Galmvrije kamer van NRU modernste in Europa Eric de Is/oor*wan: DE P12US DEP WRAKE TOT DE RAND VAN DE AFGROND Het ionj> en onstuimig talent van Reninca Practische naastenliefde Turfpakhais of folterkamer? Sterftecijfer T.B.C. nog steeds dalend Statistiek van een leeftijd Liefde voor Godde godsdienst en de leeuw van Vlaanderen Rhythmische compositie-opbouw ZATERDAG 30 JUNI 1951 PAGINA 3 Manifest van Steun Wettig Gezag VOORBEELD VOOR BINNEN- EN BUITENLAND BISSCHOPSCONSECRATIE Mgr. dr. B. J. ALFRINK op 17 Juli a.s. Voorzitter Kersbergen gaat heen PENSIONS 10 PCT. DUURDER DOOR LEO BRADY LITERAIRE KRONIEK Voor onze amateur-fotografen En nu de foto Wij weten allen dat er nog als eens misprijzend gesproken wordt over de aanhoudende collecten in on ze kerken en elders. Inderdaad wordt er veel gevraagd, omdat er zo ontzet tend veel nodig is. Dat er ondanks de noden van de tiid. die voor ieder nij pend zijn, toch telkens weer niet ver geefs een t?eroep gedaan wordt op onze hulp, bewijst, dat de christelijke cha- ritas nog steeds een grote plaats in neemt in onze katholieke gezinnen. Het kan daarom zijn nut hebben eens enige principiële dingen te zeggen over de plaats, die aan het geven van aalmoezen, op Gods uitdrukkelijke aanwijzing, in ons H. Geloof toekomt. Om elk misverstand te voorkomen, moeten wij er aanstonds op wijzen, dat het hier niet gaat om een of andere vrome daad, die men stellen kan of na laten naar verkiezing, maar om een essentiële, soms zelfs zware verplichting, die wezenlijk en onmiddel lijk voortvloeit uit Gcds voornaamste gebod. Dit vooropgesteld, volgt hier uit, dat men zich onder geen enkele omstandig heid ooit ontslagen mag achten van de plicht zijn evenmens op mogelijke wijze in bekende nood bij te staan. Naarmate die nood hoger is, in dezelfde mate neemt ook de verplichting tot hulpbetoon toe. In de praktijk komt dit hierop neer, dat, waar ter wereld ik wie ook aantref in nood, ik hem heb bij te staan als mijn „naaste". Aan dit strikte gebod van God valt niet te tornen. God eist een onbegrensde, onderlinge liefde, zoals Hijzelf ons die ten voorbeeld heeft gesteld. Een iiefde, niet slechts in woorden, maar in daden. Het ontbreken van deze liefde is de oorzaak van alle ellende in de wereld. Zelfs onder de Christenen neemt ze steeds meer af. Wat er van over is. noemt men „liefda digheid naar vermogen", maar dit „ver mogen" bepalen wij zelf naar ons eigen belang. De aalmoes is het armzalig sur rogaat geworden voor de doer liefde ge boden rechtvaardigheid. Op de ze manier komt er van de daadwerke lijke naastenliefde bitter weinig terecht. De H. Schrift, waarin de Schepper ons Ziin wil bekend maakt, staat vol duidelijke uitspraken over de plicht de evenmens te helpen. „Geef aalmoezen Van uw bezit, en keer u nooit van een arme af. Zolang gij kunt, meet gij barm hartigheid betonen. Zo gij veel bezit, geef dan veel. Bezit gij slechts weinig, geef dan ook van dat weinige graag iets weg. Daardoor verschaft gij u een heerlijke schat voor de dag van nood, want de aalmoes bevrijdt van zonde, en laat niemand de duisternis ingaan". (Tobias 4. 7—12). Bij Sint Jan lezen wij: „Wie de goede ren dezer wereld bezit, en zijn broeder in nood ziet, ziin hart echter voor hem sluit, hoe kan in hem de liefde tot God blijven?" (1 Jo. 3.17). Het meest directe en afdoende getui genis over de plicht van aalmoezen ge ven heeft Christus Zelf geformuleerd, toen Hij sprak over het laatste oordeel'. ..Komt, gezegenden Mijns Vaders, neemt bezit van het Rijk, dat. voor U bereid is. want Ik was hongerig en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik was dorstig en gij hebt Mij gelaafd. Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed." (Mt. 25 3437). En alsof dit ook nog niet duidelijk ge noeg was. herhaalt de Verlosser deze woorden in negatieve zin, maar dan als een reden tot eeuwige veroordeling (Mt. 25 41—44). Zonder moeite kunnen deze Schrif tuurplaatsen met citaten in dezelf de geest uit het. Oude zowel als uit het Nieuwe Testament worden aan gevuld. Wij mogen echter aannemen, dat het bovenstaande de strikte plicht van aalmoezen geven voldoende heeft aan getoond. Alleen nog dit woord van de Meester, dat een goed verstaander veel te denken geeft: „Waarom valt gij die vrouw (die Zijn voeten gebalsemd had) lastig? Zij heeft een goed werk aan Mij gedaan. Want. de armen hebt gij altijd bij U, Mij niet". (Mt. 26. 