeurd?"
viel de tweede man haastig in. Hij kon
de twee gezichten nu zien, als balonnen,
die naar elkaar toe helden en hem on
dervroegen.
Hij schreeuwde tegen hen: „Mijn
moeder is gestorven, dat is er gebeurd.
Mijn moeder is gestorven!" Hij rukte
zich los uit de greep, die een ogenblik
minder vast was geworden en vluchtte
naar de kleine deur. Hij hoorde hen
roepen, terwijl hij de zakdoek in een
hoge prullemand van ijzerdraad stoptf,
die al meer dan vol was met door
weekte papieren handdoeken. Er was
geen tijd meer om méér te doen. De
deur klepte open en de eerste man stond
op de drempel; hij
keek naar hem met
een hand aan de
deur en een aan de
deurpost. Martin
stond stil met ge
bogen hoofd.
„Hoor eens, broer",
zei de man zonder
zich te bewegen,
„als je niets gedaan
hebt, zal je ook
niets gebeuren. Wij
zijn van de recher
che." Hij liet even
zijn penning zien.
Maar we onder-
zbeken een roof
overval. Iemand
heeft de cassière
van het Galaxy-
theater overvallen;
hij heeft haar neer
geschoten en een
paar duizend dol
lar gestolen. We
zullen je moeten
fouilleren."
(Wordt vervolgd)
1302 (die toen als Klauwaarts in de
Guldensporenslag de Leliaarts een rof
feling gaven). En het is hier de plaats
om er nog eens aan te herinneren, dat
Brugse Metten en Guldensporenslag
episoden zijn, niet uit een rassen-,
maar wel uit een klassenstrijd." Het
was een intern conflict tussen de am
bachten en de rijke koopmansstand,
waarin de Franse koning en de graaf
van Vlaanderen weerzijds partij kozen
waar hun dat het beste uitkwam.
,,'t Was den Klauwaarts groot solaas, te
Brussel en te Leuven een aardig aantal
„taalbroeders" om te brengen", aldus
Vermeylen.
Het was enggeestig de Franse taal
met historische argumenten te lijf te
gaan. Dit werd ook beseft door Ver-
meylen's mede-bprichter van „Van Nu
en Straks", de romanschrijver Cyriel
Buysse. Deze had er echter onverwachts
een averechtse conclusie uit getrokken:
hij was in 't Frans gaan schrijven, en
wel met dit bedroevende argument,
door Vermeylen duchtig gewraakt:
„Het Vlaams is een arme, kleine taal,
en een schrijver van talent kan het
maar diep betreuren, dat hij over geen
beter voertuig van gedachten-versprei
ding beschikt. Daarom, verre van 't
hem euvel te duiden, kan men niet an
ders, dan hem toejuichen, wanneer hij
er in slaagt een grotere taal machtig
te worden."
En dan Vermeylen's antwoord:
„De heer Buysse spreekt kwaad van
onze taal, zoals men kwaad spreekt van
een vrouw, wier gunst men niet kon
winnen."
„Waarom schrijven wij Vlaams, wij die
toch allen een oppervlakkig artikel even
gemakkelijk in 't Frans zouden kunnen
opstellen? Omdat wij onze taal als een
innerlijke noodzaak van onze kunst voe
len. Men zou ons evengoed kunnen
vragen: Waarom schrijft gij? De Vlaamse
taal, o 't is zo banaal: wij hebben ze ge
sproken in vaders huis, met de moeder,
die ons opgekweekt heeft; door die taal
heeft zij ons gegeven wat zij geven
kon. Dre taal is met onze gedachten
zelf geboren, en dat is uit ons wezen
niet meer weg te wissen. Onze polders
en onze bossen, al onze avonden en
morgens met al hun weiden en wolken,
zij hebben de kleur der Vlaamse woor
den; die woorden ademen dezelfde on
tastbare lucht om zich uit, elk woord
dat we uitspreken verbindt ons inniger
met de aarde die ons gemaakt heeft.
Wie kan de liefde voor de taal verkla
ren? Er zijn in de taal zoveel, zoveel
onuitlegbare dingen, verre herinnerin
gen en samenstemmingen, die alle hun
grond in ons diepst eigen zelf hebben.
Het eenvoudigste zowel als het grootste
kunnen wij slechts in onze taal juist,
organisch uitdrukken."
Aangrijpend is hier de betekenis van
de ..moedertaal" onder woorden ge
bracht. Daarna kan Vermeylen tot zijn
uitspraak komen: „Om iets te zijn moe
ten -Wij Vlamingen zijn." Niet uit
machtspolitieke of historisch-romanti-
sche overwegingen, maar om iets te zijn,
en wel: een persoonlijkheid.
