lEric de Noorman: DE PRUS DEP WPAKE
ELCKERLYC in een Hollandse
TOT DE RAND VAN DE AFGROND
Bent U jager of regisseur?
41
Eerlijk zijn
VLOOTAALMOEZENIERB. WILMINK
25 JAAR PRIESTER
Zilveren priesterfeest van pater
L. Teeuwen O.P.
Een wereld van zinnebeelden en
pure werkelijkheid
Festival van ons leven
LINDBERGH
TOURINGCAR REIZEN
Provinciaal van de paters Dominicanen
DOOR LEO BRADY
Mgr. F. Hendrikx naar
Indonesië
ZATERDAG 21 JULI 1951
PAGINA 3
FEESTELIJKE VIERING IN DEN HELDER
OVERVAL OP POSTKANTOOR
TE HELVOIRT
Buit betrekkelijk gering
Man in tankwagen van Shell
verbrand
1 LINDBERGH REIZEN BETERE REIZEN
46
LITERAIRE KRONIEK
Voor visitatie van doof-
stommeninstituten
MOEDER MARIA GARCIA t
Oud-provinciaal overste der
zusters van O. L. Vrouw
Sp
Publiciteitsofficier bij de
Nederlanders in Korea
Voor onze
amateur-fotografen
De befaamde gelijkenis van de Fa-
rizeër en de tollenaar, die mor
gen het Evangelie van de H- Mis
vormt, is een van de diepzinnigste les
sen, die ons gegeven worden, omdat zij
ons hele leven omspant, ons gedrag
jegens onszelf, onze medemensen en
God. Het verhaal zelf is algemeen be
kend. Maar daarom is het juist zo ver
bazingwekkend, dat dit uekende verhaal
geen diepere invloed op ons leven
heeft. Natuurlijk is dit voor een groot
deel te wijten aan onze oppervlakkig
heid, aan te geringe belangsceiling voor
de rijke inhoud van de liturgie, die wij
's Zondags eerder 1 ij d e ij k onder
gaan dan bewust diep in ons op
nemen en beleven. Een van de voor
naamste redenen echter, waarom de
lering van deze parabel zo weinig re
sultaat heeft geboekt, ligt in de eigen
aardige hardnekkigheid, waarmee wij
vasthouden aan datgene, wat deze ge
lijkenis ons juist tracht af te leren: ons
zelfbedrog. Het valt immers niet te ont
kennen, dat er daarom zo weinig beter
wordt in deze wereld, omdat de men
sen alle hervormingsplannen steeds
maar op anderen toepassen en nooit op
zichzelf.
Wie een open oog heeft voor het
leven, stoot al spoedig op een volslagen
ontbreken van echtheid, waarheid en
werkelijkheidszin. Eigenlijk al klinkt
het dan hard is het leven van de
meeste mensen een voortdurende mis
vorming, een caricatuur van de enige,
echte werkelijkheid. Voor wie gevoel
heeft voor humor, is de mens het enige
schepsel m heel de wereld, dat zich
voortdurend belachelijk maakt- Door
Zijn zelfoverschatting, zijn inbeelding,
zijn gemis aan begrip voor de juiste
verhoudingen. Het tragische hiervan
echter is, dat dit tekort aan eerlijkheid
een hoogst belemmerende invloed uit
oefent op de noodzakelijke en ver
plichte veredeling onzer persoonlijkheid
en onze niet minder noodzakelijke en
verplichte heiliging in de bovennatuur
lijke orde.
Wij hebben de rollen omgekeerd! In
plaats van in alle opzichten voortdurend
rekening te houden met God, hebben
wij ons zelf op een troon geplaatst en
ons persoontje langzamerhand laten
„ontaarden" in een onaantastbaar we
zentje, dat alles beter weet, altijd gelijk
heeft en torenhoog uitsteekt boven zijn
medemensen. Door deze zelfingenomen
heid komen wij natuurlijk al heel gauw
tot liefdeloos egoïsme, omdat wij in
alles veel te veel rekening houden met
onze eigen belangen-
Dit lijkt allemaal zo heel gewoon en
het is zo algemeen, dat we nauwelijks
inzien hoe ernstig en noodlottig het
eigenlijk is. En toch ligt hier een van
de grote oorzaken, waarom het Chris
tendom niet in staat is de wereld die
achting, bewondering en bijgevolg over.
gave in te boezemen, waardoor wij de
verbreiding van Christus' leer dienen
te bevorderen. Zo gezien mag men de
Christenen zeil de grootste vijanden
van het Christendom noemen, omdat
juist zij door hun slap gedrag hun
godsdienst in discrediet brengen
God eist op de eerste plaats waarheid
van Zijn volgelingen. Maar hoe kunnen
wij waar zijn, zo wij nog niet eens de
wegbereidende waarachtigheid bezit
ten, waardoor wij alle dingen, en voor
al ons zelf, zó zien als .zij in werkelijk
heid zijn, zonder enige opzettelijke re
serve of misleiding?
Er is veel geschreven en gepraat
over de menselijke natuur. Als wij
eens eerlijk nagaan, hoe onze ge
dragingen, waaruit toch onze natuur en
onze aard duidelijk blijken, in werke
lijkheid zijn, dan is het bijna onmoge
lijk hiervan de balans op te maken
Zonder rood te worden van schaamte.
