IMoet het Humanistisch Verbond met de
Kerken gelijkgesteld worden
(W
(C/ fZ
Belangrijke conferentie van Ned. Gesprek Centrum
De beginselverklaring van het Nederlands Humanistisch Verhond stelt vast, dat
de humanistische levensbeschouwing een zinvolle vormgeving zoekt naar de
visie op wereld, leven en mens „zonder daarby uit te gaan van het bestaan van
God". Dit humanisme moet, naar het oordeel van Huxley, in Augustus 1.1. uit
gesproken op het Internationaal Humanistisch Congres te Amsterdam, „de nieuwe
wereldreligie worden, omdat de wereld hieraan behoefte heeft en niet aan een
theologie, waarbij geloof in een bovennatuurlijke god of goden te pas komt." Het
is duidelijk, dat deze, ook in ons land snel groeiende, beweging een principiële
uitdaging richt tot het Christendom, die met een even duidelijke beginselverklaring
dient te worden beantwoord. Daar het H.V. in Nederland met alle kracht streeft
naar staatsburgeriyke erkenning en vooral officieel gesubsidieerde geestelijke
verzorging wil verwerven voor de buitenkerkelijken, met name in het leger en
de gevangenissen, heeft het N.G.C. dit thema in studie genomen en op zijn laatste
conferentie te Oosterbeek diepgaand besproken. «Het uitgangspunt van de dis
cussie vormde de vraag of het geloof der Christenen en de overtuiging der Hu
manisten op één lijn kunnen gesteld worden. Dé studiecommissie, die onder voor
zitterschap van prof. dr. Th. L. Haitjema het resultaat van haar voorafgaande be
sprekingen bekend maakte, bestond uit twee Rooms-Katholieken, vier Hervorm
den en twee Humanisten.
Het behoeft nauwelijks te worden ge
zegd, dat eenstemmigheid over dit pro
bleem niet werd bereikt. Ook niet in
de studiecommissie, al waren de leden,
die op een of andere wijze wel iets voel
den voor gelijkschakeling, zich goed be
wust, dat hierin een zeer reëel gevaar
school voor het behoud van het Gods
geloof onder ons volk. De Humanisten
wezen natuurlijk de redenering der
christenen, die steunde op de objectieve
waarheid van het Godsbestaan, beslist
af, en noemden deze een subjectieve
overtuiging, die voor hen geen dwingen
de waarde bezat. Na de discussies-in-
secties van de gehele vergadering bleken
er nog meer verschillende opvattingen te
bestaan. Sommigen spraken zich zonder
voorbehoud voor gelijkschakeling uit
met alle consequenties van dien; anderen
waren van oordeel, dat de ontwikkeling
toch niet tegen te houden was; daarom
kon men beter nu met een royale geste
zijn instemming betuigen, dan later
noodgedwongen toegeven.
De feitelijke neutraliteit van de staat
voelde prof. dr. A. A. van Ruler als een
bezwaar tegen het onthouden der gees
telijke verzorging van buitenkerkelijken
aan de Humanisten. Spreker noemde het
onelegant, wanneer de neutrale staat af
wijzend zou beschikken over een ver
langen, dat een bepaalde bevolkings
groep volkomen rechtmatig acht. Als
Christen kon hij zich echter niét ver
enigen met een gelijkstelling zonder
meer. Misschien lag dan wel een moge
lijkheid tot oplossing in het accepteren
van twee verschillende categorieën: een
voor „godsdienstige" en een voor „gees
telijke" verzorging. Prof. Haitjema stel
de vast, dat er elementen zijn in onze
wetgevihg, die als discriminatiefactorcn
doorwerken tussen „godsdienstige" ver
zorging en „geestelijke" in humanistische
zin. Vodrdat deze elementen opgeruimd
zijn, achtte hij gelijkstelling niet verant
woord. De vraag werd vervolgens ge
steld of men de centrale levensovertui
ging van het humanisme niet kon zien
als bondgenoot in de strijd tegen het ni
hilisme. Dan was er alle reden tot een
toegeeflijke houding.
