Ring van den Koning I M. A. WESSELS 1952 Belevenissen van de struisvogel Rasmus w in Via di Monserrato Oud-papierhandel TOP PRIJZEN wenst U prettige KERSTDAGEN en een voorspoedig f 4.90 Ook in 1952 gaan wij door met het betalen van MAANDAG 24 DECEMBER 1951 PAGINA 8 Middeleeuwse Kerstvertelling door Antoon Coolen C. J. VAN HOUTEN ZOON N.V. Jan Derks Illustraties: Clim van Lamsweerde Groenburgwal 17—19 Vierwindenstraat 4 Amsterdam Centrum Telefoon 33066—37307 96507-49066 voor Uw OUDE ARCHIEVEN en andere soorten OUD PAP1KM Sim, Sam en Rasmus in de Schouw burg U bent ineens „binnen LABRE-HUIS VOOR DAKLOZEN NIJMEGEN GESCHREVEN VOOR C. J. VAN HOUTEN ZOON N.V. c zware duivels klok had geluid over de stad, ze had verkondigd dat Satan's rijk voorbij was. Toen begon een andere klok te luiden, en weer een, en in de verte een derde met anderen klank, en al die tingende klokken verkondigden de boodschap, dat Christus was geboren. Nog nooit in ai de jaren van zijn lange, gezegende regering had de koning van dat land het kerstfeest aan zijn hof zo groots laten voorbe reiden als nu. Naar het oud gebruik had hij een koning van het kerstfeest benoemd en deze had de leden van zijn ge volg aangewezen: den schatbewaar der, den kamerheer, ridders en pages, priesters en monnikken, herauten en trompetters en maskeradespelers. Dagenlang was het een rumoerige bedrijvigheid geweest van ontwer pers en schilders en timmerlieden, die in den binnenhof de verhogen bouwden voor de kerstspelen. En kleermakers en naaisters zorgden voor de fel- en bontgekleurde costuums. Het paleis van den koning gonsde van de rumoerige drukte en van al de haast die gemaakt werd. Toen na het wegsterven van den laatsten galm der duivelsklok de andere klokken begonnen te luiden, luisterden allen in stilte toe en zeiden tot elkander: Gaat, en zegt dat Christus wordt geboren, en ze ontblootten het hoofd. Gaat, en zegt dat Christus wordt geboren, had de koningin tot den koning gezegd, maar ineens zagen allen die er bij waren hoe de koning even wankelde en haastig tot de koningin iets zei. De koningin, ge schrokken en ontdaan, wenkte snel den ouden raadsman van den ko ning en samen ondersteunden zij den vorst en leidden hem weg. Ontsteld en verbaasd keken allen elkander aan en ieder vroeg, en maakte angsti ge veronderstellingen. Na enigen tijd kwam de oude raadsman terug en zei, dat de koning ernstig ziek was geworden. En de bange mare ging in het paleis weldra van mond tot mond en ook in de stad, waarboven nog steeds de klokken van Kerstmis luidden. Heel de blij de verwachting van het kerstfeest was meteen wreed verstoord. Ieder voelde zijn hart beklemd, vol zorg als men was over het lot van den koning, geen grijsaard, maar op jaren toch, want allen hielden van hem omdat hij een goed en rechtvaardig vorst was. Maar vooral ook voelden allen de teleurstelling, dat van de viering van het kerstfeest nu niets zou kunnen komen. De hofarts was het vertrek binnen gegaan, waar de zieke koning op een pronkbed lag. Allen aan het hof wachtten in spanning a£ en overal in het paleis was het stil, maar buiten luidden de klokken van alle torens hun niet te bedaren kerstzang. Toen werden de oude, grijze raads man 's konings vertrouwde, zo lang als de vorst regeerde en de koning van het kerstfeest bij den zieken koning ontboden. Zij traden binnen en zagen in het licht van vele kaarsen den vorst in de kussens lig gen, laag onder den hogen troon hemel, die rustte op de zware ebbenhouten kolommen van het pronkbed. De koningin zat aan zijn zijde. De koning glimlachte en zei, dat op zijn bevel de viering van het kerstfeest moest doorgaan. De oude raadsman antwoordde, dat alle hovelingen en gasten vanzelf begrepen, dat