Tweede Kamer doktert verder gevoelige materie aan VINCENT VAN GOGH, ECHT EN ONVERVORMD Vincent van Gogh Geruchtverwekking uit spontane reactie is niet verboden Passiezondag „Tussen zon en schaduween zeer leesbaar boek HUIS EN HAARD Eerbied voor de feilen hantage 16 amendementen op ontwerp-Zondagswet keelaandoeningen Kleurenfilm van Jan Hulsker „Een heitje voor een karweitje" Merkwaardige diefstal Medische faculteit in Nijmegen 83.8 millioen in Rampenfonds Een kijkje bij Huis en Haard wel de moeite waard! LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 21 MAART 1953 PAGINA 3 Wat is een optocht? een paarkee' besnijden per dag» S IS e: WETERINGSCHANS 165 AMSTERDAM TEL. 31045 m lli In de Paasweek wederom: KVP-Kamerleden naar rampgebied Watersnoodcollecte in Den Bosch bracht f 490.000.- op door J. S. Fletcher Binnenkort voordracht van docenten (Van onze parlementaire redacteur a.i.) Het nieuws over de huurverhoging en belastingmaatregelen heeft de Tweede Kamer gisteren niet afgehouden van haar op de derde dag vrij moeizaam wor dende bespreking der delicate Zondagswetgeving. Allereerst kwam minister Beel aan het woord ter verdediging van het wetsont werp. De bewindsman gaf de strekking van het ontwerp aldus weer: enerzijds nioet de rust bevorderd worden en van de andere kant moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van het maatschappelijk leven en de opvattingen van hen, die de Zondag niet beschouwen als een Gode gewijde dag. In deze geest moet men het verstaan, dat volgens art. 7 van het w.o. plaatselijke verordeningen geen verbodsbepalingen mogen inhouden omtrent sportbeoefening. Dit laatste ueemt overigens weer niet weg, dat excessen met betrekking tot de sport moeten Worden vermeden. De heer Stufkens kreeg op zijn be denkingen, dat aan het vooroverleg de buitenkerkelijke en sportorganisaties niet te pas waren gekomen, ten ant woord, dat de procedure daardoor om slachtig zou zijn geworden, o.m. omdat het moeilijk is in deze sectoren de juiste representanten te vinden. De Woordvoerder van de P.v.d.A. klonk dit niet erg overtuigend in de oren. maar hij troostte zich met de gedachte, dat althans niet om principiële redenen de Uitsluiting had plaats gevonden. Minister B'eel zei verder, dat arbeid als ontspanning op. de Zondag, wanneer men niet te veel gerucht verwekt, mo gelijk blijft, waarin een, overigens nog niet geheel duidelijk, antwoord beslo ten lag aan de heer Maenen, die ge vraagd had of het timmeren van een kippenhok in de tuin al dan niet als een verstoring van de Zondagsrust zou Worden aangemerkt. Problematiek van het klokkenluiden Dan was er de „problematiek" van het luiden der kerkklokken op Zon dag. Z. Exc. wees er op, dat deze materie geregeld is in art. 8 van de Wet opde Kerkgenootschappen. Daarop kan men dus terugvallen en ter voor koming van misverstand was spr. voornemens het intitulé van het ont werp, „Voorschriften ter wegneming van beletselen etcte wijzigen in „Nadere voorschriften etc.". De heer Ritmeester had ietwat scham per geïnformeerd of het enthousiasme op een voetbalveld ook gerekend moest worden tot de verboden geruchtver- Wekking. De heer Lenstra behoeft zich geen zorgen te maken, zei de bewinds man: zijn doelpunt zal een spontane reactie oproepen en deze reacties wor den niet getroffen door de wet met Welke uitspraak overigens wel weer nieuwe dubia zullen worden opgeroe pen. In ieder geval mocht de heer Gortzak, die zich afvroeg of een clubje buiten „Ik heb u lief, mijn Nederland" mag galmen, later vernemen, dat zingen bij de spontane reacties wordt gerekend en over het kerkbezoek dus geen moeilijkheden meebrengt. Ten aanzien van de openbare verma kelijkheden, welke voor 1 uur 's mid dags op Zondag verboden zullen zijn, verklaarde prof. Beel, dat van geval tot geval uitgemaakt zal moeten wor den of het om een „openbare vermake- lijkheid" gaat. Het al dan niet heffen van entréegelden zal slechts een van de criteria zijn. De heer Stufkens toon de zich verheugd over deze medede ling. Uit de enkele punten van 's minis ters betoog, welke wij hier opsommen, blijkt wel, dat er tal van moeilijkheden aan de Zondagswetgeving verbonden zijn. Om er nog even een illustratie van te geven: de minister beantwoord de ook de vraag wat men onder de voor 1 uur verboden optochten dient te verstaan. Wel, een optocht is: een als