Ditzelfde effect moet ook voor de mees
te mensen de parabel van de Farizeër
en de tollenaar hebben-
Waarom hebben wij eigenlijk zo zel
den de moed critiek te oefenen op ons
zelf? Omdat wij bang zijn iets van ons
zelfrespect te verliezen. Omdat de kans
zo groot is onplezierige ontdekkingen
te doen.
En toch zou dat alleen maar verstan
dig zijn, want wij besparen ons aldus
de vernedering te moeten horen, dat
anderen dat doen.
Waarom praten wij zo graag over de
fouten van een medemens? Omdat wij
er zelf zoveel hebben. Eigenliefde ver
gelijkt zich zelf bij voorkeur met ande
ren. Er. die anderen zijn dan natuurlijk
altijd slechter! Maar worden wij daar.
door beter? Het is een gewoonweg
huichelachtige gewoonte onze eigen
vermeende voortreffelijkheid af te me
ten naar het aantal aanmerkingen, dat
wij op het gedrag van anderen menen
te kunnen maken- De Farizeër dankte
God, uat hij niet was als die ordinaire
tollenaar daar achter in de kerk. Doen
Wij in de grond niet precies hetzelfde?
Het oordeel van God viel enigszins
anders uit!
Wij hebben te weinig echte zelfken
nis. Te weinig moed om ons te scha
men als wij ongelijk hebben of een
misstap begaan. Dit erkennen is ware
wijsheid. Het betekent, dat wij vandaag
«ijzer zijn dan gisteren. Maar onze
eigenliefde is zó groot, dat wij de over
tuiging hebben, dat anderen zich in hun
oordeel over ons steeds vergissen, maar
zelf weten wij zeker het nooit mis te
hebben, als wij een oordeel uitspreken
dver hen!
Wij vergissen ons echter juist daarom
z° vaak met betrekking tot anderen,
omdat wij ons zelf niet eerlijk kunnen
zien, zoals wij werkelijk zijn- Wie zich
zelf echt kent, zwijgt over de fouten
Van anderen: hij is alleen streng t o.v.
Zichzelf. Zwakken behandelt hij toege
vend en begrijpend, slechten veroor-
heelt hij niet graag. Eerlijk zijn in het
leven kunnen wij alleen met grondige
Zelfkennis.
En deze brengt mee, dat wij alles, wat
Wij hebben en zijn, van God hebben
ontvangen. Het is rondweg oneerlijk
°ns daarop te verhovaardigen, alsof wij
dat alles aan onszelf te danken hadden.
Een dergelijke houding beïnvloedt ons
hele gedrag. Vandaar de liefdeloosheid
en oneerlijkheid in onze omgang met
anderen. Wij willen immers voor nie
mand onderdoen. Daartoe zijn alle mid.
delen welkom. Waar is dan nog plaats
Voor rechtvaardigheid?
De gelijkenis van de Farizeër en de
tollenaar bewijst ons, dat er aan onze
navolging van Christus nog veel te
veel ontbreekt. Alleen het voortdurend
streven naar gelijkvormigheid met onze
Meester kan ons tot werkelijk goede
mensen en goede Christenen maken.
Gp de zedelijke deugden ais fundament
moet onze waardigheid als mens op-
r' oeien. Rechtvaardigheid, eerlijkheid,
elfkennis zijn onmisbaar om ons om
e vormen tot bruikbare en stimuleren-
e leden van een gezonde gemeenschap,
onder deze deugden is geen goede
ens denkbaar, noch individueel, noch
s onderdeel van een samenleving.
Eerlijkheid tegenover onszelf, onze
medemensen en God is de grondslag
schann8iirueugdelljk Pers°onlijk, maat-
happelijk en godsdienstig leven- Zo-
arhto^1J n/et met alle kracht, zonder
n J„erdeurtjes open te houden, daar-
treven, zal ons leven nooit dat
taalh' d ons als voornaamste
mak heeft aangewezen: goede mensen
dus goede Christenen te zijn.
Li.
Buiten zijn bisdom, het aartsdiocees,
maar midden in He steeds variërende
kring van zijn „parochianen" zal de
zeereerw. heer B. J. Wilmink a.s. Zon
dag zijn 35-jarig priesterfeest vieren. Die
„parochianen" dragen allen de branie
kraag of een jasje met gouden knopen,
nog afgezien van de „jonkers" de
adelborsten van het Instituut, want
kapitein-luitenant ter zee Wilmink ls
vlootaalmoezenier aan het Nieuwediep
en in de Helderse parochiekerk zullen
Zondag de feestelijkheden aanvangen
met een plechtige H. Mis, door de
jubilaris gecelebreerd.