er van een feestelijke viering van Kerstmis nu geen sprake kon zijn en niet zouden gedogen, dat de koning om hunnentwille de viering van het feest zou laten door gaan. Maar de koning zei, dat het zijn uitdrukkelijk bevel was en dat hij verlangde, dat dit kerstfeest zou worden gevierd, schoner en groot ser dan anders. En hij drukte den raadsman op het hart, allen toch te willen geruststellen met de verzeke ring, dat hij, ofschoon hij ziek was, geen enkele pijn voelde en geen enkele smart had en nog nooit in zo'n goeden geestestoestand was ge weest om Kerstmis te vieren. Later, toen allen in het paleis van het bevel van den koning hadden gehoord, ondervroegen zij druk de geneesheren in hun midden, die zeiden, dat ze het zelf niet begrepen dat de koning inderdaad ernstig ziek was, maar voorzover zij bij hun grondig onderzoek hadden kunnen vaststellen, geen enkele pijn of smart gevoelde. De viering van het kerstfeest ging door aan het hof en ook in de be drijvige stad, ja, en de koning was met zijn volk in de nachtmis in de grote kathedrale kerk, die met toortsen en flambouwen en met hon derden en honderden kaarsen stra lend was verlicht. De koning zat temidden van zijn gevolg in zijn troongestoelte van het koor, zwak om aan te zien en door vele kussens ondersteund, en de koningin was, vol zorg voor hem, naast hem geze ten. De mensen hadden opgekeken en waren op hun tenen gaan staan om hun zieken koning te zien, maar de koning van het kerstfeest had hen met geruststellende gebaren weer doen neerzitten. Dicht bij de gewelven op het hoge koor zongen goudgevleugelde engelen in witte gewaden bij het orgel en trompet blazers bliezen hun schetterende fan fares, die met honderden echos door de kerk schalden, toen een heel jong lief meisje in een wit kleed en met blauwen mantel door de mid dengang tussen de mensen schreed en neerknielde voor het koor. Toen zwegen de trompetten. In beuk en zijbeuk overal tussen de dichte me nigte zaten moeders, die haar jong ste kindje hadden meegebracht in wiegjes met een zoom van schelle tjes rond den rand, en met het rin kelen van die schelletjes susten zij soms het zwak geschrei van hun kleintje. Vele priesters in gewaden, stijf van het brocaat, waren aan het hoogaltaar gekomen. Naast dat hoog altaar was de kerststal, gebouwd, en een kerstkindje lag ook in een klei ne wieg op het altaar zelf bij een van de celebranten. Uit het priester koor ging een kleine, donkere koor knaap in rode toga en gevleugeld als een cherubijn naar het jonge meisje in het kleed van wit en den mantel van blauw, hij boog voor haar, en in de diepe stilte waarin de hele kerk luisterde tot in haar donkere schemerhoogten toe klonk de heldere kinderstem, die zei: Ave Maria. Het meisje antwoordde: Mij geschiedde naar Uw woord De boodschap en de vervulling! Want na het Evangelie keerde de koorknaap terug en zijn sopraantje zong luid door de ruimte: Puer na- tus est nobis. Daar dreunde het orgel, de bazuinen schalden, de engelen jubelden, en een van de priesters aan het altaar wiegde het wiegekind, en al de moeders wieg den het hare, en al die belletjes rinkelden zacht en ruisend, en het ▼olk zong in koor: Eia! Eia! Na den nachtdienst was de koning in zijn rijtuig gedragen en naar het paleis terug gereden. Al het volk wist nu, dat de koning ziek was en van het wondere, dat de koning geen pijn of smart voelde, alsof zijn geest daaraan ontheven was, en allen wis ten van het bevel, dat hij had gege ven, dat om zijnentwille de viering van het kerstfeest zou doorgaan. Den helen nacht brandde voor elk donker venster van het paleis een kaars, en kaarsen brandden voor de ramen van de huizen in de stad, om het Kerstkind den weg te wijzen. Maar de