10—12). De op zich zelf zware plicht van aal moezen geven staat buiten twijfel. Wie hierin ernstig tekort schiet, wordt, voor eeuwig veroordeeld, naar Christus' eigen uitspraak. (Mt. 25. 4144). De natuurwet, zowel als het uitdruk kelijk, goddelijk gebod verplichten bei de tot onderlinge hulp. Deze plicht is des te zwaarder naar mate bij de een de nood hoger is en de ander zeker over de mogelijkheid tot helpen be schikt.. In uiterste nood, dit is zodra een medemens het noodzakelijke voor het leven ontbreekt, is niemand, die van deze nood weet en hem lenigen k a n, ook al is dit alleen mogelijk ten koste van groot ongerief vrij te nleiten van grote schuld, zo hij in gebreke blijft. Alle tijdelijke goederen zijn volgens Qods bedoeling bestemd voor alle men sen. De verdeling, die het positieve recht hierin heeft erkend, kan slechts rechtvaardig heten, wanneer het over tollige der bezitienden de behoeftigen ten goede komt. Want het tegendeel is duidelijk in strijd met het doel van deze goederen. Niemand kan na het tot nu toe ge zegde betwijfelen, dat allen, die in uiter ste nood verkeren, onze plicht van naas tenliefde in het geding brengen. Al is een bijdrage naar eigen eerlijk-beoor deelde'draagkracht zeker voldoende. De theologen hebben al deze verplich tingen in details uitgewerkt. Sommigen zijn streng en gaan zeer ver. Maar allen Laseren hun mening op de diepe ernst van Gods liefdegebod, dat ook de ach tergrond vormt van wat Paus Pius XI in „Quadragesimo Anno" schreef: „De beschikking over inkomsten, die iemand «iet nodig heeft om op passende wijze overeenkomstig zijn stand te leven, ■wordt niet geheel aan de willekeur van de afzonderlijke mens overgelaten". Het is dus niet verantwoord de praktische naastenliefde lichtvaardig op te vatten. Anderzijds mogen wij de voordelen er van voor ons zelf niet onderschatten. Behalve dat grage hulpvaardigheid ons vrijwaart, tegen het ontergnde kwaad der geldzucht, lenen wij aan God wat wij de armen geven en verzekeren wij ons de verhoring van onze eigen ge beden Een aalmoes in goede gesteltenis geschonken, verdient vergiffenis van de dagelijkse zonden en kwijtschelding van tijdelijke straffen, terwijl Christus zelf het eeuwige leven beloofde aan wie de hongerigen spijzigt, de dorstigen laaft en de naakten kleedt. Zó gewichtig is Zijn gebod! Het kan zijn nut hebben deze dingen eens ernstig te overwegen, wanneer een nieuw beroep op onze katholieke naas tenliefde wordt gedaan. Dit staat vast: zo wij ter liefde Gods onze naaste-m- nood 'helpen, helpen wij onszelf het meest. Het Nationaal Instituut Steun Wettig Gezag in Noord-Holland heeft een ma nifest gezonden aan een aantal geeste lijke en wereldlijke leiders in deze pro vincie met het verzoek het te onder tekenen. In dit manifest wordt gesteld, dat de ondertekenaar het zich tot een plicht rekent alle goede vaderlanders met de meeste aandrang op te wekken voor de handhaving van de binnenland se veiligheid zich als vrijwilliger aan te melden bij de plaatselijke commissie van het N. I. Steun Wettig Gezag. Er is reeds een groot aantal instemmingen binnengekomen. Advertentie (Van onze correspondent) In het Technisch Centrum van de Ned. Radio Unie te Hilversum is een „galm- vrijc kamer" gereedgekomen, die de modernste in Europa is en welke tot voorbeeld zal dienen voor soortgelijke ruimten, die door industrieën en instel lingen in binnen- en buitenland (Philips, P.T.T., B.B.C., iifclcfunkcn) zullen wor den ingericht. Sinds het luisterspel bij de radio in zwang gekomen is, heeft men behoefte gevoeld aan „dode" ruim ten, die voor de luisteraars de illusie moesten wekken, dat de spelers zich in de vrije lucht bevonden. Aanvankelijk werd dit op primitieve wijze bereikt door verstelbare schotten, die een deel van de resonans wegnamen. In de mo derne studio's heeft men met isolatie materiaal betere resultaten bereikt, doch voor wetenschappelijk onderzoek waren deze ruimten onvoldoende. De N.R.U. heeft daarom de „dode kamer" in de N.C.R.V.