Zestig procent van de wereld
bevolking heeft honger
Pionierswerk in missie-gebieden
L
3
Hulp aan onontwikkelde gebieden
Drie projecten
'W
VN zorgt voor de kinderen
TE WEINIG BROEDER-MISSIONARISSEN
VERRICHTEN EEN GROOTS WERK
H
W rflW
fi
WOENSDAG 24 DECEMBER 1952
PAGINA i
Hl,
Het „Uitgebreide Programma"
„Colombo Plan" en „Punt Vier"
Elke bete hun geweigerd
is Hem geweigerd
DE ONONTWIKKELDE GEBIEDEN
EN HET „PUNT VIER" PROGRAMMA
n
Stille
i
dan de helft van de
mensheid lijdt gebrek
Meer
In het vorig jaar in Amerika verschenen boek „The Voice of Asia", een
bundel reportages van een reis naar het Verre Oosten door de bekende
journalist James A. Michener, komt een treffende passage voor over de
dorpen in India. Een beschrijving, die in het algemeen de nood in de on
ontwikkelde gebieden van de wereld uitstekend illustreert.
In ieder Indisch dorp, zo vertelt Michener, is men voor de watervoorziening
aangewezen op een uitgegraven kuil, die ongeveer het volume heeft van de
kelder van een huis. 's Zomers, in de regentijd, loopt die kuil vol water. De
vijver, die dan ontstaat, wordt door de hele bevolking van het dorp voor de
meest uiteenlopende doeleinden gebruikt. De mensen zwemmen er in, zij
doen er hun behoefte, zij houden er hun eenden en zij laten er het vee
drinken. De vrouwen wassen er hun groente en de oppervlakte ziet er aller
minst fris uit. Toch wordt het water door iedereen voor consumptie ge
bruikt. Het is onbegrijpelijk, dat er nog iemand in leven blijft. Maar als
men oude dorpsbewoners er over aanspreekt, antwoorden zij: „Ik heb dat
water zeventig jaar lang gedronken en ik ben nog heel gezond." Die ouden
van dagen hebben overigens geboft, want in de meeste Indische dorpen
85% van de bevolking leeft er in dorpen worden de mensen gemid
deld niet ouder dan 26 jaar (in Amerika 69).
Na aldus de heersende wantoestanden geschilderd te hebben, geeft Miche
ner ook aan wat er aan gedaan zou moeten worden: „Als men rijk en mach
tig zou zijn, zou men vier dingen voor India moeten doen, waardoor de
grootste ellende zou worden verzacht: Men zou ieder dorp een diepe put
moeten geven, men zou de dorpelingen moeten kleden, hen betere land
bouwmethoden leren, en scholen voor hun kinderen bouwen. De rest is
van secundair belang."
India ligt erg ver weg. Maar onder de
2>/4 milliard bewoners van onze aardbol
bevinden zich 330 millioen Indiërs, dus
ongeveer één op de zeven. Behalve In
dia zijn er evenwel nog tal van andere
onontwikkelde gebieden. Men is maar
al te gemakkelijk geneigd de wereld
waarin wij leven te verdelen in een Wes
terse en een communistische invloeds
sfeer en men ziet dan die onmetelijke
landstreken over het hoofd waar noch
de zogenaamde Westerse beschaving,
noch de leer van Marx, Lenin, Stalin en
Mao Tse Tung is doorgedrongen.
Laten we het probleem nog eens van
een andere kant bekijken: Van alle pas
geboren kinderen over de gehele we
reld komt slechts één derde deel met
een blanke huidskleur ter wereld. Niet
minder dan 60 pet. van die niet-blanke
baby's krijgt nu en later onvoldoende
voeding, terwijl 75 pet. kans loopt le
venslang ongeletterd te blijven. Voorts
zal het grootste deel van hen door zware
ziekten overvallen worden, als bijvoor
beeld malaria en tuberculose. De meeste
bewoners van onze aardbol hebben dus
heel andere zorgen dan communisme of
kapitalisme, dan de H-bom of de vrij
heid van meningsuiting, de koude oor
log of de permanente vrede. Zij lijden
gebrek. Zij hebben honger en kunnen
zich niet kleden. Zij leven in.lemen hut
ten en sterven aan de meest afschuwe
lijke kwalen.
Een Amerikaans hoogleraar, String-
fellow Bar, heeft enkele jaren gele
den een vlammend protest de wereld
ingestuurd tegen de alom heersende
onverschilligheid ten aanzien van de
ellende in de afgelegen delen van de
wereld. Ia. zijn brochure „Ijgfó Join
the Human Race",' uitgegeven door de
universiteit van Chicago, wijst hij óp
de verregaande ontoereikendheid van
de bestaande projecten voor hulpver
lening aan misdeelde volkeren. Alle
steun die op dit ogenblik verieend
Een malaria-patiënt in India wordt
door een arts onderzocht, terwijl de
lamilieleclen van de zieke toekijken.
