Centraal Comité van Beroepskeuze bestaat 25 jaar Als de vrouw werkt buiten haar gezin, gaat dat de overheid aan? Jjanflavin Soldateske krabbels Adviesbureaux sullen zonder subsidie moeten sluiten De kern van de zaak Té Den Haag wacht op precisering Wat gebeurt er met de „Olies"? 14 November a.s. feestviering NeCll, segt Centrum voor Staatkundige Vorming Beduchtheid voor kettingreactie "c'SfMiereld gaai PUROL GENEEST II' w\ VanJulicma tot Juliana V I SPAREN en BELECCEN I 4 ZATERDAG 10 NOVEMBER 1951 PAGINA 5 Vier lt.-generaals benoemd /m in \\v VERKOUDHEID GRIEP KEELONTSTEKING Uitbreiding handel met Oostenrijk Britse liberalisatie van 90 naar 65 pet. Mars* en tfutsomólagen hebben waarde! Woningbouwleningen in het brandpunt Retour a la nature (Nogmaals Rousseau) i Deze week: j (Van onze Haagse redactie) Oandaag, 10 November, is het 25 jaar geleden, dat te 's-Gravenhage een samen werking tot stand kwam tussen de Algemene en Gemeentelijke, de Pro testants-Christelijke en de Rooms-Katholieke organisaties op het gebied van de beroepskeuzevoorlichting. Er werd toen n.l. opgericht het Centraal Comité van Samenwerking, dat tevens zou fungeren als adviesorgaan van de regering in alle zaken, die de beroepskeuze betroffen. Ondanks de geringe finan ciële teun van de overheid is het Centraal Comité tot de oorlog in staat geweest veel en goed werk te verrichten. Vooral van belang waren zijn werkzaamheden op het gebied van de beroepsdocumentatie. Elk bureau, dat bij een vam de lan delijke organisaties was aangesloten, ontving regelmatig van het Centraal Comité de voornaamste gegevens omtrent beroepen en opleidingen en wat daarmede verband hield. De Duitse bezetting heeft uiteraard aan dit alles een einde ge maakt en het duurde tot Maart 194S voor de werkzaamheden hervat konden worden. Er werd een nieuw bestuur gekozen en men ging verder over tot een nieuwe omschrijving van de doelstelling: Door onderlinge samenwerking zal bevorderd worden een juiste en doeltreffende Voorlichting bij school-, studie- en beroepskeuze. stanties gebeurde, heeft zij er nog steeds niet toe kunnen overgaan subsidie te verlenen. Het Rijk ver leent beroepskeuzevoorlichting gra tis. Hiertegen zijn bij de particuliere bureaux bezwaren gerezen. Zij moe ten immers ter dekking van hun kosten een bedrag in rekening bren gen. Hierbij komt nog, dat beroeps keuzevoorlichting als een onderdeel van de opvoeding gezien moet wor den, zodat het verband met de le vensbeschouwing gehandhaafd dient te blijven. Voor een gelijkberechti ging voelt de overheid wel, maar geld om dit te realiseren is er vol gens haar niet. Subsidie komt er dus niet de door de minister van So ciale Zaken voorgestelde bijdrage van f 3,per volledig beroepskeuze- onderzoek achtten de particuliere bureaux te weinig en van een ge lijkstelling kan dus nog steeds niet gesproken worden. Wat kan de Re gering in dit geval anders doen, dan een commissie benoemen? Zij werd op 22 October door de Staatssecre taris van Sociale Zaken geïnstalleerd. Zij zal zich op het hele probleem be zinnen en daarna de Regering advies uitbrengen. En daarmee is de hele kwestie van de subsidie een paar jaar verschoven; men schat de duur van het werk der commissie n.l. op twee jaar. Intussen is thans reeds de nood van vele particuliere bureaux zo hoog geste gen. dat, wanneer er niet snel geholpen wordt, verschillende bureaux zullen moeten sluiten. Onlangs heeft men daarom een schrijven aan de minister gericht, waarin aangedrongen wordt op een voorlopige subsidieregeling. Des kundigen achten het noodzakelijk, dat, willen de particuliere bureaux hun werk met goed gevolg voortzetten, de definitieve subsidie minstens f 10. per geval zou moeten bedragen. De te gemoetkoming van de Overheid, n-L om vanaf 1 Januari 1950 voor een door een Rijksbureau gegeven advies een tarief te heffen, verandert in wezen niets aan de noodzaak van subsidie aan particuliere bureaux. Intussen zal er-om dit alles niet min- dér reden zijn voor een feestelijke her- denking. Op 14 November a s. zal zij plaats