Met kleine bestelauto drie weken in Brits Kameroen D DRIE AANKOMENDE ROMANSCHRIJVERS w Beroemde mozaïeken van Ravenna thans in Nederland te zien Houdingen in de tijd anflavin itlMota Inspectietocht voor de Memisa naar de medisch-hygiënische toestanden Alfred KossmannGerrit Kouwenaar en Ferdinand Langen De heiligeKerk m Gezinsreductie op schoolgeld LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 8 DECEMBER 1951 PAGINA 3 70 procent der gerepatrifeerde missionarissen komt uit Afrika MciïllSa lïl 1950 GRIEP dvL, Vt Top Naeff ontvangt de Van der Vies-prijs Liturgische weekkalender Pater Daniels overleden DOOR ALEXANDRA ORME Verdeling van bouwvolume voor scholen Ter gelegenheid van het vijf en twintigjarig jubileum van de „Me- misa" werden in 1950 aan 418 Neder landse missieposten, verspreid over de ganse wereld, geschenkpakketten met medicijnen en verbandmiddelen gezonden; 72 missieziekenhuizen en 18 andere instellingen ontvingen grotere zendingen. Naar Afrika wer den 214 kisten verzonden, waarvan 20 naar Brits Kameroen. Dit al les was mogelijk gemaakt door de giften van Katholiek Nederland bij de „Memisa"-kerkdeur-eollecte in Januari 1950. Het geregelde contact dat ik onderhield met de patiënten op de zgn. „Rimboe kamer" van bet Rotterdamse St. Franciscus Gasthuis en de vele gesprekken die ik met hen voerde, hadden steeds meer het verlangen naar een persoonlijke con frontatie met de missie in Afrika in mij wakker gemaakt; en niet weinig ook de steeds herhaalde uitnodigingen van vertrekkende missionarissen: „Kom zelf maar eens bij ons kijken, dokter, als jc vacantie hebt". Bovendien speelde een zekere nieuwsgierigheid naar het leven van de „avonturiers voor God" een rol. Aanvankelijk gingen mijn gedachten steeds uit naar Oost-Afrika. Ik stelde mij dienaangaande zelfs in verbinding met de Fathers van Mill Hill; zij adviseerden mij echter Brits Kameroen voor een studiereis te kiezen, aangezien dit Missiegebied naar hun zeggen veel primitiever was. En ook bleek een tocht naar dit „Graf der Europeanen" op kortere termijn uitvoerbaar. in het Pidgin-Engels namens de gehele parochie de dank aan het Comité over te brengen. Ten overvloede kwam later op de dag nog eens de hele schooljeugd met trommels en pijpers opmarcheren; en zij droeg van bamboe vervaardigde letters, die tezamen de woorden „Thank you Memisa" vormden. De neger-hoofd onderwijzer hield een heel lange toe spraak in vlot Engels en stelde o.m. vast: ..Wat deze streek tot nu toe is, is zij geworden dank zij de missie". Daar op volgde een heel concert, ten gehore gebracht op zelfge maakte xylofoons, drums en blaas- en ratelinstrumenten; en ook bracht de bevolking haar er kentelijkheid via enkele karakteris- Van 1 tot 5 September was ik dan de gast van de Missiestatie Kumbo-Shisong. ongeveer 650 km verwijderd van de Afrikaanse kust. Daar staan de missio narissen Onderwater, Wagenaar en Al- tink aan het hoofd van een steeds in bloei toenemend Missiegebied. Een vijf tal Italiaanse zusters helpen er hen bij hun arbeid; zij hebben n.l. de leiding van een meisjesschool en eveneens be heren zij een Dispensary, een klein hos- pitaaltje, waar ongeveer twintig patiën ten kunnen worden opgenomen. Eens in de veertien dagen komt er een Hongaar se arts om er, op een zelfvervaardigde houten operatietafel overigens, de nood zakelijke operaties te verrichten. De kraamafdeling in dit ziekenhuis dit zij terzijde gezegd wordt er zeer ge frequenteerd in Kumbo-Shisong.... Als ik zeg dat het kleine gasthuis uiterst eenvoudig en sober is ingericht, dan is dat beslist een euphemisme. Er is geen sprake van stromend water, en zelfs niet van electriciteit, gas, riolering of telefoon. Laat staan van moderne genees- en verbandmiddelen, zoals wij die hier kennen. Omdat de verbindingen in dit land zo miserabel zijn, gebeurt het veelal dat eventuele bestellingen maan denlang onderweg blijven. En het was dan ook zeker geen luxe, dat Kumbo- Shisong in 1950 zulks in het kader van de jubileumgaven van de zilveren „Memisa" een volledige uitrusting voor de verloskamer en twee kisten ver band en medicijnen gestuurd kreeg. Toen ik er was hield de zuster, die de leiding heeft in polikliniek en ziekenhuis, niet op mij te bedanken, telkens als ik haai ontmoette, voor de