In 1946 zijn m India, met 330 millioen
inwoners, 1 millioen mensen aan mala
ria gestorven. In 1949 heeft de Wereld
gezondheidsorganisatie van de Ver
enigde Naties, de WHO, in samenwer
king met het Internationale Fonds voor
Hulp aan Kinderen, de UNICEF, de
strijd aangebonden tegen de epidemieera.
In Pakistan worden, onder leiding van deskundigen, die uitgezonden zijn door
de UNESCO, experimenten ondernomen om kunstmatig regen op te wekken. In
het hierboven afgebeelde laboratorium wordt onder meer studie gemaakt van
wolkenformaties en van de electrische ladingen in onweerswolken.
e Organisatie voor Onderwijs en We-
'ischap van de V. N., de UNESCO,
e®ft deze school te Halawani in India
benodigde leermiddelen bezorgd.
wordt vormt tezamen slechts een drup
pel op een gloeiende plaat. Zijn ver-
peanen kunnen het ons ook aantrek-
ten, de Amerikanen; maar wij Euro-
wijten zijn gericht tot zijn landgeno-
ken. Hij vertelt hoe in 1949 een Ame
rikaanse senaatscommissie de euvele
moed had een voorgestelde bijdrage
bestemd voor de onontwikkelde gebie
den te reduceren tot IC millioen dol
lar, een som, die in dat zelfde jaar niet
toereikend was voor de stadsreiniging
van New York; terwijl de Verenigde
Staten aan de Tweede Wereldoorlog
ruim 330 milliard dollar gespendeerd
hebben. Weliswaar is later de Ameri
kaanse bijdrage toch nog aanzienlijk
hoger geworden dan wat aanvankelijk
door de bewuste senaatscommissie was
toegewezen, maar het gevai is type
rend voor een alom gangbare menta
liteit en de steun van de V.S.. evenals
die van de andere „beschaafde" landen,
is ook nu nog hoogst onvoldoende
In een beschouwing over de wereld
situatie heeft de secretaris-generaal van
de Ver. Naties, Trygve Lie, op 15 Oc
tober van dit jaar gezegd, dat de wereld
zich voor een ernstig dilemma ziet ge
plaatst. De gevaarlijke lage levensstan
daard in de onontwikkelde gebieden
zakt nog voortdurend, zo constateert hij.
De onontwikkelde landen zouden door
investeringen hun economie weer op peil
gebracht willen zien. Maar de ontwik
kelde landen, die het benodigde kapitaal
zouden moeten verschaffen, aarzelen,
hetzij wegens de huidige internationale
onzekerheid, hetzij wegens de zware be
lasting, die de bewapeningsprogramma's
reeds met zich meebrengen, aldus Trygve
Lie.
Intussen wordt er in het kader van
de Verenigde Naties inderdaad enige
hulp verleend. Nadat reeds enige jaren
door de V.N.-organen steur aan onont-
wikkele gebieden was gegeven kwam op
1 Juli 1950 het „Uitgebreide Pro
gramma voor Technische
Hulp" tot stand, dat zich ten doel stelt
„de nationale economieën van de onont
wikkelde landen te versterken door mid
del van de ontwikkeling van industrie
en landbouw". Behalve dit project be
staat er ook een „Gewoon Programma
van de Verenigde Naties", alsmede enige
„Gewone Programma's van de Speciale
Bureaux" van de V.N. Het „Uitgebreide
Programma" wordt gefinancierd door
middel van vrijwillige bijdragen van de
leden der V.N. en van de acht deelne
mende „Speciale Bureaux". In Juli van
dit jaar werd voor 1953 een begroting
gemaakt ten bedrage van 25 millioen
dollar.
