Centraal Comité van Beroepskeuze
bestaat 25 jaar
Als de vrouw werkt buiten haar gezin,
gaat dat de overheid aan?
Jjanflavin
Soldateske krabbels
Adviesbureaux sullen zonder
subsidie moeten sluiten
De kern van
de zaak
Té
Den Haag wacht op precisering
Wat gebeurt er met de „Olies"?
14 November a.s.
feestviering
NeCll, segt Centrum voor Staatkundige Vorming
Beduchtheid voor kettingreactie
"c'SfMiereld gaai
PUROL GENEEST
II' w\
VanJulicma
tot Juliana
V
I SPAREN en BELECCEN I
4
ZATERDAG 10 NOVEMBER 1951
PAGINA 5
Vier lt.-generaals
benoemd
/m in \\v
VERKOUDHEID
GRIEP
KEELONTSTEKING
Uitbreiding handel met
Oostenrijk
Britse liberalisatie van 90 naar 65 pet.
Mars* en tfutsomólagen
hebben waarde!
Woningbouwleningen
in het brandpunt
Retour a la nature
(Nogmaals Rousseau)
i Deze week: j
(Van onze Haagse redactie)
Oandaag, 10 November, is het 25 jaar geleden, dat te 's-Gravenhage een samen
werking tot stand kwam tussen de Algemene en Gemeentelijke, de Pro
testants-Christelijke en de Rooms-Katholieke organisaties op het gebied
van de beroepskeuzevoorlichting. Er werd toen n.l. opgericht het Centraal
Comité van Samenwerking, dat tevens zou fungeren als adviesorgaan van de
regering in alle zaken, die de beroepskeuze betroffen. Ondanks de geringe finan
ciële teun van de overheid is het Centraal Comité tot de oorlog in staat geweest
veel en goed werk te verrichten. Vooral van belang waren zijn werkzaamheden
op het gebied van de beroepsdocumentatie. Elk bureau, dat bij een vam de lan
delijke organisaties was aangesloten, ontving regelmatig van het Centraal Comité
de voornaamste gegevens omtrent beroepen en opleidingen en wat daarmede
verband hield. De Duitse bezetting heeft uiteraard aan dit alles een einde ge
maakt en het duurde tot Maart 194S voor de werkzaamheden hervat konden
worden. Er werd een nieuw bestuur gekozen en men ging verder over tot een
nieuwe omschrijving van de doelstelling: Door onderlinge samenwerking zal
bevorderd worden een juiste en doeltreffende Voorlichting bij school-, studie- en
beroepskeuze.
stanties gebeurde, heeft zij er nog
steeds niet toe kunnen overgaan
subsidie te verlenen. Het Rijk ver
leent beroepskeuzevoorlichting gra
tis. Hiertegen zijn bij de particuliere
bureaux bezwaren gerezen. Zij moe
ten immers ter dekking van hun
kosten een bedrag in rekening bren
gen. Hierbij komt nog, dat beroeps
keuzevoorlichting als een onderdeel
van de opvoeding gezien moet wor
den, zodat het verband met de le
vensbeschouwing gehandhaafd dient
te blijven. Voor een gelijkberechti
ging voelt de overheid wel, maar
geld om dit te realiseren is er vol
gens haar niet. Subsidie komt er dus
niet de door de minister van So
ciale Zaken voorgestelde bijdrage
van f 3,per volledig beroepskeuze-
onderzoek achtten de particuliere
bureaux te weinig en van een ge
lijkstelling kan dus nog steeds niet
gesproken worden. Wat kan de Re
gering in dit geval anders doen, dan
een commissie benoemen? Zij werd
op 22 October door de Staatssecre
taris van Sociale Zaken geïnstalleerd.
Zij zal zich op het hele probleem be
zinnen en daarna de Regering advies
uitbrengen. En daarmee is de hele
kwestie van de subsidie een paar jaar
verschoven; men schat de duur van
het werk der commissie n.l. op twee
jaar.
Intussen is thans reeds de nood van
vele particuliere bureaux zo hoog geste
gen. dat, wanneer er niet snel geholpen
wordt, verschillende bureaux zullen
moeten sluiten. Onlangs heeft men
daarom een schrijven aan de minister
gericht, waarin aangedrongen wordt op
een voorlopige subsidieregeling. Des
kundigen achten het noodzakelijk, dat,
willen de particuliere bureaux hun
werk met goed gevolg voortzetten, de
definitieve subsidie minstens f 10.
per geval zou moeten bedragen. De te
gemoetkoming van de Overheid, n-L
om vanaf 1 Januari 1950 voor een door
een Rijksbureau gegeven advies een
tarief te heffen, verandert in wezen
niets aan de noodzaak van subsidie
aan particuliere bureaux.
Intussen zal er-om dit alles niet min-
dér reden zijn voor een feestelijke her-
denking. Op 14 November a s. zal zij
plaats vinden in de aula van het Haag
se Gemeentemuseum. Prof. Dr. A.
