b>cc cCe t; STUUD OM +fEIDR£ltl AUGUST VERMEYLEN EN DE TAALGRENZEN TOT DE RAND VAN DE AFGROND Mensen op reis Leren zien wat mooi is Hernieuwing BEDRIJFSUREN PER MACHINE MOETEN WORDEN OPGEVOERD „Europees peil" ,v De uitgave van zijn verzameld werk: erkenning van zijn wekroep NIEUWE VERKEERSREGELING Differentiatie in loonschaal zal werknemers moeten prikkelen zich te bekwamen Onderzoek in zaak- Schallenberg ZATERDAG 9 JUNI 1951 PAGINA 3 Vele bromfietsers ernstig gedupeerd Emigranten-aalmoezenier naar Canada Journalisten worden gehoord PHILIPS-TENTOONSTELLING OPEN VOOR PUBLIEK LITERAIRE KRONIEK DOOR LEO BRADY 10 Benoemingen van pastoor Smit en pater Wijnhoven Tot Archimandriet der Oosterse Kerk Voor onze amateurfotografen Couperen Herhaaldelijk maakt Z.H. de Paus gebruik van een audiëntie om de katholieke leken richtlijnen te geven voor een daadwerkelijke bele ving van het Christendom. Meestal spreekt Hij dan over de hoofden van Zijn onmiddellijke toehoorders heen tot de hele wereld. Nog niet zo lang ge leden heeft de H. Vader een delegatie var. de Italiaanse beweging tot herbe leving van het Christendom ontvangen en een aansporing tot hen gericht, die voor alle landen van het grootste be lang is. Het heeft daarom zeker zijn nut de aandacht te vestigen op deze wijze Woorden van de Plaatsbekleder van Christus op aarde, Die als geen ander bevoegd is in de problemen van onze tijd op te treden als deskundig raads man. De H. Vader begon zijn rede met een kernachtig citaat van St. Ignatius van Antiochië, wiens leven als Bisschop en Belijder van het H. Geloof een on onderbroken, heldhaftige strijd is ge weest tegen de afbrekende invloed van het kwaad. „In tijden, dat het een voorwerp is van de haat der wereld, is het Christendom geen zaak van over redende woorden, maar van innerlijke groothei d". Deze gedachte vormt de kern van het Pauselijk betoog. „Het Rijk Gods komt zonder opzien te verwekken" heeft Christus gezegd. In de stilte van de individuele gewetens zal daarom het voornemen moeten rijpen het eigen le ven in al zijn persoonlijke en sociale Uitingen geheel en al af te stemmen op de wet van God. De crisis, die de mens heid van onze tijd doormaakt, is in zijn diepste wezen religieus. Hoewel daarom een zo diep mogelijke geloofskennis door een beredeneerde en wetenschap pelijke verklaring van de geloofswaar heden onmisbaar is, toch is dit op zich alleen niet voldoende. Zoals men even min kan volstaan met een vaak toch al zo schaarse dosis christelijk leven, samengesteld uit conventionele ge woonten. Geen andere norm mag noch kan hier gelden dan het principieel en consequent beleven van het volle dige Christendom, dat in de practijk van het dagelijkse leven door zijn in nerlijke grootheid de wereld overtuigen moet van zijn alleen reddende waarde. De eerste eis ter verwezenlijking van dit ideaal is een onbegrensd en levend bovennatuurlijk geloof, hoe afwijkend de moderne wereld hiertegenover ook staan moge. Hoe men het wendt of keert, Gods waarheid en genade is en blijft voor alle tijden de enige heilsbron voor de. mensheid, buiten welke er zon der meer geen hoop is. De directe god delijke openbaring, ons gegeven in de persoon van Jezus Christusr heeft eens en voor goed het heilsplan van de Schepper van hemel en aarde bekend gemaakt. Verzet daartegen loopt onher roepelijk uit op de totale ondergang van de opstandige mens. Het is dan ook ten enenmale uitge sloten, dat het Christendom ooit zou kunnen overgaan tot een aanpassingspolitiek aan het moderne le ven en denken, aan de wetenschappe- li.ike*ontdekkingen en de steeds groeien de ontwikkeling van de techniek, alsof zijn historische vormen en oude dogma's zichzelf hadden overleefd. Deze herhaaldelijk in woord en ge schrift geuite raad wijst de Paus met kracht af,als een ijdele en lege illusie van oppervlakkige geesten. De Kerx kan onmogelijk in de enge omraming van louter menselijke organisaties