De romantiek
van de gewone
Kerststal
rDe eenzame
Twee roerende
Kerstvisioenen
TS
**Spaan*S
Gedenkaltaren op geall.
begraafplaatsen
Briefje van duizend
WOENSDAG 24 DECEMBER 1952
PAGINA 3
Waarop een ster zijn stralen ricliti
Hel middernachtelijke licht
Veel schoner dan de dagen, waar
We elkander vinden, ééns in 't jaar,
Als gij in uw ootmoedigheid
Die wondernacht een kind weer zijt.
Daar zal de houten kribbe staan,
Daar zijn de herders heengegaan,
En niet de kinderen aan hun hand
De Wijzen uit het Morgenland.
Nu komt weer op de drempel staan
Met wapperende mantels aan,
Met lampions en engelenhaar
Die arme drom der kinderen daar,
En zingen, op een oude wijs,
Van het verloren paradijs
Dat deze nacht weer opengaat,
Waarin de. roos van Jesse staat.
ft ^^erstavond, als de winter raast
En woedend in de schoorsteen blaast,
Wanneer de wind de bomen breekt
En zijn verscheurde vanen steekt
En huilt in 't holste van het jaar
De kille hemel vol misbaar,
Als alles in de dorre schoot
Der aarde donker is en dood,
En wij hierbinnen bij het vuur
Tezamen, in dit late uur:
Dan komt weer op de drempel staan
Met kakelbonte kleren aan
Met rommelpot en ste'rrenstok
Vergulde kroon en koningsrok
Die arme troep der kinderen daar
En zingt het lied van ieder jaar,
Zoals weleer de engel zong
Toen plots de hemel opensprong
Van licht en luister, in de nacht
Die vreugde en verzoening bracht
En goede wil, aan mens en dier.
Zo brengen zij hun boodschap hier;
Hun stem is louter lieflijkheid
In 't donker van de wintertijd.
Als voor hun onbewust geweld
Uw hart in peis en vrede smelt,
Drijf dan de schapen weer bijeen
Die raakten, her en der, uiteen,
Verdwaald, verloren en verstrooid,
Beroofd, besprongen en berooid,
En telkenjare in groter tal.
Keer nogmaals naar de oude stal
H. L PRENEN
Dan ritselt langs het lege plein
In de gitaren het refrein.
Ons hart wordt op de stille trom
Van hun muziek weer wakker.
Want buiten speelt de toverfluit!
En deel met volle handen uit
Wat ieder kind het liefste heeft,
Waarnaar zijn kleine handje beeft:
Wat speelgoed en een zilverling,
En, lachend in uw tranen, zing
De blijde stem der kinderen na:
Hun SOLI DEO GLORIA!
door ANTONIA WHITE
In Kerstpot van Leger
des Heils
hudeer <^paan
ILVERSUM
Natuurlijk, u hebt groot gelijk
waarom zou een kerststal ook niet
mooi, niet aesthetisch verantwoord
kunnen zijn; zoals het tegenwoordig bii
voorkeur heet? Iedereen zal het grif
beamen, maar bijna geen sterveling zal
er zich iets van aantrekken. De aesthe
tisch verantwoorde kerstkribbe, prach
tig! Maar na dit geconstateerd te heb
ben kijkt vrijwel iedereen op Kerst
avond met welbehagen naar een met
glinsterende kitsch uitgedoste boom
Waaronder een kerststal met toebehoren
prijkt, waarvan noch de maker, noch
de verkoper, noch de koper zal wensen
te beweren, dat het ding ook maar in
de verste verte iets met schoonheid.