vinden in de aula van het Haag se Gemeentemuseum. Prof. Dr. A. Chorus zal er des avonds o.a. een rede uitspreken over de maatschappelijke betekenis van de beroepskeuzevoor lichting. Wanneer men thans als volwassene voor zichzelf, of als ouder voor zijn kinderen een berqepskeuzebureau bin nenstapt in 1950 zijn er ruim 40.000 adviezen gegeven zal men zich waar schijnlijk niet realiseren, dat het vooral de R.K. Patronaten geweest zijn, die de grote stoot gegeven hebben, in de jaren 1910 tot 1920, tot het oprichten van be- roepskeuzebureaux. In de afgelopen 25 jaren heeft het werk een grote vooruitgang doorge maakt. Behalve de Rijksarbeidsbureaux, die zich met beroepskeuze bezighouden, zijn er ongeveer 70 particuliere bureaux. Verder zijn er dan nog een 12-tal ge meentelijke diensten, die voorlichting geven en een aantal laboratoria. De Ko ninklijke Landmacht heeft een dienst, die adviezen geeft aan gedemobiliseer- den. Van de 40.000 adviezen, die er in 1950 gegeven zijn, werden er ruim 23.000 uitgebracht door particuliere bu reaux. Hoewel de Regering er van over tuigd is, dat het werk van de parti culiere bureaux van groot nut is en zij tevens erkent, dat er veel goeds op dit terrein door de particuliere in- (Vervolg van pag. 1) Het blijft de onsterfelijke verdienste van mannen als Willem Pastoors en kap. Ariëns, dat zij bij groepjes van arbei ders weer het ideaal hebben kunnen wekken, dat het zó niet hoefde, dat het zó niet in de bedoeling van Góds Schep ping lag, noch liggen kon, dat zij zich zelf weer moesten gaan ontdekken en dat zij de aangewezenen waren, om heel het gedachtenleven niet alleen van de arbeidersstand, maar ook van alle andere maatschappelijke groeperingen om te schakelen. Vandaar dat Ariëns in Enschede begon met zijn kernvorming, vandaar dat Schaepman, deze grote doel- streving klaar en duidelijk ziende, op 1 October 1893 in Zwolle met hand en tand verdedigde: „het persoonlijk lid maatschap van een plaatselijke, zelfstan dige katholieke arbeidersvereniging". Vandaar dat Schaepman niet verder wenste te gaan dan de oprichting van een Federatieve Bond van Werklieden verenigingen. Hij schuwde niet noodza kelijke centralisatie als de pest. Dit toch zou betekenen een verambtelijking van het arbeidersmstituut, hetwelk tot eer ste taak kreeg persoonlijkheidsvormend op de arbeiders.in te werken. Thans hebben wij vast te stellen, dat inderdaad het maatschappelijk beeld grondig is veranderd. On derverdeeld in regelende, beschermen de en verzorgende wetten tellen we niet minder dan 55 sociale wetten, die op welhaast elk gebied de arbeider ten dienste staan. We zien een wet op de P.B.O. waardoor de sociale kwestie, voor zover deze betrekking heeft op het ar beidersvraagstuk, uit de strijdphase in die van de samenwerking is gebracht en wij hebben, de neiging te zeggen: daar is wat groots gegroeid. Maar even als de slechte toestanden van voor heen een gevolg waren van een onjuis te denkwijze, zo dienen wij thans de huidige verbeteringen te zien als ge volgen van een anders ingesteld zede lijk en maatschappelijk denken. En dat we in dit opzicht nog lang niet op het punt zijn gekomen waar we zijn moe ten, blijkt uit het feit, enerzijds dat in werkgeverskringen vaak nog met zoveel reserves wordt gestaan tegenover socia le maatregelen, tegenover de Publiek rechtelijke Bedrijfsorganisatie. Nu be doelen we déze zin 'ns 'n keer niet als een waarschuwing tegen wat nogal eens °e reactie wordt genoemd. Veeleer zou den wij deze uiting willen aanhalen met naaraan de vraag verbonden: „Komt het hiet omdat men vreest dat de mentale °mbouw in de arbeiders nog niet is voltooid?" O zeker, er zijn ook onder de Werkgevers nog heel wat personen in wie evenmin de gedachtenwereld al voldoende is omgegroeid. Maar de arbei ders hebben, omdat zij steeds meer de Verantwoordelijkheid voor het sociale en economische gebeuren in ons land mee gaan dragen, op de allereerste Plaats de plicht te zorgen dat hun ge dachtenwereld. hun gevoelsleven, hun karakter geheel is afgestemd op die