lEric de Noorman: DE PRUS DEP WPAKE ELCKERLYC in een Hollandse TOT DE RAND VAN DE AFGROND Bent U jager of regisseur? 41 Eerlijk zijn VLOOTAALMOEZENIERB. WILMINK 25 JAAR PRIESTER Zilveren priesterfeest van pater L. Teeuwen O.P. Een wereld van zinnebeelden en pure werkelijkheid Festival van ons leven LINDBERGH TOURINGCAR REIZEN Provinciaal van de paters Dominicanen DOOR LEO BRADY Mgr. F. Hendrikx naar Indonesië ZATERDAG 21 JULI 1951 PAGINA 3 FEESTELIJKE VIERING IN DEN HELDER OVERVAL OP POSTKANTOOR TE HELVOIRT Buit betrekkelijk gering Man in tankwagen van Shell verbrand 1 LINDBERGH REIZEN BETERE REIZEN 46 LITERAIRE KRONIEK Voor visitatie van doof- stommeninstituten MOEDER MARIA GARCIA t Oud-provinciaal overste der zusters van O. L. Vrouw Sp Publiciteitsofficier bij de Nederlanders in Korea Voor onze amateur-fotografen De befaamde gelijkenis van de Fa- rizeër en de tollenaar, die mor gen het Evangelie van de H- Mis vormt, is een van de diepzinnigste les sen, die ons gegeven worden, omdat zij ons hele leven omspant, ons gedrag jegens onszelf, onze medemensen en God. Het verhaal zelf is algemeen be kend. Maar daarom is het juist zo ver bazingwekkend, dat dit uekende verhaal geen diepere invloed op ons leven heeft. Natuurlijk is dit voor een groot deel te wijten aan onze oppervlakkig heid, aan te geringe belangsceiling voor de rijke inhoud van de liturgie, die wij 's Zondags eerder 1 ij d e ij k onder gaan dan bewust diep in ons op nemen en beleven. Een van de voor naamste redenen echter, waarom de lering van deze parabel zo weinig re sultaat heeft geboekt, ligt in de eigen aardige hardnekkigheid, waarmee wij vasthouden aan datgene, wat deze ge lijkenis ons juist tracht af te leren: ons zelfbedrog. Het valt immers niet te ont kennen, dat er daarom zo weinig beter wordt in deze wereld, omdat de men sen alle hervormingsplannen steeds maar op anderen toepassen en nooit op zichzelf. Wie een open oog heeft voor het leven, stoot al spoedig op een volslagen ontbreken van echtheid, waarheid en werkelijkheidszin. Eigenlijk al klinkt het dan hard is het leven van de meeste mensen een voortdurende mis vorming, een caricatuur van de enige, echte werkelijkheid. Voor wie gevoel heeft voor humor, is de mens het enige schepsel m heel de wereld, dat zich voortdurend belachelijk maakt- Door Zijn zelfoverschatting, zijn inbeelding, zijn gemis aan begrip voor de juiste verhoudingen. Het tragische hiervan echter is, dat dit tekort aan eerlijkheid een hoogst belemmerende invloed uit oefent op de noodzakelijke en ver plichte veredeling onzer persoonlijkheid en onze niet minder noodzakelijke en verplichte heiliging in de bovennatuur lijke orde. Wij hebben de rollen omgekeerd! In plaats van in alle opzichten voortdurend rekening te houden met God, hebben wij ons zelf op een troon geplaatst en ons persoontje langzamerhand laten „ontaarden" in een onaantastbaar we zentje, dat alles beter weet, altijd gelijk heeft en torenhoog uitsteekt boven zijn medemensen. Door deze zelfingenomen heid komen wij natuurlijk al heel gauw tot liefdeloos egoïsme, omdat wij in alles veel te veel rekening houden met onze eigen belangen- Dit lijkt allemaal zo heel gewoon en het is zo algemeen, dat we nauwelijks inzien hoe ernstig en noodlottig het eigenlijk is. En toch ligt hier een van de grote oorzaken, waarom het Chris tendom niet in staat is de wereld die achting, bewondering en bijgevolg over. gave in te boezemen, waardoor wij de verbreiding van Christus' leer dienen te bevorderen. Zo gezien mag men de Christenen zeil de grootste vijanden van het Christendom noemen, omdat juist zij door hun slap gedrag hun godsdienst in discrediet brengen God eist op de eerste plaats waarheid van Zijn volgelingen. Maar hoe kunnen wij waar zijn, zo wij nog niet eens de wegbereidende waarachtigheid bezit ten, waardoor wij alle dingen, en voor al ons zelf, zó zien als .zij in werkelijk heid zijn, zonder enige opzettelijke re serve of misleiding? Er is veel geschreven en gepraat over de menselijke natuur. Als wij eens eerlijk nagaan, hoe onze ge dragingen, waaruit toch onze natuur en onze aard duidelijk blijken, in werke lijkheid zijn, dan is het bijna onmoge lijk hiervan de balans op te maken Zonder rood te worden van