Kruistocht in stoffige torens door
Haarlem en
omgeving
Torens zijn
wijzen
als boetepredikersmaar zij
nimmer naar de hel...
H
gezicht op de oude stad
B
Burgemeester Cremers geeft een
heitje voor een karweitje
DE SCHALKSE ONVOLTOOIDE
W
I
35
M
r
Attracts voor jeugdbeweging
co oplossing in de nood
hOS
Nu de Paasklokken uit Rome zijn teruggekeerd
aan het onvergetelijke Spaarne
aas boven baas
J J
Zet die jongens
aan het werk
ZATERDAG 12 APRIL 1952
PAGIÏfR. 5
Het Rode Nest van de St. StanislausKorde presenteert zich
jj
STOFZUICERHUIS
DITQA"
Wat is het fijn om koster te zijn
A-., A:
Wanneer de Paasklokken zingen over
stad en land, dan moeten wij telken-
jare opnieuw terugdenken aan die ge-
*ellige heer in het Paaseierenwinkeltje. Wij
^aren nog het jongetje, voor wie snoepen in
de vasten taboe moest zijn, en gelukkig prezen
^ij het ogenblik, wanneer de klok op Paas-
*aterdagmiddag twaalf volle slagen had ge
geven. De laatste slag had nauwelijks geklon
ken, of wij stormden met het dubbeltje van
palmzondag naar het winkeltje, waar in alle
forten en maten de chocolade-eieren te pronk
'Qgen. En in dat winkeltje ontmoetten wij die
^aardige heer, getooid met Engelse hoed en
^tzag-inboezemende wandelstok, die ons het
.^rhaal vertelde van de Paasklokken. Toen
noorden wij voor het eerst, hoe ieder jaar de
klokken in stille drom naar Rome trekken om
|h de ochtend van Paaszaterdag bim-bam-
oeierend naar de Lage Landen bij de Zee terug
keren!
et verhaal heeft op ons een diepe indruk
gemaakt, maar steeds hebben wij ver
zuimd het op waarheid te controleren.
Toen wij ouder waren geworden, zijn wij met
opzet vergeetachtig geweest, want zonde
scheen het ons toe, wanneer die jeugdillusie
zou worden verstoord. Daarom zijn wij in dat
oude verhaal blijven geloven als in een schone
legende en daarom ook dragen wij nu nog de
klokken en torens zo'n warm hart toe. En mis
schien is het u nu duidelijk, waarom wij ge
dreven door een feestelijke jeugdherinnering
met pleizier vele torens in Haarlem en om
geving hebben beklommen om de gewijde
klokken in haar eigen sfeer te ontmoeten. Want
de torens zijn voor ons als mensen, de klokken
zijn hun zielen en samen vormen zij de leven
de symbolen van boetepredikers; alleen met
dat verschil, dat torens immer ten hemel wij
zen, en nooit naar de hel
de gedachte zou koesteren, aal
Liestijgen van torentrappen een
r^one vergelijking betekent met de
j eS. die ten hemel voert, doet daar ons
oni-iens we' vroom aan, maar het zal
j?k de ontstellende zekerheid geven, dat
- weg hoe riant hij ook begint
lan -
°°gs obstakels en ongedachte proble-
■>en leidt. Zo is het ons tenminste ver
span op die merkwaardige tocht door
aarlem en omgeving, toen wij acht
'Of,
^an
ens beklommen. Gewapend met een
voor gymnastiek meenden wij ons
annetje wel te kunnen staan, maar
A wij ooit bedrogen zijn uitgekomen,
A11 is dat wel de algelopen dagen. Wij
jj.aakten bovendien nog de onvergeef-
J^e fout in een pas gestoomd costuum
la f gel"J'c! In een winterjas van de
hif uitverkoop ons aan dat toren-
A's6 experiment te wagen. Een overall
k u ongetwijfeld betere diensten heb-
Ah bewezen. Maar goed, onze voorbe-
'dingen waren dus slecht getroffen;
troffen wij het in ieder geval met
AZe beste vrienden, die wij altijd nog
de kosters vinden. Neem nu b.v.
