Kruistocht in stoffige torens door Haarlem en omgeving Torens zijn wijzen als boetepredikersmaar zij nimmer naar de hel... H gezicht op de oude stad B Burgemeester Cremers geeft een heitje voor een karweitje DE SCHALKSE ONVOLTOOIDE W I 35 M r Attracts voor jeugdbeweging co oplossing in de nood hOS Nu de Paasklokken uit Rome zijn teruggekeerd aan het onvergetelijke Spaarne aas boven baas J J Zet die jongens aan het werk ZATERDAG 12 APRIL 1952 PAGIÏfR. 5 Het Rode Nest van de St. StanislausKorde presenteert zich jj STOFZUICERHUIS DITQA" Wat is het fijn om koster te zijn A-., A: Wanneer de Paasklokken zingen over stad en land, dan moeten wij telken- jare opnieuw terugdenken aan die ge- *ellige heer in het Paaseierenwinkeltje. Wij ^aren nog het jongetje, voor wie snoepen in de vasten taboe moest zijn, en gelukkig prezen ^ij het ogenblik, wanneer de klok op Paas- *aterdagmiddag twaalf volle slagen had ge geven. De laatste slag had nauwelijks geklon ken, of wij stormden met het dubbeltje van palmzondag naar het winkeltje, waar in alle forten en maten de chocolade-eieren te pronk 'Qgen. En in dat winkeltje ontmoetten wij die ^aardige heer, getooid met Engelse hoed en ^tzag-inboezemende wandelstok, die ons het .^rhaal vertelde van de Paasklokken. Toen noorden wij voor het eerst, hoe ieder jaar de klokken in stille drom naar Rome trekken om |h de ochtend van Paaszaterdag bim-bam- oeierend naar de Lage Landen bij de Zee terug keren! et verhaal heeft op ons een diepe indruk gemaakt, maar steeds hebben wij ver zuimd het op waarheid te controleren. Toen wij ouder waren geworden, zijn wij met opzet vergeetachtig geweest, want zonde scheen het ons toe, wanneer die jeugdillusie zou worden verstoord. Daarom zijn wij in dat oude verhaal blijven geloven als in een schone legende en daarom ook dragen wij nu nog de klokken en torens zo'n warm hart toe. En mis schien is het u nu duidelijk, waarom wij ge dreven door een feestelijke jeugdherinnering met pleizier vele torens in Haarlem en om geving hebben beklommen om de gewijde klokken in haar eigen sfeer te ontmoeten. Want de torens zijn voor ons als mensen, de klokken zijn hun zielen en samen vormen zij de leven de symbolen van boetepredikers; alleen met dat verschil, dat torens immer ten hemel wij zen, en nooit naar de hel de gedachte zou koesteren, aal Liestijgen van torentrappen een r^one vergelijking betekent met de j eS. die ten hemel voert, doet daar ons oni-iens we' vroom aan, maar het zal j?k de ontstellende zekerheid geven, dat - weg hoe riant hij ook begint lan - °°gs obstakels en ongedachte proble- ■>en leidt. Zo is het ons tenminste ver span op die merkwaardige tocht door aarlem en omgeving, toen wij acht 'Of, ^an ens beklommen. Gewapend met een voor gymnastiek meenden wij ons annetje wel te kunnen staan, maar A wij ooit bedrogen zijn uitgekomen, A11 is dat wel de algelopen dagen. Wij jj.aakten bovendien nog de onvergeef- J^e fout in een pas gestoomd costuum la f gel"J'c! In een winterjas van de hif uitverkoop ons aan dat toren- A's6 experiment te wagen. Een overall k u ongetwijfeld betere diensten heb- Ah bewezen. Maar goed, onze voorbe- 'dingen waren dus slecht getroffen; troffen wij het in ieder geval met AZe beste vrienden, die wij altijd nog de kosters vinden. Neem nu b.v. Aster Aarts van het Donkere Begijn- U wiens populariteit tot zelfs in een AAesweekblad is doorgedrongen: met wij kennen hem zwart colbert en gestreepte - -v-oweeKUida 1S an elegant gebaar ®en in greep hij zijn