manifestatie bedoeld en in een ge sloten geheel zich voortbewegen van een aantal personen in georganiseerd verband Uiteenlopende wensen Verder is de materie ingewikkeld door alle, onderling divergerende, wensen, welke er geuit zijn ten aanzien van de Nieuwjaarsdag. Hemelvaart, Goede Vrij dag en de tweede Kerst-, Paas- en Pinksterdagen. Er zijn niet minder dan zestien amendementen op het ontwerp ingediend en daaronder zijn er verschil lende, welke voorstellen inhouden om deze dagen al dan niet onder de wet te doen vallen ofwel bepaalde artikelen er wel en niet op van toepassing te verklaren. Het is nog geenszins een overzichtelijk geheel en de Kamer is daar gisteren bij de artikelsgewijze be handeling van het w.o. dan ook nog niet mee klaar gekomen. Dinsdag gaan de debatten over het onderwerp verder. Vermelding verdient nog, dat de heer Maenen zich verre gedistancieerd heeft van, wat hij noemde, het sombere Chris tendom van ds. Zandt. De katholieke woordvoerder vroeg zich zelfs af of de strenge opvattingen van de Staatkundig- Gereformeerden niet juist de onkerke lijkheid bevorderen. Ds. Zandt heeft daarop gereageerd met de mededeling, dat men in zijn kring slechts volle ker ken kent, doch dat hij daarentegen uit katholieke landen vaak ontstellende Morgen begint de liturgie de on middellijke voorbereiding op het Lijden van Onze Heer. De kruisbeelden in de kerken worden met een paarse doek bedekt. In de gebeden richt de goddelijke Lijder Zich tot Zijn hemelse Vader om hulp in Zijn struct tegen zonde en dood. De menselijke natuur van Christus huivert heel na tuurlijk voor de Hem wachtende mar teling, die Hij in Zijn goddelijke alwe tendheid duidelijk voor Zich ziet, ter- Wijl Zijn vrij in de toekomst schouwen de blik Zijn innerlijk lijden nog onein dig vergroot. Hij tast de komende eeuwen af. Scherp ziet Hij de toekom stige mensen voor Zich, die, evenals de Joden, Zijn liefdedaad zullen bespotten en verachten, die geen deel willen hebben aan Zijn verlossing of er onver schillig de schouders voor ophalen. Het pijnlijkste lijden wordt Hem echter wel aangedaan door het onnoemelijk groot aantal van hen, die eerst een tijdlang Zijn goddelijke gaven hebben genoten, Zijn liefde begrepen en gewaardeerd, maar zich tenslotte weer van Hem heb ben afgewend. Het zijn de geroepenen, de velen, Waarvan echter maar weinigen, naar Jesus' eigen getuigenis, de uitverkore nen zullen zijn. De geroepenen, dat zijn de Christe nen, die Hem hennen als God en Ver losser. die de plicht hebben, de s t r k- t e plicht Zijn reddende leer in prak tijk te brengen. Dat zijn vooral wij, Katholieken, die het onschatbare voor- hecht genieten te behoren tot de ene, Ware Kerk van Christus; die leven aan de bron van de goddelijke genadegaven. Wij hoeven de hand maar uit te strek ken om in letterlijke zin bedolven te Worden onder bovennatuurlijke hulp en bijstand. En wat maken wij daarvan? Nu de Vastentijd ten einde loopt en tegelijkertijd zijn hoogtepunt bereikt, is het een geschikte gelegenheid voor een ernstig zelfonderzoek. Het licha melijke vasten is. hoe nuttig en heil zaam ook, niet het voornaamste. Maar boeten en offeren, en vooral een bij zondere verzorging van ons gebeds leven zijn de dingen, waarnaar al onze aandacht-dient uit te gaan. Ongetwij- teld zijn de voornemens aan het begin van de Vasten bij velen talrijk en ern stig genoeg gemeend geweest. De dagelijkse sleur en wie weet wel ke oorzaken hebben ons evenwel spoe dig genoeg doen verslappen, en, als wij eerlijk tegenover onszelf zijn, moeten Vre toegeven, dat er op dit ogenblik biet zo heel veel meer van over is. De klacht is algemeen dat zelfs onder be Katholieken, die toch werkelijk wel beter moesten weten, onverschilligheid voor onze hoogste geestelijke belangen steeds verder om zich heen grijpt. Ver staan wij dan zo slecht de tekenen van be tijd, dat w ij niet eens meer inzien boe de wereld te gronde gaat aan god- beloosheid? fede door ons toe- b o e n. Omdat ons voorbeeld geen steun, geen waarschuwing, geen aanspo ring, geen wegwijzer meer is voor de 8rote massa, die afglijdt van God! Onverschilligheid verklaart inderdaad yeel. Maar de eigenlijke grond voor het bestaan van zoveel naam-Katholieken t'St daar niet. De H. Vader, wiens grote bezorgd heid voor het heil der mensheid elke dag opnieuw blijkt uit de }v'jze vermaningen, die