herordening van het maatschappelijk leven, volgens de wetten van het Evangelie. Wat er nu ook in de constructie van de Arbeidersbeweging moge zijn veran derd, diocesaan werden zij van fede ratieve bond tot werkliedenbon d, natio naal groeide er, via Federatie en Vak bureau en via het Werkliedenverbond de ene nationale K.A.B. wezenlijk on- Veranderd is gebleven die eerste taak en opdracht: de 'maatschappij te helpen Vullen met gezond, met natuurlijk, met Christelijk denkende mannen en vrou wen. Wij hebben ons af te vragen, in hoe- Verre onze plaatselijke volksbonden en Werkliedenverenigingen, thans afdelin gen van de K.A.B. genaamd, aan deze opdracht voldoen. Zonder enige twijfel hebben die plaatselijke afdelingen er Veel toe bijgedragen, dat het gedachten- loven in Nederland anders, meer Chris telijk: werd. Als wij dit verstaan wijlen, dan hebben we de kern van de zaak te Pakken. En dan verstaan we de oproep, Waarmede wij deze serie beschouwingen Willen besluiten: Groei K.A.B. in de hoofden en in de harten van Uw hon derdduizenden leden, hun vrouwen, hun fconen en dochters. Weet en beseft, dat Jvij het onmeetbaar voorrecht hebben te leven in de overgangsphase tussen ^wee gedachten werelden; de ene die het Christendom opgesloten hield in kerk on catechismuskamer, de andere die het Christendom wil doen zijn niet alleen het middel tot persoonlijke heiliging, maar de norm tevens van ons maat schappelijk handelen. De chef van de generale staf, lt. gen. B. R. P. F. Hasselman, aan wie bij zijn aanstelling in deze functie de tijdelijke rang van luitenant-generaal werd toe gekend, is thans bij K. B. van 24 Octo ber 1951 bevorderd tot laatstgenoemde rang. Evenzo is met ingang van 1 Novem ber tot lt.-generaal bevorderd de Ne derlandse territoriale bevelhebber, ge neraal D. C. Buurman van Vreeden, die reeds de titulaire rang van luitenant- generaal bekleedde. Vervolgens zijn met ingang van 1 No vember 1951 bevorderd tot luitenant- generaal de generaals-majoor A. T. C. Ópsomer, commandant van de strijd krachten te velde en ir. D. H. G. Bret- houwer, directeur materieel van de Koninklijke Landmacht. Advertentie ruwe huid, ruwe handen, ruwe lippen eric de noqbman: Be &i&@kw het ufóiïd' 22. Gespannen wacht de Noorman af tot de heide mannen zo ver van hem verwijderd zijn, dat hij hen zonder gevaar voor ontdekking kan volgen. Gnom in gezelschap van de Nomade En op de burcht heeft de knaap onschuldig beweerd dat hij Gonor's gezanten niet kende! Eric klemt de tanden opéén. Deze jonge bedrieger maakt dus toch gemene zaak met de viervoudige moordenaar Met Wolf aan zijn zijde volgt de koning behoed zaam de beide mannen. Zij hebben dg oude rivierloop bereikt en over een korte afstand lopen ze over de harde kiezelgrond om dan, na een gefluisterd overlegaan de andere zijde in het woud te verdwijnen. Ze hebben haast! denkt Eric. Bevreemd blijft hij staan. Gnom trekt niet in de richting van de bergen, waar zich toch de vindplaats van het goud zou moeten bevinden. De knaap gaat juist de tegenovergestelde richting uit. Dat kam betekenen, dat de goudmijn toch ergens in deze streek ligtdus in het gebied van TamarHeeft de natuurmens hem dan toch op een dwaalspoor willen brengen? De koning beseft, dat hij op deze vraag slechts een antwoord zal kunnen vinden, als hij Gnom blij ft volgen, doch in het dichte woud zal hij het tweetal moeilijk ongemerkt in het oog kunnen houden. Wacht! Er ligt een andere oplossing. De oude rivierloop maakt wijde bocht. Als Gnom rechtuit blijft gaan, zal hij weer bij de bedding uitkomen. Doch dan moet de Noorman snel zijn. De weg door het woud snijdt een groot stuk af en Gnom schijnt deze streek goed te kennen. Eric acht zich gelukkig, dat hij de kool' zwarte en het arendsjong heeft achtergelaten. Met Wolf alleen kan hij zich gemak' keiijker bewegen en bij mogelijk gevaar een schuilplaats zoeken in het woud. Doch het volgende ogenblik wordt het de koning duidelijk, dat in dit vreemde avontuur iedere berekening falen moet. Achter hem klinken hese stemmen Een ogenblik staat