Galmvrije kamer van NRU
modernste in Europa
Eric de Is/oor*wan: DE P12US DEP WRAKE
TOT DE RAND VAN DE AFGROND
Het ionj> en onstuimig talent van Reninca
Practische
naastenliefde
Turfpakhais of
folterkamer?
Sterftecijfer T.B.C. nog
steeds dalend
Statistiek van een leeftijd
Liefde voor Godde godsdienst
en de leeuw van Vlaanderen
Rhythmische compositie-opbouw
ZATERDAG 30 JUNI 1951
PAGINA 3
Manifest van Steun
Wettig Gezag
VOORBEELD VOOR BINNEN- EN BUITENLAND
BISSCHOPSCONSECRATIE
Mgr. dr. B. J. ALFRINK
op 17 Juli a.s.
Voorzitter Kersbergen
gaat heen
PENSIONS 10 PCT. DUURDER
DOOR LEO BRADY
LITERAIRE KRONIEK
Voor onze
amateur-fotografen
En nu de foto
Wij weten allen dat er nog als eens
misprijzend gesproken wordt over
de aanhoudende collecten in on
ze kerken en elders. Inderdaad wordt
er veel gevraagd, omdat er zo ontzet
tend veel nodig is. Dat er ondanks de
noden van de tiid. die voor ieder nij
pend zijn, toch telkens weer niet ver
geefs een t?eroep gedaan wordt op onze
hulp, bewijst, dat de christelijke cha-
ritas nog steeds een grote plaats in
neemt in onze katholieke gezinnen. Het
kan daarom zijn nut hebben eens enige
principiële dingen te zeggen over de
plaats, die aan het geven van aalmoezen,
op Gods uitdrukkelijke aanwijzing, in
ons H. Geloof toekomt.
Om elk misverstand te voorkomen,
moeten wij er aanstonds op wijzen, dat
het hier niet gaat om een of andere
vrome daad, die men stellen kan of na
laten naar verkiezing, maar om een
essentiële, soms zelfs zware
verplichting, die wezenlijk en onmiddel
lijk voortvloeit uit Gcds voornaamste
gebod.
Dit vooropgesteld, volgt hier uit, dat
men zich onder geen enkele omstandig
heid ooit ontslagen mag achten van de
plicht zijn evenmens op mogelijke
wijze in bekende nood bij te staan.
Naarmate die nood hoger is, in dezelfde
mate neemt ook de verplichting tot
hulpbetoon toe. In de praktijk komt dit
hierop neer, dat, waar ter wereld ik wie
ook aantref in nood, ik hem heb bij te
staan als mijn „naaste". Aan dit strikte
gebod van God valt niet te tornen. God
eist een onbegrensde, onderlinge liefde,
zoals Hijzelf ons die ten voorbeeld
heeft gesteld. Een iiefde, niet slechts in
woorden, maar in daden. Het ontbreken
van deze liefde is de oorzaak van alle
ellende in de wereld. Zelfs onder de
Christenen neemt ze steeds meer af.
Wat er van over is. noemt men „liefda
digheid naar vermogen", maar dit „ver
mogen" bepalen wij zelf naar ons eigen
belang. De aalmoes is het armzalig sur
rogaat geworden voor de doer liefde ge
boden rechtvaardigheid. Op de
ze manier komt er van de daadwerke
lijke naastenliefde bitter weinig terecht.
De H. Schrift, waarin de Schepper
ons Ziin wil bekend maakt, staat vol
duidelijke uitspraken over de plicht de
evenmens te helpen. „Geef aalmoezen
Van uw bezit, en keer u nooit van een
arme af. Zolang gij kunt, meet gij barm
hartigheid betonen. Zo gij veel bezit,
geef dan veel. Bezit gij slechts weinig,
geef dan ook van dat weinige graag
iets weg. Daardoor verschaft gij u een
heerlijke schat voor de dag van nood,
want de aalmoes bevrijdt van zonde, en
laat niemand de duisternis ingaan".
(Tobias 4. 7—12).
Bij Sint Jan lezen wij: „Wie de goede
ren dezer wereld bezit, en zijn broeder
in nood ziet, ziin hart echter voor hem
sluit, hoe kan in hem de liefde tot God
blijven?" (1 Jo. 3.17).
Het meest directe en afdoende getui
genis over de plicht van aalmoezen ge
ven heeft Christus Zelf geformuleerd,
toen Hij sprak over het laatste oordeel'.
..Komt, gezegenden Mijns Vaders, neemt
bezit van het Rijk, dat. voor U bereid
is. want Ik was hongerig en gij hebt
Mij te eten gegeven. Ik was dorstig en
gij hebt Mij gelaafd. Ik was naakt en
gij hebt Mij gekleed." (Mt. 25 3437).
En alsof dit ook nog niet duidelijk ge
noeg was. herhaalt de Verlosser deze
woorden in negatieve zin, maar dan als
een reden tot eeuwige veroordeling (Mt.
25 41—44).