ge wrongen worden. Om de zo eenvoudige reden, dat wetenschap en techniek nooit het hele veld van het leven kunnen ^beslaan. De bovennatuur is niet uit te schakelen en nog veèl minder te om- Vangen door de beperkte middelen van de menselijke geest. Integendeel! Naarmate wetenschap en techniek groter vorderingen maken, des te duide lijker en effectiever openbaren zij „de eeuwige macht van God". De enige, volkomen betrouwbare op lossing van de levensproblemen schuilt in een radicaal geloof in God. Maar dan in een geloof, dat zich trouw "weerspie gelt in de complete levenshouding van de afzonderlijke mens. Wat gchjk staat met een stipte naleving van Gods geboden en die van Zijn Kerk. Zonder voorbehoud en zonder com promissen! Want wie durft zeggen", zo gaat dan de H. Vader voort, „dat iemand God trouw dient, als hij, bij het vervullen van zijn christelijke plichten, een uitge sproken wereldse geest verraadt, als hij zijn eigen belang, ijdelheid en zinnelijk heid meebrengt in de kerk, als hij zich verbeeldt zijn lichtzinnig en profaan ge drag te kunnen compenseren of zelfs heiligen door het af en toe „plegen" van een of andere, louter oppervlakkige oefening van godsvrucht, die boven dien vaak niets anders is dan een kin derachtig bijgelovige devotie?" Dit is een scherpe maar daarom met minder juiste tekening van de levenlo ze geloofspraktijk van al te veel Chris tenen Juist deze verzwakking en ver slapping zijn oorzaak, dat de wereld het Christendom niet meer ernstig neemt, omdat haar geen kans gegeven wordt zijn hervormende waarden te toetsen aan het leven van de afzonderlijke „ge- Er is maar één uitweg. Willen wij, Christenen, de ons opgelegde taak naar behoren vervullen door telkens weer Gods heilsleer in ons gedrag een herbo ren gestalte te geven, dan zal het hele leven van ieder van ons met zorg moe ten geboetseerd worden naar het ont werp van Jezus woord: „Zo iemand na Mij wil komen, hij verloochene zich Zelf. neme iedere dag.*zijn kruis op, en volge Mij." (Luc. 9.23.) De directeur van de afdeling wegen en verkeer van de A.N.W.B., de heer A. Boost, heeft op de algemene vergade ring van de federatie van Nederlandse rijwielpadverenigingen, te Vlissmgen gehouden, gezegd, dat het verbod om de met een zwart bord aangegeven rijwiel paden met bromfietsen in werking te berijden, een steeds groter wordend ge deelte van de'bevolking in ernstige mate dupeert. Hij vermeldde, dat thans per Week gemiddeld twee duizend nieuwe bromfietsen op de weg komen en dat de rijwielpaden met zwarte borden een ge zamenlijke lengte van ongeveer zesdui zend kilometer hebben. Geestelijken, wijkverpleegsters, veeartsen en arbei ders worden door deze rigoureuze bepa lingen ernstig gehinderd, daar de be trokken rijwielpaden vaak van groot belang voor de streek zijn. De A.N.W.B. heeft hierop de aandacht van de minister gevestigd. De heer Boost meent te mogen verwachten, dat dit var bod zal worden ingetrokken. Op verzoek van de aartsbisschop van Toronto, kardinaal Mc. Guigan, heeft he bisschop van Breda kapelaan A. Lannoye te Hulst benoemd tot emi granten-aalmoezenier voor Canada. De Jmpelaan zal in Toronto speciaal onder he Nederlandse immigranten gaan wer den. Hij vertrekt in Augustus naar zijn nieuwe standplaats. Het aantal bedrijfsuren per machine zal, waar de sociale, economische en technische omstandigheden het ook maar enigszins toelaten, opgevoerd moeten worden, aldus concludeerde prof. ir. D. Kooien in de rede, die hij hield op de sluitingsdag van het Techni-Show-Con- gres, die gisteren te Rotterdam gehou den werd. Prof. Kooien meende, dat bet noodzakelijk was de machines zo lang mogelijk in bedrijf te houden en ze bijv. in twee of drie ploegen te la ten draaien. De sociale nadelen hiervan zijn natuurlijk groot, maar de economi sche noodzaak drijft hier toe. De ma nier van gebruiken van machines geeft een hogere slijtage en in dit verband vond prof. Kooien