De Carmelitessen bidden boeten dag en nacht en HET DAGELIJKS LEVEN, 2000 jaar en korter geleden CARAVAGGIO en de NEDERLANDEN de dader? Nederlands rekenwonder Ware goedheid De,,ontwapenings -methode van prof. Sisoo en Anne Mulder D M' D „Herleefd verleden" V r: Vijf eeuwen in de Nederlanden Haar geestelijk doel is de heiliging der priesters LITERAIRE KRONIEK Xuwet ZATERDAG 21 JUNI 1952 PAGINA 3 Bedevaart naar St. Adelbert Nederl. vissersschepen vastgehouden Retraiten in Bergen N.-H. verfrissende Oorspronkelijk Wie was detective-verhaal door F. J- V Audiënties Onderscheiden Zolang wij deel uitmaken van de aarde zullen wij niel weten, wat de nobel ste, de sterkste en de meest sociaal voelende vrouwen, die in verborgenheid een leven van onafgebroken innige omgang met God leiden, voor hét heil van haar tijd betekend hebben. Wat zij gedaan nebben voor het evenwicht in de menselijke samenleving die, naar het uiterlijk, God al bitter weinig glorie lijkt te geven. Ontzagwekkend moeten de geestelijke rijkdommen zijn die uit gaan van een contemplatieve communauteit, en de vermelding van het feit, dat de orde der geschoeideCarmelitessen, die in ons land een aanvang nam, deze zomer haar vijfhonderdjarig bestaan viert, moet een gevoel van dankbaarheid losslaan voor het immense goed dal haar continu gebeds- en offerleven voor onze streken is geweest en nog is. En blijven zal. want het aantal roepingen neemt toe en logenstraft de bewering dat er geen edelmoedigheid meer zou zijn onder de jonge vrouwen van vandaag. Zij „vluchten" ook heus niet uit de harde, moeilijke wereld, want het leven van een Carmelites is, naar de na tuur, onbarmhartig hard en wie de absolute liefde zoekt, krijgt het moeilijk. Al leen de geestelijk volstrekt gezonden, de evenwichtig en, kunnen het aan. contact dat Zij heeft gehad met God. Het dagelijkse leven van de Carme lites groeit uit tot een „woordeloos minnend samenzjjn met God", een uitwisseling van liefde die voor ge wone stervelingen een geheim blijft en waarin ze dikwijls bijzondere be genadigingen ontvangt. Met haar hart en haar hele wezen is ze bij God, ze ontmoet hem voortdurend, niet al leen in het koorgebed, de beschou wing en de geestelijke lezing, waar aan zes a zeven uur per dag gewijd zijn, maar ook in het werk en de om gang met de medezusters. Haar gehele materiële leven is ge richt op die inkeer die dit voortdurend bezig zijn met God mogelijk maakt. Zij blijft haar leven lang in hetzelfde huis, altijd met dezelfde zusters. De tralies in de spreekkamer, waarachter zij spo radisch bezoek ontvangt, suggereren haar volstrekte teruggetrokkenheid uit de wereld. Bij de daagse omgang heerst een streng stilzwijgen, slechts na het middagmaal om elf uur en het sou per om zes uur is er een uur recreatie. Wanneer zij niet gezamenlijk bid den of huis- of tuinwerk doen of be zig zijn in de hostie-bakkerij, trek- 1 ken zij zich terug in haar cel, ook voor het verrichten van handwerk. Zij vasten van 14 September, Kruis- Zondag 29 Juni wordt de bekende bedevaart gehouden naar de St. Adel- bertsakker in Egmond. Wij doelen hier op de bedevaart, die aan geen enkele organisatorische vorm gebonden is, maar waaraan honderden ieder jaar trouw deelnemen. 's Morgens om zes uur wordt de plechtige H. Mis opgedragen, waaronder predicatie. j Iedere generatie, eeuwen lang, heeft ^rouwen voortgebracht, die dit leven l'an meedogenloze afstand van zichzelf ®n van alles wat de mens trekt, geko men hebben als antwoord op de vraag, i.hoe kan ik voor God en voor mijn hiedemensen het meeste doen?" Al is de wereld, waar zij in de twintigste eeuw uittreden, misschien moeilijker Ie verlaten, omdat die de vrouw zo Veel méér biedt dan vijf eeuwen ge- leden. Toen aan het einde der middeleeu wen in 1452 de orde der Paters Car- hielieten, die bijna drie eeuwen als contemplatieve orde bestond, geroepen Werd tot actief werk en deelname aan de zielzorg, nodig bij de opkomst der steden, dreigde het zuiver beschouwen de van de ordegeest verloren te gaan. De Generaal gaf toer, toestemming aan een groepje zusters in Geldern om de haam Carmelites aan te nemen en het ideaal van strenge ingetogenheid en tuivere contemplatie te bewaren. Zij Werden de tweede orde van de Carmel