Millioenen-nota begroting 1953
Op gunstige betalingsbalans
kan men niet blijvend rekenen
Staatsschuld
sterk gedaald
BEGROTING IN CIJFERS
Defensie eist nog zware offers
Met de hoed in de
hand komt men...
r
ramingen
meer dan 5 milliard
Achterstand belastingen is
vrijwel ingehaald
STERKE CONSOLIDATIE
VAN GEMEENTESCHULD
-Besteding inkomsten -
van het Rijk
Inhaal achterstand militaire uitgaven
zal beroep doen op financiën
Staat
als werkgever
Belangrijke achterstand moet ingehaald worden
Ook in 1953:
J
Wederom gunstiger
handelsbalans
DINSDAG 16 SEPTEMBER 1952
PAGINA 5
>ninl5?
In zijn slotbeschouwing scheisi de Minister van Financiën
de ontwikkeling der Nederlandse economie in hei afgelo
pen jaar, in hei licht waarvan de Rijksbegroting 1953 dient
ie worden beoordeeld.
Geconstateerd k^n dan worden, dat de Nederlandse eco
nomie thans een aanmerkelijk evenwichtiger beeld ver
toont dan een jaar geleden en dat mei name in hei verloop
van de betalingsbalans een verheugende wijziging ten
goede is ingetreden.
Sedert 1950 met
3 Vi milliard
fl. 1500 millioen
militaire uitgaven
-
Uitgaven van het Rijk in procenten van het Nat. Inkomen
wMMMmmm
WW/MMMM
■WSM/A////M
v/mmmm
1
wMmm
1
WMMWM
W///MMPM
-
f:»
Geen antwoordstukken
naar Indonesië
W
e#
ef
dl
lie'
e»
tl'1.
l
V<
4(1""
i e?1!'
De externe positie van Nederland blijft vragen
om voorzichtigheid
Voor dit laatste bestaan vele aanwij
zingen. Het dekkingspercentage van de
internationale handel, dat over de eer
ste zeven maanden van 1951 66 beliep,
is over dezelfde periode van het lo
pende jaar gestegen tot 92. Het via de
Europese Betalings Unie verrekende
betalingsverkeer, dat in de periode Ja
nuari tot en met Juli 1951 voor Ne
derland een tekort had opgeleverd
van 720 min., vertoonde in dezelfde
maanden van 1952 een overschot van
1.126 min. De schuld aan de E.B.U.,
Welke ultimo Juli 1951 730 min. be
liep, maakte plaats voor een vordering
Welke per 31 Juli 1952 was opgelopen
tot 654 min. De omvang van de goud
en deviezenvoorraad overschreed in de
eerste week van Augustus 1952 de 3
mrd.. nadat hij ruim een jaar tevoren
minder dan 900 min. had bedragen.
Tegenover deze verbetering staat,
dat de druk der militaire inspanning
onverminderd blijft voortbestaan en
selfs nog in betekenis zal toenemen.
Bovendien valt er enige teruggang in
de binnenlandse productie en een toe
neming van de werkloosheid te consta
teren. in een jaar tijds liep de indus
triële productie met bijna 2.5% terug,
terwijl het aantal werklozen gemiddeld
43.000 hoger was.
...^"middels zijn op grond van de feite-
a'-nt ?ntw'kkeling der werkloosheid een
tend rnaatregelen genomen, die gro-
een belasting betekenen van
v- ttijksbudget, hetzij door verhoging
"n tutgaven, hetzij door verlaging van
inkomsten. Als zodanig kunnen o.m.