Aster Aarts van het Donkere Begijn-
U wiens populariteit tot zelfs in een
AAesweekblad is doorgedrongen:
met
wij kennen hem
zwart colbert en gestreepte
- -v-oweeKUida 1S
an elegant gebaar
®en in
greep hij zijn sleutelbos en
„sesam open
Ij,. Het hij het slot knarsen en maakte
VI ons de weg vrij tot het domein van
r,,, 6r het mompelen van
ij
<(?hannes, tl® klok van ruim 1000 kilo,
j6 daar in weer en wind gevangen
d^gt in zijn stenen kooi, de koepelen-
3, bekroning van de dekenale water-
nnM /Jn T n VI f-nfuont
atskerk aan de Jansstraat.
^'J-et maar niet op het stof",
vriendelijk verzocht, en
werd
vrienaeujK verzoent, en hoewel
b-?6 handen bedenkelijk grijs werden,
VeJ°°Wen wij even vriendelijk aan dat
0[1 z°ek fe voldoen. Overigens viel het
eA °P bij andere kosters, dat ook zij
lïA dergelijk verzoek deden, zodat wij
zerar bij de laatste bij voorbaat ver-
letteEy'6n °P bet stof te zullen
lotussen gaat er van een water-
?.®atskerk altijd een aparte bekoring
Want klauterend ontwaart ge alle
j/ogelijke deurtjes, waarvan het be-
aan misschien niet economisch,
tip®*" wel romantisch is. De roman-
hebben wij echter op zij gezet
de realiteit van het oude Haar-
"«lil» i,, IMII Ilt UIIIIIIHM Ut II M IIMIItlHIHIM
I |e,.torens van de Haarlemse katho-
heke kerken steken elkaar ook
ï)e Paar de kroon.
he6f vfte gegevens ontvingen wij van de
te^j, G. Bottelier, de architect-inspec-
c'ekenan kerkelijke gebouwen in het
dejj J1 aat Haarlem. Voor belangstellen-
Voi aten wij hier de hoogte der torens
draa,n- Spaarnekerk 61,50 meter; kathe-
65 1de koepel heeft een hoogte van
Lw. O.L.Vr. Zeven Smarten 39 m.:
hietn,. damstraat 37,50 m. St. Liduina 29
t>e o
'h de ar'ee kerken hebben geen toren
Spits rffe uikelijke betekenis, maar een
°gte hoepeltje op het kerkdak. De
h>ep tnfV2n de kerk meegerekend komt
tp de volgende cijfers: Kleverpark
«n pansstraat 23 m.; Groenmarkt 27
aul Krügerstraat 26 meter.
lem onder ons te zien opbloeien. Nu
mag u van ons eisen, dat wij een
schilderachtige beschrijving geven
van de onvolprezen stad, in het mid
den waarvan de grijze Sint Baaf zich
onverzettelijk opheft, de Bakenesser-
torer. hem naar de kroon steekt, het
Franse kerkje wat schuchter weg
duikt eri straten en stegen in een
feestelijke wir-war samenvloeien op
de Grote Markt
Als ge echter een schilderachtig
schouwspel wilt beleven, dan moet ge het
zo treffen als op die winterse voorjaars
dag. Het was op de kalender volop
lente, maar een sneeuwstorm was los
gebroken over de stad. Geen weer voor
een toren, was onze eerste gedachte. Doch
wie zou het over zijn hart kunnen ver
krijgen een afspraak te breken met die
kathedrale Comans. de sacrista basilica.
Hij was druk in de weer, toen wij hem
troffen, een komende requiem vroeg zijn
volle aandacht en hij filosofeerde er zo
over, dat iedereen zijn tijd krijgt en dat
de dood toch maar niemand vergeet.
Overigens verontschuldigde hij zich niet
te zullen deelnemen aan de klimpartij
in de kathedrale toren. Hij gaf ons
stoker Kas als vertrouwensman mee en
vol goede moed begonnen wij te cirke
len op de stenen wenteltrap, die op zich
zelf geen verrassing brengt, alleen een
ademloos gemoed. Maar tenslotte kwa
men wij op het plateau terecht van de
mannentoren natuurlijk, wie zou
anders de zware Salvator en Bavo kun
nen torsen? en daar lag de stad be
neden ons als slapend onder een wit-
wollen deken, die ieder ogenblik afge
worpen zou kunnen worden, wanneer de
zonnewekker maar wilde aflopen. Daar
op hebben wij maar niet gewacht, want
een verraderlijke wind, spelend door de
brede galmgaten, besprong ons nu eens
uit die, dan weer uit die hoek, en wij
werden tenslotte gedwongen de aftocht
te blazen.