-studio vaarwel gezegd en bij de researchiaboratoria in het Technisch Centrum een rcsonansloze ruimte inge richt, gebaseerd op de resultaten van de onderzoekingen van de Amerikaan Be- ranek. Inplaats van fiberglass heeft de N.R.U. het goedkopere estanisol een in fijne draden gespoten tinslakproduct, gebon den met formaldehyde als geluid dempend materiaal. Dat formaldehyde is er oorzaak van, dat elke bezoeker aan deze zonderlinge ruimte, welke op het eerste gezicht het midden houdt tus sen een turfpakhuis en een folterkamer, naast een merkwaardige druk op de oren ook tranen in de ogen voelt komen. De druk op de oren wordt veroorzaakt door de volkomen stilte, die men „hoort"; de tranen worden door net formaldehyde, dat in dit opzicht ver want is aan uien en amonia, verwekt. Van plafond, vloer en wanden steken de bezoeker duizenden bruingekleurde wiggen van een zonderling zacht mate riaal tegemoet. Zo zacht is het estanisol, dat men er zich over verbaasd, dat de 4200 wiggen het op de houten pennen, waar zij op gestoken zijn, uithouden. Men krijgt bijna de indruk, dat bij een flinke tocht de gehele wandbekleding omlaag zou waaien. Het ontbreken van resonans geeft zonderlinge resultaten. Als de begeleider al sprekende op slechts enige meters afstand het gezicht naar de wand wendt, is zijn stem bijna niet meer te verstaan. Een ideale ruimte voor alle metingen. Boven 170 Hz is de absorptie meer dan 99%. Om het lopen in de ruimte mogelijk te maken heeft men boven de wiggen 'n looprooster aange bracht. De deur is van een ingenieuse constructie en komt door middel van n rail geheel naar buiten, een bijzon dere draaiconstruc- tie voorkomt be schadiging van net estanisol. De ruimte is vooral in gebruik voor 't „doormeten" van de ongeveer vierhonderd micro- phoons, die bij de omroepverenigingen in gebruik zijn, wat elk half jaar dient te geschieden. Voor zeer nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek bestaat de mogelijkheid, zelfs de meetaooa- ratuur in een bij zonder geïsoleerde ruimte onder te brengen. De N.R.U.- laboratoria hebben o.m. een eigen type en fabricagemetho de van de conden- sator-microphoon tot stand gebracht. Voorts worden mo menteel verstrek kende proeven ge nomen met acous- tiek van luidspre kers en luidspre- kerkasten. De officiële Pauselijke Vlag. Mits omgaand bestelt, tijdige levering verzekerd. Dokkumer Vlaggen-Centrale Postbus 14 - Telefoon 385 - Dokkum Dr. L. C. Kersbergen, de voorzitter van de Ned. Centrale Vereniging tot bestrijding van de tuberculose, die we gens zijn gezondheidstoestand deze ver eniging niet meer kan presideren, heeft afscheid genomen. In zijn plaats is be noemd mr. dr. R. Heijnsius van den Berg. Deze heeft de heer Kersbergen, die dertig jaar bestuurslid was en de afgelopen tien jaar voorzitter, hartelijk gehuldigd. De staatssecretaris van So ciale Zaken, dr. P. Muntendam, heeft van zijn waardering getuigd voor de grote deskundigheid en het tactvol be leid van de scheidende voorzitter. Dr. Kersbergen heeft in zijn ope- ningswoord medegedeeld, dat de daling van het sterftecijfer aan t-b-c. zich ook in 1950 heeft voortgezet- Het is gedaald van 18 per honderdduizend in 1949 tot 13.9 in 1950- Dit cijfer kon de voorzitter tot zijn vreugde als zeer gunstig aan merken. Daarentegen blijken de ziekte- cijfers hoewel ook dalend nog steeds hoog. Bij Ministeriële beschikking is be paald, dat de thans geldende pension- prijzen met 10 pet. mogen worden ver hoogd. 2. Enige uren na de landing van hun drakenschip bereiken de vier vreemde lingen met hun aanvoerder Hovin het dichte woud, waar de zon ternauwernood door het bladerdak vermag te dringen. „Gij kent deze streken, heer Hovin?" vraagt de man met de vreemd gevormde bontmuts, die naast hem loopt. Hovin knikt bevestigend. „Jaren geleden was ik hier zeer goed bekendI" zegt hij nadenkend, alsof hij meer tot zichzelf spreekt dan tot zijn tochtgenoten. „Nu zal men Hovin hier weer eens leren kennen!" Een grimmig lachje krult om zijn lippen. „Naar het Noorden gaan wij!" gaat hij op levendige toon voort. Daar woont een bloedverwant van mij, die er werkelijk naar snakt tot het welzijn van Hovin een steentje bij te dragen of er naar gaat snakken!" Met begerige ogen zien zijn begeleiders elkaar aan. Zij kennen Hovin en zijn ruwe manier van spotten en hun aanhankelijkheid aan hem is, afgezien van zijn indrukwekkende kracht, niet in de laatste plaats