Koninklijke Familie op 21 Mei met de „Piet Hein naar Tiel IVOROL t Positi^ christendom H Speculatie TWEE ROMANS UIT DE HOFBOERERIJ Werk van Harry Vencken en Herman Divendal KRUISWEG van Albert Servaes <3 r* De familie I DELUSSON Opening Amsterdam Rijnkanaal Uitbreiding en verdieping van tracé Amsterdam-Utrecht in 1953 gereed? Ook de prins! Krijgt zinvolle eindbestemming door Jacques Ducharme LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 5 APRIL 1952 PAGINA 3 Tarievenstrijd met Hamburg en Bremen ^ater Zuure-studiefonds Proberen blijft begeren! Ned. vrouw omgekomen in Noord-Italië 727.558 kinderbijslag boekjes in 1950 Orders van Shape voor Nederland Ria Groot en Gerard van Blerk onderscheiden (Van onze speciale verslaggever) Op 21 Mei a.s. zal de Koninklijke familie. Hare Majesteit, Prins Bernhard en de fier Prinsesjes, de ingebruikname van het AmsterdamRijnkanaal met haar tegenwoordigheid opluisteren. Koningin Juliana zal de openingshandeling ver achten, zoals zij die dag ook de Rijn-tentoonstelling in het R.A.I.-gebouw te Am sterdam zal openen. De „Piet Hein", het koninklijk jacht, komt voor deze gele genheid naar Tiel, de nieuwe voorhaven van Amsterdam, en zal het middelpunt t'ormen van de feestelijkheden, die culmineren in een vlootschouw van de Neder landse watersport, georganiseerd door de Tielse Watersportvereniging „De Waal". deze gelegenheid zal de nieuwe sluis te Tiel, de grootste binnénsluis van West- turopa, de naam ontvangen van Prins Bernhard-sluis. De sluis bij Ravenswaay °nder Rijswijk, in de .gemeente Maurik, wordt vernoemd naar Prinses Marijke, tic sluis bij Wijk bij Duurstede naar Prinses Irene, Prinses Beatrijs heeft reeds sluis, die naar haar heet, in Vreeswijk, Prinses Margriet in Lemmer. Met deze nationale gebeurtenis zijn werken aan het AmsterdamRijn kanaal intussen nog niet afgerond. Het P'euwe gedeelte tussen Utrecht en Tiel 's dan voltooid, maar er wacht nog de wrbreding en verdieping van het Mer- rjedekanaal tussen Amsterdam en J-trecht. Dit werk zal thans in versneld empo worden uitgevoerd. Zoals wij ,eeds hebben bericht wordt allereerst j^t slechtste gedeelte, dat van Diemen jot Weesperkarspel, onderhanden ge- •Jomen. De verbetering van dit kanaal- 'ak is inmiddels aanbesteed en opgc- a,'agen; Maandag wordt er een begin ;Cp gemaakt. Men hoopt het geheie ^erk op te leveren in de herfst van 1953, «>aar in elk geval uiterlijk in Februari van het jaar daarop. Wanneer het zover is zal Amsterdam verbeterde Rijnverbinding bezitten, ^'aar het zeventig jaar op heeft gewacht. Vcr de betekenis daarvan hebben wij ,eeds meermalen geschreven. Zij brengt ct hoofdstedelijk havencomplex een „!niaaJ sneller binnen het bereik van de Rijnvaart. Moest een schip om van de ivier naar de Amsterdamse haven te -,°men vroeger vier maal schutten: te °rcum. Vianen. Vreeswijk (Koningin- ,®nsluizen) en Utrecht (bij de Munt). - erin kwam reeds een verbetering door ingebruikname van een nieuwe zijtak jjjst de Beatrixsluizen, die de Utrechtse Jndernis omging Ook na het gereed amen van het nieuwe kanaal tussen 8|,p' en Utrecht passeert de scheepvaart th .nog drie sluizen, Tiel. Ravenswaay Wijk bij Duurstede, waarvan echter Sto, ,en van de missionarissen aan wie een °t deel van katholiek Nederland zijn j/'mezen missie-ijver het meest te dan- heeft, is ongetwijfeld pater dr. Ber- Zuure W.P. Zijn boeken behoren de beste en meest gewaardeerde mis- kn~'ectuur" staa en land heeft hij tien- allen jaren afgereisd, zonder zichzelf te •Paren. Van verscheidene zijden is er op ge lezen, dat zijn grote verdienste voor ®«n zo verheven taak. verdient levendig lt' blijven in aller herinnering, waarbij gesuggereerd werd een voor de missie mittig monument te stichten, dat zijn "aam draagt. „Niet lang heeft de Procure der Witte aters van kardinaal Lavigerie geaar- de nood van de tijden heeft helaas opleiding van priester-missionarissen „°°ij de ouders van veel begaafde en de- «Jke jongelui, onmogelijk of uiterst Moeilijk gemaakt. Pa?01 -ï ieraan tegemoet te komen, is het in Zuure-studiefonds opgericht, waar- iedereen zijn bijdrage kan storten op 10 98718 Witte Paters. Boxtel. die van Ravenswaay als regel geopend zal zijn. En als ooit de plannen tot kana lisatie van de Lek doorgang vinden, zal ook Wijk bij Duurstede als hindernis practisch kunnen uitvallen, zodat