I—-
„Ternauwernood"
Gij zijt het, Heer, die alle ding
Het schandhout werd tot zegeteken
Zijn werk als getuigenis van de
christen-tijdgenoot
Prof. dr. G. Brom
an dood en over
winning
LITERAIRE KRONIEK
MK«*
ZATERDAG 12 APRIL 1952 PAGTNA 3
Jüfe d?H°ntwikkeling van de christe-
kruis e,,een is vooral die van het
>.antiin' merkwaardig. Door Con-
Jmlvio nverwinning bij de Ponte
t'ng tot ,1 het schandhout plotse-
te.erde i n peteken. Constantijn triom
fen over,, t.teken van het kruis en
„eHïe wmnmgsbanier stond hij, om
~aariie oeweegreden dan ook, weer
,e,ndien aan de nieuwe religie. Bo-
^hap tot '"vfrd het heidense keizer-
u' puwd ,an toe als goddelijk be-
kortist' at, als merkwaardige
an een samentreffen van
•Wijzigingen bij de
A.Y.R.O.
Hugo de Groot naar de
Ned. Radio Unie
Gouden jubileum van
paters te Brakkenstein
Gaat heen als hoogleraar
He gekrakeel over traditionalistische of modernistische poëzie, over poëzie
/■A die er zijn mag, of niet meer zijn mag, of nóg niet zijn mag, verliest zijn
zin, wanneer men zich tot aandachtig lezen zet van de verzendie Gabriël
Smit bijeenbracht in de afdeling „Ternauwernood" van zijn gelijknamige bun
del Deze afdeling beslaat ongeveer een derde van het, voor een verzenbun
del althans, vrij omvangrijke boekje. Zij wordt voorafgegaan door een reeks
verzen in een trant, die aansluit op vroegere perioden in Smit's werk. Zij wordt
gevolgd door een aantal vertalingen, die in staat zijn de lezer te prikkelen tot
kennisneming van het oorspronkelijke werk der vertaalde dichters; als ver
taling passen zij wonderwel in de geest die de gehele bundel ademt.
Gabriël Smit, altijd een zuiver, maar
zelden een zeer oorspronkelijk dichter,
is in „Ternauwernood'' aan de ver
woording van een zijnsprobleem toe
gekomen, waar iedere religieus leven
de mens ten innigste bij geïnteresseerd
moet zijn. „Ternauwernood" is door en
door religieuze poëzie, katholieke
poëzie, inderdaad, voortkomend uit een
christo-centrische levenshouding, welke
aan dit dichterschap aanzijn geeft. Men
kan deze levenshouding als gegeven
heid voor deze poëzie beschouwen, als
iets dat aan het dichten voorafgaat, als
een genade waarvan hier getuigd moet
worden. Toch ligt zij allerminst als een
rustig bezit ten grondslag aan dit dich
terschap. Zij is slechts gegeven in het
besef van een onophoudelijk tekort
schieten als christen en als mens.
Behalve christen is de mens ook mens
zonder meer, modern geboetseerd als
een autonoom ik-bewustzijn: een tijd
genoot, die wel geloven kan in God,
maar die niet ar-
vaak, ook in vroegere gedichten, bezigt
Smit deze term „dingen", om telkens,
ternauwernood, te achterhalen,
dat die dingen openbaringen zijn wel
ke slechts gekend worden, niet in de
naam van het eigen mens-zijn, maar in
de naam van God, Die mens werd,
dat wil dan tevens zeggen in de naam
der Liefde.
Na dit zijnsprobleem, want niets min
der is het voor de dichter, zo gesteld
te hebben, kan men beginnen aan de
nadere bespreking van deze religieuze
poëzi^ Ik moet me daar hier van ont
houd®; het zou te veel ruimte ver
gen om de hele scala van beelden
(„dingen") na te gaan, die de dichter
oproept om zijn plaats in de wereld en
de functie van zijn dichterschap te ver
antwoorden:
Ik schrijf omdat ik weet: Gij zegt
mij veel waarvan Gij wilt dat ik
het doorgeef
Betalen moet ik wat ik schrijf van U,
betalen met mijn leven. Ieder woord,
dat ik ooit neerschreef als van U gehoord,
vraagt antwoord, waarheid, nu.