hij als aan de grond genageld. Een groep mannen, donker afgetekend in het maanlicht, komt aanstormen en hun verwarde kreten voorspellen n_jet veel goeds. Met katachtige soepelheid duikt Eric weg achter de stammen, doch het is te laat. Een vjoedende stem schalt door de vallei ,JDaar is die kerel! Grijpt hem!" Advertentie Beschermt tegen "v"-' Folgens een berichtje, dat dezer dagen is verschenen en dat melding maakt van een ministerieel besluit, is het ontslag van de gehuwde ambtenares, waar over ruim twee jaar geleden zoveel stof is opgewaaid, voor de zoveelste maal verschoven. Bij de begrotingsbehandeling op het eind van het jaar 1S48 was de feitelijke doorvoering van dit ontslag namelijk in uitzicht gesteld voor 1 Januari 195Ó. De oppositie, met name van de kant van de vrouwen, was echter zo heftig, dat de minister het verzoek van de Tjweede Kamer inwilligde, om een commis sie in te stellen, die zou onderzoeken hoe de eigenlijke situatie onder de betref- 1 fcttdcw WOLS Bij de 'drie honderd duizend georganiseerde vrouwen, die er bij de mi- nister indertijd op aandrongen om de bepaling vn te trekken, behoorde ook de katholieke vrouwenbeweging. In de commissie Uoinkbelast met het onderzoek naar de gezinsomstandigheden van de gehuwde ambtenares, heeft voor de katho lieke vrouwen Mej. Agnes Nolte zitting. Zoals gezegd, is deze commissie, die begin 1949 geïnstalleerd werd, nog niet met haar rapport gereed. Commissies zijn nu eenmaal geen machines, waar men een kwestie aan de ene kant in stopt en aan de andere kant ontward uithaalt. Wèl is intussen het oordeel verschenen over de arbeid van de ge huwde vrouw buitenshuis, van het Centrum voor Staatkundige Vorming. De commissie, die voor dit katholieke instituut het terrein van de arbeid der getrouwde vrouw verkende, bestond u,t mevrouw M. van Nispen tot Sevenaer- Ruys de Beerenbrouck, presidente van de Kath. Vrouwenbeweging, mr. J. N. Metz, prof. dr. J. A. J. Schellekens O.P, mejuffrouw M. Berden, inspectrice van Arbeid, mevrouw dr. N. Snijders-Oomen, F. Brussel en J. J. M. Taminiau. In dit rapport, dat kortgeleden zeer waarderend werd besproken door me vrouw Hilda Verwey-Jonker in het Maandblad voor Vrouwenbelangen, klinkt dezelfde reële toon door van de inleiding en besprekingen tijdens het studieweekend, dat het R.K. Vrouwen dispuut, kort nadat de kwestie aan de orde was, over de arbeid van de vrouw buitenshuis, hield. Ook in genoemd rap port wordt er van uitgegaan, dat in de normale samenleving de arbeid van de vrouw door haar huwelijk primair ge richt is op haar gezin; dat er echter ge vallen zijn, waarin de arbeid van de getrouwde vrouw buitenshuis geoor loofd is, mits zij haar allereerste taak: de zorg voor de haren, goed vervult en haar arbeid niet tot werkloosheid van mannelijke kostwinners aanleiding geeft. De geoorloofdheid echter van het wer ken buiten gezinsverband door de vrouw, acht de commissie eveneens een zaak, die man en vrouw in onderling overleg hebben te beslissen. De feitelijke situatie in Nederland, waar van de 2.000.000 getrouwde vrouwen er 35.000 beroepsarbeid verrichten, is niet bijzon der ongunstig. Zeker niet zodanig, dat wettelijk ingrijpen nodig geacht kan worden. „Een wettelijke regeling", zegt het rapport, „die binnen haar werkings sfeer algemeen zou zijn, mag niet het eerste middel zijn, waarnaar wordt ge grepen, doch moet het uiterste middel zyn." Deze materie is bovendien niet in strakke lijnen te vangen, omdat de situ atie van geval tot geval kan verschillen en een algemene bepaling onmogelijk een rechtvaardige regeling kan in houden. Tenslotte wordt gewezen op de na delen vdor de gehuwde vrouw, die bui ten haar huis arbeid verricht, welke haar, bijvoorbeeld als werkster, zodanig kan uitputten, dat ze niet voldoende fut meer over heeft voor haar gezin. Waar na het rapport, dat 16 pagina's druks beslaat, eindigt met enkele slotopmer kingen. Op de eerste plaats wordt ge pleit voor erkenning van de arbeid, die de huisvrouw in haar gezin verricht, als beroep, omwille van de belangrijke