slechts de sluis van Tiel Amsterdam nog van de Waal scheidt. Dit laatste echter is toekomstmuziek. Voor het ogenblik is de grote winst vooral daarin gelegen, dat het tempo van schutten in hypermoderne slui zen zoveel minder tijdrovend zal zijn dan in de sluizen van het oude 'type. Met het passeren van zo'n oude sluis was in het allergunstigste geval twee uur gemoeid, maar het kwam ook voor, dat een schip drie en meer et malen moest wachten op zijn beurt om te passeren. Het tijdverlies bij het schutten in een sluis als thans te Tiel en b« Wijk bij Duurstede in gebruik komen, is practisch beperkt tot 40 mi nuten. Dit betekent een tijdwinst van ongeveer vijf uur, hetgeen dus zeggen wil, dat een schipper, varend met een snelheid van 15 kilometer per uur, in die anders verloren tijd 75 kilometer verder komt, dat is ongeveer de ge hele afstand van Tiel tot Amsterdam. Hoezeer deze verbeterde verbinding tussen Amsterdam eri de Rijn voor de Nederlandse belangen en die van de hoofdstedelijke haven in het bijzonder een levenskwestie geworden is, bleek uit de inleiding, welke de heer L. J. M. Ga- lavazi,, directeur van de Nieuwe Rijn vaart Maatschappij te Amsterdam, Vrij dag heeft gehouden te Wijk bij Duur stede, tijdens een persexcursie naar de kanaalwerken. Gebruik makend van de sluizen te Wijk bij Duurstede en Tiel vaart een schip thans in elf uur tijds van Amsterdam naar Lobith. Een groot voor deel is bovendien, dat de nieuwe slui zen in kleinere kolken zijn onderver deeld, wat het tempo van het schutten in de practijk nog vlugger zal maken dan de bovengenoemde cijfers reeds aangeven. Het bijzondere van de ver binding is voorts, dat het gehele Am sterdam—Rijnkanaal tot IJmuiden toe één pand vormt, als het ware een 90 ki lometer lange dokhaven, hetgeen uniek ter wereld mag heten. Het is ook mede door de binnenlandse vaart en die op België, welke eveneens van het kanaal gebruik maken, de drukste waterweg van Europa. De voltooiing van de Zuid- Oostpolder opent voor de toekomst nog verdere perspectieven. Op het ogenblik tekent zich in de internationale Rijnvaart een ver scherpte controverse af tussen de Be nelux-havens enerzijds en de Duitse havens Bremen en Hamburg aan de andere kant. Vooral Hamburg is door het ijzeren gordijn van zijn natuurlijk achterland afgesneden en tracht daar- AcLvertentie Toen in Amsterdam het Pax Roma- na-congres werd gahouden, heeft de vroegere Engelse communis- jdeider Douglas Hyde een uiteen- Ie® gegeven van de communistische der en methoden. Als gewezen insi- liik trolï deze spreker, zoals begrijpe- J* is. een meer dan gewone belang- ieUing. ié dit onderwerp men mag wel C ®Sen met de dag actueler wordt, lijkt jj®1 ons wenselijk op enige punten uit Dort betoog nog eens terug te komen, j&dat deze bekend worden in breder 'hg dan zijn levend woord destijds fiI'eiken kon. Ais uitgangspunt herinnerde Hyde jjih gehoor aan het feit, dat de katho- 'e wereldbeschouwing zich welis- j®ar voortdurend grondig op de'hoogte 6i udt van alle opvattingen buiten haar sA®hlijk milieu, maar dat haar belang- - .üng toch steeds op de eerste fats uitgaat naar de mensen, 61 z®lfi al hangen dezen een stelsel aan. at zich rechtstreeks tegen God keert. liet*'1 nu 's 'leel bizoncier het geval met a|. communisme, dat immers vóór eeiTs een wereldbeschouwing, zi>n Verl°ssingsleer beweert te h>et en zich dan eerst bezig houdt i sociaal-economische problemen. ct6p is het ook begrijpelijk, dat on- Sen ®enen. die zich bij de volgelin- tw van Stalin hebben aangesloten, teke aari°e komen, gedreven door een We innerlijke goedheid, een ver» Ws n naar de voorgespiegelde verlos- iiop c'an uit minder edele motieven. 6ani-Zou anders bet lidmaatschap der ihteii' Van z°veel uitstekende en hoogst .y igente lieden te verklaren zijn? Vopr61 belangrijker echter nog, hoewel beseh °ns' katholieken, in hoge mate feit Tend' Is bet niet te loochenen dan'kt at bet communisme zijn ontstaan biep aan bet geestelijk vacuum in wat Miiii eei'üjds de Christenheid noemde, tatip Pen mensen leven, nu al gene- dp lang, voort van de ene dag in ®tii„ ere, zonder enig ideaal, zonder be h„®,se^ van d°el of richting: moder- Uit h jen" "taap j d°elloze leegheid van zo'n be- eep m de besten de behoefte aan a q f °;n d 8 e ommekeer, aan een die ev ale omwenteling ontstaan, fias ziiüW eerst de mens zelf en dan i eh „p A, economische situatie betreft, ertiid getraind Marxist heeft na zijn ^btelri een iolaal andere kijk op de tnaatsch„Verivorveri dan vóór zijn lid- bit «cv? der partij- 'bilde Vp fp bewuste, alles overwoeke- !