Bij Ome Piei
De wind was op een andere dag ook
onze metgezel in het uiterste Noorden,
waar de toren van pastoor Van Eeden
zich strak en een beetje onaandoenlijk
naar boven boort. Koster Schoorl of
laten wij hem met iedereen Ome Piet
noemen was van mening, dat hij zijn
tijd gehad had om te klauteren. Gastvrij
maakte hij de poort open, maar liet het
aan onze beleefdheid over het zelf hoger
op te zoeken of niet. En daar stonden
wij moederziel alleen in die onpeilbare
ruimte van steen, terwijl de wind flui
tend spelevaarde in en rond de toren.
Wij hoorden de holle stappen van ons
zelf, honderdtweeënzestig keer, met een
pijnlijke regelmaat als in een danse
macabre. Daar kwam geen eind aan, zo
scheen het ons toe, maar er moest een
eind komen, want Ome Piet had ons
voorspeld, dat we tenslotte met ons hoofd
tegen een luik zouden stoten. Die voor
spelling kwam letterlijk uit. maar niet
temin was een doffe tik nodig om ons
attent te maken od de aanwezigheid van
het luik.
Waarlijk, in die stenen eenzaamheid
werden wij even dichterlijk en herin
nerden wij ons de versregels van sinjor
Karei van den Oever:
„Het harde, houten luik is dicht;
en daarachter is de dag
met zijn parel-gouden licht;
de krachten der dingen horen wij gaan
achter het harde houten luik.
Toen hebben wij het luik open gedaan".
Het luik ging open, en wij waren in
de wolken. De 1100 kilo wegende Bavo-
klok in Noord was niet spraakzaam,
maar het uitzicht, dat wij geboden kre
gen, behoefde geen commentaar. Haar
lem-Noord, een stad apart, hadden wij
nooit tevoren zo schoon gevonden. Van
boven af gezien een waar luilekkerland
met rode daken als van marsepein en
muren van de zuiverste chocolade. Ge
zoudt menen, dat daar het eeuwige le
ven heerst, ware het niet, dat daar ook
beneden het intieme Schoter-kerkhof te
dromen lag in een stille beslotenheid,
die soms nog wel eens verbroken wordt
Dertig jaren werkt Ome Pief. een der
laatsten van het rustieke Schoten, in
deze Noordelijkste parochie-gemeen
schap van Haarlem en hij heeft haar
•:ien uitgroeien van een eenvoudig dorp
ot een grote stadswijk. En de parochie
ontwikkelt zich steeds verder in tegen
stelling tot die in de binnenstad, waar
het leven besloten blijft in een onver
anderlijke kern.
Wandel maar eens langs het histori
sche Spaarne. Misschien ontmoet ge toe
vallig koster Mathot, die de zeventig
jarige toren van O. L. Vr. Rozenkrans
voor u wil openstellen. Met 133 stappen
staat ge op een fors plateau, waar Jo
annes, Willibrordus en Bonifatius broe
derlijk bijeen hangen. Kruipend onder
de zware klepels door een biddend, dat
Tiend Mathot niet onverhoeds de klok
ken zou gaan luiden lieve hemel,
waar zouden wij zijn terecht gekomen?
wisten wij een bescheiden plaatsje
te veroveren, van waaruit de stad zich
m een van haar vele facetten zou laten
schouwen
Wat bezielt die man toch, zult ge
denken. Een toren is een toren, en de
stad blijft de stad. Maar ge vergist o
Iedere toren biedt nieuwe mogelijk
heden en altijd weer ontwaart ge
nieuwe pracht in deze excellente stad.
Zo ook hier. Het Spaarne lag daar in
zijn onvergankelijkheid, de meeuwen
speelden hun spel, feestelijk en onbe
grijpelijk, drukte aan de wallekanten
en het zou u niet verbazen als bij het
lossen en laden van een schip ook de
Waterman een handje hielp. Zo was
het vroeger, zo is het nu en zo zal het
blijven.