sleutelbos en „sesam open Ij,. Het hij het slot knarsen en maakte VI ons de weg vrij tot het domein van r,,, 6r het mompelen van ij <(?hannes, tl® klok van ruim 1000 kilo, j6 daar in weer en wind gevangen d^gt in zijn stenen kooi, de koepelen- 3, bekroning van de dekenale water- nnM /Jn T n VI f-nfuont atskerk aan de Jansstraat. ^'J-et maar niet op het stof", vriendelijk verzocht, en werd vrienaeujK verzoent, en hoewel b-?6 handen bedenkelijk grijs werden, VeJ°°Wen wij even vriendelijk aan dat 0[1 z°ek fe voldoen. Overigens viel het eA °P bij andere kosters, dat ook zij lïA dergelijk verzoek deden, zodat wij zerar bij de laatste bij voorbaat ver- letteEy'6n °P bet stof te zullen lotussen gaat er van een water- ?.®atskerk altijd een aparte bekoring Want klauterend ontwaart ge alle j/ogelijke deurtjes, waarvan het be- aan misschien niet economisch, tip®*" wel romantisch is. De roman- hebben wij echter op zij gezet de realiteit van het oude Haar- "«lil» i,, IMII Ilt UIIIIIIHM Ut II M IIMIItlHIHIM I |e,.torens van de Haarlemse katho- heke kerken steken elkaar ook ï)e Paar de kroon. he6f vfte gegevens ontvingen wij van de te^j, G. Bottelier, de architect-inspec- c'ekenan kerkelijke gebouwen in het dejj J1 aat Haarlem. Voor belangstellen- Voi aten wij hier de hoogte der torens draa,n- Spaarnekerk 61,50 meter; kathe- 65 1de koepel heeft een hoogte van Lw. O.L.Vr. Zeven Smarten 39 m.: hietn,. damstraat 37,50 m. St. Liduina 29 t>e o 'h de ar'ee kerken hebben geen toren Spits rffe uikelijke betekenis, maar een °gte hoepeltje op het kerkdak. De h>ep tnfV2n de kerk meegerekend komt tp de volgende cijfers: Kleverpark «n pansstraat 23 m.; Groenmarkt 27 aul Krügerstraat 26 meter. lem onder ons te zien opbloeien. Nu mag u van ons eisen, dat wij een schilderachtige beschrijving geven van de onvolprezen stad, in het mid den waarvan de grijze Sint Baaf zich onverzettelijk opheft, de Bakenesser- torer. hem naar de kroon steekt, het Franse kerkje wat schuchter weg duikt eri straten en stegen in een feestelijke wir-war samenvloeien op de Grote Markt Als ge echter een schilderachtig schouwspel wilt beleven, dan moet ge het zo treffen als op die winterse voorjaars dag. Het was op de kalender volop lente, maar een sneeuwstorm was los gebroken over de stad. Geen weer voor een toren, was onze eerste gedachte. Doch wie zou het over zijn hart kunnen ver krijgen een afspraak te breken met die kathedrale Comans. de sacrista basilica. Hij was druk in de weer, toen wij hem troffen, een komende requiem vroeg zijn volle aandacht en hij filosofeerde er zo over, dat iedereen zijn tijd krijgt en dat de dood toch maar niemand vergeet. Overigens verontschuldigde hij zich niet te zullen deelnemen aan de klimpartij in de kathedrale toren. Hij gaf ons stoker Kas als vertrouwensman mee en vol goede moed begonnen wij te cirke len op de stenen wenteltrap, die op zich zelf geen verrassing brengt, alleen een ademloos gemoed. Maar tenslotte kwa men wij op het plateau terecht van de mannentoren natuurlijk, wie zou anders de zware Salvator en Bavo kun nen torsen? en daar lag de stad be neden ons als slapend onder een wit- wollen deken, die ieder ogenblik afge worpen zou kunnen worden, wanneer de zonnewekker maar wilde aflopen. Daar op hebben wij maar niet gewacht, want een verraderlijke wind, spelend door de brede galmgaten, besprong ons nu eens uit die, dan weer uit die hoek, en wij werden tenslotte gedwongen de aftocht te blazen. Bij Ome Piei De wind was op een andere dag