Aalmoezenier Wilmink is niet altijd bij
de Koninklijke Marine geweest, maar
het scheepbouwersbloed van zijn vader
heeft misschien wel gekropen waar het
niet gaan kon. Na zijn priesterwijding,
25 Juli 1926, wachtte de neomist Wil
mink de normale „burgerlijke" zielzoig,
eerst als assistent in Abcoude, dan als
kapelaan te Wolvega, Workum en
Utrecht. Toen kwamen oorlog en mobili
satie. Kapelaan Wilmink werd majoor
Wilmink en de kathedrale parochie
werd vervangen door 20 R.I. De capitula
tie bracht weer demobilisatie met zich
mee en een kapelaansplaats te Soest. In
1944 werden er echter geestelijken ge
zocht voor de zielzorg onder de krijgs
gevangenen in Duitsland en op 1 Maart
van dat jaar trok aalmoezenier Wilmins.
vrijwillig derwaarts, waar hij in de
gouw Saksen over 24 kampen werd aan
gesteld. In Mei 1945 kon hij, door de
Russen bevrijd, weer naar Nederland
terugkeren, maar spoedig vertrok hij
opnieuw naar Duitsland met een op
sporingsteam van het Nederlandse Rode
Kruis. De hoofdvlootaalmoezenier, kapi
tein ter zee mgr. De Sain, die zelf ook
vrijwillig onder de krijgsgevangenen
had gewerkt, wist wat hij aan aalmoeze
nier Wilminè had en op zijn verzoek
verwisselde deze de majoorsrang voor
die van luitenant ter zee le klasse.
16 Jan. 1946 kwam aalmoezenier Wil
mink in Den Helder en hij was er niet
zo erg lang, of er stond een nieuw mili
tair tehuis i.p.v. het weggebombardeerde
„Stella Maris". In 1947 ging aalmoezenier
Wilmink werkelijk scheep en reisde met
een eskader naar Noorwegen en vervol
gens met Hr. Ms. Van Kinsbergen naar
de West. Als aalmoezenier van het
Marine-opleidingskamp te Loosdrecht
keerde hij voor korte tijd in zijn diocees
terug, maar in 1949 trok hij opnieuw
naar Den Helder, waar hij werd bevor
derd tot overste, zodat hij thans in rang
na mgr. De Sain komt. Het Rode Kruis
schonk hem zijn herinneringsmedaille
1940-'45 en op haar laatste verjaardag
behaagde het H.M. de Koningin aalmoe
zenier Wilmink te benoemen tot officier
in de orde van Oranje-Nassau. De Mari
ne zal a.s. Zondag haar waardering voor
haar hooggeachte aalmoezenier wel op
eigen wijze tot uiting brengen.
In het postkantoor te Helvoirt is Vrij
dagmiddag rond vier uur een bru
tale diefstal gepleegd. Het was juist
tegen de tijd, dat de kantoorhouder ging
sluiten, toen er voor het postkantoor een
auto stilhield, waarin twee jongemannen
gezeten waren. Een hunner ging naar
binnen, kocht een postzegel van tien
cent en verdween weer. Blijkbaar was
dit de aanloop voor een snood plan en
heeft hij de situatie verkend, want even
later ging hij opnieuw, en nu met zijn
kameraad, naar binnen. Een greep door
het loket volgde en een bakje met wis
selgeld, alsmede bankpapier ter waarde
van ong. f 500 werden gestolen. Ijlings
sprong 't tfveetai in de wagen en reed in
razende vaart weg. Onmiddellijk werden
in wijde omtrek politiemaatregelen ge
troffen. Van het tweetal heeft men een
vaag signalement.
(Van onze correspondent)
De 24-jarige chauffeur M. v. d. L. uit
Deventer heeft bij het in brand raken
van een tankwagen van de Shell te De
venter zulke ernstige brandwonden op
gelopen, dat hij aan de gevolgen is over
leden. Vijfduizend liter benzine is ver
brand.
De tankwagen is, zonder dat de chauf
feur het bemerkte, door kortsluiting in
de motor in brand geraakt.
Men schrijft ons:
De 25ste Juli a.s. zal de noogeerw.
pater L. Teeuwen, Provinciaal van de
Nederlandse provincie der Dominicanen,
in het Albertinum te Nijmegen zijn 25-
jarig priesterjubileum feestelijk herden
ken. Wat die dag voor de jubilaris per
soonlijk betekent, ligt buiten onze ge
zichtskring, maar voor de Nederlandse
zonen van St. Dominicus is hij onge
twijfeld een dag van grote vreugde, om
dat zij in de jubilaris niet alleen hun
overste, maar tegelijk ook een hartelijke
confrater mogen zien,-die vóór alles er
op bedacht is het werk zijner onder
danen met sympathieke belangstelling
te volgen.
Limburger van geboorte pater
Teeuwen is afkomstig uit het oude en
kunstzinnige Tegelen studeerde hij op
het bisschoppelijk college te Roermond
en het St. Dominicus-college te Nijme
gen en trad de 23ste September 1919 in de
Orde der Dominicanen. De H. Priester
wijding ontving hij de 25ste Juli 1926.
Achtereenvolgens was hij leraar op het
St. Dominicuscollege, novicenmeester te
Huissen en bijna negen jaren prior van
het Huissense convent. In 1944 maakte
hij zich met zijn medebroeders bijzonder
verdienstelijk voor de Huissense bevol
king, die het door de herhaalde bombar
dementen zwaar te verduren had en
in het klooster een welkom tehuis vond.
