bruisend van levenskracht IN PUIN GESLAGEN, MAAR IN GLORIE HERREZEN EEN TOCHTJE NAAR IJ-MUIDEN 5 PIEREWAAIEN IN IJMUIDEN Stormachtige ontwikkeling m mm Feestvieren gewettigd Programma „Een grootsch gezigt altijd nieuw en vol afwisseling ZATERDAG 1 SEPTEMBER 1951 PAGINA 3 Stoer, met een machtig gebaar de havenmond beschermend, liggen de pieren voor Dmuiden in zee uitgestrekt. Het zil verwitte lint, dat van Amsterdam naar de zee rijkt, vertakt zich, waar eens de duinen zich aaneen rijden, in een hoeveel heid van armen, die getuigen van ingehouden en ingetoomde energie. In het Noorden rekken zich de fabrieksschoorstenen ten hemel, bijkans schouder aan schouder, en meer naar het Zuiden rukken in de havens de vissersschepen aan hun trossen op de immer rusteloze deining van het water. Helrood piekt de Vuurtoren omhoog en aan haar voet leVen en werken de duizen den, die hier, dank zij een daad, nu driekwart eeuwen gesteld, arbeid vinden voor hun handen, een huis vóór hun gezin, een Woongebied, waar de mens als mens kan leven en gelukkig zijn. Amsterdam naar de Noordzee der feestelijkheden *r - - MêêÊÊÊÊIÊÉÊÈÊSL.A Merkwaardig visioen uit 1848 Mr. Vissering vertelt IJMUIDEN, de stad aan de zee, Gelukkig zijn? En dat temidden van de kale en woeste vlakten, zo maar her en der verstrooid tussen de woonhuizen, Waar zij nu nog, ruim zes jaar nadat de oorlog een einde vond, getuigen van de Verschrikkingen, die in die jaren van strijd over IJmuiden zijn gekomen? Met niets ontziend geweld is IJmuiden ge slagen, vertrapt, bijkans verwoest. Als kaartenhuizen vielen de woningen ineen, de een na de ander, bukkend voor de overmacht, die de slopershamer dwong zijn vernietigend werk te doen. En toch gelukkig! Want noch de wrede slavernij, die de bloem van IJmuiden opjoeg naar zijn oorlogsindustrie, noch de slopers hand en evenmin de gierende bommen, die de industrie murw beukten, waren in staat om dat jonge IJmuiden voorgoed te vernietigen. IJmuiden bukte zich, om dat het niet anders kon, maar het her rijst weer, stoer en sterk, zoals de zee man zich weer opricht, als de storm over tijn schip gegaan is. IJmuiden heeft het zwaar te ver duren gehad. Och, niet alleen in de laat ste wereldoorlog. Hoe hard kwamen niet de klappen aan in de jaren 19301940, toen een wereldcrisis ook de stad aan de See teisterde. Het leger der werklozen, de „stempelaars", groeide met de dag. Duizenden moesten de werkgrage han den in de schoot leggen en rond de na- Vens liepen zij doelloos rond, starend haar de opgelegde schepen, roestend en verrottend wijl er geen emplooi voor hen 1 September 14 uur: Opening etalagewedstrijd en bezichtiging straatversieringen. 15 uur: Kinderspelen op het H.B.S.- terrein en de P. J. Troelstraweg. 16 uur: Accordeonconcert in de Ken- hemerlaan. 19 uur: Muzikale rondwandeling door de gemeente. 20.30 uur: Openluchtfilmvoorstelling bij het Van Poptaplantsoen met in de Pauze toespraak door burgemeester mr. M. M. Kwint. 3 September 20 uur: Muzikale rondwandeling door de gemeente. 20 uur: Accordeon- en mandoline- eoncert in het Thalia-theater. 20.30 uur: Openluchtbal op schoolplein m de Kerkstraat met muziek via een Amsterdams draaiorgel. 4 September 17 uur: Wielerwedstrijd „Ronde van IJmuiden" langs de Kanaalstraat en Steigerweg 20 uur: Concert door diverse zangver enigingen in het Rex-theater. 20 uur: Concert door harmonievereni gingen in de Kennemerlaan. 5 September 14 uur: Schoolfeesten in het sportpark «Schoonenberg", waarna kindercantate. 