hij in zijn vele bespraken aan zijn bezoekers geeft, .eft onlangs weer eens de vinger pre- b'es op de wonde plek gelegd. Al onze Uitwendige daden, hoe waardevol zij P°k mogen zijn, hoe onmisbaar soms. hebben toch voor God en ons zieleheil e e n waarde als onze innerlijke £esteltenis daaraan niet beantwoordt, donder de geest van gebed, zonder een Advertentie zo ruim mogelijk gebruik van de gena demiddelen der Kerk, dus: een echt sacramenteel leven, wor den wij hoe langer hoe toegankelijker voor de geest der wereld, waarin voor de trouw aan Christus geen plaats is. De oorzaak der onverschilligheid ligt in het verloren gaan v an d e geest van gebed. Bidden is immers in de grond niets anders dan het voor het leven der ziel noodzakelijke onder houden van het contact met God, zon der Wie wij tot niets goeds in staat zijn. Bidden, goed bidden houdt het geweten wakker en waakzaam en waarschuwt tegen elk dreigend gevaar. Bidt men niet, dan stompt het geweten af, de waarschuwingen blijven uit, men ziet het gevaar niet meer en komt er in om. Deze gang van zaken ligt op de bodem van iedere geloofsafval. Allen hebben wij God zo bitter nodig. En al leen het gebed, hoe dan ook. is het middel om met Hem in contact te blij ven. Bidden, goed bidden is daarom een levensnoodzakelijkheid voor iedere mens. Onverschilligheid voor het gebed zet onze ziel wijd open voor de geest van de wereld. De z-g. neutraliteit daarvan leidt onvermijdelijk tot volslagen god deloosheid. Zozeer heeft deze geest de mensheid reeds besmet, dat nog slechts een gering aantal godsdienstige zielen onmiddell.jk begrip toont voor de nood lottige propaganda, die film, radio en pers en het hele openbare leven maken voor' regelrechte goddeloosheid. En wat te zeggen van het streven van het atheïstisch humanistisch verbond, aat openlijk een levensbeschouwing wil propageren, waarin God bewust en na drukkelijk uitgesloten wordt? Dit is alles zeer verontrustend. Daar om moeten wij ons aan het begin van de Passietijd eens eerlijk afvragen aan welke kant wij staan. Wij kunnen het niet verantwoorden ons deel in zelf heiliging en apostolaatsplicht te ver waarlozen. Hoe hebben wij ons van deze taak gekweten in de nu reeds ach ter ons liggende weken van de Vasten? Nog kunnen we onze schade inhalen. Nog is het de geschikte tijd. Gods ge nade wacht op ons. De terugkeer op de goede weg van één enkeling betekent tevens een onschatbare genadehulp voor velen. Als wij onze verantwoordelijkheid begrijpen biedt het leven duizenden ge legenheden om ze vruchtbaar te maken. Beseffen wij toch eens de noodzakelijk heid van een edelmoedig gebaar tegen over God. maar dan van een gebaar, dat de vertrouwvolle, algehele over- gave-in-liefde van ons hele wezen aan God inhoudt. Het wordt ons honderd voudig teruggeschonken tot eigen heil en tof redding van de wereld. Wij moeten het gebed in ons leven een grote plaats geven, evenals aan het bewustzijn van Gods bestaan en onze totale afhankelijkheid van Hem. Heb ben wij dat eenmaal goed gedaan, dan volgen de daardoor noodzakelijke da den bijna vanzelf. Zonder God heeft immers ons leven geen zin en is al ons ploeteren tever geefs. Wie God aan de wereld teruggeeft heeft de wereld gered. Eenmaal heeft Christus dat voor ons allen gedaan. Nu moet ieder het voor ziin medemens doen. Waarbij God zelf elk eerlijk pogen ondersteunt en tot succes voert. L mededelingen hoorde. Later, bij een amendement der Staat kundig-Gereformeerden, dat niet in be handeling zou kunnen komen, omdat het onvoldoende ondersteund werd de S.G.P.-fractie telt immers slechts twee leden werd de vrede weer enigszins hersteld doordat prof. Komme zich als eerste tot mede-ondertekenaar van dit amendement verklaarde. Ds. Zandt maakte een hoofs gebaar naar de katholieke fractieleider, alsmede naar mej. Klompé en de heren Bruins Slot en Oud, die insgelijks in sportiviteit ge handeld hadden. Considerans opnieuw gewijzigd Verschenen is de tweede nota van wijzigingen op het wetsontwerp „voor schriften ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag" (Zondagswet). De considerans wordt opnieuw gewij zigd en komt te luiden als volgt: „Alzo wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is de wet van 1 Maart 1815, Staatsblad no. 21, houdende voorschriften ter viering van de dagen aan de openbare christelijke godsdienst