in haar ogen „enor me zending". En op de dag, dat 104 kleine zwarten hun eerste H. Communie deden, werd er een massale dankbètui- ging gehouden. Na de H. Mis kwamen de Communicantjes met hun ouders ons voor het Fatherhuis een aubade, be staande uit zang en handgeklap, brengen en een der volwassenen verzocht mi) Advertentie Mijnhardt's Grieppoeders. Doos 47 Ct. k r. J. A. G. ten Berg, leider van de Behandelingsraad van het Neder lands Medisch Missie Comité (Memisa), maakte onlangs met een kleine bestelauto een tocht van drie en een halve week langs diverse missiestaties in Brits Kameroen. Reeds vóór 1940 werd in de kringen vm het comité de behoefte gevoeld, dat één of meer van zijn leden een reis naar Afrika zou(den) maken ter bestudering van de medisch-hygiénische toestand aldaar. Niet alleen om de missionarissen in dat land te kunnen instrueren op dit belangrijke gebied, maar vooral ook om hen zélf te beschermen tegen tropische ziekten. Uit de door dr. E. H. Hermans in 1940 gepubliceerde sterf te statistiek onder de Neder landse missionarissen immers was gebleken, dat in de periode van 1 Januari 1900 tot 31 December 1939 van de 1050 uitgezonden missionaris sen er 124 stierven, van wie ongeveer 40 procent tengevolge van malaria. Na de bevrijding kwam vast te staan, dat van de uit al de delen van de wereld gerepatrieerde missionarissen, che als patiënt in het St. Francis cus Gasthuis in Rotterdam moesten worden opgenomen, ongeveer 70 procent afkomstig was uit (Afrika. Bovendien maakte ae steeds voort schrijdende ontwikkeling op medisch terrein het wenselijk de techni sche toepassing van nieuwe mogelijkheden in de missiegebieden te bestuderen. En ook de vele per luchtpost aangevraagde adviezen eisten voor afdoende beantwoording begrip van de plaatselijke omstandigheden. Welnu, met dit alles duidelijk voor ogen, maakte dr. Ten Berg, in opdracht van de „Memisa", zijn reis, waarvan hij in een serie artikelen in ons blad verslag zal uitbrengen. Met het oog op de collecte, die mor gen, Zondag, aan alle kerkdeuren voor het Medisch Missie Comité wordt gehouden, begint hij niet met een relaas over zijn reis met een bananen- boot van Liverpool naar Fiko, maar geeft hij dit keer meteen een indruk van zijn belevenissen in Afrika. J HiLtemE JULdxiu (\jld tokTdjL h/ro JtlcL dSLtf-n/j AxdAoLt, tieke negerdansen tot uiting. En ten slotte stond een de putatie van zowat honderd bewoners van Shisong mij in het Doctrine-House (leslokaal voor de Catechumenen) op te wachten. Ook hier weer een fraaie toespraak, overlo pend van dankbaar heid. Van Thomas Lukong dit keer. En hij bood mij na af loop zijn rede (zie hierneven keurig op schrift gesteld, aan. Kortom, het was opmerkelijk hoe uit bundig de waarde ring was voor het weinige dat de „Me misa" tot nu toe nog maar voor de streek had kunnen doen. Zij moge ech ter voor iedereen een aansporing zijn om zijn bijdrage tot leniging van de grote nood op me disch gebied, die m de meeste missie gebieden nog heerst, te verdubbelen. Dr. J. A. G. TEN BERG fb tiiJL/ TrwmJim Q/ BiJb fruut eocfiAUt <QmL oLdU^o OAdJbitXajiL CünxJL J^hujA jluOAjb A<xL IMtj (luit Qsy^cL urAóJb Qsnjdó till/ xféLLUlLj AjXnM/ ÓL&nJy QuXj tCujyvilro PodUald wo C&ri/njudt-cryo oküo QuX SuufvjtaJj tosiJc, Kt, ifuimJc IjOu. (MIJ JtwMjUtj thl/ iüOpMb A/luO taJtl/nj tb Cj&rrcty oJLthjb éuAOjU, to ML QjjA, rmdo OwrxsL Lüfuutt/ itd/ CJLlu, TfLuucmMutl aXL emdtoAWuitrnt^ to J&lul' ^kioX fulKmatA tb QuA tfiurrn Hu (jutbn, ijbu CL CXtsMX ttmjttU&nohrw Qui oL^cuUtui ikajru Ol&jxi, rru^Hi Alval, Km&rru iou. OsrxjL Üdb JOéutj Jvouat/ QetüjxlNj (torw MjujcA tb ULloam, tta, JiL&fótL êconMó tuJt, at zot au, JtUl wty nudjj^O j\JbuP GuxUtlvtJ Jyt^sU, Own/L, ttxL, ioeitbj tb ICitfv -6U xn\j rrvmnjt ajAirru rnjaJcvnj^ JumAmtbuanv JtLtsMXJ jfbl nUJU&rU O, jtluj 4/*\j Ou-Ca,miUmJ, Ob Sa je touic to ijcuL Ju&mL, CL fenLj Ilmvoa,w t \fbuAJ ttij, f+AA i 'fin ?5 anneer wij de heiligheid Kerk als kenteken willen spreken, dan moeten wij, Lil rln oonVinin n der be- net zoals wij dat bij de „eenheid hebben gedaan, de eis van heiligheid stellen voor de Kerk uitsluitend krachtens Christus' goddelijk gezag en bedoe lingen. Zowel wat betreft de heiligheid-m- zich als ten aanzien van de middelen om haar te bereiken beide een ken