genoemd. (Eerst van een eeuw later toen Theresia van Avila met haar her- i Vormingen kwam, dateert de onder- I Scheiding in geschoeide en ongeschoei- de. Het wezenlijk verschil tussen beide takken ligt niet zozeer in gestrengheid, hieer in historische groei). Toen tijdens de reformatie de kloosters in Haarlem Rotterdam verwoest werden, bleef I de communauteit in Vilvorde bestaan. Vanuit dit Zuid-Nederlandse klooster rijn na de hervorming o.a. de nederzet tingen gesticht die wij nog bezitten in Boxmeer, Zenderen, Heerlen. Van daar- hit weer hebben zich Carmels geves- tigd in Brazilië (Jaboticabal) en in Duitsland (Schlüszelau). De twee lan den waar de moderne missionnering Voor een ontzaglijke zware taak staat, Waarbij deze zusters een onzichtbare steun zijn. Zij zijn immers bemiddelaar- sters tussen God en de mensheid. Haar taak is vooral te bidden voor de persoonlijke heiliging der priesters en missionarissen, die zij in de geest volgen met haar onophoudelijk ge- bed en voortdurende boete. Het eigene van haar spiritualiteit, Waarin de voortdurende beschouwing levend en steeds rijker wordt, is de navolging van Maria in het innig De meeste mensen geven zich nau welijks rekenschap van wat ze zeggen, als ze het woordje „goed" in de mond nemen. Zo gaat het echter biet alles; het is een gewoon, alge- hleen-menselijk verschijnsel, dat de dingen slijten door het dagelijks ge bruik, óók onze woorden. Ze verliezen hun oorspronkelijke, veelzeggende in houd in ons bewustzijn, omdat wij ze te veel en te onnadenkend hanteren. Er |f dan een bepaalde schok, een bizon- dere samenhang of nieuwe omstandig heid nodig om onze volle aandacht Weer eens te schenken aan hun eigen lijke, diepe zin. Een gelovig mens noemt dat dan graag overigens met het Volste recht een genade van God. Alles, wat ons in het leven overkomt, tot de ogenschijnlijk meest onbedui dende dingen toe, gebeurt met mede- Weten, onder toelating van God, vaak 7-elfs ten gevolge van Zijn ingrijpen. En rimder enige uitzondering heeft Hij biet alles Zijn liefderijke bedoeling ten opzichte van ons, ook als wij. zelfs op het tweede gezicht, daar niets van hegrijpen. Het staat vast, dat de hele Schepping voor iedere mensenziel me dewerkt tot haar eeuwig, geestelijk Welzijn, op voorwaarde, dat wij in staat zijn, of beter gezegd: de wil hebben tegenover de geschapen dingen de jxxiste houding aan te nemen. Voor wie God liefheeft, zei de H. Daulus, werkt alles mee ten goede. En dat is het, waar alles op aan komt: God liefhebben, met andere woorden: zich aan Zijn H. Wil ondei-wei-pen, Hem ge hoorzamen, Zijn leiding volgen. Omdat Wij ervan overtuigd kunnen zijn, dat Wij alleen dan de enig juiste en goede levenshouding hebben gekozen. Goed zijn betekent in de grond niets anders dan beantwoorden aan zijn doel. Hoe meer een of ander voorwerp b.v. in bruikbaarheid, in levensduur en kwa liteit voor zijn doel geschikt is, des te «•heter" noemen wij het. Wanneer wij hu het begi-ip: „goed" in zijn absolute bin op een of aixdere zaak toepassen, dan duiden wij daarmee aan, dat zij Voor de volle honderd procent kan ge bruikt woi-den voor het doel, waartoe hij bestemd is. Indien wij dezelfde redenatie nu toe- bassen op de mens en daar is niet alleen niets op tegen, maar wij, moe- Jen dat zelfs doen, want de mens ver tegenwoordigt de hoogste waarde onder de schepselen van de aarde dan bomen wij tot het besluit, dat een mens f'echts dan in laatste instantie, werke- hjk objectief „goed" mag worden ge doemd, wanneer zijn denk- en handel wijze, in één woord: zijn leven ge- ?eel en al in overeenstemming is met het doel, waarvoor hij geschapen werd. Zeker, iemand kan een knap vakman, een groot geleerde, een beroemd kun stenaar zijn en er als zodanig aanspraak 2P maken „goed" genoemd te worden. ^getwijfeld! Maar deze „speciale Goedheid" betreft toch feitelijk maar heel klein onderdeel van het hele leven, is slechts van toepassing ®b een bepaald detail, dat nooit het ®.l b d d o e 1 van een mensenleven kan riJn. De werkelijk helemaal „goede" r^bsen zijn de heiligen, omdat zij bust hun hele streven daarop hebben ffcicht hun totale leven uitsluitend af stemmen op hun eindbestemmir en uaaraan al het andere ondergeschikt ebben gemaakt, j. Nu