koningin, in de zorg voor den koning toen zij naast hem zat in het koorgestoelte van de nachte lijke kerk, had telkens naar zijn ge vouwen handen gekeken. Zij was vervuld van een gedachte, en den volgenden dag, de dag van Kerstmis, zei zij tot den koning: Toen gij vannacht de handen vouwde in de kerk zag ik, dat ge Uw koningsring weer aan Uw vin ger hadt, dien gij zovele jaren al niet meer gedragen hebt. Ik heb hem in meer dan twintig jaren niet meer gedragen, zei de •koning, en nu draag ik hem weer. Hij drukte de hand,van de konin gin en zei, dat hij gelukkig was, dat hij heel ziek was maar niet leed. De koningin wist niet, wat te moe ten denken van zijn antwoord. De koning had haar ook nooit de reden van het gemis verteld, zij wilde vra gen naar bet hoe en waarom, maar de koning zei haar alle vleugeldeuren wijd open te zetten, want het kerst feest werd gevierd in het paleis. Ja, het paleis was een tweede Bethlehem met al de drukte voor de huizen, waar de mensen samendromden in hun oos terse kledij. Een oude, grijze bard zong met harde, diepe stem voor den koning het lied, dat hij had gedicht en begeleidde zijn zang met accoorden van de harp: Zij, die hun schapen bewaakten in het veld zagen plotseling, hoe de hemel zich open scheurde en het licht Gods door de wolken brak, en zij werden van ▼rees bevangen toen engelen hun verschenen, maar deze zeiden tot hen: Vreest niet, wij brengen u een blijde boodschap, Christus is dezen nacht geboren in Bethlehem. Daar kwam een os aangewandeld, maar dat was een zanger in een ossenhuid, hij liep viervoetig en brulde lang en luid: Ubi? En een ander op alle vieren in een ezels huid, balkte: Eamus, laten we gaan. Daar kwamen de herders en de herderkens, een hele stoet, met schalmeien. Zij speelden en zij zon gen en zij dansten. Een knaap droeg een klein, wit lam en vele herders hadden hun eenvoudige geschenken. Heel die stoet kwam ook door de ziekenkamer van den koning, waar zij speelden en zongen. En na hun herdersspelen, overal in het paleis, trokken zij de stad in, waar de stra ten vol waren van een dichteme nigte. Maar de koningin zocht in de druk te van het paleis naar den ouden, vertrouwden raadsman van den koning, en zij vroeg hem naar den kroningsring van den koning, en of het hem niet was opgevallen, dat de koning, na jarenlang dien ring niet te hebben gedragen, hem nu weer om den vinger had. Ja, zei de oude, grijze raadsman, ook hem was dat opgevallen. Hij herinnerde zich den ring vanaf den dag van de kroning zelf, een zware ring van massief goud met de in het goud gedreven reliëfs van scep ter en rijksappel en de gekroonde beginletter van 's konings naam. Ook hij had den ring later nooit meer aan den vinger van den koning gezien, eerst den laatsten tijd was zei de koningin, want de koning ontwijkt het antwoord, ais ik er naar vraag Maar daar kwam de koning van het kerstfeest, en hoor! Hoor! Daar klonk het zoete dreunen van tympa- nons, van cymbalen en tamboerijnen en door het paleis trok een wonder lijke stoet. De nar in groen en geel met zijn dubbelgepunte groen en gele narrenmuts. stok en schellen, danste voorop. Dan kwamen herau ten, bazuinen en klaroenen schalden en schetterden, maar daar achter klonk zachter muziek van tamboerij nen met den schel lens lag. Een ster schoot op, groot en fonkelend, en daar, met een rijk gevolg van nubiërs, die lansen droegen, en van soldaten, kwamen de drie koningen in schar laken en in purper en met hermelijn, en gekroond, en de ene, met het moorbruine gelaat, was in het ver blindende wit. Dc drie koningen droegen in juwelenkist en reukvat en offerschaal hun geschenken van goud, wierook en myrrhe. Ze speel den hun spel bij de kribbe in den stal van Bethlehem, maar