teken van de heiligheid der Kerk verschaffen de gegevens der Openba ring ons allerduidelijkste uitspraken van Christus-zelf. In de feitelijke heils orde, waarin wij leven, eist God ech ter van de mens, die reeds van nature verplicht is tot het volbrengen van Zijn wil (Godsverering), een bovenna tuurlijke heiligheid, een deelnemen aan het leven van God, waartoe de heilig- makende genade de noodzakelijke voor waarde is. Deze goddelijke wil is ons in Christus geopenbaard, Die „de werker, de bron en het voorbeeld is van onze heiliging. Om deze heiligheid te bereiken moe ten wij deelachtig worden aan de ge naden, de verdiensten van Christus' verlossingsdood. De wijze, waarop dit geschiedt, is echter uiteraard alleen afhankelijk van Gods wil! Deze genadeuitdeling nu heeft Christus aan Zijn éne Kerk toe vertrouwd, met de opdracht daardoor haar leden te heiligen. Zijn Kerk is evenwel niet alleen een zichtbare orga nisatie, zij is zeer werkelijk „de voort zetting van Menswording en Verlossing": in haar leeft Christus onder ons voort tot aan het einde der dagen. „Christus, de Heer", zegt K. Adam, „is het eigenlijke „Ik" van dé Kerk. De Kerk is het Lichaam dat door de ver lossingskrachten van Jesus door stroomd wordt De Kerk wordt eerst voltooid door Christus als haar Hoofd." Juist deze aanwezigheid van de heilige Christus in de Kerk en haar getrou we leden maakt haar i n wezen heilig. Wanneer wij nu deze fundamentele heiligheid der Kerk, die uit haar wezen voortkomt, als een kenteken van de ware Kerk van Christus wensen te gebruiken, dan moet zij ook gemakke lijk uitwendig waarneembaar zijn. Urn die reden zal de Kerk op de eerste Plaats een duidelijk omschreven, speci fiek christelijk ideaal van volmaaktheid moeten bezitten, dat haar alleen in heel zijn omvang toekomt, en dat zij onop houdelijk en wezenlijk ongewijzigd de mensheid ter navolging voorhoudt. Welnu, als hoogste ideaal van hei ligheid geldt voor alle tijden in de R. K. Kerk C h r i s t u s-zelf, haar god-mense- hjke Stichter. Zijn leer en die Zijner ■Apostelen bewaart en predikt zij met goddelijke onfeilbaarheid, zonder ooit mts wezenlijks te veranderen of eraan |oe te voegen. Zelfs een oppervlakkige lectuur van de H. Schrift, vooral ech- van het Nieuwe Testament, toont duidelijk aan, dat het hoofdthema van Christus' leer geen ander is dan de Wilmaaktheid: „weest heilig, zoals Mijn vader in de hemel heilig is." Vervolgens is het nodig, dat de Kerk haar leden geschikte middelen tot heiligheid ter beschikking stelt. Cok hier grijpen wij terug op Chris- us' eigen instellingen, zoals de acramenten, de Evangelische Raden, de Vn?C1Ev6 Phdhten (Bergrede), die Hij Zijn ho ®f.8en oplegt, een radicale levens- ng' tezamen met een onbegrensd Godsvertrouwen. derk'St het al!-Üd in de R.K. Kerk onveran- aanwezig-zijn van deze door Christus Het zijn welis waar niet de échte wereldberoemde mozaïeken van Ravenna, welke op het ogenblik in het Gemeentemu seum van D?n Haag te zien zijn, maar het zijn zulke getrouwe naboot singen daarvan, dat er nauwelijks enig verschil met de originelen valt waar te nemen. Dat men op het ogenblik copïisten heeft, tot zulk een prestatie in staat, is te danken aan de op zich onge lukkige omstandig heid, dat na de ooxlog vele bescha digde mozaïeken te Ravenna moesten worden hersteld. Daardoor is er een school ontstaan van mozaïsten, die thans de materialen en de kleuren zo goed kennen, dat zij in staat zijn tot in de détails co- pieën te vervaardi gen. Een collectie hiervan is reeds te Parijs en Zurich tentoongesteld en gaat van Den Haag straks naar Londen. Met een minutieuze zorg, welke bijna niet meer van deze tijd is, zijn de ongemeen fraaie voorstellingen uit het mausoleum van Galla Placidia en uit de kerken van Ravenna in dezelfde techniek nagewerkt. Men krijgt in het Haags gemeentemuseum „slechts" fragmenten van mozaïeken, die zich over hele wand- vlakken uitstrekken, te zien. Volledig is alleen nagewerkt de stoet van Keizerin Theodora met haar gevolg maar deze voorstelling is dan ook op zichzelf al een bezoek aan de tentoonstelling waard. Wat bijzonder frappeert is, dat deze oude Christelijke mozaïekkunst in me nig geval een verbluffende gelijkenis vertoont met contemporain oeuvre; met name valt dit op bij het