behoeven wij heus niet allen hei- Sen te woi-den in deze strikte zin van d®t woord. Nog afgezien van het feit, Vjt daarvoor een heel bizondere gena- e„. Van God nodig is, waarop niemand u'g recht kan doen gelden, zou het bo- Bij het bruine habijt dragen de zusters een zwarte sluier, de novicen een witte en de postulanten een blauwe. verheffing, tot Pasen en haar nacht rust is gebroken, wat een allerzwaar ste vorm van boete is. Nadat om acht uur 's avonds de dag is afgelopen, worden zij om middernacht gewekt voor koorgebed, meditatie en aanbid ding tot twee uur. Zij staan w'eer op om vijf uur om opnieuw onmiddel lijk met God bezig te zijn in medita tie, officie en Misoffer. Pas om zeven uur volgt een licht ontbijt. „Zuster X waarvoor zijt ge hier gekomen?" hangt als eeuwige vraag in iedere cel. Om met alle liefde die in haar is, in intiem samenzijn met God te leven en Hem eerherstel te bieden, ieder ogenblik opnieuw, door zelfverloochening, onthechting, boe te, dat is het antwoord dat ze iedere dag in feite opnieuw geeft. En geeft met een stralende blijheid vendien niet goed zijn voor de normale gang van zaken op dit ondermaanse. Wat die uitverkoren zielen zich aan onverschilligheid voor hun stoffelijk welzijn kunnen permitteren is niet voor een gewoon sterveling weggelegd. Wij hebben over het algemeen een massa plichten van direct tijdelijke aard, die wij onmogelijk kunnen noch mogen verwaarlozen, zonder in onze taak door God gewild en ons opge dragen! tekort te schieten. aar desondanks moeten ook wij heilig, 1. „goed" worden, of m. a. w. voortdurend ons best doen zo goed mogelijk aan het bereiken van onze eindbestemming te werken. En die is niets anders dan ons eeuwig geluk in God. De voornaamste manier om dit te verwezenlijken ligt voor ons, gewone mensen, in het goed-gebruik- maken van alles, wat het leven voor ons inhoudt. Dit goede ..gebruik is ge heel en al afhankelijk van de wet van God Waar die in het gedrang komt, hetzij in gedachten, woorden of werken, daar keren wij ons af van ons eigen lijke levensdoel en maken ons daar door tegelijk minder geschikt daartoe. In de brief aan de Romeinen komt een hele passage voor, waarin de apostel als het ware niet uitgepraat raakt over de beste zedelijke raadgevingen. Dit is in de grond zo begrijpelijk Zijn vurig hart brandde letterlijk van liefde tot zijn Verlosser en hij kon niej anders dan iedereen deelachtig maken aan het geluk, dat hijzelf gevonden had in de trouwe dienst van zijn God. Als wij goed toezien, draait zijn raad ge heel en tal om het grote gebod der liefde. Sint Augustinus heeft later die ge- dachtengang zó diep in zich opgeno men, dat hij de sterke uitdrukking vol komen verantwoord vond: als gu maar liefhebt, dan kunt gij voor het overige doen wat gij wilt. En dat is zo! Wie God en zijn naaste waarlijk liefheeft, kan inderdaad doen wat hij wil, want hij zal nooit iets an ders dan goeds doen! De liefde maakt hem dat eenvoudig onmogelijk! Het ware te wensen, dat alle Christe nen deze raad eens werkelijk waar maakten in hun persoonlijk leven. Geen kwaad met kwaad vergelden. Goed zijn en vergevensgezind voor wie ons onrecht doen. Méér nog: bijzonder vriendelijk zijn jegens zulke mensen. Zelf in alle opzichten rechtvaardig zijn en iedereen zo behandelen, zoals wij zelf zouden willen behandeld worden. De wereld lacht daarom en vindt het dwaas. En haar enige tegenwerping luidt: dan zeker liever maar zelf de dupe willen zijn! Jawel, liever dat!! En wel, omdat God het wil.' Omdat het de enige mogelijk heid is de wereld bewoonbaar te ma ken. Dit is geen frase, maar de naakte, nuchtere waarheid. Gewoon menselijk gezien is het ai een ervaringsfeit, dat vriendelijkheid het altijd wint. Wie geen echo vindt voor zijn eigen „boze bui" scheidt er van zelf uit. omdat er dan immers geen „aardigheid" meer aan is. De waarheid hiervan is veel en veel groter dan men op het eerste gehoor zou vermoeden. Hebben wij daarover ooit nagedacht? Als wij het n doen, wordt het over denken van deze woorden voor ons mogelijk de genade van God, die de vereiste, bijzondere aanleiding is om ons eens ernstig rekenschap te geven van wat het betekent: góed te zijn. L. e Italiaanse schilder Caravaggio geldt als een van de