Koninklijke Familie op 21 Mei
met de „Piet Hein naar Tiel
IVOROL
t
Positi^
christendom
H
Speculatie
TWEE ROMANS UIT DE HOFBOERERIJ
Werk van Harry Vencken en Herman Divendal
KRUISWEG van Albert Servaes
<3
r*
De familie I DELUSSON
Opening Amsterdam Rijnkanaal
Uitbreiding en verdieping van tracé
Amsterdam-Utrecht in 1953 gereed?
Ook de prins!
Krijgt zinvolle eindbestemming
door Jacques Ducharme
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 5 APRIL 1952
PAGINA 3
Tarievenstrijd met
Hamburg en Bremen
^ater Zuure-studiefonds
Proberen blijft begeren!
Ned. vrouw omgekomen
in Noord-Italië
727.558 kinderbijslag
boekjes in 1950
Orders van Shape voor
Nederland
Ria Groot en Gerard van
Blerk onderscheiden
(Van onze speciale verslaggever)
Op 21 Mei a.s. zal de Koninklijke familie. Hare Majesteit, Prins Bernhard en de
fier Prinsesjes, de ingebruikname van het AmsterdamRijnkanaal met haar
tegenwoordigheid opluisteren. Koningin Juliana zal de openingshandeling ver
achten, zoals zij die dag ook de Rijn-tentoonstelling in het R.A.I.-gebouw te Am
sterdam zal openen. De „Piet Hein", het koninklijk jacht, komt voor deze gele
genheid naar Tiel, de nieuwe voorhaven van Amsterdam, en zal het middelpunt
t'ormen van de feestelijkheden, die culmineren in een vlootschouw van de Neder
landse watersport, georganiseerd door de Tielse Watersportvereniging „De Waal".
deze gelegenheid zal de nieuwe sluis te Tiel, de grootste binnénsluis van West-
turopa, de naam ontvangen van Prins Bernhard-sluis. De sluis bij Ravenswaay
°nder Rijswijk, in de .gemeente Maurik, wordt vernoemd naar Prinses Marijke,
tic sluis bij Wijk bij Duurstede naar Prinses Irene, Prinses Beatrijs heeft reeds
sluis, die naar haar heet, in Vreeswijk, Prinses Margriet in Lemmer.
Met deze nationale gebeurtenis zijn
werken aan het AmsterdamRijn
kanaal intussen nog niet afgerond. Het
P'euwe gedeelte tussen Utrecht en Tiel
's dan voltooid, maar er wacht nog de
wrbreding en verdieping van het Mer-
rjedekanaal tussen Amsterdam en
J-trecht. Dit werk zal thans in versneld
empo worden uitgevoerd. Zoals wij
,eeds hebben bericht wordt allereerst
j^t slechtste gedeelte, dat van Diemen
jot Weesperkarspel, onderhanden ge-
•Jomen. De verbetering van dit kanaal-
'ak is inmiddels aanbesteed en opgc-
a,'agen; Maandag wordt er een begin
;Cp gemaakt. Men hoopt het geheie
^erk op te leveren in de herfst van 1953,
«>aar in elk geval uiterlijk in Februari
van het jaar daarop.
Wanneer het zover is zal Amsterdam
verbeterde Rijnverbinding bezitten,
^'aar het zeventig jaar op heeft gewacht.
Vcr de betekenis daarvan hebben wij
,eeds meermalen geschreven. Zij brengt
ct hoofdstedelijk havencomplex een
„!niaaJ sneller binnen het bereik van de
Rijnvaart. Moest een schip om van de
ivier naar de Amsterdamse haven te
-,°men vroeger vier maal schutten: te
°rcum. Vianen. Vreeswijk (Koningin-
,®nsluizen) en Utrecht (bij de Munt).
- erin kwam reeds een verbetering door
ingebruikname van een nieuwe zijtak
jjjst de Beatrixsluizen, die de Utrechtse
Jndernis omging Ook na het gereed
amen van het nieuwe kanaal tussen
8|,p' en Utrecht passeert de scheepvaart
th .nog drie sluizen, Tiel. Ravenswaay
Wijk bij Duurstede, waarvan echter
Sto,
,en van de missionarissen aan wie een
°t deel van katholiek Nederland zijn
j/'mezen missie-ijver het meest te dan-
heeft, is ongetwijfeld pater dr. Ber-
Zuure W.P. Zijn boeken behoren
de beste en meest gewaardeerde mis-
kn~'ectuur" staa en land heeft hij tien-
allen jaren afgereisd, zonder zichzelf te
•Paren.
Van verscheidene zijden is er op ge
lezen, dat zijn grote verdienste voor
®«n zo verheven taak. verdient levendig
lt' blijven in aller herinnering, waarbij
gesuggereerd werd een voor de missie
mittig monument te stichten, dat zijn
"aam draagt.
„Niet lang heeft de Procure der Witte
aters van kardinaal Lavigerie geaar-
de nood van de tijden heeft helaas
opleiding van priester-missionarissen
„°°ij de ouders van veel begaafde en de-
«Jke jongelui, onmogelijk of uiterst
Moeilijk gemaakt.