toe te schrijven aan de rijke buit waarvan hij hen altijd laat mee genieten. Steeds verder trekken zij het bos in. Zij komen aan een pad dat uitloopt op een bredere weg. Hovin knikt tevreden. Dit is de juiste richting. „Andere kleren moeten wij hebben!" zegt hij tot de man met de bontmuts. „Met deze vellen om ons heen zien wij er in dit land uit als vogelverschrikkers." ..Dan zullen we ons die verschaffen!" zegt de ander eenvoudig. Hovin knikt. ..Op de bekende manier!" grijnst hij in zijn baard. Zwijgend gaat de kleine groep verder. De zon heeft reeds lang haar hoogtepunt overschreden en de schemering plant zich tussen de bomen voort. Plotseling blijft Hovin staan. Slechts enige tientallen meters verder komt de ge stalte van een man boven het struikgewas uit. In zijn ene hand spartelt een konijn en in de andere houdt hij een stnk vast waarin hij het dier blijkbaar verschalkt heeft. De jager schijnt de nadering van de vreemdeling niet opgemerkt te hebben. Met gebalde vuisten kijkt Hovin een ogenblik toe. Het is of er iets in hem veranderd is, waardoor alle spieren van zijn geweldig lichaam gespannen zijn, als van een panter, die klaar is voor de dodelijke sprong. Een woeste bedreiging rolt van zijn lippen en in zijn ogen brandt dreigend een duister vuur De dode meetruimte met zwevende vloer, waarin de nagalm-appuratuur is opgesteld,. 28 (Uit het Engels vertaald door André Noorbeek en uitgegeven door Het Spectrum, Utrecht.) Martin wilde eerst zeggen: „Ze hebben mijn naam al. Ze hebben hem gister avond opgeschreven, terwijl ze taart zaten te eten". Maar hij deed het niet. Hij dacht: dezelfde rechercheur behan delt beide zaken, dezelfde man probeert die twee gevallen met elkaar in ver band te brengen. Die gedachte beang stigde hem, zodat hij zijn naam onver staanbaar mompelde en het nog eens moest zeggen. „Martin Lynn", herhaalde de recher cheur. „Je kunt nooit weten, hoe je nog eens van dienst kunt zijn, Martin". Hij glimlachte zuinig; het mocht nauwelijks een glimlach heten, alleen zijn lippen waren er bij betrokken, terwijl zijn ogen afwezig in de verte bleven turen. „Je moest me maar vertellen, waar je woont". Martin gaf het adres en de rechercheur zei het hem na, plechtig, met een zekere eerbied, alsof dit het eerste adres was, waarvan hij ooit had gehoord. „Vierde Straat", herhaalde hij nog eens. „Wie weet. Martin, misschien kun je me nog eens helipen. Al die mis daden. Het wordt ingewikkeld'. Hij glimlachte weer zuinigjes, zonder hu mor. Martin knikte en probeerde ook te glimlachen. „Ik moet gaan", zei hij; koud en eenzaam voelde hij zich in de kelderachtige hal. „Ik moet gaan". Hij stapte naar buiten in het zonlicht. De stem vclgde hem, maar de voetstappen niet. Hij voegde zich bij de voorbijgan gers, die nors naar hun werk liepen. Ik ben een moordenaar, dacht. Martin, en ik loop hier als die anderen. Er is niets, dat mij van hen onderscheidt, niemand kan het zien. Ik heb het gevoel, dat je het op de een of andere manier moest kunnen ziep, maar dat is niet zo. Bij een wegkruising stond hij op de rand van het trottoir te wachten tot het lichtsignaal groen werd. Ik houd mij aan de signalen, dacht hij; de minder belangrijke wetten zijn mij heilig. Ik heb God en de politie getrotseerd, maar ik durf niet over te steken, als het niet mag. De vrachtauto's suisden en snorden over het asphalt, ramme(end van de haast. Hij kwam onder de indruk van hun zwaarte en hun stuwkracht en ge boeid keek hij toe, hoe de ene na de andere voorbijreed. Zij bezaten ook iets van de aantrekkingskracht van de af grond. Als hij nu één stap deed. zouden de remmen knarsen en de banden sner pen en hij zou tegen de bumper smak ken met een dof geluid, zoals dat van het crucifix bij pastoor Kirkman; zijn lichaam zou door de wielen worden voortgesleept en verpletterd. Dat was één manier, voor het geval, dat zij hem het vuur te na aan de schenen zouden leggen, als er te veel rechercheurs op hem af kwamen cm zijn naam te vragen en hem te beloeren en aan de tand te voelen. Maar eerst moest hij de begra fenis regelen; zijn moeder de vervulling brengen \an de belofte, die hij in het donker had gedaan, het beloofde eer herstel. En dan misschien een vlugge sprong van de trottoirband, als hij het rode oog zou tarten, dat