}?crst d anSen naar verandering be- b'stpe e aanhangers van het commu- Jb®t d z?er' dat hun ontevredenheid ^bbloivi,, bestaande maatschappelijke bun belet zich af te vragen of de beloofde nieuwe wereld inder daad zoveel beter zal zijn dan de oudé. et is al zo vaak gezegd en ge schreven, dat ieder het nu wel weten moet: een voorname reden van het ontstaan var. het communisme ligt in het tekortschieten van de Christenen. Anderzijds echter vindt het in de onzekerheid der mo derne samenleving over de hele linie een uiterst vruchtbare voedingsbodem. Hoe meer dus de Christenen hun eigenlijke roeping verwaarlozen, hoe groter de communistische kans op suc ces wordt. Het verleden bevat in dit opzicht een leerzame les. Het is immers niet te loochenen, dat de uitbreiding van het communisme omgekeerd even redig is geweest aan het verzwakken van het christelijk prestige. Er kan daarom niet genoeg na druk worden gelegd op de reeds vaak herhaalde waarheid en waarschuwing: een louter negatieve bestrijding van het godloos communisme kan on mogelijk resultaat boeken. Alléén de positieve opbouw van een uitgesproken christelijke maatschappij, gebaseerd op onbaatzuch tige liefde en sociale rechtvaardigheid, biedt betrouwbare en zekere mogelijkheden om de tegenstander de wind uit de zeilen te nemen. Tot nu toe is de christelijke maatschappijleer, hoe volmaakt ook ontwikkeld in de magistrale Encyclieken der Pausen, tè veel theorie gebleven, te weinig in brede lagen tot overtuigende werke lijkheid uitgegroeid. Zelf zitten we nog vast aan enghartig eigenbelang met al le gevolgen van dien aan sociaal on recht. En zo lang de overtuigingskracht van een principieel en consequent in prak tijk gebrachte leer ontbreekt, zijn wij zelf oorzaak, dat de tegenpartij geen vergelijkingsmateriaal bezit voor haar eigen opvattingen. Dit geldt vooral voor de communisti sche leiders, die over het algemeen tot op de buitenposten toe heel wat beter geschoold zijn dan wij vermoeden en bij hun propaganda geen concurrentie te vrezen hebben van een voor zich zelf sprekende aantrekkelijke christelijke samenleving. Daarom ook wordt hun woord door de massa zo vaak zonder verzet aanvaard, terwijl zij zelf door niets buiten hen in hun overtuiging aan het wankelen worden gebracht. Onder ons. Christenen, overheerst nog sterk de misvatting, dat het communis me zijn grootste successen heeft behaald onder het proletariaat. Dit is een noodlottige vergissing! Wel vormen de onontwikkelden de nume rieke meerderheid, maar hun leiders zijn intellectuelen, mannen van de daad, die de Marxistische leer grondig in zich hebben opgenomen, en zó zeer. met in zet van heel hun persoon, strijden voor hun ideaal, dat Z H. Paus Pius XII niet geschroomd heeft hun offervaardige activiteit ten voorbeeld te stellen aan de Christenen, die het werk van de ware Verlosser der wereld hebben voort te zetten. L. voor compensatie te vinden door het forceren van een deel van het Rijn- vervoer naar de Elbemond. Ook Bre men tracht dit vervoer aan te trek ken en is daar meer dan Hamburg reeds in belangrijke mate in geslaagd. Dit alles werd slechts mogelijk door absurd lage vrachttarieven van de Duitse spoorwegen, waartegen voor de scheepvaart op de Benelux-havens practisch niet te concurreren valt. De Duisburger Frachtenkonvention heeft daar wel een uitweg voor aangewezen, maar voorlopig streeft men nog naar een oplossing door z.g. havengelijk stelling. Amsterdam heeft hierin reeds het voorbeeld gegeven door een ge lijkstelling wat betreft vrachten en plaatskosten te accepteren met Rot terdam en Antwerpen, overtuigd, dat een goede aanvoerdienst dit verant woordde. Ook Hamburg heeft het grootste belang bij havengelijkstel ling, bedreigd als het zich evenzeer voelt door Bremen, begunstigd door een meer Westelijke ligging. Intussen echter zijn de Rijnrederijen, wanneer de Duitse spoorwegen niet be reid blijken hun tarieven aan te passen, gereed om over te gaan tot z.g. vracht prijsdiscriminatie, waarbij voor vervoer, dat niet door de spoorweg kan worden beconcurreerd, hogere prijzen worden vastgesteld om zodoende voor transpor