Pa?01 -ï ieraan tegemoet te komen, is het
in Zuure-studiefonds opgericht, waar-
iedereen zijn bijdrage kan storten op
10 98718 Witte Paters. Boxtel.
die van Ravenswaay als regel geopend
zal zijn. En als ooit de plannen tot kana
lisatie van de Lek doorgang vinden, zal
ook Wijk bij Duurstede als hindernis
practisch kunnen uitvallen, zodat slechts
de sluis van Tiel Amsterdam nog van de
Waal scheidt.
Dit laatste echter is toekomstmuziek.
Voor het ogenblik is de grote winst
vooral daarin gelegen, dat het tempo
van schutten in hypermoderne slui
zen zoveel minder tijdrovend zal zijn
dan in de sluizen van het oude 'type.
Met het passeren van zo'n oude sluis
was in het allergunstigste geval twee
uur gemoeid, maar het kwam ook
voor, dat een schip drie en meer et
malen moest wachten op zijn beurt
om te passeren. Het tijdverlies bij het
schutten in een sluis als thans te Tiel
en b« Wijk bij Duurstede in gebruik
komen, is practisch beperkt tot 40 mi
nuten. Dit betekent een tijdwinst van
ongeveer vijf uur, hetgeen dus zeggen
wil, dat een schipper, varend met een
snelheid van 15 kilometer per uur, in
die anders verloren tijd 75 kilometer
verder komt, dat is ongeveer de ge
hele afstand van Tiel tot Amsterdam.
Hoezeer deze verbeterde verbinding
tussen Amsterdam eri de Rijn voor de
Nederlandse belangen en die van de
hoofdstedelijke haven in het bijzonder
een levenskwestie geworden is, bleek uit
de inleiding, welke de heer L. J. M. Ga-
lavazi,, directeur van de Nieuwe Rijn
vaart Maatschappij te Amsterdam, Vrij
dag heeft gehouden te Wijk bij Duur
stede, tijdens een persexcursie naar de
kanaalwerken. Gebruik makend van de
sluizen te Wijk bij Duurstede en Tiel
vaart een schip thans in elf uur tijds van
Amsterdam naar Lobith. Een groot voor
deel is bovendien, dat de nieuwe slui
zen in kleinere kolken zijn onderver
deeld, wat het tempo van het schutten
in de practijk nog vlugger zal maken
dan de bovengenoemde cijfers reeds
aangeven. Het bijzondere van de ver
binding is voorts, dat het gehele Am
sterdam—Rijnkanaal tot IJmuiden toe
één pand vormt, als het ware een 90 ki
lometer lange dokhaven, hetgeen uniek
ter wereld mag heten. Het is ook mede
door de binnenlandse vaart en die op
België, welke eveneens van het kanaal
gebruik maken, de drukste waterweg
van Europa. De voltooiing van de Zuid-
Oostpolder opent voor de toekomst nog
verdere perspectieven.
Op het ogenblik tekent zich in de
internationale Rijnvaart een ver
scherpte controverse af tussen de Be
nelux-havens enerzijds en de Duitse
havens Bremen en Hamburg aan de
andere kant. Vooral Hamburg is door
het ijzeren gordijn van zijn natuurlijk
achterland afgesneden en tracht daar-
AcLvertentie
Toen in Amsterdam het Pax Roma-
na-congres werd gahouden, heeft
de vroegere Engelse communis-
jdeider Douglas Hyde een uiteen-
Ie® gegeven van de communistische
der en methoden. Als gewezen insi-
liik trolï deze spreker, zoals begrijpe-
J* is. een meer dan gewone belang-
ieUing.
ié dit onderwerp men mag wel
C ®Sen met de dag actueler wordt, lijkt
jj®1 ons wenselijk op enige punten uit
Dort betoog nog eens terug te komen,
j&dat deze bekend worden in breder
'hg dan zijn levend woord destijds
fiI'eiken kon.
Ais uitgangspunt herinnerde Hyde
jjih gehoor aan het feit, dat de katho-
'e wereldbeschouwing zich welis-
j®ar voortdurend grondig op de'hoogte
6i udt van alle opvattingen buiten haar
sA®hlijk milieu, maar dat haar belang-
- .üng toch steeds op de eerste
fats uitgaat naar de mensen,
61
z®lfi
al hangen dezen een stelsel aan.
at zich rechtstreeks tegen God keert.
liet*'1 nu 's 'leel bizoncier het geval met
a|. communisme, dat immers vóór
eeiTs een wereldbeschouwing,
zi>n Verl°ssingsleer beweert te
h>et en zich dan eerst bezig houdt
i sociaal-economische problemen.
ct6p is het ook begrijpelijk, dat on-
Sen ®enen. die zich bij de volgelin-
tw van Stalin hebben aangesloten,
teke aari°e komen, gedreven door een
We innerlijke goedheid, een ver»
Ws n naar de voorgespiegelde verlos-
iiop c'an uit minder edele motieven.
6ani-Zou anders bet lidmaatschap der
ihteii' Van z°veel uitstekende en hoogst
.y igente lieden te verklaren zijn?