grootmees ters van de barok, als een ver nieuwer der toenmalige schilderkunst tevens. Tot ver buiten Italië heeft zijn in vloed zich uitgestrekt, met name ook tot in onze lage landen, waar vele schilders uit de gouden eeuw zich aan hem ver want voelden en hem navolgden. Tussen het „realisme" van de Italiaan en dat van onze schilders blijft echter een op vallend verschil waarneembaar: dat van eerstgenoemde treedt misschien het scherpst naar voren in het schilderij in de Galleria Spada te Rome, waar men de H. Maagd en St. Anna bezig ziet met handwerken. Van een Leids genrestukje verschilt het echter weer in zoverre, dat door lijnvoering en licht het thea trale element er rijkelijk in vertegen woordigd wordt. Onder de Nederlandse navolgers die nen met name te worden genoemd Dirck van Baburen en Hendrick Terbrugghen. Hun en anderer invloed van Caravaggio ondergaan, kan men nameten op de tentoonstelling in Utrechts Centraal Mu seum, waar een collectie werken (een vijftal) van Caravaggio en zijn Neder landse navolgers bijeen hangt. Hierboven de „Roeping van Mattheus het geliefde onderwerp van Caravaggio, zoals het door Terbrugghen is uitge beeld. die altijd weer diepe indruk maakt op de buitenstaander, die het voorrecht heeft met deze vrouwen in aanraking te komen en dat ervaart als een oase in deze wereld van somberheid, onrust en jacht naar materie. Dat is haar grote betekenis in onze moderne beschaving, dat zij door haar „zijn" getuigen van God en van Zijn souvereine rechten. Hij mag alles vragen van degene die vrijwillig alles uit liefde wil geven- Niet alleen de ruim 200 zusters in de 7 kloosters met Nederlandse voertaal, zullen 15 Augustus het eeuwfeest van de stichting narer orde, die in Neder land wortelt, vieren, verborgen en in stilte zoals haar levenswijs is; het zal gevierd worden door de meer dan 1.000 geschoeide Carmelitessen, die in 42 kloosters over de gehele wereld ver spreid zijn. Een wens voor uitbreiding rondom dit feest zou misschien mogen zijn, dat de hoofdstad van ons land eens haar eigen vrouwen-„Carmel" krijgt. Een vooruitgeschoven post daarvoor is wellicht .de kleine communauteit der Paters Carmelieten, die half Juli hun geïmproviseerd klooster in een villa in Amsterdam-Zuid hopen in te wijden. A. Bgl. Naar eerst nu officieel bekend wordt, zijn ongeveer tien dagen geleden drie vissersschepen tien dagen geleden drie landse vlag en afkomstig van Aruba, aangehouden door de kustwacht van Columbia. De schepen zouden, zo be richt de Nederlandse gezant te Bogota, zonder geldige scheepspapieren in de Columbiaanse territoriale wateren zijn aangetroffen en daarna zijn opgebracht naar Santa Maria. Bijzonder tragisch is, dat de kapitein van een van de drie schepen, een Venezolaan, door het ge beurde mogelijk zo geschokt was, dat hij tengevolge van een hartverlamming overleed. Inmiddels kon het gezant schap nog niet zeggen, wanneer de schepen vrijgegeven zullen worden. Van Dinsdagavond 8 Juli tot Vrijdag 11 Juli wordt er in het retraitehuis te Bergen een speciale retraite gehouden voor jonge moeders en voor hen die op trouwen staan. Van 12 Juli tot Dinsdag 15 Juli eveneens voor jonge vaders en voor hen die binnenkort in het huwelijk treden. Dan is er nog een retraite voor toekomstige militairen van Dinsdagavond 15 Juli tot Vrijdag 18 Juli; speciaal voor hen, die eind Juli onder de wapenen worden geroepen. In lichtingen bij de Propagandadienst, Staringstraat 21. telefoon 81620 en bij het secretariaat der Retraite Actie Raad, Jac. van Wassenaar Obdam- straat 36, telefoon 82679, te Amsterdam e kroniek van vandaag beweegt zich wel op het uiterste randje van het lite raire. Twee auteurs hebben ons een lesje in geschiedenis te geven en zij doen dit op een dusdanige wijze, dat vakgeleerden er alleen maar bewonderend om zullen kunnen glimlachen. Zij moeten het critische potlood, dat aantekeningen in de marge wil maken, uit de hand leggen, de bril van hun beroepsernst af zetten en zich een avond lang prettig ontwapend voelen. Mijnheer Alex Sizoo en Mevr. Anna H. Mulder zijn ontwapenende hartsveroveraarswat niet weg neemt, dat zij geléérden zijn. in de vorm van een „Nieuwsblad voor Rome": een Romeinse krant, zoals ze had kunnen zijn op de dag, waarop