Zonder moeite kunnen deze Schrif
tuurplaatsen met citaten in dezelf
de geest uit het. Oude zowel als
uit het Nieuwe Testament worden aan
gevuld. Wij mogen echter aannemen, dat
het bovenstaande de strikte plicht van
aalmoezen geven voldoende heeft aan
getoond. Alleen nog dit woord van de
Meester, dat een goed verstaander veel
te denken geeft: „Waarom valt gij die
vrouw (die Zijn voeten gebalsemd had)
lastig? Zij heeft een goed werk aan Mij
gedaan. Want. de armen hebt gij altijd
bij U, Mij niet". (Mt. 26. 10—12).
De op zich zelf zware plicht van aal
moezen geven staat buiten twijfel. Wie
hierin ernstig tekort schiet, wordt, voor
eeuwig veroordeeld, naar Christus' eigen
uitspraak. (Mt. 25. 4144).
De natuurwet, zowel als het uitdruk
kelijk, goddelijk gebod verplichten bei
de tot onderlinge hulp. Deze plicht is
des te zwaarder naar mate bij de een
de nood hoger is en de ander zeker
over de mogelijkheid tot helpen be
schikt.. In uiterste nood, dit is zodra een
medemens het noodzakelijke voor het
leven ontbreekt, is niemand, die van
deze nood weet en hem lenigen k a n,
ook al is dit alleen mogelijk ten
koste van groot ongerief vrij te
nleiten van grote schuld, zo hij in
gebreke blijft.
Alle tijdelijke goederen zijn volgens
Qods bedoeling bestemd voor alle men
sen. De verdeling, die het positieve
recht hierin heeft erkend, kan slechts
rechtvaardig heten, wanneer het over
tollige der bezitienden de behoeftigen
ten goede komt. Want het tegendeel is
duidelijk in strijd met het doel van deze
goederen.
Niemand kan na het tot nu toe ge
zegde betwijfelen, dat allen, die in uiter
ste nood verkeren, onze plicht van naas
tenliefde in het geding brengen. Al is
een bijdrage naar eigen eerlijk-beoor
deelde'draagkracht zeker voldoende.
De theologen hebben al deze verplich
tingen in details uitgewerkt. Sommigen
zijn streng en gaan zeer ver. Maar allen
Laseren hun mening op de diepe ernst
van Gods liefdegebod, dat ook de ach
tergrond vormt van wat Paus Pius XI
in „Quadragesimo Anno" schreef: „De
beschikking over inkomsten, die iemand
«iet nodig heeft om op passende wijze
overeenkomstig zijn stand te leven,
■wordt niet geheel aan de willekeur van
de afzonderlijke mens overgelaten". Het
is dus niet verantwoord de praktische
naastenliefde lichtvaardig op te vatten.
Anderzijds mogen wij de voordelen er
van voor ons zelf niet onderschatten.
Behalve dat grage hulpvaardigheid ons
vrijwaart, tegen het ontergnde kwaad
der geldzucht, lenen wij aan God wat
wij de armen geven en verzekeren wij
ons de verhoring van onze eigen ge
beden Een aalmoes in goede gesteltenis
geschonken, verdient vergiffenis van de
dagelijkse zonden en kwijtschelding van
tijdelijke straffen, terwijl Christus zelf
het eeuwige leven beloofde aan wie de
hongerigen spijzigt, de dorstigen laaft
en de naakten kleedt. Zó gewichtig is
Zijn gebod!
Het kan zijn nut hebben deze dingen
eens ernstig te overwegen, wanneer een
nieuw beroep op onze katholieke naas
tenliefde wordt gedaan. Dit staat vast:
zo wij ter liefde Gods onze naaste-m-
nood 'helpen, helpen wij onszelf het
meest.
Het Nationaal Instituut Steun Wettig
Gezag in Noord-Holland heeft een ma
nifest gezonden aan een aantal geeste
lijke en wereldlijke leiders in deze pro
vincie met het verzoek het te onder
tekenen. In dit manifest wordt gesteld,
dat de ondertekenaar het zich tot een
plicht rekent alle goede vaderlanders
met de meeste aandrang op te wekken
voor de handhaving van de binnenland
se veiligheid zich als vrijwilliger aan te
melden bij de plaatselijke commissie van
het N. I. Steun Wettig Gezag. Er is
reeds een groot aantal instemmingen
binnengekomen.
Advertentie
(Van onze correspondent)
In het Technisch Centrum van de Ned.
Radio Unie te Hilversum is een „galm-
vrijc kamer" gereedgekomen, die de
modernste in Europa is en welke tot
voorbeeld zal dienen voor soortgelijke
ruimten, die door industrieën en instel
lingen in binnen- en buitenland (Philips,
P.T.T., B.B.C., iifclcfunkcn) zullen wor
den ingericht. Sinds het luisterspel bij
de radio in zwang gekomen is, heeft
men behoefte gevoeld aan „dode" ruim
ten, die voor de luisteraars de illusie
moesten wekken, dat de spelers zich in
de vrije lucht bevonden. Aanvankelijk
werd dit op primitieve wijze bereikt
door verstelbare schotten, die een deel
van de resonans wegnamen. In de mo
derne studio's heeft men met isolatie
materiaal betere resultaten bereikt, doch
voor wetenschappelijk onderzoek waren
deze ruimten onvoldoende. De N.R.U.
heeft daarom de „dode kamer" in de
N.C.R.V.-studio vaarwel gezegd en bij
de researchiaboratoria in het Technisch
Centrum een rcsonansloze ruimte inge
richt, gebaseerd op de resultaten van de
onderzoekingen van de Amerikaan Be-
ranek.