Vopr61 belangrijker echter nog, hoewel
beseh °ns' katholieken, in hoge mate
feit Tend' Is bet niet te loochenen
dan'kt at bet communisme zijn ontstaan
biep aan bet geestelijk vacuum in wat
Miiii eei'üjds de Christenheid noemde,
tatip Pen mensen leven, nu al gene-
dp lang, voort van de ene dag in
®tii„ ere, zonder enig ideaal, zonder
be h„®,se^ van d°el of richting: moder-
Uit h jen"
"taap j d°elloze leegheid van zo'n be-
eep m de besten de behoefte aan
a q f °;n d 8 e ommekeer, aan een
die ev ale omwenteling ontstaan,
fias ziiüW eerst de mens zelf en dan
i eh „p A, economische situatie betreft,
ertiid getraind Marxist heeft na zijn
^btelri een iolaal andere kijk op de
tnaatsch„Verivorveri dan vóór zijn lid-
bit «cv? der partij-
'bilde Vp fp bewuste, alles overwoeke-
!}?crst d anSen naar verandering be-
b'stpe e aanhangers van het commu-
Jb®t d z?er' dat hun ontevredenheid
^bbloivi,, bestaande maatschappelijke
bun belet zich af te vragen
of de beloofde nieuwe wereld inder
daad zoveel beter zal zijn dan de oudé.
et is al zo vaak gezegd en ge
schreven, dat ieder het nu wel
weten moet: een voorname reden
van het ontstaan var. het communisme
ligt in het tekortschieten van
de Christenen. Anderzijds echter
vindt het in de onzekerheid der mo
derne samenleving over de hele linie
een uiterst vruchtbare voedingsbodem.
Hoe meer dus de Christenen hun
eigenlijke roeping verwaarlozen, hoe
groter de communistische kans op suc
ces wordt. Het verleden bevat in dit
opzicht een leerzame les. Het is immers
niet te loochenen, dat de uitbreiding
van het communisme omgekeerd even
redig is geweest aan het verzwakken
van het christelijk prestige.
Er kan daarom niet genoeg na
druk worden gelegd op de reeds vaak
herhaalde waarheid en waarschuwing:
een louter negatieve bestrijding
van het godloos communisme kan on
mogelijk resultaat boeken.
Alléén de positieve opbouw
van een uitgesproken christelijke
maatschappij, gebaseerd op onbaatzuch
tige liefde en sociale rechtvaardigheid,
biedt betrouwbare en zekere
mogelijkheden om de tegenstander de
wind uit de zeilen te nemen. Tot nu
toe is de christelijke maatschappijleer,
hoe volmaakt ook ontwikkeld in de
magistrale Encyclieken der Pausen, tè
veel theorie gebleven, te weinig in
brede lagen tot overtuigende werke
lijkheid uitgegroeid. Zelf zitten we nog
vast aan enghartig eigenbelang met al
le gevolgen van dien aan sociaal on
recht.
En zo lang de overtuigingskracht van
een principieel en consequent in prak
tijk gebrachte leer ontbreekt, zijn wij
zelf oorzaak, dat de tegenpartij geen
vergelijkingsmateriaal bezit voor haar
eigen opvattingen.
Dit geldt vooral voor de communisti
sche leiders, die over het algemeen tot
op de buitenposten toe heel wat beter
geschoold zijn dan wij vermoeden en
bij hun propaganda geen concurrentie
te vrezen hebben van een voor zich zelf
sprekende aantrekkelijke christelijke
samenleving. Daarom ook wordt hun
woord door de massa zo vaak zonder
verzet aanvaard, terwijl zij zelf door
niets buiten hen in hun overtuiging
aan het wankelen worden gebracht.
Onder ons. Christenen, overheerst nog
sterk de misvatting, dat het communis
me zijn grootste successen heeft behaald
onder het proletariaat. Dit is een
noodlottige vergissing! Wel
vormen de onontwikkelden de nume
rieke meerderheid, maar hun leiders
zijn intellectuelen, mannen van de daad,
die de Marxistische leer grondig in zich
hebben opgenomen, en zó zeer. met in
zet van heel hun persoon, strijden voor
hun ideaal, dat Z H. Paus Pius XII niet
geschroomd heeft hun offervaardige
activiteit ten voorbeeld te stellen aan
de Christenen, die het werk van de
ware Verlosser der wereld hebben
voort te zetten. L.
voor compensatie te vinden door het
forceren van een deel van het Rijn-
vervoer naar de Elbemond. Ook Bre
men tracht dit vervoer aan te trek
ken en is daar meer dan Hamburg
reeds in belangrijke mate in geslaagd.
Dit alles werd slechts mogelijk door
absurd lage vrachttarieven van de
Duitse spoorwegen, waartegen voor de
scheepvaart op de Benelux-havens
practisch niet te concurreren valt. De
Duisburger Frachtenkonvention heeft
daar wel een uitweg voor aangewezen,
maar voorlopig streeft men nog naar
een oplossing door z.g. havengelijk
stelling. Amsterdam heeft hierin reeds
het voorbeeld gegeven door een ge
lijkstelling wat betreft vrachten en
plaatskosten te accepteren met Rot
terdam en Antwerpen, overtuigd, dat
een goede aanvoerdienst dit verant
woordde. Ook Hamburg heeft het
grootste belang bij havengelijkstel
ling, bedreigd als het zich evenzeer
voelt door Bremen, begunstigd door
een meer Westelijke ligging.