schaamte. Ditzelfde effect moet ook voor de mees te mensen de parabel van de Farizeër en de tollenaar hebben- Waarom hebben wij eigenlijk zo zel den de moed critiek te oefenen op ons zelf? Omdat wij bang zijn iets van ons zelfrespect te verliezen. Omdat de kans zo groot is onplezierige ontdekkingen te doen. En toch zou dat alleen maar verstan dig zijn, want wij besparen ons aldus de vernedering te moeten horen, dat anderen dat doen. Waarom praten wij zo graag over de fouten van een medemens? Omdat wij er zelf zoveel hebben. Eigenliefde ver gelijkt zich zelf bij voorkeur met ande ren. Er. die anderen zijn dan natuurlijk altijd slechter! Maar worden wij daar. door beter? Het is een gewoonweg huichelachtige gewoonte onze eigen vermeende voortreffelijkheid af te me ten naar het aantal aanmerkingen, dat wij op het gedrag van anderen menen te kunnen maken- De Farizeër dankte God, uat hij niet was als die ordinaire tollenaar daar achter in de kerk. Doen Wij in de grond niet precies hetzelfde? Het oordeel van God viel enigszins anders uit! Wij hebben te weinig echte zelfken nis. Te weinig moed om ons te scha men als wij ongelijk hebben of een misstap begaan. Dit erkennen is ware wijsheid. Het betekent, dat wij vandaag «ijzer zijn dan gisteren. Maar onze eigenliefde is zó groot, dat wij de over tuiging hebben, dat anderen zich in hun oordeel over ons steeds vergissen, maar zelf weten wij zeker het nooit mis te hebben, als wij een oordeel uitspreken dver hen! Wij vergissen ons echter juist daarom z° vaak met betrekking tot anderen, omdat wij ons zelf niet eerlijk kunnen zien, zoals wij werkelijk zijn- Wie zich zelf echt kent, zwijgt over de fouten Van anderen: hij is alleen streng t o.v. Zichzelf. Zwakken behandelt hij toege vend en begrijpend, slechten veroor- heelt hij niet graag. Eerlijk zijn in het leven kunnen wij alleen met grondige Zelfkennis. En deze brengt mee, dat wij alles, wat Wij hebben en zijn, van God hebben ontvangen. Het is rondweg oneerlijk °ns daarop te verhovaardigen, alsof wij dat alles aan onszelf te danken hadden. Een dergelijke houding beïnvloedt ons hele gedrag. Vandaar de liefdeloosheid en oneerlijkheid in onze omgang met anderen. Wij willen immers voor nie mand onderdoen. Daartoe zijn alle mid. delen welkom. Waar is dan nog plaats Voor rechtvaardigheid? De gelijkenis van de Farizeër en de tollenaar bewijst ons, dat er aan onze navolging van Christus nog veel te veel ontbreekt. Alleen het voortdurend streven naar gelijkvormigheid met onze Meester kan ons tot werkelijk goede mensen en goede Christenen maken. Gp de zedelijke deugden ais fundament moet onze waardigheid als mens op- r' oeien. Rechtvaardigheid, eerlijkheid, elfkennis zijn onmisbaar om ons om e vormen tot bruikbare en stimuleren- e leden van een gezonde gemeenschap, onder deze deugden is geen goede ens denkbaar, noch individueel, noch s onderdeel van een samenleving. Eerlijkheid tegenover onszelf, onze medemensen en God is de grondslag schann8iirueugdelljk Pers°onlijk, maat- happelijk en godsdienstig leven- Zo- arhto^1J n/et met alle kracht, zonder n J„erdeurtjes open te houden, daar- treven, zal ons leven nooit dat taalh' d ons als voornaamste mak heeft aangewezen: goede mensen dus goede Christenen te zijn. Li. Buiten zijn bisdom, het aartsdiocees, maar midden in He steeds variërende kring van zijn „parochianen" zal de zeereerw. heer B. J. Wilmink a.s. Zon dag zijn 35-jarig priesterfeest vieren. Die „parochianen" dragen allen de branie kraag of een jasje met gouden knopen, nog afgezien van de „jonkers" de adelborsten van het Instituut, want kapitein-luitenant ter zee Wilmink ls vlootaalmoezenier aan het Nieuwediep en in de Helderse parochiekerk zullen Zondag de feestelijkheden aanvangen met een plechtige H. Mis, door de jubilaris gecelebreerd. Aalmoezenier Wilmink is niet altijd bij de Koninklijke Marine geweest, maar het scheepbouwersbloed van zijn vader heeft misschien wel gekropen waar het niet gaan kon. Na zijn priesterwijding, 25 Juli 1926, wachtte de neomist Wil mink de normale „burgerlijke" zielzoig, eerst als assistent in Abcoude, dan als kapelaan te Wolvega, Workum en Utrecht. Toen kwamen oorlog en mobili satie. Kapelaan Wilmink werd majoor Wilmink en de kathedrale