Het „Expanded Program for Techni
cal Assistance", zoals de officiële naam
voor dit V.N.-project luidt, legt er zich
speciaal op toe de volkeren van de on
ontwikkelde gebieden betere productie
methoden te leren. De organisatie
schenkt de betrokken landen geen geld
of goederen, maar wat men in Amerika
wel „know-how" noemt. Als een land
bijvoorbeeld geadviseerd wenst te wor
den over de kwestie van de tewerkstel
ling van vrouwen in fabrieken zal het
Speciale Bureau dat de „Internationale
Arbeidsorganisatie" (ILOt heet in het
kader van het „Expanded Program" de
gevraagde inlichtingen geven, of een
deskundige sturen. Als het om de be
strijding van malaria gaat wordt de
„Wereldgezondheidsorganisatie" (WHO
ingeschakeld, terwijl men voor een effi
ciënte aanleg van nieuwe vliegvelden
bij een derde Speciaal Bureau, de „Inter
nationale Organisatie voor Burgerlucht
vaart" aan kan kloppen. Niet minder
dan 90 landen worden nu al door middel
van het „Expanded Program" gehol
pen. Reeds zijn ruim 1300 deskun
digen van 60 verschillende nationali
teiten naar onontwikkelde landen ge
zonden, terwijl ruim 1600 bewoners van
die landen in de gelegenheid werden ge
steld zich op kosten van de V.N. verder
in hun vak of beroep te bekwamen.
Het „Expanded Program" kan reeds
op verscheidene goede resultaten te
rugzien. Zo hebben bijv. twee uitgezon
den Amerikaanse vrouwelijke deskun
digen een krachtige stoot kunnen ge
ven aan de weefindustrie op de Phi-
lippijnen. Zij stelden voor de Philip-
pijnse traditionele weefgetouwen 20 cm
te verbreden. De aldus ontstane bre
dere weefsels voor stoelbekleding wer
den onmiddellijk door de I'hilippjjnse
meubelfabrieken met graagte afgeno
men. De kosten van de verbouwing
bedroegen per weefgetouw niet meer
dan 2 pesos (ongeveer 3)/, gulden).
Een ander voorbeeld: Op St. Lucia,
een van de Britse Bovenwindse Eilan
den, bevonden zich vulkanische warm
waterbronnen, zogenaamde geisers. De
plaatselijke autoriteiten overwogen de
mogelijkheid om de vrijkomende
stoom te gebruiken voor de winning
van elcetriciteit. Na een onderzoek
met medewerking van de V.N. kwam
aan het licht, dat men in Italië en op
IJsland ervaring had op dit gebied.
Uit beide landen werden gegevens ver
zonden, terwijl een IJslandse expert
naar St. Lucia vertrok om aldaar de
bedoelde instalatie te gaan bouwen.
Het „Uitgebreide Programma voor
Technische Hulp" van de V.N. werkt
vooral samen met twee andere soortge
lijke grote projecten: Het „Colombo
Plan", een Gemenebest- en het „Punt
Vier Programma" een Amerikaanse in
stelling. Het Colombo Plan is in
Juli van het vorig jaar in werking ge
steld door de regeringen van Engeland,
Australië, Nieuw-Zeeland, India, Pa
kistan, Ceylon en Canada. Het plan, ge
noemd naar de hoofdstad van Ceylon,
stelt zich vooral ten doel de productie
van voedingsmiddelen te bevorderen. Niet
minder dan 570 millioen mensen zijn bij
dit project betrokken. Het is een zes
jarenplan, waarmee een bedrag van 1,8
milliard pond sterling is gemoeid. In het
kader van dit Programma worden wegen
aangelegd, landbouwmethoden verbe
terd, huizen en scholen gebouwd, fabrie
ken opgericht en electrische centrales
gevestigd. Ook het Colombo Plan levert
adviezen en stelt personen uit onontwik
kelde gebieden in staat zich te speciali
seren.
Het „Punt Vier-Programma"
is een kleine vier jaar geleden, namelijk
op 20 Januari 1949, door president Tru
man in zijn inaugurele rede tot het Ame
rikaanse Congress gelanceerd. Truman
noemde de hulp aan de onontwikkelde
gebieden de vierde en laatste hoeksteen
van de Amerikaanse buitenlandse po
litiek. (De andere drie: le. Steun aan de
V.N., 2e. Marshall-hulp en 3e. Militaire
hulp aan de Atlantische bondgenoten).
„Punt Vier" legt evenals het Colombo
Plan de nadruk op de voedselvoorzie
ning. Maar het project werkt ook aan de
volksgezondheid, het onderwijs en de op
lossing van transportproblemen, om
slechts enkele werkzaamheden te noe
men.
Zo wordt er onder meer door de Ver
enigde Naties, de Verenigde Staten en
het Gemenebest op bescheiden wijze
hulp verleend aan de onontwikkelde ge
bieden van de wereld. Meer dan de helft
van de mensheid gaat echter gebukt on
der armoede, ziekte en onwetendheid en
dus kan er voor de misdeelde volkeren
der aarde nooit genoeg gedaan worden.