Jezus werd geboren. Zijn nieuwe boek intussen, „H e r- leefd Verleden" 1), is slechts ter loops en indirect een toelichting op de geest waarin wij de Evangeliën en de Brieven van Paulus moeten verstaan. Schrijver houdt zich hier voorname lijk aan de gegevens, die de papyri verstrekken. Uit details van huwelijks- en echtscheidingsakten, geboorteaangif ten, testamenten, handelscorresponden ties, particuliere brieven, schoolopstel len, rapporten en zelfs papyri met strafregels volgeschreven, laat hij het verleden spreken. Hij schrijft (uiter aard) minder poëtisch dan Bertus Aat jes, die ons in zijn boekjes „Egyptische Brieven" en „Arenlezer achter de maaiers" (hier besproken op 5 Jan. 1.1.) eveneens een illustratie geeft van allerlei kleine, vergeten bijzonderhe den in het Oude en Nieuwe Testament. Prof. Sizoo is nadrukkelijk didactisch; een enkele maal iets tè veel, maar door gaans toch zo warmhartig, dat hij als inleider een onvergelijkelijke figuur is. Prof. dr. A. Sizoo, hoogleraar aan de V.U., is als Hellenist en klassiek philoloog niet anders te kenschetsen dan als een vakgeleerde, die in zijn studierichting opgaat. Niettemin schrijft hij in het voorwoord van zijn boek „Herleefd Verleden": „Ik deel de overtuiging van hen, die menen, dat de klassieke phi- lologie er juist in deze tijd goed aan doet te doen zien, dat ze niet het dorre en excentrische vak is, waarvoor velen haar aanzien, De diepere waarde van deze wetenschap ligt elders en heeft geen populaire apologie nodig, maar niets let haar de vruchten van haar arbeid aan brede kring aan te bieden en zo te doen zien, dat het ganse volle mensenleven haar interesseert en voor werp is van haar studie. Dat zij zich niet alleen bezig houdt met koningen en keizers, staatslieden en veldheren, dichters en redenaars, maar ook met de doodgewone mensen, kan dit beschei den boek tonen." Het bevat, zoals de ondertitel aangeeft, een aantal „schet sen uit het dagelijkse leven van 2000 jaar geleden." Onder klassieke philologie kan men verstaan de bestudering van de Grieks- Romeinse cultuur aan de hand van de geschriften, die ons uit de Oudheid zijn overgebleven. In engere zin is philolo gie tekstinterpretatie. Als teksten ko men dan op de eerste plaats in aanmer king de werken van klassieke denkers en dichters. De modern-wetenschappe lijke bestudering hiervan kan bogen op een traditie van eeuwen. Zij neemt een grootse aanvang in de tijd van het Hu manisme, in het kader van de Renais sance, omstreeks 1300. Zij bleef in we zen een studeerkameraangelegenheid. Totdat archeologen met de speurzin van detectives de spade zetten in de ver weerde lava die het Romeinse Pompeji bedolven hield en zij een stad bloot legden, die haar „gedachten in steen" prijs gaf. Toen in 1822 Champollion de hiëroglyphen op de zogenaamde steen van Rosette ontcijferd had, was de be langstelling voor Egypte voorgoed ge wekt en ging men ook daar in de droge bodem graven. En wat vond men, keu rig geconserveerd? Een weelde aan pa pyri. die de paleografen, of oudschrift kundigen, aan het werk zetten. Duizen den en duizenden brieven, geschreven OP het uit de papyrusplant vervaardig de papier der Oudheid. Schriftstukken, die ons, onbevangener dan een wijsge rig of oratorisch meesterwerk dit kan doen, inlichten over het leven der men sen in die ondergegane samenleving, welke men algemeen de Hellenistische noemt. Een Pompejaanse kwitantie, gegrift in een wastafeltje, een Egyptisch hu welijkscontract on onvergankelijk pa pyrus, zij openbaren ons een geor dende maatschappij, die zich, alle ver schillen in tijd, plaats en handeling ten spijt, niet wezenlijk onderscheidt van het schouwtoneel, dat ook heden de menselijke samenleving is. En dan spreken we hier nog niet over de op gravingen in Palestina en in de vele steden van Klein-Azië. waar men steeds nieuwe en wonderlijke gegevens aan het licht brengt. Er is hier sprake van een uitgebreide beschavingskring rond om de Middellandse Zee, mèt het Grieks als opperste voertaal. Kennis making met het leven in die kring kan met name een beter verstaan van het Nieuwe Testament in de hand werken. Prof. Sizoo, zich hiervan haast als van een roeping bewust, heeft in een tweetal boeken, „De antieke wereld en