Intussen echter zijn de Rijnrederijen,
wanneer de Duitse spoorwegen niet be
reid blijken hun tarieven aan te passen,
gereed om over te gaan tot z.g. vracht
prijsdiscriminatie, waarbij voor vervoer,
dat niet door de spoorweg kan worden
beconcurreerd, hogere prijzen worden
vastgesteld om zodoende voor transpor
ten, die wél de scherpe concurrentie van
het railverkeer ondervinden, veel lagere
tarieven te kunnen berekenen. Men
bo pt echter, "at bot tot zulke ongezon
de verhoudingen niet komen zal.
Op de weg van Milaan naar Varese
(Noord-Italië) is een auto met Neder
landers in botsing gekomen met een
vrachtauto.
De auto werd bestuurd door de Ne
derlander G. Kouwenhoven, directeur
van een veevoederfabriek in Stresa
(Italië). Zijn echtgenote, mevrouw S.
Kouwenhoven-Molenaar, werd op slag
gedood. Haar zuster mej. J. Molenaar,
werd zeer ernstig gewond. De heer
Kouwenhoven en zijn twee kinderen
liepen minder ernstige verwondin
gen op.
Dean Acbeson heeft het
vermoeden uitgesproken, dat
indien de Nederlanders in
Manhattan waren gebleven
destijds, 300 jaar geleden,
minister Stikker nu mis
schien op zijn (Acheson's)
plaats zou zitten. Zie, zulke
speculaties-achteraf bevallen
mij. Laat ik er nog even ver
der mee gaan. Stel onze voorvaderen
waren werkelijk aan de overzijde van
de Oceaan geworteld. Dan zou men nu
in Amerika opgescheept zitten met 26
politieke partijtjes, dan zouden w ij
Europa Romme-hulp verschaffen, en
dan zouden Nederlandse touristen naai
de op klompen lopende New-Yorkers
komen kijken. Welk een kostelijk ver
schiet.
Verschenen is het verslag van het
Kinderbijslagvereveningsfonds over het
jaar 1950. Uit de uitkomsten van de
voorlopige en definitieve vereveningen
en uit de bedrijfsrekening blijkt dat het
jaar 1950 een overschot heeft opgeleverd
van f28.744.586.05. Het batig saldo in
het Kinderbijslagvereveningsfonds is
hierdoor per 31 December 1950 gestegen
tot f74.930.830.16.
Hooewel de balans van het Kinder
bijslagvereveningsfonds per 31 De
cember 1950 een batig saldo aanwees
van het genoemde bedrag kon eerst aan
het einde van 1950 tot belegging van
beschikbare gelden worden overgegaan,
aangezien de definitieve vereveningen
met de uitvoeringsorganen eerst lang na
afloop van een kalenderjaar geschieden.
Voor belegging bleef een bedrag van
ruim f 16.000.000.beschikbaar.
In 1950 werden in totaal 727.558 kin
derbijslagboekjes uitgereikt voor in
totaal 1.716.611 kinderen. Er werden
264.618 boekjes uitgereikt voor één
kind, 210.995 voor twee, 119.139 voor
drie, 62.920 voor vier, 33.231 voor vijf,
17.730 voor zes, 9.632 voor zeven, 5.039
voor acht, 2.615 vooor negen, 1.097
voor tien, 399 voor elf, 122 voor twaalf
18 voor dertien, twee voor veertien en
een voor vijftien kinderen.
Z. K. H. Prins Bernhard heeft zijn
secretaris verzocht hem morgen zo
spoedig mogelijk te laten weten
hoe de uitslag is van BelgiëNe
derland
Da laatste tijd heeft zich herhaalde
lijk het probleem doen gelden of
de religieuze kunst om velerlei
redenen traditioneel (in de zin van con
ventioneel) van vormgeving moet zijn
of dat zij gerust zou mogen meegaan
met moderne, desnoods excessieve stijl
vormen. Bij een oplossing van dit vraag
stuk zal men niet kunnen voorbijgaan
aan de verschillen naar aard en doel
stelling, die aanvaard dienen te worden
tussen profane en religieuze kunst. De
behandeling van dit probleem is echter
een hoofdstuk apart. Vandaag zij slechts
gewezen op een interessant verschijnsel,
hiermee verband houdend en dezer
dagen tot actualiteit gekomen.
Meer dan 30 jaar geleden vervaardig
de de Vlaamse schilder Albert Servaes
een destijds meer berucht dan beroemd
geworden kruisweg, uitgevoerd in houts
kool. waarvan u hierboven de achtste
statie ziet (Jezus troost de wenende
vrouwen). Men heeft van die kruisweg
op onwelwillende wijze zulk een schan
daal gemaakt, dat Rome het beter oor
deelde hem te doen verwijderen uit de
kerk te Luythagen. waar hij een plaats
had gekregen. Onmiddellijk daarna werd
hij echter aangekocht door de Amster
damse kunstbeschermer Herman van
den Eerenbeemt en in 1934, na een offi
cieel eerherstel van Servaes door de
toenmalige Aartsbisschop mgr. Janssen,
schonk Van den Eerenbeemt een later
geschilderde kruisweg aan het Aarts
bisschoppelijk Museum.