Inplaats van fiberglass heeft de N.R.U.
het goedkopere estanisol een in fijne
draden gespoten tinslakproduct, gebon
den met formaldehyde als geluid
dempend materiaal. Dat formaldehyde
is er oorzaak van, dat elke bezoeker
aan deze zonderlinge ruimte, welke op
het eerste gezicht het midden houdt tus
sen een turfpakhuis en een folterkamer,
naast een merkwaardige druk op de
oren ook tranen in de ogen voelt komen.
De druk op de oren wordt veroorzaakt
door de volkomen stilte, die men
„hoort"; de tranen worden door net
formaldehyde, dat in dit opzicht ver
want is aan uien en amonia, verwekt.
Van plafond, vloer en wanden steken
de bezoeker duizenden bruingekleurde
wiggen van een zonderling zacht mate
riaal tegemoet. Zo zacht is het estanisol,
dat men er zich over verbaasd, dat de
4200 wiggen het op de houten pennen,
waar zij op gestoken zijn, uithouden.
Men krijgt bijna de indruk, dat bij een
flinke tocht de gehele wandbekleding
omlaag zou waaien. Het ontbreken van
resonans geeft zonderlinge resultaten.
Als de begeleider al sprekende op
slechts enige meters afstand het gezicht
naar de wand wendt, is zijn stem bijna
niet meer te verstaan. Een ideale ruimte
voor alle metingen. Boven 170 Hz is de
absorptie meer dan 99%.
Om het lopen in
de ruimte mogelijk
te maken heeft men
boven de wiggen 'n
looprooster aange
bracht. De deur is
van een ingenieuse
constructie en komt
door middel van n
rail geheel naar
buiten, een bijzon
dere draaiconstruc-
tie voorkomt be
schadiging van net
estanisol. De ruimte
is vooral in gebruik
voor 't „doormeten"
van de ongeveer
vierhonderd micro-
phoons, die bij de
omroepverenigingen
in gebruik zijn, wat
elk half jaar dient
te geschieden. Voor
zeer nauwkeurig
wetenschappelijk
onderzoek bestaat
de mogelijkheid,
zelfs de meetaooa-
ratuur in een bij
zonder geïsoleerde
ruimte onder te
brengen. De N.R.U.-
laboratoria hebben
o.m. een eigen type
en fabricagemetho
de van de conden-
sator-microphoon
tot stand gebracht.
Voorts worden mo
menteel verstrek
kende proeven ge
nomen met acous-
tiek van luidspre
kers en luidspre-
kerkasten.
De officiële Pauselijke Vlag.
Mits omgaand bestelt, tijdige levering
verzekerd.
Dokkumer Vlaggen-Centrale
Postbus 14 - Telefoon 385 - Dokkum
Dr. L. C. Kersbergen, de voorzitter
van de Ned. Centrale Vereniging tot
bestrijding van de tuberculose, die we
gens zijn gezondheidstoestand deze ver
eniging niet meer kan presideren, heeft
afscheid genomen. In zijn plaats is be
noemd mr. dr. R. Heijnsius van den
Berg. Deze heeft de heer Kersbergen,
die dertig jaar bestuurslid was en de
afgelopen tien jaar voorzitter, hartelijk
gehuldigd. De staatssecretaris van So
ciale Zaken, dr. P. Muntendam, heeft
van zijn waardering getuigd voor de
grote deskundigheid en het tactvol be
leid van de scheidende voorzitter.
Dr. Kersbergen heeft in zijn ope-
ningswoord medegedeeld, dat de daling
van het sterftecijfer aan t-b-c. zich ook
in 1950 heeft voortgezet- Het is gedaald
van 18 per honderdduizend in 1949 tot
13.9 in 1950- Dit cijfer kon de voorzitter
tot zijn vreugde als zeer gunstig aan
merken. Daarentegen blijken de ziekte-
cijfers hoewel ook dalend nog
steeds hoog.
Bij Ministeriële beschikking is be
paald, dat de thans geldende pension-
prijzen met 10 pet. mogen worden ver
hoogd.
2. Enige uren na de landing van hun drakenschip bereiken de vier vreemde
lingen met hun aanvoerder Hovin het dichte woud, waar de zon ternauwernood door
het bladerdak vermag te dringen.
„Gij kent deze streken, heer Hovin?" vraagt de man met de vreemd gevormde
bontmuts, die naast hem loopt.
Hovin knikt bevestigend.
„Jaren geleden was ik hier zeer goed bekendI" zegt hij nadenkend, alsof hij meer
tot zichzelf spreekt dan tot zijn tochtgenoten. „Nu zal men Hovin hier weer eens
leren kennen!"
Een grimmig lachje krult om zijn lippen.