Het kunst of aesthetische gevoeligheid
te maken heeft Niemand zal er zich
over schamen en het komt er eigenlijk
ook geen steek op aan. Want de kerst
stal staat evenals de realiteit die hij
verbeeldt buiten de gewone orde der
dingen. Het Kerstfeest is een van de
grootste paradoxen der geschiedenis en
de kerststal in onze huiskamer is een
Paradox in de aesthetische orde, omdat
hij vrijwel steeds indruist tegen al onze
opvattingen omtrent schoonheid en
niettemin direct aan onze gevoelens
appelleert en ons op een onbeholpen,
kinderlijke wijze confronteert met de
tastbare werkelijkheid van iets, dat ons
begrip oneindig ver te boven gaat. On
der die omstandigheden doet het er
niet heel veel toe of de verbeelding
Van dat duizelingwekkende mysterie
van de menselijke geboorte van Hem
die was vóór de morgenster ontstond,
met een beetje meer of minder kunst
gevoeligheid wordt gegeven. Zo ooit,
dan geldt hier wat Paul' Claudel eens
heeft gezegd van de gebruikelijke lelij
ke heiligenbeelden; zij zijn zó onbedui
dend, dat zij voor de gelovige geen en
kel beletsel vormen om de geest te
richten op wat zij stuntelig pogen voo
te stellen. Dit is natuurlijk geen regel,
die voor iedereen en onder alle omstan
digheden opgaat. Maar ten aanzien van
Kerstkribbetjes valt er heel wat voor
te zeggen. Misschien zijn er wel kun
stenaars, die kans zien een kerstgroep
te ontwerpen die zowel aan de ontwik
kelde smaak beantwoordt als kleurig en
anecdotisch is. En als die er zijn is het
te hopen, dat hun werkstukken ook nog
eens algemeen binnen het bereik van
de gewone mensen en de gewone gezin
hen zullen komen.
Maar het behoeft geen ramp te zijn
als het niet gebeurt. Want het gaat er
maar om, dat iedereen in zijn huiska
mer een kerststal heeft, die het Kerst
verhaal vertelt in simpele, kleurige
beelden, die niet eens bijzonder mooi
behoeven te zijn om toch aan hun doel
te beantwoorden.
Eigenlijk is er niets vervelender
dan zo'n kerstgroep, waarvan de maker
uit protest tegen de bonte fabrieks-
beeldjes, opzettelijk aesthetisch te werk
heeft willen gaan. De ergste zijn die.
welke het kerstgebeuren „vergeeste
lijkt" willen voorstellen, alsof dat
mogelijk zou zijn. Want die bestaan
uitsluitend uit een paar rechtlijnig
gestyleerde figuren van Maria, Jozef
en het Kindje waaraan vooral geen
druppel verf te pas mag komen En
verder natuurlijk geen herders, geen
Schapen, geen os en geen ezel en zelfs
geen engelen, die „gloria" zingen van
een zwierige banderol. Een stal hoort
er natuurlijk helemaal niet bij. Het
- zijn typische kerstgroepen voor men-
sen, die vinden, dat het toch eigen-
dijk niet te pas komt, dat de Schepper
van hemel en aarde in een doodge
wone stal ter wereld is gekomen. Aan
die kribbe valt weliswaar niet te ont
komen, maar daarvan valt als het
moet nog wel een presentabel meu
belstuk te maken.
Tot een meer te waarderen categorie
behoren de kerstgroepen, die zorgvul
dig uit klei zijn geboetsèerd en ge
bakken en die, egaal van tint meestal
grijsachtig wit de verschillende fi
guren inderdaad pogen te karakterise
ren. Zij zijn vaak niet lelijk, maar doo'
bun puriteinse kleurloosheid werken zij
hiet op onze verbeelding. En dan kan
het wel zijn, dat St. Jozef, als je hem
heel goed bekijkt, een karakteristieke
kop heeft, maar zo nauwkeurig kijkt
geen mens naar een kerststal. Wat men
daarvan verwacht, en met het -volste
recht verwacht, is een lieflijk en kleu
rig tafereel, dat in zijn geheel een aan
schouwelijke en min of meer romanti
sche versie geeft van wat het kerst
evangelie in enkele volzinnen uitdrukt.