die monster achtige gevaarten in bedwang hield. De appel valt niet ver van de boom: de schuld van vader en zoon zou eender zijn. Het licht werd groen en automatisch liep hij door met de menigte. Weer wer den zijn gedachten opgewekter door de lichaamsbeweging. Hij had zich tegen over die laatste rechercheur toch wel heel flink gehouden. Niets had hij laten blijken, niets doen vermoeden. Niemand behoefde meer medelijden met hem te hebben. Hij kon voor zichzelf opkomen V „Mandel is laat," zei de jonge pries ter. Het was over negenen. Hij en het meisje stonden onwennig in de kleine voorkamer tegenover de studeerkamer. De hele morgen hadden de telefoon en de bel van de voordeur gerinkeld; met automatisch-eerbiedige stemmen infor meerden de parochianen naar de juist heid van het bericht. Een priester, die ter assistentie was gestuurd, had de tweede Mis gelezen; daarna had hij aan het ontbijt op ietwat geforceerde toon zijn deelneming betuigd en was vertrok ken. De jonge priester had zich nog nooit zo jong gevoeld: de vrede van de Mis was weer ten dele verstoord aan het ontbijt, waar de stoel van pastoor Kirkman verlaten bij de tafel stond. De huishoudster had voor hem gedekt op de gewone plaats, voordat de jonge priester beneden was gekomen om haar te zeggen, dat het niet nodig was. De oude priester leek doder nu het dag was en de gangen en trappen vol waren van herinneringen aan het ver trouwde geluid van zijn zware voetstap pen. De dood was eerst als een onderbre king geweest, waarbij de gevoelens op hielden bij de ramp; de reacties werden geremd en belemmerd, zodat het ver lies draaglijk bleef. Het gevoel zonk langzaam terug in het lichaam, als een rookwolk en keerde geleidelijk en pre cies afgepast weer, juist in die mate, dat de geest het kon verdragen zonder er geheel door te worden beneveld. Je kon aan de dode terugdenken, niet in ab- stracto, maar in concrete voorstellingen; het geheugen behield de zintuigelijke in drukken, die het begin waren van alle kennis. Pastoor Kirkman, zoals hij bad aan de voet van het altaar, onverstaanbaar een tonig, alleen luider sprekend aan het begin van de zinnen, als hij adem schep te; pastoor Kirkman omringd door kin deren, op het middaguur op de speel plaats van de school, als de pelerine hem om de schouders fladderde:: een enorme uil tussen de mussen; pastoor Kirkman. die op Zaterdagavond laat en vermoeid uit de biechtstoel opdook. Er was in die herinneringen altijd iets van een anti-climax. Slechts met moeite kon de jonge priester zich de beslissende momenten en de hoogtepunten voor de geest roepen, maar de minder be langrijke dingen drongen zich vanzelf aan hem op en vormden bij elkaar de man, die hij had bewonderd en bemind. Toen de oude priester nog leefde, had den die kleine voorvallen geen waarde, omdat ze herhaald werden en iedere dag weer beschikbaar waren. Nu hij dood was. werden die momenten zeldza me. uitverkochte edities. (Wordt vervolgd). A chter de welluidende naam Reninca verschuilt zich een jonge Vlaamse /-\ vrouw uit Bomheide bij Antwerpen. Haar dichterschap werd en wordt in Vlaanderen geestdriftig toegejuicht. Te begrijpen is dit wel, want Re ninca blaakt van liefde voor God, de godsdienst en de leeuw van Vlaanderen; en waar zij dit blaken onstuimig onder woorden brengt, bevattelijk voor schoolgaan de jeugd, opvoeders en ijveraars, is men met z'n allen bij elkaar gauw geneigd de kunstwaarde van haar werk te verenzelvigen met de strekking die men er in bewondert. Reninca's eerste bundels („Zaad in den wind", „Wassend Getij" en „Brandend Heden") bevatten schetsen uit de tijd, dat zij nog een schoolgaand meisje was. In een dier schetsen vertelt zij; „Vandaag hebben wij met Platoon ken nis gemaakt op school. Dat is een grote, blijde gebeurtenis! Ik verlangde er meer naar, hèm te kennen dan Dante, omdat hij in de duisternis der Oude Wereld staat als een lokkende ster. Pla toon, zonder het licht van het christen dom, Platoon, uit eigen kracht en uit eigen geniaal leven, vond het geheim der ziel: de onsterfelijkheid, vond het geheim der wereld: niet de materie, maar de geest!" Dit is, de uitroeptekens incluis, schwarmerische wijsheid uit een school- tijdschrift. Daar slaat het een goed fi guur en houdt het wellicht allerlei be