Liefdadigheid in het gedrang
I
m
roaaait
EEN DWAALSTERRETJE
s
c
r
A
In vele branches hogere geld-
omzetten dan in Januari '52
De Apostel van de
Saksers
Teken-
cursus
O
A
R
Hoge bomen vangen veel wind
Jan van Galen
bekend zeeheld
ms*
fes /ai
ZATERDAG 21 MAART 1953
PAGINA 9
„Het is niet overdreven te
beweren, dat de gehele
welvaartstijging in onze
moderne samenleving col
lectief wordt besteed en
dat dus de gemiddelde bur
ger niet méér vrij te be
steden heeft dan hij in
1900 had"
Detailhandel in Januari
Schepen in aanbouw voor
Indonesië in Nederland
Vlootprogramma van ca.
100 mill, gulden
Druk besoek aan
Jaarbeurs
Jaarvergadering
Twentsche Bank
Zorg over de textiel
industrie
Mossadeq bereid tot
onderhandelen
Met Brits-Perzische
Olie-mij.
Handelsbesprekingen tussen
Indonesië en Polen
MgpBi
mm -■
pi ...j
■B
r Ai't a U e r
Top Naeff 75 jaar
Dominicaans weekend over
100 jaar Kromstaf
Massale bidweg door de
straten van Maastricht
Missie gepredikt door
zestig paters
Ter inleiding van het betoog, dat
volgen gaat, worde hier de stel
ling geponeerd, dat de opbreng
sten van openbare inzamelingen voor
goede doelen en van liefdadigheids-
loterijen naar verhouding een dalende
tendentie vertonen, als gevolg waar
van de particuliere sociale en cultu
rele arbeid in moeilijkheden komt te
verkeren.
Ter adstructie van deze stelling enig
interessant cijfermateriaal, genomen
uit de grote stad Amsterdam.
In 1938 bedroeg het aantal der
openbare inzamelingen 16 grote en
nóg 53 kleine, die tezamen opbrach
ten f232.722. Het aantal loterijen be
droeg in datzelfde jaar 14 en de op
brengst f 55.000. De opbrengst van in
zamelingen en loterijen stond met
elkaar in een verhouding van 80 20.
In 1946, het'eerste jaar na de bevrij
ding, worden er geen kleine inzame
lingen meer gehouden. Ze zijn ver
dwenen ofwel samengevoegd tot gro
te. In dat jaar zijn er 19 inzamelin
gen en dat aantal stijgt in de volgen
de jaren geregeld tot 31 in 1950 en 34
in 1951. De opbrengsten schommelen,
maar over het geheel genomen dalen
zij toch. Het begint in 1946 met
f612.019 Na stijgingen en dalingen be
reikt het in 1950 toch nog f 532.405,
om in 1951 tegenover het hoogste aan
tal inzamelingen van 34 weer te zak
ken tot f 522.415.
Het aantal loterijen is in 1946 niet
minder dan 26 en het stijgt lijnrecht
en sprongsgewijze tot 94 in 1950 (over
1951 zijn de cijfers van loterijen nog
niet bekend). De opbrengst begint in
1946 met f 85.000, bereikt in 1949 met
83 loterijen een top van f 570.000 en
daalt in 1950 met 94 loterijen tot
f 470.000. In 1949 is de verhouding in
de opbrengst tussen inzamelingen en
loterijen voor het eerst omgekeerd
(45 55). In 1950 ligt het zwaartepunt
weer terug bij de inzamelingen
(53 47), maar er is wel een grondige
verandering als men nog eens terug
denkt aan 80 20 in 1938 en 88 12
in 1946.
Desondanks lijkt de inzameling een
nog altijd aanzienlijk belangrijker mid
del te zijn om het publiek tot offer
vaardigheid te bewegen dan de lote
rij, doch er valt een grote stijging te
constateren zowel in de opbrengsten
als in de aantallen der jaarlijks ge
houden loterijen. Daaruit moet men
de conclusie trekken, dat er in stij
gende mate van het middel der lote
rijen gebruik gemaakt moet worden
om te voorkomen, dat de inkomsten
van de vrije sociale en particuliere
arbeid uit inzamelingen ver zouden
achterblijven. Maar die inkomsten
blijven ondanks alle inzamelingen en
loterijen toch reeds achter bij de stij
ging van het nationale inkomen.