Dit is geen dode stad, want als ge
uw oog Oostwaarts richt, dan bloeit daar
weer nieuw leven open en ziet ge de
jeugd van de nieuwbouw met heimelijke
trots. Dat het uitzicht verder bestem
peld wordt door een Paraplu van prae-
historische omvang, ervaart ge als een
noodzakelijk kwaad.
De actie „Een heitje voor een
karweitjebegint direct na de
Paasdagen. Het Rode Nest van
de Sint Stanislaushorde uit
Heemstede ging reeds aan het
werk en kreeg de klandizie van
Haarlems burgemeester. Zij na
men de uuto goed onder handen,
terwijl de burgemeester, mevrouw
Cremers en districtscommissa
ris Nooy belangstellend toezagen.
O a een zonnige miudag waren wij getuige van een ongewone plechtigheid.
Misschien mogen wij het geen plechtigheid noemen, maar de vijf welpen,
die voor de woning van Haarlems burgemeester stonden aangetreden,
voelden toch wel een grote verantwoordelijkheid op hun jonge wolvenschouders
gelegd. Met akela Floris en districtscommissaris Nooy wareil zij naar de Beels-
laan getrokken en stram in de houding posteerden zij zich voor de woning van
de familie Cremers. De bel deed haar werk. de deu~ ging open en zy zagen zich
geplaatst tegenover raksia Van der Putten, die als hulp in de huishouding bij
de familie Cremers werkzaam is. Voor de raksha waren zij echter niet gekomen
en het vijftal bleek pas tevreden, toen mr. Cremers zelf naar buiten kwam om
het doel van dat „onverwachte" bezoek te vernemen. Nu was dat heel gauw
gezegd, want kort maar krachtig kwam dat hierop neer: Burgemeestereen
heitje voor een karweitje."
Van 14 tot en met 19 April zullen de
burgers van Haarlem en omgeving wel
meer herinnerd worden aan dat „Heit
je voor een karweitje". En het
is misschien wel goed in grote lijnen
de bedoeling van deze slagzin uiteen te
zetten. In de week na Pasen namelijk
willen de leden van de beide Neder
landse Padvindersorganisaties al hun
krachten inspannen om geld te verdie
nen. Het wordt dus niet een kwestie
van bedelen, maar de jeugd wil er zelf
iets voor doen om aan de nodige con
tanten te komen. Het geld, dat verdiend
wordt, kan voor 50 pet. gebruikt wor
den voor de eigen troepkas, terwijl het
restant voor een speciaal doel aange-
ij zijn feitelijk al gedwaald, want
in Noord valt er nog meer te
beleven. Vraag b.v. eens aan
tien Haarlemmers, waar de St. Lidui-
na-kerk staat, en acht weten te vertel
len: ergens aan de Rijksstraatweg, die
kerk met twee torens. Zij hebben dan
toch maar gedeeltelijk gelijk, want de
kerk van pastoor Schalke mist haar of
ficiële toren. Men is nog niet verder
gekomen dan tot een hoogte van 62
treden en daar hoopt men later (veel
later?) op voort te bouwen. Om de klok
van deze kerk te vinden, konden wij
niet terecht in de twee uitschieters, die
de hoofdingang aan de Zaanenstraat
escorteren, maar moesten wij volstaan
met die „Schalkse onvoltooide" aan de
Rijksstraatweg.
Nu is koster Alders de benjamin
in Haarlem een prettig mens, die
geen sjagrijnige gezichten kan luchten,
en daarom is hij van nature een ge
moedelijk gastheer in zijn eigen kos
terswerkplaats. Hij had ons niet veel
te bieden, want dat afgestompte stukje
toren zou hoogstens geschikt zijn voor
een intieme daktuin. De klok, die het
nog moet doen in een eenvoudige klok-
kestoel, kan alleen aanleiding geven tot
enig misverstand. Zij is gedoopt als
Petrus en daarbij is de veelzeggende
tekst aangebracht: VIGILATE, lat vrij
vertaald wil zeggen: blijft wakker. Of
dat t>u een historisch verwijt is aan
Petrus zelf, of dat de waarschuwing
bedoeld is voor de parochianen, wan
neer zij ter kerke trekken, wij weten
het niet.