Chorus zal er des avonds o.a. een rede
uitspreken over de maatschappelijke
betekenis van de beroepskeuzevoor
lichting.
Wanneer men thans als volwassene
voor zichzelf, of als ouder voor zijn
kinderen een berqepskeuzebureau bin
nenstapt in 1950 zijn er ruim 40.000
adviezen gegeven zal men zich waar
schijnlijk niet realiseren, dat het vooral
de R.K. Patronaten geweest zijn, die de
grote stoot gegeven hebben, in de jaren
1910 tot 1920, tot het oprichten van be-
roepskeuzebureaux.
In de afgelopen 25 jaren heeft het
werk een grote vooruitgang doorge
maakt. Behalve de Rijksarbeidsbureaux,
die zich met beroepskeuze bezighouden,
zijn er ongeveer 70 particuliere bureaux.
Verder zijn er dan nog een 12-tal ge
meentelijke diensten, die voorlichting
geven en een aantal laboratoria. De Ko
ninklijke Landmacht heeft een dienst,
die adviezen geeft aan gedemobiliseer-
den. Van de 40.000 adviezen, die er in
1950 gegeven zijn, werden er ruim
23.000 uitgebracht door particuliere bu
reaux.
Hoewel de Regering er van over
tuigd is, dat het werk van de parti
culiere bureaux van groot nut is en
zij tevens erkent, dat er veel goeds
op dit terrein door de particuliere in-
(Vervolg van pag. 1)
Het blijft de onsterfelijke verdienste
van mannen als Willem Pastoors en kap.
Ariëns, dat zij bij groepjes van arbei
ders weer het ideaal hebben kunnen
wekken, dat het zó niet hoefde, dat het
zó niet in de bedoeling van Góds Schep
ping lag, noch liggen kon, dat zij zich
zelf weer moesten gaan ontdekken en
dat zij de aangewezenen waren, om heel
het gedachtenleven niet alleen van de
arbeidersstand, maar ook van alle
andere maatschappelijke groeperingen
om te schakelen. Vandaar dat Ariëns in
Enschede begon met zijn kernvorming,
vandaar dat Schaepman, deze grote doel-
streving klaar en duidelijk ziende, op
1 October 1893 in Zwolle met hand en
tand verdedigde: „het persoonlijk lid
maatschap van een plaatselijke, zelfstan
dige katholieke arbeidersvereniging".
Vandaar dat Schaepman niet verder
wenste te gaan dan de oprichting van
een Federatieve Bond van Werklieden
verenigingen. Hij schuwde niet noodza
kelijke centralisatie als de pest. Dit toch
zou betekenen een verambtelijking van
het arbeidersmstituut, hetwelk tot eer
ste taak kreeg persoonlijkheidsvormend
op de arbeiders.in te werken.
Thans hebben wij vast te stellen, dat
inderdaad het maatschappelijk
beeld grondig is veranderd. On
derverdeeld in regelende, beschermen
de en verzorgende wetten tellen we
niet minder dan 55 sociale wetten, die
op welhaast elk gebied de arbeider ten
dienste staan. We zien een wet op de
P.B.O. waardoor de sociale kwestie, voor
zover deze betrekking heeft op het ar
beidersvraagstuk, uit de strijdphase in
die van de samenwerking is gebracht
en wij hebben, de neiging te zeggen:
daar is wat groots gegroeid. Maar even
als de slechte toestanden van voor
heen een gevolg waren van een onjuis
te denkwijze, zo dienen wij thans de
huidige verbeteringen te zien als ge
volgen van een anders ingesteld zede
lijk en maatschappelijk denken. En dat
we in dit opzicht nog lang niet op het
punt zijn gekomen waar we zijn moe
ten, blijkt uit het feit, enerzijds dat in
werkgeverskringen vaak nog met zoveel
reserves wordt gestaan tegenover socia
le maatregelen, tegenover de Publiek
rechtelijke Bedrijfsorganisatie. Nu be
doelen we déze zin 'ns 'n keer niet als
een waarschuwing tegen wat nogal eens
°e reactie wordt genoemd. Veeleer zou
den wij deze uiting willen aanhalen met
naaraan de vraag verbonden: „Komt het
hiet omdat men vreest dat de mentale
°mbouw in de arbeiders nog niet is
voltooid?" O zeker, er zijn ook onder de
Werkgevers nog heel wat personen in
wie evenmin de gedachtenwereld al
voldoende is omgegroeid. Maar de arbei
ders hebben, omdat zij steeds meer de
Verantwoordelijkheid voor het sociale
en economische gebeuren in ons land
mee gaan dragen, op de allereerste
Plaats de plicht te zorgen dat hun ge
dachtenwereld. hun gevoelsleven, hun
karakter geheel is afgestemd op die
herordening van het maatschappelijk
leven, volgens de wetten van het
Evangelie.