fragment van de voorstelling van Mozes op de berg Sinaï. Polygoon-Profilti maakt van de mozaïeken uit Ravenna en de techniek, welke men heeft waargenomen bij twee Italiaanse mozaïeken, die de afgelopen weken in Den Haag werkzaam zijn geweest, een filmpje. De tentoonstelling blijft geopend tot eind Januari 1952. Symbool van de Evangelist St. Lucas, Vllle of IXe eeuw na Christus. ingestelde middelen vormt het kenteken van heiligheid. Het voorafgaande zou tenslotte niet geheel bevredigen, wan neer dit ideaal van heiligheid niet tevens ook in de praktijk verwezenlijkt werd. Hierbij moeten wij echter in het oog houden, dat de heiligheid, om kenteken van de ware Kerk te 'zijn, zich niet noodzakelijk in elk afzonderlijk lid hoeft te manifesteren, daar de Kerk immers uit rechtvaardigen e n zondaars bestaat. Het is voldoende, dat in alle tijden ook in de vervalperioden duidelijke voorbeelden van ware heiligheid her haaldelijk aan te wijzen zijn. In de strikte zin van een kenteken dei- ware Kerk doet men echter verstandig zich alleen op die heiligen te beroepen, die n a de Reformatie hebben geleefd, hoewel natuurlijk ook vóór die tijd de heiligheid steeds een eigenschap van Christus' Kerk is geweest. Het is boven dien van belang er de nadruk op te teggen, dat de heiligen juist hun vol maaktheid hebben bereikt door in trou we gehoorzaamheid aan de leiding van de Kerk haar hulpmiddelen te gebrui ken voor het doel, waartoe zij door Christus zijn ingesteld. Afgezien van het feit, dat de geschiedenis der R.K. Kerk onmiskenbaar duidelijk de voortdurende, feitelijke aanwezigheid der heiligheid bewijst, ligt ook in vele uitspraken van Christus de belofte opgesloten, dat deze heiligheid nooit zal ontbreken. „Niet gij hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb U uitverkoren; en Ik heb U aangesteld om vrucht te dragen, en wel blijvende vrucht". (Joh. 15.16). Opvallende vruchten van heiligheid treden aan de dag in de martelaren en de heilige wonderdoeners, terwijl de Evangelische Raden de eeuwen door talrijke kloosterinstellingen in het leven hebben geroepen, waarvan de zelfheili ging der leden steeds het eerste doel is. Samenvattend kunnen wij dus zeggen, dat de R.K. Kerk niet alleen zelf heilig is, maar dat zij ook de nodige heiligende middelen bezit om haar leden tot vol maaktheid te voeren. In feite heeft zij dat steeds gedaan, zodat zij in alle tijden werkelijke heiligen heeft voortgebracht in rijke schakeringen. Dergelijke voort durende resultaten in zwakke mensen eisen méér dan een verklaring uit na tuurlijke krachten alléén. L. De Van der Vies-prijs voor 1951 is toegekend aan mevrouw Top Naeff voor haar toneelstuk „Zie de maan schijn» door de bomen". De jury, die met op één na algemene stemmen hiertoe besloot, was van oor deel, dat „dit werk, hoewel niet uit de moderne school, kwaliteiten van geest en gemoed bezit, die voor onze tijd van gewicht zijn, terwijl de dramatische constructie boeiend, de intrige overtui gend en de dialoog levend en gevoe lig is." Bij de beoordeling der ongeveer 200 inzendingen werd een eervoile ver melding toegekend aan Luisa Treves voor haar stuk: „Het huis van de Saltimbanks", en aan Willem Hoffman voor zijn historisch toneelspel „De Rebel" In de jury voor dit jaar hadden zit ting: mevrouw Emmy van Lokhorst en de heren Eduard Verkade, Joh. Rem- melts, J. van Lumey en Corn. Veth. ZONDAG 9 December: 2de Zondag v. d. Advent; Mis v. d. dag; 2 Onb. Ontvangenis; (Breda: 3 H. Barbara); Credo; prefatie v. d. H. Drievuldigheid1; paars. MAANDAG: onder het octaaf v. d Onb. Ontvangenis; Mis v. h. feest; 2 gebed v. d. Zondag; 3 H. Melchiades; Credo; pref. v. O.D. Vrouw; wit; Breda: 2 H. Barbara; 3 gebed v. d. Zondag; 4 H. Melchiades. DINSDAG: H. Damascus, Paus, belijder; Mis Si diligis; 2 Onb. Ontvangenis; 3 ge bed v. d. Zondag; Credo; pref. v. d. Apos telen; wit; Breda: octaafdag v d. H. Barbara; Mis v. h. feest; 2 H. Damascus; 3 Onb. Ontvangenis; 4 gebed v. d. Zondag; Credo; pref. v. d. Apostelen; rood. WOENSDAG: zoals Maandag, behalve: 3 tot de H. Geest; Breda: vervalt. DONDERDAG: H. Lucia, maagd, marte lares; eigen Mis; 2 Onb. Ontvangenis; 3 gebed v. d. Zondag; Credo; prefatie v, O.L. Vrouw; rood VRIJDAG: als Woensdag. ZATERDAG: octaafdag v. Onb. Ontvan genis; Mis