Daarom moet men op Kerstmis niet
te veel kwaad vertellen van al die
kunstloze, bonte kerstgroepen, waarmee
Wij allemaal sinds onze vroegste jeugd
Vertrouwd zijn en die precies beant
woorden aan de volstrekt oncritische,
kinderlijke stemming, waarin wij aan
de vooravond van het grote feest de
kerstboom optuigen als de lichtende ach
tergrond van het aandoenlijk tafereel van
de geboorte en de aanbidding door de
herders. Toegegeven: de grot van Beth
lehem zal er wel een beetje anders
Uitgezien hebben dan de stal, die wij
opzetten met een paar latjes en wat
stro van flessenhulsen, waarop het
taos eensklaps weelderig begint te
tieren en waarop de glinsterende
«neeuw-uit-een-doosje een weinig over
tuigende poging doét om de illusie van
Winter te wekken. Maar dat komt er
'timers niet op aan. Als de werkelijk
heid niet overeenstemt met de bonte
Voorstellingen van de kerstkaarten, dan
heeft de werkelijkheid ditmaal ongelijk
in de romantische verbeeldingswereld
ban de kerststal mag Maria ook wel een
opvallend, zij het onaesthetisch gouden
randje aan haar mantel dragen, zulksM
tegenstelling tot de vriendelijke, goed-
S/esclioren herders, die zich tooien met
een eenvoudiger drapering. Waarschijn
lijk zal een hunner in de loop der jaren
Oen stuk van zyn neus zijn kwijtgeraakt
Want in een gezin met kleine kinderen
^lijven de herders nooit onbeweeglijk op
hun plaats. AJ en toe maken zij uit-
f(apjes naar andere regionen in de
kamer. En het moet al heel vreemd
lopen wanneer tijdens het Kerstfeest
"iet een speelgoedvrachtauto bij de
•tal arriveert, waar de schapen toorden
bipeladen. De kudde keert altijd weer
,lefjes, zij het niet steeds ongehavend.
jfrtig op de plaats van herkomst in de
odkke laag gedroogd mos waar de
olauw met gouden engel met uitgesprei-
e vleugels en sierlijk uitwaaiende rok
lender ophouden het gloria blijft zingen.
e drie koningen met hun blinkend
P°uden kronen op en hun verwaande
fatneel zijn meestal ook al op Kerstmis
y1 aantocht, maar wachten voorlopig
latjes hun beurt af buiten de stal. Wie
Jb het gelukkige bezit is van een Franse
0 rststal, kan zich bovendien verlusti-
?ew aan een heel landschap, waarin de
Podschap van de engel, het bezoek van
- aria aan Elisabeth, het vergeefse zoe-
epn Van St, Jozef en de H. Maagd naar
Jh onderkomen in Bethlehem afzon-
erlijk worden uitgebeeld.
iP* romantiek van de kerststal is zon-
Xj.r, sentimentaliteit. Zij is vriendelijk.
js ls idyllisch, zij is blij en vrolijk, zij
scl Pjtgekunsteld en zij houdt van op-
Wal en ZÜ kleedt een eeuwig mysterie.
v°°r het heelal te klein lijkt, in
1 j:- I-I..-.-- ,1
vorm, die kleine kinderen kunnen
atten en zij, die zich niet schamen
weer kind te zyn.
C. de Gt
Vertaald
door
J. W. HOFSTRA
Dat bracht hem onmiddellijk in een
betere stemming.
,De batterij zal leeg zijn. Zo. U weet
dus alles van Schweinhund af? Wilt TT
zeggen dat U werkelijk al die kinder
spelletjes met Charles doet?"
.We doen practisch niets anders. Ik
ben er zo vol van, dat ik zelfs in ge
dachten door blijf spelen als Charles er
niet bij is."