de afschrijvingspoü- tiek bijzonder dwaas, daar deze in dit kader eenvoudig niet past. Grote moeilijkheden zullen echter on dervonden worden in verband met de vakbekwaamheid van het personeel. Die vakbekwaamheid zal op peil ge bracht moeten worden en vakbekwame arbeiders zullen in voldoende aantallen aanwezig moeten zijn. Terwijl nu ieder een klaagt over de vakbekwaamheid van de arbeider, is de Regering er uitermate tevreden over! Dit lijkt ech ter niet zo merkwaardig, wanneer men weet, dat de Regering deze tevreden heid grondt op de statistieken! Er is echter om tot de werkelijkheid te rug te keren een te geringe loon- differentiatie. Voor de verdere ont wikkeling van de vakman heeft een uniforme loonschaal, aldus prof. Kooien, funeste gevolgen voor de vakbekwaam heid. Het opvoeren van het aantal bedrijfs uren per machine zal langere werk dagen tengevolge moeten hebben. Hier mede zal men echter zeer voorzichtig moeten omspringen, omdat een grotere vermoeidheid zich toch wreekt in de vorm van een lagere productie. Als een ander middel om te geraken tot verhoging van de productie gaf prof. Kooien aan een meer harmonische bezetting van het machinepark, die vooral zeer noodzakelijk is bij speciale machines. Het Nederlandse bedrijfs leven zal op dit gebied tot grotere sa menwerking moeten komen. Vervolgens zullen oude machines ge- moderniseeerd moeten worden, iets, wat soms met zeer eenvoudige middelen kan geschieden. Bij de aanschaffing van nieuwe ma chines, tenslotte, zal er een grotere sa menwerking moeten komen tussen de tekenkamer en de bedrijfshal. Er wordt, aldus prof. Kooien, in Nederland meer getekend dan geconstrueerd! Men zal zich hierbij ook vooral moeten toeleg gen op normalisatie van de verschillende onderdelen. De Nederlandse industrie schijnt nog niet rijp te zijn voor stan daardisatie. Elke industrie doet alles r.og volgens een eigen systeem en met eigen middelen. Vooral bij de rijwiel en textielindustrie is dit het geval. In dit verband achtte prof. Kooien het zeer gewenst, dat de constructeurs ook hun opleiding zouden krijgen in de werk' plaatsen, zodat ze op de hoogte komen met de verschillende moeilijkheden, die zich daar voordoen. Ir. Muller hield vervolgens een in leiding over het inkopen van produc tiemiddelen. waarna ir. J. Egberts het congres besloot. Vandaag was het ook voor de ten toonstelling Techni-Show '51 de laatste dag. Op vragen van het Tweede Kamer lid Schoonenberg CC.P.N.) naar aanlei ding van de publicatie in „De Tele graaf" betreffende de zaak Schallen- berg, heeft de minister van Justitie het volgende geantwoord: In de zaak-Schallenberg is thans een gerechtelijk vooronderzoek geopend tegen een onbekende dader. Het ligt in de bedoeling daarbij de schrijver van het bedoelde artikel en enkele andere journalisten naar aanleiding van de door hen gedane publicaties te horen omtrent de redenen van hun weten schap. De grote tentoonstelling van Philips- producten in de Jubileumhal aan de Frederikslaan in Eindhoven zal van Maandag 11 Juni af ook voor het publiek geopend zijn. Tot eind September zal er elke middag, uitgezonderd Zaterdags en Zondags, gratis gelegenheid zijn om kennis te maken met alle producten, die in de diverse Philips-bedrijven worden vervaardigd. Dat zijn behalve de een ieder welbekende gloeilampen en radio toestellen o.a. ook vernuftige gehoor apparaten, waarmee de hardhorende niet alleen een normaal gesprek, maar ook concerten, telefoongesprekken en to neeluitvoeringen weer gewoon kan vol gen, radiozenders, telecommunicaties, blitzcamera's en practische looplampen, om maar een greep te doen uit de enor me verscheidenheid. Deze tentoonstelling, die de eerste is. waarop alle Philipsproducten worden aangetroffen, is niet alleen boeiend, in teressant en zeer goed verzorgd, zij zal ook, zelfs voor hen, die menen enig be grip van de omvang der werkzaamheden in deze bedrijven te hebben, een open baring zijn. De mijnenlegger „Willem van der Zaan" zal 15 Juni onder bevel van luitenant ter zee eerste klasse J. L. van Meeuwen uit Den Helder naar de Ne derlandse Antillen vertrekken ter af lossing van de fregat „Van Speyck", welke bodem naar Nederland zal terug keren. 