Thans wordt Servaes' eerste kruisweg
tentoongesteld te Tilburg alvorens naar
zijn definitieve bestemming te gaan: het
Trappistenklooster „Koningshoeve".
Door een Tilburgs industrieel, een ge
lovig protestant, zijn de paters Trap
pisten in staat gesteld deze kruisweg uit
Van den Eerenbeemt's nalatenschap aan
te kopen.
Deze toejuichenswaardige gang van
zaken, waardoor een indertijd omstre
den kunstwerk in ere wordt hersteld,
leert op zijn minst dat men niet te vlug
moet zijn met zijn oordeel omtrent iet*
wat op het eerste gezicht verbazing ei:,
uit onbegrip, misschien ergernis ver
wekt. Opzienbarende nieuwheid van
vormgeving eist meestal grote onbevan
genheid en een mettertijd verworven
gewenning, opdat eens naar waarde kan
worden geschat wat in zich blijkbaar
steeds waardeerlijk is geweest. In dit
verband ontkomt men er niet aan. te
denken aan een vooralsnog ten dele
analoog geval: de kruisweg van Aad de
Haas. voor de kerk van Wahlwiller ge
schilderd en thans berustend in eet»
Maastrichts Museum
rijdens de Boekenweek vestigden wij de aandacht
op de Hofboekerij, „een huisbibliotheek voor het
gezin", die tot stand wordt gebracht door de sa-men
werking van vier katholieke uitgeverijen: Paul Brand.
H. Nelïssen, Het Spectrum en De Toorts. Niet uitsluitend
belletrie wordt in deze boekerij ondergebracht. Ook prac-
tische handboeken krijgen er hun plaats in. Zo verscheen
in de jaargang 1950'51 vc-n de hand van dr. H. Nolthenius:
„Zwerftochten door het rijk der muziek", een boek over
alles waar de muziekliefhebber in geïnteresseerd kan zijn.
En in de lopende jaargang 1951'52 is een groot „Medisch
Huisboek" geprojecteerd. Maar wij bepalen ons hier tot
de belletrie, zoals de Hofboekerij d'ie in haar programma
opneemt.
Wellicht voelt de fijne opmerker reeds, da-t ons gebruik
van het woord belletrie inhoudt, dat de romans van de
Hofboekerij geen Literatuur met een hoofdletter zijn.
Inderdaad, de doelstelling der bibliotheek kan dit in ze
kere zin ook moeilijk toestaan. Wat is immers het geval?
Romans, zoals die van Dreiser ere Penn Warren, die wij
vorige week bespraken, zijn beslist geen echte boeken
voor het gezin; zij' vergen oordeel des onderschetids: zij
stellen problemen waar men, gezellig gezeten bij de
huiselijke haard, liever niet aan toekomt; zij poneren de
mens als tragisch wezen, in een situatie van „te zijn of
niet te zijn". De grote literatuur nu beweegt zich vrijwel
altijd van zo'n situatie uit, ook de grote katholieke lec
tuur; men den'ke slechts aan de romans van Graham
Greene, Bernanos, Stefan 'Andres en te onzent van Dick
Ouwendijk. In een huisbibliotheek voor het geztin kunnen
deze auteurs daarom moeilijk een plaats vinden. Ieder
boek vraagt een zekere geestelijke leeftijd van de lezers
en de boeken, die voor alle leeftijden gesneden zijn, moe
ten het noodzakelijkerwijs hebben van een onderwerp,
dat alle partijen vermag te boeien. Zo'n onderwerp noe
men wij dan belletristisch var. aard, waarmee n'iets kwaads
gezegd wil zijn. Integendeel, ook de goede belletrie, die
de lezer boeit, zonder dat er van de diepste zijnsgronden
sprake is, is het resultaat van een scheppingsdrang, d'ie
ons iets wezenlijks te zeggen heeft. De twee n'ieuwe ro
mans uit de Hofboekerij leveren hiervan het bewijs, zij
het ook op een wijze, die ons tot een ietwat pijnlijke
vraag noopt.
De eerste roman, van Harry Ven
cken, heet „R o v e r-b i s s c h o p". Het
is een avontuurlijk verhaal uit verre
landen, dat als zodanig oud en jong kan
boeien en uitmuntend in de opzet der
bibliotheek past. Maar achter die avon
tuurlijkheid, die om zo te zeggen voor
waarde was voor uitgave in de Hof
boekerij, werkt en worstelt de scheppen
de geest van de schrijver. Achter die
avontuurlijkheid, die in het kader van
deze bibliotheek aan het genre „missie-
lectuur" een moderne aansprekelijkheid
moet geven, wordt een problematiek
zichtbaar, welke, zo denkt men een
ogenblik met spijt, door de schrijver
ware uit te werken geweest in een ro
man, die méér te betekenen had dan dit
boek voor het gezin kan hebben. Men
voelt, dat de schrijver ergens hinderlijk
vastligt aan dat eigenlijk allerdwaaste
begrip belletrie. Hij kan er zich als
kunstenaar niet in uitvieren. Hij pro
beert het niettemin, en meegesleept dooi
de gloed van zijn *igen woorden, lukt
het hem ogenschijnlijk volkomen. Op
zijn minst kan men zeggen, dat Harry
Vencken een missieroman heeft geschre
ven, die de aandoenlijke opvatting van
wat missielectuur behelst grondig te
niet doet. Vencken is een zeer visueel
en auditief begaafd waarnemer. In een
weelderig proza, dat soms broeit en
overdadig is als een oerwoud, roept hij
de sfeer op van het leven in het hart
van Afrika, Centraal Oost-Afrika. Dat
hart i s een oerwoud, physiek en psy
chisch. Het wemelt van angsten. Het is
als het hart van het negermeisje Ambuï,
wier levensroman, wars van goedkoop
sentiment, ontroert door iets grootmen-
selijks dat niet tegen dit oerwoud op
Een
der tekeningen van Frans Lammers uit het boek
„Harten en maskers" door Herman Divendal.
kan. Ambuï komt in het oerwoud om.