De 23ste September 1945 ontving prior
Teeuwen de zilveren legpenning der
gemeente Huissen en tevens zijn benoe
ming tot ereburger der stad. De 15e
December van hetzelfde jaar werd hij
tot Provinciaal der Nederlandse provin
cie gekozen. In deze hoedanigheid be
zocht hij de missies van Curacao, Puerto
Rico en tweemaal die van Zuid-Afrika.
Ook maakte hij een visiitatiereis naar
Bornholm in Denemarken.
Wij zijn er van overtuigd dat het de
jubilaris op deze herdenkingsdag niet
aan belangstelling ontbreken zal en
velen met graagte de gelegenheidi zul
len aangrijpen om hem te danken voor
hetgeen hij op verschillend gebied tot
stand bracht.
20. Zo-zo!" zegt Hovin monter, terwijl hij Erwin opneemt. „Onze prins, niet
waar?' Ademloos kijkt Erwin naar hem op.
„Ce ge zijt nog groter dan vader," brengt hij eindelijk uit.
Hovin lacht daverend. „Wel prins!" herneemt hij, „flink eten, dan wordt ge net
zo groot. Eten en slapen, daar krijgt ge spieren van! Slaapt ge veel?"
De jongen knikt ijverig. „Goedzo," zegt de reus kort. „Ge hebt zeker wel een
eigen kamerBeneden in de burcht?"
„Neen," zegt Erwin trots, „boven, links in de gang." De belangstelling van een
zo reusachtig krijger vleit de jonge prins hevig, en met een schel stemmetje van
opwinding legt hij precies uit waar z'n heiligdom zich bevindt. „Ge moet eens
komen kijken, heer. Al m'n speelgoed zal ik u laten zien!"
„Zeker, m'n prinsje, daar kunt ge beslist van op aan," antwoordt Hovin, en met
een vreemde glimlach spoedt hij zich verder.
Moeten niet v^-tellen waar gij slaapt," valt Pum-Pum driftig tegen Erwin uit
als Hovin's hoge gestalte om een hoek van de gang verdwenen is. „Zijn bar slecht
mens, dat vleesberg!" Instinctief wantrouwt de dwerg, die Eric op al zn zwerf
tochten is gevolgd, de reus; voelt hij, dat deze een vijand van zijn meester is.
„Waarom? Hij doet mij toch niets," lacht de jongen. ,Je ziet spoken, Pum-Pum!
Ha ha!"
Maar de dwerg is niet gerust en de gehele dag blijft het wantrouwen hem kwel
len. „Misschien ik divaas zijn," mompelt het dappere manneke tegen de avond,
„maar mij beter lijken waak-oog open te houden." Hij haalt een deken uit z n
eigen vertrekken. Schuin tegenover Erwin's kamer is een diepe kast en aaar
gaat Pum-Pum in z'n deken gerold liggen. De deur van de kast laat hij nalT
open staan.
Het is reeds diep in de nacht als hij uit een onrustige sluimer opschrikt. Heel
zacht naderen sluipende voetstappen en plotseling verduistert een reusachtige
schaduw het licht dat door de deuropening naar binnen valt
Geen markt in Nederland is evenwichtiger dan de markt te Delft. Zij is een
volmaakte rechthoek, omzoomd door huizen, die stoer noch statig zijnmaar
die in hun zwijgende figurantie oevers vormen, hecht en heldervoor het
stromende vlak van het plein. Stadsstraten zijn rivieren in botsende richtingen
stuwend en 's nachts een weinig stilvallend. De markt van een Hollandse stad
beheert op een laat uur van onze eeuw alle stromingen in trillende rust. Men
denkt zich een middelpunt, een berechtend krachtencentrum: het is heel ge
makkelijk en heel wijsgerig. In het kruispunt der diagonalen staat Hugo de
Groot van Delft. Hij is maar een beeld, een zinnebeeld. Maar zinnebeelden schep
pen een wereld van betere werkelijkheid. Als wij er maar meer hart voor had
den
Schouwt men, in dit kruispunt staan
de in Noordoostwaartse richting,
dan gaat de gotische toren van de
Nieuwe Kerk, die vóór de Hervorming
Sinte Ursula heette, rijziger dan ooit
naar zijn spits toegroeien. (Oh, the New
Church, vermoeden de Amerikanen, ze
ker ter ere van de bevrijding in 1945 ge
bouwd, Delft is een toeristenstad aan
't worden). De heilige Ursula ziet de ge-
mantelde stenen rug van Hugo de Groot,
't Is goed, peinst zij, in mijn perspectief
zie ik hoe verdienstelijk de rechtsge
leerde van oorlog en vrede toeschrijdt
op het bordes van het barokke stad
huis, hetwelk de overliggende korte
zijde van de rechthoek vult. Dit is een
evenwichtig plein, uitgewogen tussen
de architectonische polen van hemel-
zucht en magistrale gezetenheid. Pieter
de Hoogh en. Johannes Vermeer moeten
zich hier thuis hebben gevoeld, en rus
tig en rijk, ondanks de schulden waar
Advertentie
I;;» Hoge Veluwe 7.50
jPopulaire Veluw. verzorgd 9.50
1 Arnhem en Apeldoorn 7.50
5! Arnhem, Nijmegen, Berg
en Dal 8,50
i:s Holterberg, Geld. Achterh. 9.00
Montferland-Elten 9.00
Den Haag-Scheveningen 6.00
!;S Brab. Vennen 9.00
Giethoorn (Venetië) 10.00
i:s Texel (incl. boot) 10.50
Rond IJselmeer 11.00
Walcheren Middelburg 12.50
Z. Limburg (Valkenburg) 12.50
jï; Alkmaar Afsluitdijk 7.50
Brussel, Dins., Dond. en
Zondag 12.50
6 d.g. langs de Rijn 147.50
AMSTERDAM: I HAARLEM:
DAMRAK 26 - TEL. 49956-45715 J KL. HOUTSTR. 1, TEL. 1722»
i:: Tevens bij alle kantoren van AMERICAN EXPRESS COMP.