De wakkere koster in ieder geval
tracteerde ons ter vergoeding op een
trip over de gewelven van de kerk.
Langs kippe-trappetjes, smalle planken
en bolvormige steenklompen voerde on
ze tocht Of wij iets gezien hebben,
weten wij werkelijk niet meer, maar
wel waren wij er dankbaar voor, dat
naast de koster ons een extra-engel
bewaarder moest zijn toegewezen. Wij
begrijpen tenminste nog niet, heelhuids
op de begane grond te zijn terecht ge
komen. En die koster maar zeggen: 't is
zo eenvoudig als wat.
Hoe vreemd kan het overigens lo
pen, als een koster onverhoeds over
vallen wordt. Nieuwsgierig naar wat
ons te wachten zou staan, waren wij
naar de Amsterdamstraat getrokken.
Wij moesten vroeg bij de pinken zijn,
want koster Meekenkamp bleek voor
ons zeer moeilijk bereikbaar. In de sa
cristie zochten wij hem vergeefs en net
wilden wij maar opstappen, toen onze
aandacht getrokken werd door een
deurtje onder in de toren. Achteloos
duwden wij tegen die deur en tot onze
stomme verbazing ging deze open als
geleid door een onzichtbare hand. Alle
moed werd samengeraapt, wij stapten
het stenen ruim binnen en daar zagen
w.jwen met alies vertellen; vol
doende zij, dat de heer Meekenkamp
als koster de toren binnenging en als
oegrafenisondernemer naar buiten trad.
Op deze clericale kleedkamer heeft
overigens hij alleen patent!
Maar wij konden onze gang gaan. de
ene ladder op na de andere om ten
slotte tot de conclusie te komen, dat er
in deze toren wel muziek zit, maar
weinig uitzicht. De galmgaten zijn zo
afgeschermd, dat de vermoeide klim
mer genoegen moet nemen met een
sober kijkje in dn Amstm-damstraat
Hondenwerk
Dat is feitelijk ook het gevai ln
jüandvoort, waar in de toren van Sint
Agatha niet dat glorieuze uitzicht wordt
gevonden, dat men er zou vermoeden
Maar koster d'Hont weet overal raad
op. Eerlijk gezegd was deze trip van
ruim honderd treden en sporten de
meest sensationele. Dat was niet zo
maar klimmen, maar het werd een
kwestie van hijsen. Diep doorbuigende
ladders op. een luik open stoten, veel
lenigheid aan handigheid paren, en al
maar „sursum corpora." Wij kregen er
bijna spjjt van naar Zandvoort te zijn
gegaan, toen wij ons met het laatste
beetje energie de zoldering opwerkten,
waar de drie klokken onder wie na
tuurlijk Agatha zich niet veel be
kommerden om onze aanwezigheid.
Doch ook hier bijna afgesloten
galmgaten en voor een fraai uitzicht
zouden wij eigenlijk nog hoger op
moeten, klimmend langs balken en
stangen, zonder hulp van ladders of
verder houvast. Koster d'Hont, die
dag juist achttien jaar in functie, de
monstreerde een bijna bovenmenselijke
lenigheid en bood aan via touwen de
tocht voort te zetten. Voor dat alpi-
nistisch experiment konden we he
laas net te weinig energie opbren
gen en het was ons wel duidelijk, dat
dit uitgesproken „honden"-werk was.
Wij hebben ons tevreden gesteld met
een klein schietgat, waardoor ge
woonlijk de vlaggemast wordt uitge
stoken, en van daaruit ontrolde zich
aan onze ogen het panorama van
Zandvoort, nog volop in de weder
opbouw, een rustig dorp, dat zich
gereed houdt voor de invasie der bad
gasten.
Het volle pond kregen wij echter in
Heemstede, waar koster Tesselaar nog
jong in het vak, maar kleinzoon van
de befaamde koster De Kok en in de
verte familie van Ome Piet ons ver
gezelde naar Bavo, Crispinus en Maria,
die na de oorlog de „ontvreemde" oude
Bavo (uit 1839) en Henricus (uit 1888)
moesten vervangen. Bavo is met zijn
1160 kilo de zwaarste en schijnt al
dus onze zegsman bij uitstek geschikt
te zijn voor het uitluiden van een
jUut. „tuj gaat zo lekker zwaar en
heeft zo'n indrukwekkend geluid"....