minnelijke beloftes in. Maar door een publicatie in boekvorm stelt het zich aan een literaire critiek bloot, waar het nog geen recht op heeft en waardoor het bovendien van zijn eigen kleine recht wordt beroofd. Ik wil trachten dit werk Van Renin ca niet te zien als volwassen publicatie (want dan zou ik het in heel zijn ge- handtekende en in luxe edities omval lende zwaarwichtigheid al te ernstig zijn kleine recht moeten ontzeggen); ik wil het houden in het stormachtige schoolverband, waarin het thuis hoort. Dan wordt het, zo onrijp als het,is, een boeiende levensuiting; boeiend en sym pathiek, omdat rnen er in kan meebe leven of herbeleven, hoe een jonge ziel zich bewust wordt van de wereld. Wij zijn 16, 17 jaar, en nu pas beginnen wij de wereld te ontdekken. Bepaalde dingen, gevoelens, begripsinhouden ma ken zich uit onze omgeving los en gaan een kracht uitstralen, die ons vervult en rijp maakt. En het leven wordt het Al-Leven. En God staat om ons heen als Alomme Tegenwoordigheid, of als de grote droefenis die de mensen een zaam maakt. En met hoofdletters schrij ven wij: O Hart, O Liefde! Dit is het ONTWAKEN, het wekken van onszelf. Reninca's werk kan ik niet anders zien dan als een voorbeeld van zo n ont waken in woorden uitgezegd. Reninca had ook Marianne kunnen heten, of Beatrijs, of het meisje dat in de schuil naam „Morgenrood" opgaat. Men moet haar heur dichterlijke persoonlijkheid ontzeggen, om het uiterst persoonlijke van haar ontwaken te waarderen. De Vlaamse dichteres Reninca. Haar werk is de statistiek van een leeftijd. De leeftijd, waarop haast iede re gevoelige jongen of meisje behoefte heeft zich creatief te uiten. En in de stunteligste woorden laten wij een tijd perk wankelen (o heimwee, naar nieu we middeleeuwenflitsen wij heen en weer tussen de polen van Leven en Dood; spannen wij een boog van eeuwi ge liefde daartussen; ontdekken wij het mysterie van de Driehoek, van de Drieëenheid: de Vader herschept zich in de Zoon en zijn Geest is de Liefde, en de Drie zijn Eén. In de stunteligste woorden bespelen wij de grote themata der dichtkunst, en het kan zijn, dat tijdens een gefluis terd „ik hou van jou" de wereld in twee ogen verdrinkt, om dan wijd te worden, zo wijd als God. Dit is zeer opzienbarend; maar daarna begint het leven pas. En daarna moet de dichter zijn eerste vers nog schrijven. Omdat alom en aldoor de gefluisterde ontdek king „ik hou van jou" door de wereld ruist en in lang verbeide minnebrieven over de regels heendanst, daarom is het zwart op wit nog geen poëzie Daar komt het opzienbarende slechts gebeeld en verbeeld tot gelding. Te vo ren bloesemen w ij. Waaraan men de bloesem herkent De bloesemende kenmerken van Re ninca's jeugdwerk zijn velerlei: 1) Een vaag romantisch verlangen, dat de jonge mens dodelijk bedroefd maakt en tegelijk zielsgelukkig; een heimwee middenin het leven recht streeks voerend naar de dood. 2) Een liefde voor alles wat teder is en vergankelijk, zich uitend in talloze verkleinwoorden, die tevens de, bedoe ling hebben de plechtigheid der wereld intiemer te maken. 3) Een verwantschap met alles wat ruist: het ruisen van de zee, het ruisen van de wind door de hoge bomen en het ruisen van honderd kleine dingen, die bijna niet durven ademhalen in af wachting van het moment dat zij mee zullen wervelen in de jacht naar' liefde. En dat noemt een schoolmeisje dan April: „O ik hou van April, want April is grillig als een hart en die grilligheid is het teken van het eerlijkste leven: April, heel de jacht naar liefde, en heel de overmoed-uit-nood, en heel de dee moed, die weet dat liefde slechts in Liefde te vinden is, en dat zij alles is, en énig." 4) Een lijdensbereidheid en 'n passieve strijdvaardigheid, die aan alle idyllische dromerijen een zware ondertoon geeft. Zo vertelt Reninca in 'n schetsje van een dorpsbruiloft: „En dan komt de bruid langzaam, voorzichtig: het bruidsboeket is een broze schat(o lieve vergan kelijkheid!): Zo rijpt de Weltschmerz in het hart van de jonge vrouw, denkend aan de bruiloftsnacht: „Haar jawoord zal branden op haar lippen, verre orgel muziek in haar hoofd, maar in haar hart een zwaar en moe geluk, de klare, lijdens-gerede wijsheid van de sterke vrouw". 