het N. T." en „Uit de wereld van het N. T.", zijn bijdrage hiertoe gele verd. Als auteur is hij een originele geest met een vruchtbare verbeelding. Deze eigenschappen hebben hem ook als journalist gekenmerkt, toen hij enige jaren geleden voor een dagblad een klassieke Kerstbijdrage ontwierp Advertentie de'ecW een paar inlichtingen over haar in te winnen, alvorens haar een bezoek te brengen. Hierbij moest hij rekening houden met de mogelijkheid, dat zij zich hem nog herinneren kon als vriend van Jack. Dan moest zij het toch minstens een beetje vreemd vinden, als hij haar nu, na zoveel jaren, in dit kleine plaatsje, als een oude bekende Nederlandse levenskunst Zoals prof. Sizoo zich a.h.w. veront schuldigt door te zeggen, dat keizers, koningen, veldheren en staatslieden niet de helden van zijn verhaal zijn, zo ongeveer verontschuldigt zich ook An ne H. Mulder over de mensjes die de hoofdrol spelen in haar „Zeven eeuwen Nederlandse levenskunst, een geschiede nis van het dagelijks leven": „Als ik maar wist, hoe ik ze aan u voor moet stellen Maar ze zijn onwillig, onhebbelijk en onhandelbaar, ze deserteren uit de ge lederen der historie, ze glippen tussen de regels der kronieken uit en we kun nen er slechts nu en dan een arresteren in een oude stadsrekening, op een mo deprent of achter de vitrine van een mu seum. Ze vluchten, wanneer hun op de man af een jaartal wordt gevraagd; ze ontwijken glimlachend de mens, die-hun geschiedenis te boek wil stellen. Im mers voor geschiedschrijving zijn klin kende namen nodig, zeggen zij en veld slagen, die het land van de Oost- tot de Westgrens in vuur hebben gezet. Daar voor zijn heidense volksverhuizingen no dig en koningen met een stamboom zo uitgebreid, dat men die nog niet op een achtvoudig-toegeslagen blad kan zet ten. En jaartallen zijn er nodig, vooral veel jaartallen, want een mens moet toch iets uit z'n hoofd kunnen leren. En dan oude, lange kronieken, waarvan het be gin onleesbaar is, met om de honderd regels een verovering en om de duizend een revolutie en hier .en daar tussen veel roemruchte namen een geurende, rode roos Hiermee zijn stijl en opvatting van Anne H. Mulder getypeerd. Deze schrijfster bestaat het geschiedenis te schrijven over mensen „wier enige hel dendaad misschien een onbetaalde re kening en wier enig monument een ge broken hart is geweest." an haar „Zeven eeuwen Neder landse levenkunst" is dezer da gen het vierde deel verschenen, handelend over de tijd van de Franse Revolutie in ons vaderland. ,JDansons la Carmagnole" 2)voor de melodie van dit bloedrode levenslied, dat men dans te voor de spiegels in Versailles en rond de guillotine, schrijft zij de Nederlandse vertaling. Dat wil zeggen: „In Holland heeft men het Frankrijk van de acht tiende eeuw hartstochtelijk geïmiteerd." Anne H. Mulder laat het blijken uit al les. Uit kapsel en kleding, uit het roco co van trapleuningen en plafonds, met daarna de terugkeer tot de klassieke stijlen. Hier komen Pompeji en Hercu- laneum nog even aan de orde, want de ontdekking van deze steden in 1748 heeft een modieuze oudheidsmanie tengevol ge gehad. Het meest Hollands kan Anne H. Mulder zijn in haar beschrijving van de porseleinfabriek van dominee Joan nes de Mol in Oud-Loosdrecht en in haar uitweiding over Befje Wolff en Aagje Deken. Deze schrijvende vrouwen waren op het stuk van opvoedkundige nuchterheid haar tijd ver vooruit. Spre- Prof. dr. M.. Sizoo. kend over heur beider romans in brie ven, betoogt Anne H. Mulder: „Hier be moeit zich in feite de Nederlandse lite ratuur met de babyverzorging. In haar privé correspondentie ging Betje Wolff het ganse gilde van bakers, minnemoers en wat dies meer zij, te lijf, „ouwe wij ven", „eeuwigduurende kakelmachines", die ze de tong zou willen doen afsnij den." Zij maakten het dan ook wel bont met hun kruiken, stoven, pelzen, pot dichte ramen en andere aanslagen op het,leven van de borelingskes. Terug naar de natuur, wordt de nieuwe leuze, niet als gevolg nieuwe modes en nieu we excessen, waartegen Abraham Blankaart, oom van Sara Burgerhart, zijn stem verheft: Zuigelingen pardoes na de geboorte in een emmer koud wa ter stoppen en zó dun kleden, alsof „zij bijna in den Hof van Eden tegen het Oosten adem haalden", dit gaat niet, vindt hij, en hij zendt zijn nichtje de groeten uit Parijs. Dit geschiedenisboek van de neer landica Anne H. Mulder is een staaltje van literaire journalistiek in optima forma. Historische vertelkunst, die het nuttige met het aangename verenigt, dode feiten leven inblaast, en de anoni miteit van alledagsmensen van naam en toenaam voorziet. NICO VERHOEVEN 1) Prof. dr. A. Sizoo: „Herleefd Ver leden". Uitg. J. H. Kok N.V., Kampen 1951. 