Gaan we uit van 1938 en stellen
we de index van de inzamelingen en
loterijen netto gezamenlijk op 100 en
die van het nationale inkomen even
eens, dan zien we vanaf 1946 het vol
gende verloop: 1946: 227214; 1947:
182—264; 1948: 230—296; 1949: 322—
305; 1950: 310—350. Het jaar 1946, dat
een uitzonderlijk jaar was, buiten
beschouwing gelaten, is slechts in
1949 de index van inzamelingen en
loterijen boven die van het nationale
inkomen uit gestegen. Alle andere
jaren blijft zij daaronder.
Wijst dit nu op een achteruit lopen
iMiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in illinium minimin intimi
nnnmnnnnnninmminnnmnnninnnnnm 111111111
in offervaardigheid van het publiek?
Vermoedelijk niet. Het is veeleer, al
thans voor een belangrijk gedeelte, te
zien als het gevolg van sociaal-
economische structuurveranderingen,
hetgeen aan dé ene kant vertroostend
is, anderzijds echter ons met zorg
moet vervullen. De offervaardigheid
gaat niet achteruit, maar de moge
lijkheid om te offeren is wel en dan
duurzaam verminderd.
Volgens de cijfers van het Centraal
Bureau voor de Statistiek is het
reële nationale inkomen per hoofd
van de bevolking in de jaren 1900
1950 gegroeid van 100 tot 150. In 1900
ging rond 16 pet. van het nationale
inkomen via de collectieve weg der
overheidsbesteding in de vorm van
lasten der gewone diensten van Rijk
Provincies en Gemeenten. Ronden wij
dit bedrag met overheidsinvesterin
gen en sociale voorzieningen af tot
20 pet., dan bleef dus voor de vrije
sector 80 pet. over, oftewel f80 van
iedere f 1Ö0, die het reële nationale
inkomen per hoofd der bevolking be
droeg.
In 1950 echter is de collectieve be
steding er als volgt gaan uitzien.
Voor de gewone dienst van Rijk,
Provincies en Gemeenten 33 pet.; aan
verplichte sociale voorzieningen, ge
rekend op 20 pet. van de loonsom,
10 pet.; aan besparingen via de over
heid 7 pet., in totaal 50 pet. van het
nationale inkomen, die collectief be
steed worden. Derhalve is bij een
stijging van 100 op 150 thans toch
niet meer dan ongeveer hetzelfde
reële bedrag per hoofd beschikbaar
als in 1900. Het is dus ook niet over
dreven te beweren, dat de gehele
welvaartstijging in onze moderne sa
menleving collectief wordt besteed
en dat dus de gemiddelde burger nog
altijd niet méér vrij te besteden heeft,
dan hij in 1900 had. En daaruit volgt
dan weer, dat ook de particuliere
sociale en culturele arbeid thans
geen groter reservoir heeft om uit
te putten.
In werkelijkheid echter is het ge
ringer. Het wordt vaak geconsta
teerd in onze samenleving, dat de
maecenaten verdwenen zijn. De
statistiek geeft ook daarvoor een dui
delijke verklaring: de egalisatie van
het inkomen. De 70.000 veel benijde
stervelingen, die tot de groep van de
hoogst aangeslagenen in de inkom
stenbelasting gerekend worden is
van 1939 op 1948 niet minder dan
f 700.000.000 in inkomen achteruit ge
gaan, hetgeen gemiddeld f 10.000 per
aangeslagene betekent. Maar de bre
de groep van 4 millioen aangeslage
nen in lagere inkomens ging collectief
f 2.000.000.000 vooruit, doch ondanks
de indrukwekkendheid van dit cijfer
betekent het toch niet meer dan ge
middeld f 500 per hoofd.
Hierbij moet men ook nog rekening
houden met de sterke progressie der
belastingheffing naast de algemene
verzwaring van de belastingdruk, als
mede van een ver gevorderde nivel
lering van het inkomen tussen platte
land en steden. De welvaartstoename
betekent dus een belangrijke sprei
ding van de welvaart, of ook wel
het inlopen van een sociale achter
stand, doch de individuele vrije wel
stand is verminderd.
Ziedaar de ware oorzaak van het
verdwijnen der maecenaten op so
ciaal en cultureel terrein. Ziedaar de
oorzaak van de bedreiging, die het
particuliere werk op deze terreinen
naar christelijke en menselijke
normatiek van groter belang dan de
overheidsactiviteit onder het oog
moet zien.