Wat er nu ook in de constructie van
de Arbeidersbeweging moge zijn veran
derd, diocesaan werden zij van fede
ratieve bond tot werkliedenbon d, natio
naal groeide er, via Federatie en Vak
bureau en via het Werkliedenverbond
de ene nationale K.A.B. wezenlijk on-
Veranderd is gebleven die eerste taak
en opdracht: de 'maatschappij te helpen
Vullen met gezond, met natuurlijk, met
Christelijk denkende mannen en vrou
wen.
Wij hebben ons af te vragen, in hoe-
Verre onze plaatselijke volksbonden en
Werkliedenverenigingen, thans afdelin
gen van de K.A.B. genaamd, aan deze
opdracht voldoen. Zonder enige twijfel
hebben die plaatselijke afdelingen er
Veel toe bijgedragen, dat het gedachten-
loven in Nederland anders, meer Chris
telijk: werd. Als wij dit verstaan wijlen,
dan hebben we de kern van de zaak te
Pakken. En dan verstaan we de oproep,
Waarmede wij deze serie beschouwingen
Willen besluiten: Groei K.A.B. in de
hoofden en in de harten van Uw hon
derdduizenden leden, hun vrouwen, hun
fconen en dochters. Weet en beseft, dat
Jvij het onmeetbaar voorrecht hebben
te leven in de overgangsphase tussen
^wee gedachten werelden; de ene die het
Christendom opgesloten hield in kerk
on catechismuskamer, de andere die het
Christendom wil doen zijn niet alleen
het middel tot persoonlijke heiliging,
maar de norm tevens van ons maat
schappelijk handelen.
De chef van de generale staf, lt. gen.
B. R. P. F. Hasselman, aan wie bij zijn
aanstelling in deze functie de tijdelijke
rang van luitenant-generaal werd toe
gekend, is thans bij K. B. van 24 Octo
ber 1951 bevorderd tot laatstgenoemde
rang.
Evenzo is met ingang van 1 Novem
ber tot lt.-generaal bevorderd de Ne
derlandse territoriale bevelhebber, ge
neraal D. C. Buurman van Vreeden, die
reeds de titulaire rang van luitenant-
generaal bekleedde.
Vervolgens zijn met ingang van 1 No
vember 1951 bevorderd tot luitenant-
generaal de generaals-majoor A. T. C.
Ópsomer, commandant van de strijd
krachten te velde en ir. D. H. G. Bret-
houwer, directeur materieel van de
Koninklijke Landmacht.
Advertentie
ruwe huid, ruwe handen, ruwe lippen
eric de noqbman: Be &i&@kw het ufóiïd'
22. Gespannen wacht de Noorman af tot de heide mannen zo ver van hem
verwijderd zijn, dat hij hen zonder gevaar voor ontdekking kan volgen. Gnom in
gezelschap van de Nomade En op de burcht heeft de knaap onschuldig beweerd
dat hij Gonor's gezanten niet kende!
Eric klemt de tanden opéén. Deze jonge bedrieger maakt dus toch gemene zaak
met de viervoudige moordenaar Met Wolf aan zijn zijde volgt de koning behoed
zaam de beide mannen. Zij hebben dg oude rivierloop bereikt en over een korte
afstand lopen ze over de harde kiezelgrond om dan, na een gefluisterd overlegaan
de andere zijde in het woud te verdwijnen.
Ze hebben haast! denkt Eric.
Bevreemd blijft hij staan. Gnom trekt niet in de richting van de bergen, waar zich
toch de vindplaats van het goud zou moeten bevinden. De knaap gaat juist de
tegenovergestelde richting uit. Dat kam betekenen, dat de goudmijn toch ergens in
deze streek ligtdus in het gebied van TamarHeeft de natuurmens hem dan
toch op een dwaalspoor willen brengen? De koning beseft, dat hij op deze vraag
slechts een antwoord zal kunnen vinden, als hij Gnom blij ft volgen, doch in het
dichte woud zal hij het tweetal moeilijk ongemerkt in het oog kunnen houden.
Wacht! Er ligt een andere oplossing. De oude rivierloop maakt wijde bocht.
Als Gnom rechtuit blijft gaan, zal hij weer bij de bedding uitkomen. Doch dan
moet de Noorman snel zijn. De weg door het woud snijdt een groot stuk af en
Gnom schijnt deze streek goed te kennen. Eric acht zich gelukkig, dat hij de kool'
zwarte en het arendsjong heeft achtergelaten. Met Wolf alleen kan hij zich gemak'
keiijker bewegen en bij mogelijk gevaar een schuilplaats zoeken in het woud.