worden genoemd de additionele uitga
ven voor openbare werken, zomede de
voorschotten aan lagere publiekrechte
lijke lichamen ten behoeve van de werk
verruiming, de versnelling van de oor
logsschade-uitkeringen en de extra fi
nanciering van de bouw van premiewo
ningen, terwijl daartegenover een aan
tal belastingfaciliteiten zijn verleend,
niet name ten aanzien van de omzet
belasting en de tabaksaccijns. Met deze
maatregelen was in totaal een bedrag
gemoeid van ca. 200 min. Daarnaast
zijn ook andere belastingverlagingen
van kracht geworden, resp. voorgesteld,
toi een gezamenlijk bedrag van ca. 120
min., welke weliswaar niet rechtstreeks
de werkverruiming tot doel hebben,
doch niettemin, hetzij vanwege hun
strekking zoals de faciliteiten in ver
band met de exportbevordering het
zij uitsluitend vanwege hun koopkracht-
verruimende werking, de werkgelegen
heid ten goede kunnen komen.
Beziet men nu de in de naaste toe
komst te verwachten ontwikkeling,
dan verdienen de volgende punten de
aandacht:
In de eerste plaats de nog steeds
bestaande achterstand in de militaire
uitgaven, welke als het ware de ont
wikkeling in het jongste verleden
heeft geflatteerd. Het geleidelijk op
peil komen van deze uitgaven bete1-
kent een aanzienlijke belasting der
overheidsfinanciën. Daarnaast staat,
dat in het afgelopen jaar belangrijke
bedragen aan de circulatie zijn ont
trokken als gevolg van het inhalen
van achterstand in de belastinghef
fing; voor het jaar 1953 kan evenwel
op een bate van enige betekenis uit
dezen hoofde niet meer worden gere
kend.
Bij het beoordelen van de geschetste
ontwikkeling moet men in aanmerking
hemen, dat de recente verbetering van
het betalingsverkeer met het buitenland
ten dele is tot stand gekomen onder in
vloed van factoren, die geen permanent
karakter dragen- Met name wijst de
minister op het relatief lage niveau van
de invoer.
Voorts dient te worden bedacht, dat
de Nederlandse export, alhoewel zij
zich tot dusverre bevredigend heeft
kunnen ontwikkelen, nog steeds kwets
baar is. Te denken valt hierbij o.m. aan
de geringe geografische spreiding en
Dat de Staat nog een van de groot-
ste, zo niet de grootste werkgever
van Nederland is kan men constateren
hit de thans ingediende Mïllioenen-
nota 1953. Begroot wordt n.l., dat in
1953 op de verschillende departemen
ten in totaal 102.363 man burgerlijk
rVkspersoneel werkzaam zal zijn, tegen
9.304 in 1952. Hierin zijn niet begre
pen ca. 10.000 personen zoals militai-
veii, werksters, langdurige zieken enz
een splitsing van het personeel
tan men constateren, dat op de niet
militaire departementen 77.523 perso
den in 1953 werkzaam zullen zijn
fe9en 76.765 personen in 1952 In 1946
bedroeg het personeel op deze depar-
frnenten 122.826 personen. Oorlog en
;or'ie zullen in 1953 aan 24.840 per-
new arbeid geven tegen 22.539 per-
s°nen in 1952. In 1946 bedroeg dit
antui nog slechts 8.192. Zoals men
mil-itS- 'let Personeel van de niet-
aprf ,re departementen sedert 1946
a-rnht me£ ruim 39 pet. Het aantal
n>en: a-ren op de utilitaire departe-
V 2o J. Jin sedertdien evenwel met ca.
Pet. gestegen.
aan de opkomende concurrentie van
andere landen,
De hierboven genoemde factoren
lijken, naar het oordeel van de Mi
nister, de conclusie te wettigen, dat
op een zo gunstige betalingsbalans-
positie. als Nederland in de afgelo
pen twaalf maanden heeft gekend,
niet blijvend kan worden gerekend
en dat men de spectaculaire verbete
ring van de goud- en deviezenpositia
stellig niet mag zien als maatstaf
voor de toekomstige ontwikkeling
van de Nederlandse economie. Voor
zichtigheid ten aanzien van Neder
lands externe positie blijft dus ge
boden.
Voorkomen dient te worden, dat de
deviezenreserves opnieuw als gevolg
van een evehwichtsverstoring een aan
zienlijke aderlating zouden ondergaan.