parochie werd vervangen door 20 R.I. De capitula tie bracht weer demobilisatie met zich mee en een kapelaansplaats te Soest. In 1944 werden er echter geestelijken ge zocht voor de zielzorg onder de krijgs gevangenen in Duitsland en op 1 Maart van dat jaar trok aalmoezenier Wilmins. vrijwillig derwaarts, waar hij in de gouw Saksen over 24 kampen werd aan gesteld. In Mei 1945 kon hij, door de Russen bevrijd, weer naar Nederland terugkeren, maar spoedig vertrok hij opnieuw naar Duitsland met een op sporingsteam van het Nederlandse Rode Kruis. De hoofdvlootaalmoezenier, kapi tein ter zee mgr. De Sain, die zelf ook vrijwillig onder de krijgsgevangenen had gewerkt, wist wat hij aan aalmoeze nier Wilminè had en op zijn verzoek verwisselde deze de majoorsrang voor die van luitenant ter zee le klasse. 16 Jan. 1946 kwam aalmoezenier Wil mink in Den Helder en hij was er niet zo erg lang, of er stond een nieuw mili tair tehuis i.p.v. het weggebombardeerde „Stella Maris". In 1947 ging aalmoezenier Wilmink werkelijk scheep en reisde met een eskader naar Noorwegen en vervol gens met Hr. Ms. Van Kinsbergen naar de West. Als aalmoezenier van het Marine-opleidingskamp te Loosdrecht keerde hij voor korte tijd in zijn diocees terug, maar in 1949 trok hij opnieuw naar Den Helder, waar hij werd bevor derd tot overste, zodat hij thans in rang na mgr. De Sain komt. Het Rode Kruis schonk hem zijn herinneringsmedaille 1940-'45 en op haar laatste verjaardag behaagde het H.M. de Koningin aalmoe zenier Wilmink te benoemen tot officier in de orde van Oranje-Nassau. De Mari ne zal a.s. Zondag haar waardering voor haar hooggeachte aalmoezenier wel op eigen wijze tot uiting brengen. In het postkantoor te Helvoirt is Vrij dagmiddag rond vier uur een bru tale diefstal gepleegd. Het was juist tegen de tijd, dat de kantoorhouder ging sluiten, toen er voor het postkantoor een auto stilhield, waarin twee jongemannen gezeten waren. Een hunner ging naar binnen, kocht een postzegel van tien cent en verdween weer. Blijkbaar was dit de aanloop voor een snood plan en heeft hij de situatie verkend, want even later ging hij opnieuw, en nu met zijn kameraad, naar binnen. Een greep door het loket volgde en een bakje met wis selgeld, alsmede bankpapier ter waarde van ong. f 500 werden gestolen. Ijlings sprong 't tfveetai in de wagen en reed in razende vaart weg. Onmiddellijk werden in wijde omtrek politiemaatregelen ge troffen. Van het tweetal heeft men een vaag signalement. (Van onze correspondent) De 24-jarige chauffeur M. v. d. L. uit Deventer heeft bij het in brand raken van een tankwagen van de Shell te De venter zulke ernstige brandwonden op gelopen, dat hij aan de gevolgen is over leden. Vijfduizend liter benzine is ver brand. De tankwagen is, zonder dat de chauf feur het bemerkte, door kortsluiting in de motor in brand geraakt. Men schrijft ons: De 25ste Juli a.s. zal de noogeerw. pater L. Teeuwen, Provinciaal van de Nederlandse provincie der Dominicanen, in het Albertinum te Nijmegen zijn 25- jarig priesterjubileum feestelijk herden ken. Wat die dag voor de jubilaris per soonlijk betekent, ligt buiten onze ge zichtskring, maar voor de Nederlandse zonen van St. Dominicus is hij onge twijfeld een dag van grote vreugde, om dat zij in de jubilaris niet alleen hun overste, maar tegelijk ook een hartelijke confrater mogen zien,-die vóór alles er op bedacht is het werk zijner onder danen met sympathieke belangstelling te volgen. Limburger van geboorte pater Teeuwen is afkomstig uit het oude en kunstzinnige Tegelen studeerde hij op het bisschoppelijk college te Roermond en het St. Dominicus-college te Nijme gen en trad de 23ste September 1919 in de Orde der Dominicanen. De H. Priester wijding ontving hij de 25ste Juli 1926. Achtereenvolgens was hij leraar op het St. Dominicuscollege, novicenmeester te Huissen en bijna negen jaren prior van het Huissense convent. In 1944 maakte hij zich met zijn medebroeders bijzonder verdienstelijk voor de Huissense bevol king, die het door de herhaalde bombar dementen zwaar te verduren had en in het klooster een welkom tehuis vond. De 23ste September 1945 ontving prior Teeuwen de zilveren legpenning der gemeente Huissen en tevens zijn benoe ming tot ereburger der stad. De 15e December van hetzelfde jaar werd hij tot Provinciaal der Nederlandse provin cie gekozen. In deze hoedanigheid be zocht hij de missies van Curacao, Puerto Rico en tweemaal die van Zuid-Afrika. Ook maakte hij een visiitatiereis naar Bornholm in Denemarken. Wij zijn er van overtuigd dat het de jubilaris op deze herdenkingsdag niet aan belangstelling ontbreken zal en velen met graagte de gelegenheidi zul len aangrijpen om hem te danken voor hetgeen hij op verschillend gebied tot stand bracht. 