De romantiek van de gewone Kerststal rDe eenzame Twee roerende Kerstvisioenen TS **Spaan*S Gedenkaltaren op geall. begraafplaatsen Briefje van duizend WOENSDAG 24 DECEMBER 1952 PAGINA 3 Waarop een ster zijn stralen ricliti Hel middernachtelijke licht Veel schoner dan de dagen, waar We elkander vinden, ééns in 't jaar, Als gij in uw ootmoedigheid Die wondernacht een kind weer zijt. Daar zal de houten kribbe staan, Daar zijn de herders heengegaan, En niet de kinderen aan hun hand De Wijzen uit het Morgenland. Nu komt weer op de drempel staan Met wapperende mantels aan, Met lampions en engelenhaar Die arme drom der kinderen daar, En zingen, op een oude wijs, Van het verloren paradijs Dat deze nacht weer opengaat, Waarin de. roos van Jesse staat. ft ^^erstavond, als de winter raast En woedend in de schoorsteen blaast, Wanneer de wind de bomen breekt En zijn verscheurde vanen steekt En huilt in 't holste van het jaar De kille hemel vol misbaar, Als alles in de dorre schoot Der aarde donker is en dood, En wij hierbinnen bij het vuur Tezamen, in dit late uur: Dan komt weer op de drempel staan Met kakelbonte kleren aan Met rommelpot en ste'rrenstok Vergulde kroon en koningsrok Die arme troep der kinderen daar En zingt het lied van ieder jaar, Zoals weleer de engel zong Toen plots de hemel opensprong Van licht en luister, in de nacht Die vreugde en verzoening bracht En goede wil, aan mens en dier. Zo brengen zij hun boodschap hier; Hun stem is louter lieflijkheid In 't donker van de wintertijd. Als voor hun onbewust geweld Uw hart in peis en vrede smelt, Drijf dan de schapen weer bijeen Die raakten, her en der, uiteen, Verdwaald, verloren en verstrooid, Beroofd, besprongen en berooid, En telkenjare in groter tal. Keer nogmaals naar de oude stal H. L PRENEN Dan ritselt langs het lege plein In de gitaren het refrein. Ons hart wordt op de stille trom Van hun muziek weer wakker. Want buiten speelt de toverfluit! En deel met volle handen uit Wat ieder kind het liefste heeft, Waarnaar zijn kleine handje beeft: Wat speelgoed en een zilverling, En, lachend in uw tranen, zing De blijde stem der kinderen na: Hun SOLI DEO GLORIA! door ANTONIA WHITE In Kerstpot van Leger des Heils hudeer <^paan ILVERSUM Natuurlijk, u hebt groot gelijk waarom zou een kerststal ook niet mooi, niet aesthetisch verantwoord kunnen zijn; zoals het tegenwoordig bii voorkeur heet? Iedereen zal het grif beamen, maar bijna geen sterveling zal er zich iets van aantrekken. De aesthe tisch verantwoorde kerstkribbe, prach tig! Maar na dit geconstateerd te heb ben kijkt vrijwel iedereen op Kerst avond met welbehagen naar een met glinsterende kitsch uitgedoste boom Waaronder een kerststal met toebehoren prijkt, waarvan noch de maker, noch de verkoper, noch de koper zal wensen te beweren, dat het ding ook maar in de verste verte iets met schoonheid. Het kunst of aesthetische gevoeligheid te maken heeft Niemand zal er zich over schamen en het komt er eigenlijk ook geen steek op aan. Want de kerst stal staat evenals de realiteit die hij verbeeldt buiten de gewone orde der dingen. Het Kerstfeest is een van de grootste paradoxen der geschiedenis en de kerststal in onze huiskamer is een Paradox in de aesthetische orde, omdat hij vrijwel steeds indruist tegen al onze opvattingen omtrent schoonheid en niettemin direct aan onze gevoelens appelleert en ons op een onbeholpen, kinderlijke wijze confronteert met de tastbare werkelijkheid van iets, dat ons begrip oneindig ver te boven gaat. On der die omstandigheden doet het er niet heel veel toe of de verbeelding Van dat duizelingwekkende mysterie van de menselijke geboorte van Hem die was vóór de morgenster ontstond, met een beetje meer of