Een persoonlijkheid
De persoonlijkheid, waarvoor Ver
meylen in al zijn opstellen heeft ge
pleit, laat zich onder geen der toen op
gang makende tijdslevzen vangen:
Vermeylen eiste niet. zoals onze Tach
tigers, een allerindividueelste expressie
van de allerindividueelste emotie. Hij
maakte scherp onderscheid tussen indi
vidualisme en individualiteit. Hij zocht
naar een harmonische verhouding tus
sen eenling en gemeenschap. Als hij
aah Europa dacht, zweefde hem geen
staatkundige staalkaart voor ogen
maar een harmonie van individualitei
ten. Vlaming-zijn was in zijn omstan
digheden niet meer en niets minder dan
de voorwaarde om deel te nemen aan
de verworvenheden en de problemen van
de Europese mens.
Wanneer wij in een boekbespreking
de uitdrukking „Europees peil" gebrui-
Aan pastoor A. Smit en pater F. Wijn
hoven, resp. voorzitter en secretaris
van het apostolaat der hereniging, is
om hun grote verdiensten voor het her-
enigingswerk de titel verleend van ar
chimandriet der Oosterse Kerk. Beiden
zijn onlangs teruggekeerd van een in
formatie- en inspectiereis door Egypte,
Libanon, Syrië, Transjordanie en Pa
lestina.
August Vermeylen
ken, betekent dit, dat de schrijver in
zijn taal. in zijn omstandigheden en in
zijn milieu geslaagd is een beeld te
ontwerpen van dat wat de mens be
roert, niet alleen in N.-Holland of in
Vlaanderen, maar ook een eind daar
buiten.
Zo voor zijn taal en letterkunde te
hebben gepleit is de grote verdienste
van prof. Aug. Vermeylen. Hij overleed
in 1945; 73 jaar oud. De uitgave van
zijn Verzameld Werk betekent de
erkenning van zijn wekroep. Na het
voortrekkerswerk van achtereenvolgens
J. F. W i 11 e m s („de vader der Vlaam
se Beweging"), Conscience (die de
Vlamingen weer leerde lezen) en de
pure dichter Gezelle, was voor Ver
meylen de tijd rijp om zijn generatie en
het na hem komende geslacht met de
wereld achter de taalgrenzen te con
fronteren.
NICO VERHOEVEN.
Verzameld Werk van August Vermey
len. In 6 din. op dundrukpapier. met tal
rijke foto's en voorzien van aantekeningen.
Uitg. Mij. A. Manteau N.V., Brussel.
T aast ons op het achterbalkon
van lijn 16 in Amsterdam trekt
het chic geklede heertje aan
zijn eerste morgensigaartje, strooit
welwillend lachjes rond en maakt
tegenover iedereen vlotte opmerkin
gen.
„Dat belooft weer een mooie dag te
worden; meneer. Ja, dame, heus, van
daag kunt u uw parapluie wel thuis
laten. Schattig babytje heeft u daar,
mevrouw!"
Mevrouwtje is opzichtig bijge
kleurd en gekleed en beantwoordt
keihard:
„Mevrouwtje! Tismekleinkind."
„Oooh", tuiten do lipjes van het
keertje.
Bij de volgende halte verschijnt dan
dc visser. Pruim en hengels, schep
net en tonnetje.
,.Zo, u heeft niet veel succes ge
had," wijst heertje naar het droog-
lege leefnet, „en dat is toch jammer
als je vroeg opgestaan bent."
„Hoeso, fader?" wil de visser we
ten, „ik froeg op? Een uur gele je lag
ik ,nog tusse de tekstiel."
Heertje knikt afkeurend en blaast
een fel rookwolkje de Vijzelstraat in.
„Als ik u goed begrijp, moet u dus
nog beginnen te vissen."
„Alsusegt, meneer."
„Tsjonge, het is nu half tien Op
zijn vroegst gooit u dan om een uur
of elf het snoer pas uit. Da's toch
veel te laat."
„Ik sal niet bewere, dat ik froeg
bin, maar over vijf minute hangt me
simmetje onder de dobber", beweert
de visser.
„Over vijf minuten? Ongelooflijk",
verbaast zich heertje, „waar gaat u
den vissen?"
„Daro", wijst een kromme vissers
vinger naar de rij hengelaars langs
de Stadhouderskade, „dat is me stek
kie foor fandaag".
Heertje haalt zijn neus op: „Man,
ga je daar nou vissen? Laat dat nou
aan de Stadsreiniging over. Dat is
geen sport. Dat noem ik baggeren."