Polair is dit dichterschap; het zwenkt
heen en weer tussen de geliefkoosde
metaforen van d a g licht, liefde)
en nacht afwezigheid van licht,
tekortschieten in liefde).
„Dichten is luisteren naar licht" en
„uitzien naar klanken die overkomen
van ver achter de grens der woorden",
zegt de dichter in genoemde „Diapsal-
mata", waarbij hij opzettelijk twee
geloos genoeg meer
is om zich te ont
veinzen, dat zijn
Godsgeloof hem
licht een beeld doet
ontwerpen, waarin
hij enkel maar zich
zelf, zijn eigen
ideaal, herkent. De
mens zij geschapen
naar Gods beeld en
gelijkenis, hij is
geneigd zich een
God te scheppen
naar eigen behoef
te, een ander hoger -
ik, waarmee hij zich
confronteren kan
door middel van
een beschouwings
wijze, die meer te
maken heeft met
psychologische in
trospectie dan met
godsdienstige over
gave. De ik-Gij-ver
houding van het
gebed (en deze ge
dichten zijn als ge
beden, innerlijke
gesprekken met de
Godmens, ons Voor
beeld) laat zich
door een dichter
als Gabriël Smit
vergelijken met een
onbeperkt aantal
verhoudingen tus
sen het ik en de
hem omringende
wereld. Zo begint, „In Nomine Tuo", de
verzenreeks, die getiteld is „Ternauwer
nood".
Ik ken u niet, ik weet niet wie
gij zift. Al jarenlang is mij
het samenzijn met u vertrouwd:
een vaste troost, geluk en kracht
en vrijgeleide, zo wonderlijk nabij,
dat uw aanwezigheid mij nauwelijks
onzichtbaar is en ik uw stem
ken als de slagen van mijn eigen hart.
Vaak heb ik daarom over u gedacht.
Ik dacht: gij zijt mijzelf, gij zijt
wat ik zou kunnen zijn, had moeten
zijn. Of ook: gij zijt mijn engel,
mijn bewaarder. Ofwel: gij zijt
het licht dat in mij waakt en bidt.
Doch steeds wanneer ik bijna dacht
uw naam te kunnen noemen, waart
gij veranderd van gestalte en gebaar...
Gij zijt het, Heer, die alle ding vervult.
Niets is het zonder U, ontzield, verloren
in blind verzuchten, dat Gij niet kunt horen
omdat het niets dan barre leegte onthult,
leegte en wanhoop, doodgemarteld keren
naar een waanzinnig opgezweept begin,
dat geen voltooien kent, geen recht, geen zin
dan in één sarrend, radeloos ontberen...
Doch Gij, Verlosser, hebt de nacht gebroken,
de steen gewenteld en het starre donker
verlaten voor Uw eeuwig morgenlicht,
Uw vuur in alle dingen ons ontstoken,
dat achter hun doorzichtig, stil geflonker
de glorie oplaait van Uw vergezicht.
(Gedicht van Gabriël Smit uit de bundel
„Ternauwernood'
beeldspraken, ontleend aan de zintuig
functies van oog en oor, door elkaar
heen laat spelen.
Veel lezers mogen in deze aanspre-
kelijke bundel kennis nemen van het
geestelijke proces, waarvan hier getui
genis wordt afgelegd. Dit gaat de tijd
genoot aan. De gelovige tijdgenoot, die
(o tweespalt) weet dat hij van deze
wereld is en niet van deze wereld is.
Pasen, het grootste feest der Christen
heid, veraanschouwelijkt de glorieuze
ontstijging aan deze tweespalt. Dit ge
heim gaat de verbeeldingskracht te
boven; het mist als gebeurtenis de inti
miteit waar het Kerstfeest zijn weelde
aan Kerstlyriek aan dankt. Slechts heel
weinig religieuze dichters van heden,
polair van natuur als
zij zijn, achten
zich in staat een
Paasgedicht te
schrijven, dat in
taal en teken een
beleving geeft van
wat er plaats grijpt
in de eerste dag
schemering van de
Paasnacht. In de
voorlaatste bundel
van Gabriël Smit,
„Fragment", vond
ik een titelloos
sonnet, dat als zeld
zaam Paasgedicht
de aandacht waard
is. Het gedicht
geeft bovendien de
kenmerken van Ga
briël Smit's belij
denis als dichter
treffend weer. Men
vindt het bij deze
Kroniek afgedrukt.