ook onze metgezel in het uiterste Noorden, waar de toren van pastoor Van Eeden zich strak en een beetje onaandoenlijk naar boven boort. Koster Schoorl of laten wij hem met iedereen Ome Piet noemen was van mening, dat hij zijn tijd gehad had om te klauteren. Gastvrij maakte hij de poort open, maar liet het aan onze beleefdheid over het zelf hoger op te zoeken of niet. En daar stonden wij moederziel alleen in die onpeilbare ruimte van steen, terwijl de wind flui tend spelevaarde in en rond de toren. Wij hoorden de holle stappen van ons zelf, honderdtweeënzestig keer, met een pijnlijke regelmaat als in een danse macabre. Daar kwam geen eind aan, zo scheen het ons toe, maar er moest een eind komen, want Ome Piet had ons voorspeld, dat we tenslotte met ons hoofd tegen een luik zouden stoten. Die voor spelling kwam letterlijk uit. maar niet temin was een doffe tik nodig om ons attent te maken od de aanwezigheid van het luik. Waarlijk, in die stenen eenzaamheid werden wij even dichterlijk en herin nerden wij ons de versregels van sinjor Karei van den Oever: „Het harde, houten luik is dicht; en daarachter is de dag met zijn parel-gouden licht; de krachten der dingen horen wij gaan achter het harde houten luik. Toen hebben wij het luik open gedaan". Het luik ging open, en wij waren in de wolken. De 1100 kilo wegende Bavo- klok in Noord was niet spraakzaam, maar het uitzicht, dat wij geboden kre gen, behoefde geen commentaar. Haar lem-Noord, een stad apart, hadden wij nooit tevoren zo schoon gevonden. Van boven af gezien een waar luilekkerland met rode daken als van marsepein en muren van de zuiverste chocolade. Ge zoudt menen, dat daar het eeuwige le ven heerst, ware het niet, dat daar ook beneden het intieme Schoter-kerkhof te dromen lag in een stille beslotenheid, die soms nog wel eens verbroken wordt Dertig jaren werkt Ome Pief. een der laatsten van het rustieke Schoten, in deze Noordelijkste parochie-gemeen schap van Haarlem en hij heeft haar •:ien uitgroeien van een eenvoudig dorp ot een grote stadswijk. En de parochie ontwikkelt zich steeds verder in tegen stelling tot die in de binnenstad, waar het leven besloten blijft in een onver anderlijke kern. Wandel maar eens langs het histori sche Spaarne. Misschien ontmoet ge toe vallig koster Mathot, die de zeventig jarige toren van O. L. Vr. Rozenkrans voor u wil openstellen. Met 133 stappen staat ge op een fors plateau, waar Jo annes, Willibrordus en Bonifatius broe derlijk bijeen hangen. Kruipend onder de zware klepels door een biddend, dat Tiend Mathot niet onverhoeds de klok ken zou gaan luiden lieve hemel, waar zouden wij zijn terecht gekomen? wisten wij een bescheiden plaatsje te veroveren, van waaruit de stad zich m een van haar vele facetten zou laten schouwen Wat bezielt die man toch, zult ge denken. Een toren is een toren, en de stad blijft de stad. Maar ge vergist o Iedere toren biedt nieuwe mogelijk heden en altijd weer ontwaart ge nieuwe pracht in deze excellente stad. Zo ook hier. Het Spaarne lag daar in zijn onvergankelijkheid, de meeuwen speelden hun spel, feestelijk en onbe grijpelijk, drukte aan de wallekanten en het zou u niet verbazen als bij het lossen en laden van een schip ook de Waterman een handje hielp. Zo was het vroeger, zo is het nu en zo zal het blijven. Dit is geen dode stad, want als ge uw oog Oostwaarts richt, dan bloeit daar weer nieuw leven open en ziet ge de jeugd van de nieuwbouw met heimelijke trots. Dat het uitzicht verder bestem peld wordt