„Naar het Noorden gaan wij!" gaat hij op levendige toon voort. Daar woont een
bloedverwant van mij, die er werkelijk naar snakt tot het welzijn van Hovin een
steentje bij te dragen of er naar gaat snakken!"
Met begerige ogen zien zijn begeleiders elkaar aan. Zij kennen Hovin en zijn
ruwe manier van spotten en hun aanhankelijkheid aan hem is, afgezien van zijn
indrukwekkende kracht, niet in de laatste plaats toe te schrijven aan de rijke buit
waarvan hij hen altijd laat mee genieten.
Steeds verder trekken zij het bos in. Zij komen aan een pad dat uitloopt op een
bredere weg. Hovin knikt tevreden. Dit is de juiste richting.
„Andere kleren moeten wij hebben!" zegt hij tot de man met de bontmuts. „Met
deze vellen om ons heen zien wij er in dit land uit als vogelverschrikkers."
..Dan zullen we ons die verschaffen!" zegt de ander eenvoudig.
Hovin knikt.
..Op de bekende manier!" grijnst hij in zijn baard.
Zwijgend gaat de kleine groep verder. De zon heeft reeds lang haar hoogtepunt
overschreden en de schemering plant zich tussen de bomen voort.
Plotseling blijft Hovin staan. Slechts enige tientallen meters verder komt de ge
stalte van een man boven het struikgewas uit.
In zijn ene hand spartelt een konijn en in de andere houdt hij een stnk vast
waarin hij het dier blijkbaar verschalkt heeft. De jager schijnt de nadering van
de vreemdeling niet opgemerkt te hebben. Met gebalde vuisten kijkt Hovin een
ogenblik toe. Het is of er iets in hem veranderd is, waardoor alle spieren van zijn
geweldig lichaam gespannen zijn, als van een panter, die klaar is voor de dodelijke
sprong. Een woeste bedreiging rolt van zijn lippen en in zijn ogen brandt dreigend
een duister vuur
De dode
meetruimte met zwevende vloer, waarin de
nagalm-appuratuur is opgesteld,.
28
(Uit het Engels vertaald door André Noorbeek
en uitgegeven door Het Spectrum, Utrecht.)
Martin wilde eerst zeggen: „Ze hebben
mijn naam al. Ze hebben hem gister
avond opgeschreven, terwijl ze taart
zaten te eten". Maar hij deed het niet.
Hij dacht: dezelfde rechercheur behan
delt beide zaken, dezelfde man probeert
die twee gevallen met elkaar in ver
band te brengen. Die gedachte beang
stigde hem, zodat hij zijn naam onver
staanbaar mompelde en het nog eens
moest zeggen.
„Martin Lynn", herhaalde de recher
cheur. „Je kunt nooit weten, hoe je nog
eens van dienst kunt zijn, Martin". Hij
glimlachte zuinig; het mocht nauwelijks
een glimlach heten, alleen zijn lippen
waren er bij betrokken, terwijl zijn ogen
afwezig in de verte bleven turen. „Je
moest me maar vertellen, waar je
woont". Martin gaf het adres en de
rechercheur zei het hem na, plechtig,
met een zekere eerbied, alsof dit het
eerste adres was, waarvan hij ooit had
gehoord. „Vierde Straat", herhaalde hij
nog eens. „Wie weet. Martin, misschien
kun je me nog eens helipen. Al die mis
daden. Het wordt ingewikkeld'. Hij
glimlachte weer zuinigjes, zonder hu
mor.
Martin knikte en probeerde ook te
glimlachen. „Ik moet gaan", zei hij;
koud en eenzaam voelde hij zich in de
kelderachtige hal. „Ik moet gaan". Hij
stapte naar buiten in het zonlicht. De
stem vclgde hem, maar de voetstappen
niet. Hij voegde zich bij de voorbijgan
gers, die nors naar hun werk liepen. Ik
ben een moordenaar, dacht. Martin, en
ik loop hier als die anderen. Er is niets,
dat mij van hen onderscheidt, niemand
kan het zien. Ik heb het gevoel, dat je
het op de een of andere manier moest
kunnen ziep, maar dat is niet zo.
Bij een wegkruising stond hij op de
rand van het trottoir te wachten tot het
lichtsignaal groen werd. Ik houd mij
aan de signalen, dacht hij; de minder
belangrijke wetten zijn mij heilig. Ik
heb God en de politie getrotseerd, maar
ik durf niet over te steken, als het niet
mag. De vrachtauto's suisden en snorden
over het asphalt, ramme(end van de
haast. Hij kwam onder de indruk van
hun zwaarte en hun stuwkracht en ge
boeid keek hij toe, hoe de ene na de
andere voorbijreed. Zij bezaten ook iets
van de aantrekkingskracht van de af
grond. Als hij nu één stap deed. zouden
de remmen knarsen en de banden sner
pen en hij zou tegen de bumper smak
ken met een dof geluid, zoals dat van
het crucifix bij pastoor Kirkman; zijn
lichaam zou door de wielen worden
voortgesleept en verpletterd. Dat was
één manier, voor het geval, dat zij hem
het vuur te na aan de schenen zouden
leggen, als er te veel rechercheurs op
hem af kwamen cm zijn naam te vragen
en hem te beloeren en aan de tand te
voelen. Maar eerst moest hij de begra
fenis regelen; zijn moeder de vervulling
brengen \an de belofte, die hij in het
donker had gedaan, het beloofde eer
herstel. En dan misschien een vlugge
sprong van de trottoirband, als hij het
rode oog zou tarten, dat die monster
achtige gevaarten in bedwang hield. De
appel valt niet ver van de boom: de
schuld van vader en zoon zou eender
zijn.