6 d.g. Eifel en Taunus f 147.50
6 Hoge Vogezen 147.50
6 VARIJS 147.50
8 Zwitserland 197.50
S Zwarte Woud 197.50
9 Zwitserland 222.50
12 d.g. Oostenrijk 297.50
13 d.g. Fr. Rivièra 322.50
5 d.g. Parijs 122.50
AUG., SEPT., OCT. en NOVE.MB.
SPECIALE REIZEN»
16 d.g. Rome. Napels Ital..
en Franse Rivièra 550
14 d.g. Fr. Alpen Rivièra
en Corsica 455.00
12 d.g. Lourdes, Pyreneeën
en Biarritz 395.00
(Uit het Engels vertaald door André Noorbeek
en uitgegeven door Het Spectrum. Utrecht.)
De oude man was op de een of andere
manier teruggekomen, hij was opgestaan
van de plaats voor de haard bij de bloed,
vlekken en naar de kerk gestrompeld,
waar hij sinds de vorige avond in zijn
biechtstoel verborgen had gehouden. Dat
leek onloochenbaar waar te zijn. En nu
wachtte de priester als een dier in zijn
hol, op de niets vermoedende zondaar en
hij hield de absolutie als lokaas in zijn
dikke hand, klaar om toe te slaan met de
penitentie. Maar het aas was niet goed
genoeg om hem te verlokken; daar kre
gen ze hem nooit meer in. Pastoor Kirk-
man kon daar ten eeuwigen dage zitten
v/achten. Hij vroeg zich met schrik af,
of de oude man nog zou bloeden; was
het nu bloed in plaats van zweet, dat
hij onder het luisteren verstrooid af
wiste? Dat spook kon hij toch niet uit
de weg ruimen: de geboden, de beschul
diger, het verleden, al die eisen en die
onderwerping. Zijn ogen waren nu strak
op de biechtstoel gevestigd; door in
tensief te turen probeerde hij het donker
opzij te schuiven en duidelijk te zien.
Het spook wachtte voortdurend in het
donker, onder een of amjer gedaante,
als een radiografisch overgebrachte foto
het onbewogen gezicht achter het raster,
in de krant, flegmatiek zelfverzekerd
wachtte het in zijn vesting.
Een panische schrik schoot door hem
heen als een speer. Zijn handen gleden
uiteen en klemden zich vast aan de leu
ning voor hem. Hevig stommelend
schoof hij de bank uit naar het midden
pad; hij was een ogenblik bang, toen
ziin voeten bekneld raakten, maar hij
wrong zich los en stond ademloos tussen
de banken. Evep had hij het gevoel, dat
een gedaante in zwarte toog uit de
biechtstoel naar hem greep om hem
bij zijn jasje te pakken. „O God, o God!"
prevelde hij en in een blinde, hysterische
haast strompelde hij naar de uitgang,
alleen nog maar denkend, dat hij die
gedaante in de biechtstoel wilde ont
vluchten. en het gefluister, de schimmen
en de gedachten, die hem achtervolgden.
Toen hij buiten kwam, werd hij over
weldigd door het volle licht, dat ont
nuchterend op het trottoir viel en op de
gevel aan de overkant; heerlijk gewoon
liep daar op straat een vrouw, die een
kind aan de hand meetrok. Hij leunde
tegen de koude muur, hijgend met ge
bogen hoofd en het was, of hij nog altijd
de beangstigende geluiden hoorde en de
schimmen in de duisternis zag. Hij was
bang, dat de deur achter hem zou open
gaan en dat zijn vervolger hem achterna
zou komen.
Hij liep de straat in, langs dezelfde
weg, die hij onmiddellijk na de moord
had gevolgd, haastig en heel zenuwach
tig biddend, zonder te durven omkijken.
En vol wanhoop voelde hij, dat hij zijn
vervolgers niet kon kwijtraken, al
jachtte hij nog zo door de straten.
XI
„Is er nog iets heren?" vroeg Craig,
glimlachend in het licht van de hoge,
vierkante ramen, waar hij stond naast
het cylinderbureau.
„Ja nog één ding", antwoordde de
grimmige rechercheur. „Mandel wil je
spreken, verder is er niets".
Craig's glimlach werd nog breder.
„Toch niet waar? Mijnheer Mandel? Het
zal me een waar genoegen zijn. Welke
kant uit?"
„Ik breng je" zei de prikkelbare. „Kom
maar mee".