ten, die wél de scherpe concurrentie van het railverkeer ondervinden, veel lagere tarieven te kunnen berekenen. Men bo pt echter, "at bot tot zulke ongezon de verhoudingen niet komen zal. Op de weg van Milaan naar Varese (Noord-Italië) is een auto met Neder landers in botsing gekomen met een vrachtauto. De auto werd bestuurd door de Ne derlander G. Kouwenhoven, directeur van een veevoederfabriek in Stresa (Italië). Zijn echtgenote, mevrouw S. Kouwenhoven-Molenaar, werd op slag gedood. Haar zuster mej. J. Molenaar, werd zeer ernstig gewond. De heer Kouwenhoven en zijn twee kinderen liepen minder ernstige verwondin gen op. Dean Acbeson heeft het vermoeden uitgesproken, dat indien de Nederlanders in Manhattan waren gebleven destijds, 300 jaar geleden, minister Stikker nu mis schien op zijn (Acheson's) plaats zou zitten. Zie, zulke speculaties-achteraf bevallen mij. Laat ik er nog even ver der mee gaan. Stel onze voorvaderen waren werkelijk aan de overzijde van de Oceaan geworteld. Dan zou men nu in Amerika opgescheept zitten met 26 politieke partijtjes, dan zouden w ij Europa Romme-hulp verschaffen, en dan zouden Nederlandse touristen naai de op klompen lopende New-Yorkers komen kijken. Welk een kostelijk ver schiet. Verschenen is het verslag van het Kinderbijslagvereveningsfonds over het jaar 1950. Uit de uitkomsten van de voorlopige en definitieve vereveningen en uit de bedrijfsrekening blijkt dat het jaar 1950 een overschot heeft opgeleverd van f28.744.586.05. Het batig saldo in het Kinderbijslagvereveningsfonds is hierdoor per 31 December 1950 gestegen tot f74.930.830.16. Hooewel de balans van het Kinder bijslagvereveningsfonds per 31 De cember 1950 een batig saldo aanwees van het genoemde bedrag kon eerst aan het einde van 1950 tot belegging van beschikbare gelden worden overgegaan, aangezien de definitieve vereveningen met de uitvoeringsorganen eerst lang na afloop van een kalenderjaar geschieden. Voor belegging bleef een bedrag van ruim f 16.000.000.beschikbaar. In 1950 werden in totaal 727.558 kin derbijslagboekjes uitgereikt voor in totaal 1.716.611 kinderen. Er werden 264.618 boekjes uitgereikt voor één kind, 210.995 voor twee, 119.139 voor drie, 62.920 voor vier, 33.231 voor vijf, 17.730 voor zes, 9.632 voor zeven, 5.039 voor acht, 2.615 vooor negen, 1.097 voor tien, 399 voor elf, 122 voor twaalf 18 voor dertien, twee voor veertien en een voor vijftien kinderen. Z. K. H. Prins Bernhard heeft zijn secretaris verzocht hem morgen zo spoedig mogelijk te laten weten hoe de uitslag is van BelgiëNe derland Da laatste tijd heeft zich herhaalde lijk het probleem doen gelden of de religieuze kunst om velerlei redenen traditioneel (in de zin van con ventioneel) van vormgeving moet zijn of dat zij gerust zou mogen meegaan met moderne, desnoods excessieve stijl vormen. Bij een oplossing van dit vraag stuk zal men niet kunnen voorbijgaan aan de verschillen naar aard en doel stelling, die aanvaard dienen te worden tussen profane en religieuze kunst. De behandeling van dit probleem is echter een hoofdstuk apart. Vandaag zij slechts gewezen op een interessant verschijnsel, hiermee verband houdend en dezer dagen tot actualiteit gekomen. Meer dan 30 jaar geleden vervaardig de de Vlaamse schilder Albert Servaes een destijds meer berucht dan beroemd geworden kruisweg, uitgevoerd in houts kool. waarvan u hierboven de achtste statie ziet (Jezus troost de wenende vrouwen). Men heeft van die kruisweg op onwelwillende wijze zulk een schan daal gemaakt, dat Rome het beter oor deelde hem te doen verwijderen uit de kerk te Luythagen. waar hij een plaats had gekregen. Onmiddellijk daarna werd hij echter aangekocht door de Amster damse kunstbeschermer Herman van den Eerenbeemt en in 1934, na een offi cieel eerherstel van Servaes door de toenmalige Aartsbisschop mgr. Janssen, schonk Van den Eerenbeemt een later geschilderde kruisweg aan het Aarts bisschoppelijk Museum. Thans wordt Servaes' eerste kruisweg tentoongesteld te Tilburg alvorens naar zijn definitieve bestemming te gaan: het Trappistenklooster „Koningshoeve". Door een Tilburgs industrieel, een ge lovig protestant, zijn de paters Trap pisten in staat gesteld deze kruisweg uit Van den Eerenbeemt's nalatenschap aan te kopen. Deze toejuichenswaardige gang van zaken, waardoor een indertijd omstre den kunstwerk in ere wordt