Vervolgens kwam de principiële kwes
tie over de grondslag van de staat ter
sprake. Deze beheerst, volgens de katho
lieke opvatting, de hele houding t.o.v.
het humanisme. De Staat moet een gees
telijke grondslag hebben, met een staats
rechtelijke vorm. Goede orde, openbare
zeden, noch achtbaarheid, volstaan daar
toe. Ook niet de moraal alléén, want dan
zou de Staat teveel gefundeerd worden
in de mens. Er is een volle geestelijke
grondslag nodig, die tegelijk grens is,
en dus het verabsoluteren van de Staat
voorkomt. Dat kan alleen God zijn.' En
voor God aldus prof. van Ruler
hoeft men minder bang te zijn dan voor
de mens, die altijd nog iets demonisch
in zich heeft.
De christenen eisen, dat de geestelijke
grondslag van de staat God ge
meenschappelijk wordt aanvaard. Wan
neer de Humanisten beweren, dat zij
dan uitgeschakeld zijn, stellen de chris
tenen, dat het niet-aannemen van God
hen buitensluit. Daarmee kunnen zij
oncfer geen voorwaarde vrede hebben.
Het katholieke standpunt werd op
het podium verdedigd door prof. dr. A
F. van Leeuwen S.J. en prof. dr. B. van
Bilsen O.F.M. Beiden kwamen, hoewel
enigszins verschillende redenerend, tot
de conclusie van besliste afwijzing der
gelijkstelling. Prof. van Leeuwen ging
uit 'van het feitelijke verschil in over
tuiging onder het Nederlandse volk. De
R.K. Kerk is wel de enig ware en heeft
dus alleen het recht door de staat te
worden erkend, toch hebben zich in de
loop der tijden zoveel andere opvat
tingen ontwikkeld, dat men t.o.v. de er
kenning hiervan een compromis kan
sluiten, mits deze afwijkende opvattin
gen qualitatief, quantitatief en histo
risch voldoendte belangrijk zijn. Dit is
o.a. het geval met het Protestantisme.
Een nieuw compromis eist daarom een
zeer ernstige reden. Die bestaat niet
voor het humanisme, zeker niet daar
dit principieel weigert rekening te
houden met God.
Prof. dr. van Bilsen achtte, o.i. te
recht, de theorie over het compromis
te spoedig in het geding gebracht. Zij
lijkt niet nodig, omdat een redenering,
uitgaande van het ideaal der goddelijke
opdracht, voldoende overtuigingskracht
bezit. Volgens de katholieke leer is er
slechts één kerk door Christus gesticnt,
de Kerk van Rome. In en door die Kerk
de in Christus begenadigde mensheid
komt de mens tot het eeuwig geluk
in God. Evenals Christus heeft die Kerk
de pretentie „de weg, de waarheid en
het leven", en bijgevolg, zonder enige
reserve, de éne, ware, bovennatuurlijke
godsdienst te zijn. Er is wel een deel
waarheid in andere kerken en andere
godsdiensten, maar zij zijn geen ware
kerken, geen ware godsdiensten.
Aan Zijn Kerk heeft Christus de op
dracht gegeven Zijn leer onder alle
mensen te verbreiden en hen voor dwa
ling te behoeden zoals Gods Geest zelf
Zijn Kerk hiervoor vrijwaart. Wanneer
dus een stroming het gelóóf in Gods
bestaan ondermijnt, moet deze princi
pieel bestreden worden. Op uitsluitend
ideële motieven, nooit uiT~m3chtSOVefL
wegingen. Het-"ideaal is ons door God
gegevernT,ezamen met de uitdrukkelijke
opdracht uit alle kracht naar de verwe
zenlijking daarvan te streven.
Als katholiek verklaarde spreker zich
daarom een beslist tegenstander van de
gelijkstelling van het H. V. met de
kerkgenootschappen. Zelfs dan wanneer
het H. V. gelijkberechtigdheid zou ver
krijgen door genoegen te nemen met
twee aparte categorieën. Die twee ver
schillende noemers zijn een formele
kwestie, welke niets aan de zaak ver
andert. Geestelijke verzorging door het
H. V. is dus af te wijzen.