minder kunst gevoeligheid wordt gegeven. Zo ooit, dan geldt hier wat Paul' Claudel eens heeft gezegd van de gebruikelijke lelij ke heiligenbeelden; zij zijn zó onbedui dend, dat zij voor de gelovige geen en kel beletsel vormen om de geest te richten op wat zij stuntelig pogen voo te stellen. Dit is natuurlijk geen regel, die voor iedereen en onder alle omstan digheden opgaat. Maar ten aanzien van Kerstkribbetjes valt er heel wat voor te zeggen. Misschien zijn er wel kun stenaars, die kans zien een kerstgroep te ontwerpen die zowel aan de ontwik kelde smaak beantwoordt als kleurig en anecdotisch is. En als die er zijn is het te hopen, dat hun werkstukken ook nog eens algemeen binnen het bereik van de gewone mensen en de gewone gezin hen zullen komen. Maar het behoeft geen ramp te zijn als het niet gebeurt. Want het gaat er maar om, dat iedereen in zijn huiska mer een kerststal heeft, die het Kerst verhaal vertelt in simpele, kleurige beelden, die niet eens bijzonder mooi behoeven te zijn om toch aan hun doel te beantwoorden. Eigenlijk is er niets vervelender dan zo'n kerstgroep, waarvan de maker uit protest tegen de bonte fabrieks- beeldjes, opzettelijk aesthetisch te werk heeft willen gaan. De ergste zijn die. welke het kerstgebeuren „vergeeste lijkt" willen voorstellen, alsof dat mogelijk zou zijn. Want die bestaan uitsluitend uit een paar rechtlijnig gestyleerde figuren van Maria, Jozef en het Kindje waaraan vooral geen druppel verf te pas mag komen En verder natuurlijk geen herders, geen Schapen, geen os en geen ezel en zelfs geen engelen, die „gloria" zingen van een zwierige banderol. Een stal hoort er natuurlijk helemaal niet bij. Het - zijn typische kerstgroepen voor men- sen, die vinden, dat het toch eigen- dijk niet te pas komt, dat de Schepper van hemel en aarde in een doodge wone stal ter wereld is gekomen. Aan die kribbe valt weliswaar niet te ont komen, maar daarvan valt als het moet nog wel een presentabel meu belstuk te maken. Tot een meer te waarderen categorie behoren de kerstgroepen, die zorgvul dig uit klei zijn geboetsèerd en ge bakken en die, egaal van tint meestal grijsachtig wit de verschillende fi guren inderdaad pogen te karakterise ren. Zij zijn vaak niet lelijk, maar doo' bun puriteinse kleurloosheid werken zij hiet op onze verbeelding. En dan kan het wel zijn, dat St. Jozef, als je hem heel goed bekijkt, een karakteristieke kop heeft, maar zo nauwkeurig kijkt geen mens naar een kerststal. Wat men daarvan verwacht, en met het -volste recht verwacht, is een lieflijk en kleu rig tafereel, dat in zijn geheel een aan schouwelijke en min of meer romanti sche versie geeft van wat het kerst evangelie in enkele volzinnen uitdrukt. Daarom moet men op Kerstmis niet te veel kwaad vertellen van al die kunstloze, bonte kerstgroepen, waarmee Wij allemaal sinds onze vroegste jeugd Vertrouwd zijn en die precies beant woorden aan de volstrekt oncritische, kinderlijke stemming, waarin wij aan de vooravond van het grote feest de kerstboom optuigen als de lichtende ach tergrond van het aandoenlijk tafereel van de geboorte en de aanbidding door de herders. Toegegeven: de grot van Beth lehem zal er wel een beetje anders Uitgezien hebben dan de stal, die wij opzetten met een paar latjes en wat stro van flessenhulsen, waarop het taos eensklaps weelderig begint te tieren en waarop de glinsterende «neeuw-uit-een-doosje een weinig over tuigende poging doét om de illusie van Winter te wekken. Maar dat komt er 'timers niet op aan. Als de werkelijk heid niet overeenstemt met de bonte Voorstellingen van de kerstkaarten, dan heeft de werkelijkheid ditmaal ongelijk in de romantische verbeeldingswereld ban de kerststal mag Maria