2) Anne H. Mulder: Zeven eeuwen Ne- derlandsche levenskunst, compleet in vijf delen. Deel IV „Dansons la Carmagnole". N.V. Ban. Querido's Uitg. Mij., Amsterdam. k;W.:V gHi?-.; mmÊÊfêêÈ In het Mathematisch Centrum te Amsterdam heeft de minister van O., K. en W., prof. dr. F. J. Rutten, vanmorgen de officiële ingebruikselling verricht van een eiectronisch en mechanisch werkende vol-automatische rekenmachine, die in één-achtste seconde de uitkomst van eenvoudige bewerkingen als optellen en aftrekken berekent en die ongeveer drie-tiende seconde doet over een vermenig vuldiging van twee getallen, elk van tien cyfers. Behalve dat, voert de twee meter hoge en vijf meter lange machine, de meest ingewikkelde berekeningen uit, zoals integraalrekeningen en logarythme-nemen en dat alles met gebruik making van slechts twee cijfers, de 0 en de 1. k de oude juffrouw Marsh, voelde hij kwam opzoeken. niets. En toen zei mijn vrouw, dat we Hij voelde, dat hij hier heel voor- De grote tuinkamer dus, zei mr. daj. dan met u moesten bespreken. Ziet u zichtig te werk moest gaan. Hij troost- Brooks. Daar is niets tegen, mr. Fiel- mijnheer Fielding, die kamer boven is tc zich echter met de gedachte, dat het ding. Ik zal Lisette direct de kamer in „Gzcpig ingericht, daar ontbreekt het toeval hem misschien, zoals zo dikwijls orde laten maken. niet aan> maar meneer Lonsdale had de jn 7,jjn leven, te hulp zou komen. Dat is best, zei de detective. kamer niet zelf gekozen. En nu wil hij In de kamer naast hem hoorde hij nu Ik ga dan eerst een kleine wandeling 7jcb hier voor onbepaalde tijd inrich- wat beweging. Ook de deur tegenover maken. Daarna kom ik terug, om wat ten en hy weet njet hoelang u hier hem was al een keer open gegaan- m- uit te pakken, en dan zal het wel zo bjjyt derdaad, in de loop van de avond wa- langzamerhand tijd worden om bij u te 'En' nu wjjt u hem graag terwille ren er 'nóg een paar gasten gekomen: zijn, omdat hij een goede klant belooft een handelsreiziger uitBristol, en een te worden! (De detective schaterde het gepensionneerde v>nnfdamblenaar uit.) Nu mr. Brooks, zeg maar aan mr. Lonsdale, dat hij deze kamer mag heb ben. komen eten. U neemt 't me toch niet kwalijk, mijnheer? zei mr. Brooks een beetje ongelukkig. Werkelijk als ik hoofdambtenaar Londen met vrouw en kind. Ja ja. ae zaken gingen goed voor het echtpaar Brooks! Het was nog wat te vroeg om «aar beneden te gaan. Mr. Fielding stak een pijp op. en zette zich voor het vcnst"' Over het platte dak van de rechter- Het sloeg vijf uur in de eetzaal. Mr. Fielding had juist een beetje orde ge steld op zijn bezittingen en wilde nu de lamp uitdraaien, om zich naar de gelag kamer te begeven, toen er aan de deur werd geklopt. Hallo! riep hij. De waard kwam binnen. Hij zag er ietwat ontstemd uit. zei de detective opgeruimd. Ik laat mr. aaa" zijkant van het huis- Ik vraag u duizendmaalom ver- Lonsdale het rijk alleen hier. en ver- onwillekeurig gingen zijn gedachten ontschuldiging. mijnheer, begon hij. Het huis naar kamer 7. In een ogenblik heb „penblik uit naar die goede Au- is een vervelende kwestie, maar ik moet ik alles weer ingepakt, en dan kom ik die met aiie geweld de tuin- nu eenmaalEnfin, om kort te gaan, bij u eten. Daarna ga ik nog even uit, UT"! 