v. h. feest; 2 gebed v. d Zon dag; Credo; pref. v. O.L. Vrouw; wit. ZONDAG 16 Decemeber: 3de Zondag v. d Advent: Mis v. <1 dag (Gaudete) 2 H Eusebius: 3 tot de H. Maagct; (Haarlem: 4 voor de bisschop); Credo; pref. v, d. H. Drievuldigheid; paars. De Noorse gezant de heer Jens Buil zal 12 December om 21 uur in het Haag se Gemeentemuseum een expositie van werken van Noorwegens grootste schil der Edvard Munch openen. ~\T a lezing van de laatste romans van Alfred Kossmann, Gerrit Kouwenaar en Y Ferdinand Langen kan men zich afvragen: beweegt de jonge Nederlandse romankunst, die der 25 tot 35-jarigen, zich in do richting van een neo realisme? De drie genoemden houden zich intensief bezig met waarneming van de werkelijkheid in een allerminst romantiserende zin. Intensief is misschien niet het ju'iste woord. Behoedzaam, bedachtzaam en doordrongen van hun ver antwoordelijkheid tasten zij hun naaste omgeving af en proberen zij hun mense lijke positie ten opzichte van die omgeving te bepalen. Zij hebben een persoon lijk probleem tot klaarheid te brengen; zij hebben een persoonlijke verhouding met de werkelijkheid en mot de moraal van deze tijd af te wegen. Zij proberen zeer eerlijk en zeer menselijk te zijn. de in de gaten heeft, zal men Langen's boekje licht flauw vinden. Het is ook maar Kleinmalerei; maar als zodanig en als tragi-comische wellevenskunst met een schijn van copieerlust des da- gelijksen levens, mag men het niet on derschatten. Ergens heeft dit verhaal, zoals ook de andere romans van Lan gen, een moraal. In zijn vorige roman, „Jacques en Jacquelien", op eenzelfde thema van onvoorzien oponthoud ge bouwd, ging het om een meisje met rode wangen dat trouwen ging en soms stotterde. De ik-figuur van het boek, een buitenstaander die iets te laat op het stadhuis kwam om te horen hóe zij „ja" zei, blijft heel de dag in het on zekere of zij gestotterd heeft of niet. Pas 's avonds laat krijgt hij zekerheid en weet hij: zij heeft volmondig ja ge zegd, zij zal gelukkig zijn! Ook de roman „Morgen kom ik te rug" houdt zo'n symbolisch ja-op-het- leven in. De jongeman, die trouwplan nen heeft, formuleert op de laatste blad zijde zijn liefdesverklaring aldus; „Ik houd van iedereen. Ik houd van de hele wereld- Ik houd van alles. Maar van jou houd ik wel heel in 't bijzonder. Van jou houd ik anders dan ik van alle anderen noud". Of men bijaldien ten aanzien van hun werk van realisme kan spreken, blijft de vraag. Soms stuit men op passages, waarin de waarneming van de werke lijkheid overduidelijk herinnert aan de school van het burgerlijk realisme. Men krijgt dan de dag-, maar óók de nacht zijde van ons bestaan; de mooie, maar óók de minder mooie en ronduit onlust opwekkende levenszaken gedetailleerd beschreven. Men bemerkt een behoefte om in de onderdelen van een beschrij ving af te dalen en men ervaart, dat aan physieke gewaarwordingen nadruk kelijk aandacht wordt geschonken. Het verhaal komt allerminst als een stroom over de lezer. Het mist op een bepaalde manier drift- Er ligt een argwaan ten aanzien van het hele schrijverschap aan ten grondslag. Het schrijven van een zielkundig opvallende roman is om zo te zeggen een zielkundig probleem op zich geworden, dat buiten het veld van de letterkunde valt. De jonge schrij vers hebben dit te veel dóór om zich nog opgewekt-spontaan door hun inspiratie te laten meeslepen. Zij haken zich tel kens opnieuw vast in een emotioneel geladen gebeurtenis, gaan er diep op in, doorknagen haar, zoals een worm een rijpe vjjpcht doorknaagt. En gaan ver volgens weer bij zichzelf te rade. De gebeurtenis wordt een probleem; zij verandert onophoudelijk van object der literaire verbeelding in een gewetens vraag die beantwoord moet worden; in een morele schuldkwestie die beleden wil worden; in een psychologisch geval dat wetenschappelijk geanalyseerd kan worden. Dit geldt speciaal voor de ro mans van Alfred Kossmann en Gerrit Kouwena„„ „Morgen kom ik terug In Langen's romans schijnt het meer te gaan om het doorleven van iedere gebeurtenis als aanschouwelijk bewijs van het feit dat wij leven en dat het de moeite waard is óm te leven. Zijn nieuwe roman, „Mor gen'kom ik terug" 1); is niet veel meer dan een aaneenrijging van verhaaltjes, waarvan men er rustig een aantal