De oplossing van dit probleem op
lang zicht is een vraagstuk, waar
over de geesten nog te weinig tot
klaarheid zijn gekomen. Zulk een
vraagstuk raakt het beleid op deze
terreinen in de wortel. Maar er is,
afgezien daarvan, ook een acute
nood, waarin thans voorzien moet
worden: het vastlopen op dit mo
ment van deze activiteiten en een
methode om dit te voorko
men. Daarover in een slotar
tikel nog enkele opmerkin
gen.
llit het cijfermateriaal dat door het
Economisch Instituut voor den Midden
stand is gepubliceerd met betrekking
tot het omzetverloop in het klein- en
middenbedrijf gedurende Januari 1953
f'Jkt, dat in tal van branches hogere
Geldomzetten werden 'behaald dan in de
overeenkomstige maand van 1952. Voor
oen belangrijk deel moet zulks evenwel
Worden toegeschreven aan de omstan
digheid, dat in Januari 1953 een Zater
dag meer voorkwam dan in Januari
1952. Voorts moet hij de beoordeling van
de gegevens in aanmerking worden ge-
tomen, dat met name in voedings- en
genotmiddelen sedert Januari 1952 prijs
stijgingen zijn opgetreden.
Bij een aantal duurzame consumptie
goederen kon in de loop van 1952 een
daling van de prijzen worden waarge
nomen en dit verklaart de teruggang
van de geldomzetten, welke in een aan
tal winkels in deze artikelen werd ge
noteerd. Zulks was o.m. het geval in de
detailhandel in schoeisel en in die in
meubelen en aanverwante artikelen.
De omzetvermeerdering bereikte de
grootste omvang in het slagers- en in
het bakkersbedrijf en wel van resp. 19%
en 13%. Juist in deze branches vonden
evenwel prijsstijgingen plaats van be
tekenis. Het staat wel vast, dat de hoe-
Veelheidsomzetten in aanzienlijk gerin
gere mate zijn toegenomen. De geldom
zetten in het kruideniersbedrijf en in
de detailhandel in zuivelproducten ver
toonden een stijging met 8% en die m
de detailhandel in aardappelen, groenten
en fruit en vis met resp. 5% en 4%, alles
in vergelijking met Januari 1952.
De geldomzetten in de detailhandel in
meubelen en aanverwante artikelen als
mede in die in schoeisel bereikten ech
ter niet de omvang van die in Januari
1952. In deze branches werd namelijk
gen teruggang genoteerd van resp. 5
PCt. en 3 pCt.
Een aanzienlijk gunstiger beeld gaf
de omzetontwikkeling te zien in het
tijwielbedrijf en in de detailhandel in
sportartikelen, in welke branches spra
ke is geweest van een stijging van de
geldomzet van resp. 27 pCt. en 22 pCt.
In de detailhandel in glas, aardewerk,
Porcelein en huishoudelijke artikelen
en in die van textiel waren de Januari-
omzetten in 1953 resp. 5 pCt. en 3 pCt.
hoger dan die in 1952, terwijl in de han
del in ijzerwaren en gereedschappen
een toeneming van de geldomzet werd
Genoteerd van 5 pCt.
Wat betreft het omzetverloop in ge
notmiddelen valt vooral de daling van
pCt. op in het chocolateriebedrijf. In
de overige branches werden hogere
geldomzetten behaald dan in Januari
1952. Voor de detailhandel in alcohol
houdende en alcoholvrije dranken en
t'cor het banketbakkersbedrijf bedroeg
de omzetvermeerdering resp. 9 pCt. en
PCt.
Ten opzichte van December daaraan-
t'oorafgaande werd in Januari j.L in
Vrijwel alle branches in voedings- en
Genotmiddelen een vrij aanzienlijke
Omzetdaling genoteerd. Zulks is even
wel verklaarbaar, aangezien de omzet-
len in December gunstig werden beïn
vloed door de in deze maand vallende
'eestdagen. Ook in tal van winkels in
"Uurzame consumptiegoederen waren
de omzetten lager dan die in December
1952. In de detailhandel in textiel en
in meubelen en aanverwante artikelen
werd tengevolge van de gehouden op
ruimingen omzetstijging behaald.
Op het ogenblik zijn voor Indonesië
in Nederland in aanbouw zes 38 meter
lange middelsoort bestuursvaartuigen,
zes kustvaartuigen voor de dienst van
scheepvaart en drie kustvaartuigen, be
stemd voor de „zoutregie" van de rege
ring.
Daarnaast staan drie schepen van 1500
ton deadweight op stapel bij de scheeps
werf „De Waal" te Zaltbommel.
Gisteren nam de Indonesische regering
van de Scheepsbouwwerf gebrs. Pot te
Bolnes het bestuursvaartuig „Mengkara"
over, een zusterschip hiervan nadert
zijn voltooiing in Amsterdam.
Behalve deze opdrachten in Nederland
heeft het Indonesische gouvernement 45
kustvaartuigen in aanbouw in het bui
tenland, te weten 25 in Duitsland, 10 in
België en nog 10 in Italië.