Tenslotte kort na
Pasen vond de ont
moeting te Emmaüs
plaats. Déze ge
beurtenis „verstaan"
de religieuze dich
ters aan den lijve.
Ook Gabriël Smit.
In de Emmaüsgan
gers herkent hij
zijn eigen falen in
de herkenning en
zijn geloof als een
„geloof ternauwer
nood".
Ik kijk en zie de
gewone straat en 't dagelijks gebeuren
doch Emmaüs blijft mij ieder ogenblik.
Met deze bekentenis eindigt de bun
del „Fragment". Het voortdurend be
sef van wat in deze regels aan „tekort"
ligt uitgedrukt, maakt de nieuwe bun
del tot wat hij is: een belangrijk dich
terlijk getuigenis van de katholieke
tijdgenoot.
NICO VERHOEVEN
•j Uitg. Het Spectrum, Utrecht
HEILSFEIT DER OPSTANDING
In de middeleeuwen wordt West-
Europa door het monnikendom ge
kerstend en beschaafd en aan deze
missionnerende cultuurarbeid raakt
de kunst geleidelijk aangepast, zodat
een uitgebreid schema van vertellin
gen in steen en in kleur de kathedra
len en hun altaren konden vullen. De
scherpe tegenstellingen in het dage
lijks bestaan en de toneelopvoeringen
binnen de kerkmuren verhoogden de
algemene smaak voor dramatische
lyriek en van deze ontwikkeling ge-r
tuigt een tafereel als aan de achter
zijde van een altaar-retabel te Klos-
terneuburg in de veertiende eeuw
werd geëmailleerd.
Wijd en suggestief staat het graf
des Heren naar de'beschouwer
open. Een lichte engelenfiguur
r#ht zich tot de bijna heftig ges
ticulerende vrouwen #n vindt het
zelfs nodig de Paasboodschap te
onderstrepen met de ledige lijk
wade. De Meester zelf wijkt terug
als Maria Hem te voet valt en de
armen verlangend naar Hem uit
strekt. Duidelijk spreekt uit dit
email de winst aan gevoelvolle de
tails en het tanen van de idee die
eens de christenheid gevangen
hield. Van het triomfantelijke
kruis, waarmee in Ravenna het
blikpunt van de absis in de San
Appollinare in Classe werd gevuld,
is hier niet anders over dan een
nietig en tenger overwinnings
vaantje. Louter menselijke gevoe
lens als genegenheid, verbazing en
verrassing gaan langzamerhand
domineren over de wereldomvat
tende betekenis van de opstanding.
Toch wordt het tafereel door een
laatste vleug van Byzantijnse vor
melijkheid tot een waardig geheel
samengebonden. Er is nog iets van
het lijnige en statige der keizerlijke
hofkunst overgebleven en door de
herfstblaren der middeleeuwen stra
ten de betekenisvolle aanduidingen
van vroeger naar de vergetelheid te
bannen, maar voorgoed is dat niet
mogen gelukken. Hoewel de opstan
dingstaferelen tot in onze eeuw toe
het al te verhalende en menselijke
schema verraden dat de middeleeu
wen hebben opgesteld, begint de mo
derne drang naar bezinning en ver
dieping van de gewijde kunst ook
onze Paasvoorstellingen te versobe
ren.
Franse religieuze kunstenaars
waagden zich zelfs aan enkele niet
onvruchtbare pogingen om het „Re-
surrexit" in voorstellingloze vormen
en kleuren te suggereren. Daarnaast
is er de groeiende aandacht voor de
geschriften der kerkvaders en de
oud-christelijke ideeënwereld, die
zeker niet zal nalaten de drang naar
verdieping om te buigen in de rich
ting van een grootsere visie op Chris
tus' lijden en overwinning, zodat
misschien eens het antieke gedach-
tenspinsel om het meest triomfan
telijk gebeuren uit de heilsgeschiede
nis ook in de beeldende kunst tot een
glorierijke verrijzenis zal komen.
Mr. A. VAN ROOIJ
Emaille aan het altaar van Kostemeuburg, het ..Noli me langere(wil mij
niet aanraken) tot uitdrukking brengend. (Begm 14de eeuw).