5) Een neiging om begrippen te per sonifiëren. Bijvoorbeeld de Rust: „Een gesluierde vrouw, wit zwevend door het hemelruim. Zo zie ik haar, en de avon den buigen om haar gestalte, zacht uit gaand met lieflijk gloeiende horizont ronden". 6) Een intensivering van 't leven der seizoenen: lente, zomer en herfst. De lente is ons ontwaken; de zomer onze levensdrift; de herfst onze mateloze moeheid. 7) Een scherp oog voor de dingen in hun wisselwerking en voor het samen gestelde, tegendelige karakter van iedere emotie: „Dit is toch vrouw-zijn: omhelzen. En dit is toch ziel-zijn om helsd worden". Of, wederom getoetst aan de verwantschap van leven en dood. in het volgende schetsje (daar heeft men eigenlijk al de voorgaande punten tezamen: de vergankelijkheid, de vaag- heid, de seizoenen, het leven en de heid. de Liefde) LEVEN EN DOOD Toen het nog zomer was vroeg de jonge vrouw: „Wat bemint gij in mij?" „Het leven!" zei hij, want de gloed kwijnde in zijn ogen. Toen het najaar kwam vroeg de jon ge man: „Wat bemint gij in mij?" „De dood!" zei zij stil. want het scheen haar dat hij haar dierbaarder was omdat hij welhaast sterven zou.... Hoe kon zij weten dat het de dood was in haar, die het leven in hèm be minde? En toen de lente daar was, lag zij wit en stil tussen de bloemen op het doods bed. Hij bad bij haar, en toen fluisterde hij voor haar zijn grote bekentenis, die tevens van liefdes aanwezigheid de éérste goedheid bracht: „Ik heb U lief En het leven zweefde nog over haar gelaat m een geheimvolle vraag, een verre glimlach: ..Waarom?" „Om het leven!" zei hij zacht, en blik te met betraande ogen naar haar op. En het was alsof zij zich oprichtte, en door haar gesloten oogleden heen. blikte het blauwe verschiet van haar ziel.... „Ik heb U lief", zei ze, en sliep weer in, voor eeuwig. Hij had niet gevraagd „waarom?", 'want God stond op in hem, en toen hij heenging was hij een nieuw mens. Dit is een klein lied op leven en dood. Reninca's dichterschap Naast deze schoolse kenmerken van het bloesemtij, heeft het werk van Re ninca nog als meer persoonlijke en als typisch na-oorlogse facetten: 8) Een warm enthousiasme voor alles wat Vlaams is. 9) Een lyrische toon, plus een dienst baarheid aan God en gemeenschap, die sterk herinneren aan wat de katholieke jongeren van kort na de eerste wereld oorlog als ideaal uitdroegen; „Wij willen geen artisten zijn om artisten te zijn, maar wij willen kunstenaars zijn om mensen te zijn!" (Reninca). „Ik ben zo eenzaam, maar ik zal blij zijn om het warme vuur in de huizen der mensen, blij, God, blij en dankbaar, en vredig van hart". Uit al deze kenmerken en facetten is zich in Reninca een dichterschap aan het ontwikkelen, waarvan ons de belof te aangekondigd wordt in haar twee bundels: „Een lied der Mensheid" en „Adem der Aard e". Hierin ziet zij de mens als deelgenoot in Gods scheppingsplan. Dientengevolge is het sterk in haar levende besef van algehele vergankelijkheid niet droevig of tragisch van aard; het is blij, blijmoedig: .Wk glans en ben voorbij". In deze vergan kelijkheid krijgt alleen de liefde, de Minne, eeuwigheidswaarde. Om die Minne, herhaaldelijk en vurig in ver band gebracht met God, heeft men Re ninca wel eens met onze grootste dich teres Hadewych vergeleken. Die verge lijking is behalve voorbarig, ook weinig gelukkig. Reninca's dichterschap kan nog allerminst geklasseerd worden. Haar gemoedsrijkdom, haar religieuze vervoe ring, die soms in profetische aanstellerij en in quasi-mystiek ontaardt, haar idea lisme en haar Vlaamsgezinde hartje, wat doet zij er mee? Ze dreigt er zichzelf danig mee in de war te brengen. Zij heeft grote moge lijkheden in zich. Maar zij is momenteel bezig een zachtzinnig lyrisch redeneer- talent te worden. Zo hecht en soepel als de volgende strofen uit haar laatste bundel „Adem der Aarde" zijn, zo ge vaarlijk is de jonge dichteres ervan op weg naar de schijnwereld van de orato rische extase. De Minne behoede haar! BIDDEN Bidden is bedding zijn voor bovenaardse stromen, maar 't lage land alleen ervaart ze jagend en jeugdig als de weke maartse waatren: diep in de landen opgelopen vormloze zee, die een planeet herdopen zal met verse zangen.. Want wie bedaart ze die tomeloze Minne is en open macht? Haar drang wordt, als het niet te bedwingen windgeweld in want en vogelzwingen. aan