bijdrage, die zij ook in sociaal en econo misch opzicht tot het algemeen weizijn levert. Daartegenover staan onvoldoen de sociale voorzieningen, die wèl haar deel zouden zijn, wanneer haar arbeid als beroep werd gewaardeerd. Ten tweede wordt gewezen op dé wenselijkheid van gelijk loon bij ge lijke arbeid, waardoor de vrouw niet langer als goedkopere arbeidskracht de voorkeur heeft. En ten derde wijst men op het „part time work", het systeem van halve dagen werk, zoals dat in Engeland onder de oorlog veel door getrouwde prouwen in practijk werd gebracht. Het belangwekkende geschriftje is verkrijgbaar bij het Bureau der Nederl. Kath. Vrouwenbeweging, Arnhemseweg 279, Apeldoorn. A. Bgi. Een gemengde Nederlands-Oosten- rjjkse commissie heeft een overeen komst getekend ter uitbreiding van het handelsverkeer tussen Oostenrijk en Nederland, aldus werd officieel in Oostenrijk vernomen. Advertentie Koningin Juliana heeft gistermiddag op het paleis Soest- dVk de rijdende ten toonstelling „Van Juliana tot Juliana" geopend. De op brengst van de ten toonstellingdie een rondreis van min stens zes maanden door Nederland zal maken, komt ten goede aan het Ko ningin Juliana- fonds en het Prins Bernhard-fonds. Na de opening maakte H. M. een rondgang langs de vele ver trouwde' dingen en na Haar kwamen ook de prinsessen een kijkje nemen Men ziet hier prin ses Margriet voor een van de vitrines. Ten departemente van Landbouw heeft men gisteren de situatie onder ogen trachten te zien. welke ontstaat ten gevolge van de Britse invoerrestric- ties. Vooralsnog waagt niemand het echter reeds te zeggen, waar men met de Nederlandse uitvoer aan toe zal zijn. Men staat namelijk voorlopig voor een vacuum, omdat om te beginnen de Engelse importeurs in eigen land invoer aanvragen kunnen gaan indienen en de sluitingsdatum hiervoor op 17 Novem ber is gesteld; daarna moeten deze aan vragen dan beoordeeld worden, zodat er nog wel enige tijd overheen zal gaan voor men een indruk kan krijgen, waar de beperking op neer komt. Voorts zal bij de O.E.E.C. te Parijs de liberalisatie-inkrimping zelf onder de loupe worden genomen. Buiten de staats- handel had Engeland 90 pet. van de goederen geliberaliseerd (niet 75 pet. zoals ten onrechte eerder in ons blad gesteld is); dit percentage wordt nu op 63 gebracht, waarbij Engeland net bo- 1 ren het minimum ran 60 pet. blijft. Voor de agrarische sector afzonderlijk, welke voor ons land van het meeste be lang is, gaat de liberalisatie terug van 86 naar 57 pet. Hoewel de stemming bij terzake kun- digen niet gealarmeerd is, is de* alge mene indruk toch wel, dat ons land er niet zonder vrij ernstige kleerscheuren af zal komen. Beduchtheid bestaat er ook, dat de Engelse maatregel een precedent zou kunnen zijn, waar een kettingreactie op volgt. De grote landen zouden op die manier hun moeilijkhe den afwentelen op de kleine, zo zeide ons een insider. Dit aspect van de zaak zal bij de besprekingen te Parijs ver moedelijk niet buiten beschouwing blijven. Een ander belangrijk element in de ontwikkeling is ook, welke consequen ties vermindering van de uitvoer naar Engeland zal kunnen hebben op de bin nenlandse markt. Aangezien men evenwel tot nog toe slechts de grote lijnen van mr. Butler's politiek kent, is het nog te vroeg hieromtrent voorspellingen te doen. Bij inlevering van 6 grote Ms eniV s, geknipt uit deze omslagen, I stuk Mars GRATIS De allesoverheersende noodzaak van bezuinigingen op buitenspo rige overheidsuitgaven zal. indien dit uitnemende Engelse voorbeeld in ons land zal worden opgevolgd, in de particuliere sector aanstekelijk behoren te werken. Het vraagstuk van sparen en beleggen komt daarmede dan weder in het brandpunt van de particuliere belangstelling te staan. Deze gedachte begint kennelijk haar schaduw vooruit te werpen op de Amsterdamse effec tenbeurs, zij het dan nog op schoor voetende en, in de gegeven omstandig heden, op relatief bescheiden wijze. Het hoofdfonds. Koninklijke Petro leum, doet voornamelijk van zich spre ken. Het gerucht loopt, dat