„Nee, maar, dat is geweldig! Een vol
wassen meisje dat dat niet allemaal
flauwekul vindt! Dat is nog 'ns een gou
vernante. Ik heb weken in bed moeten
liggen, weet U. Ik zou me rot verveeld
hebben als ik in die tijd geen nieuwe
stunts voor Schweinhund had kunnen
verzinnen."
Daarna ratelde hij net zo als Charles
Plotseling zei hij:
„Ik zal U een geheim laten zien. Ik
had het voor Charles willen bewaren,
maar U mag het eerst zien."
Hij bracht haar naar een afgelegen
rotstum. Daar had hij tussen de keien
en kleine watervalletjes een ingewik
kelde miniatuur spoorbaan aangelegd
„Helemaal electrisch," zei hij trots. „Dit
zijn de Alpen". Hij keek nu niet meer
zo suf. maar zijn gezicht was voJ le
ven. Terwijl hij treinen liet rijden en
Clara allerlei bevelen gaf, leek hij niet
meer die uit de kluiten gewassen
schooljongen, maar een man. Ze speelde
mee, zelf even geboeid als Archie.
Laten we een ongeluk maken. Het
eerste op deze lijn."
De spoorweg was zo echt geworden
in haar ogen dat Clara ineenkromp
toen de locomotiefs tegen elkaar aan
stormden en een klein wagentje uit de
liep en over een rotswand in de diepte
stortte.
Plotseling riep de stem van Mevrouw
Hughes-Follett 'in de verte: „Archie,
Archie!"
„Kom mee," zei Archie. „Hollen!
Vlug! Ik wil niet dat ze er achter komt
Hij greep Clara bij de hand en trok
haar voort onder het lopen. Toen ze bij
het terras kwamen waar zijn moedei
en Lady Cressett stonden, was Clara
rood en buiten adem.
„We waren al bang dat jullie ver
dwaald waren in de doolhof," zei ze.
„Hemel, Archie, wat heb je uitge
haald? Het kind kan niet meer."
Ze wendde zich glimlachend naar Cla
ra. „En wat heeft U met mijn zoon ge
daan. Juffrouw Batchelor? Hij kijkt
voor het eerst sinds weken weer eens
opgewekt."
ZESDE HOOFDSTUK
Archie ging die dag mee lunchen op
Mryhall en de verdere tijd van zijn
ziekteverlof verscheen hij voortdurend
op zijn gammele motorfiets. Alles wat
Archie in zijn handen kreeg, werd on
middellijk gammel. Hij had zelf ook al
tijd wel een lapje om, of ergens een
pleister op. Van kindsbeen aan had hij
als een magneet allerlei ongevallen naar
zich toe getrokken en zonder zijn schuld
bij anderen ook ongelukken veroor
zaakt. Porcelein en glas schenen al te
breken als hij maar in de buurt kwam
en zijn motorfiets stuurde hem altijd wel
tegen een muur op of een sloot in, hoe
wel hij voortreffelijk kon rijden. Het
feit dat hij nu op Crickleham herstel
lende was, had hij te danken aan het
feit dat er buiten zijn schuld een gra
naat tot ontploffing was gekomen, die
een andere soldaat gedood had en Ar
chie zelf ernstig gewond.