Dit neemt niet weg, dat binnen de al
dus gestelde grenzen het handhaven
van een hoog niveau van werkgelegen
heid een van de voornaamste doelstel
lingen blijft van het Regeringsbeleid.
Maatregelen op korte termijn, zoals
die, welke in de afgelopen maanden zijn
getroffen, kunnen hierbij een tijdelijke
verbetering van de werkgelegenheids
situatie bewerkstelligen.. Een funda
mentele oplossing van het probleem
verschaffen zij echter niet. Men zal
niet uit het oog mogen verliezen, dat
het vraagstuk van de werkgelegenheid
in Nederland, gegeven de snelle toe
neming van de beroepsbevolking, voor
al een structureel karakter draagt.
Afgezien van een actieve emigratiepoli-
tiek zal men daarom de oplossing
vooral moeten blijven zoeken in een
krachtige industrialisatiepolitiek, ge
steund door maatregelen ter bevorde
ring van de export.
De conclusie lijkt gewettigd, dat het
misplaatst zou zijn, op grond van de in
het recente verleden bereikte verbete
ring van de betalingsbalans te optimisti
sche verwachtingen te koesteren ten
aanzien van de ontwikkeling in de
naaste toekomst. Bij bet bepalen van het
budgetaire beleid dient met name ten
aanzien van voorstellen, die zouden
leiden tot hogere uitgaven, dan wel
lagere inkomsten, mede met dit pers
pectief rekening te worden gehouden.
De daling van de totale Staatsschuld j
die in de 12 maanden eindigende 30
Juni 1951 1.711 min. gld. had belopen,
heeft zich in de periode 1 Juli 195130
Juni 1952 verder voortgezet, ditmaal
met een bedrag van 1.795 min. gld. Se
dert 30 Juni 1950 is de totale schuld
derhalve met niet minder dan 3% mrd.
gld. gedaald. Naar het oordeel van de
Minister van Financiën draagt deze
ontwikkeling in belangrijke mate bij
tot vergroting van de financiële stabi
liteit van ons land, te meer omdat ge
lijktijdig een stijging in het nationale
inkomen en het nationale vermogen
valt te constateren. De totale schuld
per 30 Juni 1952 bedraagt 23.618 min.
gld.
Oorspronkelijk Herzien be- Ontwerp-
vastgestelde
begroting 1952
3.779
4.702
923
Omschrijving
GEWONE DIENST
Uitgaven
Middelen
Voordelig saldo
BUITENGEWONE DIENST I
(Uitgaven en ontvangsten van
aflopend karakter)
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
GEWONE DIENST EN BUITENGEWONE
DIENST I
Uitgaven 4-792
Middelen
Voordelig saldo
LANDBOUW-EGALISATIEFONDS
Nadelig saldo
GEWONE DIENST, BUITENGEW. DIENST I
EN LANDBOUW-EGALISATIEFONDS
Voordelig saldo
BUITENGEWONE DIENST II
(Kapitaalsuitgaven en -ontvangsten)
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
GEHELE DIENST
Uitgaven (inclusief nadelig saldo
Landbouw-Egalisatiefonds)
Middelen
Nadelig saldo
grotingsbeeld
1952
4.061
5.098
1.037
begroting
1953
4.061
4.763
702
513
807
579
10
43
88
503
764
491
4.292
4.868
4.640
4.712
5.141
4.851
420
273
211
110
76
80
310
197
181
844
1.094
896
272
286
273
572
808
623
5.246
6.038
5.616
4.984
5.427
5.124
262
611
492
Ook de begroting 1953 staat in het
teken van de Noord-Atlantische
defensie-inspanning en zullen,
aldus de minister van Financiën in zijn
nota, wederom zware offers van ons
volk worden gevraagd ten behoeve van
zijn militaire bijdrage aan de verdedi
ging van de Westerse wereld. Zoals
reeds eerder is uiteengezet, geeft een
jaarlijks bedrag van f 1.500 milln. aan
uitgaven voor militaire doeleinden de
maximale inspanning weer, welke Ne
derland kan bijdragen, zonder zijn
financiële, economische en sociale om
standigheden al te sterk in ongunstige
zin te beïnvloeden.