voorbereid selen worden getroffen om dit aandeel in New York in de officiële notering te deen opnemen tegen een introductie- koers van 70 per onder-aandeel van f 100- Het kroonjuweel onder de Ne derlandse aandelen zou alsdan als bij toverslag tot internationaal dollar fonds worden bevorderd. Geleidelijk is de vraag voor buiten landse rekening bevredigd tegen oplo pende koersen, uitgedrukt in Ameri kaanse dollars. Terwijl betrekkelijk kort geleden de omrekeningskoers in de internationale sfeer nog 50 be; droeg, beweegt men zich thans op een peil van circa 67, hetgeen derhalve een stijging met circa 34 pet. in New York vertegenwoordigt. Theoretisch zou dus een stijging met nog 6 pet- boven de huidige koers moeten worden verwacht vóórdat het aandeel in Wall Street zou worden genoteerd. In dit ge val zou het ontstaan van een toekom stige prijs in Amsterdam boven de 306 weer tot het rijk der mogelijkheden gaan behoren. Uiteraard komen „Olies" vooral in aanmerking voor bezitters van uitgebreide effectenportefeuilles. Na vier maanden op een officiers- school te hebben doorgebracht, in een blijmoedige en mijn in structeurs welgevallige wandel, heeft men mij als korporaal met vooruit zichten naar mijn oude basis terugge zonden. „Ik ga terug naar de natuur, waar het wild roept en het gevogelte fluit", sprak ik welgezind tot de com mandant der school, „en het vooruit zicht van een aanmerkelijke verslap ping in krijgstucht en hiërarchieke verhoudingen jaagt mij het blijde bloed in flodders door de oren." „Als je dat maar niet denkt!" zei de com mandant vastberaden. „Het telefoon tje naar je nieuwe chef zit al in de lucht. Er moet nog heel wat aan je bijgeschaafd worden: de knik in je knieën is mij een gruwel en de stana van wervelkolom en bekken een schande voor het militair princiep. Maar komaan! Tuchtroede en cellen- gang zullen hun werk wel doen." Hij drukte mij de hand; ik drukte hem de hand.' Wij scheidden en gingen haastig ons weegs om de traan in ons oog te verbergen. De treinreis was beroerd. Ik voelde de aanwezigheid van het afscheidsmaal van de vorige avond en zag het luste loos gelaat van hem, die ik immer Schomper noemde Ik was een prul in de wiskunde; bij ongetwijfeld ook. Maar één ding wist hij me bij te bren gen: hoewel het vaststaat dat de som van nul plus nul nog nul blijft, valt het niet te ontkennen, dat er bij deze berekening toch iets bijgekomen is. dat niet aanwezig was bij die twee nullen apart n.l. de sam. Zo was het ons ook: alleen waren wij niets; samen wa ren wij iets. een sam, een begrip. Toen hij de trein verliet en ik hem voor dé laatste maal in de nek keek hoe dikwijls moest ik hem berispen en hem manen, die t< wassen toen was ik niets meer. Nou ja; korporaal. Ik meende vrij te zijn. Drie uur toefde ik in een provinciestad, die ik passeerde en de mijn geboortestad was. Drie uren smaakte ik het leven in al zijn geledingen, nuttigde augur ken en eieren en keek naar de nieu we damesmode. "Toen ijlde ik verdel en bereikte mijn vliegveld. Daar zat mijn chef en zag mij aan. Hij wist waar ik was geweest. Hij noemde het aantal augurken iat ik geslikt had en brak voor mijn geestesoog nogmaals de eieren in ce pan. „Een slechte beurt", resumeerde hij, en ik stemde daarmee in Onmiddellijk na mijn aankomst be gon ik een nieuwe geest te versprei den. Ik poetste de schoenen van de soldaten die het vertikten en deed de afwas voor de hofmeester. Drie dagen later dróeg men mij de ziekenzaal in met een aantal overspannen zenuwen De luitenant meer dan een tweede vader voor me kwam mij opzoeken en knikte goedkeurend. „Zó moet je het leren", glimlachte hij. „Het valt nog niet mee om korporaal te zijn." Later besteedde ik mijn tijd met het bezichtigen van het terrein mijner werkzaamheden. Na een kleine long ontsteking tussen de hangars te heb ben gesmoord, wervelde ik het hoofd gebouw in. dat zich kenmerkte door licht en lucht, binnenvallend door manshoge ramen; zelfs op de toiletten, waardoor de gebruiker hiervan voort durend in angst leeft, als een blok uit ''e