toegewijd, te vervangen door nadere voorschriften ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag en enige christelijke feestdagen." Advertentie „„LU*- •38 INTERIEURVERZORGING i Ter toelichting wordt medegedeeld, dat de wijziging van de considerans tweeërlei strekking heeft: vooreerst om tegemoet te komen aan de opmerking, vervat aan het slot van de amendemen ten van de heren Maenen c.s., waar er op wordt gewezen, dat de considerans, alleen sprekende van de Zondag, te eng is. Voorts wordt, door te spreken van „nadere voorschriften", buiten twijfel gesteld. dat de voorschriften, welke reeds thans in andere wetten zijn ver vat ter wegneming van beletselen voor de viering van en ter verzekering van de openbare rust op de Zondag en enige christelijke feestdagen, onverminderd hun kracht behouden. De graven van Vincent en Theo van Cogh in de film „Vincent van Gogh" Polygoon-Profilti. Destijds, toen de werkzaamheden voor de film .Vincent van Gogh" door Po lygoon-Profilti begnnnen, hebben wij aandacht gevraagd voor het feit, dat hier een eerste poging werd gedaan om in kleuren een zo belangrijk onderwerp op het witte doek te formuleren. Het resultaat is boven onze verwach tingen geslaagd. We kónden geen grote verwachtingen koesteren omdat de film een experiment moest zijn en we maar af te wachten hadden, of de industrie haar stempel op het werk zou drukken, ofwel de persoonlijke visie van één man het karakter van de film zou be palen. Het laatste lijkt ons het geval te zijn. Dr. J. Hulsker, die het scenario heeft geschreven en verantwoordelijk wordt genoemd voor de vorm, heeft een werkstuk afgeleverd, dat in menig op zicht indrukwekkend is. Zijn methode om beelden uit het leven van de schil der te vertonen in samenspel met beelden van een aantal schilderijen en al deze voorstellingen te verbinden door een gesproken commentaar, waarvan de tekst aan Van Gogh's brieven is ont leend, garandeert de nodige levendig heid Voor ons gevoel was die commen taar iets te uitvoerig, soms zelfs over bodig. Met name was dit het geval, waar een stem een brief voorleest, die op het doek geschreven staat, en voldoende voor zichzelf spreekt. En een enkele maal gaat de dramati sering bepaald te ver, zoals in het me- ningsverhaal tussen Van Gogh en Gau guin, waarin de „levende" elementen storend en zelfs banaal worden. Wat de kleur betreft, dient erkend te worden, dat overal, waar zij te ma ken heeft met de schilderijen, een grote soberheid is betracht en men geen enkel ogenblik het gevoel krijgt, dat de schilder te kort wordt gedaan. Daar echter, waar de film landschap pen en dorpen vertoont, lijdt zij aan het bekende euvel der zoetelijkheid, zij het in veel geringere mate dan de Amerikaanse films van allerlei slag. Moet men het een bezwaar achten, dat de film meer vertelt over het leven van Van Gogh dan dat zij geestdriftig wordt over zijn artistieke prestaties? Het ligt er maar aan, wat de bedoeling is geweest. Tenslotte kan men zeggen, dat de film is vervaardigd naar aanlei ding van de herdenking van Van Gogh, die dit jaar zal plaats hebben, en dat dus een vermenging van zijn leven en werk, voor zover die in een film van twintig minuten kan gegeven worden, te verdedigen is. In alle geval is het verheugend te zien. dat de maker de vrijheid heeft genomen, iets méér te doen dan schilderijen te vertonen, na melijk een ingetogen spel te be drijven met de voorstellingen, die hij heeft gekozen. Dat verzekert namelijk een bepaald filmrhythme, de eerste con ditie voor een behoorlijke film. Nu en dan treft deze methode zeer goed het doel. Ih het begin bijvoorbeeld, waar een overpeinzing aan het graf van Van Gogh wordt doorbroken door een vei ling van een zijner schilderijen. Er zit een tragisch accent op deze beelden, waarin de weerloosheid van de kunste naar geplaatst wordt tegenover het ru- moer-der-kapitalen, door ieder van zijn doeken na zijn dood verwekt. De muziek van Jan Mul is weliswaar illustratief gebleven, maar is even aan trekkelijk als bescheiden, even lucide als eerbiedig en in alle geval het te gendeel van wat we in de Nederlandse documentaires uitzonderingen daar gelaten gewend zijn aan lawaai en arrogantie. De film „Vincent van Gogh" is een ernstig werkstuk geworden, waarvoor men grote sympathie kan hebben. Hier straalt zowaar een ster! Dbg. j~n en historische roman, een