In het kalenderjaar 1951 hebben de
militaire uitgaven in totaal f 1.100 milln
bedragen, terwijl deze in het eerste half
jaar 1952 ca. f600 milln. beliepen. Hier
uit moge blijken, dat evenals in andere
landen, het niveau der defensie-uitgaven
in deze eerste jaren niet onbelangrijk
bij het geraamde bedrag is achtergeble
ven. Een en ander betekent evenwel,
dat in de komende jaren belangrijk
grotere bedragen zullen moeten worden
besteed, groter niet alleen dan in de
jaren 1951 en 1952, doch eveneens groter
dan in de Begroting 1953 en 1954 wor
den geraamd, daar ook de toegestane
restanten van de vorige jaren zullen
moeten worden gerealiseerd in het kader
van het totale defensieplan groot f6
milliard, te verdelen over de jaren 1951,
'52, '53 en '54.
Bij het hoofdstuk Defensie zijn de
navolgende cijfers opgenomen voor de
uitgaven in 1953 binnen het raam van
het defensieplan:
Gewone Dienst Buiten
en Buitengewone gewone
Dienst I
Dienst II
1952
1953
1952
1953
Algem. uitgaven 77.4
55.1
0.4
46.5
Leger 702.2
713.0
72.3
81.7
Luchtmacht 213.5
222.4
40.0
18.3
Marine 192 8
205.9
131.6
95.5
Bescherming
bevolking 9.8
10.4
14.7
5.1
Mil. pensioenen
en wachtgelden 45.3
45.6
1.241.01
1.252.4
259.0
247.6
De begroting 1953 wijst hogere uitga
ven aan voor land- en luchtmacht. Deze
verhogingen vloeien voort uit de verdere
uitbouw van déze krijgsmachtonderde
len. De groeiende sterkte vindt haar
UITGAVEN
1046
1947
1948
1949
1950
1951
oorsprontrelijk 1952
herzien 1952
1953
1
1
'W////M////////A
1,
1
r i
0 10 20 30 40 50%
Tb te/» lengte der staven is 100 X uh. Nat. Inkomen
De consequenties van de afgelopen oorlog stempelen nog steeds hun invloed op de uit
gaven van het Rijk. Hoe groot deze invloed wel is komt bij enige benadering tot uitdruk
king in vergelijking tot het nationaal inkomen. Uit bovenstaande grafiek blijkt, dat in
het eerste na-oorlogse jaar de rijks-uitgaven niet minder dan 47 pet. van het totale natio
nale inkomen bedroegen. Sedertdien zijn de rijksuitgaven procentueel gedaald, totdat het
sedert 1949 eên vrij stabiele tendenz vertoont. Van 1949 tot en met 1953 schommelt het
percentage van 25 tot 29. In 1953 wordt het percentage geraamd op 26 pet.
Men moet hierbij echter wel met enige factoren rekening houden. Het nationale inkomen
in 2946 n.l. bedroeg slechts f 9,9 milliard en de staatsuitgaven f 4,6 milliard. Voor 1953
wordt het nationaal inkomen geraamd op niet minder dan f 21 milliard en de uitgaven
van het rijk op f 5,5 milliard. Met andere woorden dank zij de voortdurende toe
name van het nationaal inkomen kon het percentage van de staatsuitgaven van voor
noemd totaal dalen, terwijl, de staatsuitgaven zelfs niet onaanzienlijk toenamen. Een
tweede factor is, dat het huidige percentage weliswaar min of meer gestabiliseerd is ver
beneden het percentage van 1946, maar dat de rijksuitgaven in vergelijking tot het
nationale inkomen altijd nog aanzienlijk boven de vooroorlogse jaren ligt. In 1936 n.l,
bedroeg het percentage van de rijksuitgaven slechts 19 pet.