20. Zo-zo!" zegt Hovin monter, terwijl hij Erwin opneemt. „Onze prins, niet waar?' Ademloos kijkt Erwin naar hem op. „Ce ge zijt nog groter dan vader," brengt hij eindelijk uit. Hovin lacht daverend. „Wel prins!" herneemt hij, „flink eten, dan wordt ge net zo groot. Eten en slapen, daar krijgt ge spieren van! Slaapt ge veel?" De jongen knikt ijverig. „Goedzo," zegt de reus kort. „Ge hebt zeker wel een eigen kamerBeneden in de burcht?" „Neen," zegt Erwin trots, „boven, links in de gang." De belangstelling van een zo reusachtig krijger vleit de jonge prins hevig, en met een schel stemmetje van opwinding legt hij precies uit waar z'n heiligdom zich bevindt. „Ge moet eens komen kijken, heer. Al m'n speelgoed zal ik u laten zien!" „Zeker, m'n prinsje, daar kunt ge beslist van op aan," antwoordt Hovin, en met een vreemde glimlach spoedt hij zich verder. Moeten niet v^-tellen waar gij slaapt," valt Pum-Pum driftig tegen Erwin uit als Hovin's hoge gestalte om een hoek van de gang verdwenen is. „Zijn bar slecht mens, dat vleesberg!" Instinctief wantrouwt de dwerg, die Eric op al zn zwerf tochten is gevolgd, de reus; voelt hij, dat deze een vijand van zijn meester is. „Waarom? Hij doet mij toch niets," lacht de jongen. ,Je ziet spoken, Pum-Pum! Ha ha!" Maar de dwerg is niet gerust en de gehele dag blijft het wantrouwen hem kwel len. „Misschien ik divaas zijn," mompelt het dappere manneke tegen de avond, „maar mij beter lijken waak-oog open te houden." Hij haalt een deken uit z n eigen vertrekken. Schuin tegenover Erwin's kamer is een diepe kast en aaar gaat Pum-Pum in z'n deken gerold liggen. De deur van de kast laat hij nalT open staan. Het is reeds diep in de nacht als hij uit een onrustige sluimer opschrikt. Heel zacht naderen sluipende voetstappen en plotseling verduistert een reusachtige schaduw het licht dat door de deuropening naar binnen valt Geen markt in Nederland is evenwichtiger dan de markt te Delft. Zij is een volmaakte rechthoek, omzoomd door huizen, die stoer noch statig zijnmaar die in hun zwijgende figurantie oevers vormen, hecht en heldervoor het stromende vlak van het plein. Stadsstraten zijn rivieren in botsende richtingen stuwend en 's nachts een weinig stilvallend. De markt van een Hollandse stad beheert op een laat uur van onze eeuw alle stromingen in trillende rust. Men denkt zich een middelpunt, een berechtend krachtencentrum: het is heel ge makkelijk en heel wijsgerig. In het kruispunt der diagonalen staat Hugo de Groot van Delft. Hij is maar een beeld, een zinnebeeld. Maar zinnebeelden schep pen een wereld van betere werkelijkheid. Als wij er maar meer hart voor had den Schouwt men, in dit kruispunt staan de in Noordoostwaartse richting, dan gaat de gotische toren van de Nieuwe Kerk, die vóór de Hervorming Sinte Ursula heette, rijziger dan ooit naar zijn spits toegroeien. (Oh, the New Church, vermoeden de Amerikanen, ze ker ter ere van de bevrijding in 1945 ge bouwd, Delft is een toeristenstad aan 't worden). De heilige Ursula ziet de ge- mantelde stenen rug van Hugo de Groot, 't Is goed, peinst zij, in mijn perspectief zie ik hoe verdienstelijk de rechtsge leerde van oorlog en vrede toeschrijdt op het bordes van het barokke stad huis, hetwelk de overliggende korte zijde van de rechthoek vult. Dit is een evenwichtig plein, uitgewogen tussen de architectonische polen van hemel- zucht en magistrale gezetenheid. Pieter de Hoogh en. Johannes Vermeer moeten zich hier thuis hebben gevoeld, en rus tig en rijk, ondanks de schulden waar Advertentie I;;» Hoge Veluwe 7.50 jPopulaire Veluw. verzorgd 9.50 1 Arnhem en Apeldoorn 7.50 5! Arnhem, Nijmegen, Berg en Dal 8,50 i:s Holterberg, Geld. Achterh. 