tweede étage te zullen storten. Een bijzondere plaats neemt ook de soldaat in deze gemeenschap in. Ik was toevallig getuige van een enorme blunder, die een collega zich veroorloofde, toen hij een afde ling soldaten in het gelid zette. On geloof en verbazing, ja pijnlijke te leurstelling tekende zich op de ruig- behaarde gelaten af. „Dat is er niet bij", probeerden zij nog te zeggen, maar hun lippen trilden en een traan trok een wit streepje op hun wangen. Ik zag ze gaan; een troep gebroken stakkers, ruw weggerukt uit hun droomtoestand, onvoorbereid gecon fronteerd met het harde militaire be staan. Deze korporaal had een tac tisch succes behaald, maar hij bleek een slecht strateeg. Veeleer had hij dit moeten bedenken: in de tijd, dat de soldaten in het gelid staan, wordt hun de kans ontnomen, hun mens-ziin op de voor hen geëigende wijze uit te leven. En het zijn mensen, die een oorlog voeren: men kan een eend nog wel in een Montgolfière zetten, maar niet op een straaljager. Ik sprak u daareven over het hoofd gebouw op het vliegveld, met alle licht en lucht daaraan verbonden. Ik was onverschillig: althans mijn mede delingen waren dat. Er is namelijk één hok, dat geen enkel raam heeft en niet groter is dan een gevangeniscel. Bovendien staat het vol met kasten en machines, zodat er slechts enkele lie den kunnen zitten en dat dan ook doen. In dit holensysteem werd ik gehuis vest. Daar er evenwel geen plaats meer was. zag ik mij echter genood zaakt me van elke vorm van arbeid te onthouden. Iets, wat niet onopge merkt bleef; alras werd ik dus elders ijl de gelegenheid gesteld, mijn kwa liteiten bot te vieren. „Ha!' denkt de lezer nu wellicht. „Zijn opleiding is voorbij. Hij is bij de luchtmacht. Nu gaat hij dus vlie gen. In bonte taferelen zal hij ons schilderen, hoe hij speelt met zijn kist en de elementen; hoe hij zijn razends machine op een rotswand laat aanstor men, om hem er dan over heen te wippen als een zure haring." En de lezer gaat er wellicht al gemakkelijk voor zitten. Het spijt mij daarom zo erg, zelfs deze eventueel nog overge bleven lezer nog te moeten teleur stellen. U moet zich echter de lucht macht zo voorstellen, dat honderd kerels zich krom staan te zwoegen, om één vent in de lucht te houden. Dat is, tezamen, het werkend gedeel te van de L.S.K. Het beschouwend gedeelte bestaat uit een vent, die er zo'n beetje bij loopt, overal zijn kou- we neus in steekt, alles opschrijft wat hij ziet en hoort en dat in een krant zet als hij denkt, dat het voor de Rus sen van te weinig waarde is om er eet» oorlog mee te winnen. Die beschou wende functie nu wordt door mij waargenomen. FRANS GROSFELD Het was. van deze luitenant, dat ik destijds schreef dwaas die ik was, die ik ben en zal blijven, roeke loze ook „Enfin Malherbe vint" Ik meende daartoe gerechtigd te zijn, omdat belachelijk idee hij mij enige tijd op zich had laten wachten, verlangend als ik was naar mijn be stemming. Nu liet ik idioot deze luitenant zélf wachten, drie uur, een achtste etmaal achtereen. En riep hij uit: „Snfin le slappe vint"? Neen. Alleen een zacht verwijtende blik. Even maar. Toen volgde de rest. „En eindelijk kwam Malherbe". Of .Tenslotte was hij daar." Ofwel: „Daar was de man, die wij nodig hebben." (Moderne opvatting). Wij kunnen er niet over twisten, dat miin uitspraak juist was, hoewel uit de Franse letterkunde gestolen. Maar de manier was fout. Als ik nu nog „En fin de lieutenant Malherbe vint ge zegd had, vooruit er mee. De tuur zou een dreun gekregen hebben, maar de krijgstucht ware in acht ge nomen. Generale noot: De lezer zal verwon derd zijn. dat ik me om deze kwestie zo druk maak; de luitenant zal het echter begrijpen. Als goed Hollander lèèst hij dit blad. En ik heb veel te verliezen. Opslag, bevordering en do h°le bliksemse boel meer. Naarmate het tempo van de stijging, evenals dit de laatste tijd reeds duide lijk merkbaar is geweest, in Amsterdam veel langzamer zou verwezenlijken dan elders, zou men onwillekeurig de in druk krijgen, dat o.a. in New York het aanzien van