biografie, of een vie romancéé? Het boek van ri Halbo C. Kool over Vincent van Gogh heeft van alle drie wat weg, maar is in resultaat toch iets anders, iets heel eigens temidden van de stroom van geschriften over deze schilder. Halbo Kool is in dit boek de soberste ver slaggever, die men zich denken kan. Dat is voor honderd procent de waarde van zijn werk. Hij is niet in de huid van Vincent gekropen', om met veel fantasie na te voelen en in kleurige woorden na te schilderen wat er moet zijn omgegaan in deze eenzame ziel. Hij heeft hem getrouiv weergegeven, zoals wij hem kennen uit zijn „Brieven". Van bladzij tot bladzij had hij in voetnoten naar zijn bronnen kunnen' verwijzen, maar hij heeft dit niet gedaan, omdat zijn opzet enkel was: aan de gewone boekenlezer, die er ook ivat meer van wil weten, een niet mis te verstaan rapport uit te brengen over de betekenis van dit kunstenaarsleven: „Tussen zon en schaduw". gen in taal, die in de moder niteit en intensiteit, door geen jon gere na hem overtroffen. Impressionis me? Expressionisme? Het heette toen. bij Gorter, sensitivisme: de ziel in de zinnen ten uiterste gedreven. Gorter zou van het werk uit Arles en Saint-Rémy verrukt zijn geweest: Die betekenis is namelijk niet van puur schilderkunstige aard. Sinds Van Gogh „ontdekt" werd, is hij steeds meer een figuur geworden aan wie men van alles had goed te maken. Zijn onbegrepenheid, en vooral zijn mis- kendheid, hebben het publiek sterk aangesproken en geprikkeld kan men zeggen. Men vreest een tweede maal een dergelijk genie van eigen bodem in ellende te laten omkomen. Men heeft hem tot symbool gesteld van hetgeen een kunstenaar in het leven, ook in het sociale leven, betekent. Zijn lot heeft tot de meest dramatische in terpretaties aanleiding gegeven. Tot begrip van Vincent van Gogh zelf heeft een en ander uiteindelijk niet zo bijster veel bijgedragen; des te meer echter tot bereidwilligheid, waar het er op aankwam de nieuwe schilder kunst van de nieuwe eeuw te aanvaar den Vincent van Gogh, op 30 Maart aan staande honderd jaar geleden geboren, leefde en stierf „op een kentering van tijden". Zijn impressionisme, een nog negentiende-eeuws begrip, gelijkt in heftigheid al volkomen het expressio nisme onzer dagen. In 1890, zijn sterfjaar, zwoegde in Nederland de jonge Gorter op de „De School der Poëzie", op lichtschilderin- In de Paasweek van 6 tot 10 April zullen over het gehele land de verken ners weer aan het werk gaan met hun jaarlijkse actie: „Een Heitje voor een Karweitje". Door deze actie, die het vorig jaar in één slag populair is ge worden, willen de verkenners met het verrichten van werkjes van allerlei aard geld verdienen, waaraan ieder jaar een andere bestemming wordt gegeven. In 1952 hebben de Katholieke Ver kenners gewerkt voor het historische kerkje van Persingen bij Nijmegen, dat sinds eeuwen in verval was geraakt en in een zeer deplorabele toestand ver keerde. Door het prachtige resultaat van „Heitje Karweitje" hebben de verken ners dit mooie kerkje niet alleen voor volkomen verval behoed, maar de mo gelijkheid geschapen om het geheel te herstellen en weer voor regelmatig ge bruik geschikt te maken. De muren zijn hersteld, het dak is geheel ver nieuwd, ramen worden weer aange bracht en een vloer wordt gelegd. Het zal niet lang meer duren dat de kroon op het werk wordt gezet en het kerkje, aan St. Joris toegewijd, plechtig in ge bruik zal worden genomen. De actie wordt nu over een bredere basis gevoerd, doordat niet alleen de jongens, verkenners en padvinders van K.V. en N.P.V., maar ook de meisjes, gidsen en padvindsters van N.G.B. en N.M.G., aan het werk gaan, waardoor naast het jongenswerk ook meisjeswerk zal worden verricht. De opbrengst zal bestemd worden voor allerlei doeleinden van de jeugd beweging zelf, waarvoor de verwachte geldmiddelen zeer dringend nodig zijn. Men mag aannemen, dat meisjes en jongens in hun verwachtingen niet wor den teleurgesteld en vele werkopdrach ten zullen ontvangen, vooral nu ze zich zo spontaan hebben ingezet om een dag voor het Nationaal Rampenfonds te v/erken, waarmede ze een bedrag van ruim f 200.000 bijeenbrachten. „Er was veel goud eikegeel licht gerezen en groen gegroeid, veel gesidder voor blauwgouwe witte trilling, heel even grauwe, omdat het oog zeer deed van 't zonnige stekende leed. Spiegelend was de