weerslag in de personeelsector, in be
paalde materiële bewapeningsuitgaven
en ten slotte in de investeringen in
nieuw-, aan- en verbouw van gebouwen
Ten aanzien van de Marine kan vooi
aanbouw van schepen met f 37 milln.
minder volstaan worden dan in 1952 be
schikbaar is. Dit vindt zijn oorzaak in
het feit, dat belangrijke bedragen, welke
in voorafgaande jaren onverwerkt zijn
gebleven, naar 1953 zullen worden overr
gebracht. Voorts zijn slechts in geringe
mate gelden aangevraagd voor nieuwe
werken.
Deze begroting, ingediend door
minister J. v. d. Kieft, is uiter
aard voor het grootste deel nog
het werk van minister Lieftinck,
die met de hoed in de hand maar
met de fez op het hoofd naar
Turkije is vertrokken als speciale
vertegenwoordiger van de We
reldbank. Met de hoed in de
hand komt men door het ganse
land, luidt een oud spreekwoord,
hoever men met de fez komt is
in onze taal niet spreekwoorde
lijk. Hoever de heer v. d. Kieft
zal komen zullen wij afwach
ten, hij zal geen gemakke
lijke taak hebben, na het vele
werk en de grote populariteit
(of kunnen wij van impopulari
teit spreken?) van zijn grote
voorganger. Overigens lijdt het
geen twijfel, dat minister J. van
de Kieft, die eveneens tot een
van de prominenten der Partij
van de Arbeid behoort, het be
leid van zijn voorganger op de
zelfde voet zal voortzetten, het
geen in deze millioenennota vol
doende duidelijk tot uiting komt.
4U -
De regeling, waarbij tussen Nederland en
Indonesië „antwoordstukken" konden wor
den verzonden, is dezer dagen vervallen.
Onder „antwoordstukken" wórden verstaan
die stukken, waarvoor de P.T.T.-diensten
machtiging konden verlenen, dat ze zonder
frankering konden worden teruggezonden.
De „antwoordstukken", die nog onderweg
zijn, zullen oP de oude voorwaarden wor
den behandeld.
Indonesië kent genoemde regeling al
leen voor het binnenland. Nu men in
Indonesië ook Nederland als buitenland
beschouwt, heeft men er gemeend de
regeling met ons land niet te moeten
bestendigen.
De belastinginkomsten, die de mi
nister van Financiën in 1953 van ons
Nederlandse staatsburgers denkt te
ontvangen bewegen zich volgens de ra
mingen in de millioenennota op het
welhaast traditioneel hoog niveau. Ge
raamd wordt nl. door de minister, dat
deze in 1953 in totaal f 5.022 min. zul
len bedragen. Dit bedrag is weliswaar
ca. f 50 min. hoger dan de oorspronke
lijke raming voor 1952, doch blyft aan
zienlijk onder de hc.rziene raming van
Het grote bedrag aan door de ge
meenten van institutionele en particu
liere beleggers en van de Bank voor
Nederlandsche Gemeenten opgenomen
leningen in het eerste half jaar van
1952 f 604 milln. tegen f 231 milln. in
In de hierbij geplaatste staat wordt aangegeven de besteding van de
Rijksinkomsten uit de verschillende diensten, verdeeld over de verschil
lende onderwerpen van staatszorg. De indeling van de begroting in hoofd
stukken, hoofdzakelijk overeenkomende met de Departementen van
Algemeen Bestuur, geeft geen zuivere verdeling weer van de kosten der
onderscheidene onderwerpen van Staatszorg. Voorts geeft bij wijziging
in de departementale indeling een vergelijking van de uitgaven der be
grotingshoofdstukken met vorige jaren een onzuiver beeld. In verband
hiermede is, evenals dit ook in de laatste jaren is geschied, een overzicht
samengesteld, waarbij de uitgaven van de thans geldende begroting en
die voor het komende jaar volgens een van de indeling naar Departe
menten onafhankelijke groepering naar onderwerpen van Staatszorg, zijn
samengevat.