Natuurlijk ontdekten wij ook hier
weer een deurtje; de grendel bleek
verroest, maar een paar stevige tikken
waren voldoende om de weg vrij te
maken naar een smalle trans, die
Heemstede laat zien in volle pracht en
waardigheid. Ver weg de zee, bossen
en duinen, aan de andere zijde de pol
ders, aan de grens waarvan de ovale
koepel van Hageveld, en daar beneden
ons het dorp, eenvoudige straten, weel
derige lanen, dat alles overkoepeld
door een onvervalste Hollandse hemel.
En daartegen tekent de Oude Sint
Baaf zich scherp af. Het is ons opge
vallen, hoe steeds deze historische ka
thedraal het oog trekt, waar ge ook
staat. In een grote cirkel beweegt zich
daaromheen het leven der torens en
klokken; wij vermoeden echter, dat de
klokken van de oude Sint Baaf niet
naar Rome zijn geweest
Het
geslacht der klokkenluiders
sterft langzaam uit. De techniek
heeft zich ook van de klokken
meester gemaakt en slechts een
enkele maal op onze tocht door
Haarlem en omgeving mochten
wij klokken aantreffen, die nog
met de hand geluid worden. De
kosters treuren niet over deze
modernisering, maar de onver
valste klokkenluider heeft toch
onze grootste sympathie.
wend wordt. De katholieke verkenners
van Nederland hebben nu het plan ge
maakt om de restauratie van hun eigen
Sint Joriskapel in Persingen -te maken
tot dat speciale doel. Dat eeuwenoude
kerkje, waar het vorig jaar met grote
plechtigheid het bronzen beeld van
Sint Joris, de patroon van de verken
ners, werd geplaatst, verkeert in zo'n
deplorabele toestand, dat de kerkelijke
overheid geen toestemming kon geven
om er het H. Misoffer op te dragen.
Het dak van het kerkje bestaat uit
losse dakpannen, die door een enkele
rukwind weggevaagd kunnen worden.
Een vloer is niet meer aanwezig, de
prachtige gebrandschilderde ramen zijn
sinds iang verdwenen en de gaten in
de muur zijn ruw dicht gemetseld. Hier
en daar laat een gebarsten vensterruit
de voorbijganger nog iets zien van de
binnen-architectuur. Het is nu ruim
vier eeuwen geleden, dat in dit Gods
huis, het middeleeuws kapelletje, waar
vele edelknapen de ridderslag ontvin
gen, voor het laatst de H. Mis werd
opgedragen.
De actie van onze katholieke verken
ners heeft derhalve een prachtige
doelstelling. Dat 50 pet. van het te ver
dienen geld voor de troepkas bestemd
is, zal niemand bevreemden. Insiders
in het jeugdwerk weten wel. dat der
gelijke kassen soms ook wel het de
plorabele nabij zijn.
Welpen aan de slag
In Haarlem en omgeving blijvi
welpen, verkenners, voortrekkers, lei
ders en leidsters natuurlijk ook niet
achter. Het spits werd in deze dagen
afgebeten door het Rode Nest van de
Sint Stanislaushorde uit Heemstede
dat met veel ondernemingslust zijn
eerste kans waagde bij burgemeester
Cremers. Joost Hesseling, de gids, maak
te- met zijn welpen Renè Thoolen, Piet
Pijpers Frans van Heiningen en Eduard
Cremers kennis met de burgemeester.
Deze meende onder zijn gasten ook nog
een bekend gezicht te zien en liet zich
voor het overige de bedoeling van het
bezoek geduldig uitleggen. Nu, een
karweitje was er wel te doen. want de
auto had een goede beurt nodig. En zo
togen de vijf welpen aan bet werk.
Raksha Van der Putten sjouwde met
assistentie emmers water aan, de bur
gemeester en mevrouw Cremers zagen
belangstellend toe en gedurende een
uur ploeterden de jongens om de wa
gen een gloednieuw aanschijn te geven.
Toen het karwei was gedaan kwam
natuurlijk de afrekening. Hoe dit kar
weitje gehonoreerd is, mag hier niet
veel terzake doen. Iedere opdrachtgever
mag dat zelf bepalen en is waarlijk niet
verplicht zich aan de leuze van het
„heitje" ('n kwartje) te houden.