Het ligt in de bedoeling deze schepen
over te dragen aan de semi-gouverne-
mentsrederij, de stichting „Pelni". Al
deze kustvaartuigen komen in de loop
van dit jaar gereed.
Met het gehele vlootprogramma, dat
hierboven door ons genoemd werd, is
een bedrag van een kleine honderd mil
lioen gulden gemoeid.
De Koninklijke Ned. Jaarbeurs heeft
een toenemende belangstelling van bui
tenlanders. Vertegenwoordigers van 33
landen hebben tot heden een bezoek aan
de Voorjaarsbeurs gebracht.
Duitsland staat nog steeds bovenaan
op de lijst, waarna onmiddellijk België
volgt.
Bezoekers zijn voorts geregistreerd uit
de Ver. Staten, Engeland, Frankrijk,
Italië, Portugal, Oostenrijk, Zwitser
land, Luxemburg, Marokko, Denemar
ken. Zweden, Brazilië, Ierland, Saoudie-
Arabië, Oost-Afrika, Israël, Indonesië,
Australië, Zuid-Afrika, Joegoslavië, Su
riname, Curagao, Canada, Argentinië,
Spanje, Noorwegen, Finland, Nigeria,
IJsland, Libanon en Frans-Afrika.
Vrijdag heeft de staatssecretaris voor
Economische Zaken, dr. M. J. Veldkamp,
in gezelschap van de chef van het ka
binet van de minister, de heer A. Rorije,
een bezoek gebracht aan de Voorjaars
beurs.
Vrijdag heeft ook een groot gezelschap
economische studenten, afkomstig uit
Frankrijk, Duitsland, Engeland, Indone
sië, Zuid-Afrika, Ver. St., India, Pakis
tan, Libanon en Nederland een bezoek
aan de beurs gebracht.
In de jaarlijkse vergadering van aan
deelhouders werden de jaarstukken
over 1952 goedgekeurd. In de raad van
commissarissen werden opgenomen de
aftredende directeur der bank, mr. Van
Leeuwen, de heer D. P. Spierenburg, lid
van de Hoge Autoriteit van Europese
Gemeenschap voor Kolen en en Staal en
voorts de heren mr. B. J. M. van Spaen-
donck en mr. G. E. F. M. v. d. Schrieck,
resp. commissaris en directeur van Van
Mierlo en Zoon te Breda. Herkozen als
commissaris werden de heren P. Goed
koop Dzn. en prof. H. A. Kaag.
De voorzitter noemde de overname
van Van Mierlo en Zoon een belang-ijk
feit.
Het heengaan van de directeur mr.
Van Leeuwen is een gevoelig verlies
voor de bank, aldus de voorzitter; hij
blijft echter adviseur van de bank.
De heer Van Heek zeide t.a.v. de tex
tielindustrie, dat de omslag in de tex
tielindustrie voorbij is, maar van een
omslag bij de fiscus was nog niets te
bemerken.
Het aantal textielbedrijven, dat zijn
uitbreidingsplannen voor 1953 heeft in
gediend, is maar zeer gering. Dit ver
vult spr. met grote zorg. „Grotere be
dragen moeten voor investeringsdoel
einden bestemd worden."
In ons land is slechts 17 procent van
de weefgetouwen volledig geautomati
seerd. In Amerika werkt men voor
honderd procent met volautomatische
getouwen, terwijl ook de textielindus
trie in Duitsland en Japan moderner is
gemechaniseerd dan in ons land'.
Hij hoopte, dat de fiscale wind uit
een andere richting zou gaan waaien.
Het gaat hier om: „To be or not to be".
De perzische premier Mossadeq heeft
Vrijdag bij de gelegenheid van de her
denking van de nationalisatie van de
olie-industrie, nu twee jaar geleden, in
een radio-rede verklaard, dat hjj be
reid is „een vriendschappelijke regeling
van de oliekwestie" buiten het interna
tionale gerechtshof in Den Haag om, te
aanvaarden. Tevens is hij bereid recht
streeks te onderhandelen met een ge
machtigd vertegenwoordiger van de
Brits-Perzische oliemaatschappij, de
Anglo-Iranian Oil Co.
In Londen toonde men zich gister
avond vrij sceptisch ten opzichte van
Mossadeq's rede. Men achtte haar een
verdraaiing van de tekst der Britse
voorstellen naar de geest, zowel als
naar de letter en er bestond naar hun
mening weinig hoop op een spoedige
overeenstemming.