18 uur: Voetbalwedstrijd tussen een Vertegenwoordigend Amsterdams en IJmuidens elftal in het sportpark Schoonenberg". Aftrap door burge meester d'Ailly van Amsterdam. Tijdens be pauze muzikale show door de Am sterdamse Politiekapel o.l.v. kapitein mnkse. Na afloop van de wedstrijd mu zikale rondwandeling door de politie kapel naar het stationsplein in IJmui- ben-West. waar tot besluit een taptoe V'ordt gegeven. 6 September 15 uur: Roeiwedstrijden en waterspe- kn door vletterlieden in het kanaal. 19.30 uur: Fakkeloptocht door jeugd verenigingen van het Tiberiusplein af haar het Sluiseiland, met muziek. Als sluitstuk hiervan vreugdevuur. 20.30 uur: Harmoniemuziek van een Zolderschuit af in het kanaal. Illumina te van schepen en gebouwen. 7 September 17 uur: Kinderspelen op het Stations- Plein in IJmuiden-West. *20 uur: Oecumenische avond in de yed. Herv Kerk aan de Kanaalstraat met medewerking van de altzangeres Annie Woud. 20 uur: Concert door harmonievereni- J'hgen in de Kennemerlaan. Illuminatie ah schepen en gebouwen. 8 September 15 uur: Optocht van jeugdverenigin ïeh met symbolische voorstellingen van et Noordzeekanaal en IJmuiden, ais- hede reclame-optocht van bedrijven en «roepen van bedrijven, van het Tiberius- S Cln af naar het Sluisplein. Muziek °°r diverse harmonieverenigingen. 18,30 uur: Vaandeldefilé door ver- higingen van het Kennemerplein af S?q 'let sportpark „Schoonenberg". 19.30 uur: Openlucht-variété in het "ortpark „Schoonenberg". 22.30 uur: Groot vuurwerk op het 'orste Sluiseiland (Oostzijdel was. De visserij scheen ten dode opge schreven en met de visserij zou ook IJmuiden verdwijnen. Ook toen heeft IJmuiden zware jaren gekend, jaren van armoede en ellende, waarin de vrou wen niet meer wisten hoe de eindjes aan elkaar te knopen en de mannen met lede ogen moesten aanzien hoe het le vensgeluk door bittere kommer werd verdrongen. Maar na de neergang kwam toch weer het herstel en vol energie ging IJmuiden weer aan de slag. Een betere tijd scheen aangebroken, toen de oorlog opnieuw alle hoopvolle verwachtingen teniet deed. Toen is de stad aan de zee door 'n nacht van gruwelen gegaan. De indus trie werd lamgelegd door het oorlogs geweld, De voedselvoorziening kwam in gevaar. Maar het ergste was, dat op nieuw vele handen geen werk meer vonden en dat betekende doorgaans de portatie naar vijandig gebied om er mee te gaan werken aan de vernietiging van eigen haard en hof. Het einde van IJ muiden leek in zicht toen zijn bewoners in Januari 1943 gedwongen werden te evaeuëren en toen anderhalf jaar later de grote afbraak begon, waardoor in IJmuiden ongeveer de helft van de woonruimte verloren ging, was het wachten nog slechts op de doodsklok, die het definitieve einde bekend zou maken. En weer heeft IJmuiden zich opge richt, ditmaal met zoveel energie en levenskracht, dat het allerwege be wondering afdwingt. Temidden van de trieste puinmassa's werd de basis ge legd voor een herstel, weliswaar nog lang niet voltooid, maar rekening hou dend met een fantastische ontwikke ling, geheel passend in de snelle tijd, waarin wij leven. Of getuigt het soms niet van levenskracht als de gemeente Velsen, waarvan IJmuiden zo'n De- langrijk deel uitmaakt, jaar op jaar toeneemt in bevolkingstal? In 1814 telde heel Velsen slechts 1479 zielen. In 1851, dus nu een eeuw geleden, waren het er 2.160 en het zou tot het jaar 1900 duren, voordat de 10.000 werd overschreden. En nu, weer een halve eeuw later, is er een aanwas te constateren van 