ook wel een opvallend, zij het onaesthetisch gouden randje aan haar mantel dragen, zulksM tegenstelling tot de vriendelijke, goed- S/esclioren herders, die zich tooien met een eenvoudiger drapering. Waarschijn lijk zal een hunner in de loop der jaren Oen stuk van zyn neus zijn kwijtgeraakt Want in een gezin met kleine kinderen ^lijven de herders nooit onbeweeglijk op hun plaats. AJ en toe maken zij uit- f(apjes naar andere regionen in de kamer. En het moet al heel vreemd lopen wanneer tijdens het Kerstfeest "iet een speelgoedvrachtauto bij de •tal arriveert, waar de schapen toorden bipeladen. De kudde keert altijd weer ,lefjes, zij het niet steeds ongehavend. jfrtig op de plaats van herkomst in de odkke laag gedroogd mos waar de olauw met gouden engel met uitgesprei- e vleugels en sierlijk uitwaaiende rok lender ophouden het gloria blijft zingen. e drie koningen met hun blinkend P°uden kronen op en hun verwaande fatneel zijn meestal ook al op Kerstmis y1 aantocht, maar wachten voorlopig latjes hun beurt af buiten de stal. Wie Jb het gelukkige bezit is van een Franse 0 rststal, kan zich bovendien verlusti- ?ew aan een heel landschap, waarin de Podschap van de engel, het bezoek van - aria aan Elisabeth, het vergeefse zoe- epn Van St, Jozef en de H. Maagd naar Jh onderkomen in Bethlehem afzon- erlijk worden uitgebeeld. iP* romantiek van de kerststal is zon- Xj.r, sentimentaliteit. Zij is vriendelijk. js ls idyllisch, zij is blij en vrolijk, zij scl Pjtgekunsteld en zij houdt van op- Wal en ZÜ kleedt een eeuwig mysterie. v°°r het heelal te klein lijkt, in 1 j:- I-I..-.-- ,1 vorm, die kleine kinderen kunnen atten en zij, die zich niet schamen weer kind te zyn. C. de Gt Vertaald door J. W. HOFSTRA Dat bracht hem onmiddellijk in een betere stemming. ,De batterij zal leeg zijn. Zo. U weet dus alles van Schweinhund af? Wilt TT zeggen dat U werkelijk al die kinder spelletjes met Charles doet?" .We doen practisch niets anders. Ik ben er zo vol van, dat ik zelfs in ge dachten door blijf spelen als Charles er niet bij is." „Nee, maar, dat is geweldig! Een vol wassen meisje dat dat niet allemaal flauwekul vindt! Dat is nog 'ns een gou vernante. Ik heb weken in bed moeten liggen, weet U. Ik zou me rot verveeld hebben als ik in die tijd geen nieuwe stunts voor Schweinhund had kunnen verzinnen." Daarna ratelde hij net zo als Charles Plotseling zei hij: „Ik zal U een geheim laten zien. Ik had het voor Charles willen bewaren, maar U mag het eerst zien." Hij bracht haar naar een afgelegen rotstum. Daar had hij tussen de keien en kleine watervalletjes een ingewik kelde miniatuur spoorbaan aangelegd „Helemaal electrisch," zei hij trots. „Dit zijn de Alpen". Hij keek nu niet meer zo suf. maar zijn gezicht was voJ le ven. Terwijl hij treinen liet rijden en Clara allerlei bevelen gaf, leek hij niet meer die uit de kluiten gewassen schooljongen, maar een man. Ze speelde mee, zelf even geboeid als Archie. Laten we een ongeluk maken. Het eerste op deze lijn." De spoorweg was zo echt geworden in haar ogen dat Clara ineenkromp toen de locomotiefs tegen elkaar aan stormden en een klein wagentje uit de liep en over een rotswand in de diepte stortte. Plotseling riep de stem van Mevrouw Hughes-Follett 'in de verte: „Archie, Archie!" „Kom mee," zei Archie. „Hollen! Vlug! Ik wil niet dat ze er achter komt Hij greep Clara bij de hand en trok haar voort onder het lopen. Toen ze bij het terras kwamen waar zijn moedei en Lady Cressett stonden, was Clara rood en buiten adem. „We waren al bang dat jullie ver dwaald waren in de doolhof," zei ze. „Hemel, Archie, wat heb je uitge haald? Het kind kan niet meer." Ze wendde zich glimlachend naar Cla ra. „En wat heeft U met