de weerspannigheid der aardse dingen beproefd; haar branding tussen zand en wolken ontketend aan het harde hart der volken wier kinderen haar spel boeit als het springen van lammeren, al huiveren haar kolken NICO VERHOEVEN Het werk van Reninca verscheen bij Uitg. Lannoo, Tielt. Voor Nederland: Nie mann, Plein 24, Wateringen. anneer U in een woordenboek het woord rhythme en rhyth- misch naslaat, zult U hierbij waarschijnlijk als uitlegging vinden re gelmatige beweging of iets dergelijks. Het woord rhythme is n.l. afgeleid van het Griekse woord rpthmos, hetgeen stroom betekent. En inderdaad geeft de voortdurend herhalende beweging van b.v. het stromende kabbelende water heel goed de betekenis van het rhythme weer zoals we ons dit in de fotografie kunnen voorstellen, n.l. de herhaling. Nu echter steeds van eenzelfde vlak of pro portie met een bepaalde afwisseling in vorm en afstand om te voorkomen dat het geheel eentonig wordt. Een goede voorstelling van rhythme in de fotografie zou b.v. zijn een rij grondwerkers, waarvan de een gebogen staat, een ander juist rechtop de aarde wegwerpt en een derde een houding hiertussen in heeft, enz. Wanneer deze mensen nu samenvallen met een diago naal, op onderling verschillende afstan den staan en zij van voor naar achter eerst groot zijn en steeds kleiner wor den. terwijl de houdingen variëren en toch één beweging suggereren, kunnen wij spreken van een rhythmische op bouw, vooral wanneer wij er voor zor gen dat er verschil in de onderlinge af stand zit als noodzakelijke afwisseling. Niet alleen vorm en afstand kunnen rhythme suggereren, maar ook de kleur of grijstint. Een donker vlak met daar naast een lichter en vervolgens een nog lichter vertonen regelmaat; zorgen wij er nu voor dat deze vlakken onderling verschillende van grootte ziin en zetten wij ze op onderling verschillende af standen. dan kunnen wij weer van rhythme spreken en hebben wij dus een rhythmische compositie gemaakt. Natuurlijk is het niet eenvoudig om zich na het lezen hiervan een juiste voorstelling te vormen van een rhyth mische foto-opbouw, maar toch zal het na enige concentratie niet moeilijk zijn zich hiermee vertrouwd te maken. Be weegt U op het rhythme van muziek uw handen maar eens door de lucht, a.h.w. dirigeren. U bemerkt direct dat er verband tussen de verschillende be wegingen* zit; de ene toon is hoger dan de andere en uw hand gaat hoger en lager. Inplaats van nu de tonen te diri geren met de hand moeten wij het doen met vormen, dus door de beweging vast te leggen. Ja. wij begrijpen het volko men, het is gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar probeert u het eens, u zult zien dat er een heerlijke rust van een dergelijk foto uit kan gaan. Naar aanleiding van de drie voorgaan de artikelen kregen wij zeer veel brieven van lezers en lezeressen met het ver zoek hierover nog meer te willen ver tellen. Door de grote verscheidenheid van stof die nog behandeld moet worden en de beperkte ruimte die wij wekelijks ter beschikking hebben, is het echter onmogelijk hierop nog dieper in te gaan; wel zijn wij natuurlijk bereid alle ge wenste inlichtingen te geven. Aan de liefhebbers kunnen wij meedelen dat over deze leer zeer goede lectuur be staat. Enige tijd geleden stelden wijde ge legenheid open voor lezers om foto's ter beoordeling op te zenden, welke bij ge bleken geschiktheid in aanmerking ko men om in onze rubriek te worden op genomen. Reeds kregen wij vele inzen dingen, waaronder zeer goede opnamen, waarvan wij er hier een plaatsen als inleiding voor de rubriek van a.s. week over het fotograferen van kinderen. Hieraan zullen wij. ten gerieve van ouders met een dergelijk gelukkig bezit, enige bijzondere aandacht besteden. Hoewel de zon krachtig scheen, werd deze opname in de schaduw gemaakt om te voorkomen dat de baby de ogen dicht zou knijpen tegen het felle licht; op name Philips-camera met snelle film. Zoals wij hier zien is de kinderwagen zo gezet dat de baby samenvalt met een diagonaal, waardoor het geheel direct veel leuker en vooral minder stijf is. Zoals U ziet vinden wij hier weer het bewijs dat inderdaad de compositieleer bij elk willekeurig onderwerp in toe passing gebracht kan worden!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3