1.000 en meer zielen per jaar en het zal nog dit jaar, of anders zeker in 1952 gebeuren, dat de 50.000ste inwoner wordt geboekt. Al deze mensen komen niet zo maar naar IJmuiden. Er moet werk zijn voor de kostwinners, er moet emplooi zijn voor de werkers en die werkgelegenheid neemt met de dag toe. De na-oorlogse tijd staat in het teken van de industria lisatie en daarin neemt IJmuiden een be langrijke plaats in. De stikstoffabriek draait weer op volle toeren en is het oorlogsleed te boven. De walserij voor zware platen, in de oorlog weggesleept naar Duitsland, keerde in 1946 terug en met de stichting van de „Breedband", een nieuwe loot aan de stam, die Hoog ovens heet, wordt een nieuw tijdperk in geluid, waardoor duizenden naar de IJ- mond worden getrokken, omdat er werkgelegenheid wordt geschapen van primair belang voor de gezinnen in wier onderhoud de arbeiders moeten voor zien, van even groot belang voor het ge hele land, dat na de oorlog genoodzaakt was een nieuwe koers te varen. IJmuiden herrijst uit het puin. Oh ja, de visserij maakt al weer een moeilijke tijd door. Tal van problemen schreeuwen hier om een oplossing en de buitenlandse concurrentie wordt in al zijn hevigheid gevoeld. Maar dat wil nog niet zeggen, dat de IJmuidenaar bij de pakken gaat neerzitten. Integendeel. Al zijn kennis en vakmanschap, zijn verknochtheid aar de zee en zijn nimmer aflatende vitaliteit zet hij in om het terrein, dat verloren ging, te herwinnen of te vervangen door ander Hier leeft nog iets van de stoere Hollanders, die in vroeger eeuwen de wereldzeeën bevoeren, die moeite en in spanning niet schuwden, maar die er op uittrokken om waar ook ter wereld hun geluk te beproeven. Storm, kou en ont bering kunnen de visser er met van weerhouden telkens weer zee te kiezen en als straks de visserij naar verder af gelegen gebieden zal worden verplaatst, als de schepen inplaats van weken mis schien maanden uit zullen blijven, dan nog zal hij gaan, omdat het werken en sjouwen, het beteugelen der natuur-ele- menten hem in het bloed zitten. Maar als de werker in IJmuiden er dag-aan dag op uit trekt om voor vrouw en kinderen het dagelijks brood in „het zweet zijns aanschijns" te gaan verdie nen, dan heeft hij er ook recht op, dat zijn plaats, zijn IJmuiden, waard is om er voor te ploeteren. Dan moet IJmui den ook een plek zijn, waar het goed is te wonen en dan moet er ook begrip zijn bij allen, die verantwoordelijk zijn voor de opbouw van de stad aan de zee. Dan mag IJmuiden geen blokkendoos van kazerne-woningen meer worden, dan mag de visserij niet ten achter gesteld worden t»j andere objecten en dan mag de industrie, dat machtige apparaat, niet een zuigende machine zijn, die de men sen opslokt, zodat zij ophouden mens te zijn. Ook daarvoor zal de IJmuidenaar vechten, voor een menswaardig bestaan, voor een goed gezinsleven, waaruit hij weer de energie zal kunnen putten om door te zetten. „Op heden, den 1 Novem ber van den Jare MDCCCLXXVI is door Zijne Majesteit Willem III, Koning der Nederlanden, Groot-Hertog van Luxem burg, enz., enz., de Haven van IJmuiden opengesteld en daardoor de gedachte verwezenlijkt, in MDCCCXVI uitgespro ken door zijn Doorluchtigen Voorzaat Koning Willem I, die Amsterdam's Han del en Scheepvaart de kortste weg naar zee wees door Holland-op-zijn-smalst", staat er op de oorkonde, die in 1876 doof Koning Willem III bij de opening van de eerste sluis werd ondertekend. Toen ging het om de belangen van Amster dam en niemand dacht