Wij mogen verwachten, dat velen het
voorbeeld van burgemeester Cremers
zullen volgen. Wanneer iemand een
werkje voor de jongelui heeft, kan hij
dat onder meer via de volgende tele
foonnummers opgeven:
25785 (Haarlem-Noord), 21101 (Haar
lem-Oost en Centrum), 26809 (Haarlem-
Zuid en Heemstede), 14024 (Haarlem-
West en Overveen) en 24045 (Bloemen-
daal en Santpoort).
Werkzaamheden, die in de regel niet
door vaklieden worden gedaan, komen
voor deze actie in aanmerking. Als
voorbeeld willen wij noemen: zolders
of magazijnen opruimen, baby-siting,
fietsen schoon maken, banden plakken,
brandhout hakken, boodschappen doen,
koper poetsen, grint of steenkool ze
ven, tuinen opknappen enz. Er is altyd
werk genoeg aan de winkel'
Advertentie
HI I WH De speciaalzaak
levert U STOFZUIGERS /T^p. w
Cr. Houtstraat 132 - Tel. 16693
Ook voor reparatie en onder
delen voor alle merken.
n de stad van Coster heb
ben wij de afgelopen da
gen met kosters gespro
ken, met kosters geklommen
tot amechtig wordens toe en
met kosters pleizier gehad
om dat merkwaardige en
kostelijke vak, dat zij beoefe
nen. Verwijt ons niet, dat wij
te profaan zijn en niet ge
wagen van het voorname
ambt, dat hem privileges
geeft waar een kerkmeester
niet aan kan tippen. Wij we
ten wel, dat hij pro deo
werkt, wij weten ook, dat
het „pro deo" in nog niet zo
lang vervlogen dagen wel
wat al te letterlijk werd uit
gelegd. Maar de koster is
ook iemand om in trant
van de Schoolmeester te
dichten die rechten heeft
als niemand
In onze allerjongste jaren
hebben wij hem reeds na
ijverig bewonderd; in die da
gen, toen wij nog de letters
uit „Mijn eerste kerkboek"
moesten spellen of ons bezig
hielden met plaatjes-kijken,
hebben wij zijn gangen in de
kerk gevolgd. Hij was toch
de man, die naar het ons
toescheen kon doen en la
ten wat hij wilde; die al naar
gelang zijn humeur kaarsen
aanstak of doofde, op Zondag
plaatsbewijzen verkocht als
een conducteur zonder pet,
vergeten kerkboeken, centen,
rozenkransen, handschoenen
en paraplu's verzamelde:
kortom, de man, die met de
pastoor alles mocht in de
kerk. Vriendje-zijn met de
koster scheen ons zo iets toe
als de zevende hemel, en nu
kunt u wel begrijpen, hoe ge
lukkig wij waren, toen wij
als adspirant-misdienaar het
eerste antwoord van de voet
gebeden in ons hoofd pomp
ten: at dee-joem kwie lee-ti-
fi-kat joe-ven-toe-tdm mee-
jam. Toen konden wij ook
doordringen tot het heilig
dom van de koster, en wij
hebben daar nooit spijt van
gehad.
Dat contact met de koster
is in de loop der jaren wat
verslapt, en als wij hem nu
overvallen, dan is dat dik
wijls op het meest ongeluk
kige ogenblik. Meestal juist
voor een plechtige Requiem
mis begint en onze vraag,
wie er assisteren, doorkruist
wordt met het „koster dit,
koster dat" van die vreemde
assistenten.