31. „Blijft gij hier staan!" fluistert Awain dringend, en bliksemsnel duikt hij weg achter de muur, om buiten het gezichtsveld te komen van de persoon die de trap afdaalt. Wie het ook mag zijn, hij zal Haifa zien en op hem toelopen en dan dan is het beter, denkt Awain grimmig, dat hij de aanwezigheid van een tweede man hier beneden niet beseft. Dan komt de verrassing Onbewogen kijkt heer Haifa naar de gestalte, die dreigend, met getrokken zwaard de trap afkomt. LikarNatuurlijk Likar, Wendir's verknochte handlanger. Nader en nader komt hij. Haifa ziet zijn ogen onheilspellend flikkeren. „Wel, wel!" zegt Likar sarcastisch, „onze jongste medestander! Wat voert u kerker- waarts, heer samenzweerder? Wilt ge misschien uw eh toekomstig verblijf alvast verkennen of komt ge soms voor de eh dwerg?" Hij laat plotseling de spottend-slepende toon varen en vraagt fel: „Waar is die vriend van u?" Haifa kijkt de man onverstoorbaar in de ogen. Achter Likar's dreigende gestalte ziet hij Awain aansluipen. Maar meteen vaart er een schok door Likar. Heeft het zacht gerucht van Awain's nadering zijn oor getroffen of leest hij onraad in Halfa's ogen? Met de snelheid van een panter keert hij zich om. het zwaard in de vuist vaster omklemd, om deze tweede tegenstander het hoofd te bieden. Nu", gaat het door Haifa heen. Neen, het zwaard blijft in de schede. Niemand zal ooit van heer Haifa kunnen zeggen, dat hij een vijand van achter doorstoken heeft Zelfs deze misdadige opstandeling niet! Met ijzeren kracht laat hij zijn vuist neerdalen op het donkere hoofd vóór hem. „Slaap! heer Likar!" zegt hij doordringend, „en droom van het oordeel des ko- nings, dat u treffen zal!" Nog eens en nog eens slaat hij toe TT 7 ie een beschouwing leest over de Vlaamse Beweging zal licht stuiten l/y op de beroemde zinsnede (of een verbastering er van) van August Ver- meylen: „Om iets te zijn, moeten wij Vlamingen zijn. Wij willen Vlamin gen zijn om Europeeërs te worden." Men kan deze pakkende zin lezen als slot conclusie van het opstel „Vlaamse en Europese Beweging", thans opgenomen in het Verzameld Werk van Vermeylen, waarvan onlangs het eerste deel het licht zag. In feite is dit eerstverschenen deel het tweede boek van de in zes boeken geprojecteerde uitgave. Het bevat de twee bundels Verzamelde Opstellen (van 1904 en 1905), de Bundel Beschouwingen (van 1942) en het proefschrift over leven en werken van de Vlaamse renaissance-dichter jonker Jan van der Noot, waarmee Vermeylen in 1899 aan de Vrije Universiteit te Brussel de doctorsgraad verwierf. Het is voor de literatuurhistorie wel het belangrijkste en boeiendste deel: hier wordt Vlaanderen in Europa geïntroduceerd; hier begint de moderne Vlaamse letterkunde. Een zinsnede als de hierboven aan gehaalde krijgt relief, wanneer men haar thuisvindt. Gevleugelde woorden hebben altijd de neiging een zelfstan dig leven te gaan leiden, los van hun oorspronkelijke betekenis. Zo ook die goede Vlamingen die goede Europeeërs wilden worden. Toen Vermeylen in 1900 het bewuste opstel publiceerde in zijn tijdschrift „Van Nu en Straks", was Vlaanderen al een aardig eind op weg naar mon- digwording. De taalstrijd had nog wel niet geleid tot officiële erkenning van „onze taal" als de gelijke van het Frans, maar Vlaanderen had dan toch al zijn grote Negentigers, zoals wij onze Tach tigers hadden. Gezelle was zojuist on betwistbaar als de pure dichter van die mondigwording erkend; hij had de vraag naar de mogelijkheden van het Vlaams als levende cultuurtaal met zijn Onder grote deelneming der bevolking is gisteren Hïlversums diep betreurde burgemeester, mr. Van Hellenberg Hubar, ter aarde