Doch het volgende ogenblik wordt het de koning duidelijk, dat in dit vreemde
avontuur iedere berekening falen moet. Achter hem klinken hese stemmen Een
ogenblik staat hij als aan de grond genageld. Een groep mannen, donker afgetekend
in het maanlicht, komt aanstormen en hun verwarde kreten voorspellen n_jet veel
goeds. Met katachtige soepelheid duikt Eric weg achter de stammen, doch het is
te laat. Een vjoedende stem schalt door de vallei
,JDaar is die kerel! Grijpt hem!"
Advertentie
Beschermt
tegen
"v"-'
Folgens een berichtje, dat dezer dagen is verschenen en dat melding maakt
van een ministerieel besluit, is het ontslag van de gehuwde ambtenares, waar
over ruim twee jaar geleden zoveel stof is opgewaaid, voor de zoveelste
maal verschoven. Bij de begrotingsbehandeling op het eind van het jaar 1S48
was de feitelijke doorvoering van dit ontslag namelijk in uitzicht gesteld voor
1 Januari 195Ó.
De oppositie, met name van de kant van de vrouwen, was echter zo heftig,
dat de minister het verzoek van de Tjweede Kamer inwilligde, om een commis
sie in te stellen, die zou onderzoeken hoe de eigenlijke situatie onder de betref-
1 fcttdcw WOLS
Bij de 'drie honderd duizend georganiseerde vrouwen, die er bij de mi-
nister indertijd op aandrongen om de bepaling vn te trekken, behoorde ook de
katholieke vrouwenbeweging. In de commissie Uoinkbelast met het onderzoek
naar de gezinsomstandigheden van de gehuwde ambtenares, heeft voor de katho
lieke vrouwen Mej. Agnes Nolte zitting.
Zoals gezegd, is deze commissie, die
begin 1949 geïnstalleerd werd, nog niet
met haar rapport gereed. Commissies
zijn nu eenmaal geen machines, waar
men een kwestie aan de ene kant in
stopt en aan de andere kant ontward
uithaalt. Wèl is intussen het oordeel
verschenen over de arbeid van de ge
huwde vrouw buitenshuis, van het
Centrum voor Staatkundige Vorming.
De commissie, die voor dit katholieke
instituut het terrein van de arbeid der
getrouwde vrouw verkende, bestond u,t
mevrouw M. van Nispen tot Sevenaer-
Ruys de Beerenbrouck, presidente van
de Kath. Vrouwenbeweging, mr. J. N.
Metz, prof. dr. J. A. J. Schellekens O.P,
mejuffrouw M. Berden, inspectrice van
Arbeid, mevrouw dr. N. Snijders-Oomen,
F. Brussel en J. J. M. Taminiau.
In dit rapport, dat kortgeleden zeer
waarderend werd besproken door me
vrouw Hilda Verwey-Jonker in het
Maandblad voor Vrouwenbelangen,
klinkt dezelfde reële toon door van de
inleiding en besprekingen tijdens het
studieweekend, dat het R.K. Vrouwen
dispuut, kort nadat de kwestie aan de
orde was, over de arbeid van de vrouw
buitenshuis, hield. Ook in genoemd rap
port wordt er van uitgegaan, dat in de
normale samenleving de arbeid van de
vrouw door haar huwelijk primair ge
richt is op haar gezin; dat er echter ge
vallen zijn, waarin de arbeid van de
getrouwde vrouw buitenshuis geoor
loofd is, mits zij haar allereerste taak:
de zorg voor de haren, goed vervult en
haar arbeid niet tot werkloosheid van
mannelijke kostwinners aanleiding geeft.
De geoorloofdheid echter van het wer
ken buiten gezinsverband door de
vrouw, acht de commissie eveneens een
zaak, die man en vrouw in onderling
overleg hebben te beslissen. De feitelijke
situatie in Nederland, waar van de
2.000.000 getrouwde vrouwen er 35.000
beroepsarbeid verrichten, is niet bijzon
der ongunstig. Zeker niet zodanig, dat
wettelijk ingrijpen nodig geacht kan
worden. „Een wettelijke regeling", zegt
het rapport, „die binnen haar werkings
sfeer algemeen zou zijn, mag niet het
eerste middel zijn, waarnaar wordt ge
grepen, doch moet het uiterste middel
zyn." Deze materie is bovendien niet in
strakke lijnen te vangen, omdat de situ
atie van geval tot geval kan verschillen
en een algemene bepaling onmogelijk
een rechtvaardige regeling kan in
houden.
Tenslotte wordt gewezen op de na
delen vdor de gehuwde vrouw, die bui
ten haar huis arbeid verricht, welke
haar, bijvoorbeeld als werkster, zodanig
kan uitputten, dat ze niet voldoende fut
meer over heeft voor haar gezin. Waar
na het rapport, dat 16 pagina's druks
beslaat, eindigt met enkele slotopmer
kingen. Op de eerste plaats wordt ge
pleit voor erkenning van de arbeid, die
de huisvrouw in haar gezin verricht, als
beroep, omwille van de belangrijke
bijdrage, die zij ook in sociaal en econo
misch opzicht tot het algemeen weizijn
levert. Daartegenover staan onvoldoen
de sociale voorzieningen, die wèl haar
deel zouden zijn, wanneer haar arbeid
als beroep werd gewaardeerd.