er aan, dat deze daad ook op andere wijze verstrekkende gevolgen zou hebben. Nu leven wij „in den Jare MCMLI" en vieren een feit, dat 75 jaar geleden plaats greep. Maar b\j alle feestvreugde is er toch de wens, dat wat hier in IJmuiden ge presteerd werd en nog gepresteerd wordt, de steun mag vinden van alle autoriteiten, die daarbü betrokken zijn. Nu gaat het om de belangen van IJmui den, in zijn korte bestaan meermalen ge slagen, maar vastberaden voortgaand met nimmer aflatende energie en stoere werkkracht, als gold het devies „Ik wor stel en kom boven" niet voor de Zeeu wen, maar voor IJmuiden, de stad aan de zee, schoner dan ooit herrijzend uit puin en ruïnes. Bovenstaande foto toont het desolate IJmuiden van kort na de oorlog; het nevenstaande beeld weerspiegelt zijn glorievolle herrijzenis. In het jaar 1848, dus 28 jaar voor dat het Noordzeekanaal geopend werd en toen er nog niets van een kanaal was, alleen maar wat plan nen en suggesties, die geen genade konden vinden, schreef mr. S. Vis sering, de latere hoogleraar en mi nister van Financiën, in het tijd schrift De Gids, een artikel, dat van verstrekkende betekenis was en dat getuigde van een vooruitziende blik. De voornaamste passages uit dit artikel, dat in de verhaaltrant is geschreven en waarin mr. Visse ring met een logé uit Thüringen een uitstapje gaat maken naar IJmui den (dat toen in werkelijkheid he lemaal nog niet bestond), laten wij hier volgen. Wij merken hierbij op, dat het toekomstbeeld van de stad aan de zee niet in alle details klopt, maar in grote lijnen blijkt het won derwel overeen te komen met de ontwikkeling, die de afgelopen, hon derd jaar gebracht hebben. Wij moesten de gloeijende, benaauwde stad voor heden maar ontvlugten", zeide ik tegen mijn Thiiringschen vriend, die voor een paar dagen bij mij was komen logeeren om „het groote Amsterdam" te zien, en met wien ik den halven morgen had rondgedoold door de zalenvan het Stadhuis en zelfs den hogen koepeltoren had beklommen. „Hebt ge nog iets op de Beurs te doen of te zien? Niet. Zoo laat ons een droschke nemen, naar den Hollandschen Spoor weg rijden, naar Y-muiden stoomen, daar dineeren en den schoonen avond aan den oever der zee doorbrengen. Wij kunnen met de boot langs het kanaal te rugkeren." Aldus geschiedde. Zij reden naar het station, kochten er hun „plaatsbriefjes" er stöomden naar IJmuiden. En dan schrijft mr. S. Vissering verder: Wij waren nu aan het kanaal gekomen, dat, gelijk ge weet, van het punt af, waar. de straatweg naar Beverwijk de ijzer- baan kruist, tot Y-muiden toe, vlak naast den spoorweg loopt. Het gezigt, dat zich hier aanbiedt, is altijd nieuw, altijd grootsch, altijd rijk en vol afwisseling, hoe menigmalen men ook dezen togt gedaan hebbe; stel u voor hoe opgeto gen mijn gast was. die alles voor het eerst zag. Regts van ons, bijna onder ons, stroomde het breede kanaal, vol leven en beweging. Hier dreef eene kog, in ballast naar de Oostzee bestemd, voor de eb af. Iets verder kwam een zware Oostindiëvaarder opzeilen, die eene rijke uitvracht naar Java inhad. van meerendeels Duitse, gedeeltelijk ook inlandse manufacturen. Zonder moeite schoot eene stoomboot het zee kasteel voorbij, die tegen wind en stroom op een Surinamevaarder en twee schoeners, waarschijnlijk uit de Middel landse Zee, stadwaarts boegseerde. Nog sneller schoot de slanke spitsge- bouwde kanaalboot voort, in sierlijke en vlugge wendingen alle aanraking vermijdende, welke telken twee uren tussen Amsterdam en