de gulden er sprongsge wijze op vooruitgaat- Deze conclusie gaat, tenminste in het onderhavige ge val. niet geheel op. omdat de uiterst gunstige vooruitzichten van de petro- leum-industrie in de gehele wereld het aandeel Koninklijke bijzonder aan trekkelijk maken. Bovenstaande con clusie is daarom wel wat oppervlakkig, al is zij natuurlijk een kolfje naar de hand van mi-'-*"- t ieftinck. Op het beneden de ons natiom 1 TT oor defOC T€ l CIC II \j geven de v. van gesprelining van de waterpoloploeg te Amsterd>°rzitter der S.C. tenslotte vorm van enkele incidentele bijeen- ter van eeiier~geven"'+ttL de zij dan gepaard met een zeer lage ren tevergoeding), er in geslaagd een bui tengewoon groot succes te boeken. Van zelfsprekend heeft het bieden van een loterijkans daarbij de doorslag gegeven. De lening van f 10 mill, is er als koek ingegaan. Ware zij f 25 mill, groot ge weest, dan nog zou zij zijn geslaagd, want slechts twee vijfden van de in schrijvingen konden worden bevredigd. Is de lening bedoeld geweest als een proefballonnetje, dan is zij dus goed opgegaan. De Gemeenten Haarlem en Utrecht hebben er, o.i. terecht, de voorkeur aan gehecht zich te bepalen tot een be hoorlijke rentevergoeding met deze op 4 pet. te stellen. Binnenkort zal de Bank voor Nederlandse Gemeenten met een lening voor woningbouw van niet minder dan f. 100 mill, te voorschijn komen, vaarovcr nadere bijzonderhe den alsnog ontbreken. Gezien het goede doel, namelijk het financieren van de woningbouw, waar aan in Nederland een zo nijpende be hoefte bestaat, mag uiteraard aan deze leningen een volkomen welslagen wor den toegewenst. Toch menen wij een enkel voorbehoud te moeten aanteke nen. Zij mogen geschikt zijn voor de kleine belegger, voor de kleine spaarder kan niet hetzelfde worden gezegd. Van spaargeld kan immers te allen tijde worden beschikt over de volledige inleg, het nominale bedrag van het gespaarde bedrag is gegarandeerd. (De zelfde opmerking geldt voor levens- verzekerings- en spaarpolissen)Wordt spaargeld omgezet in obligatieleningen en heeft de spaarder opeens zijn geld weer nodig, dan riskeert hij bij ver koop een min of meer gevoelig koers verlies. Dit klemt te meer, wanneer de rentevoet op de obligatiemarkt een stijgende lijn aantoont, zoals thans het geval is. Hetzelfde argument geldt voor staatsleningen, tenzij Nederland evenals België bereid zou zijn bij inschrijving op een nieuwe lening, zoals thans ge schiedt met de aangekondigde 4)4 pets. staatslening Belgie 1951, de oude lenin gen voor de inschrijving zonder meer aan te nemen. Wat premieleningen betreft, zoals dié van de Stad Amsterdam, met een zo lage rentevoet als 2)4 pet. en een zo uiterst geringe kans op een premie, geldt bovengenoemd bezwaar natuur lijk nog sterker. Terugkomend op de grote belegger, wordt de Nederlandse kapitaal markt op het ogenblik wel zccr zwaar op de pi oef gesteld door een emissiegolf- Tenzij door het ophef fen of tenminste het aanmerkelijk ver zachten van vele thans nog bestaande belemmerende voorschriften en boven al van de „superfiscaliteit" nieuw le ven zou kunnen worden ingeblazen, kan men zich gevoeglijk afvragen hoe zij deze aderlatingen zal doorstaan en waar al dit nieuwe geld vandaan zal kunnen komen. Het verschijnsel doet zich voor en zal voortgaan zich voor te doen, dat het publiek andere waar den te gelde moet maken om te kun nen inschrijven. Ten slotte nog een woord over het Toezicht Credietwezen, waartegen door vooraanstaande persoonlijkheden en lichamen in ons land is geprotesteerd op zakelijke en politieke gronden. Ook al heeft de Katholieke Kamerfractie het „tijdelijke" karakter van een maat regel, welke wel degelijk voor verlen ging vatbaar zal blijken te zijn en een sterk staats-socialistisch karakter draagt, op drie jaren teruggebracht, de principiële bezwaren tegen de sys tematisch toenemende Invloed van de staatshuishouding op de volkshuishou ding. welke door prof. Groeneveld zijn geconstateerd, blijven ten volle bestaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 5