mijn zoon ge daan. Juffrouw Batchelor? Hij kijkt voor het eerst sinds weken weer eens opgewekt." ZESDE HOOFDSTUK Archie ging die dag mee lunchen op Mryhall en de verdere tijd van zijn ziekteverlof verscheen hij voortdurend op zijn gammele motorfiets. Alles wat Archie in zijn handen kreeg, werd on middellijk gammel. Hij had zelf ook al tijd wel een lapje om, of ergens een pleister op. Van kindsbeen aan had hij als een magneet allerlei ongevallen naar zich toe getrokken en zonder zijn schuld bij anderen ook ongelukken veroor zaakt. Porcelein en glas schenen al te breken als hij maar in de buurt kwam en zijn motorfiets stuurde hem altijd wel tegen een muur op of een sloot in, hoe wel hij voortreffelijk kon rijden. Het feit dat hij nu op Crickleham herstel lende was, had hij te danken aan het feit dat er buiten zijn schuld een gra naat tot ontploffing was gekomen, die een andere soldaat gedood had en Ar chie zelf ernstig gewond. Lady Cressett mocht hem graag en moedigde hem aan om veel te komen om de derde man te zijn bij de einde loze spelletjes van Charles en Clara. Bij tijd en wijle was Charles wel een beetje jaloers op de twee ouderen, want hij be schouwde hen beiden als zijn persoon lijk eigendom. Clara was wel eens bang dat Charles Archie's roekeloosheid zou na-apen. Maar gelukkig was Charles erg bang om zich zelf pijn te doen en vergenoegde hij zich met hen op stang te jagen met aankondigingen van de verschrikkelijke dingen, die hij op het punt stond uit te halen, zodat ze hem er tijdig van konden afhouden. Het viel Clara op dat Archie over Charles waak te als een bezorgde moeder, hoewel he+ nemzelf niet kon schelen hoeveel bui len en schrammen hij opliep. Hij was bijna zo vol toewijding voor Charles als zijzelf en dat schiep een band tus sen hen. Zij zag hem maar eens kwaad op het kind en dat was toen Charles die de hele middag al een slechte bui gehad had, uitriep: „U bemoeit zich altijd overal mee, Joffer. Begrijp je dan met dat mannen ook wel eens onder elkaar willen zijn". Archie had hem een diaai om zijn oren gegeven en woe dend gezegd: „Wil je je mond wel eens houden, kleine ellendeling! Neem me niet kwalijk, Clara. Vraag onmiddellijk excuus, anders verdwijn ik op staande voet en neem Clara met mij mee." Toch liet ze hen soms wel eens sa men spelen, hoewel ze steeds even dol bleef op die dwaze avonturen-spelletjes cn het vreselijk vond als ze een keer niet mee kon doen. Maar wanneer ze terugdacht aan die avond dat Nan zo uitgevallen was, probeerde ze wel eens haar vijandin in een betere stemming te brengen door aan te bieden de speelgoedkast op te ruimen of zelfs Char les' kousen te stoppen. Soms werd zo'n aanbod wel eens mopperend aangeno men, maar meestal werd het koel en beleefd van de hand gewezen. Een keer verloor Clara bijna haar geduld toen Nan in een ongewoon spraakzame bui zei: „U zult wel blij zijn als mijn heer Hughes Follett weer naar zijn re giment teruggaat, juffrouw. Hij rijdt u aardig in de wielen, hè?" Als ze hem echter meer dan een half uur alleen liet, kwam Archie haar al tijd zoeken. En juist op deze middag kon ze hem wel omhelzen toen hij de leska mer kwam binnenstormen, roepend: „Daar zit de deserteur! Kom onmiddel lijk mee, vooruit! Charles en ik kunnen je niet langer missen." Toen hij afscheid kwam nemen was hij even terneerge slagen als een jongen die weer terug moet naar school. Clara en hij en Char les wandelden triest over hun speel terrein, en voelden zich te ellendig om te spelen. „Als je naar het front moet, Archi»" zei Charles, „kijk dan in godsnaam uit, want anders word je vast in de poeder geschoten." „Ik zal toch wel het een en ander op lopen. Maar het is nooit dodelijk bij mij. Mama