Ten tweede wordt gewezen op dé
wenselijkheid van gelijk loon bij ge
lijke arbeid, waardoor de vrouw niet
langer als goedkopere arbeidskracht
de voorkeur heeft. En ten derde wijst
men op het „part time work", het
systeem van halve dagen werk, zoals
dat in Engeland onder de oorlog veel
door getrouwde prouwen in practijk
werd gebracht.
Het belangwekkende geschriftje is
verkrijgbaar bij het Bureau der Nederl.
Kath. Vrouwenbeweging, Arnhemseweg
279, Apeldoorn. A. Bgi.
Een gemengde Nederlands-Oosten-
rjjkse commissie heeft een overeen
komst getekend ter uitbreiding van het
handelsverkeer tussen Oostenrijk en
Nederland, aldus werd officieel in
Oostenrijk vernomen.
Advertentie
Koningin Juliana
heeft gistermiddag
op het paleis Soest-
dVk de rijdende ten
toonstelling „Van
Juliana tot Juliana"
geopend. De op
brengst van de ten
toonstellingdie een
rondreis van min
stens zes maanden
door Nederland zal
maken, komt ten
goede aan het Ko
ningin Juliana-
fonds en het Prins
Bernhard-fonds. Na
de opening maakte
H. M. een rondgang
langs de vele ver
trouwde' dingen en
na Haar kwamen
ook de prinsessen
een kijkje nemen
Men ziet hier prin
ses Margriet voor
een van de vitrines.
Ten departemente van Landbouw
heeft men gisteren de situatie onder
ogen trachten te zien. welke ontstaat
ten gevolge van de Britse invoerrestric-
ties. Vooralsnog waagt niemand het
echter reeds te zeggen, waar men met
de Nederlandse uitvoer aan toe zal zijn.
Men staat namelijk voorlopig voor
een vacuum, omdat om te beginnen de
Engelse importeurs in eigen land invoer
aanvragen kunnen gaan indienen en de
sluitingsdatum hiervoor op 17 Novem
ber is gesteld; daarna moeten deze aan
vragen dan beoordeeld worden, zodat er
nog wel enige tijd overheen zal gaan
voor men een indruk kan krijgen, waar
de beperking op neer komt.
Voorts zal bij de O.E.E.C. te Parijs de
liberalisatie-inkrimping zelf onder de
loupe worden genomen. Buiten de staats-
handel had Engeland 90 pet. van de
goederen geliberaliseerd (niet 75 pet.
zoals ten onrechte eerder in ons blad
gesteld is); dit percentage wordt nu op
63 gebracht, waarbij Engeland net bo-
1 ren het minimum ran 60 pet. blijft.
Voor de agrarische sector afzonderlijk,
welke voor ons land van het meeste be
lang is, gaat de liberalisatie terug van
86 naar 57 pet.
Hoewel de stemming bij terzake kun-
digen niet gealarmeerd is, is de* alge
mene indruk toch wel, dat ons land er
niet zonder vrij ernstige kleerscheuren
af zal komen. Beduchtheid bestaat
er ook, dat de Engelse maatregel een
precedent zou kunnen zijn, waar een
kettingreactie op volgt. De grote landen
zouden op die manier hun moeilijkhe
den afwentelen op de kleine, zo zeide
ons een insider. Dit aspect van de zaak
zal bij de besprekingen te Parijs ver
moedelijk niet buiten beschouwing
blijven.
Een ander belangrijk element in de
ontwikkeling is ook, welke consequen
ties vermindering van de uitvoer naar
Engeland zal kunnen hebben op de bin
nenlandse markt. Aangezien men evenwel
tot nog toe slechts de grote lijnen van
mr. Butler's politiek kent, is het nog te
vroeg hieromtrent voorspellingen te
doen.
Bij inlevering van 6 grote Ms eniV s,
geknipt uit deze omslagen,
I stuk Mars
GRATIS
De allesoverheersende noodzaak
van bezuinigingen op buitenspo
rige overheidsuitgaven zal. indien
dit uitnemende Engelse voorbeeld in
ons land zal worden opgevolgd, in de
particuliere sector aanstekelijk behoren
te werken. Het vraagstuk van sparen
en beleggen komt daarmede dan weder
in het brandpunt van de particuliere
belangstelling te staan. Deze gedachte
begint kennelijk haar schaduw vooruit
te werpen op de Amsterdamse effec
tenbeurs, zij het dan nog op schoor
voetende en, in de gegeven omstandig
heden, op relatief bescheiden wijze.