Er ligt op dit terrein voor de bewoners
van de meer begunstigde landen een on
metelijke taak. Wij Christenen moeten
dit heel bijzonder beseffen. De projec
ten voor hulp aan onontwikkelde gebie
den verrichten immers werken van
barmhartigheid: De hongerigen spijzen
en de naakten kleden....
H. BRONKHORST
BOVEN: In Afghanistan (gelegen tussen India en Per-
zië) kunnen de kinderen weer veilig melk drinken
sinds door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de
Verenigde Naties, de F. IA. O., in samenwerking met de
Afghaanse regering, de runderpest in dit land bestreden
wordt. LINKS: Een vroedvrouw (links) en een ver
pleegster (midden) van de Wereldgezondheidsorganisa
tie van de V. N. vertellen een jonge moeder (rechts) in
Brits-Bomeo, hoe zij haar baby zo goed mogelijk kan
verzorgen.
Over de honger, waardoor over
de hele wereld tallozen worden
gekweld, en over de Christe
lijke plicht deze nood te lenigen,
heeft de H. Vader op 4 April 1946 een
bewogen radio-rede gehouden. Een
rede, die nu, bijna zes jaar later,
nog weinig aan actualiteit heeft in
geboet. Een heden nog bijzonder toe
passelijke passage van déze Pauselijke
toespraak is hieronder geciteerd:
„Gedurende de oorlogsjaren is de
dood herhaaldelijk voortgeschreden
langs de oorlogsfronten en diep bin
nengedrongen in gehele landstreken.
De dood heeft talloze slachtoffers
onder de strijdenden en onder de
burgerbevolking neergeveld.'Het is
tijd, dat wij hem de pas versperren
nu wij zien, hoe hij zich gereed
maakt onvergelijkelijk grotere ver
woestingen aan te brengen dan hij
aanrichtte met het vuur der wape
nen. Veroorloven wij toch niet, dat
hij op millioenen graven van onschul
dige kinderen de tragische beschul
digende woorden kan schrijven: „De
kinderen vroegen om brood, maar
niemand was er die het hun brak
(Klaagliederen 4,4).
Gij allen, mensen of volkeren, die.
bij machte zijl op een of andere ma
nier uw medebroeders te hulp te ko
men, luistert naar de vermaning van
de profeet: „Reik de hongerige uw
brood" (Isaias 58,7). Vestigt uw ogen
op dit grote visioen: niet alleen de
hongerigen der aarde strekken op dit
ogenblik naar u hun smekende han
den uit, maar Christus zelf vraagt
u om het brood, waaraan Zijn armen
behoefte hebben. Elke bete broods
aan hen gegeven, is aan Hem gege
ven; elke bete hun geweigerd, is
Hem geweigerd".
ulp aan nog onontwikkelde gebieden dateert niet van de dag, waarop in
Amerika het z.g. „Punt-vier"-programma is opgesteld. Op grond van an
dere overwegingen en op andere wijze heeft de missie zich reeds finds
mensenheugenis actief betoond op dit gebied.
Geloofsprediking is het doel en de eerste taak van de missie. Maar vooral
in de onontwikkelde gebieden is het steeds meer noodzakelijk gebleken in
groeiende mate aandacht te schenken aan andere aspecten van het missiewerk,
in het bijzonder aan de maatschappelijke ontwikkeling van de bevolking -an
deze streken. Daarom is en wordt in die gebieden uit zuiver idealistische be
weegredenen pionierswerk verricht, waardoor in betrekkelijk korte tijd het gehele
missie-aspect grondig is veranderd. Niet altijd echter op de wijze, die de mis
sionarissen als ideaal voor ogen heeft gestaan. Want door deze ontwikkeling zijn
de priesterlijke bediening en de verkondiging van het evangelie niet meer uit
sluitend de taken geworden van de missionaris, die zich daarnaast ook belast
'heeft gezien met talrijke, meer materiële, doch even noodzakelijke zorgen en
plichten voor het welzijn van de jonge christelijke gemeenschappen in de nog
primitieve landen en heel vaak ook elders, waar het bestaan van een inheemse
cultuur, de behoefte aan steun voor maatschappelijke ontwikkeling geenszins
uitsluit.
Door de uitzending van mannen, die
zonder priester te zijn toch een geeste
lijke roeping volgen en die door hun
grondig vakkundige scholing in staat
zijn de priester-missionarissen behulp
zaam te zijn en door eigen voorbeeld
en leiding een enorme stoot kunnen
geven aan deze maatschappelijke en
culturele ontwikkeling, welke geeste
lijk en materieel mede de grondslagen
helpt leggen voor een inheemse Chris
telijke beschaving, poogt de missie in
deze ontzaglijke behoefte te voorzien.