hersteld, leert op zijn minst dat men niet te vlug moet zijn met zijn oordeel omtrent iet* wat op het eerste gezicht verbazing ei:, uit onbegrip, misschien ergernis ver wekt. Opzienbarende nieuwheid van vormgeving eist meestal grote onbevan genheid en een mettertijd verworven gewenning, opdat eens naar waarde kan worden geschat wat in zich blijkbaar steeds waardeerlijk is geweest. In dit verband ontkomt men er niet aan. te denken aan een vooralsnog ten dele analoog geval: de kruisweg van Aad de Haas. voor de kerk van Wahlwiller ge schilderd en thans berustend in eet» Maastrichts Museum rijdens de Boekenweek vestigden wij de aandacht op de Hofboekerij, „een huisbibliotheek voor het gezin", die tot stand wordt gebracht door de sa-men werking van vier katholieke uitgeverijen: Paul Brand. H. Nelïssen, Het Spectrum en De Toorts. Niet uitsluitend belletrie wordt in deze boekerij ondergebracht. Ook prac- tische handboeken krijgen er hun plaats in. Zo verscheen in de jaargang 1950'51 vc-n de hand van dr. H. Nolthenius: „Zwerftochten door het rijk der muziek", een boek over alles waar de muziekliefhebber in geïnteresseerd kan zijn. En in de lopende jaargang 1951'52 is een groot „Medisch Huisboek" geprojecteerd. Maar wij bepalen ons hier tot de belletrie, zoals de Hofboekerij d'ie in haar programma opneemt. Wellicht voelt de fijne opmerker reeds, da-t ons gebruik van het woord belletrie inhoudt, dat de romans van de Hofboekerij geen Literatuur met een hoofdletter zijn. Inderdaad, de doelstelling der bibliotheek kan dit in ze kere zin ook moeilijk toestaan. Wat is immers het geval? Romans, zoals die van Dreiser ere Penn Warren, die wij vorige week bespraken, zijn beslist geen echte boeken voor het gezin; zij' vergen oordeel des onderschetids: zij stellen problemen waar men, gezellig gezeten bij de huiselijke haard, liever niet aan toekomt; zij poneren de mens als tragisch wezen, in een situatie van „te zijn of niet te zijn". De grote literatuur nu beweegt zich vrijwel altijd van zo'n situatie uit, ook de grote katholieke lec tuur; men den'ke slechts aan de romans van Graham Greene, Bernanos, Stefan 'Andres en te onzent van Dick Ouwendijk. In een huisbibliotheek voor het geztin kunnen deze auteurs daarom moeilijk een plaats vinden. Ieder boek vraagt een zekere geestelijke leeftijd van de lezers en de boeken, die voor alle leeftijden gesneden zijn, moe ten het noodzakelijkerwijs hebben van een onderwerp, dat alle partijen vermag te boeien. Zo'n onderwerp noe men wij dan belletristisch var. aard, waarmee n'iets kwaads gezegd wil zijn. Integendeel, ook de goede belletrie, die de lezer boeit, zonder dat er van de diepste zijnsgronden sprake is, is het resultaat van een scheppingsdrang, d'ie ons iets wezenlijks te zeggen heeft. De twee n'ieuwe ro mans uit de Hofboekerij leveren hiervan het bewijs, zij het ook op een wijze, die ons tot een ietwat pijnlijke vraag noopt. De eerste roman, van Harry Ven cken, heet „R o v e r-b i s s c h o p". Het is een avontuurlijk verhaal uit verre landen, dat als zodanig oud en jong kan boeien en uitmuntend in de opzet der bibliotheek past. Maar achter die avon tuurlijkheid, die om zo te zeggen voor waarde was voor uitgave in de Hof boekerij, werkt en worstelt de scheppen de geest van de schrijver. Achter die avontuurlijkheid, die in het kader van deze bibliotheek aan het genre „missie- lectuur" een moderne aansprekelijkheid moet geven, wordt een problematiek zichtbaar, welke, zo denkt men een ogenblik met spijt, door de schrijver ware uit te werken geweest in een ro man, die méér te betekenen had dan dit boek voor het gezin kan hebben. Men voelt, dat de schrijver ergens hinderlijk vastligt aan dat eigenlijk allerdwaaste begrip belletrie. Hij kan er zich als kunstenaar niet in uitvieren. Hij pro beert het niettemin, en meegesleept dooi de gloed van zijn *igen woorden, lukt het hem ogenschijnlijk volkomen. Op zijn minst kan men zeggen, dat Harry Vencken een missieroman heeft geschre ven, die de aandoenlijke opvatting van wat missielectuur behelst grondig te niet doet. Vencken is een zeer visueel en auditief begaafd waarnemer. In een weelderig proza, dat soms broeit en overdadig is als een oerwoud, roept hij de sfeer op van het leven in het hart van Afrika, Centraal Oost-Afrika. Dat hart i s een oerwoud, physiek en psy chisch. Het