Gewone Dienst, Buiten- Buitengewone
Onderwerpen van Staatszorg
gewone Dienst I en
Dienst II
Landbouw-Egalisatiefonds
1952
1953
1952
1953
1.241,0
1,252,4
259,0
247,6
Buitenlandse betrekkingen
47,1
53,2
0,2
1,0
Indonesië en overzeese Rijksdelen
78,5
95.1
0,4
Politie en Justitie
213,4
1,6
2,6
Onderwijs en cultuur
488,3
11,7
22,3
97,9
122,1
98,7
120,0
Verkeer
55,5
58.5
95,5
111,4
Handel en nijverheid
42,7
51,6
69,9
95,0
Land- en tuinb., veeteelt en visserij 74,7
99,0
11,2
12,0
Subsidiebeleid via het Landbouw-
80,0
Sociale voorzieningen, emigratie
10,6
en volksgezondheid
560,3
621,8
5,7
143,9
176,8
14,2
10,0
Herstel van oorlogsschade
381,0
429.4
3,0
1,9
Diensten van algemene aard
173,8
193,0
46,0
28,6
Niet toegerekende uitgaven voor
87,6
85,8
Nationale Schuld
561,4
471,4
226,9
233,1
Uitkering aan het Gemeentefonds
wegens derving van ondernemings
123,1
90,0
105,0
Totaal
4.401,9
4.719,9
843,6
896,5
geheel 1951 heeft er, evenals de uit
keringen van het Rijk aan de gemeen
ten, toe bijgedragen dat de vlottende
schuld van de gemeenten sterk is ver
minderd. Op 1 Januari 1952 bedroeg de
bruto vlottende schuld van de gemeen
ten tezamen niet minder dan f 1128,3
milln. Per 1 Aug. 1952 was deze reeds
gedaald tot f 698,9 milln.
De Minister van Financiën wijst er
op, dat de vlottende schuld ner 1 Au
gustus 1952 ad f 698 min. nog altijd
aanmerkelijk hoger is dan de vlottende
schuld der gemeenten per 1 Januari
1950 ad 535 min., zodat naar een verder
gaande consolidatie moet worden ge
streefd.
De thans bereikte situatie kan nog
niet als stabiel worden beschouwd,
omdat te veel eenmalige famtoren op
het aan de gemeenten verstrekte be
drag aan langlopende leningen en der
halve op de vermindering der vlottende
schuld invloed hebben gehad. De Mi
nister is verder van oordeel, dat een
ontwikkeling, zoal? deze zich in het
jaar 1951 heeft voorgedaan, slechts is
te vermijden, indien kapitaalswerken in
principe slechts dan door lagere pu
bliekrechtelijke lichamen worden on
dernomen, indien de financiering op
lange termijn daarvan genoegzaam ver
zekerd is.
Zoals dit in de laatste begrotingen
gebruikelijk is, wordt ook ditmaal in de
Millioenennota een staatsbalans per 31
December 1951 opgenomen. Hieruit
blijkt dat deze een verdere verbetering
heeft ondergaan.
Ditmaal is het nadelige balanssaldo
van f 10.689 milln. per 31 Dec. 1950
gedaald tot f 8.310 milln. per 31 Dec.
1951. Een verbetering derhalve van
f 2379 milln.
De vermindering vau het nadelige
balanssaldo en de daaruit voortvloeien
de verbetering van de balanspositie
komt ook tot uitdrukking in de ver
plichtingen op korte termijn enerzijds
en de liquide middelen en kortlopende
vorderingen anderzijds. Per uit. 1950
beliepen bedoelde verplichtingen
f 16.520 milln. en de liquide middelen
en vorderingen op korte termijn f 7130
milln, zodat een saldo resteert van
f 9.390 milln. Het vergelijkbare saldo
per uit. 1951 bedroeg f 7.731 milln., een
verbetering derhalve van f 1.659 milln.