Zij gingen haastig door de hoge, sche
merige gangen van het stadhuis, een
weg zoekend tussen de vele klerken en
burgers door. Ongeveer iedereen liep
met paperassen, documenten van het
fatsoen, keurig in orde gemaakt: be
taalde belastingen, aangegeven geboor
ten, geregistreerde koopakten. Wat vra
ten het toch een welwillende tegenstan
ders dacht Craig: ze werkten zo mooi
mee, bleven zo netjes binnen de kolom
men, vulden de formulieren zo braaf in,
altijd keurig beleefd zonder zich met
andermans zaken te bemoeien. Maar
Mandel dat was een ander geval.
Zij moesten wachten, omdat Mandel
aan het telefoneren was. Daarop liet de
prikkbelbare hem binnen, door een deur
met een wit porseleinen knop, in een
ordelijke kamer, waar Mandel. achter
een schrijfbureau zat.
„Aangenaam" begon Craig, toen de
rechercheur, die hem gebracht had, weg
was gegaan. Hijv stond op het punt, zijn
hand uit te steken, maar Mandel's zachte
ogen deden of zij het niet zagen. „Dat is
alweer drie jaar geleden", voegde hij er
op schertsende toon aan toe; maar hij
was op zijn hoede. „Een heleboel gebeurd
in die tijd, mijnheer Mandel."
„En een heleboel daarvan is in de laat
ste twee dagen gebeurd", zei Mandel
droogjes. „Wij zullen het inleidend praat
je maar weg laten vind je niet?"
Craig zuchtte. „Altijd zo kort aange
bonden", zei hij verdrietig. „Ambtelijk
enkel-spoor, zonder dat je eens kunt uit
stappen om de reis een beetje aangena
mer te maken. Maar voor we daarmee
beginnen, wil ik toch even zeggen, dat
ik dat nieuwe bureau hier heel aardig
vind." Maar het was hetzelfde van vroe
ger, met een kale vloer, een grote kaart
van de stad aan de muur en mappen van
het kaartsysteem over het vloeiblad ver
spreid.
„Dit keer gaat het nu eens niet over
jou", zei Mandel.
„Jammer!" Craig ging zitten. „Maar ik
zal mijn best doen, het niet vervelend
te vinden. Mocht u soms graag iets wil
len weten over de methoden van de
Franse politie: daar heb ik geen kennis
mee gemaakt. Je had daar ander amu
sement."
Mandel staarde somber naar het vloei
blad. „Vertel me maar eens wat over een
jongen, die Martin Lynn heet", zei de
rechercheur.
„Je hebt zijn vader gekend?"
Craig stak bedaard een sigaret op.
„Lynn", zei hij, terwijl hij een mondvol
rook uitblies. „Martin Lynn is dood. Al
vijf jaar."
„Dat weet ik", zei Mandel. „Ik was in
de wijk, de nacht dat ze hem vonden. Ik
bedoel zijn zoon. Je weet toch, dat hij
een zoon had."
(Wordt vervolgd).
ze als bonte artisten in staken. Men groet
de duiven, die van stadsarchitectuur
niets begrijpen. Maar ze kunnen klap
wieken en zijn niet bang; dit is een pres
tatie die bijna te boven gaat aan wat
een mens hier kan presteren op het in
tegrale veld van spanning tussen natuur
en bovennatuur. Niet meer dan een Wil
lekeurig mens, een van ons, een zeker
iemand, iedereen.
Op het einde van de vijftiende eeuw
herschiep een zekere Pieter Dorland van
Diest (of misschien was 't een zekere
rederijker Anthonis de Rovere) zijn
kleine drama van leven en dood in het
drama van Elckerlyc, dat "is Iedereen,
in 't Duits vertaald Jedermann, in 't
Engels Everyman. Het verhaal van El
ckerlyc is er een met een pakkende mo
raal: het is een echte moraliteit. En om
dat uit alles blijkt, dat Elckerlyc met
zinnebeeldige personen even intiem kon
omgaan als met familie en vrienden,
spreken wij met verwondering van een
zinnespel. Het spelelement wordt weer
eens de drijfkracht der diepzinnigste be
levenissen! Een zinnespel; en de ver
wondering komt aan de orde, omdat
Elckerlyc, dat is de mens uit het herfst
tij der middeleeuwen, maar ook nog
zo'n beetje uit het herfsttij van onze
tijd, zonder besef van existentialisme
grandioos op de hoogte was van de
grondslagen van het bestaan. Een zinne
spel: en daarom tevens een roekeloos
realistisch spel, een waar verhaal, ge
schreven op de huid van een die het le
ven liefhad. Maar de ware liefde was
't niet. Het was 'n roes en midden in die
roes komt de Dood bij hem binnen met
de boodschap, dat God verantwoording
van Elckerlyc wenst. Ai Elckerlyc! Het
feit werd als wiggedruk geboekstaafd
in 1495 te Delft; in een goede achthon
derd versregels: „Hoe dat elckerlyc
mensche wert ghedaecht gode rekenin-
ghe te doen". En in den eersten
spreeckt God almachtich aldus:
lek sie boven uut mijnen throne,
Dat al, dat is in smenschen persone,
Leeft met vresen onbekent
„Mijnen throne", dat is dan de toren
van de Nieuwe Kerk. Aan de voet hier
van speelt Elckerlyc met zijn Gezel
schap, Vrienden en Magen en zijn aard
se Goed. We zijn bij elkaar en we blij
ven bij elkaar. „Ick gae met u", zegt 't
Gezelschap, „al waert in die helle".