zegt dat ik al minstens zes levens opgesoupeerd heb „Je gaat nu toch nog niet?" vroeg Clara bezorgd. „Wees maar niet bang. Ik moet eerst tot officier bevorderd worden. Als dat tenminste gebeurt. Ik zou maar voor me duimen, Clara. Ik krijg geen ver lof meer voor het zover is. Dit was an ders een reuze verlof! Ik vind het vre selijk om weg te moeten." Charles hing aan zijn arm. (Wordt vervolgd). Op de Canadese en Engelse kerkho ven te Bergen op Zoom zullen monu menten verrijzen in de vorm van ge- denk-altaren. Deze zullen rondom een voetstuk bevatten van drie treden, die naar de altaarsteen voeren, waarop de woorden ..Their name liveth for ever more" zijn aangebracht. Deze altaar monumenten zullen in kalk-zandsteen worden opgetrokken. Het Leger des Heils in Arnhem is dit jaar wel bijzonder fortuinlijk met de bekende kerstpotten-actie. Toen men Dinsdag de inhoud van de potten na ging, werd er op de bodem van een van de potten een briefje van duizend gul den gevonden. Door deze gift kan men nu ongeveer 150 kerstpakatten extra be stellen. Advertentie WERELDTAAI (Bekend» Schriftelijke Cursus) Geill. prospectus grett» „Het barensuur brak aan en het was Zondag - middernacht. Toen stond de Maagd op en leunde tegen een zuil aan, welke zich daar bevond. Jozef zat bij haar en was zeer bedrukt, omdat hij niet alles kon bereiden, zoals het eigen lijk paste. Hij stond onmiddellijk op, nam hooi uit de kribbe, legde het aan de voeten van de H. Maagd en trok zich in een andere hoek terug. Toen verliet de Zoon van de Eeuwige God de schoot Zijner moeder, zonder schending en zonder smart, en bevond zich in eén ogenblik op het hooi aan de voeten van Zijn Moeder. Dadelijk boog Zijn Moeder zich over Hem. nam Hem op en omhels de hem met tederheid, legde hem aan haar door de hemel bevruchte borst en wies, onderricht door de H. Geest, het goddelijk Kind met haar eigen melk. Vervolgens wikkelde zij het in een hoofdsluier en legde het in de kribbe. Toen vielen os en ezel op de knieën, sta ken hun koppen boven het kribbetje eu bliezen door hun neusgaten, als hadden ze verstand ontvangen om te begrijpen, dat deze arme kleine, zo sjofel gekleed, behoefte had aan warmte in deze zo strenge koude- Toen knielde Maria neer, aanbad en dankte God: Ik dank U, o Heer. heilige Vader zeide ze die mij Uw Zoon hebt geschonken: ik aan bid U, eeuwige God. en U, mijn Kind, Zoon van den levenden God. Jozef aan bad eveneens het Kind, en hij nam het zadel van de ezel en trok daaruit een wollen of haren kussentje en legde dat neer bij de kribbe, opdat onze Vrouwe er op kon gaan zitten. En zij zette zich neer, plaatstë het zadel onder haar elle boog, en zo bleef zij, de Vorstin der we reld, de kribbe aanschouwen, ogen en hart gevestigd op haar welbeminde Zoon". De H. Birgitta van Zweden is van die onbekende Italiaanse minder broeder ongeveer een tijdgenote geweest. Zij was een zeer godvruchtige vrouw, reeds in haar vroege jeugd. Zij is jong getrouwd en moeder geworden van acht kinderen. Na de dood van haar man is zij naar Rome gegaan, waar zij in 1373 is gestorven, kort nadat zij van een pelgrimsreis naar het H. Land was teruggekeerd. Zij heeft zelf in de „Open baringen over het leven en lijden van Jezus Christus en zijn roemrijke Moe der. de Maagd Maria" verteld, wat Ma ria haar. toen zij de grot van Bethlehem bezocht, omtrent de geboorte van haar kind bekend heeft gemaakt. Zij vertelt vrouwelijker dan de monnik, voorzich tiger eigenlijk, met meer aandacht voor détails. Sint Birgitta spreekt: ..Toen ik bii de kribbe van den Heer in Bethlehem was. zag ik een Maagd van wonderbare schoonheid, die gehuld was in een blan ke mantel en een fijngeweven onder kleed. Daar was ook