Het licht werd groen en automatisch
liep hij door met de menigte. Weer wer
den zijn gedachten opgewekter door de
lichaamsbeweging. Hij had zich tegen
over die laatste rechercheur toch wel
heel flink gehouden. Niets had hij laten
blijken, niets doen vermoeden. Niemand
behoefde meer medelijden met hem te
hebben. Hij kon voor zichzelf opkomen
V
„Mandel is laat," zei de jonge pries
ter. Het was over negenen. Hij en het
meisje stonden onwennig in de kleine
voorkamer tegenover de studeerkamer.
De hele morgen hadden de telefoon en
de bel van de voordeur gerinkeld; met
automatisch-eerbiedige stemmen infor
meerden de parochianen naar de juist
heid van het bericht. Een priester, die
ter assistentie was gestuurd, had de
tweede Mis gelezen; daarna had hij aan
het ontbijt op ietwat geforceerde toon
zijn deelneming betuigd en was vertrok
ken. De jonge priester had zich nog
nooit zo jong gevoeld: de vrede van de
Mis was weer ten dele verstoord aan
het ontbijt, waar de stoel van pastoor
Kirkman verlaten bij de tafel stond. De
huishoudster had voor hem gedekt op
de gewone plaats, voordat de jonge
priester beneden was gekomen om haar
te zeggen, dat het niet nodig was.
De oude priester leek doder nu het
dag was en de gangen en trappen vol
waren van herinneringen aan het ver
trouwde geluid van zijn zware voetstap
pen.
De dood was eerst als een onderbre
king geweest, waarbij de gevoelens op
hielden bij de ramp; de reacties werden
geremd en belemmerd, zodat het ver
lies draaglijk bleef. Het gevoel zonk
langzaam terug in het lichaam, als een
rookwolk en keerde geleidelijk en pre
cies afgepast weer, juist in die mate, dat
de geest het kon verdragen zonder er
geheel door te worden beneveld. Je kon
aan de dode terugdenken, niet in ab-
stracto, maar in concrete voorstellingen;
het geheugen behield de zintuigelijke in
drukken, die het begin waren van alle
kennis.
Pastoor Kirkman, zoals hij bad aan de
voet van het altaar, onverstaanbaar een
tonig, alleen luider sprekend aan het
begin van de zinnen, als hij adem schep
te; pastoor Kirkman omringd door kin
deren, op het middaguur op de speel
plaats van de school, als de pelerine
hem om de schouders fladderde:: een
enorme uil tussen de mussen; pastoor
Kirkman. die op Zaterdagavond laat en
vermoeid uit de biechtstoel opdook. Er
was in die herinneringen altijd iets van
een anti-climax. Slechts met moeite kon
de jonge priester zich de beslissende
momenten en de hoogtepunten voor
de geest roepen, maar de minder be
langrijke dingen drongen zich vanzelf
aan hem op en vormden bij elkaar de
man, die hij had bewonderd en bemind.
Toen de oude priester nog leefde, had
den die kleine voorvallen geen waarde,
omdat ze herhaald werden en iedere
dag weer beschikbaar waren. Nu hij
dood was. werden die momenten zeldza
me. uitverkochte edities.
(Wordt vervolgd).
A chter de welluidende naam Reninca verschuilt zich een jonge Vlaamse
/-\ vrouw uit Bomheide bij Antwerpen. Haar dichterschap werd en wordt
in Vlaanderen geestdriftig toegejuicht. Te begrijpen is dit wel, want Re
ninca blaakt van liefde voor God, de godsdienst en de leeuw van Vlaanderen; en
waar zij dit blaken onstuimig onder woorden brengt, bevattelijk voor schoolgaan
de jeugd, opvoeders en ijveraars, is men met z'n allen bij elkaar gauw geneigd
de kunstwaarde van haar werk te verenzelvigen met de strekking die men er in
bewondert.
Reninca's eerste bundels („Zaad in den
wind", „Wassend Getij" en „Brandend
Heden") bevatten schetsen uit de tijd,
dat zij nog een schoolgaand meisje
was. In een dier schetsen vertelt zij;
„Vandaag hebben wij met Platoon ken
nis gemaakt op school. Dat is een grote,
blijde gebeurtenis! Ik verlangde er
meer naar, hèm te kennen dan Dante,
omdat hij in de duisternis der Oude
Wereld staat als een lokkende ster. Pla
toon, zonder het licht van het christen
dom, Platoon, uit eigen kracht en uit
eigen geniaal leven, vond het geheim
der ziel: de onsterfelijkheid, vond het
geheim der wereld: niet de materie,
maar de geest!"