De bladzijden, waarop de auteur ons dit
sterven aanschouwelijk voorstelt, dient
men niet slechts als het realistische
hoogtepunt van de roman te verstaan,
maar ook als een climax der psychische
symboliek. Een kort citaat moge een
indruk geven van wat Vencken hier, in
zijn „belletristische" kader, aan litera
tuur presteert. Het oerwoud brandt
rondom Ambuï, die niet meer weet
waarheen:
„Zij voelt geen pijn meer. Alleen in haar
ogen zingt en gonst het bloed, dat over
gaat in een zwaar, dreunend suizen en haar
opheft naar het niets. Ze weet niet hoe
duizenden hoeven en klauwen over en
langs haar heen springen en galopperen in
een onhoudbare, verdwaasde ren. Olifanten,
buffels, luipaarden, antilopen, woudherten,
oeeapi's, wilde zwijnen, wilde katten, ont
vluchten de rode dood. die sissend en kra
kend achter hen aanvliegt. Ze trappen in
de verkoolde karkassen van dieren, die voor
hen reeds omkwamen of in deze strijd om
het leven verdrongen werden. Alleen de
sterksten en vlugsten winnen het van de
kleine en zwakke. Vogels vallen met ge
schroeide vleugels in de laaiende bulde
rende hel. Van de hemel is niets meer te
onderscheiden door de massale rookontwik
keling. En steeds gaat de uittocht der op
geschrikte dieren door, onophoudelijk, de
ogen wijd opengespalkt van angst, de
koppen laag naar de grond gebogen, hun
lichamen scheurend en rijtend aan door
nen en spitse takken. Herten springen over
elkaar heen in hun jagende ren; wijfjes
olifanten, die nog trachtten haar kleintjes
bij zich te houden, laten deze in de steek
en dringen flank aan flank vooruit met de
kudde, bomen ontwortelend, wilde honden
en zwijnen vertrappend onder hun zware
voet." (blz. 232)
Door deze topzware evocatie van de
vernietiging loopt dan de historische
draad van het missionneringswerk, be
lichaamd in de Fransman Joseph Du-
pont; Bwana Moto-Moto, Meester van
het Vuur, noemen hem de negers.
„Meester van het Vuur" zou ook de
juiste titel van deze roman zijn ge
weest; „Rover-bisschop" legt te veel de
nadruk op het avontuurlijke element in
het verhaal.
Dupont en Ambuï zijn tegenspelers.
Dupont is de drager van een bescha
ving, die de .angst overwonnen weet jn
de liefde. Wat weet Ambuï van de liéf-
de? In beginsel alles. Ambuï is een
redelijk meisje, een braakland voor de
liefde, maar meer nog een oerwoud van
angst. En het oerwoud brandt en alle
dieren branden in en om Ambuï. En
de Meester van het Vuur kan er niets
aan doen. Het spel tussen Dupont en
Ambuï is geladen met een duistere
symboliek, die de moeite van diepere
uitwerking waard is. Harry Vencken
heeft ons in deze roman, ongetwij
feld zijn beste werk een levendig
beeld gegeven van wat men wel eens
noemt „de ziel van Afrika". Men'mag
hopen, dat hij spoedig kans ziet dit
spel van oerkrachten nog eens uit te
werken in een geheel vrije roman,
waarbij dan de nu te vlotte beeldings-
kracht der taal geheel dienstbaar is aan
de innerlijke werkelijkheid van het ge-
géven.
„Harten en maskers"
De Nederlandse vertaling door Gabriel Smit is verschenen bij de
UITGEVERIJ HET SPECTRUM
Het verraste Léopold, dat zijn moeder
zich niet tegen zijn wens verzette en dat
zijn vader, na ervan te hebben gehoord,
hem ook omhelsde en zeide:
„God zegene je."
Léopold was zeer ernstig en over
tuigd van zijn roeping, daarom liet hij
zich ook niet voorstaan op het feit, dat
hij de enige van het gezin was. Het
werd die avond aan allen verteld en
hij was het middelpunt van hun be
langstelling. Hij vond het moeilijk om
van huis weg te gaan.
Sinds die dag werd hem alles zo ge
makkelijk mogelijk gemaakt. Jean
Baptiste ging naar pater Durand en ver
telde hem met een trilling van geluk
in zijn stem, welke roeping zijn zoor.
wilde volgen. De twee mannen schud
den elkaar begrijpend de hand. weer
zou een kind aan God worden gewijd.