Lady Cressett mocht hem graag en
moedigde hem aan om veel te komen
om de derde man te zijn bij de einde
loze spelletjes van Charles en Clara. Bij
tijd en wijle was Charles wel een beetje
jaloers op de twee ouderen, want hij be
schouwde hen beiden als zijn persoon
lijk eigendom. Clara was wel eens bang
dat Charles Archie's roekeloosheid zou
na-apen. Maar gelukkig was Charles
erg bang om zich zelf pijn te doen en
vergenoegde hij zich met hen op stang
te jagen met aankondigingen van de
verschrikkelijke dingen, die hij op het
punt stond uit te halen, zodat ze hem er
tijdig van konden afhouden. Het viel
Clara op dat Archie over Charles waak
te als een bezorgde moeder, hoewel he+
nemzelf niet kon schelen hoeveel bui
len en schrammen hij opliep. Hij was
bijna zo vol toewijding voor Charles
als zijzelf en dat schiep een band tus
sen hen. Zij zag hem maar eens kwaad
op het kind en dat was toen Charles
die de hele middag al een slechte bui
gehad had, uitriep: „U bemoeit zich
altijd overal mee, Joffer. Begrijp je dan
met dat mannen ook wel eens onder
elkaar willen zijn". Archie had hem een
diaai om zijn oren gegeven en woe
dend gezegd: „Wil je je mond wel eens
houden, kleine ellendeling! Neem me
niet kwalijk, Clara. Vraag onmiddellijk
excuus, anders verdwijn ik op staande
voet en neem Clara met mij mee."
Toch liet ze hen soms wel eens sa
men spelen, hoewel ze steeds even dol
bleef op die dwaze avonturen-spelletjes
cn het vreselijk vond als ze een keer
niet mee kon doen. Maar wanneer ze
terugdacht aan die avond dat Nan zo
uitgevallen was, probeerde ze wel eens
haar vijandin in een betere stemming
te brengen door aan te bieden de
speelgoedkast op te ruimen of zelfs Char
les' kousen te stoppen. Soms werd zo'n
aanbod wel eens mopperend aangeno
men, maar meestal werd het koel en
beleefd van de hand gewezen. Een
keer verloor Clara bijna haar geduld
toen Nan in een ongewoon spraakzame
bui zei: „U zult wel blij zijn als mijn
heer Hughes Follett weer naar zijn re
giment teruggaat, juffrouw. Hij rijdt
u aardig in de wielen, hè?"
Als ze hem echter meer dan een half
uur alleen liet, kwam Archie haar al
tijd zoeken. En juist op deze middag kon
ze hem wel omhelzen toen hij de leska
mer kwam binnenstormen, roepend:
„Daar zit de deserteur! Kom onmiddel
lijk mee, vooruit! Charles en ik kunnen
je niet langer missen." Toen hij afscheid
kwam nemen was hij even terneerge
slagen als een jongen die weer terug
moet naar school. Clara en hij en Char
les wandelden triest over hun speel
terrein, en voelden zich te ellendig om
te spelen.
„Als je naar het front moet, Archi»"
zei Charles, „kijk dan in godsnaam uit,
want anders word je vast in de poeder
geschoten."
„Ik zal toch wel het een en ander op
lopen. Maar het is nooit dodelijk bij
mij. Mama zegt dat ik al minstens zes
levens opgesoupeerd heb
„Je gaat nu toch nog niet?" vroeg
Clara bezorgd.
„Wees maar niet bang. Ik moet eerst
tot officier bevorderd worden. Als dat
tenminste gebeurt. Ik zou maar voor
me duimen, Clara. Ik krijg geen ver
lof meer voor het zover is. Dit was an
ders een reuze verlof! Ik vind het vre
selijk om weg te moeten." Charles hing
aan zijn arm.
(Wordt vervolgd).
Op de Canadese en Engelse kerkho
ven te Bergen op Zoom zullen monu
menten verrijzen in de vorm van ge-
denk-altaren. Deze zullen rondom een
voetstuk bevatten van drie treden, die
naar de altaarsteen voeren, waarop de
woorden ..Their name liveth for ever
more" zijn aangebracht. Deze altaar
monumenten zullen in kalk-zandsteen
worden opgetrokken.
Het Leger des Heils in Arnhem is dit
jaar wel bijzonder fortuinlijk met de
bekende kerstpotten-actie. Toen men
Dinsdag de inhoud van de potten na
ging, werd er op de bodem van een van
de potten een briefje van duizend gul
den gevonden. Door deze gift kan men
nu ongeveer 150 kerstpakatten extra be
stellen.