besteld. De droeve stoet op de Groest. dichterschap eenvoudig buiten discussie gesteld. Streuvels, een der toenmaals jongeren, werd ook in Nederland met genoegen gelezen. Toen, op dit gunsti ge, bijna triomfantelijke moment, meen de Vermeylen te moeten opmerken, dat een der argumenten, waarmee de strijd voor de Vlaamse Beweging gestreden was, een onzuiver argument was, dat aan de goede zaak meer kwaad dan goed dreigde te doen. De flaminganten hadden de verspreiding van de Franse taal in Vlaanderen tegengewerkt uit liefde voor hun eigen taal, maar meer nog uit haat tegen het Frans. Die haat zou terug te voeren zijn op de middel eeuwse strijd van de fiere Vlaamse Leeuw tegen de Franse Lelie. Maar, zegt Vermeylen terecht: „Wat hebben wij toch altijd met dat verleden temaken? De toestanden ver anderen van eeuw tot eeuw, en wij thans, wij zelf willen geschiedenis maken. Wij strijden voor heel wat an ders dan de wevers en volders van (Uit het Engels vertaald door André Noorbeek eu uitgegeven door Het Spectrum, Utrecht.) „Wat Twee mannen kwamen binnen en gingen naast hem zitten, toen de kellner zijn koffie bracht. Ze waren stevig en zelfverzekerd en zeiden niets, maar hielden de spijskaarten in hun grote knuisten. „Is hier ook een toilet?" vroeg Martin aan de man achter het buffet. De man wees: „Dat deurtje aan het eind." Martin gleed van de kruk en wilde de mannen voorbijlopen; zijn hand ging zenuwachtig naar zijn zakdoek en greep die. Hij zou hem in de prullemand gooien of wegspoelen hij voelde zich opgelucht. „Wacht even, broer". De laatste van de twee mannen draaide zich om op zijn kruk en legde een hand op Martins arm om hem tegen te houden. De greep was vast en doelbewust; een begin van paniek kwam over hem. De man wend de zich tot de kellner: „Is daar nog een andere uitgang?" vroeg hij. „Nee, als je tenminste geen waterrat bent", grinnikte de kellner van onder zijn schuin-staande muts. „D'r is geen deur, Mac." „Okay", zei de man, maar zijn greep bleef vast al ijzer. Hij keerde het hoofd weer naar Martin. „We moe ten eens met je praten, broer." Ineens begreep hij, dat ze van de politie waren met hun vilthoeden laag in de ogen, hun onbeweeglijke gezichten, hun grote handen en brede schouders. Vóór hij er op verdacht was, flapte hij er uit: „Ik heb niets gedaan. Ik ben op weg naar huis." De mannen keken elkaar aan met een blik van verstandhouding. „Hoe kom je daarbij?" vroeg de eerste. „Wie heeft gezegd, dat je iets zou hebben gedaan?" Hoe moet je doen om geen verdachte indruk te maken, vroeg Martin zich af. Hij zou hetzelfde onder alle omstandig heden tegerf niemand van de politie hebben gezegd. Maar zijn fout was, dat hij geraden had dat ze van de politie waren: dat maakte hem al verdacht. Maar iemand die onschuldig was, had dat ook kunnen zien, dacht hij; de on- schuldigen waren het angstigst; die hadden hun misdaden nog voor zich: het spook van de toekomst. Hij spande zich in om zijn stem in bedwang te houden, zodat die niet zou beven, wilt u?" „Heb je je geamuseerd bij de film?" vroeg de tweede. „Ja. hoe vond je het?" voegde de eer ste er aan toe. „Hoe was die scène, waar die gang ster het meisje in dat gebouw over valt?" zei de eerste. „En als zij hem tegen de grond gooit. Hoe vond je dat?" „Ik ben naar geen film geweest." Op het scherm in zijn hoofd begon de scène in de pastorie weer te draaien: de oude priester keerde zich om naar de haard hijzelf greep de crucifix. „Ik ben sinds lang niet meer naar een film geweest." „We hebben je vanavond in Galaxy gezien," zei de eerste man. „Met een meisje," liet de tweede er haastig op volgen. Hun vragen kwamen snel, als vinnige slagen. „Ik ben niet met een meisje uitge weest," zei Martin. „Vanavond niet." Hij zag de kleine, felle man in het re- cruteringsbureau weer voor zich, die over zijn potlood tuurde. Geen sexuele De deur klepte open en de eerste man stond op de drempel ervaring, had