voor ze zich daar ter ruste legden, trokken zij met stoet en gevolg door de zie kenkamer van den koning, waar ze bogen voor koning en koningin. De zieke koning lachte de drie koningen toe. Hij wist, dat zij bij de kribbe zouden overnachten en dat de engel hun in den slaap zou ver schijnen en hen zou waarschuwen voor Herodes. Hij vroeg, of hij ook niet kinderen hoorde, want zo gauw is aan Herodes' naam niet gedacht of men denkt aan hen. De koningen Dit verhaal wordt U aangeboden door Koninklijke Fabriek van Cacao en Chocolade-Weesp de koning den ring weer gaan dra gen. De koningin vroeg waarom, en wat er met den ring kon zijn ge beurd. Toen zei de oude raadsman: Ik herinner mij, ja't is meer dan twintig jaar geleden. Ik was met den koning naar de kerk geweest om de mis bij te wonen ter ere van Sint Jan den Evangelist, want het was diens feestdag en die valt in den kersttijd. Gij weet, hoe de koning altijd een bijzondere ver ering heeft gehad voor Sint Jan. Nu, toen wij uit de kerk kwamen, toen kwam daar in de straat een bedelende pelgrim naar ons toe en vroeg den koning een aalmoes in den naam van God en Sint Jan. Het trof den koning, dat deze man de aalmoes ook in den naam van Sint Jan vroeg, hij deed den koningsring van den vinger en legde hem in de uitge stoken hand van den pelgrim. Maar hoe heeft de koning den ring dan weer teruggekregen Wacht! Hoe lang draagt de ko ning den ring nu weer?. Ik geloof sinds den dag, dat hier twee pel grims aankwamen in het paleis. Zou een van hen Hoe kan ik bet raadsel verklaren, zeiden, dat hij goed hoorde. Ja, overal in de gangen van het paleis hoorde men hun stemmen, die zon gen, gedempt en veraf: O Kindje, wat hebben wij kinderen naar U verlangd! en straks zouden zij de onnozele kinderen zijn, die door Herodes werden vermoord. Terwijl nu alleen maar die kinderstemmen klonken bij den zachten, rhythmi- schen dans van tamboerijnen, wat gebeurde er met den zieken koning? Misschien was het een te sterk spel van zijn verbeelding, of een visioen, toen hij vóór de drie koningen uit het lachende Kind tegemoet schreed, dat hem riep met een lichtdoorklon- ken stem. De muziek daarginds viel niet stil, toen de koning een kreet slaakte, en de plotseling geroepen geneesheren kwamen te laat, en ook de hof priester was te laat, maar zalfde den met een glimlach ge storven koning met bet chrysma van bet heiiig olieselEn de drie koningen en de menigte van hun gevolg trokken stil het paleis uit langs een anderen kant dan zij ge komen waren. Alleen vroeg niemand de kinderen om stilte, maar het gedruis in de stad verstomde van straat tot straat, en daar klonken plotseling de klokken, de rouwklok- ken, die den dood van den koning verkondigden. ...De koningin, in haar lang rouwgewaad, lag neergezonken met het hoofd op het voeteneind van het bed, waarop, tussen vele brandende kaarsen, de gestorven koning lag opgebaard. En de oude raadsman stond recht en keek naar den ring. die mat glansde op de ineengestren gelde vingers van de gevouwen han den van den vorst. Toen werden op hun verzoek, waar van de binnengekomen kamerheet gezegd had hoe dringend het was, na het zachte ja van de koningin, twee pelgrims toegelaten tot de rouwkamer. Daar kwamen .ze in hun pijen, den gordel om het middel en mager als asceten. Ze zeiden: We zijn van ver gekomen, om den koning op zijn rouwbed te zien. De oude raadsman vroeg: Wist gij dan, dat hij zou sterven? Ja, dat wisten wij. Waart gij het niet, vroeg de raadsman, die den koning den ring terugbracht, welken hij eens aan een bedelenden pelgrim schonk, mis schien aan een van U twee? Toen zei een van de pelgrims: Dat zijn wij. Maar niet aan een van ons gaf hij den ring. Toen wij enigen tijd