Vrijdag zijn te Djakarta tussen Indo
nesië en Polen besprekingen begonnen
ter vernieuwing van de oude handels
overeenkomst. De in 1951 gesloten over
eenkomst werd slechts gedeeltelijk uit
gevoerd. Men legde van beide zijden de
nadruk op de wenselijkheid om tot meer
directe handelsbetrekkingen te geraken.
ftV.v.
Dit bekende spreekwoord ken
nen jullie natuurlijk wel, maar
wist je dat er bomen bestaan
(niet in Nederland hoor) van
meer dan honderd meter hoogte
en die duizenden jaren oud
zijn? Wij zullen er dadelijk iets
over vertellen. In Nederland
zijn ook wel grote en dikke
bomen van enige tientallen me
ters hoogte en de aanleiding van
dit bomenpraatje is, dat kort
geleden een van de dikste bo
men van Nederland is geveld.
Dat was een echte woudreus,
een populier, welke aan de
Rijksweg BilthovenUtrecht,
ongeveer bij de Bilt, stond. De
ze boom was 250 jaar oud, 2.60
4
geweldige bomen, die vijftig
eeuwen langs zich heen hebben
zien trekken! En als wij te
genover deze woudreuzen
staan, kunnen wij een gevoel
van eerbied niet onderdrukken.
Slechts op hun natuurlijke
standplaats, door andere bomen
omgeven, verkrijgt men een
juiste indruk van de geweldige
afmetingen en de schoonheid
dezer houtkolossen.
Al mogen onze eiken, linden
en beuken reeds een indruk
wekkende omvang hebben, al
verheffen de slanke dennen
zich op grote hoogte, zij schij
nen toch nog dwergen in ver
gelijking met de wouden van
Australië en Californië. Een
boom in het gebergte bij
Melbourne in Australië heeft
een hoogte bereikt van 152 me
ter, d.i. even hoog als de Keul
se Dom. De Eucalyptes, die bij
ons in Europa als de „koorts-
verdrijvers" bekend zijn, ko
men meermalen met hoogten van
120 meter voor. Daarenboven
hebben deze reuzen zulk een
geweldig uitgebreid netwerk
van wortels, dat de onder
aardse lengte dikwijls weinig
verschilt van de bovenaardse:
bomen van 70 meter hoogte en
een omvang van vier tot vijf
meter en dit is geen zeld
zaamheid in die streken
hebben dikwijls wortels, die 60
of 70 meter lang zijn en diep
in de bodem doordringen. Deze
geweldige wortels trekken alle
De dikste boom van Nederland, welke staat op de terreinen van het
buiten Houdringe te De Bilt, wordt geveld. De boom. welke bij een
hevig onweer zijn kruin verloor, bleek geen levensvatbaarheid meer
te bezitten. De omtrek is 7.35 meter; de woudreus is circa 250 jaar oud.
sappen, welke de bodem bevat,
in korte tijd tot zich. Daar de
geweldige bladerkronen van
deze bomen de verdamping van
deze sappen ten zeerste bevor
deren, zijn zij een /are zegen
voor moerassige streken. Zij
pompen de natte, drassige bo
dem leeg en verdienen op deze
wijze dus wel de naam „koorts-
verdrijvers."
(Slot volgt)
Dagenlang zijn houthakkers bezig
geweest om de dikste boom van
ons land, een eeuwenoude zilver
populier, te vellen.
meter dik en had een omvang
van 7.35 meter. De boom was
reeds dood, omdat hij een paar
keer door de bliksem was ge
troffen. Een paar weken geleden
is deze dikste boom van Ne
derland omgehakt.
Eertijds is het grootste ge
deelte van Europa met bos be
zet geweest. Verhalen uit de
geschiedenis, oude kaarten,
vondsten van hout in het veen
bewijzen dat alles duidelijk. Ook
in Amerika is het bosgebied
veel groter geweest dan het
thans is. Waar nu in Europa
dichte bevolkingsmiddelpunten
zijn, was voor duizend jaar
vaak bos, waar gejaagd werd
op diersoorten, die men thans
nog hoogstens in de dierentui
nen aantreft of in verafgele
gen, eenzame streken of die,
erger nog, zijn uitgestorven.
Uit het onbekende verleden
staan nog steeds als getuigen
van de pracht der oertijden de
IV
Alleen de naam „de zwarte
man" vervulde hen al met
ontzetting.
Spiedend keek het eekhoorn
tje om zich heen om te zien
of „de zwarte man" niet in de
buurt was, maar het hertje
stelde het gerust.
Hertjes staan er voor be
kend, dat ze zo scherp kunnen
zien en horen.
„We zullen overleggen wat
ons te doen staat", zei de kre
kel eindelijk. „Peter moet ge
holpen worden. Ik geloof dat
mijn echtgenoot daar aan
komt. Hij weet meer van die
dingen."