Dit is, de uitroeptekens incluis,
schwarmerische wijsheid uit een school-
tijdschrift. Daar slaat het een goed fi
guur en houdt het wellicht allerlei be
minnelijke beloftes in. Maar door een
publicatie in boekvorm stelt het zich
aan een literaire critiek bloot, waar het
nog geen recht op heeft en waardoor
het bovendien van zijn eigen kleine
recht wordt beroofd.
Ik wil trachten dit werk Van Renin
ca niet te zien als volwassen publicatie
(want dan zou ik het in heel zijn ge-
handtekende en in luxe edities omval
lende zwaarwichtigheid al te ernstig
zijn kleine recht moeten ontzeggen); ik
wil het houden in het stormachtige
schoolverband, waarin het thuis hoort.
Dan wordt het, zo onrijp als het,is, een
boeiende levensuiting; boeiend en sym
pathiek, omdat rnen er in kan meebe
leven of herbeleven, hoe een jonge ziel
zich bewust wordt van de wereld. Wij
zijn 16, 17 jaar, en nu pas beginnen
wij de wereld te ontdekken. Bepaalde
dingen, gevoelens, begripsinhouden ma
ken zich uit onze omgeving los en gaan
een kracht uitstralen, die ons vervult
en rijp maakt. En het leven wordt het
Al-Leven. En God staat om ons heen
als Alomme Tegenwoordigheid, of als
de grote droefenis die de mensen een
zaam maakt. En met hoofdletters schrij
ven wij: O Hart, O Liefde! Dit is het
ONTWAKEN, het wekken van onszelf.
Reninca's werk kan ik niet anders
zien dan als een voorbeeld van zo n ont
waken in woorden uitgezegd. Reninca
had ook Marianne kunnen heten, of
Beatrijs, of het meisje dat in de schuil
naam „Morgenrood" opgaat. Men moet
haar heur dichterlijke persoonlijkheid
ontzeggen, om het uiterst persoonlijke
van haar ontwaken te waarderen.
De Vlaamse dichteres Reninca.
Haar werk is de statistiek van een
leeftijd. De leeftijd, waarop haast iede
re gevoelige jongen of meisje behoefte
heeft zich creatief te uiten. En in de
stunteligste woorden laten wij een tijd
perk wankelen (o heimwee, naar nieu
we middeleeuwenflitsen wij heen en
weer tussen de polen van Leven en
Dood; spannen wij een boog van eeuwi
ge liefde daartussen; ontdekken wij
het mysterie van de Driehoek, van de
Drieëenheid: de Vader herschept zich
in de Zoon en zijn Geest is de Liefde,
en de Drie zijn Eén.
In de stunteligste woorden bespelen
wij de grote themata der dichtkunst,
en het kan zijn, dat tijdens een gefluis
terd „ik hou van jou" de wereld in
twee ogen verdrinkt, om dan wijd te
worden, zo wijd als God. Dit is zeer
opzienbarend; maar daarna begint het
leven pas. En daarna moet de dichter
zijn eerste vers nog schrijven. Omdat
alom en aldoor de gefluisterde ontdek
king „ik hou van jou" door de wereld
ruist en in lang verbeide minnebrieven
over de regels heendanst, daarom is
het zwart op wit nog geen poëzie
Daar komt het opzienbarende slechts
gebeeld en verbeeld tot gelding. Te vo
ren bloesemen w ij.
Waaraan men de bloesem herkent
De bloesemende kenmerken van Re
ninca's jeugdwerk zijn velerlei:
1) Een vaag romantisch verlangen,
dat de jonge mens dodelijk bedroefd
maakt en tegelijk zielsgelukkig; een
heimwee middenin het leven recht
streeks voerend naar de dood.
2) Een liefde voor alles wat teder is
en vergankelijk, zich uitend in talloze
verkleinwoorden, die tevens de, bedoe
ling hebben de plechtigheid der wereld
intiemer te maken.
3) Een verwantschap met alles wat
ruist: het ruisen van de zee, het ruisen
van de wind door de hoge bomen en
het ruisen van honderd kleine dingen,
die bijna niet durven ademhalen in af
wachting van het moment dat zij mee
zullen wervelen in de jacht naar' liefde.
En dat noemt een schoolmeisje dan
April: „O ik hou van April, want April
is grillig als een hart en die grilligheid
is het teken van het eerlijkste leven:
April, heel de jacht naar liefde, en heel
de overmoed-uit-nood, en heel de dee
moed, die weet dat liefde slechts in
Liefde te vinden is, en dat zij alles is,
en énig."
4) Een lijdensbereidheid en 'n passieve
strijdvaardigheid, die aan alle idyllische
dromerijen een zware ondertoon geeft.
Zo vertelt Reninca in 'n schetsje van een
dorpsbruiloft: „En dan komt de bruid
langzaam, voorzichtig: het bruidsboeket
is een broze schat(o lieve vergan
kelijkheid!): Zo rijpt de Weltschmerz in
het hart van de jonge vrouw, denkend
aan de bruiloftsnacht: „Haar jawoord
zal branden op haar lippen, verre orgel
muziek in haar hoofd, maar in haar
hart een zwaar en moe geluk, de klare,
lijdens-gerede wijsheid van de sterke
vrouw".