die man gezegd. Het was een psychiater. Helemaal geen. Dat is lelijk, jongen lelijk. „Maar jij bent wel in Galaxy ge weest," zei de eerste man, zich voorover buigend op zijn krukJe bent er geweest." „Ik ben er niet geweest. Hoe had ik naar een film kunnen gaan, na wat er vandaag is gebeurd. Hoe had ik dat ge kund?" „Wat is er vandaag dan gebeurd?" viel de tweede man haastig in. Hij kon de twee gezichten nu zien, als balonnen, die naar elkaar toe helden en hem on dervroegen. Hij schreeuwde tegen hen: „Mijn moeder is gestorven, dat is er gebeurd. Mijn moeder is gestorven!" Hij rukte zich los uit de greep, die een ogenblik minder vast was geworden en vluchtte naar de kleine deur. Hij hoorde hen roepen, terwijl hij de zakdoek in een hoge prullemand van ijzerdraad stoptf, die al meer dan vol was met door weekte papieren handdoeken. Er was geen tijd meer om méér te doen. De deur klepte open en de eerste man stond op de drempel; hij keek naar hem met een hand aan de deur en een aan de deurpost. Martin stond stil met ge bogen hoofd. „Hoor eens, broer", zei de man zonder zich te bewegen, „als je niets gedaan hebt, zal je ook niets gebeuren. Wij zijn van de recher che." Hij liet even zijn penning zien. Maar we onder- zbeken een roof overval. Iemand heeft de cassière van het Galaxy- theater overvallen; hij heeft haar neer geschoten en een paar duizend dol lar gestolen. We zullen je moeten fouilleren." (Wordt vervolgd) 1302 (die toen als Klauwaarts in de Guldensporenslag de Leliaarts een rof feling gaven). En het is hier de plaats om er nog eens aan te herinneren, dat Brugse Metten en Guldensporenslag episoden zijn, niet uit een rassen-, maar wel uit een klassenstrijd." Het was een intern conflict tussen de am bachten en de rijke koopmansstand, waarin de Franse koning en de graaf van Vlaanderen weerzijds partij kozen waar hun dat het beste uitkwam. ,,'t Was den Klauwaarts groot solaas, te Brussel en te Leuven een aardig aantal „taalbroeders" om te brengen", aldus Vermeylen. Het was enggeestig de Franse taal met historische argumenten te lijf te gaan. Dit werd ook beseft door Ver- meylen's mede-bprichter van „Van Nu en Straks", de romanschrijver Cyriel Buysse. Deze had er echter onverwachts een averechtse conclusie uit getrokken: hij was in 't Frans gaan schrijven, en wel met dit bedroevende argument, door Vermeylen duchtig gewraakt: „Het Vlaams is een arme, kleine taal, en een schrijver van talent kan het maar diep betreuren, dat hij over geen beter voertuig van gedachten-versprei ding beschikt. Daarom, verre van 't hem euvel te duiden, kan men niet an ders, dan hem toejuichen, wanneer hij er in slaagt een grotere taal machtig te worden." En dan Vermeylen's antwoord: „De heer Buysse spreekt kwaad van onze taal, zoals men kwaad spreekt van een vrouw, wier gunst men niet kon winnen." „Waarom schrijven wij Vlaams, wij die toch allen een oppervlakkig artikel even gemakkelijk in 't Frans zouden kunnen opstellen? Omdat wij onze taal als een innerlijke noodzaak van onze kunst voe len. Men zou ons evengoed kunnen vragen: Waarom schrijft gij? De Vlaamse taal, o 't is zo banaal: wij hebben ze ge sproken in vaders huis, met de moeder, die ons opgekweekt heeft; door die taal heeft zij ons gegeven wat zij geven kon. Dre taal is met onze gedachten zelf geboren, en dat is uit ons wezen niet meer weg te wissen. Onze polders en onze bossen, al onze avonden en morgens met al hun weiden en wolken, zij hebben de kleur der Vlaamse woor den; die woorden ademen dezelfde on tastbare lucht om zich uit, elk woord dat we uitspreken verbindt ons inniger met de aarde die ons gemaakt heeft. Wie kan de liefde voor de taal verkla ren? Er zijn in de taal zoveel, zoveel onuitlegbare dingen, verre herinnerin gen en samenstemmingen, die alle hun grond in ons diepst eigen zelf hebben. Het eenvoudigste zowel als het grootste kunnen wij slechts in onze taal juist, organisch