wemelt van angsten. Het is als het hart van het negermeisje Ambuï, wier levensroman, wars van goedkoop sentiment, ontroert door iets grootmen- selijks dat niet tegen dit oerwoud op Een der tekeningen van Frans Lammers uit het boek „Harten en maskers" door Herman Divendal. kan. Ambuï komt in het oerwoud om. De bladzijden, waarop de auteur ons dit sterven aanschouwelijk voorstelt, dient men niet slechts als het realistische hoogtepunt van de roman te verstaan, maar ook als een climax der psychische symboliek. Een kort citaat moge een indruk geven van wat Vencken hier, in zijn „belletristische" kader, aan litera tuur presteert. Het oerwoud brandt rondom Ambuï, die niet meer weet waarheen: „Zij voelt geen pijn meer. Alleen in haar ogen zingt en gonst het bloed, dat over gaat in een zwaar, dreunend suizen en haar opheft naar het niets. Ze weet niet hoe duizenden hoeven en klauwen over en langs haar heen springen en galopperen in een onhoudbare, verdwaasde ren. Olifanten, buffels, luipaarden, antilopen, woudherten, oeeapi's, wilde zwijnen, wilde katten, ont vluchten de rode dood. die sissend en kra kend achter hen aanvliegt. Ze trappen in de verkoolde karkassen van dieren, die voor hen reeds omkwamen of in deze strijd om het leven verdrongen werden. Alleen de sterksten en vlugsten winnen het van de kleine en zwakke. Vogels vallen met ge schroeide vleugels in de laaiende bulde rende hel. Van de hemel is niets meer te onderscheiden door de massale rookontwik keling. En steeds gaat de uittocht der op geschrikte dieren door, onophoudelijk, de ogen wijd opengespalkt van angst, de koppen laag naar de grond gebogen, hun lichamen scheurend en rijtend aan door nen en spitse takken. Herten springen over elkaar heen in hun jagende ren; wijfjes olifanten, die nog trachtten haar kleintjes bij zich te houden, laten deze in de steek en dringen flank aan flank vooruit met de kudde, bomen ontwortelend, wilde honden en zwijnen vertrappend onder hun zware voet." (blz. 232) Door deze topzware evocatie van de vernietiging loopt dan de historische draad van het missionneringswerk, be lichaamd in de Fransman Joseph Du- pont; Bwana Moto-Moto, Meester van het Vuur, noemen hem de negers. „Meester van het Vuur" zou ook de juiste titel van deze roman zijn ge weest; „Rover-bisschop" legt te veel de nadruk op het avontuurlijke element in het verhaal. Dupont en Ambuï zijn tegenspelers. Dupont is de drager van een bescha ving, die de .angst overwonnen weet jn de liefde. Wat weet Ambuï van de liéf- de? In beginsel alles. Ambuï is een redelijk meisje, een braakland voor de liefde, maar meer nog een oerwoud van angst. En het oerwoud brandt en alle dieren branden in en om Ambuï. En de Meester van het Vuur kan er niets aan doen. Het spel tussen Dupont en Ambuï is geladen met een duistere symboliek, die de moeite van diepere uitwerking waard is. Harry Vencken heeft ons in deze roman, ongetwij feld zijn beste werk een levendig beeld gegeven van wat men wel eens noemt „de ziel van Afrika". Men'mag hopen, dat hij spoedig kans ziet dit spel van oerkrachten nog eens uit te werken in een geheel vrije roman, waarbij dan de nu te vlotte beeldings- kracht der taal geheel dienstbaar is aan de innerlijke werkelijkheid van het ge- géven. „Harten en maskers" De Nederlandse vertaling door Gabriel Smit is verschenen bij de UITGEVERIJ HET SPECTRUM Het verraste Léopold, dat zijn moeder zich niet tegen zijn wens verzette en dat zijn vader, na ervan te hebben gehoord, hem ook omhelsde en zeide: „God zegene je." Léopold was zeer ernstig en over tuigd van zijn roeping, daarom liet hij zich ook niet voorstaan op het feit, dat hij de enige van het gezin was. Het werd die avond aan allen verteld en hij was het middelpunt van hun be langstelling. Hij vond het moeilijk om van huis weg te gaan. Sinds die dag werd hem alles zo ge makkelijk mogelijk gemaakt. Jean Baptiste ging naar pater Durand en ver telde hem met een trilling van geluk in zijn stem, welke roeping zijn zoor. wilde volgen. De twee mannen schud den elkaar begrijpend de hand. weer zou een kind aan God worden gewijd. Toen Pierre het grote nieuws hoorde, verraste het hem, want hij had zelf vroeger ook wel eens gedacht aan het priesterschap. Nu hij naar Léopold keek en daarbij dacht aan zijn eigen ambities en zijn wereldse eerzucht, schaamde hij zich enigszins, want