In de Europese landen heeft men over
het algemeen geen flauw besef van de
pioniersarbeid, die door de broeder
missionarissen in de missiegebieden
wordt verricht, ondanks de betrekke
lijke geringheid van hun aantal. Men
maakt zich daarvan meestal een vol
komen verkeerde voorstelling.
Te weinig is het b.v. bekend, dat in
verschillende delen van Afrika, dat wel
eens het werelddeel van de toekomst
wordt genoemd en dat voorbestemd
schijnt om een enorm belangrijke rol te
gaan spelen in de moderne wereldge
schiedenis, de missiebroeders een zeer
groot aandeel nemen in de culturele en
maatschappelijke ontwikkelingsarbeid
ten gunste van de inheemse bevolking.
Daar kan men in waarheid zeggen, dat
er iets groots wordt verricht, waarvan
de resultaten een diepe en duurzame
invloed zullen uitoefenen op het Afrika
van de toekomst, dat reeds bezig is te
ontstaan en waarvan de omtrekken zich
beginnen af te tekenen in en ondanks de
gisting, die zich in het zwarte wereld
deel openbaart.
Ol en in hoeverre deze nieuwe Afri
kaanse beschaving Christelijk zal zijn.
hangt niet op de laatste plaats af van
het werk van deze broeder-missiona
rissen, die op zovele gebieden de lei
dende en stuwende krachten zijn in
deze ontwikkeling. Zij staan er in de
industrie- en vakscholen, zij leiden
en werken mee aan de uitvoering van
openbare bouwwerken. Niet alleen
kerken en scholen, die de missie hard
nodig heeft voor haar beschavende
taak, maar ook bruggen, stuwdammen
voor electrische centrales of voor de
bevloeiing van anders dorre en on
vruchtbare vlakten. Onder hun lei
ding en met hun medewerking wor
den wegen aangelegd door anders on
doordringbare gebieden Zij wijden
heel hun leven en arbeidskracht uit
een in het bovennatuurlijke worte
lend idealisme aan de oprichting en
instandhouding van velerlei bedrijven
ten dienste van de inheemse bevol
king, van klokkengieterijen en fabrie
ken voor de vervaardiging van kunst
raten voor de bijenteelt of tot kran-
tenbedrijven in de inheemse taal toe.
Zonder de missiebroeders zou de mis
sie in de onontwikkelde gebieden voor
al maar daar toch niet alleen kreu
pel en ontoereikend zijn. Maar indien
zij zou kunnen beschikken over 't tien
voudige van het thans aanwezige aantal
van dezen nooit genoeg te waarderen
pioniers zouden Kerk en beschaving in
de onontwikkelde gebieden in korte tijd
een groei en uitbreiding doormaken,
die ons thans fabelachtig lijken. Helaas
bestaat er aan zulke mannen een nij
pend gebrek in de missiegebieden, met
het gevolg, dat ook de geloofsverkondi
ging vaak moet lijden, omdat de pries
ter-missionarissen genoodzaakt zijn hun
priesterlijke bediening in te perken,
aangezien zij nodig zijn voor de arbeid,
die beter, vakkundiger en sneller ver
richt zou kunnen worden door broeder
missionarissen. Tegenover 3366 Neder
landse priester-missionarissen werken
thans slechts 505 Nederlandse broeder
missionarissen en dit feit verklaart op
zichzelf voldoende, waarom uit alle
missiegebieden een dringend beroep
wordt gedaan op de edelmoedigheid en
het idealisme van dat deel der katho
lieke jeugd, dat uit roeping een grootse
en hoogst noodzakelijke taak zou kun
nen vinden in de missie, in dienst van
God en in dienst van de mensheid, een
taak. die nu nog al te vaak onvervuld
blijft, eenvoudig omdat het te weinig
bekend is. dat er iets waarlijk groots te
verrichten is.
lil
Gebieden die ,,PUNT VIER''
hulp ontvangen
Andere onontwikkelde gebieden
TJ Communistische landen
LAjT LIBANON
SOVJET-UNIE
AFGHANISTAN
Ziekte
bestrijding
fcjtandbouwkun
dige steun
Steun aan onderwijs
en vakopleiding
iordanie
11 a n t i *c h
Öceo a m
PAKISTAN
IRAK
ISRAEL
NEPAL
LIBYE
VERENIGDE STATEN
MEXICO
CHINA
:oik- a
CENTRAAL AMERIKA
e aan
OOM. REP
SAUDI ARABIE
COLOMBIA
VENEZUELA
ECUADOR
RAZILIE
0 ce aan
AUSTRALIË
BOLIVIA
URUGUAY
CHILI