9.00 Montferland-Elten 9.00 Den Haag-Scheveningen 6.00 !;S Brab. Vennen 9.00 Giethoorn (Venetië) 10.00 i:s Texel (incl. boot) 10.50 Rond IJselmeer 11.00 Walcheren Middelburg 12.50 Z. Limburg (Valkenburg) 12.50 jï; Alkmaar Afsluitdijk 7.50 Brussel, Dins., Dond. en Zondag 12.50 6 d.g. langs de Rijn 147.50 AMSTERDAM: I HAARLEM: DAMRAK 26 - TEL. 49956-45715 J KL. HOUTSTR. 1, TEL. 1722» i:: Tevens bij alle kantoren van AMERICAN EXPRESS COMP. 6 d.g. Eifel en Taunus f 147.50 6 Hoge Vogezen 147.50 6 VARIJS 147.50 8 Zwitserland 197.50 S Zwarte Woud 197.50 9 Zwitserland 222.50 12 d.g. Oostenrijk 297.50 13 d.g. Fr. Rivièra 322.50 5 d.g. Parijs 122.50 AUG., SEPT., OCT. en NOVE.MB. SPECIALE REIZEN» 16 d.g. Rome. Napels Ital.. en Franse Rivièra 550 14 d.g. Fr. Alpen Rivièra en Corsica 455.00 12 d.g. Lourdes, Pyreneeën en Biarritz 395.00 (Uit het Engels vertaald door André Noorbeek en uitgegeven door Het Spectrum. Utrecht.) De oude man was op de een of andere manier teruggekomen, hij was opgestaan van de plaats voor de haard bij de bloed, vlekken en naar de kerk gestrompeld, waar hij sinds de vorige avond in zijn biechtstoel verborgen had gehouden. Dat leek onloochenbaar waar te zijn. En nu wachtte de priester als een dier in zijn hol, op de niets vermoedende zondaar en hij hield de absolutie als lokaas in zijn dikke hand, klaar om toe te slaan met de penitentie. Maar het aas was niet goed genoeg om hem te verlokken; daar kre gen ze hem nooit meer in. Pastoor Kirk- man kon daar ten eeuwigen dage zitten v/achten. Hij vroeg zich met schrik af, of de oude man nog zou bloeden; was het nu bloed in plaats van zweet, dat hij onder het luisteren verstrooid af wiste? Dat spook kon hij toch niet uit de weg ruimen: de geboden, de beschul diger, het verleden, al die eisen en die onderwerping. Zijn ogen waren nu strak op de biechtstoel gevestigd; door in tensief te turen probeerde hij het donker opzij te schuiven en duidelijk te zien. Het spook wachtte voortdurend in het donker, onder een of amjer gedaante, als een radiografisch overgebrachte foto het onbewogen gezicht achter het raster, in de krant, flegmatiek zelfverzekerd wachtte het in zijn vesting. Een panische schrik schoot door hem heen als een speer. Zijn handen gleden uiteen en klemden zich vast aan de leu ning voor hem. Hevig stommelend schoof hij de bank uit naar het midden pad; hij was een ogenblik bang, toen ziin voeten bekneld raakten, maar hij wrong zich los en stond ademloos tussen de banken. Evep had hij het gevoel, dat een gedaante in zwarte toog uit de biechtstoel naar hem greep om hem bij zijn jasje te pakken. „O God, o God!" prevelde hij en in een blinde, hysterische haast strompelde hij naar de uitgang, alleen nog maar denkend, dat hij die gedaante in de biechtstoel wilde ont vluchten. en het gefluister, de schimmen en de gedachten, die hem achtervolgden. Toen hij buiten kwam, werd hij over weldigd door het volle licht, dat ont nuchterend op het trottoir viel en op de gevel aan de overkant; heerlijk gewoon liep daar op straat een vrouw, die een kind aan de hand meetrok. Hij leunde tegen de koude muur, hijgend met ge bogen hoofd en het was, of hij nog altijd de beangstigende geluiden hoorde en de schimmen in de duisternis zag. Hij was bang, dat de deur achter hem zou open gaan en dat zijn vervolger hem achterna zou komen. Hij liep de straat in, langs dezelfde weg, die hij onmiddellijk na de moord had gevolgd, haastig en heel zenuwach tig biddend, zonder te durven omkijken. En vol wanhoop voelde hij, dat hij zijn vervolgers niet kon kwijtraken, al jachtte hij nog zo door de straten. XI „Is er nog iets heren?" vroeg Craig, glimlachend in het licht van de hoge, vierkante ramen, waar hij stond naast het cylinderbureau. „Ja nog één ding", antwoordde de grimmige rechercheur. „Mandel wil je spreken, verder is er niets". Craig's glimlach werd nog breder. „Toch niet waar? Mijnheer Mandel? Het zal me een waar genoegen zijn. Welke kant uit?" „Ik breng je" zei de prikkelbare. „Kom maar mee". Zij gingen haastig door de hoge, sche merige gangen van het stadhuis, een weg zoekend tussen de vele klerken en burgers door. Ongeveer iedereen liep met paperassen, documenten van het fatsoen, keurig in orde gemaakt: be taalde belastingen, aangegeven geboor ten, geregistreerde