Maar als het schijnt, dat Elckerlyc
werkelijk derwaarts moet trekken, gaan
alle vriendenhanden bezwerend om
hoog: „Ey seker, neen ick!" De reis naar
de dood is een, reis alleen en dit is on
ze uiterste eenzaamheid, toen, nu en
straks.
Maar Elckerlyc had fen heeft
nog een geliefde, die wél
door de uitersten heen met
hem mee wil. Zij heet Deugd, maar
is zo ziek, dat zij ternauwernood
haar mond kan roeren: ik lijd aan
ondervoeding, lieve Elckerlyc, ik
voel mij zo verwaarloosd, wegge
kwijnd, maar ik hou nog altijd van
je. Maak mij beter, gord mij aan,
en samen zullen wij de tocht ma
ken. (God is barmhartig, betekent
dit). Wees niet bang, want het is
nog niet te laat. Zie daar komt Ken-
nisse aan, de medicijnvrouw, de
bewustwording van uw betere ik.
En daar is Biechte, belijdenis, be
rouw, vergiffenis en beterschap. En
luister nu naar al de klokken van
nachtelijk Delft en het zweverig
stadscarillon en het klapwiekend
lichaam der duiven. De engel zal
staan op de onderste torentrans en
zeggen tot uw ziel:
Coomt, uutvercoren bruyt,
Hierboven ende hoort dat suele
gheluyt
Der engelen
Die siele neem ick den lichaem uut.
Klapwiekend vliegen de duiven de
grenzen van hun lichaam over. En met
loom en lichaamloos gebaar trekken de
handen van Elckerlyc het witte doods
kleed aan. En zo is ieder einde een
nieuw begin. En nawoorden zijn voor
woorden, en „die Nae-prologhe" is een
nieuw, oud lied:
Nu laet ons bidden onghelet,
Dat dit elck mensche so moet vesten
versterken),
Dat wi voor gode suver com en ten
lesten.
Des gonne ons die hemelsche vader!
Amen segghet allegader:
God heb lof.
In het kader van het Holland-Festival
werd onlangs op de markt te Delft
Elckerlycgespeeld. Hierboven „Elc
kerlyc en „Gezelschap."
En dit is laatstelijk weer eens ge
schied te Delft, onder regie van Johan
de Meester, in het kader van het Hol
land Festival, medio Juli 1951, A.D.
„God heb lof". Wij zijn de galmgaten
van Uw toren. In het laatst en lijd
zaamst uur van Elckerlyc 's nachts
slaapt Uw toren tegen Uw drijvende
wolken aan. Laat ons opkijken uit het
evenwicht van dit aandachtige markt
veld, het helle oog der schijnwerpers
volgen. Tegen de hemel aan, los van de
aarde, maar door haar gevoel adem
haalt en rijst Uw toren: wij projecteren
films tegen het firmament. Maan en
sterren doorvaren Uw transen, de spits
van Uw hoofsheid en de beuken van
Uw sterkte. Uw zinnespel is onze
werkelijkheid. Uw nacht ons verslag.
De toren staaf niet; hij drijft en be
weegt ons, hij vormt ons heimwee: ge
bed in een geïllumineerde cumulushe-
mel: een diep schaduwdal van licht
doorstroomd: de uiteindelijke stads
straat: de rivier die nooit stil valt: Uw
stuwkracht van natuur naar bovenna
tuur. NICO VERHOEVEN
24 Juli zal de Willem Ruys voor de
twee-en-twintigste maal van Rotterdam
naar Djakarta vertrekken. Onder de
niet minder dan vijftien geestelijken en
achttien zusters bevinden zich mgr. F.
N. J. Hendrikx, vicaris-generaal van de
bisschop van 's-Hertogenbosch; mgr. J.
C. van Overbeek, directeur van het
Doofstommeninstituut te St. Michels-
gestel, die een visitatiereis maken naar
de doofstommeninstituten in Indonesië,
en voorts moeder-overste C. G. van der
Westen, van het Moederhuis van de
Dochters van Maria en Jozef te Den
Bosch en pater C. A. L. Rademaker,
missie-econoom van de Orde der Capu-
cijnen.
Donderdagavond overleed in het
klooster „De Nieuwe Munt" te Tegelen
op 61-jarige leeftijd in het veertigste
van haar kloosterprofessie moeder Ma
ria Garcia, oud-provinciaal-overste en
generaal-assistent der orde der Zusters
van Onze Lieve Vrouw. Moeder Garcia
was voor 1925 werkzaam als onderwij
zeres aan de bijzondere scholen van
Margraten en Waubach. Toen in 1925 de
nieuwe orde van de zusters van Onze
Lieve Vrouw werd gesticht, waarvan
het moederhuis te Tegelen gevestigd
was werd moeder Maria Garcia aange
steld als eerste provinciaal-overste.