Toen Pierre het grote nieuws hoorde,
verraste het hem, want hij had zelf
vroeger ook wel eens gedacht aan het
priesterschap. Nu hij naar Léopold keek
en daarbij dacht aan zijn eigen ambities
en zijn wereldse eerzucht, schaamde hij
zich enigszins, want hij moest erkennen,
dat zijn jongere broer daarvoor een
veel betere candidaat was dan hij. Hi.i
schudde Léo's hand en moedigde hem
aar. een goed priester te worden, dan
zouden zij allen trots op hem zijn. Dit
trof Léopold, want hij was met Pierre
nooit erg intiem geweest. Hij besefte
wat nu tot alle leden van het gezin
langzamerhand begon door te dringen:
dat zij elkaar iedere dag met andere
ogen zagen.
De zomer scheen voorbij te vliegen en
werd geheel besteed aan de voorberei
dingen tot het plechtige afscheid. Sinds
de Delussons naar Holyoke waren ge
komen dat was nu meer dan veertien
jaar geleden, was niemand van hen
weer in Canada geweest. Dit zou de
eerste maal zijn, dat een lid van de
familie naar het oude vaderland zou te
rugkeren.
Eindelijk was dan besloten, dat Cé
cile Léopold zou wegbrengen en dat
Pierre hen zou vergezellen. Maar toen
alles afgesproken scheen, zei Louise, dat
zij ook mee wenste te gaan en dit werd
goedgevonden. Pierre had twee weken
vacantie gekregen en keek met onge
duld uit naar de dag van het vertrek.
Zo stonden zij dus op een fnorgen in
September allen op het station en Jean
Baptiste voelde zich allesbehalve pret
tig. want zijn halve gezin zou hem twee
weken verlaten. Sinds Léopold had ver
teld, dat hij priester wilde worden, had
Jean Baptiste zijn jongste zoon met een
zekere eerbied omringd en had hij alles
gedaan om zijn wensen in te willigen.
Nu de trein- vertrokken was, voelde
Jean Baptiste, dat er iets uit zijn leven
was weggegaan. Eerst Etienne, en nu
Léopold. Wie zou de volgende zijn? In
de trein waren de andere Delussons
even bedrukt, omdat zij van huis gin
gen, doch deze stemming duurde maar
kort; zij waren ook erg benieuwd naar
Canada, dat alleen hun moeder kende,
hoewel zij het al haast vergeten was
Voor Pierre was de treinreis één ver
rukking; de oude ontdekkerslust kwam
weer in hem op. Hij was nu nagenoeg
over zijn jongensjaren heen en hij be
gon in zichzelf onbestemde verlangens
te gevoelen, die door de successen in
zijn betrekking niet werden gestild. Hij
kwam niet van zijn plaats en, terwijl
hij uit het coupéraam zat te kijken,
herinnerde hij zich opeens de treinreis
naar Northampton, die hij vroeger met
zijn vader had gemaakt. Hoe was alles
veranderd! Nu genoot hij niet alleen
van licht en kleur, maar hij vond ook
de beweging heerlijk en dit zou een
lange reis zijn. Hij leunde achterover
in zijn bank met een zucht van vol
doening.
Canada was een ontdekking voor
hem, want hij had het zich toch nooit
goed kunnen voorstellen uit de ver
halen, die hij erover had gehoord. En
nu voelde hij ook weer de teleurstelling,
die hij had ervaren toen hij in North
ampton was, want tenslotte was er
weinig verschil tussen de mensen in
Canada en in Holyoke. Hij vertelde het
ditmaal niet aan zijn moeder, integen
deel, hij zorgde er oplettend voor, dat
zij het zo prettig mogelijk had. De reis
naar Canada duurde nu geen twee da
gen meer. zoals vroeger. In minder dan
vier en twintig uur waren zij in Mon
treal, waar zij bij een tante zouden lo
geren.
Cécile had, sinds zij Canada verliet,
geen van haar familieleden gezien en
zij wist niet hoe zij zou worden ont
vangen. Het was dus een prettige ver
rassing, toen zij door haar tante Flavie
innig werd omhelsd en naar een rijtuig
werd gebracht.
Jean Baptiste had de voorzorg geno
men tante Flavie te telegraferen en op
de hoogte te stellen van Cécile's komst.
Zij reden door de straten van Montreal
en Pierre voelde zich op en top ge
lukkig. Dit was het leven. Werk in een
winkel en een reis naar een ander land.
Hij veranderde van gedachten; hij dacht
nu als vrijwel iedere jongen. Terwijl zij
reden vond hij de Canadese meisjes, die
hij zag. erg aardig.
De Delussons bleven een week in
Montreal. Toen ging Cécile met Léopold
naar het College, dat, op enige afstand
van Montreal, in de richting van Que
bec lag. Louise en Pierre bleven liever
in de stad en namen hartelijk afscheid
van hun broer, want zij zouden hem nu
bijna een jaar niet meer zien. Vergezeld
van zijn moeder deed Léopold dus zijn
intrede op het College, vervuld van
nieuwsgierigheid en schroom. Op het
station nam hij huilend van zijn moeder
afscheid. Hij was pas dertien jaar.
(Wordt vervolgd).