door een Paraplu van prae- historische omvang, ervaart ge als een noodzakelijk kwaad. De actie „Een heitje voor een karweitjebegint direct na de Paasdagen. Het Rode Nest van de Sint Stanislaushorde uit Heemstede ging reeds aan het werk en kreeg de klandizie van Haarlems burgemeester. Zij na men de uuto goed onder handen, terwijl de burgemeester, mevrouw Cremers en districtscommissa ris Nooy belangstellend toezagen. O a een zonnige miudag waren wij getuige van een ongewone plechtigheid. Misschien mogen wij het geen plechtigheid noemen, maar de vijf welpen, die voor de woning van Haarlems burgemeester stonden aangetreden, voelden toch wel een grote verantwoordelijkheid op hun jonge wolvenschouders gelegd. Met akela Floris en districtscommissaris Nooy wareil zij naar de Beels- laan getrokken en stram in de houding posteerden zij zich voor de woning van de familie Cremers. De bel deed haar werk. de deu~ ging open en zy zagen zich geplaatst tegenover raksia Van der Putten, die als hulp in de huishouding bij de familie Cremers werkzaam is. Voor de raksha waren zij echter niet gekomen en het vijftal bleek pas tevreden, toen mr. Cremers zelf naar buiten kwam om het doel van dat „onverwachte" bezoek te vernemen. Nu was dat heel gauw gezegd, want kort maar krachtig kwam dat hierop neer: Burgemeestereen heitje voor een karweitje." Van 14 tot en met 19 April zullen de burgers van Haarlem en omgeving wel meer herinnerd worden aan dat „Heit je voor een karweitje". En het is misschien wel goed in grote lijnen de bedoeling van deze slagzin uiteen te zetten. In de week na Pasen namelijk willen de leden van de beide Neder landse Padvindersorganisaties al hun krachten inspannen om geld te verdie nen. Het wordt dus niet een kwestie van bedelen, maar de jeugd wil er zelf iets voor doen om aan de nodige con tanten te komen. Het geld, dat verdiend wordt, kan voor 50 pet. gebruikt wor den voor de eigen troepkas, terwijl het restant voor een speciaal doel aange- ij zijn feitelijk al gedwaald, want in Noord valt er nog meer te beleven. Vraag b.v. eens aan tien Haarlemmers, waar de St. Lidui- na-kerk staat, en acht weten te vertel len: ergens aan de Rijksstraatweg, die kerk met twee torens. Zij hebben dan toch maar gedeeltelijk gelijk, want de kerk van pastoor Schalke mist haar of ficiële toren. Men is nog niet verder gekomen dan tot een hoogte van 62 treden en daar hoopt men later (veel later?) op voort te bouwen. Om de klok van deze kerk te vinden, konden wij niet terecht in de twee uitschieters, die de hoofdingang aan de Zaanenstraat escorteren, maar moesten wij volstaan met die „Schalkse onvoltooide" aan de Rijksstraatweg. Nu is koster Alders de benjamin in Haarlem een prettig mens, die geen sjagrijnige gezichten kan luchten, en daarom is hij van nature een ge moedelijk gastheer in zijn eigen kos terswerkplaats. Hij had ons niet veel te bieden, want dat afgestompte stukje toren zou hoogstens geschikt zijn voor een intieme daktuin. De klok, die het nog moet doen in een eenvoudige klok- kestoel, kan alleen aanleiding geven tot enig misverstand. Zij is gedoopt als Petrus en daarbij is de veelzeggende tekst aangebracht: VIGILATE, lat vrij vertaald wil zeggen: blijft wakker. Of dat t>u een historisch verwijt is aan Petrus zelf, of dat de waarschuwing bedoeld is voor de parochianen, wan neer zij ter kerke trekken, wij weten het niet. De wakkere koster in ieder geval tracteerde ons ter vergoeding op een trip over de gewelven van de kerk. Langs