uitdrukken." Aangrijpend is hier de betekenis van de ..moedertaal" onder woorden ge bracht. Daarna kan Vermeylen tot zijn uitspraak komen: „Om iets te zijn moe ten -Wij Vlamingen zijn." Niet uit machtspolitieke of historisch-romanti- sche overwegingen, maar om iets te zijn, en wel: een persoonlijkheid. Een persoonlijkheid De persoonlijkheid, waarvoor Ver meylen in al zijn opstellen heeft ge pleit, laat zich onder geen der toen op gang makende tijdslevzen vangen: Vermeylen eiste niet. zoals onze Tach tigers, een allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Hij maakte scherp onderscheid tussen indi vidualisme en individualiteit. Hij zocht naar een harmonische verhouding tus sen eenling en gemeenschap. Als hij aah Europa dacht, zweefde hem geen staatkundige staalkaart voor ogen maar een harmonie van individualitei ten. Vlaming-zijn was in zijn omstan digheden niet meer en niets minder dan de voorwaarde om deel te nemen aan de verworvenheden en de problemen van de Europese mens. Wanneer wij in een boekbespreking de uitdrukking „Europees peil" gebrui- Aan pastoor A. Smit en pater F. Wijn hoven, resp. voorzitter en secretaris van het apostolaat der hereniging, is om hun grote verdiensten voor het her- enigingswerk de titel verleend van ar chimandriet der Oosterse Kerk. Beiden zijn onlangs teruggekeerd van een in formatie- en inspectiereis door Egypte, Libanon, Syrië, Transjordanie en Pa lestina. August Vermeylen ken, betekent dit, dat de schrijver in zijn taal. in zijn omstandigheden en in zijn milieu geslaagd is een beeld te ontwerpen van dat wat de mens be roert, niet alleen in N.-Holland of in Vlaanderen, maar ook een eind daar buiten. Zo voor zijn taal en letterkunde te hebben gepleit is de grote verdienste van prof. Aug. Vermeylen. Hij overleed in 1945; 73 jaar oud. De uitgave van zijn Verzameld Werk betekent de erkenning van zijn wekroep. Na het voortrekkerswerk van achtereenvolgens J. F. W i 11 e m s („de vader der Vlaam se Beweging"), Conscience (die de Vlamingen weer leerde lezen) en de pure dichter Gezelle, was voor Ver meylen de tijd rijp om zijn generatie en het na hem komende geslacht met de wereld achter de taalgrenzen te con fronteren. NICO VERHOEVEN. Verzameld Werk van August Vermey len. In 6 din. op dundrukpapier. met tal rijke foto's en voorzien van aantekeningen. Uitg. Mij. A. Manteau N.V., Brussel. T aast ons op het achterbalkon van lijn 16 in Amsterdam trekt het chic geklede heertje aan zijn eerste morgensigaartje, strooit welwillend lachjes rond en maakt tegenover iedereen vlotte opmerkin gen. „Dat belooft weer een mooie dag te worden; meneer. Ja, dame, heus, van daag kunt u uw parapluie wel thuis laten. Schattig babytje heeft u daar, mevrouw!" Mevrouwtje is opzichtig bijge kleurd en gekleed en beantwoordt keihard: „Mevrouwtje! Tismekleinkind." „Oooh", tuiten do lipjes van het keertje. Bij de volgende halte verschijnt dan dc visser. Pruim en hengels, schep net en tonnetje. ,.Zo, u heeft niet veel succes ge had," wijst heertje naar het droog- lege leefnet, „en dat is toch jammer als je vroeg opgestaan bent." „Hoeso, fader?" wil de visser we ten, „ik froeg op? Een uur gele je lag ik ,nog tusse de tekstiel." Heertje knikt afkeurend en blaast een fel rookwolkje de Vijzelstraat in. „Als ik u goed begrijp, moet u dus nog beginnen te vissen." „Alsusegt, meneer." „Tsjonge, het is nu half tien Op zijn vroegst gooit u dan om een uur of elf het snoer pas uit. Da's toch veel te laat." „Ik sal niet bewere, dat ik froeg bin, maar over vijf minute hangt me simmetje onder de dobber", beweert de visser. „Over vijf minuten? Ongelooflijk", verbaast zich heertje, „waar gaat u den vissen?" „Daro", wijst een kromme vissers vinger naar de rij hengelaars langs de Stadhouderskade, „dat is me stek kie foor fandaag". Heertje haalt zijn neus op: „Man, ga je daar nou vissen? Laat dat nou aan de Stadsreiniging over. Dat is geen sport. Dat noem ik