lucht of ik overal wandelde. heet gezwollen of ik in duizend veranderde". Dit is de manier waarop Van Gogh het landschap onderging, niet, zoals een voor indrukken gevoelig mens het landschap genietend in zich opneemt, maar zoals een ziel er haar eigen fac tuur aangeeft en er haar eigen kreet van verbijstering in herkent. Een kenmerk van werkelijk grote poëzie is, volgens Gorter, dat men de schoonheid er in hóórt. Zoals Gorter het bedoelt, geldt dit kenmerk ook voor de kreet, dewelke het schilderen van Van Gogh is. Men hóórt de Schoonheid, dan is deze Schoonheid niet langer iets van louter aesthetische waarde; dan spreekt de hele mens zich er In uit. Halbo C. Kool. in zijn boek „Tussen zon en schaduw", heeft dit terdege begrepen, maar hij achtte zich niet ge roepen daarover op de rug van Vincent van Gogh een verbeeldingswerk te schrijven. Geen boek van binnenuit, zoals Vestdijk in „Het vijfde zegel" El Reproductie van Vincent van Gogh's bekende schilderij „de aarda ppe let er s". Greco en zoals Lion Feuchtwanger ln „Het heilige vuur" Goya van binnenuit opriep, „Dit boek is zo weinig mogelijk oor spronkelijk dat is voor mij, naast de verhalende trant, de bestaansreden er van", aldus Kool in zijn verantwoor ding. „Er zijn een hele reeks romans over Vincent van Gogh verschenen in de loop van de tijd; daarin is naar mijn smaak te vaak. te veel geromantiseerd, gefantaseerd. Het aanwezige materiaal is veelal terzijde gelegd, om daarvoor in de plaats een van de feiten losge slagen verbeelding te stellen, of wat ik nog erger acht een glad- gelikt geschrijf, dat de werkelijkheid vervormt, niet naar haar innerlijke wezen, maar naar de beweerde smaak van het grote publiek, zoals die wordt verondersteld te zijn in de droomfa- brieken van Hollywood". Als tegenhanger van al dit ver beeldingswerk is „Tussen zon en schaduw" een zeer leesbaar boek, in de stijl van een behoorlijk schoolopstel, maar aan duidelijkheid niets te wensen overlatend. Het begint wat stug. met een beschrijving van Vajn Gogh als bediende in de kunsthandel van Goupil Cie te 's-Gravenhage, en later in de zusterbedrijven dezer firma te Londen en te Parijs. Over deze incu batietijd van de schilder, wiens aspi raties toen nog allesbehalve in artistie ke richting gingen, geven de brieven van Vincent aan zijn broer Theo maar weinig inlichtingen. Er moest dus enigermate bijgefantaseerd worden en het is - opvallend zozeer als de houte righeid dezer inleidende beschrijving aantoont, dat Kool niet wénste te fan taseren. Zo gauw Vincent echter uit het kunsthandelaarsvak los is en al modern apostel afreist naar de mijn werkers in de Borinage, kost het rele veren geen moeite meer. In debat met andere schrijvers over Van Gogh begeeft Kool zich niet. Slechts één keer kan hij niet nalaten een opmerking te maken over wat psy chologen het schuldcomplex bij Van Gogh noemen Toen Van Gogh voor dominee studeerde bij Mendes da Costa te Amsterdam, kon hij tijdens een kerkdienst zo afwezig zijn, dat hij vreemde voorwerpen in het kerkezak- je deponeerde: eenmaal zijn horloge, een andere maal zijn handschoenen. Dat weggeven van het uurwerk kan nog iets te maken hebben met een nor male behoefte aan vergetelheid. Maar het gevaar van de man, die zijn hand schoenen uittrekt en onbewust laat verdwijnen in een offerzak dat heeft de Freudianen dwars gezeten! NICO VERHOEVEN N.a.v. Halbo C. Kool: „Tussen zon en schaduw", uitg. „De bezige bij", Amsterdam 1953. In Kromdorp is het manuscript gesto len van een feestelijke meerstemmige mis, gecomponeerd door de plaatselijke koordirigent H. V. ter gelegenheid van het Kromstaf-feest. Er zijn sporen van inbraak gevonden in het parochiehuis. De daders zijn, na zich van de muziek tekst meester te hebben gemaakt, langs de kolenkelder verdwenen. De politie heeft een zekere J. Z., beter bekend onder de roepnaam K. P., gearresteerd, doch op alibi moeten vrijlaten. Zij is sindsdien het spoor bijster. De prijs vraagredactie van ons blad looft een boekwerk uit aan een ieder, die vóór 15 April a.s. de dader of daders weet aan te wijzen. Donderdag, 26 Maart, zullen de Bra bantse leden van de Katholieke Tweede- Kamerfractie, de heren Fens, v- d. Heu vel, de Kort, v. Meel. Mol, v. Vliet en v. d. Zanden, een tocht maken door het getroffen gebied van West-Brabant. Met burgemeesters en andere vooraanstaands personen in dat district zullen bespre kingen worden gevoerd. De 8 Februari in het bisdom 's-Herto- genbosch gehouden kerkcollecte ten bate van de slachtoffers van de water snood heeft de som opgebracht van 490.586.30. De aartsbisschop-coadjutor van Utrecht z- H- Exc. mgr. dr. B. J. Alfrink, zal m komende week alleen na afspraak audiëntie verlenen. 