kippe-trappetjes, smalle planken en bolvormige steenklompen voerde on ze tocht Of wij iets gezien hebben, weten wij werkelijk niet meer, maar wel waren wij er dankbaar voor, dat naast de koster ons een extra-engel bewaarder moest zijn toegewezen. Wij begrijpen tenminste nog niet, heelhuids op de begane grond te zijn terecht ge komen. En die koster maar zeggen: 't is zo eenvoudig als wat. Hoe vreemd kan het overigens lo pen, als een koster onverhoeds over vallen wordt. Nieuwsgierig naar wat ons te wachten zou staan, waren wij naar de Amsterdamstraat getrokken. Wij moesten vroeg bij de pinken zijn, want koster Meekenkamp bleek voor ons zeer moeilijk bereikbaar. In de sa cristie zochten wij hem vergeefs en net wilden wij maar opstappen, toen onze aandacht getrokken werd door een deurtje onder in de toren. Achteloos duwden wij tegen die deur en tot onze stomme verbazing ging deze open als geleid door een onzichtbare hand. Alle moed werd samengeraapt, wij stapten het stenen ruim binnen en daar zagen w.jwen met alies vertellen; vol doende zij, dat de heer Meekenkamp als koster de toren binnenging en als oegrafenisondernemer naar buiten trad. Op deze clericale kleedkamer heeft overigens hij alleen patent! Maar wij konden onze gang gaan. de ene ladder op na de andere om ten slotte tot de conclusie te komen, dat er in deze toren wel muziek zit, maar weinig uitzicht. De galmgaten zijn zo afgeschermd, dat de vermoeide klim mer genoegen moet nemen met een sober kijkje in dn Amstm-damstraat Hondenwerk Dat is feitelijk ook het gevai ln jüandvoort, waar in de toren van Sint Agatha niet dat glorieuze uitzicht wordt gevonden, dat men er zou vermoeden Maar koster d'Hont weet overal raad op. Eerlijk gezegd was deze trip van ruim honderd treden en sporten de meest sensationele. Dat was niet zo maar klimmen, maar het werd een kwestie van hijsen. Diep doorbuigende ladders op. een luik open stoten, veel lenigheid aan handigheid paren, en al maar „sursum corpora." Wij kregen er bijna spjjt van naar Zandvoort te zijn gegaan, toen wij ons met het laatste beetje energie de zoldering opwerkten, waar de drie klokken onder wie na tuurlijk Agatha zich niet veel be kommerden om onze aanwezigheid. Doch ook hier bijna afgesloten galmgaten en voor een fraai uitzicht zouden wij eigenlijk nog hoger op moeten, klimmend langs balken en stangen, zonder hulp van ladders of verder houvast. Koster d'Hont, die dag juist achttien jaar in functie, de monstreerde een bijna bovenmenselijke lenigheid en bood aan via touwen de tocht voort te zetten. Voor dat alpi- nistisch experiment konden we he laas net te weinig energie opbren gen en het was ons wel duidelijk, dat dit uitgesproken „honden"-werk was. Wij hebben ons tevreden gesteld met een klein schietgat, waardoor ge woonlijk de vlaggemast wordt uitge stoken, en van daaruit ontrolde zich aan onze ogen het panorama van Zandvoort, nog volop in de weder opbouw, een rustig dorp, dat zich gereed houdt voor de invasie der bad gasten. Het volle pond kregen wij echter in Heemstede, waar koster Tesselaar nog jong in het vak, maar kleinzoon van de befaamde koster De Kok en in de verte familie van Ome Piet ons ver gezelde naar Bavo, Crispinus en Maria, die na de oorlog de „ontvreemde" oude Bavo (uit 1839) en Henricus (uit 1888) moesten vervangen. Bavo is met zijn 1160 kilo de zwaarste en schijnt al dus onze zegsman bij uitstek geschikt te zijn voor het uitluiden van een jUut. „tuj gaat zo lekker zwaar en heeft zo'n indrukwekkend