Het hoofdfonds. Koninklijke Petro
leum, doet voornamelijk van zich spre
ken. Het gerucht loopt, dat voorbereid
selen worden getroffen om dit aandeel
in New York in de officiële notering
te deen opnemen tegen een introductie-
koers van 70 per onder-aandeel van
f 100- Het kroonjuweel onder de Ne
derlandse aandelen zou alsdan als
bij toverslag tot internationaal dollar
fonds worden bevorderd.
Geleidelijk is de vraag voor buiten
landse rekening bevredigd tegen oplo
pende koersen, uitgedrukt in Ameri
kaanse dollars. Terwijl betrekkelijk
kort geleden de omrekeningskoers in
de internationale sfeer nog 50 be;
droeg, beweegt men zich thans op een
peil van circa 67, hetgeen derhalve
een stijging met circa 34 pet. in New
York vertegenwoordigt. Theoretisch
zou dus een stijging met nog 6 pet-
boven de huidige koers moeten worden
verwacht vóórdat het aandeel in Wall
Street zou worden genoteerd. In dit ge
val zou het ontstaan van een toekom
stige prijs in Amsterdam boven de 306
weer tot het rijk der mogelijkheden
gaan behoren. Uiteraard komen „Olies"
vooral in aanmerking voor bezitters
van uitgebreide effectenportefeuilles.
Na vier maanden op een officiers-
school te hebben doorgebracht,
in een blijmoedige en mijn in
structeurs welgevallige wandel, heeft
men mij als korporaal met vooruit
zichten naar mijn oude basis terugge
zonden. „Ik ga terug naar de natuur,
waar het wild roept en het gevogelte
fluit", sprak ik welgezind tot de com
mandant der school, „en het vooruit
zicht van een aanmerkelijke verslap
ping in krijgstucht en hiërarchieke
verhoudingen jaagt mij het blijde
bloed in flodders door de oren." „Als
je dat maar niet denkt!" zei de com
mandant vastberaden. „Het telefoon
tje naar je nieuwe chef zit al in de
lucht. Er moet nog heel wat aan je
bijgeschaafd worden: de knik in je
knieën is mij een gruwel en de stana
van wervelkolom en bekken een
schande voor het militair princiep.
Maar komaan! Tuchtroede en cellen-
gang zullen hun werk wel doen." Hij
drukte mij de hand; ik drukte hem
de hand.' Wij scheidden en gingen
haastig ons weegs om de traan in ons
oog te verbergen.
De treinreis was beroerd. Ik voelde
de aanwezigheid van het afscheidsmaal
van de vorige avond en zag het luste
loos gelaat van hem, die ik immer
Schomper noemde Ik was een prul in
de wiskunde; bij ongetwijfeld ook.
Maar één ding wist hij me bij te bren
gen: hoewel het vaststaat dat de som
van nul plus nul nog nul blijft, valt
het niet te ontkennen, dat er bij deze
berekening toch iets bijgekomen is. dat
niet aanwezig was bij die twee nullen
apart n.l. de sam. Zo was het ons
ook: alleen waren wij niets; samen wa
ren wij iets. een sam, een begrip. Toen
hij de trein verliet en ik hem voor
dé laatste maal in de nek keek hoe
dikwijls moest ik hem berispen en
hem manen, die t< wassen toen was
ik niets meer. Nou ja; korporaal.
Ik meende vrij te zijn. Drie uur
toefde ik in een provinciestad, die ik
passeerde en de mijn geboortestad
was. Drie uren smaakte ik het leven
in al zijn geledingen, nuttigde augur
ken en eieren en keek naar de nieu
we damesmode. "Toen ijlde ik verdel
en bereikte mijn vliegveld. Daar zat
mijn chef en zag mij aan. Hij wist
waar ik was geweest. Hij noemde het
aantal augurken iat ik geslikt had en
brak voor mijn geestesoog nogmaals
de eieren in ce pan. „Een slechte
beurt", resumeerde hij, en ik stemde
daarmee in
Onmiddellijk na mijn aankomst be
gon ik een nieuwe geest te versprei
den. Ik poetste de schoenen van de
soldaten die het vertikten en deed de
afwas voor de hofmeester. Drie dagen
later dróeg men mij de ziekenzaal in
met een aantal overspannen zenuwen
De luitenant meer dan een tweede
vader voor me kwam mij opzoeken
en knikte goedkeurend. „Zó moet je
het leren", glimlachte hij. „Het valt
nog niet mee om korporaal te zijn."
Later besteedde ik mijn tijd met het
bezichtigen van het terrein mijner
werkzaamheden. Na een kleine long
ontsteking tussen de hangars te heb
ben gesmoord, wervelde ik het hoofd
gebouw in. dat zich kenmerkte door
licht en lucht, binnenvallend door
manshoge ramen; zelfs op de toiletten,
waardoor de gebruiker hiervan voort
durend in angst leeft, als een blok uit
''e tweede étage te zullen storten.