kan» overslaan zonder de draad van de ro man te verliezen. De geschiedenis is in een paar woorden verteld. Een jonge- man, die in Amsterdam op kamers woont en trouwplannen heeft, is ge- woon om de drie maanden een dag naar zijn moeder in het Noorden van het land te gaan: een dag heen, de volgen- de dag terug. In deze gewoonte wordt hij op een goede dag gedwarsboomd door wat hij zelf ironisch noemt „het wereldgebeuren". Hij heeft tegen zijn hospita en zijn verloofde gezegd: Mor gen kom ik terug, en is toen naar het Noorden gereisd. Maar de volgende dag (het is tegen het einde van de oorlog) lopen de treinen niet meer en het moet eerst bevrijding worden voor de jonge man terug kan liften. Er is in deze ro man niet meer aan de hand dan een heenreis, een oponthoud en een terug reis- Het is de kunst van Ferdinand Langen dit allerminst opzienbarende te doorleven als een reeks van waarde volle levensmomenten. Wanneer men alleen maar dit allerminst opzienbaren- „Ik was geen soldaat Gerrit Kouwenaar debuteerde vorig jaar met een roman „19-Nu". Zijn nieu we roman heet „Ik was geen sol daat" 2).'Het zijn twee nogal uiteen lopende boeken, zowel wat de stijl als wat de opzet betreft. Maar men voelt in allebei zeer sterk en overtuigend de per soonlijke inzet van de auteur in de stof doorwerken. Het gaat hem wel het meest lijfelijk om „een houding in de tijd" en om alles wat samenhangt met mense lijke waardigheid, rechtvaardigheid en integriteit. In „Ik was geen soldaat" is de hoofdpersoon een jonge man, Mink, die toen de oorlog uitbrak nog op de HBS zat. Na de oorlog loopt hij met een zwaar schuldgevoel rond, want hij heeft, naar men in een paar woorden verneemt, in een concentratiekamp een vriend uit de illegaliteit verraden; het gebeurde uit angst en onder pressie; de vriend is daarop gefusilleerd en Mink heeft in het kamp zijn linkerhand ver loren. Deze hand wordt het symbool van zijn schuld; des te heviger naarmate de mensen een held in hem gaan zien, een 1 slachtoffer van het verzet, en het meelij een* rol gaat spelen. Gerrit Kouwenaar heeft van dit drama van schuld en vrijspraak gelukkig geen aandoenlijk gevalletje gemaakt. Hij heeft het pijnlijk-gevoelige gegeven als forse realistische roman opgezet. Tot een op lossing van de innerlijke schuldvraag komt hij slechts in schijn. De schuld in Mink blijft slepend; als pijn en als levensonlust. De menselijke volwassen heid, kan men algemener zeggen, kent slechts verMinkt geluk. Mink verlangt hartstochtelijk naar een zuivere verhou ding tussen hem en de mensen. Aan de mensen ligt het niet per se. Maar de jongeman van deze tijd heeft zichzelf te zeer dóór, om het met het aangaan van die verhouding op een geruststel lend accoordje te gooien. „De moord op Arend Zwigt Ook in Alfred Kossmann's nieuwe ro man lijdt een jongeman aan het leven, omdat hij zich te zeer dóór heeft, of méént te hebben. Met „De moord op Arend Zwigt" 3), zoals deze roman heet, is een gééstelijke moord, een moord-in-gedachten, bedoeld. Zielkundig is het geval een onderzoek waard. Een te sterke ouderbinding, die verbroken wil worden, ligt er als drijfveer aan ten grondslag. Een overdracht van haatge voelens maakt de zaak nog gecompli ceerder, althans voor de literaire ver beelding. Het gaat dan over twee school vrienden, die, ongeveer 17 jaar oud, van huis wegvluchten, door een angstpsycho se voortgedreven worden en zich willen redden in een snelle volwassenheid. Het precaire gegeven is al met al toch nog geslaagder uitgewerkt dan men ver wachten mocht. Het begrip realisme schiet hier als kenschets te kort. De werkelijkheid wordt wel weer nauwkeu rig beschreven, vooral als onlust; maar tenslotte is er toch niet zozeer iets ..wer kelijks" als wel iets „wezenlijks" ge beurd. De jongens hebben hun over spannen psyche geaard aan de wereld. Zij hebben hun jeugd als een gevaarlijke crisis overleefd. Maar van een ja zeggen op het leven, of van de vraag of men met zijn medemensen een accoord kan treffen, kan hier geen sprake zijn. Zij hebben hun emoties overlèefd als aan stellerij, en deze bewustwording van wat, zelfs in zijn overspannenheid, écht was, wordt nu moordend voor hun abrupt „volwassen" geworden ziel. NICO VERHOEVEN 1) Uitg. Arbeiderspers, A'dam '51. 2) Uitg. P. N. van Kampen Zn. N.V„ A'dam '51. 