Y-muiden beurt vaart overigens was de breede water vlakte bezaaid met lichters, kagen, tjal ken. pinken, sompen. vletten, jollen en slopen: de een bragt levensmiddelen naar de stad, de ander provisie naar de schepen; hier en daar zag men een sier lijk jagtje laveeren, of eenige liefheb bers van roeijen, die met lange slagen op maatgeluid hun ligt vaartuigje voortdreven. Aan de overzijde van het kanaal kronkelde langs de voet der af gegraven duinen de straatweg, nauwe lijks minder bevolkt dan de waterweg zelf. Hortende boerenwagens, zware vrachtkarren met goederen voor de Wijk of Alkmaar bestemd, schulprijders; daartussen menig elegant zomerwagen- tje, of een groote familiebak met een lustig gezelschap, te huis behoorende op een der vele buitens van de buurt: ezelwagens met kinderen; enkele rui ters; voorts talrijke voetgangers, waar van sommigen met den haastigen stap, die een doel van hunnen gang aantoon de, anderen met den tragen, onachtza- men tred. die den wandelaar kenmerkt. En dit tooneel werd regts en links als in den schouwburg door de schermen begrensd door het opklimmende duin, tegen welks helling menige sierlijke lusthof leunde; hier en daar een enkele, die reeds van vroegere tijden dagtee- kent; maar de meesten blijkbaar eerst voor weinig jaaren aangelegd, en wel lief en frisch en vroolijk; maar toch nog wat heel zonnig. „Y-muiden, Heeren," riep de conduc teur, en de deuren van onze char-a- bancs vlogen open. en wij stapten af aan het ruime, deftige stationsgebouw, welks eenige fout is. dat het er wat heel Grieksch uitziet voor een bouwstuk, dat aan het strand van de Noordzee in het Ultima Thule (het uiterste Noorden) stormen en winterbuijen moet trotseren. Het getijd was niet gunstig voor ons plan, om nog vóór den maaltijd een Men zou zich kunnen af vragen of het in deze sombere en beklemmen de tijden wel gewenst en mis schien zelfs of het wel verant woord is om het 75-jarig be staan van het Noordzeekanaal feestelijk te herdenken. Dit is niet de visie van een enkeling, maar de eerlijkheid gebiedt ons toe te geven, dat de viering van dit toch zo belangrijke feit niet bij de burgerij als geheel leeft en daar eigenlijk ook niet door gedragen wordt. Wat mijzelve betreft, ook ik houd liever het oog gericht op hetgeen gebeuren moet, inplaats van te herden ken wat gebeurd i s; ook ik blik liever in de toekomst dan bij het verleden te verwijlen. Maar in de allereerste plaats kan de boog niet altijd gespan nen zijn. Terwijl daarnaast de totstandkoming van het Noord zeekanaal een feit is geweest waarvan het belang ver uit grijpt boven de locale of provinciale sfeer. Ongetwijfeld is het bouwen van het Noordzeekanaal een daad geweest van indrukwekkende grootte. Am sterdam kreeg een voordeur aan de zee en voor Velsen werden onge kende mogelijkheden geopend. Inderdaad, feiten die herdenken feestvieren - wettigen. Onze gedachten bij het jubileum van het Noordzeekanaal bepalende, moge ik herhalen, hetgeen door mij werd gezegd bij de eerste vergade ring van de gemeenteraad van dit jaar, n.l. dat in het jaar 1876 de kleine landelijke gemeente Velsen verscholen lag in een streek, rijk aan nooit volprezen natuurschoon van bos, van duin en van zee als een schone Slaapster in het bos. Nu driekwart eeuw geleden maakte een Koninklijke Prins een einde aan dat gedroom; wijlen Zijne Majes teit Koning Willem III opende op 1 November 1876 het Noordzeekanaal, hetwelk niet alleen aan het benauwde Amsterdam een nieuwe toegang tot de zee