43 „In orde zei Eldrick. „Ga door, wat gebeurde er?" „Op die dag dan, die 23ste kwam Parrawhite 's avonds de Groene Kan binne, late we zegge om half nege. Hij kwam m'n huiskamer binne met een strak smoel, het was een brutaaltje, dat weet u wel en ik zeg, zeg ik, je bent een mooie. Ik heb je drie brieve ge- schreve, deze week en je geeft maar geen asem." „Ik kom ze persoonlijk beantwoorde, zei-d-ie. „Ik heb maar één antwoord nodig, zeg ik. En dat is geld." „Nou man, wees maar stil, zegt-ie, je zult je geld i anavond nog hebbe. En anders morgenvroeg, zodra de bank open is." „Waar mot dat vandaan komme, zeg ik. Maak je maar geen zorg zeet-ie, ,,'t is veilig. Ik geloof er geen woord van, zeg ik. Je houdt me voor 't lapie." ,En zo gingen we door, totdat hij me eindelijk vertelde, dat hij naar Pratt ging en dat hij net zoveel geld uit Pratt kon knijpen assie maar wou. Nou. dat wou ik niet gelove. „Wat is Pratt, zeg ik. „Pratt is ook maar klerk met vijf en twintig of dertig gulden in de week." „Daar weet jij niks van", zegt-ie. „Pratt is een goudmijn en daar ga ik eens wat in grave. Wat kan het jou schelen, zolang als jij je centen krijgt?" ,Dat was natuurlijk waar, ik wou alleen maar me geld hebbe. En ik zei hem: „Ik breek je de nek, Parrawhite, zeg ik, als je me geen ged brengt vanavond of morgenvroeg." „Klets niet' zegt ie. „Ik heb het je toch beloofd. Hij had geld genoeg bij hem, we dronken een borrel en we rookten een paar segare. Hij zou vóór sluitingsuur terug zijn, met het geld of papiere voor de bank. En ik wachtte, wachtte tot na het politieuur, maar Parrawhite kwam niet en ik heb tot nu toe niets van hem vernome." Eldrick en Byner keken elkaar enige ogenblikken aan. Dan zei de advocaat betekenisvol. „Wilt u mijnheer Pickard nog iets vragen?" Byner knikte en wendde zich tot de waard. „Zei Parrawhite ook, waar hij Pratt zou ontmoeten?" „O, ja." antwoordde Pickard. „Bij Pratt zijn huis." „Woont Pratt dicht bij u in de buurt?" .Nou, tamelijk, een minuut of tien. Daar staan een paar huizen, een soort pleintje, op de rand van wat ze noemen de Whitecliffse hei en zover ik weet, woont Pratt in een er van. Nu nog." „En zei Parrawhite dat hij naar Pratt zijn huis ging?" „Nee, hij ging niet naar zijn huis. Vast niet. Hij zei, dat hij wist hoe iaat Pratt thuis kwam. want hij wist ook, waar hij die avond naar toe was en hij wou hem buiten tegen komen, vlak bij zijn huis. Ik weet precies waar." „Waar dan," vroeg Byner, „duid het me goed uit, het is van belang." „Pratt zou met de tram uit de stad kome", antwoordde Pickard. „Dan mos hij door een nauw steegje naar dat pleintje, waar ik u over vertelde. Daar zou Parrawhite hem opwachten." „Heb je ooit met Pratt over Par rawhite gesproken?" „Neen, nooit. Ik wou niet, dat Pratt iets wist van mijn zaken met Par rawhite. Toen Parrawhite niet op kwam dagen, heb ik alles voor me gehouwe tot nu toe." „Wat denkt u, dat er met Parrawhite gebeurd is, mijnheer Pickard," vroeg Byner. „Gos, ik weet wel wat ik denk. Ik denk, 'dat hij niks van Pratt kon los krijge, in die goudmijn had ik niet veel fiducie en toen is hij weg gegaan, de stad uit. Hij is nooit meer terug ge weest bij zijn kostjuffrouw, want ik ben er zelf de volgende dag geweest om naar hem te vrage." Eldrick spitse zijn oren. Hij herinner de zich dat hij Pratt daar ook heen ge stuurd had op de morgen dat Parrawhite vermist werd. „Welk uur van de dag was dat, van de' 24ste, mijnheer Pickard", vroeg hij. „In de avond, mijnheer," antwoordde de waard. „Ze hadde niks meer van hem gezien of gehoord sinds hij de vori ge dag was uitgegaan. „Nou, hij heeft me er tussen genome, clie Parrawhite. Ik ben me geld kwijt, 600 guide." Byner gaf Eldrick een wenk. „Ik geloof wel, dat mijnheer Pickard zijn honderd gulden verdiend heeft," zeide hij. Eldrick begreep hem en haalde zijn chequeboekje naar zich toe. „Natuurlijk, houdt u dit allemaal voorlopig nog stil, mijnheer Pickard," zeide hij. al schrijvende. „Geen woord, aan wie dan ook." „Zoals