geleden den koning zijn ring terug brachten, kwamen wij uit het Heili ge Land. In de heuvelen van Bethle hem ontmoetten wij een man, die ons vroeg, wie wij waren en na gehoord te hebben uit welk land wij waren, zei hij: Als gij in uw land zult zijn teruggekeerd, gaat dan naar uw koning. Zegt hem, dat ik hem dank voor de aalmoes, die hij mij eens gaf in een der straten van Uw stad. Hij gaf mij toen dezen ring, dien ik bewaard heb. Geeft hem dien terug, en zegt uw vorst, dat zijn dood nabij is en dat hij bij het komende kerstfeest zal sterven. Wij vroegen toen: Wie zijt gij en waar woont gij En hij antwoordde: Ik ben Sint Jan de Evangelist. Uw koning is mijn vriend. Daarom zal hij een pijnloos ziekbed hebben en zonder smarten van de wereld schei den, zoals ik het open graf ben ingedaald en mezelf heb neergelegd, niet voor den dood, maar voor den slaap tot de komst van Christus. En zegt hem, over dit alles te zwijgen en zwijgt gij zelf ook, totdat de koning de wereld zal hebben verla ten. Ik zal u beschermen op uw reis. Dit alles, zo zei de pelgrim, hebben wij den koning gezegd, toen wij hem den ring terugbrachten. De koningin schreide en zij kuste eerbiedig den ring op de gevouwen handen van den koning. En nog steeds was er niemand, die de kinderen om stilte had gevraagd, van verre klonken hun zachte stem men: O Kindje, wat hebben wij kin deren naar U verlangd „Jan Derks heeft met een droge humor en met een warm hart een familiekroniek opgetekend uit Rome. de stad waar iedereen familie is en wel voor eeuwig. Het is geen omvangrijke, met problemen zwoegende roman geworden, maar een speels en boeiend verhaal. Speels ondanks de tijden van tra gische spanning, waarin het zich afspeelt en boeiend omdat hier een rasverteller aan het woord is." Recensie uit „Het Dagblad voor Noora-Limburg' De prijs van dit boek bedraagt Verkrijgbaar in de Boekhandel en bij N.V. DRUKKERIJ DE TIJD AMSTERDAM opyright r. I. B. Box 6 27 Rasmus reade de situatie meesterlijk. tiy maakte een neel vernuftig mechanisme, waaraan al lemaal strijkstokken vastgemaakt waren, die net even boven de orkestbak uit m dc zaal te zien waren. Sim draaide aan een oude gramojoon, die ze op de rommelzolder gevonden hadden. De diri gent dirigeerde heel ijverig en op de maat van zijn bewegingen liet Rasmus de strijkstokken heen en weer zwaaien. Na een tijdje proberen kon hij heel aardig de maat houden en niemand in de zaal had iets in de gaten. vmiism ÜO0FOHHT Verlies Uw hoold niet als U de eerste prijs wint. De eerste prijswinnaar Is Ineens „binnen wanneer hij een waarde van I 7.500.- zomaar ter beschikking krijgt en zeil de besteding kan bepalen. 1e PRIJS: 7.500 (zeven duizend vijlhpnderd gulden) betalen wij voor \J uH. Stelt U zich voor dat U het bent. 2e PRIJS: TELEVISIETOESTEL (PHILIPS). De lange avonden rullen te kort zijn. 3e PRIJS: ELECTR. NAAIMACHINE (FRIDOR). De droom van iedere huisvrouw. 4e PRIJS: MOBYLETTE RIJWIEL (KAPTEIN). U gaat „rustend" over de weg. 5e PRIJS: 40 MUD ANTHRACIET. Kou lijden is erger dan honger. Tevens zijn er nog vele prijzen te winnen, w.o.rijwielen, hereneostuum, wintermantels en jassen, levensmiddelen pakketten, heren- en damesschoenen enz., enz. Totaal 300 prijzen. U*a til-mm: Zendt de oplossing per briefkaart, met 50 cent extra postzegels (adreszijde) aan Labre-huts voor Daklozen, Graafseweg 274, Nijmegen. Girohouders kunnen storten op girono. 1 53344. Voor trekkingslijsl 1 5 cent extra plakken en in linkerbovenhoek „lijst" schrijven (adreszijde) Hoe meer inzendingen, hoe meer kans. 't Is kort dag, wo trekkast reeds 2S Jamsaa* a* Baston Wl«, aan JostlHa, 7a A. nr. 2233. <J d. 2' Nov. 105!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1951 | | pagina 8