Belletrie is ook de roman van Her
man Divendal: „Harten en
Maskers". Ik zou dit boek. tot zijn
nadeel, willen vergelijken met „Ik en
mijn speelman" van Aart van der
Leeuw. Het verhaalt van vier speel
lieden. die in de goede oude en vooral
romantische tijd stad en land afreizen,
om, waar zij komen, het leven in een
feest om te scheppen. Het is een aller-
luchtigst levensboek, met weemoedige
trekjes en %'eel heerlijk heimwee naar
het geluk er in. Maar het mist ook
weer precies dat, wat echte literatuur
In het. Stedelijk Museum te Am
sterdam is gisteren door staats
secretaris Ca-ls een overzichtsten
toonstelling geopend van het werk
van Matthieu Wiegman, die vorig
jaar 65 jaar is geworden. Men ziet
hier de schilder Jan Sluyters in
gesprek met Wiegman.
moet hebben. Het is op zich een roman,
die in deze bibliotheek een uitstekende
functie vervult: het hele gezin kan er
zijn genoegen aan beleven. Maar toch
is er iets jammers in, iets op
zettelijk hartroerends, waartoe de
schrijver zich om de een of andere
belletristische reden gedrongen voelde.
Zo bijvoorbeeld in de volgende passage,
waarin wij vertrouwd gemaakt worden
met het plan der „vier evangelisten"
om als speellieden door het leven te
gaan:
„Het zijn wonderlijke snaken, die
zich muzenzonen noemen. De mensen
maken zich vrolijk om hen en lachen
reeds als zij één stap over de drempel
zetten en met potsen en grimassen zelfs
bezorgde magistraten weer een wijle
zorgeloos kind doen zijn. Dat is hun
diep geheim. Zij laten u lachen en
schreien naar hartelust. Terwijl ge
zelfs nog aan uw kousen zit te trek
ken, aan uw kleren plukt of op de
nagels bijt om uw buurman toch vooral
niet te laten merken dat ge het met
uw tranen te kwaad hebt, ziet hun
oog recht in uw hart en hun treffend
woord woelt er deernis boven Of bij
de meest norse nurks wringt hun
kwinkslag onweerstaanbaar aan de
scherpe mondhoeken en rukt stroeve
trekken uit de plooi. Ge denkt dat de
spee.man een speelbal in uw hand is
en waant u een koning tegenover zijn
nar. Maar wie van beiden is wijzer?
Zonder nar wordt een koning een
goedzak of een bruut en het is de gek.
die hem wijs doet zijn Was zijn spel
naar uw hart, dan klapt ge in de han
den tot uw vingers gloeien en ge
schiet rechtop uit uw zetel om hem
staande toe te juichen. Ge bedelt als
een kind om nog eens en nog eens en
wanneer hij met een laatste sierlijke
zwaai onherroepelijk is weggedoken,
voelt ge hoe ge zijn speeltuig zijt ge
weest en hoe daar een rijk man uw
gast was. En altijd eerst lang na zijn
vertrek bespeurt ge hoe hij achteloos
een brok van zijn rijk bezit in een
hoek van uw hart heeft achtergelaten.
Waarvoor ge hem prompt weer ver
geet te danken, wanneer ge hem bij
toeval nog eens ontmoet. Dan zegt ge:
wie is toch die gek?" (blz. 28).
Dit is allemaal iets te gewild mooi,
te verleidelijk gezellig; deze romantiek
is gekunsteld. Dit is het proza van een
kunstenaar die op het publiek speelt,
omdat hij dacht dat hij dit doen moest,
want zijn boek verschijnt in de Hof
boekerij en daarin mogen de dingen
literair verwoord worden, maar het moet
ontspanningslectuur blijven. Het is jam
neer. dat Herman Divendal zo dacht. Zijn
boek is te goed om als onnozele belletrie
door het leven te gaan. maar het is geen
boek op het peil van ,.Ik en mijn speel
man", omdat de kunstenaar zich, tegen
beter willen en kunnen in, naar de doel
stelling der Hofboekerij toeschreef. Maar
zou de Hofboekerij haar goede lezers
dan werkelijk niet een geheel spontaan
en vrij in de kunstenaar geboren kunst
werk voor kunnen leggen? In beide
romans, in het boek van Harry Vencken
en in dat van Herman Divendal. bespeur
ik iets van geremde spontaneïteit, ge
paard aan overdreven aansprekelijk
heid.
NICO VERHOEVEN.
Hofboekerij, Heemstede.
Het geallieerde hoofdkwartier van
eeneraal Eisenhower bij Parijs heeft bij
firma's in Amsterdam en Utrecht or
ders geplaatst voor kantoormeubilair
tot een totaal bedrag van 50.00 a
60.000 gulden.
Dit zijn dus de eerste bestellingen van
het Shape in Nederland, welk land, al
dus een woordvoerder, betere en goed
kopere meubelen levert dan de meeste
Europese landen.
Een op Initiatief van het Contact Cen
trum Nederlandse musici samengestelde
jury. bestaande uit vooraanstaande
kunstenaars, heeft bij een selectie te Den
Haag uit 14 deelnemers als beste jeug
dige Nederlandse pianisten aangewezen Ria
Groot en Gerard van Blerk. De leeftijds
grens was 30 jaar.