A
De amateur, die indertijd de tip
om door een blauw glaasje te kijken ter
harte heeft genomen, zal zeker gemerkt
hebben dat er in een onderwerp een
grote verandering kan komen, wanneer
de kleur verdwijnt, en door één oog
toegeknepen te houden de diepte even
eens verdwijnt. Er speelt echter nog
een factor een grote rol, en daar zullen
wij ons nu eens mee bezig gaan houden,
want het gebeurt meerdere malen dat
ondanks blauwe glaasjes en dichtge
knepen ogen. de foto, wanneer zij iets
speciaals beloofde te worden, toch weer
tegen valt. En waarom nu? U heeft toch
alles precies zo gedaan als was voorge
schreven; inderdaad er was nog een
ding vergeten; hetcomponeren, dit is
de juiste foto-opbouw en beeld-begren
zing.
Elke foto heeft kwaliteiten, mits zij
bewust gemaakt werd, wanneer u iets
moois zag. We moeten ons bij het foto
graferen van meer artistieke onderwer
pen dan ook realiseren, wat wij precies
mooi vinden, en dan proberen het stand
punt van de camera zo te kiezen dat hij
het zelfde ziet, wat ons oog imponeert,
en de rest, het lelijke wat er om heen
staat, niet mee fotografeert. Ons oog
schermt n.l. de overtollige omgeving
automatisch af, want wij vinden een
bepaald gedeelte mooi en onze aandacht
blijft alleen op dat mooie gevestigd. De
rest zien we niet meer. De camera kan
dit niet, die heeft geen smaak; u bent de
ziel van de camera en moet haar dus
zo sturen dat zij precies dat ziet wat u
wilt vastleggen en niet meer. De moei
lijkheid is echter om nu precies te weten
te komen wat de camera ziet. Een heel
probaat middel om dit uit te zoeken is
het volgende: In een stuk karton wordt
een opening gesneden die precies even
groot is als het formaat van uw foto,
meest 6x9 cm. Wanneer u nu dit kar
tonnetje voor uw ogen houdt op een
afstand, die gelijk is aan de brandpunt
afstand van de camera (dit is bij 6 x 9
10.5 cm, bij 6 x 6 7.5 cm en bij klein-
beeld 5 cm) dan ziet u precies wat de
camera fotografeert en kunt u het juiste
standpunt gaan kiezen met deze motief
zoeker. Eventueel kunt u in de opening
een blauw stukje papier of glas plakken.
Maar ook als de foto klaar is gaan we
nog eens na of er nog te veel op staat,
en er dus nog iets af kan vallen, om het
geheel beter tot zijn recht te doen
komen en inderdaad geeft dit vaak nog
heel andere resultaten, zoals bijstaande
foto laat zien. Deze werd gemaakt met
een box, film 28 gr. Sch., volle zon, 1/30
sec. De gehele foto is niet zo mooi uit
gevallen ais de maker zich had voorge
steld en daarom gaan we eens kijken of
er soms te veel op staat Zoals u ziet
is het stukje dat binnen de lijnen valt
die er op getrokken zijn een aardig on
derwerp en dit kan er uit vergroot
worden. Bij het vergroten laat de foto
graaf dan de overtollige delen weg val
len en krijgen we een foto van alleen
het middelste deel wat veel mooier is.
Natuurlijk gaan we nu eens onze foto-
voorraad doorsnuffelen om te zien welke
foto's wij moeten gaan couperen, zoals
dit wel genoemd wordt. En dan komen
we tot de ontdekking, dat practisch een
enkele hier niet voor in aanmerking
komt, want de ene heeft te veel voor
grond, de andere op zij een tak, die we
beslist moeten missen enz. Om na te
gaan welke delen eigenlijk gemist moe
ten worden bestaat ook weer een een
voudig hulpmiddel. U neemt hiervoor
een stuk wit papier en knipt hier twee
maal een letter L uit van ongeveer 5
cm breedte. Nu kunt u deze twee papier
tjes zo tegen elkaar leggen op de foto
dat zij samen een rechthoek vormen.
Deze rechthoek kunnen we nu door
beide delen te verschuiven elk willekeu
rig formaat geven om te zien wat het
mooiste voor de opname is. Probeert u
het maar eens en u zult zien wat een
mooie foto's u al gemaakt heeft zonder
dat u het wist. Verder zullen we de vol
gende keer iets vertellen over de com
positie-leer in de fotografie ofwel een
theorie geven over het onderwerp: Wat
is mooi?