1952 die een bedrag aanwjjst van niet
minder dan f 5385 milln.
De belastingramingen meer en detail
beschouwend, kan men constateren, dat
de minister een iets hogere raming
heeft vastgesteld voor de zgn. kost-
prijsverhogende belastingen, zoals om
zetbelasting, accijnzen enz. (alles in
vergelijking met de herziene raming
1952) want het totaal van deze belas
tingen wordt voor 1953 .geraamd op
f 2472 milln. tegen f 2460 milln. in 1952.
Hierbij wordt de omzetbelasting ge
raamd- op f 1200 milln. tegen f 1150
milln. in 1952, hetgeen overigens reeds
een eon aanzienlijk lagere raming be
tekende t.o.v. de oorspronkelijke ra
ming over 1952 van f 1300 milln.
Het totaal der belastingen op winst,
inkomsten en vermogen wordt aanzien
lijk lager geraamd n.l. f 2550 milln. in
1953 tegen f 2925 milln. in 1952. Dit
laatste bedrag was evenwel een mee
vallertje voor de minister, want de
oorspronkelijke raming bedroeg
„slechts'' f 2348 milln.
Men moet echter hierbij wel terdege
In aanmerking nemen, dat de geraamde
cijfers voor 1953 en de oorspronkelijke
raming 1952 exclusief de inhaal van be-
lastingarhtcrstand zijn, terwijl de her
ziene raming 1953 inclusief de inhaal
van belastingachterstand is. De minis
ter voegt er evenwel aan toe. dat voor
1953 slechts een gering bedrag wegens
inhaal van belastingachterstand ls te
verwachten. In 1952 bedroeg de Inhaal
f 337 milln.
Interessant is het nog op te merken,
dat van het totaal der belastingramin
gen ca. 23.7 pet. afkomstig zal zijn uit
omzetbelasting; waardoor deze voor
's ministers schatkist weliswaar een
van de belangrijkste bronnen van in
komsten is. maar toch altijd nog wordt
overtroffen door de inkomstenbelasting
tezamen met de loonbelasting resp. 17.3
pet. en 12.9 pet. totaal derhalve 30.2
pet. De gezamenlijke kostnrijsverho-
gende belastingen maken 49.5 pet. van
het totaal der belastingramingen en de
winst-, inkomsten- en vermogensbelas
tingen in totaal 50.5 pet.
Bij het opstellen der ramingen is re
kening gehouden met wetswijzigingen,
welke onlangs tot stand zijn gekomen
zoals de verlaging van de sigaren-
accijns, de herziening van enkele ta-
beHen der omzetbelasting en de facili
teiten voor giften aan charitatieve in
stellingen e.d. alsmede met wetswij
zigingen. welke bij de Staten-Gene-
raal aanhangig zijn gemaakt, zoals die
betreffende de faciliteiten in verband
met de exportbevordering en met de
invoering van de Werkloosheidswet.
Geen rekening is gehouden met de
gevolgen van een eventuele wijziging
in het beleid inzake de huren; dit geldt
zowel ten aanzien van eventuele daar
mede samenhangende wijzigingen der
belastingwetten als ten aanzien van de
gevolgen welke een zodanige wijziging
voor het loon- en prijzenniveau zou
kunnen hebben.
Het bedrag der belastingmiddelen
dat aan het Rijk ten goede komt. voor
1953 kan als volgt worden berekend:
in milln. gld.
De opbrengst (vóór aftrek) is
geraamd op 5.022
Hiervan komt ten bate van het
Gemeentefonds 484
het Provinciefonds 31
het Landbouw-Egalisatie
fonds (sfendeel gedistilleerd
accijns) 8
523
Blijft ten bate van het Rijk
van
(opbrengst na aftrek)
4.499