GABRIËL SMIT's religieus dichterschap
in de-beeldende kunst
Absismozaïek in de Santa Pudenziara te Rome (einde éde eeuw).
He± Paasmorgengebeuren, Chrisius'
triomf over de dood en de bevesti
ging van zijn in schijn vernietigde majes-
*eii, is ontegenzeglijk tezamen mei de
verlossing van het mensdom op Calvarië,
vanouds aangevoeld als hei hoofdthema
yan de christelijke leer. Maar aan de hand
y&n de beeldende kunst en met name van
vroeg christelijke, valt de betekenis, die
de Verrijzenis des Heren werd ioege-
*end, niet zo eenvoudig ie peilen. Ook
's3enover Jezus' dood nam de eerste ge
dijde kunst een aarzelende houding aan,
*haar de verklaring daarvan laat zich ge
makkelijk vinden in het smadelijke karak-
*6r van de executie door middel van hei
^hiis, een terechtstelling, die op een
f*°rn.eins burger zelfs niet mocht worden
°egepasi. Behalve een enkele spotprent,
vervaardigd om de christenen ie kwetsen.
resten ons uit de oudste tijden van hei
christendom dan ook slechts weinige realis
tische afbeeldingen van het smartelijke
Verlossingsoffer. Tot ver in de middel
eeuwen toe overheerst in de crucifixen de
waardigheid van de langgerokie Chrisius
en dikwijls is er al een eerste doorbreken
van de glorie der verrijzenis in zijn hou
ding merkbaar. Hij is de koning „die van
op hei hout alle volk regeert."
De schaarste aan rechtstreekse voorstel
lingen van Christus' opstanding in de
caiacombeniijd zal wel samenhangen mei
de cryptische taal, die toen door de gewijde
kunstenaars werd gehanteerd. Vooraf
beeldingen als Jonas, die drie dagen in de
schooi van de walvis verbleef, waren ge
liefder en misschien ook veiliger dan een
directe voorstelling van de hoofdthema's
der nieuwe leer.
Antiek Romeins ivoor
Mi
iv0oSeuit» bevindt zich een subliem
k0rnr't kennelijk van Romeinse her-
ko6o waarop de wachters tegen het
V^raf, zoals er zo veel aan de
ën PPia gebouwd werden, slapen
de r?11 engel de vrome vrouwen op
ttw, aasrnorgen te woord staat. Het
tne;n Waardigste van dit stuk Ro-
he]ftS 'eaüsme is de rechter-boven-
haa Waar we Christus met de rug
bCr ftet graf gekeerd langs de Olijf—
en e'e Sest°ffeerd met een slapende
te a„n juist in ontsteltenis ontwaak-
h\er, te'.>. naar de hemel zien klim-
techt„ln, 2t'n opgang gesteund door de
Meest r-nd van de Vader. In een
Wjj .erhjke fantasie zien'wij hier wat
fievoi]Weg de twee eerste der glo-
hoej^ e geheimen zouden kunnen
n tot één visioen samengebun-
dit taf 6 rea'istische verteltrant van
8en: i ereel mag ons dus niet bedrie-
vap p ne exact de laat-antieke kunst
ficelle zich ook mag hebben voor-
hrist,' *ensk>tte won de idee,
?aUwl*,Jlorie> het van de overigens
eiten en beheerst verhaalde
Aan het eind
van de vierde
eeuw ontstaat dan
ook in de absis
van de Santa Pu-
denziana-kerk te
Rome een groots
en visionnair ta
fereel, dat de sa
menvatting lijkt
van wat de Ro
meinse zucht naar
exacte en hier en
daar zelfs lyrische
uitbeelding van
grootse ideeën, sa
men met de hel
lenistische denk
beelden en de by
zantijnse hoftaal
tot stand kan
brengen. Boven de
halfronde ruimte,
waarin de bisschop
temidden der ou
derlingen de bij
eenkomst der ge
meente presideer
de, zetelt Christus
als baardige leraar
op een keizerlijke
troon, en om Hem
zitten in een hal
ve boog de leer
lingen. Het joden
dom houdt de lau
werkrans boven
het hoofd van Pe
trus, terwijl Pau-
lus door het hei
dendom wordt ge
lauwerd. Hoog boven het scherp ge
tekende stadsbeeld uit rijst op de
paradijsberg het overwinnende kruis
op in de avondlijke hemel en de apo
calyptische wezens waden doe»: het
samenrimpelende wolkendek naar de
roemrijke leraar om hem in de we
reld der goden te verheffen.