hij moest erkennen, dat zijn jongere broer daarvoor een veel betere candidaat was dan hij. Hi.i schudde Léo's hand en moedigde hem aar. een goed priester te worden, dan zouden zij allen trots op hem zijn. Dit trof Léopold, want hij was met Pierre nooit erg intiem geweest. Hij besefte wat nu tot alle leden van het gezin langzamerhand begon door te dringen: dat zij elkaar iedere dag met andere ogen zagen. De zomer scheen voorbij te vliegen en werd geheel besteed aan de voorberei dingen tot het plechtige afscheid. Sinds de Delussons naar Holyoke waren ge komen dat was nu meer dan veertien jaar geleden, was niemand van hen weer in Canada geweest. Dit zou de eerste maal zijn, dat een lid van de familie naar het oude vaderland zou te rugkeren. Eindelijk was dan besloten, dat Cé cile Léopold zou wegbrengen en dat Pierre hen zou vergezellen. Maar toen alles afgesproken scheen, zei Louise, dat zij ook mee wenste te gaan en dit werd goedgevonden. Pierre had twee weken vacantie gekregen en keek met onge duld uit naar de dag van het vertrek. Zo stonden zij dus op een fnorgen in September allen op het station en Jean Baptiste voelde zich allesbehalve pret tig. want zijn halve gezin zou hem twee weken verlaten. Sinds Léopold had ver teld, dat hij priester wilde worden, had Jean Baptiste zijn jongste zoon met een zekere eerbied omringd en had hij alles gedaan om zijn wensen in te willigen. Nu de trein- vertrokken was, voelde Jean Baptiste, dat er iets uit zijn leven was weggegaan. Eerst Etienne, en nu Léopold. Wie zou de volgende zijn? In de trein waren de andere Delussons even bedrukt, omdat zij van huis gin gen, doch deze stemming duurde maar kort; zij waren ook erg benieuwd naar Canada, dat alleen hun moeder kende, hoewel zij het al haast vergeten was Voor Pierre was de treinreis één ver rukking; de oude ontdekkerslust kwam weer in hem op. Hij was nu nagenoeg over zijn jongensjaren heen en hij be gon in zichzelf onbestemde verlangens te gevoelen, die door de successen in zijn betrekking niet werden gestild. Hij kwam niet van zijn plaats en, terwijl hij uit het coupéraam zat te kijken, herinnerde hij zich opeens de treinreis naar Northampton, die hij vroeger met zijn vader had gemaakt. Hoe was alles veranderd! Nu genoot hij niet alleen van licht en kleur, maar hij vond ook de beweging heerlijk en dit zou een lange reis zijn. Hij leunde achterover in zijn bank met een zucht van vol doening. Canada was een ontdekking voor hem, want hij had het zich toch nooit goed kunnen voorstellen uit de ver halen, die hij erover had gehoord. En nu voelde hij ook weer de teleurstelling, die hij had ervaren toen hij in North ampton was, want tenslotte was er weinig verschil tussen de mensen in Canada en in Holyoke. Hij vertelde het ditmaal niet aan zijn moeder, integen deel, hij zorgde er oplettend voor, dat zij het zo prettig mogelijk had. De reis naar Canada duurde nu geen twee da gen meer. zoals vroeger. In minder dan vier en twintig uur waren zij in Mon treal, waar zij bij een tante zouden lo geren. Cécile had, sinds zij Canada verliet, geen van haar familieleden gezien en zij wist niet hoe zij zou worden ont vangen. Het was dus een prettige ver rassing, toen zij door haar tante Flavie innig werd omhelsd en naar een rijtuig werd gebracht. Jean Baptiste had de voorzorg geno men tante Flavie te telegraferen en op de hoogte te stellen van Cécile's komst. Zij reden door de straten van Montreal en Pierre voelde zich op en top ge lukkig. Dit was het leven. Werk in een winkel en een reis naar een ander land. Hij veranderde van gedachten; hij dacht nu als vrijwel iedere jongen. Terwijl zij reden vond hij de Canadese meisjes, die hij zag. erg aardig. De Delussons bleven een week in Montreal. Toen ging Cécile met Léopold naar het College, dat, op enige afstand van Montreal, in de richting van Que bec lag. Louise en Pierre bleven liever in de stad en namen hartelijk afscheid van hun broer, want zij zouden hem nu bijna een jaar niet meer zien. Vergezeld van zijn moeder deed Léopold dus zijn intrede op het College, vervuld van nieuwsgierigheid en schroom. Op het station nam hij huilend van zijn moeder afscheid. Hij was pas dertien jaar. (Wordt vervolgd). Belletrie is ook de roman van Her man Divendal: „Harten en Maskers". Ik zou dit boek. tot zijn nadeel, willen vergelijken met „Ik en