baggeren." A De amateur, die indertijd de tip om door een blauw glaasje te kijken ter harte heeft genomen, zal zeker gemerkt hebben dat er in een onderwerp een grote verandering kan komen, wanneer de kleur verdwijnt, en door één oog toegeknepen te houden de diepte even eens verdwijnt. Er speelt echter nog een factor een grote rol, en daar zullen wij ons nu eens mee bezig gaan houden, want het gebeurt meerdere malen dat ondanks blauwe glaasjes en dichtge knepen ogen. de foto, wanneer zij iets speciaals beloofde te worden, toch weer tegen valt. En waarom nu? U heeft toch alles precies zo gedaan als was voorge schreven; inderdaad er was nog een ding vergeten; hetcomponeren, dit is de juiste foto-opbouw en beeld-begren zing. Elke foto heeft kwaliteiten, mits zij bewust gemaakt werd, wanneer u iets moois zag. We moeten ons bij het foto graferen van meer artistieke onderwer pen dan ook realiseren, wat wij precies mooi vinden, en dan proberen het stand punt van de camera zo te kiezen dat hij het zelfde ziet, wat ons oog imponeert, en de rest, het lelijke wat er om heen staat, niet mee fotografeert. Ons oog schermt n.l. de overtollige omgeving automatisch af, want wij vinden een bepaald gedeelte mooi en onze aandacht blijft alleen op dat mooie gevestigd. De rest zien we niet meer. De camera kan dit niet, die heeft geen smaak; u bent de ziel van de camera en moet haar dus zo sturen dat zij precies dat ziet wat u wilt vastleggen en niet meer. De moei lijkheid is echter om nu precies te weten te komen wat de camera ziet. Een heel probaat middel om dit uit te zoeken is het volgende: In een stuk karton wordt een opening gesneden die precies even groot is als het formaat van uw foto, meest 6x9 cm. Wanneer u nu dit kar tonnetje voor uw ogen houdt op een afstand, die gelijk is aan de brandpunt afstand van de camera (dit is bij 6 x 9 10.5 cm, bij 6 x 6 7.5 cm en bij klein- beeld 5 cm) dan ziet u precies wat de camera fotografeert en kunt u het juiste standpunt gaan kiezen met deze motief zoeker. Eventueel kunt u in de opening een blauw stukje papier of glas plakken. Maar ook als de foto klaar is gaan we nog eens na of er nog te veel op staat, en er dus nog iets af kan vallen, om het geheel beter tot zijn recht te doen komen en inderdaad geeft dit vaak nog heel andere resultaten, zoals bijstaande foto laat zien. Deze werd gemaakt met een box, film 28 gr. Sch., volle zon, 1/30 sec. De gehele foto is niet zo mooi uit gevallen ais de maker zich had voorge steld en daarom gaan we eens kijken of er soms te veel op staat Zoals u ziet is het stukje dat binnen de lijnen valt die er op getrokken zijn een aardig on derwerp en dit kan er uit vergroot worden. Bij het vergroten laat de foto graaf dan de overtollige delen weg val len en krijgen we een foto van alleen het middelste deel wat veel mooier is. Natuurlijk gaan we nu eens onze foto- voorraad doorsnuffelen om te zien welke foto's wij moeten gaan couperen, zoals dit wel genoemd wordt. En dan komen we tot de ontdekking, dat practisch een enkele hier niet voor in aanmerking komt, want de ene heeft te veel voor grond, de andere op zij een tak, die we beslist moeten missen enz. Om na te gaan welke delen eigenlijk gemist moe ten worden bestaat ook weer een een voudig hulpmiddel. U neemt hiervoor een stuk wit papier en knipt hier twee maal een letter L uit van ongeveer 5 cm breedte. Nu kunt u deze twee papier tjes zo tegen elkaar leggen op de foto dat zij samen een rechthoek vormen. Deze rechthoek kunnen we nu door beide delen te verschuiven elk willekeu rig formaat geven om te zien wat het mooiste voor de opname is. Probeert u het maar eens en u zult zien wat een mooie foto's u al gemaakt heeft zonder dat u het wist. Verder zullen we de vol gende keer iets vertellen over de com positie-leer in de fotografie ofwel een theorie geven over het onderwerp: Wat is mooi?

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3