u wilt mijnheer," stemde Pickard toe. „Ik zal niemand iets zeg gen." „En het kon best zijn, dat ik vandaag of morgen eens bij je aanloop," zeide Byner. „Je kent me dan natuurlijk niet, als er nog andere lui in de buurt zijn." „Goed, mijnheer, best. Stilletjes de zaak laten lopen, niet waar? Veel ver plicht hoor." Toen de waard was heengegaan, wenkte Eldrick Byner zijn hoed te ne men. „Kom mee, hier vlak bij woont een jonge advocaat, Mr. Collingwood. Die wilde ik graag consulteren. De zaak begint er erg raar uit te zien en we kunnen niet voorzichtig genoeg zijn". Collingwood luisterde met gespan nen aandacht naar Eldrick's relaas. En weer trof het hem, dat al deze feiten waren gebeurd in samenhang met Pratt. en omtrent de tijd van Antoon Bartle's dood. Hij maakte er de beide anderen opmerkzaam op. „Dat is waar," zei Eldrick. „En bovendien," merkte Collingwood °P, „we horen weer van een recht. Pratt zegt, dat mevrouw Mallathorpe verplichtingen aan hem heeft, nu be roept Parrawhite er zich weer op, dat hij macht heeft over Pratt. Zouden al die dingen niet een gemeenschappelij- ka grond hebben? Als bijvoorbeeld de macht, die Parrawhite over Pratt had of heeft, deel uitmaakt van de aanspra ken, die Pratt op mevrouw Mallathorpe deed gelden? In dat geval, wat moeten we doen?" „Laat mij iets voorstellen," zei Byne.r Laten we Parrawhite terugvinden. De enige die er het fijne van weet, is Par rawhite en wij zouden misschien uit hem de waarheid kunnen krijgen." „Daar zit wel wat goeds in," zeide El drick. „Weet je wat, Collingwood. Mijnheer Byner zegt, dat hij hier blijft, totdat er licht komt in het Parrawhite-mysterie Nu wij weten dat Pratt daar ook tussen zit, laten wij de hele Pratt-Parrawhite- zaak in zijn handen stellen?" .Ik zou zo zeggen." zei Collingwood, terwijl hij de detective aanzag. „U zult u toch met Pratt gaan bemoeien?" „Zeker," gaf Byner toe. „Na wat ik van Pickard gehoord heb, zal ik dat spoor zeker volgen." ,En ik heb ook een spoor," zei Col lingwood tot Eldrick. .Morgen om deze tijd weet ik daar meer van. Laten we dan nog eens samen praten." fjWordt vervolgd). (Van onze correspondent) De bestuursraad van de St. Radboud- stiehting maakt het volgende bekend: Als gevolg van een gunstige beschik king van de regering tot een bouw in versneld tempo van een deel van d» klinische afdeling, waarmee onmiddel lijk zal worden begonnen, en door de medewerking van het St. Canisius-zie- kenhuis zal het mogelijk zijn de studie in de medicijnen aan de Katholieke Universiteit te Nijmegen geheel te vol tooien. Binnen zeer korte tijd zullen verschil lende professoren en docenten voor de faculteit aan het Hoogwaardig Episco paat ter benoeming worden voorgedra gen. De bouwplannen voor het praekli- nisch instituut, zoals die drie maanden geleden bekend zijn gemaakt, naderen de voltooiing. Zo spoedig hierop de laatste goedkeuring is verkregen, zullen de gebouwen worden aanbesteed. Deze zullen in September 1954 in gebruik ge nomen worden. Tot Vrijdagavond was f 83,8 millioen binnengekomen bij het Nationaal Ram penfonds, dat is een half millioen meer dan Donderdagavond. De aartsbisschop van Malta. mgr. Mi- chele Gonzi, heeft door bemiddeling van de apostolische internuntius mgr. Paol» Giobbe een gift van 1200 pond sterling (ruim 12.000 gulden) geschonken voor de slachtoffers van de watersnoodramp in Nederland. Voor de slachtoffers in België schonk dezelfde aartsbisschop een bedrag van 300 pond sterling. Deze gift is het resultaat van een her derlijk schrijven en een radiorede, die de aartsbisschop tot zijn gelovigen heeft gericht na het vernemen van de berich ten over de ramp. Ook de kolonie van Italiaanse immi granten in Zwitserland heeft een geld inzameling gehouden voor de slacht offers in Nederland. Het resultaat hiqr- van is een bedrag van 5000 Zwitserse francs (bijna 4500 gulden), dat de direc teur van de Katholieke Italiaanse Mis sies te Bern, Giovanni Favero, aan mgr. Giobbe heeft overgemaakt. Mgr. Paolo Giobbe heeft de beide be dragen heden aan het Nationaal Ram penfonds overhandigd. De regeringscommissaris voor Suri naamse Zaken, mr. de Vries, heeft we derom 100.000 gulden Ned. Crt.. afkom stig van het Surinaamse hulpcomité voor de slachtoffers van de watersnood, over gemaakt aan het Nationaal Rampen fonds.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 3