Advertentie
WERELDTAAI
(Bekend»
Schriftelijke Cursus)
Geill. prospectus grett»
„Het barensuur brak aan en het was
Zondag - middernacht. Toen stond de
Maagd op en leunde tegen een zuil aan,
welke zich daar bevond. Jozef zat bij
haar en was zeer bedrukt, omdat hij
niet alles kon bereiden, zoals het eigen
lijk paste. Hij stond onmiddellijk op,
nam hooi uit de kribbe, legde het
aan de voeten van de H. Maagd en trok
zich in een andere hoek terug. Toen
verliet de Zoon van de Eeuwige God de
schoot Zijner moeder, zonder schending
en zonder smart, en bevond zich in eén
ogenblik op het hooi aan de voeten van
Zijn Moeder. Dadelijk boog Zijn Moeder
zich over Hem. nam Hem op en omhels
de hem met tederheid, legde hem aan
haar door de hemel bevruchte borst en
wies, onderricht door de H. Geest, het
goddelijk Kind met haar eigen melk.
Vervolgens wikkelde zij het in een
hoofdsluier en legde het in de kribbe.
Toen vielen os en ezel op de knieën, sta
ken hun koppen boven het kribbetje eu
bliezen door hun neusgaten, als hadden
ze verstand ontvangen om te begrijpen,
dat deze arme kleine, zo sjofel gekleed,
behoefte had aan warmte in deze zo
strenge koude- Toen knielde Maria neer,
aanbad en dankte God: Ik dank U, o
Heer. heilige Vader zeide ze die
mij Uw Zoon hebt geschonken: ik aan
bid U, eeuwige God. en U, mijn Kind,
Zoon van den levenden God. Jozef aan
bad eveneens het Kind, en hij nam het
zadel van de ezel en trok daaruit een
wollen of haren kussentje en legde dat
neer bij de kribbe, opdat onze Vrouwe
er op kon gaan zitten. En zij zette zich
neer, plaatstë het zadel onder haar elle
boog, en zo bleef zij, de Vorstin der we
reld, de kribbe aanschouwen, ogen en
hart gevestigd op haar welbeminde
Zoon".
De H. Birgitta van Zweden is van
die onbekende Italiaanse minder
broeder ongeveer een tijdgenote
geweest. Zij was een zeer godvruchtige
vrouw, reeds in haar vroege jeugd. Zij
is jong getrouwd en moeder geworden
van acht kinderen. Na de dood van haar
man is zij naar Rome gegaan, waar zij
in 1373 is gestorven, kort nadat zij van
een pelgrimsreis naar het H. Land was
teruggekeerd. Zij heeft zelf in de „Open
baringen over het leven en lijden van
Jezus Christus en zijn roemrijke Moe
der. de Maagd Maria" verteld, wat Ma
ria haar. toen zij de grot van Bethlehem
bezocht, omtrent de geboorte van haar
kind bekend heeft gemaakt. Zij vertelt
vrouwelijker dan de monnik, voorzich
tiger eigenlijk, met meer aandacht voor
détails.
Sint Birgitta spreekt: ..Toen ik bii de
kribbe van den Heer in Bethlehem was.
zag ik een Maagd van wonderbare
schoonheid, die gehuld was in een blan
ke mantel en een fijngeweven onder
kleed. Daar was ook een oude, zeer
eerbiedwaardige man en ze hadden een
os en een ezel. Ze gingen een grot
binnen. Nadat de grijsaard os en ezel
aan de kribbe had vastgebonden, ging
hij naar buiten. Daarop bracht hij de
Maagd een brandende kaars. Hij beves
tigde deze kaars aan de wand en ging
naar buiten, om bij de Geboorte niet-
tegenwoordig te wezen. Hierop ontdeed
zich de Maagd van haar schoeisel en
legde de blanke mantel af. welke haar
omhulde. Toen nam ze de sluier van
haar hoofd en legde die naast zich neer.