geluid".... Natuurlijk ontdekten wij ook hier weer een deurtje; de grendel bleek verroest, maar een paar stevige tikken waren voldoende om de weg vrij te maken naar een smalle trans, die Heemstede laat zien in volle pracht en waardigheid. Ver weg de zee, bossen en duinen, aan de andere zijde de pol ders, aan de grens waarvan de ovale koepel van Hageveld, en daar beneden ons het dorp, eenvoudige straten, weel derige lanen, dat alles overkoepeld door een onvervalste Hollandse hemel. En daartegen tekent de Oude Sint Baaf zich scherp af. Het is ons opge vallen, hoe steeds deze historische ka thedraal het oog trekt, waar ge ook staat. In een grote cirkel beweegt zich daaromheen het leven der torens en klokken; wij vermoeden echter, dat de klokken van de oude Sint Baaf niet naar Rome zijn geweest Het geslacht der klokkenluiders sterft langzaam uit. De techniek heeft zich ook van de klokken meester gemaakt en slechts een enkele maal op onze tocht door Haarlem en omgeving mochten wij klokken aantreffen, die nog met de hand geluid worden. De kosters treuren niet over deze modernisering, maar de onver valste klokkenluider heeft toch onze grootste sympathie. wend wordt. De katholieke verkenners van Nederland hebben nu het plan ge maakt om de restauratie van hun eigen Sint Joriskapel in Persingen -te maken tot dat speciale doel. Dat eeuwenoude kerkje, waar het vorig jaar met grote plechtigheid het bronzen beeld van Sint Joris, de patroon van de verken ners, werd geplaatst, verkeert in zo'n deplorabele toestand, dat de kerkelijke overheid geen toestemming kon geven om er het H. Misoffer op te dragen. Het dak van het kerkje bestaat uit losse dakpannen, die door een enkele rukwind weggevaagd kunnen worden. Een vloer is niet meer aanwezig, de prachtige gebrandschilderde ramen zijn sinds iang verdwenen en de gaten in de muur zijn ruw dicht gemetseld. Hier en daar laat een gebarsten vensterruit de voorbijganger nog iets zien van de binnen-architectuur. Het is nu ruim vier eeuwen geleden, dat in dit Gods huis, het middeleeuws kapelletje, waar vele edelknapen de ridderslag ontvin gen, voor het laatst de H. Mis werd opgedragen. De actie van onze katholieke verken ners heeft derhalve een prachtige doelstelling. Dat 50 pet. van het te ver dienen geld voor de troepkas bestemd is, zal niemand bevreemden. Insiders in het jeugdwerk weten wel. dat der gelijke kassen soms ook wel het de plorabele nabij zijn. Welpen aan de slag In Haarlem en omgeving blijvi welpen, verkenners, voortrekkers, lei ders en leidsters natuurlijk ook niet achter. Het spits werd in deze dagen afgebeten door het Rode Nest van de Sint Stanislaushorde uit Heemstede dat met veel ondernemingslust zijn eerste kans waagde bij burgemeester Cremers. Joost Hesseling, de gids, maak te- met zijn welpen Renè Thoolen, Piet Pijpers Frans van Heiningen en Eduard Cremers kennis met de burgemeester. Deze meende onder zijn gasten ook nog een bekend gezicht te zien en liet zich voor het overige de bedoeling van het bezoek geduldig uitleggen. Nu, een karweitje was er wel te doen. want de auto had een goede beurt nodig. En zo togen de vijf welpen aan bet werk. Raksha Van der Putten sjouwde met assistentie emmers water aan, de bur gemeester en mevrouw Cremers zagen belangstellend toe en gedurende een uur ploeterden de jongens om de wa gen een gloednieuw aanschijn te geven. Toen het karwei was gedaan kwam natuurlijk de afrekening. Hoe dit kar weitje gehonoreerd is, mag hier niet veel terzake doen. Iedere