Deze provincie omvat thans 21 kloos
ters, waarvan 19 in Nederland, verder
14 kleuterscholen. 3 ULO-scholen, en
kele pensionaten en 20 lagere scholen.
In 1934 zond zij de eerste missiezus
ters naar Java, wa*r deze congregatie
thans twee kloosters telt en verder een
inlands ziekenhuis, twee lagere scho
len. een uloschool en diverse kleuter
scholen leidt.
Na de oorlog, in 1947, werd zij be
noemd tot generaal-assistent en vertrok
als zodanig naar het nieuwe generalaat
te Rome, vanwaar zij echter in Juni 1950
om gezondheidsredenen naar Tegelen
terugkeerde. Haar gezondheid heeft zü
echter niet kunnen herkrijgen.
Met het oorspronkelijke Nederlandse
Korea-detachement zal ook de publici-
teits-officier van dit detachement, de
eerste luitenant W. W. Dussel, binnen
kort repatriëren.
Hij zal worden vervangen door de
eerste luitenant B. M. Koster uit Val
kenburg,
/i onze vorige rubriek hebben wij er
op gewezen, dat een ongeposeerde
foto meestal veel beter is dan een
foto, waarbij de haren keurig gekamd
werden en het gezicht in de plooi en
het dasje recht getrokken werd. Hier
uit zoudt U de conclusie kunnen trek
ken dat U als kinder-amateurfotograaf
als een jager bij het spel der kinderen
rond moet sluipen met de camera steeds
in de aanslag teneinde elk geschikt
tafereel vast te kunnen leggen. Dit zou
vanzelfsprekend een zeer malle ge
schiedenis worden, die de moeite waard
zou zijn om in zijn geheel te fotografe
ren met als onderschrift: „Op foto-
jacht". Ongetwijfeld zult U op die ma
nier heel aardige resultaten kunnen
boeken en bijzonder aardige snapshots
maken met vaak bijzondere verras
singen.
Toch heeft deze methode enkele gro
te nadelen; in de eerste plaats is het
scherpstellen natuurlijk zeer moeilijk en
is onze buit alweer op een heel andere
plek gaan spelen voor wij kunnen knip
pen. Verder is men gauw geneigd maar
vlug even een paar momentjes te knip
pen, want men verwacht hier geen
beslist goede foto's van, terwijl storen
de elementen als een halve schaduw op
het gezicht, een stuk papier of een ta
felpoot juist op een plaats waar die niet
moest zijn, op elke foto zullen voorko
men. Dit in-het-wilde-weg fotograferen
is dan ook geen onverdeeld ideale op
lossing. Veel beter kunt U het kind la
ten spelen op een plaats die van tevo
ren uitgekiend is, zodat de lichtval pre
cies is zoals U dat wenst; daarbij kun
nen wij dan tevens kleding en spel
zelf bepalen. Wij hebben nu in tegen
stelling tot de vorige methode de gele
genheid om rustig doordacht de opna
men te maken, welke dan ook meer
bevrediging zullen geven. Per slot zal
het kind evenzeer in het spel waar wij
het mee lieten beginnen verdiept zijn
en zullen houding en gezichtsuitdruk
king natuurlijk en ontspannen zijn. Kin
deren kunnen zich nu eenmaal beter in
een bezigheid inleven dan ouderen die
zich ^gak moeilijk kunnen concentreren
op iets anders als zij weten dat zij ge
fotografeerd worden, omdat zij er graag
zo voordelig mogelijk op willen.
Regie en décor
Wij voeren dus met de kinderen een
kleine comedie op waaraan zij zelf met
hart en ziel meewerken, mits men hen
op de goede manier aanpakt en dingen
laat doen die met hun karakter over
eenkomen. Laat bijv. een echte wilde
bras over een hek oi in een boom klau
teren en zet hier geen rustig kind toe
aan. Over het algemeen zijn lichte
kleertjes het meest aan te bevelen en
liefst effen daar de aandacht door be
werkte kleren gauw van het kopje,
waar het uiteindelijk om gaat, afgetrok
ken wordt. Ook de diafragma-opening
met hef oog op scherpte of onscherpte
van de entourage is belangrijk. Verder
neemt de keuze van het filter ook een
bijzondere plaats in, vooral bij blonde
kinderen, terwijl eventueel met een
dutoschijf bijzondere effecten bereikt
kunnen worden, waarover volgende
week verteld zal worden.
Deze week hebben wij een tweetal
foto's van inzender S. de H. gekozen
ter demonstratie van het bovenstaande.
De foto links op 27° Sch. film bij volle
zon, 11 1/25 sec. Zoals wij hier zien
is er goed rekening gehouden met licht
val en standplaats en let vooral op de
gelaatsuitdrukking, die absoluut onge
poseerd is. De foto rechtsis op 30°
Sch. film bij volle zon, 8, 1/100 sec.
genomen en duidelijk een foto zonder
regie; hier werd snel gereageerd op een
aardig moment; dit soort foto's is in
derdaad vaak erg leuk, maar toch zijn
er vaak factoren die wij graag anders
hadden gewild hebben zonder dat dit
mogelijk is. Deze foto kan echter zeer
geslaagd genoemd worden. Beide opna
men werden gemaakt met Rolleicord.