3) N.V. Em. Querido's Uitg. Mij., A'dam *51. Vanmorgen omstreeks tien uur is in de ouderdom van 66 jaar na voorzien te zijn van de H.H. Sacramenten der Sterven den in de pastorie van de paters Domini canen aan de Spuistraat te Amsterdam overleden pater dr. L. Daniels O.P. Advertentie Beschermt Voor de prijs van een gulden heeft het polderbestuur van „De Eendrachtspol- der" een uit 1771 daterende watermolen aan de gemeente Alkmaar verkocht. Voor het opmaken van de notariële acte was het vaststellen van een koopsom noodzakelijk. In de koopacte, waarbij het gemeentebestuur de conditie aanvaardt de molen geheel te restaureren, staat het symbolische bedrag van f 1.dan ook uitdrukkelijk vermeld. Mocht de gemeente anders besloten hebben, dan zou deze oude watermolen, een bovenkruier met scheprad, onder slopershamer gesneu veld zijn. DE RUSSEN VERTALINGi FRANS VAN OLDENBURG ERMKE I 88 Alweer mist! Voor het aanbreken van de dag verdwenen de twee jongens in die mist, op weg naar hun werk, en even daarvoor had de majoor zijn liefje verlaten en was naar de staf terugge gaan. Wat een melancholische, grauwe dag! Er moesten aardappels geschild worden voor Nina en haar majoor; toen ging ik die bakken. Ik was alleen maar zo voorkomend in de hoop, wat van Nina's spek te kunnen stelen. Ze liep overal in huis rond en deelde met haar schrille, krijsende stem commando's uit aan ons en aan de arme Reda. Ze was een echte baas en had klaarblijkelijk een grote verachting voor ons: zij, een luitenant van het zegevierende Rode Leger, een doktores, maitresse van een stafofficier; en wij, behorend tot een onderworpen volk, als varkens ons wen telend in vuil stro. Een soldaat kwam op ons toewande- len. Hij koesterde soortgelijke denk beelden als Nina. Me een vuile onder broek toestekend, blafte hij: „Wassen!" „Neen, ik niet," antwoordde ik. „Breng die maar naar een ander. Waarom zou ik, als bondgenote van jullie, het vuile goed voor je wassen?" „Was je het of was je het niet?" brul de de soldaat, wien bijna het schuim op de lippen kwam van woede. „Wie denk jij, dat je bent? Je zult nog eens aan me denken!" Toen begon hij een dreigende hou ding aan te nemen en me uit te vloe ken. Hoewel ik bang was, dat die ge schiedenis nog wel eens lelijke gevol gen zou kunnen hebben, stak ik nog geen vinger naar zijn smerige broek uit. De Russen zijn volkomen inconse quent. Ze proberen je bang te maken met geschreeuw en dreigementen, en slagen ze daar niet in, dan gaan ze weg, alsof er niets gebeurd is. Wat een ver schil met de Angelsaksische methode om nooit te dreigen, tenzij het dreige ment kan worden uitgevoerd, om nooit te eisen, wat hoogstwaarschijnlijk niet gegeven wordt, om nooit te trachten ie mand, die niet bang is, schrik aan te jagen. De soldaat wandelde weg met zijn oroek. Hoe stil en rustig was het toch! De kanonnen zwegen en alles was als verdronken in de grijze mist. Ik begon naast de deur van het huisje mijn hout te hakken. Twee soldaten kwamen aan en bleven staan kijken. Na een tijdje met elkaar gefluisterd te hebben, ging er een van hen op me toe en hield een fles aan mijn lippen. „Eens drinken?" Het was brandewijn met wijn vermengd. Ik dronk, en het verwarmde me, maak te me licht van binnen. Het waren op het oog twee fatsoenlijke kerels. Ze bleven nog even naar me staan kijken en gingen toen verder, nadat ze mij de fles mét nog een halve liter van het mengsel cadeau hadden gedaan. De Hongaren lieten dergelijke dingen on bewogen. En zei ik hun er iets van dan was hun antwoord onveranderlijk het zelfde: ze hebben ons millioenen ont stolen, moeten we nu aangedaan zijn en sentimenteel doen, omdat ze ons op een paar slokken van onze eigen wijn trac- teren? Ik wist dan nooit, wat te ant woorden. Het was de waarheid, maar niet de hele waarheid. Er school een andere waarheid in zo'n gebaar, minder officieel, minder tastbaar, maar mense lijker, een waarheid, welke geen ver band hield met het recht op buit, maar met goedheid des harten. Daar ik noch tans niet in staat was om dit eenvou dig en in een paar woorden onmiddel lijk duidelijk te maken, gaf ik er de voorkeur aan, maar niets te zeggen. Ik was in een goed humeur. Ik was blij, dat er niet meer zo geschoten werd en dat het leven zo in het algemeen