opdrachtgever mag dat zelf bepalen en is waarlijk niet verplicht zich aan de leuze van het „heitje" ('n kwartje) te houden. Wij mogen verwachten, dat velen het voorbeeld van burgemeester Cremers zullen volgen. Wanneer iemand een werkje voor de jongelui heeft, kan hij dat onder meer via de volgende tele foonnummers opgeven: 25785 (Haarlem-Noord), 21101 (Haar lem-Oost en Centrum), 26809 (Haarlem- Zuid en Heemstede), 14024 (Haarlem- West en Overveen) en 24045 (Bloemen- daal en Santpoort). Werkzaamheden, die in de regel niet door vaklieden worden gedaan, komen voor deze actie in aanmerking. Als voorbeeld willen wij noemen: zolders of magazijnen opruimen, baby-siting, fietsen schoon maken, banden plakken, brandhout hakken, boodschappen doen, koper poetsen, grint of steenkool ze ven, tuinen opknappen enz. Er is altyd werk genoeg aan de winkel' Advertentie HI I WH De speciaalzaak levert U STOFZUIGERS /T^p. w Cr. Houtstraat 132 - Tel. 16693 Ook voor reparatie en onder delen voor alle merken. n de stad van Coster heb ben wij de afgelopen da gen met kosters gespro ken, met kosters geklommen tot amechtig wordens toe en met kosters pleizier gehad om dat merkwaardige en kostelijke vak, dat zij beoefe nen. Verwijt ons niet, dat wij te profaan zijn en niet ge wagen van het voorname ambt, dat hem privileges geeft waar een kerkmeester niet aan kan tippen. Wij we ten wel, dat hij pro deo werkt, wij weten ook, dat het „pro deo" in nog niet zo lang vervlogen dagen wel wat al te letterlijk werd uit gelegd. Maar de koster is ook iemand om in trant van de Schoolmeester te dichten die rechten heeft als niemand In onze allerjongste jaren hebben wij hem reeds na ijverig bewonderd; in die da gen, toen wij nog de letters uit „Mijn eerste kerkboek" moesten spellen of ons bezig hielden met plaatjes-kijken, hebben wij zijn gangen in de kerk gevolgd. Hij was toch de man, die naar het ons toescheen kon doen en la ten wat hij wilde; die al naar gelang zijn humeur kaarsen aanstak of doofde, op Zondag plaatsbewijzen verkocht als een conducteur zonder pet, vergeten kerkboeken, centen, rozenkransen, handschoenen en paraplu's verzamelde: kortom, de man, die met de pastoor alles mocht in de kerk. Vriendje-zijn met de koster scheen ons zo iets toe als de zevende hemel, en nu kunt u wel begrijpen, hoe ge lukkig wij waren, toen wij als adspirant-misdienaar het eerste antwoord van de voet gebeden in ons hoofd pomp ten: at dee-joem kwie lee-ti- fi-kat joe-ven-toe-tdm mee- jam. Toen konden wij ook doordringen tot het heilig dom van de koster, en wij hebben daar nooit spijt van gehad. Dat contact met de koster is in de loop der jaren wat verslapt, en als wij hem nu overvallen, dan is dat dik wijls op het meest ongeluk kige ogenblik. Meestal juist voor een plechtige Requiem mis begint en onze vraag, wie er assisteren, doorkruist wordt met het „koster dit, koster dat" van die vreemde assistenten. Voor zover u het dus nog niet wist, de koster is in de loop der tijden een begrip geworden, een eeuwigheids begrip, zouden wij haast zeggen. Een man met een aparte stijl, welke altijd weer verschilt van die van zijn collega. Of is het u nooit opgevallen, dat er geen twee kosters bestaan met eenzelf de systeem of in dezelfde stijl. Zie maar eens naar de kleding. De een maakt een dankbaar gebruik van zijn trouwpak, de ander loopt in een plechtig gewaad, van voren en achteren bestikt met i een verticale fluwelen balk, en een derde volstaal met een afgedankte toog Die laatste is de minste, zult