Een bijzondere plaats neemt ook
de soldaat in deze gemeenschap
in. Ik was toevallig getuige van
een enorme blunder, die een collega
zich veroorloofde, toen hij een afde
ling soldaten in het gelid zette. On
geloof en verbazing, ja pijnlijke te
leurstelling tekende zich op de ruig-
behaarde gelaten af. „Dat is er niet
bij", probeerden zij nog te zeggen,
maar hun lippen trilden en een traan
trok een wit streepje op hun wangen.
Ik zag ze gaan; een troep gebroken
stakkers, ruw weggerukt uit hun
droomtoestand, onvoorbereid gecon
fronteerd met het harde militaire be
staan. Deze korporaal had een tac
tisch succes behaald, maar hij bleek
een slecht strateeg. Veeleer had hij
dit moeten bedenken: in de tijd, dat
de soldaten in het gelid staan, wordt
hun de kans ontnomen, hun mens-ziin
op de voor hen geëigende wijze uit te
leven. En het zijn mensen, die een
oorlog voeren: men kan een eend nog
wel in een Montgolfière zetten, maar
niet op een straaljager.
Ik sprak u daareven over het hoofd
gebouw op het vliegveld, met alle
licht en lucht daaraan verbonden. Ik
was onverschillig: althans mijn mede
delingen waren dat. Er is namelijk één
hok, dat geen enkel raam heeft en
niet groter is dan een gevangeniscel.
Bovendien staat het vol met kasten en
machines, zodat er slechts enkele lie
den kunnen zitten en dat dan ook doen.
In dit holensysteem werd ik gehuis
vest. Daar er evenwel geen plaats
meer was. zag ik mij echter genood
zaakt me van elke vorm van arbeid
te onthouden. Iets, wat niet onopge
merkt bleef; alras werd ik dus elders
ijl de gelegenheid gesteld, mijn kwa
liteiten bot te vieren.
„Ha!' denkt de lezer nu wellicht.
„Zijn opleiding is voorbij. Hij is bij
de luchtmacht. Nu gaat hij dus vlie
gen. In bonte taferelen zal hij ons
schilderen, hoe hij speelt met zijn kist
en de elementen; hoe hij zijn razends
machine op een rotswand laat aanstor
men, om hem er dan over heen te
wippen als een zure haring." En de
lezer gaat er wellicht al gemakkelijk
voor zitten. Het spijt mij daarom zo
erg, zelfs deze eventueel nog overge
bleven lezer nog te moeten teleur
stellen. U moet zich echter de lucht
macht zo voorstellen, dat honderd
kerels zich krom staan te zwoegen,
om één vent in de lucht te houden.
Dat is, tezamen, het werkend gedeel
te van de L.S.K. Het beschouwend
gedeelte bestaat uit een vent, die er
zo'n beetje bij loopt, overal zijn kou-
we neus in steekt, alles opschrijft wat
hij ziet en hoort en dat in een krant
zet als hij denkt, dat het voor de Rus
sen van te weinig waarde is om er eet»
oorlog mee te winnen. Die beschou
wende functie nu wordt door mij
waargenomen.
FRANS GROSFELD
Het was. van deze luitenant, dat
ik destijds schreef dwaas die ik
was, die ik ben en zal blijven, roeke
loze ook „Enfin Malherbe vint"
Ik meende daartoe gerechtigd te zijn,
omdat belachelijk idee hij mij
enige tijd op zich had laten wachten,
verlangend als ik was naar mijn be
stemming. Nu liet ik idioot deze
luitenant zélf wachten, drie uur, een
achtste etmaal achtereen. En riep hij
uit: „Snfin le slappe vint"? Neen.
Alleen een zacht verwijtende blik.
Even maar. Toen volgde de rest.
„En eindelijk kwam Malherbe".
Of .Tenslotte was hij daar." Ofwel:
„Daar was de man, die wij nodig
hebben." (Moderne opvatting). Wij
kunnen er niet over twisten, dat miin
uitspraak juist was, hoewel uit de
Franse letterkunde gestolen. Maar de
manier was fout. Als ik nu nog „En
fin de lieutenant Malherbe vint ge
zegd had, vooruit er mee. De
tuur zou een dreun gekregen hebben,
maar de krijgstucht ware in acht ge
nomen.
Generale noot: De lezer zal verwon
derd zijn. dat ik me om deze kwestie
zo druk maak; de luitenant zal het
echter begrijpen. Als goed Hollander
lèèst hij dit blad. En ik heb veel te
verliezen. Opslag, bevordering en do
h°le bliksemse boel meer.