'had willen hebben. De detective ik kwam u vragen, of u er op tegen zou eii als ik terugkom, neem ik bezit van „lirnlachte als hij aan het onbeholpen hebben, uw kamer te ruilende kamer boven. verzoek van zijn gastheer dacht. Dan Te ruilen? zei mr. Fielding ver- Dank u, meneer Fieldmg. zei de dwaaiden zijn gedachten af naar zijn wonderd. Hoe zo dat? En met wie? waard opgelucht. Dank u hartelijk mijn- de vriend Jack. die vanuit de Wel, kijk, mijnheer, zei mr. Brooks heer. vreemde een dringend beroep op hem bedremmeld, het is maar een verzoek Inspecteur Fielding was de volgende had gedaan. Nee, zijn vriend kon ge- ziet u, maar meneer Lonsdale, dat is die morgen reeds vroeg overeind. Hij had rust zijn, voor wat de inwilliging van meneer uit Australië, heeft daar straks uitstekend geslapen. Hij zette het raam zijn verzoek betrof. De inspecteur was aan mijn vrouw gevraagd, of we mis- wijd open, om de heerlijke herfstlucht -vastbesloten alle pogingen m het werK schien een kamer gelijkvloers voor hem binnen te laten, begon óp zijn gemak te stellen om deze moeilijke zaak na hadden, zodat hij gemakkelijk in en uit toilet te maken- Onderwijl dacht hij na zoveel jaren alsnog tot oplossing to kon lopenover zijn program van actie voor dis brengen. Aha! Hij heeft dus de openslaande dag. Zijn wandeling van de vorige Mr. Fielding werd in zijn gepein. deuren van deze kamer gezien! zei de avond was niet veel meer dan een ver- gestoord door een bescheiden Kloppen detective vrolijk. kenningstocht geweest. Hij wist nu pre- op de deur. Dat denk ik ook, mijnheer, want cies, waar de weduwe Benson woonde, voor de kamer hiernaast, tussen u en en het leek hem het beste, allereerst (Wordt vervolgd). De ARRA-rekenmachine, waarvan de volledige naam luidt: Automatische Re lais Rekenmachine Amsterdam, is eigen lijk niets nieuws, want in Amerika kent men reeds enige jaren dergelijke appa raten, die bovendien sneller rekenen, zo als b.v. de Eniac-machine. Doch voor Nederland is het apparaat een totaal niéuw snufje, dat door medewerkers van het Mathematisch Centrum zelf is ver vaardigd. Deze zijn echter niet content met hen rekenwonder, en daarom zijn zij begonnen met de constructie van een nieuw, nog vernuftiger en snellere ma chine, die zal kunen wedijveren met de grootste ter wereld. Een beschrijving te geven van het apparaat is niet doenlijk; duizenden draadjes, tal van relais en electronen- buizen en een ingewikkeld systeem van lampjes bemoeilijken zulks te zeer. Het enige, waarover in grote lijnen iets te vertellen zou zijn, is de werking, die omdat zij zo menselijk is elk menselijk begrip te boven gaat. De machine verstaat alleen haar eigen taal: ogaven in het binaire stel sel, met de cijfers 0 en 1. Men legt haar het rekenprogramma van een gecompliceerd probleem voor op een telex-bandje. De machine leest dit en wanneer zij het heeft „begrepen" be gint zij het uit te rekenen op dezelfde wijze welhaast als een kind doet, dat zich de meest elementaire kennis van de rekenkunde nauwelijks eigen heeft gemaakt. Op het onthouden komt het neer ook bij de machine en daarom heeft men een „geheugen" voor haar bedacht, dat bepaalde tussenberekeningen door middel van magnetische veldjes vast houdt om ze later aan te wenden voor het verkrijgen van de uitkomst, welke keurig in het tientallenstelsel via een typemachine op papier wordt gezet. De gekste opdrachten kan men de machine laten uitvoeren, opdrachten evenwel, die steeds in dienst staan van de wetenschap, voor loonadministratie, berekeningen Van verzekeringspre mies, vaststellen en uitrekenen van be lastingen en zelfs bij het „voorspellen" van het weer. Thans heeft men de ma chine een zuiver theoretisch probleem voorgelegd, een probleem, dat de men sen nooit tot goede tevredenheid heb ben kunnen oplossen en waaraan zich Multatuli heeft gewaagd, toen hij zijn „Billioenenstudie" schreef. De opgave luidde namelijk: het langs wiskundige weg berekenen van het toeval, een werk waaraan tientallën goedgecoör- dineerde rekenaars misschien jaren bezig zouden zijn, maar dat de ma chine als in een handomdraai klaar speelt. Al deze facetten van het rekenmonster werden uit de doeken gedaan door prof. dr. ir. A. v. dl Wijngaarden, die met een groepje jonge physici ongeveer vier jaar aan de machine heeft gewerkt. Z. H. Exc. de Aartsbisschop-Coadju tor zal in de komende week alleen Maandag en Woensdag, en wel alleen na afspraak, audiëntie verlenen. Dezer dagen heeft de gezant van Zwe den in ons land, de heer J. de Lager- berg het officiers-teken van de Vasa-or» de overhlndigd aan mr. S. Roest Crol- lius, die gedurende vele jaren de juri dische raadsman van het gezantschap geweest is.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1952 | | pagina 3