koopakten. Wat vra ten het toch een welwillende tegenstan ders dacht Craig: ze werkten zo mooi mee, bleven zo netjes binnen de kolom men, vulden de formulieren zo braaf in, altijd keurig beleefd zonder zich met andermans zaken te bemoeien. Maar Mandel dat was een ander geval. Zij moesten wachten, omdat Mandel aan het telefoneren was. Daarop liet de prikkbelbare hem binnen, door een deur met een wit porseleinen knop, in een ordelijke kamer, waar Mandel. achter een schrijfbureau zat. „Aangenaam" begon Craig, toen de rechercheur, die hem gebracht had, weg was gegaan. Hijv stond op het punt, zijn hand uit te steken, maar Mandel's zachte ogen deden of zij het niet zagen. „Dat is alweer drie jaar geleden", voegde hij er op schertsende toon aan toe; maar hij was op zijn hoede. „Een heleboel gebeurd in die tijd, mijnheer Mandel." „En een heleboel daarvan is in de laat ste twee dagen gebeurd", zei Mandel droogjes. „Wij zullen het inleidend praat je maar weg laten vind je niet?" Craig zuchtte. „Altijd zo kort aange bonden", zei hij verdrietig. „Ambtelijk enkel-spoor, zonder dat je eens kunt uit stappen om de reis een beetje aangena mer te maken. Maar voor we daarmee beginnen, wil ik toch even zeggen, dat ik dat nieuwe bureau hier heel aardig vind." Maar het was hetzelfde van vroe ger, met een kale vloer, een grote kaart van de stad aan de muur en mappen van het kaartsysteem over het vloeiblad ver spreid. „Dit keer gaat het nu eens niet over jou", zei Mandel. „Jammer!" Craig ging zitten. „Maar ik zal mijn best doen, het niet vervelend te vinden. Mocht u soms graag iets wil len weten over de methoden van de Franse politie: daar heb ik geen kennis mee gemaakt. Je had daar ander amu sement." Mandel staarde somber naar het vloei blad. „Vertel me maar eens wat over een jongen, die Martin Lynn heet", zei de rechercheur. „Je hebt zijn vader gekend?" Craig stak bedaard een sigaret op. „Lynn", zei hij, terwijl hij een mondvol rook uitblies. „Martin Lynn is dood. Al vijf jaar." „Dat weet ik", zei Mandel. „Ik was in de wijk, de nacht dat ze hem vonden. Ik bedoel zijn zoon. Je weet toch, dat hij een zoon had." (Wordt vervolgd). ze als bonte artisten in staken. Men groet de duiven, die van stadsarchitectuur niets begrijpen. Maar ze kunnen klap wieken en zijn niet bang; dit is een pres tatie die bijna te boven gaat aan wat een mens hier kan presteren op het in tegrale veld van spanning tussen natuur en bovennatuur. Niet meer dan een Wil lekeurig mens, een van ons, een zeker iemand, iedereen. Op het einde van de vijftiende eeuw herschiep een zekere Pieter Dorland van Diest (of misschien was 't een zekere rederijker Anthonis de Rovere) zijn kleine drama van leven en dood in het drama van Elckerlyc, dat "is Iedereen, in 't Duits vertaald Jedermann, in 't Engels Everyman. Het verhaal van El ckerlyc is er een met een pakkende mo raal: het is een echte moraliteit. En om dat uit alles blijkt, dat Elckerlyc met zinnebeeldige personen even intiem kon omgaan als met familie en vrienden, spreken wij met verwondering van een zinnespel. Het spelelement wordt weer eens de drijfkracht der diepzinnigste be levenissen! Een zinnespel; en de ver wondering komt aan de orde, omdat Elckerlyc, dat is de mens uit het herfst tij der middeleeuwen, maar ook nog zo'n beetje uit het herfsttij van onze tijd, zonder besef van existentialisme grandioos op de hoogte was van de grondslagen van het bestaan. Een zinne spel: en daarom tevens een roekeloos realistisch spel, een waar verhaal, ge schreven op de huid van een die het le ven liefhad. Maar de ware liefde was 't niet. Het was 'n roes en midden in die roes komt de Dood bij hem binnen met de boodschap, dat God verantwoording van Elckerlyc wenst. Ai Elckerlyc! Het feit werd als wiggedruk geboekstaafd in 1495 te Delft; in een goede achthon derd versregels: „Hoe dat elckerlyc mensche wert ghedaecht gode rekenin- ghe te doen". En in den eersten spreeckt God almachtich aldus: lek sie boven uut mijnen throne, Dat al, dat is in smenschen persone, Leeft met vresen onbekent „Mijnen throne", dat is dan de toren van de Nieuwe Kerk. Aan de voet hier van speelt Elckerlyc met zijn Gezel schap, Vrienden en Magen en zijn aard se Goed. We zijn bij elkaar en we blij ven bij