Zo bleef ze daar bezig alleen met de
tunica bekleed. Haar wondermooie gou
den haren vielen los langs haar schou
ders. Toen nam ze twee linnen en twee
wollen windselen van uitgelezen rein
heid en fijnheid; deze had ze meege
bracht om ei- het pasgeboren Kind in
te wikkelen. Ook legde ze twee andere,
kleine linnen doeken, waarmede ze het
hoofd van het Kind bedekken en om-
windselen wilde, naast zich neer om ze
te zijner tijd te gebruiken.
En toen alles aldus was voorbereid
knielde de Maagd in grote godsvrucht
neer en plaatste zich in gebedshou
ding. Haar rug was naar de kribbe
gewend, maar haar aangezicht ten
hemel gekeerd, naar het Oosten. Zo,
met opgeheven handen en hemel
waarts gerichte ogen, stond ze daar
als in extase, verzonken in diepe be
schouwing, overweldigd door godde
lijke vervoeringen. En terwijl ze daar
zo in gebed stond, bracht ze in een
oogwenk den Zoon ter wereld.
Van Hem ging zo'n onuitsprekelijk
licht en zulke glans uit, dat de zon
er niet eens mee te vergelijken was.
Nog veel minder gaf het licht van de
kaars, die de grijsaard bevestigd had,
een schijn van zich, daar die godde
lijke uitstraling het geschapen licht
van de kaars totaal overheerste.
Toen daarop de Maagd bemerkte, dat
zij reeds gebaard had, aanbad ze dade
lijk het Knaapje met grote eerbied en
ontzag; ze neigde het hoofd en vouwde
de handen. En ze sprak tot Hem: „Wel
kom mijn God, mijn Heer en mijn Zoon"
En het knaapje begon te wenen en te
rillen van de kou en de hardheid van
de grond, waarop het lag. het strekte
de armpjes uit en wendde zich een
weinig om, alsof het hulp en schutse bij
Zijn Moeder zocht. Toen nam ze het
kind in de armen, drukte het tegen haar
boezem en met borst en wangen ver
warmde ze het. vervuld van een grote
vreugde en een teder en moederlijk ge
voel. En dadelijk daarop wikkelde ze
het knaapje in. eerst in linnen, daarna
in wollen doeken. Zii bond het li
chaampje en de benen en de armen vast
in windsels, die bestonden in vier over
elkaar gelegde linnen, vastgenaaide doe
ken. Vervolgens bedekte zij het hoofdje
van het knaapje met twee linnen doe
ken, die zij daartoe gereed had gelegd.
Toen dit gedaan was trad de grijsaard
binnen, wierp zich neder en aanbad met
gebogen knie het Knaapje; hij schreide
van vreugde. Daarop stond de Maagd
op, nam het Knaapje in de armen, en
beiden. Maria en Jozef, legden het in
de kribbe, en geknield aanbaden ze het
met oneindige vreugde en overstelpen
de zaligheid".
Het visioen van de H. Birgitta heb
ben wij ontleend aan .Jioe Kerstle
genden kwamen en gingen" door dr.
J. B. Knipping O.FM. (Uitg. Paui
Brand 1942): het visioen van de onbe
kende Italiaanse minderbroeder aan
hetzelfde boek.
Een Italiaanse minderbroeder, die
omstreeks 1300 geleefd-moet hebben
- wij zouden niets van hem gehoord
hebben, als een medebroeder niet opge
schreven had, wat hem „door de Heer
zelf geopenbaard" werd - is in 'n visioen
aanwezig geweest bij wat in Bethlehem
in de Kerstnacht gebeurd is. Hij vertelt
daarvan in een vertrouwelijke, oprechte
toon, als iemand, die alles meegemaakt
heeft, zonder dat men zich aan hem
stoorde, omdat hij zo'n vertrouwde be
kende was.