„Ja", zei het hertje, „ik hoor
uw man."
Duidelijk hoorden ze nu een
zacht sjirpen en even later
kwam een deftige krekel aan.
Hij groette het gezelschap
hoofs.
Mevrouw Krekel vertelde
haar echtgenoot in 't kort wat
er gebeurd was.
Mijnheer Krekel keek heel
ernstig. Hij begreep dat de
zwarte man geen gemakkelijke
vijand was om te bestrijden.
„We zullen je helpen Peter",
zei hij.
„Maar eerst moet hij wat
eten", zeiden mevrouw Krekel en
het hertje bijna tegelijk.
„Ik heb hazelnoten", zei het
eekhoorntje haastig. „Ik woon
hier vlakbij in die hoge boom
in dat kraaiennest."
Hij snelde het pad over en
liep tegen de boomstam op en
was in een oogwenk in het nest
verdwenen. Daarna kwam hij
met een massa nootjes terug,
die hij voor Peter neerlegde.
Peter durfde ze niet op te
eten. Het kon de wintervoor
raad van het eekhoorntje wel
zijn.
„Voor de winter heb ik wel
weer andere gezocht. Eet ze
gerust op Peter", zei het dier.
De andere dieren knikten
goedkeurend. Peter voelde nu
pas dat hij honger had. De bo
ze tovenaar had hem de hele
dag zonder eten laten werken.
flWSine.
Ze gingen nu in een krin
getje in het warme zand zit
ten om te beraadslagen, nadat
het hertje de omtrek had
verkend.
Eindelijk kwamen ze overeen
dat Peter raad zou vragen aan
Oehoe, de wijze uil.
Deze woonde heel alleen In
„het donkere bos". Het was een
heel diep bos, waarin bijna
nooit een zonnestraal door
drong. Het was er kil en muf
en het was er altijd donker.
Daarom heette dat bos „het
donkere bos."
Sinds de boze tovenaar de
geliefde gade van de wijze uil
geroofd had, wilde deze het
daglicht niet meer zien en
dwaalde hij treurend door het
donkere bos.
De dieren kwamen overeen,
dat Peter de volgende morgen
tegen het aanbreken van de
dag naar Oehoe zou gaan. Het
hert bood aan hem te brengen.
sla-
Het was de nacht na Passie
zondag van het jaar 809, dat de
grote Evangelieprediker Lud-
ger stierf.
Naast Willibrord en Bonifa-
eius moet zijn naam met ere
genoemd worden. Ludger heeft
zich vooral het lot van de hei
dense Saksers aangetrokken.
Heel hun land. zowel onze
provincies Overijsel en Gelder
land als gebieden ver Duitsland
in, heeft hij doorkruist.
„Ik wil onder de Saksers ook
een klooster stichten, net als
Willibrord dat in Utrecht ge
daan heeft voor de Friezen!"
Dat is het besluit van Ludger.
Want hij weet, dat een derge
lijk klooster een midddelpunt
worden kan voor het gods
dienstig leven van een volk.
En daarom moet Ludger goed
uitzien, waar hij dat klooster
bouwen zal.
Na lang zoeken is eindelijk
de plek bepaald. Het klooster
komt niet in Zwolle, ook niet
ergens anders in Overijsel of
Gelderland, maar in Duitsland
te staan. In het dal van de
Ruhr, een zijrivier van de
Rijn, zal het middelpunt van
geloofsleven voor de Saksers
gebouwd worden.
Maarals Ludger zijn plan
bekend maakt en men de plek
bezoekt waar het klooster ver
rijzen moet, kijken allen
vreemd op. Een machtig woud
van eeuwenoude bomen rijst
voor ieders ogen omhoog. Moet
hier dat klooster gebouwd
worden? Vergist hun grote lei
der, de heilige Ludger, zich nu
niet? Maar onder Gods ingeving
heeft Ludger zijn keus bepaald!
Hij geeft bevel die bomen om
te hakken.
Al begrijpt niemand iets van
dit bevel, men begint aan deze
onmogelijke arbeid. Men hakt
en houwt, men spant alle krach
ten in. maar de bomen zijn te
machtig. Na urenlange arbeid
ls er nog niet één geveld.
„Deze bomen zijn niet om te
hakken!" mopperen de arbei
ders.