mijn speelman" van Aart van der Leeuw. Het verhaalt van vier speel lieden. die in de goede oude en vooral romantische tijd stad en land afreizen, om, waar zij komen, het leven in een feest om te scheppen. Het is een aller- luchtigst levensboek, met weemoedige trekjes en %'eel heerlijk heimwee naar het geluk er in. Maar het mist ook weer precies dat, wat echte literatuur In het. Stedelijk Museum te Am sterdam is gisteren door staats secretaris Ca-ls een overzichtsten toonstelling geopend van het werk van Matthieu Wiegman, die vorig jaar 65 jaar is geworden. Men ziet hier de schilder Jan Sluyters in gesprek met Wiegman. moet hebben. Het is op zich een roman, die in deze bibliotheek een uitstekende functie vervult: het hele gezin kan er zijn genoegen aan beleven. Maar toch is er iets jammers in, iets op zettelijk hartroerends, waartoe de schrijver zich om de een of andere belletristische reden gedrongen voelde. Zo bijvoorbeeld in de volgende passage, waarin wij vertrouwd gemaakt worden met het plan der „vier evangelisten" om als speellieden door het leven te gaan: „Het zijn wonderlijke snaken, die zich muzenzonen noemen. De mensen maken zich vrolijk om hen en lachen reeds als zij één stap over de drempel zetten en met potsen en grimassen zelfs bezorgde magistraten weer een wijle zorgeloos kind doen zijn. Dat is hun diep geheim. Zij laten u lachen en schreien naar hartelust. Terwijl ge zelfs nog aan uw kousen zit te trek ken, aan uw kleren plukt of op de nagels bijt om uw buurman toch vooral niet te laten merken dat ge het met uw tranen te kwaad hebt, ziet hun oog recht in uw hart en hun treffend woord woelt er deernis boven Of bij de meest norse nurks wringt hun kwinkslag onweerstaanbaar aan de scherpe mondhoeken en rukt stroeve trekken uit de plooi. Ge denkt dat de spee.man een speelbal in uw hand is en waant u een koning tegenover zijn nar. Maar wie van beiden is wijzer? Zonder nar wordt een koning een goedzak of een bruut en het is de gek. die hem wijs doet zijn Was zijn spel naar uw hart, dan klapt ge in de han den tot uw vingers gloeien en ge schiet rechtop uit uw zetel om hem staande toe te juichen. Ge bedelt als een kind om nog eens en nog eens en wanneer hij met een laatste sierlijke zwaai onherroepelijk is weggedoken, voelt ge hoe ge zijn speeltuig zijt ge weest en hoe daar een rijk man uw gast was. En altijd eerst lang na zijn vertrek bespeurt ge hoe hij achteloos een brok van zijn rijk bezit in een hoek van uw hart heeft achtergelaten. Waarvoor ge hem prompt weer ver geet te danken, wanneer ge hem bij toeval nog eens ontmoet. Dan zegt ge: wie is toch die gek?" (blz. 28). Dit is allemaal iets te gewild mooi, te verleidelijk gezellig; deze romantiek is gekunsteld. Dit is het proza van een kunstenaar die op het publiek speelt, omdat hij dacht dat hij dit doen moest, want zijn boek verschijnt in de Hof boekerij en daarin mogen de dingen literair verwoord worden, maar het moet ontspanningslectuur blijven. Het is jam neer. dat Herman Divendal zo dacht. Zijn boek is te goed om als onnozele belletrie door het leven te gaan. maar het is geen boek op het peil van ,.Ik en mijn speel man", omdat de kunstenaar zich, tegen beter willen en kunnen in, naar de doel stelling der Hofboekerij toeschreef. Maar zou de Hofboekerij haar goede lezers dan werkelijk niet een geheel spontaan en vrij in de kunstenaar geboren kunst werk voor kunnen leggen? In beide romans, in het boek van Harry Vencken en in dat van Herman Divendal. bespeur ik iets van geremde spontaneïteit, ge paard aan overdreven aansprekelijk heid. NICO VERHOEVEN. Hofboekerij, Heemstede. Het geallieerde hoofdkwartier van eeneraal Eisenhower bij Parijs heeft bij firma's in Amsterdam en Utrecht or ders geplaatst voor kantoormeubilair tot een totaal bedrag van 50.00 a 60.000 gulden. Dit zijn dus de eerste bestellingen van het Shape in Nederland, welk land, al dus een woordvoerder, betere en goed kopere meubelen levert dan de meeste Europese landen. Een op Initiatief van het Contact Cen trum Nederlandse musici samengestelde jury. bestaande uit vooraanstaande kunstenaars, heeft bij een selectie te Den Haag uit 14 deelnemers als beste jeug dige Nederlandse pianisten aangewezen Ria Groot en Gerard van Blerk. De leeftijds grens was 30 jaar.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1952 | | pagina 3