verschafte, maar dat tevens de mogelijkheid bood tot de stich ting van een industrie- en havenstad, niet alleen van nationale, maar ook van internationale betekenis. Zij, die ons voorgingen, hebben hun kansen gegrepen, laat dit voor de huidige generatie een spoorslag mo gen zijn om met moed, met vastberadenheid en met vooruitziende blik ook in dit jubileumjaar te bouwen aan Velsen, aan IJmuiden, de Nieu we Stad aan de Zee. Bij het 50-jarig jubileum in 1927 gewaagde in een inleidend artikel in een der plaatselijke bladen mijn tweede ambtsvoorganger van zijne verwachting, dat IJmuiden eens een wereldstad zoude wor den. Ik laat in het midden of ik deze verwachting deel, ik laat in het midden of dit wenselijk en begeerlijk zoude zijn; mij staat een ander doel voor ogen, een doel door mij geformuleerd toen ik als woordvoerder van de gemeenteraad en als tolk van Velsens burgerij Hare Majesteit de Koningin en Haar Gemaal mocht toespreken. Moge ik, ten besluite van deze korte inleiding, deze passages hier herhalen: „Dat gedeelte van Nederland, waar onze burgerij werkt en woont, staat bekend als Holland op zijn sm alst; in de geografische, in de letter lijke zin van het woord is dit volkomen juist; maar ik vertrouw, dat Uwe Majesteit de verzekering zal willen aanvaarden, dat Velsens bur gerij, arbeidende hier waar Holland is op zijn smalst, met grote energie en nimmer verflauwende arbéidzaamheid er naar streeft een waardige, zo mogelijk een eervolle plaats te bekleden in een ander Holland; in een Holland, eens geknecht, maar thans van zijn kluisters bevrijd; in een Holland, eens gemarteld en geslagen, maar thans van zijn wonden genezend; in een Holland, zwaar, zeer zwaar gehavend, maar.... her rijzend en opstrevend, in een Nederland, in een Holland op zijn breedst." Laat ons in deze geest feestelijk herdenken de grote dingen, die hier driekwart eeuw geleden werden tot stand gebracht. De Burgemeester van Velsen, Aan de oever van de zee te IJmuiden zeebad te nemen. Wij begaven ons dus regtstreeks naar de eetzaal van het Badhuis. Wij aten smakelijk, gelijk gij begrijpen kunt; ofschoon wel wat haas tig naar mijnen zin. Mijn vriend had geen geduld: daar was iets in zijn bin nenste. dat hem naar het strand dreef. Aar. den frisschen zeevis wijdde hij. als Duitscher, eene verdiende aandacht; evenwel, hij kwam er gul voor uit, dat hij ze wel wat vast vond. Maar toen het eerste geregt was afgedragen, was hij naauwelijks meer te houden. Van het dessert at hij niets, maar stopte zoo veel temeer pruimen en peren in den zak. „En nu gaat ge mee", riep hij. op springende, ,.of ik ga alleen", en arm ir, arm drentelden wij langs de breede kaaijen en over de ontzachgelijke slui zen. die geheel eene zee keeren, en op het forsche havenhoofd heen en weder. „En heeft de uitkomst aan de ver wachtingen beantwoord?" „Meer dan dat: Amsterdams handel bloeit schooner dan ooit en Hamburg en Antwerpen moeten het met spijt aanzien, dat èn naar het Noorden èn naar het Zuiden van Europa's vaste land, de groote handelsweg over deze plek loopt. Verleden jaar zijn hier ruim 6500 schepen binnengekomen, en T" T artstochtelijk visser is mijn #-ƒ buurman. Tot laat in de avond -*• zoekt hij lange, vette pieren in z'n kweektuin en voor dag en dauw trekt hij er met hengel en an dere vissersattributen op uit om zijn voor hem tot een hartstocht geworden sport te beoefenen. Maandenlang heej hij met een gezicht als een oorwurm die geen dahlia kan vinden rondge lopen, maar sinds kort