„We moeten op God vertrou
wen!" zegt Ludger. „Hij zal ons
helpen." Hij geeft het voorbeeld
^an Godsvertrouwen en begint
te bidden. Anderen volgen. Als
de nacht daalt, en velen zich
ter ruste begeven, blijft Lud
ger bidden. Uren lang. Dan
breekt er plots een geweldige
storm los. De wind giert over
het land. In zijn vaart sleurt hij
de eeuwenoude bomen mee. Het
donderend geweld doet allen
ontwaken en vol ontzetting
aanschouwen zij, hoe de mach
tige woudreuzen zijn ontwor
teld en ter aarde gesmeten
worden.
In één nacht zijn zo alle bo
men geveld. De plaats voor het
nieuwe klooster kan nu zonder
veel moeite vrij gemaakt wor
den.
Zo vertelt de legende het ont
staan van het klooster voor de
Saksers in het plaatsje Werden
in het Ruhrdal.
Binnen enkele jaren verrijst
daar, dank zij vele schenkin
gen, een prachtige abdij.
Ludger kan daar niet altijd
blijven. Weldra wordt hij om
zijn grote gaven en harde ar
beid tot Bisschop van Munster
benoemd. Met zoveel macht
bekleed, kan hij nog veel meer
voor de Saksers en hun land
doen.
26 Maart vieren we de feest
dag van deze grote EvangeLe-
prediker.
23 Maart is het 300 jaar ge
leden, dat Jan van Galen in
een zeeslag bij Livomo is ge
storven.
Zoals de meeste beroemde
scheepsbevelhebbers van zijn
tijd, is Jan van Galen als ge
woon matroos zijn loopbaan
begonnen. Hij was echter niet
zoals Piet Hein, Tromp, De
With en anderen, van geringe
geboorte, maar uit een adellijk
geslacht. Hij werd in 1630 op
26-jarige leeftijd, door de Ad
miraliteit van Amsterdam, reeds
tot kapitein aangesteld. Het was
aan zijn stoutmoedigheid en de
gelijk beleid te danken, dat de
koopvaardijvloten, die van Ne
derland naar Noorwegen of
naar de Balthische Zee voe
ren, haar uit- en thuisreizen
tot een goed einde brachten.
Niemand was meer dan Van
Galen doordrongen van het
gewicht, om, in elke moeilijke
omstandigheid een onver
schrokken houding aan te ne
men: nimmer week hij voor de
overmacht.
In 1639 werd hem voor het
eerst de lang gewenste gele
genheid verschaft om ten aan*
Straatmaker. Bovenaan (1)
zie je een afbeelding van een
straatmakershamer, 2) houweel
In ons land zijn vele prachtige bossen.
Peter moest eerst gaan
pen om straks uitgerust te zijn stenen te maken), 3)
voor zijn onderneming. Een rubber-hamer (om tegels gelijk
koekoek kwam nu naderbij en te slaan) 4) steenhouwersbeitel
bood aan dienst te doen als en 5) meethaak. Deze voor-
klok. Zoveel maal als hij koe- beelden zijn niet moeilijk en
koek riep, zoveel uur was het, kunnen jullie allemaal tekenen,
zodat Peter de tijd zou weten.
Ze kozen nu een geschikte
plaats uit, waar Peter slapen
zou. Een beschut plekje onder
het dichte groen in een bed
van afgevallen bladeren met
dicht en hoog en ruisend ge
boomte er boven. Toen namen
ze afscheid van elkaar.
De koekoek betrok zijn post
In het geboomte boven Peter
en het hert bleef nog even, om
het een en ander te bespreken.
Ze zouden de volgende mor
gen samenkomen op een plaats,
die het hert aanduidde.
Peter gaf uit dankbaarheid
het hert een kus op zijn kopje
en ging rustig slapen. De steen
scheen te waken, terwijl Peter
sliep, en gaf zacht lichtende
groene, blauwe en rose vonkjes
af in het donker, en de koekoek
zong trouw de uren af.
Zacht ruiste de wind door de
bomenkruinen. Zo ging de
nacht voorbij en weldra zou
de nieuwe dag aanbreken.
(Wordt vervolgd)
schouwen van vrienden en
vijanden, het bewijs te leveren,
dat hij zich niet alleen in bij
zondere ontmoetingen, maar
ook in een geregelde slag on
derscheiden en zowel gehoor
zamen als gebieden kon. Ter
ondersteuning der vloot van
Tromp gezonden, die voor
Duins lag, werd hij bij diens
eskader (deel der vloot) ge
plaatst, en genoot de eer, met
hem het Spaanse Admiraalschip
aan te tasten. Vervolgens was
hij het, die Jan Evertsen te hulp
kwam, toen deze de over
macht van de vijand niet meer
aan kon.
In 1653 zeilde hij naar Livor-
no om daar de strijd tegen de
Engelsen aan te binden. Hij
vernielde er drie van de zeven
schepen en dwong er drie met
hun bevelhebber tot overgave.