Naarmate het tempo van de stijging,
evenals dit de laatste tijd reeds duide
lijk merkbaar is geweest, in Amsterdam
veel langzamer zou verwezenlijken dan
elders, zou men onwillekeurig de in
druk krijgen, dat o.a. in New York het
aanzien van de gulden er sprongsge
wijze op vooruitgaat- Deze conclusie
gaat, tenminste in het onderhavige ge
val. niet geheel op. omdat de uiterst
gunstige vooruitzichten van de petro-
leum-industrie in de gehele wereld het
aandeel Koninklijke bijzonder aan
trekkelijk maken. Bovenstaande con
clusie is daarom wel wat oppervlakkig,
al is zij natuurlijk een kolfje naar de
hand van mi-'-*"- t ieftinck. Op het
beneden de
ons natiom 1
TT oor defOC T€ l CIC II
\j geven
de v.
van gesprelining van de waterpoloploeg
te Amsterd>°rzitter der S.C. tenslotte
vorm van enkele incidentele bijeen-
ter van eeiier~geven"'+ttL de
zij dan gepaard met een zeer lage ren
tevergoeding), er in geslaagd een bui
tengewoon groot succes te boeken. Van
zelfsprekend heeft het bieden van een
loterijkans daarbij de doorslag gegeven.
De lening van f 10 mill, is er als koek
ingegaan. Ware zij f 25 mill, groot ge
weest, dan nog zou zij zijn geslaagd,
want slechts twee vijfden van de in
schrijvingen konden worden bevredigd.
Is de lening bedoeld geweest als een
proefballonnetje, dan is zij dus goed
opgegaan.
De Gemeenten Haarlem en Utrecht
hebben er, o.i. terecht, de voorkeur aan
gehecht zich te bepalen tot een be
hoorlijke rentevergoeding met deze op
4 pet. te stellen. Binnenkort zal de
Bank voor Nederlandse Gemeenten met
een lening voor woningbouw van niet
minder dan f. 100 mill, te voorschijn
komen, vaarovcr nadere bijzonderhe
den alsnog ontbreken.
Gezien het goede doel, namelijk het
financieren van de woningbouw, waar
aan in Nederland een zo nijpende be
hoefte bestaat, mag uiteraard aan deze
leningen een volkomen welslagen wor
den toegewenst. Toch menen wij een
enkel voorbehoud te moeten aanteke
nen. Zij mogen geschikt zijn voor de
kleine belegger, voor de kleine
spaarder kan niet hetzelfde worden
gezegd.
Van spaargeld kan immers te allen
tijde worden beschikt over de volledige
inleg, het nominale bedrag van het
gespaarde bedrag is gegarandeerd. (De
zelfde opmerking geldt voor levens-
verzekerings- en spaarpolissen)Wordt
spaargeld omgezet in obligatieleningen
en heeft de spaarder opeens zijn geld
weer nodig, dan riskeert hij bij ver
koop een min of meer gevoelig koers
verlies. Dit klemt te meer, wanneer de
rentevoet op de obligatiemarkt een
stijgende lijn aantoont, zoals thans het
geval is. Hetzelfde argument geldt voor
staatsleningen, tenzij Nederland evenals
België bereid zou zijn bij inschrijving
op een nieuwe lening, zoals thans ge
schiedt met de aangekondigde 4)4 pets.
staatslening Belgie 1951, de oude lenin
gen voor de inschrijving zonder meer
aan te nemen.
Wat premieleningen betreft, zoals
dié van de Stad Amsterdam, met een
zo lage rentevoet als 2)4 pet. en een zo
uiterst geringe kans op een premie,
geldt bovengenoemd bezwaar natuur
lijk nog sterker.
Terugkomend op de grote belegger,
wordt de Nederlandse kapitaal
markt op het ogenblik wel
zccr zwaar op de pi oef gesteld door
een emissiegolf- Tenzij door het ophef
fen of tenminste het aanmerkelijk ver
zachten van vele thans nog bestaande
belemmerende voorschriften en boven
al van de „superfiscaliteit" nieuw le
ven zou kunnen worden ingeblazen,
kan men zich gevoeglijk afvragen hoe
zij deze aderlatingen zal doorstaan en
waar al dit nieuwe geld vandaan zal
kunnen komen. Het verschijnsel doet
zich voor en zal voortgaan zich voor
te doen, dat het publiek andere waar
den te gelde moet maken om te kun
nen inschrijven.
Ten slotte nog een woord over het
Toezicht Credietwezen, waartegen door
vooraanstaande persoonlijkheden en
lichamen in ons land is geprotesteerd
op zakelijke en politieke gronden. Ook
al heeft de Katholieke Kamerfractie
het „tijdelijke" karakter van een maat
regel, welke wel degelijk voor verlen
ging vatbaar zal blijken te zijn en een
sterk staats-socialistisch karakter
draagt, op drie jaren teruggebracht,
de principiële bezwaren tegen de sys
tematisch toenemende Invloed van de
staatshuishouding op de volkshuishou
ding. welke door prof. Groeneveld zijn
geconstateerd, blijven ten volle bestaan.