elkaar. „Ick gae met u", zegt 't Gezelschap, „al waert in die helle". Maar als het schijnt, dat Elckerlyc werkelijk derwaarts moet trekken, gaan alle vriendenhanden bezwerend om hoog: „Ey seker, neen ick!" De reis naar de dood is een, reis alleen en dit is on ze uiterste eenzaamheid, toen, nu en straks. Maar Elckerlyc had fen heeft nog een geliefde, die wél door de uitersten heen met hem mee wil. Zij heet Deugd, maar is zo ziek, dat zij ternauwernood haar mond kan roeren: ik lijd aan ondervoeding, lieve Elckerlyc, ik voel mij zo verwaarloosd, wegge kwijnd, maar ik hou nog altijd van je. Maak mij beter, gord mij aan, en samen zullen wij de tocht ma ken. (God is barmhartig, betekent dit). Wees niet bang, want het is nog niet te laat. Zie daar komt Ken- nisse aan, de medicijnvrouw, de bewustwording van uw betere ik. En daar is Biechte, belijdenis, be rouw, vergiffenis en beterschap. En luister nu naar al de klokken van nachtelijk Delft en het zweverig stadscarillon en het klapwiekend lichaam der duiven. De engel zal staan op de onderste torentrans en zeggen tot uw ziel: Coomt, uutvercoren bruyt, Hierboven ende hoort dat suele gheluyt Der engelen Die siele neem ick den lichaem uut. Klapwiekend vliegen de duiven de grenzen van hun lichaam over. En met loom en lichaamloos gebaar trekken de handen van Elckerlyc het witte doods kleed aan. En zo is ieder einde een nieuw begin. En nawoorden zijn voor woorden, en „die Nae-prologhe" is een nieuw, oud lied: Nu laet ons bidden onghelet, Dat dit elck mensche so moet vesten versterken), Dat wi voor gode suver com en ten lesten. Des gonne ons die hemelsche vader! Amen segghet allegader: God heb lof. In het kader van het Holland-Festival werd onlangs op de markt te Delft Elckerlycgespeeld. Hierboven „Elc kerlyc en „Gezelschap." En dit is laatstelijk weer eens ge schied te Delft, onder regie van Johan de Meester, in het kader van het Hol land Festival, medio Juli 1951, A.D. „God heb lof". Wij zijn de galmgaten van Uw toren. In het laatst en lijd zaamst uur van Elckerlyc 's nachts slaapt Uw toren tegen Uw drijvende wolken aan. Laat ons opkijken uit het evenwicht van dit aandachtige markt veld, het helle oog der schijnwerpers volgen. Tegen de hemel aan, los van de aarde, maar door haar gevoel adem haalt en rijst Uw toren: wij projecteren films tegen het firmament. Maan en sterren doorvaren Uw transen, de spits van Uw hoofsheid en de beuken van Uw sterkte. Uw zinnespel is onze werkelijkheid. Uw nacht ons verslag. De toren staaf niet; hij drijft en be weegt ons, hij vormt ons heimwee: ge bed in een geïllumineerde cumulushe- mel: een diep schaduwdal van licht doorstroomd: de uiteindelijke stads straat: de rivier die nooit stil valt: Uw stuwkracht van natuur naar bovenna tuur. NICO VERHOEVEN 24 Juli zal de Willem Ruys voor de twee-en-twintigste maal van Rotterdam naar Djakarta vertrekken. Onder de niet minder dan vijftien geestelijken en achttien zusters bevinden zich mgr. F. N. J. Hendrikx, vicaris-generaal van de bisschop van 's-Hertogenbosch; mgr. J. C. van Overbeek, directeur van het Doofstommeninstituut te St. Michels- gestel, die een visitatiereis maken naar de doofstommeninstituten in Indonesië, en voorts moeder-overste C. G. van der Westen, van het Moederhuis van de Dochters van Maria en Jozef te Den Bosch en pater C. A. L. Rademaker, missie-econoom van de Orde der Capu- cijnen. Donderdagavond overleed in het klooster „De Nieuwe Munt" te Tegelen op 61-jarige leeftijd in het veertigste van haar kloosterprofessie moeder Ma ria Garcia, oud-provinciaal-overste en generaal-assistent der orde der Zusters van Onze Lieve Vrouw. Moeder Garcia was voor 1925 werkzaam als onderwij zeres aan de bijzondere scholen van Margraten en Waubach. Toen in 1925 de nieuwe orde van de zusters van Onze Lieve Vrouw werd gesticht, waarvan het moederhuis te Tegelen gevestigd was werd moeder Maria Garcia aange steld als eerste provinciaal-overste. Deze provincie omvat thans 21 kloos ters, waarvan 19 in Nederland, verder 14 kleuterscholen. 