Maar de overwinning, hoe
glansrijk ook, was door de
dood van Jan van Galen duur
betaald. Een kogel van de
vijand had hem het been ver
brijzeld. Lang verborg hij de
wond en bleef zijn bevelen ge
ven, zelfs nadat hem het been
was afgezet. Naar Livorno
(Italië) gevoerd, overleed hij
aldaar 23 Maart 1653. Zijn lijk
werd later in de Nieuwe Kerk
te Amsterdam begraven, waar
zijn graftombe nog is te zien.
Te Amsterdam is een straat
naar hem genoemd.
Mevrouw Antoinette van RhijnNaeff,
beter bekend onder haar pseudoniem
Top Naeff, zal op 24 Maart haar 75ste
verjaardag vieren.
Mevrouw Van Rhijn is in Dordrecht
geboren. Zij woonde van 1891 tot 1892
in Den Helder, van 1893 tot 1895 in
Gorinchem en bezocht daarna een kost
school in Brussel. Zij huwde in 1904
met de Dordtse medicus dr. H. W. van
L t ie
Rhijn en kwam zodoende weer in haar
vaderstad terug. Top Naeff, die een
vooraanstaande plaats in ons letterkun
dig leven heeft ingenomen en nog in
neemt, schreef op 16-jarige leeftijd al
een schets, die in Elseviers maand
schrift werd geplaatst. Op 1 December
1937 werd zij litterair redactrice van
dit maandschrift. Zij is ook gedurende
een lange reeks van jaren als toneel-
recensente verbonden geweest aan de
Groene Amsterdammer.
Top Naeff heeft verschillende romans
geschreven, tal van toneelstukken en
vele novelles. In 1951 werd haar de Van
der Vies-prijs toegekend.
Met West-Duitsland is een nieuwe
postovereenkomst gesloten, welke 1
April in werking treedt. Ingevolge deze
overeenkomst zullen in het onderling
verkeer binnen de grenskring, welke
alle Nederlandse en Duitse postkantoren
omvat, die in rechte lijn gemeten niet
meer dan dertig km van elkaar ver
wijderd zijn (het z.g. grensverkeer), voor
brieven van een gewicht van niet meer
dan 20 gram en voor enkele en dub-
hele briefkaarten, binnenlandse tarieven
van toepassing zijn. Voor brieven
zwaarder dan twintig gram en voor de
overige stukken blijven de internatio
nale tarieven van kracht.
Ter gelegenheid van het eeuwfeest
der bisschoppelijke hiërarchie in ons
land zal het weekblad „De Bazuin" een
week-end beleggen in Dominicaanse
omgeving te Nijmegen op Zaterdag 18
en Zondag 19 April a.s. Onderwerp: Wat
hebben wij na 100 jaar gewonnen aan
inzichten omtrent het katholieke orga
nisatie-leven, het actieve kloosterleven,
de spiritualiteit?
Sprekers zijn Anton van Duinkerken,
die handelt over de vraag, of onze ka
tholieke organisaties steigerwerken zijn,
die kunnen verdwijnen; prof. dr. G. P.
Kreling O.P. die de vraag bespreekt, of
de actieve religieuzen als gevolg van 100
jaar emancipatie hun werk moeten over
dragen aan leken; terwijl Lr. St. Krey-
kamp O.P. de inleiding zal houden over:
„Van het Gulden Wierookvat naar het
Zondagsmissaal". Zij, die aan dit week
end (Aanvang Zaterdagmiddag 18 April
om 5 uur) willen deelnemen, kunnen
zich opgeven bij de redactie van het
blad, Driehuizerweg 145, Nijmegen.
Vrijdagavond is door de straten van
Maastricht een massale bidweg getrok
ken ter opening van de missie, die van
vandaag af tot Zondag 29 Maart in
twintig kerken van Maastricht, Wijk en
Heer zal worden gehouden. De bidstoet
werd voorafgegaan door het beeld van
de Sterre der Zee. Achter het beeld lie
pen geestelijke en wereldlijke autori
teiten, o.a. de dekens van Maastricht en
Wijk, de commissaris der Koningin in
Limburg en enkele wethouders. Op het
Onze Lieve Vrouweplein werd tot be
sluit van de bidweg een kort woord ge
sproken door de propagandaleider van
de missie, Pater Henricus van Dam
O.F.M. uit Woerden. De missie wordt
gepredikt door zestig paters.
Z. H. Exc. mgr. W. Mutsaerts, bis
schop van 's Hertogenbosch, zal ko
mende week geen audiëntie verlenen.