een oude, zeer eerbiedwaardige man en ze hadden een os en een ezel. Ze gingen een grot binnen. Nadat de grijsaard os en ezel aan de kribbe had vastgebonden, ging hij naar buiten. Daarop bracht hij de Maagd een brandende kaars. Hij beves tigde deze kaars aan de wand en ging naar buiten, om bij de Geboorte niet- tegenwoordig te wezen. Hierop ontdeed zich de Maagd van haar schoeisel en legde de blanke mantel af. welke haar omhulde. Toen nam ze de sluier van haar hoofd en legde die naast zich neer. Zo bleef ze daar bezig alleen met de tunica bekleed. Haar wondermooie gou den haren vielen los langs haar schou ders. Toen nam ze twee linnen en twee wollen windselen van uitgelezen rein heid en fijnheid; deze had ze meege bracht om ei- het pasgeboren Kind in te wikkelen. Ook legde ze twee andere, kleine linnen doeken, waarmede ze het hoofd van het Kind bedekken en om- windselen wilde, naast zich neer om ze te zijner tijd te gebruiken. En toen alles aldus was voorbereid knielde de Maagd in grote godsvrucht neer en plaatste zich in gebedshou ding. Haar rug was naar de kribbe gewend, maar haar aangezicht ten hemel gekeerd, naar het Oosten. Zo, met opgeheven handen en hemel waarts gerichte ogen, stond ze daar als in extase, verzonken in diepe be schouwing, overweldigd door godde lijke vervoeringen. En terwijl ze daar zo in gebed stond, bracht ze in een oogwenk den Zoon ter wereld. Van Hem ging zo'n onuitsprekelijk licht en zulke glans uit, dat de zon er niet eens mee te vergelijken was. Nog veel minder gaf het licht van de kaars, die de grijsaard bevestigd had, een schijn van zich, daar die godde lijke uitstraling het geschapen licht van de kaars totaal overheerste. Toen daarop de Maagd bemerkte, dat zij reeds gebaard had, aanbad ze dade lijk het Knaapje met grote eerbied en ontzag; ze neigde het hoofd en vouwde de handen. En ze sprak tot Hem: „Wel kom mijn God, mijn Heer en mijn Zoon" En het knaapje begon te wenen en te rillen van de kou en de hardheid van de grond, waarop het lag. het strekte de armpjes uit en wendde zich een weinig om, alsof het hulp en schutse bij Zijn Moeder zocht. Toen nam ze het kind in de armen, drukte het tegen haar boezem en met borst en wangen ver warmde ze het. vervuld van een grote vreugde en een teder en moederlijk ge voel. En dadelijk daarop wikkelde ze het knaapje in. eerst in linnen, daarna in wollen doeken. Zii bond het li chaampje en de benen en de armen vast in windsels, die bestonden in vier over elkaar gelegde linnen, vastgenaaide doe ken. Vervolgens bedekte zij het hoofdje van het knaapje met twee linnen doe ken, die zij daartoe gereed had gelegd. Toen dit gedaan was trad de grijsaard binnen, wierp zich neder en aanbad met gebogen knie het Knaapje; hij schreide van vreugde. Daarop stond de Maagd op, nam het Knaapje in de armen, en beiden. Maria en Jozef, legden het in de kribbe, en geknield aanbaden ze het met oneindige vreugde en overstelpen de zaligheid". Het visioen van de H. Birgitta heb ben wij ontleend aan .Jioe Kerstle genden kwamen en gingen" door dr. J. B. Knipping O.FM. (Uitg. Paui Brand 1942): het visioen van de onbe kende Italiaanse minderbroeder aan hetzelfde boek. Een Italiaanse minderbroeder, die omstreeks 1300 geleefd-moet hebben - wij zouden niets van hem gehoord hebben, als een medebroeder niet opge schreven had, wat hem „door de Heer zelf geopenbaard" werd - is in 'n visioen aanwezig geweest bij wat in Bethlehem in de Kerstnacht gebeurd is. Hij vertelt daarvan in een vertrouwelijke, oprechte toon, als iemand, die alles meegemaakt heeft, zonder dat men zich aan hem stoorde, omdat hij zo'n vertrouwde be kende was.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1952 | | pagina 3