3 ULO-scholen, en kele pensionaten en 20 lagere scholen. In 1934 zond zij de eerste missiezus ters naar Java, wa*r deze congregatie thans twee kloosters telt en verder een inlands ziekenhuis, twee lagere scho len. een uloschool en diverse kleuter scholen leidt. Na de oorlog, in 1947, werd zij be noemd tot generaal-assistent en vertrok als zodanig naar het nieuwe generalaat te Rome, vanwaar zij echter in Juni 1950 om gezondheidsredenen naar Tegelen terugkeerde. Haar gezondheid heeft zü echter niet kunnen herkrijgen. Met het oorspronkelijke Nederlandse Korea-detachement zal ook de publici- teits-officier van dit detachement, de eerste luitenant W. W. Dussel, binnen kort repatriëren. Hij zal worden vervangen door de eerste luitenant B. M. Koster uit Val kenburg, /i onze vorige rubriek hebben wij er op gewezen, dat een ongeposeerde foto meestal veel beter is dan een foto, waarbij de haren keurig gekamd werden en het gezicht in de plooi en het dasje recht getrokken werd. Hier uit zoudt U de conclusie kunnen trek ken dat U als kinder-amateurfotograaf als een jager bij het spel der kinderen rond moet sluipen met de camera steeds in de aanslag teneinde elk geschikt tafereel vast te kunnen leggen. Dit zou vanzelfsprekend een zeer malle ge schiedenis worden, die de moeite waard zou zijn om in zijn geheel te fotografe ren met als onderschrift: „Op foto- jacht". Ongetwijfeld zult U op die ma nier heel aardige resultaten kunnen boeken en bijzonder aardige snapshots maken met vaak bijzondere verras singen. Toch heeft deze methode enkele gro te nadelen; in de eerste plaats is het scherpstellen natuurlijk zeer moeilijk en is onze buit alweer op een heel andere plek gaan spelen voor wij kunnen knip pen. Verder is men gauw geneigd maar vlug even een paar momentjes te knip pen, want men verwacht hier geen beslist goede foto's van, terwijl storen de elementen als een halve schaduw op het gezicht, een stuk papier of een ta felpoot juist op een plaats waar die niet moest zijn, op elke foto zullen voorko men. Dit in-het-wilde-weg fotograferen is dan ook geen onverdeeld ideale op lossing. Veel beter kunt U het kind la ten spelen op een plaats die van tevo ren uitgekiend is, zodat de lichtval pre cies is zoals U dat wenst; daarbij kun nen wij dan tevens kleding en spel zelf bepalen. Wij hebben nu in tegen stelling tot de vorige methode de gele genheid om rustig doordacht de opna men te maken, welke dan ook meer bevrediging zullen geven. Per slot zal het kind evenzeer in het spel waar wij het mee lieten beginnen verdiept zijn en zullen houding en gezichtsuitdruk king natuurlijk en ontspannen zijn. Kin deren kunnen zich nu eenmaal beter in een bezigheid inleven dan ouderen die zich ^gak moeilijk kunnen concentreren op iets anders als zij weten dat zij ge fotografeerd worden, omdat zij er graag zo voordelig mogelijk op willen. Regie en décor Wij voeren dus met de kinderen een kleine comedie op waaraan zij zelf met hart en ziel meewerken, mits men hen op de goede manier aanpakt en dingen laat doen die met hun karakter over eenkomen. Laat bijv. een echte wilde bras over een hek oi in een boom klau teren en zet hier geen rustig kind toe aan. Over het algemeen zijn lichte kleertjes het meest aan te bevelen en liefst effen daar de aandacht door be werkte kleren gauw van het kopje, waar het uiteindelijk om gaat, afgetrok ken wordt. Ook de diafragma-opening met hef oog op scherpte of onscherpte van de entourage is belangrijk. Verder neemt de keuze van het filter ook een bijzondere plaats in, vooral bij blonde kinderen, terwijl eventueel met een dutoschijf bijzondere effecten bereikt kunnen worden, waarover volgende week verteld zal worden. Deze week hebben wij een tweetal foto's van inzender S. de H. gekozen ter demonstratie van het bovenstaande. De foto links op 27° Sch. film bij volle zon, 11 1/25 sec. Zoals wij hier zien is er goed rekening gehouden met licht val en standplaats en let vooral op de gelaatsuitdrukking, die absoluut onge poseerd is. De foto rechtsis op 30° Sch. film bij volle zon, 8, 1/100 sec. genomen en duidelijk een foto zonder regie; hier werd snel gereageerd op een aardig moment; dit soort foto's is in derdaad vaak erg leuk, maar toch zijn er vaak factoren die wij graag anders hadden gewild hebben zonder dat dit mogelijk is. Deze foto kan echter zeer geslaagd genoemd worden. Beide opna men werden gemaakt met Rolleicord.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3