5) Een neiging om begrippen te per
sonifiëren. Bijvoorbeeld de Rust: „Een
gesluierde vrouw, wit zwevend door het
hemelruim. Zo zie ik haar, en de avon
den buigen om haar gestalte, zacht uit
gaand met lieflijk gloeiende horizont
ronden".
6) Een intensivering van 't leven der
seizoenen: lente, zomer en herfst. De
lente is ons ontwaken; de zomer onze
levensdrift; de herfst onze mateloze
moeheid.
7) Een scherp oog voor de dingen in
hun wisselwerking en voor het samen
gestelde, tegendelige karakter van
iedere emotie: „Dit is toch vrouw-zijn:
omhelzen. En dit is toch ziel-zijn om
helsd worden". Of, wederom getoetst
aan de verwantschap van leven en dood.
in het volgende schetsje (daar heeft
men eigenlijk al de voorgaande punten
tezamen: de vergankelijkheid, de vaag-
heid, de seizoenen, het leven en de
heid. de
Liefde)
LEVEN EN DOOD
Toen het nog zomer was vroeg de
jonge vrouw: „Wat bemint gij in mij?"
„Het leven!" zei hij, want de gloed
kwijnde in zijn ogen.
Toen het najaar kwam vroeg de jon
ge man: „Wat bemint gij in mij?"
„De dood!" zei zij stil. want het scheen
haar dat hij haar dierbaarder was omdat
hij welhaast sterven zou....
Hoe kon zij weten dat het de dood
was in haar, die het leven in hèm be
minde?
En toen de lente daar was, lag zij wit
en stil tussen de bloemen op het doods
bed. Hij bad bij haar, en toen fluisterde
hij voor haar zijn grote bekentenis, die
tevens van liefdes aanwezigheid de
éérste goedheid bracht: „Ik heb U
lief
En het leven zweefde nog over haar
gelaat m een geheimvolle vraag, een
verre glimlach: ..Waarom?"
„Om het leven!" zei hij zacht, en blik
te met betraande ogen naar haar op.
En het was alsof zij zich oprichtte, en
door haar gesloten oogleden heen. blikte
het blauwe verschiet van haar ziel....
„Ik heb U lief", zei ze, en sliep weer
in, voor eeuwig.
Hij had niet gevraagd „waarom?",
'want God stond op in hem, en toen hij
heenging was hij een nieuw mens.
Dit is een klein lied op leven en dood.
Reninca's dichterschap
Naast deze schoolse kenmerken van
het bloesemtij, heeft het werk van Re
ninca nog als meer persoonlijke en als
typisch na-oorlogse facetten:
8) Een warm enthousiasme voor alles
wat Vlaams is.
9) Een lyrische toon, plus een dienst
baarheid aan God en gemeenschap, die
sterk herinneren aan wat de katholieke
jongeren van kort na de eerste wereld
oorlog als ideaal uitdroegen; „Wij willen
geen artisten zijn om artisten te zijn,
maar wij willen kunstenaars zijn om
mensen te zijn!" (Reninca). „Ik ben zo
eenzaam, maar ik zal blij zijn om het
warme vuur in de huizen der mensen,
blij, God, blij en dankbaar, en vredig
van hart".
Uit al deze kenmerken en facetten is
zich in Reninca een dichterschap aan
het ontwikkelen, waarvan ons de belof
te aangekondigd wordt in haar twee
bundels: „Een lied der Mensheid"
en „Adem der Aard e". Hierin ziet
zij de mens als deelgenoot in Gods
scheppingsplan. Dientengevolge is het
sterk in haar levende besef van algehele
vergankelijkheid niet droevig of tragisch
van aard; het is blij, blijmoedig: .Wk
glans en ben voorbij". In deze vergan
kelijkheid krijgt alleen de liefde, de
Minne, eeuwigheidswaarde. Om die
Minne, herhaaldelijk en vurig in ver
band gebracht met God, heeft men Re
ninca wel eens met onze grootste dich
teres Hadewych vergeleken. Die verge
lijking is behalve voorbarig, ook weinig
gelukkig. Reninca's dichterschap kan
nog allerminst geklasseerd worden. Haar
gemoedsrijkdom, haar religieuze vervoe
ring, die soms in profetische aanstellerij
en in quasi-mystiek ontaardt, haar idea
lisme en haar Vlaamsgezinde hartje,
wat doet zij er mee?
Ze dreigt er zichzelf danig mee in de
war te brengen. Zij heeft grote moge
lijkheden in zich. Maar zij is momenteel
bezig een zachtzinnig lyrisch redeneer-
talent te worden. Zo hecht en soepel als
de volgende strofen uit haar laatste
bundel „Adem der Aarde" zijn, zo ge
vaarlijk is de jonge dichteres ervan op
weg naar de schijnwereld van de orato
rische extase. De Minne behoede haar!