Voor zover u het dus nog
niet wist, de koster is in de
loop der tijden een begrip
geworden, een eeuwigheids
begrip, zouden wij haast
zeggen. Een man met een
aparte stijl, welke altijd
weer verschilt van die van
zijn collega. Of is het u nooit
opgevallen, dat er geen twee
kosters bestaan met eenzelf
de systeem of in dezelfde
stijl. Zie maar eens naar de
kleding. De een maakt een
dankbaar gebruik van zijn
trouwpak, de ander loopt in
een plechtig gewaad, van
voren en achteren bestikt
met i een verticale fluwelen
balk, en een derde volstaal
met een afgedankte toog
Die laatste is de minste, zult
ge zeggen. Vergis u echter
niet. Wij hebben een koster
gekend, reeds grijzend van
haar en met een indrukwek
kend postuur, die dagelijks
in een toog door de kerk
paradeerde. En op een goede
dag gebeurde het, dat een
„vreemde pater" de Mis
kwam lezen. Toen de koster
de sacristie binnen stapte,
begroette de pater hem
vriendelijk met de woorden:
zo kapelaan, moet n nog
„lezen"? Waarop de koster
droogweg repliceerde: ik lees
nooit zo vroeg.
isschien maakt u nu
de opmerking, dat
wij de koster al te
veel ophemelen en sluit u
zich liever aan bij de woor
den van die pastoor, die ons
eens toevertrouwde: pastoors
zijn nog wel eens heilig
verklaard, maar bij mijn
weten een leken-koster nog
nooit. Dan denken wij ech
ter terug aan die prelaat-in-
koster een mens is en dat ook
hij zich kan verslapen, ter
wijl de eerste kerkgangers
hun voorbereiding in de
open lucht moeten verrich
ten. Zo was er ook eens een
kerkmeester, die 's morgens
vroeg al een kwartier lang
voor de gesloten kerk had
lopen schilderen, en ten ein
de raad de koster maar uit
bed belde met de opmerking:
je mag wel opschieten, an
ders ben je nog te iaat voor
het lof!
„Heb maar geen medelij-
ruste, die zonder schroom
en met veel plezier ver
klaarde: iedere pastoor krijgt
de koster, die hij verdienl
Ah, dat is een addertje onder
het gras! Troost u dan met
de gedachte, dat de kosters
uit Haarlem en omgeving,
met wie wij hebben geklom
men, allen spraken van een
„beste baas". Waarmee wij
maar zeggen willen, dat het
onder de vleugelen van Sint
Baaf goed dienen moet zijn.
Dat neemt weer niet weg,
dat het ook voor een koster
hard-werken geblazen is.
Iedere ochtend op tijd de
kerkdeur open. En wie zal
willen ontkennen, dat ook de
den met hem," werd ons on
langs nog verzekerd. „D'r
zijn toch maar weinig kos
ters. die er tevens niet een
begrafenisonderneming op na
houden. En als je er maar
even een beetje beroerd uit
ziet, dan kijken ze al scheel
naar je, of het soms niks
wordt. Die begrafenissen zijn
een goudmijntje voor d'r lui."
Eerlijk gezegd, zijn wij
toch wel even verontwaar
digd geweest over die opmer
king. Dat goudmijntje da
teert misschien uit vooroor
logse dagen, maar dp com
binatie koster-doodbidder
(een woord, dat wij nooit
goed hebben begrepen) heb
ben wij altijd in verband ge
bracht met een zeker eeuwig
heidsbegrip. dat ook finan
cieel tot uitdrukking moet
komen. De dode moet im
mers rekenen in bovenna
tuurlijke waarden, maar de
man, die hem de laatste eer
mogelijk maakt, moet het per
slot van zaken maar stellen
met het „slijk der aarde".
Nee, over die scheel-kijken-
de kosters moet men ons toch
niets meer wijs maken; wij
weten nu te veel.
Ons optrekken met de kos
ters is niet zonder vrucht ge
bleven. zoals u wel gemerkt
zult hebben. Dat kon ook
niet uitblijven, want als een
koster gaat praten en hij zich
geen zorgen hoeft te maken
over een trouwtje of een
rouwtje, dan kan hij pleizie-
rig vertellen uit dat „rijke
roomse leven", dat zich zo
in alle kleuren beweegt bin
nen en buiten de kerkmu
ren. Hij drukt zich uit in
clericale termen, waar geen
woord Latijn bij is. En wilt
u wel geloven, dat wij hem
het liefst ontmoeten zo mid
den op de dag. wanneer hij
in zijn stofjas de beelden een
beurt geeft, kaarsen glad
slijpt of de toren in klimt
om de vlag uit te steken. Dan
word* hij vertrouwelijk in
zijn gesprekken en komt ge
tot de conclusie, dat het kos
tersvak ondanks alles een
kostelijk vak is....