is hij geen dooie pier meer. Hij vist nu op de pieren te IJmuiden met wurmen van drie cent per st.uk, speciaal geïmpor teerd uit Den Helder, en hij heeft het huishoudgeld van zijn vrouw kunnen verlagen vanwege de vis die hij zo maar met kilo's en belastingvrij uit de zee zegt te hengelen. Omdat ik hem er van verdacht een goede klant te jtj'n van een vishandelaar, nodigde hij me uit mee te gaan naar het paradijs aan de Noordzee, één kilometer van het strand ontdekt. Ingepakt in een veel te grote oliejas. gedekt door een zuidwester en gestoken in enorme waterdichte laarzen, nam ik op een betonblok naast hem plaats. Ik voel de me als in een overvolle kerk, waar de Eerbied in Gods Huis meer men sen in een bank perst dan voor de uit de achterzak van mijn pantalon op te diepen portemonnaie verant woord geacht mag worden. We zalen mannetje naast mannetje en mjjn buurman zoals gezegd hartstochtelijk visser met economische inzichten fluisterde m,e in het oor, dat wij in gezelschap waren van di recteuren van machtige industrieën, diplomaten -incognito en inter nationale vertegenwoordigers. Tijdens dat fluisteren had hij zijn duur vis- instrument met veel haakjes, waar aan voor achttien cent Helderse wor men spartelden, in de deinende gol ven geworpen. „Doe 'jij voorlopig maar niets", ried hij aan. „maar let op m'n techniek, hoewel beet hebben en ophalen meer een kwestie van aan voelen is, laten we maar gerust zeg gen: 'n gave." Eerlijk waar, lezer, na een half uur vissen hadden we al twee palinkjes, 'n horsmakreel en drie krabben in de pot. En 'n uur later werd ik naar een der koelhuizen gestuurd om of ferte te vragen voor het invriezen van zesmaal twee porties voor een gezin van tien personen. „De vorige week zijn er ponden be dorven en dat is even erg als een vers kadetje aan de ratten voeren". leetde m'n buurman op een wijze, die een aangeboren drift voor het maken van vergelijkingen demonstreerde. Daar we in 'n sociaal-economische eeuw leven, waren niet meer woorden nodig om mij te overtuigen van de belangrijkheid mijner missie Ik ont deed me van zuidwester, oliejas en waterlaarzen en ging als heer terug naar de domeinen der badgasten. A angekomen bij de ijsfabriek werd mij alle moed ontnomen om mijn opdracht te vervullen, om dat er juist een aantal kolossale vis sen ter bevriezing bezorgd werd. Wal vissen heb ik alleen maar op de film gezien, met tonijnen heb ik dan deze week in IJmuiden kennis gemaakt. Voor zover U het niet weten mocht, diene, dat een tonijn behoort tot de familie der makrelen en graag in de Middellandse Zee verkeert. Deze zee vissen kunnen baarlijke slungels zijn van wel 4 meter lang. Hebben ze die bij de Noordpr- of bij de Zuiderpier gevangen?" infor meerde ik bij een warmbloedig invrie zen „Ze zijn hier gebracht door een spoorwegman," antwoordde de ge dienstige met een gezicht beneden nul; „die heeft ze verschalkt in de sloot langs zijn landje achter de spoorbaan." De man dacht mij zeker te nemen in de veronderstelling met een groene haring te doen te hebben. „Ga maar eens in de vishallen kijken," riep hij, „daar kunnen landmuisjes nog wal leren." TTat een kliederboel was het 1/1/ daar in de honderd volwassen tonijnen lange hallen. Ik had zomerschoenen met luchtgaatjes aan, zodat ik al spoedig het pekelwater aan m'n tenen voelde kietelenOp aanra den van de rijkspolitie maakte ik mijn pantalon bijna de helft korter en juist begon ik mij één te voelen met de handelaren, toen ik een glibber- schuiver maakte, die