BIDDEN
Bidden is bedding zijn voor bovenaardse
stromen, maar 't lage land alleen ervaart ze
jagend en jeugdig als de weke maartse
waatren: diep in de landen opgelopen
vormloze zee, die een planeet herdopen
zal met verse zangen.. Want wie bedaart ze
die tomeloze Minne is en open
macht? Haar drang wordt, als het niet
te bedwingen
windgeweld in want en vogelzwingen.
aan de weerspannigheid der aardse dingen
beproefd; haar branding tussen zand en
wolken
ontketend aan het harde hart der volken
wier kinderen haar spel boeit als het
springen
van lammeren, al huiveren haar kolken
NICO VERHOEVEN
Het werk van Reninca verscheen bij
Uitg. Lannoo, Tielt. Voor Nederland: Nie
mann, Plein 24, Wateringen.
anneer U in een woordenboek
het woord rhythme en rhyth-
misch naslaat, zult U hierbij
waarschijnlijk als uitlegging vinden re
gelmatige beweging of iets dergelijks.
Het woord rhythme is n.l. afgeleid van
het Griekse woord rpthmos, hetgeen
stroom betekent. En inderdaad geeft de
voortdurend herhalende beweging van
b.v. het stromende kabbelende water
heel goed de betekenis van het rhythme
weer zoals we ons dit in de fotografie
kunnen voorstellen, n.l. de herhaling. Nu
echter steeds van eenzelfde vlak of pro
portie met een bepaalde afwisseling in
vorm en afstand om te voorkomen dat
het geheel eentonig wordt.
Een goede voorstelling van rhythme
in de fotografie zou b.v. zijn een rij
grondwerkers, waarvan de een gebogen
staat, een ander juist rechtop de aarde
wegwerpt en een derde een houding
hiertussen in heeft, enz. Wanneer deze
mensen nu samenvallen met een diago
naal, op onderling verschillende afstan
den staan en zij van voor naar achter
eerst groot zijn en steeds kleiner wor
den. terwijl de houdingen variëren en
toch één beweging suggereren, kunnen
wij spreken van een rhythmische op
bouw, vooral wanneer wij er voor zor
gen dat er verschil in de onderlinge af
stand zit als noodzakelijke afwisseling.
Niet alleen vorm en afstand kunnen
rhythme suggereren, maar ook de kleur
of grijstint. Een donker vlak met daar
naast een lichter en vervolgens een nog
lichter vertonen regelmaat; zorgen wij
er nu voor dat deze vlakken onderling
verschillende van grootte ziin en zetten
wij ze op onderling verschillende af
standen. dan kunnen wij weer van
rhythme spreken en hebben wij dus een
rhythmische compositie gemaakt.
Natuurlijk is het niet eenvoudig om
zich na het lezen hiervan een juiste
voorstelling te vormen van een rhyth
mische foto-opbouw, maar toch zal het
na enige concentratie niet moeilijk zijn
zich hiermee vertrouwd te maken. Be
weegt U op het rhythme van muziek
uw handen maar eens door de lucht,
a.h.w. dirigeren. U bemerkt direct dat
er verband tussen de verschillende be
wegingen* zit; de ene toon is hoger dan
de andere en uw hand gaat hoger en
lager. Inplaats van nu de tonen te diri
geren met de hand moeten wij het doen
met vormen, dus door de beweging vast
te leggen. Ja. wij begrijpen het volko
men, het is gemakkelijker gezegd dan
gedaan, maar probeert u het eens, u
zult zien dat er een heerlijke rust van
een dergelijk foto uit kan gaan.
Naar aanleiding van de drie voorgaan
de artikelen kregen wij zeer veel brieven
van lezers en lezeressen met het ver
zoek hierover nog meer te willen ver
tellen. Door de grote verscheidenheid
van stof die nog behandeld moet worden
en de beperkte ruimte die wij wekelijks
ter beschikking hebben, is het echter
onmogelijk hierop nog dieper in te gaan;
wel zijn wij natuurlijk bereid alle ge
wenste inlichtingen te geven. Aan de
liefhebbers kunnen wij meedelen dat
over deze leer zeer goede lectuur be
staat.
Enige tijd geleden stelden wijde ge
legenheid open voor lezers om foto's ter
beoordeling op te zenden, welke bij ge
bleken geschiktheid in aanmerking ko
men om in onze rubriek te worden op
genomen. Reeds kregen wij vele inzen
dingen, waaronder zeer goede opnamen,
waarvan wij er hier een plaatsen als
inleiding voor de rubriek van a.s. week
over het fotograferen van kinderen.
Hieraan zullen wij. ten gerieve van
ouders met een dergelijk gelukkig bezit,
enige bijzondere aandacht besteden.
Hoewel de zon krachtig scheen, werd
deze opname in de schaduw gemaakt om
te voorkomen dat de baby de ogen dicht
zou knijpen tegen het felle licht; op
name Philips-camera met snelle film.
Zoals wij hier zien is de kinderwagen zo
gezet dat de baby samenvalt met een
diagonaal, waardoor het geheel direct
veel leuker en vooral minder stijf is.
Zoals U ziet vinden wij hier weer het
bewijs dat inderdaad de compositieleer
bij elk willekeurig onderwerp in toe
passing gebracht kan worden!