Dit tafereel vormt een machtige
apotheose, een symbool van verrij
zenis en hemelvaart tegelijk, een
verwijzing naar Jesus' goddelijke
wijsheid en naar zijn verlossings
werk; daarnaast is het een hulde
aan de apostelen en een zinnebeeld
van de verbroedering tussen jo
dendom en heidendom. Het is een
mer-a-boire voor de geest, de
synthese van onze christelijke ge
loofsinhoud.
Is het een wonder, dat bij een der
gelijke typisch Latijnse drang naar
samenvatting het Paasgebeuren niet
in al zijn uiterlijkheid wordt weer
gegeven? Augustinus zelf vermaant
in „De Trinitate", de Christus niet
uit te beelden zoals Hij is, maar ab
stract al hetgeen hij voor de gelovi
gen betekent. De zichtbare werke
lijkheid legt het in de oud-christe
lijke kunst meestal af tegen de
ideeën; Christus' portret wordt/ even
min nagestreefd als een momentop
name van Zijn dood of verrijzenis.
In het Byzantijnse Ravenna gaat
men zelfs zo ver het overwin
ningsteken van de Meester zonder
meer op een centraal punt aan te
brengen in de absis van de San Ap
pollinare in Classe en het grafmonu
ment van Galla Placidia, als een lich
tende einder voor blik en gedachten.
een bekroning van de met sterren
bezaaide hemelsferen.
Toch, we bemerken het aan het
stadsbeeld in het absis-mozaïek van
de Santa Pudenziana en aan de vrou
wen van de Paasmorgen op het Mün-
chener ivoor, zijn er wel realistische
en zelfs lyrische trekken in de laat
antieke kunst, die zich met de heils
geschiedenis bezig hield. Hoe zou het
ook anders kunnen in een sterk ver-
intellectualiseerde grootstad, waar
dichters hun verlangen naar de na
tuur in romantische lofliederen op
het landleven uitzingen? Het Hier
namaals ziet de Romeinse christen
als een grazige weide, waarheen hij i
de doodsreis op wel gezegende wijze
zal maken. De Heer zelf brengt de
gestorvene naar de „locus refrigerii"
het oord van bij uitstek landelijke
verkwikking, en op talloze sarco-
phagen vinden we dan ook het droom
beeld van de Goede Herder, die het
schaap naar de hemelse weiden
draagt. Het is deze lyrische ins relling
uit de antieke gedac'ntenwereld, die
steeds sterker zal uitgroeien en in
de middeleeuwen de hoofdtrekken
in de uitbeelding van 's Heren Verrij
zenis voor honderden jaren zal be
palen.
Centraal punt in absismozaïek van
San Appolinaire in Classe te Ravenna
(6e eeuw).
len de avondglanzen van de glorie,
waarmee de Kerk de gxote geloofs
geheimen sedert Constantijn's over
winningen had weten te omhullen.
Maar wat er aan diepte in de
Paasboodschap leeft dreigt hoe
langer hoe meer te worden be
dolven onder niet ter zake doende
details. In die richting begint reeds
te wijzen het toch nog altijd van
geest doorlichte schilderij van de
meester van Wittingau. (Men zie de
reproductie op de voorpagina van dit
nummer). Nog later, te beginnen met
de 16e eeuw, beginnen vele uitbeel
dingen zwaar te gaan van inhoud
loze romantiek. Albrecht Altdorfer's
Verrijzenis moge gelden als een tref
fend staal hiervan.
Het wonder van de verrijzenis is zijn
evangelische soberheid voor eeuwen
kwijt. Drastische vertellingen trach-
Schilderij van Albrecht AUdorfer. 1580.
Ligt aan dit vers („Tu solus") een
godsdienstige overgave ten grondslag,
een toonaard van begenadiging: de
grondslag van menselijke introspectie,
waarbij ieder woord losgescheurd wordt
uit het eigen zielsbestaan, ligt bloot in
de „Diapsalmata ad se ipsum":
durft hij te stellen:
A Is schrijven, dichten ooit
iets was, was het dan niet een richten
van alle zielsvermogens op dit éne:
rekenschap, klaarheid tegen over U,
mijn God? En eindelijk heb ik dan
na zoveel andere namen, Heer,
de Uwe neergeschreven, ach ik.
ontwijk U niet, ik zou niet weten hoe.