ge zeggen. Vergis u echter niet. Wij hebben een koster gekend, reeds grijzend van haar en met een indrukwek kend postuur, die dagelijks in een toog door de kerk paradeerde. En op een goede dag gebeurde het, dat een „vreemde pater" de Mis kwam lezen. Toen de koster de sacristie binnen stapte, begroette de pater hem vriendelijk met de woorden: zo kapelaan, moet n nog „lezen"? Waarop de koster droogweg repliceerde: ik lees nooit zo vroeg. isschien maakt u nu de opmerking, dat wij de koster al te veel ophemelen en sluit u zich liever aan bij de woor den van die pastoor, die ons eens toevertrouwde: pastoors zijn nog wel eens heilig verklaard, maar bij mijn weten een leken-koster nog nooit. Dan denken wij ech ter terug aan die prelaat-in- koster een mens is en dat ook hij zich kan verslapen, ter wijl de eerste kerkgangers hun voorbereiding in de open lucht moeten verrich ten. Zo was er ook eens een kerkmeester, die 's morgens vroeg al een kwartier lang voor de gesloten kerk had lopen schilderen, en ten ein de raad de koster maar uit bed belde met de opmerking: je mag wel opschieten, an ders ben je nog te iaat voor het lof! „Heb maar geen medelij- ruste, die zonder schroom en met veel plezier ver klaarde: iedere pastoor krijgt de koster, die hij verdienl Ah, dat is een addertje onder het gras! Troost u dan met de gedachte, dat de kosters uit Haarlem en omgeving, met wie wij hebben geklom men, allen spraken van een „beste baas". Waarmee wij maar zeggen willen, dat het onder de vleugelen van Sint Baaf goed dienen moet zijn. Dat neemt weer niet weg, dat het ook voor een koster hard-werken geblazen is. Iedere ochtend op tijd de kerkdeur open. En wie zal willen ontkennen, dat ook de den met hem," werd ons on langs nog verzekerd. „D'r zijn toch maar weinig kos ters. die er tevens niet een begrafenisonderneming op na houden. En als je er maar even een beetje beroerd uit ziet, dan kijken ze al scheel naar je, of het soms niks wordt. Die begrafenissen zijn een goudmijntje voor d'r lui." Eerlijk gezegd, zijn wij toch wel even verontwaar digd geweest over die opmer king. Dat goudmijntje da teert misschien uit vooroor logse dagen, maar dp com binatie koster-doodbidder (een woord, dat wij nooit goed hebben begrepen) heb ben wij altijd in verband ge bracht met een zeker eeuwig heidsbegrip. dat ook finan cieel tot uitdrukking moet komen. De dode moet im mers rekenen in bovenna tuurlijke waarden, maar de man, die hem de laatste eer mogelijk maakt, moet het per slot van zaken maar stellen met het „slijk der aarde". Nee, over die scheel-kijken- de kosters moet men ons toch niets meer wijs maken; wij weten nu te veel. Ons optrekken met de kos ters is niet zonder vrucht ge bleven. zoals u wel gemerkt zult hebben. Dat kon ook niet uitblijven, want als een koster gaat praten en hij zich geen zorgen hoeft te maken over een trouwtje of een rouwtje, dan kan hij pleizie- rig vertellen uit dat „rijke roomse leven", dat zich zo in alle kleuren beweegt bin nen en buiten de kerkmu ren. Hij drukt zich uit in clericale termen, waar geen woord Latijn bij is. En wilt u wel geloven, dat wij hem het liefst ontmoeten zo mid den op de dag. wanneer hij in zijn stofjas de beelden een beurt geeft, kaarsen glad slijpt of de toren in klimt om de vlag uit te steken. Dan word* hij vertrouwelijk in zijn gesprekken en komt ge tot de conclusie, dat het kos tersvak ondanks alles een kostelijk vak is....

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1952 | | pagina 5