erger had kunnen zijn. En toen ging de deur open en kwam mijn vijand binnen, de man, wiens onderbroek ik geweigerd had te wassen. Nu komt de wraak, dacht ik en vroeg me af, wat er nu gebeuren zou. „Naar de keuken. Jullie moeten de muren afschrobben," schreeuwde de sol daat. „Kom, schiet op, iedere vrouw hier naar de keuken." Daar viel niet aan te ontkomen, dus veranderde ik van tactiek. „De keu ken? Maar natuurlijk. Uitstekend. Kom mee. Marietta, Elsie, we gaan naar de officierscantine om daar te schrobben." KOMEN En tot Fifi fluisterde ik: „Hou' je weg! Er moet iemand, die Russisch spreekt, hier blijven." En zo gingen Marietta, Elsie en ik de keuken schrobben, namelijk de oude waskeuken van ons Herenhuis. Tegen de schemering kwamen we te rug, uitgeput, moe, maar in de beste stemming. Thuis hoorde ik het ver schrikkelijke nieuws: het N.K.V.D. zocht me. Een uur geleden was er een soldaat gekomen om me te halen, en toen hij me niet vond, had hij Jack maar in mijn plaats meegenomen. Hij was onder vraagd en weer vrijgelaten. Ze hadden gezegd, dat ze voor mij terug zouden komen. Wat moest ik doen? Ik wilde weglopen, me verbergen, maar Jumbo hield vol, dat alleen mensen met een slecht geweten er vandoor gaan, en dat ik me ook niet verbergen moest. Dat was allemaal heel mooi in de dagen, toen enkel de schuldigen gestraft werden en de onsehuldigen vrijgelaten, maar waar waren die dagen nu? Misschien hadden ze me aangebracht; misschien wilden ze me opnieuw naar een ander dorp over brengen: dan kon ik me toch beter ver stoppen. Ik was bang, heel doodgewoon bang, maar ik gaf toe, dat Jumbo gelijk had. Dat er kome. wat komt; dus zonder te wachten, tot die soldaat me zou ko men afhalen, zocht ik zelf de leeuwen kuil op. Het was niet moeilijk om het huis te vinden. Ofschoon deze afdeling van het N.K.V.D. nauwelijks vijf uur in Mora was, was er geen soldaat, die niet wist, waar hij die zoeken moest. „De majoor thuis?" vroeg ik hooghar tig aan een sergeant bij de deur. „Wie ben jij? Wat kom je hier zoe ken?" „De majoor heeft me laten roepen. Ga en zeg, dat ik zelf al hier ben." „Waarom liet hij je roepen?" „Ga het hem vragen, dan hoor je het."* De sergeant verdween en was een ogenblik later al weer terug. „Het klopt niet. Hij wil je op een avondje hebben. Hij heeft nu geen tijd. Hij zal wel een soldaat sturen om je vanavond te komen halen. Ga naar huis en wacht daar." (Wordt vervolgd). Verschenen is de memorie van ant woord op het voorlopig verslag van de Tweede Kamer over de begroting van O. K. en W. De minister stelt daarin o.m. in het vooruitzicht een wetsontwerp tot invoe ring van een gezinsreductie op het schoolgeld bfj het L.O. Ook is een wet telijke regeling in voorbereiding, die de besturen van bijzondere middelbare scholen een compensatie geeft voor de verminderde inkomsten t.g.v. de nieuwe sehoolgeldregeling. Voor de gemeente besturen is eveneens een compensatie regeling op komst. Ook bij het technisch onderwijs is een gezinsreductie op komst, terwijl daar de schoolgelden met 20 a 30 pCt. zullen worden verlaagd. Verdere verlaging van schoolgelden is niet te verwachten. Het aantal onvervulbare vacatures bij het onderwijs bedroeg op 16 September 1951 slechts 168 (op 42.000 leerkrachten), d.i. sinds 16 September 1951 een daling met 80, ondanks toeneming van het aantal plaatsen voor onderwijzers. Het voor het ministerie beschikbare bouwvolume is als volgt verdeeld: HO. V.H.M.O. N.O. L.O. 7 9 13 18,5 millioen millioen millioen millioen Voor land- en tuinbouwonderwijs, se minaria, conservatoria e.d. rest dan nog 2.5 millioen. De wettelijke regeling van het parti culier handelsonderwijs is nagenoeg vol tooid; indiening van het wetsontwerp kan men evenwel eedst verwachten nadat een regeling is getroffen voor er kenning of aanwijzing van de bestaande handelsscholen, bijzonder van de han delsavondscholen. Het ernstig tekort aan bevoegde leer krachten en gebouwen bij het Nijver heidsonderwijs wordt veroorzaakt door de stijging van het aantal leerlingen (van 1950 tot 1951: 237.000 tot 258.000, d.i. 9 pCt.; bij meisjes dagonderwijs 54.000 tot 63.000 d.i. 17 pCt.). Gelukkig stijgt het aantal candidaten voor N.O.- akten (1949-50: 932; 1950-51: 1371).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 3