de stomerij een aardig werkje bezorgd heeft. Van de visafslag snapt geen leek wat. Ze ko pen zo maar wat kisten, die met de hand worden aangewezen, vergezeld van binnensmonds gepruttel. Ze ko pen kubieke meters water met wal vis er bü en na afloop van het feest verdwijnen heel wat kisten naar de fileerderij, waar de gekste dingen met de haringen en makrelen gebeu ren. De techniek heeft toch wel veel romantiek doen verdwijnen, 'n Mens kan zich ternauwernood meer in 'n graatje verslikken. En heeft U wel eens opgemerkt, dat wij stervelingen bij voorkeur gaan lachen als we ons verslikken? De techniek ontrooft ons dus ook die vreugde. Al dat water binnen en buiten maakte me dorstig en dus ging ik een pierenverschrikkertje ko pen in café „Willem Barensz". Daar zat 'n ouwe IJmuidenaar, die Koning Willem III bij de sluizen ge zien had en verder meende, dat er met de hedendaagse wereld geen land te bezeilen is. „Geef mij de tijd maar terug, dat de walvissen hier nog 'n kijkje kwamen nemen", zei de oude in gezelschap van een zeer oude. „Als ik nu eens verdwaalde, zouden die industriëlen en diplomaten op de pieren dan met hun moderne nylon draden een kansje maken om „Vast en zeker," antwoordde de man, die Willem III bij de sluizen gezien had. „Tonijnen haal ik vandaag of mor gen wel aan de haak", blufte mijn buurman, toen we naar huis brom den, „maar dat verhaal van die wal vis zou ik niet geloven, als een kran tenman het me niet verteld had SPAARNEBABBELAAR dit jaar zal het getal welligt 7000 be dragen." „En wat zal de Maatschappij met die gronden (Haarlemmermeer en IJ-pol- der) doen?" „Zij heeft plan ze allengs te ver- koopen." „En wat zal ze dan met het kapi taal doen, dat er van komt?" „Ja, dat kan ik u niet zeggen. wie v/eet het? Misschien wel de Zuiderzee droogmaken! Daar denkt men althans ernstig oVer." „Wij zullen ons nu een uurtje laten rooijen. Dan kunt ge uw proeftocht op de Oceaan doen „Ja. ,de zee is effen als een spiegel." Een 'oude varensgast had ons spoedig in zijn jol opgenomen en met een lek keren sigaar in de<i mond lieten wij ons langs het strand voortdrijven; het was nu dood tij: met een goed half uur moest de vloed opkomen. De zon dook naar de kimmen en schoot stroomen vuurs. schitterende en tintelende over de watervlakte. „Naar wal. mijne Heeren!? Straks zal de ben gel van de laatste boot luijden," sprak plotseling onze bootsman, met een zon derlinge mengeling van gezag en be leefdheid. En zo gingen wij naar wal, en eenige minuten later was ik met mijnen Duitscher op de „Zephir" en stoomden wij het Kanaal langs naar de Hoofdstad, en wij stonden naast elkan der op het dek en leunden over de ver schansing en staarden in het wiegelen de, woelende, kronkelende, draaijende. schuimende, bruischende water, dat achter den raderslag kookte, en spraken over Nederlands verleden en toekomst en schepten ons allerlei fantazijen, en „Hola, eeuwige droomer!" klonk mij plotseling een forsche stem in het oor. „Ge hebt nu al een half uur daar al leen liggen mijmeren, met uw hoofd buiten boord. Praat nu ook eens wat met de mensen!" Ter opheldering van dezen uitroep diene, dat ik mij den 20sten Augustus 1948 bevond op de Zaandammer boot, de „Mercurius". dat ik 's morgens van Alkmaar was vertrokken, waar ik za ken had gedaan; dat ik mij op den binnenboot den tijd had gekort met le zen en op de „Mercurius" een paar kennissen had ontmoet, en dat een van deze mij aldus toesprak.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3