Alles, alles heb ik al gedaan en
altijd weer waart Gij mij voor,
want heb ik ooit een naam gekend
dan in de Uwe?
Hiermee is het gegeven, de christo-
centrische levenshouding van een ge
makkelijk aan de mens te stellen eis
teruggebracht en verdiept tot een
onontkoombaarheid, óók voor
het moderne levensbewustzijn, óók
voor het (met een modewoord) exis
tentieel en egocentrisch gegrondveste
dichterschap.
Polaire nafuur
De dichter is een polaire natuur. Hij
schrijft over zichzelf en over zijn ver
houding tot de „dingen." Opvallend
Naar het A.N.P. verneemt zou de diri
gent van het AVRO-orkest Hugo de
Groot zijn ontslag hebben ingediend, om
zijn oude functie bij de Nederlandse
Radio Unie weer te gaan innemen.
Voorts zou dr. H. M. Merkelbach, die
ongeveer twintig jaar speciale grarno-
foonplatenuitzendingen verzorgde, door
de A.V.R.O.-leiding zijn ontslagen. Hij
heeft j.l. Zaterdag zijn laatste uitzending
verzorgd.
Verder zouden Jan Meijer, Wim Kas
telein, Piet van Mook en Herre de Jager
van het dansorkest de Skymasters zijn
overgeplaatst naar het nieuwe amuse
mentsorkest dat onder leiding komt van
Jos Cleber, die Gerard van Krevelen hier
zal opvolgen.
De paters van het Allerheiligst Sa
crament te Brakkenstein, Nijmegen,
vieren in September het gouden jubi
leum van hun vestiging in Nederland.
Dit feit zal in Brakkenstein met enige
luister herdacht worden. De oud-stu
denten stellen zich voor, ter gelegenheid
van dit feest, een reünie te houden in
de eerste helft van October. Bereids
hebben enige personen een bestuur ge
vormd. om deze dag voor te bereiden.
Zeer zeker zullen de velen, die hun op
leiding bij de paters mochten genieten,
er prijs op stellen, een blijk van waar
dering en blijvende dankbaarheid te
geven.
Adhaesiebetuigingen worden inge
wacht bij: (zo spoedig mogelijk') J. Wet-
zer, secretaris, Jan Steenstraat 14,
's-Hertogenbosch, of bij pater N. West-
geest, klooster Brakkenstein, Nijmegen.
aar ook als onder Constantijn
liet Christendom uit de illega-
liteit in het daglicht kon tre-
®h, wordt het Paasgebeuren slechts
en toe in al zijn volledigheid uit-
Sebeeld. In het Münchener National
culturen, Christus het uiterlijke stem
pel van zijn goddelijkheid slechts bij
de nog steeds niet gekerstende keizer
en zijn hof kon halen. Via het Con-
stantiaanse veldteken is het kruis,
het oorspronkelijke symbool van
Christus' dood, dan ook het glorieuze
teken van Zijn overwinning op de
Hades geworden en als bundeling
van beide gedachten van de idee der
verlossing en der verrijzenis uitge
groeid tot de levensboom, die ge
plant staat op de
top van de para
dijsberg.
Daarom schrijft Gabriël Smit het
voornaamwoord van de tweede per
soon (Gij U) nog niet met een hoofd
letter. Pas nadat hij zijn aangesprokene
eerst nog heeft benoemd als „een we
reld voor de ogen van mijn hart", een
wereld van herinnering en fantasie en
nadat hij zich nogmaals nadrukkelijk
heeft afgevraagd:
7,it ik niet hier,
nu, om mijzelven eindelijk, na hoeveel
jaren, onherroepelijk te doen weten aan
mijzelf?
GABRIëL SMIT
Prof. dr. Gerard Brom, hoogleraar in
Nederlands en algemene letterkunde aan
de R.K. Universiteit, wordt 17 April
zeventig jaar. Hij houdt 23 Mei in de
aula van de Katholieke Universiteit te
Nijmegen zijn openbaar afscheidscol
lege.