Liefdadigheid in het gedrang I m roaaait EEN DWAALSTERRETJE s c r A In vele branches hogere geld- omzetten dan in Januari '52 De Apostel van de Saksers Teken- cursus O A R Hoge bomen vangen veel wind Jan van Galen bekend zeeheld ms* fes /ai ZATERDAG 21 MAART 1953 PAGINA 9 „Het is niet overdreven te beweren, dat de gehele welvaartstijging in onze moderne samenleving col lectief wordt besteed en dat dus de gemiddelde bur ger niet méér vrij te be steden heeft dan hij in 1900 had" Detailhandel in Januari Schepen in aanbouw voor Indonesië in Nederland Vlootprogramma van ca. 100 mill, gulden Druk besoek aan Jaarbeurs Jaarvergadering Twentsche Bank Zorg over de textiel industrie Mossadeq bereid tot onderhandelen Met Brits-Perzische Olie-mij. Handelsbesprekingen tussen Indonesië en Polen MgpBi mm -■ pi ...j ■B r Ai't a U e r Top Naeff 75 jaar Dominicaans weekend over 100 jaar Kromstaf Massale bidweg door de straten van Maastricht Missie gepredikt door zestig paters Ter inleiding van het betoog, dat volgen gaat, worde hier de stel ling geponeerd, dat de opbreng sten van openbare inzamelingen voor goede doelen en van liefdadigheids- loterijen naar verhouding een dalende tendentie vertonen, als gevolg waar van de particuliere sociale en cultu rele arbeid in moeilijkheden komt te verkeren. Ter adstructie van deze stelling enig interessant cijfermateriaal, genomen uit de grote stad Amsterdam. In 1938 bedroeg het aantal der openbare inzamelingen 16 grote en nóg 53 kleine, die tezamen opbrach ten f232.722. Het aantal loterijen be droeg in datzelfde jaar 14 en de op brengst f 55.000. De opbrengst van in zamelingen en loterijen stond met elkaar in een verhouding van 80 20. In 1946, het'eerste jaar na de bevrij ding, worden er geen kleine inzame lingen meer gehouden. Ze zijn ver dwenen ofwel samengevoegd tot gro te. In dat jaar zijn er 19 inzamelin gen en dat aantal stijgt in de volgen de jaren geregeld tot 31 in 1950 en 34 in 1951. De opbrengsten schommelen, maar over het geheel genomen dalen zij toch. Het begint in 1946 met f612.019 Na stijgingen en dalingen be reikt het in 1950 toch nog f 532.405, om in 1951 tegenover het hoogste aan tal inzamelingen van 34 weer te zak ken tot f 522.415. Het aantal loterijen is in 1946 niet minder dan 26 en het stijgt lijnrecht en sprongsgewijze tot 94 in 1950 (over 1951 zijn de cijfers van loterijen nog niet bekend). De opbrengst begint in 1946 met f 85.000, bereikt in 1949 met 83 loterijen een top van f 570.000 en daalt in 1950 met 94 loterijen tot f 470.000. In 1949 is de verhouding in de opbrengst tussen inzamelingen en loterijen voor het eerst omgekeerd (45 55). In 1950 ligt het zwaartepunt weer terug bij de inzamelingen (53 47), maar er is wel een grondige verandering als men nog eens terug denkt aan 80 20 in 1938 en 88 12 in 1946. Desondanks lijkt de inzameling een nog altijd aanzienlijk belangrijker mid del te zijn om het publiek tot offer vaardigheid te bewegen dan de lote rij, doch er valt een grote stijging te constateren zowel in de opbrengsten als in de aantallen der jaarlijks ge houden loterijen. Daaruit moet men de conclusie trekken, dat er in stij gende mate van het middel der lote rijen gebruik gemaakt moet worden om te voorkomen, dat de inkomsten van de vrije sociale en particuliere arbeid uit inzamelingen ver zouden achterblijven. Maar die inkomsten blijven ondanks alle inzamelingen en loterijen toch reeds achter bij de stij ging van het nationale inkomen. Gaan we uit van 1938 en stellen we de index van de inzamelingen en loterijen netto gezamenlijk op 100 en die van het nationale inkomen even eens, dan zien we vanaf 1946 het vol gende verloop: 1946: 227214; 1947: 182—264; 1948: 230—296; 1949: 322— 305; 1950: 310—350. Het jaar 1946, dat een uitzonderlijk jaar was, buiten beschouwing gelaten, is slechts in 1949 de index van inzamelingen en loterijen boven die van het nationale inkomen uit gestegen. Alle andere jaren blijft zij daaronder. Wijst dit nu op een achteruit lopen iMiiiifiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii in illinium minimin intimi nnnmnnnnnninmminnnmnnninnnnnm 111111111 in offervaardigheid van het publiek? Vermoedelijk niet. Het is veeleer, al thans voor een belangrijk gedeelte, te zien als het gevolg van sociaal- economische structuurveranderingen, hetgeen aan dé ene kant vertroostend is, anderzijds echter ons met zorg moet vervullen. De offervaardigheid gaat niet achteruit, maar de moge lijkheid om te offeren is wel en dan duurzaam verminderd. Volgens de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is het reële nationale inkomen per hoofd van de bevolking in de jaren 1900 1950 gegroeid van 100 tot 150. In 1900 ging rond 16 pet. van het nationale inkomen via de collectieve weg der overheidsbesteding in de vorm van lasten der gewone diensten van Rijk Provincies en Gemeenten. Ronden wij dit bedrag met overheidsinvesterin gen en sociale voorzieningen af tot 20 pet., dan bleef dus voor de vrije sector 80 pet. over, oftewel f80 van iedere f 1Ö0, die het reële nationale inkomen per hoofd der bevolking be droeg. In 1950 echter is de collectieve be steding er als volgt gaan uitzien. Voor de gewone dienst van Rijk, Provincies en Gemeenten 33 pet.; aan verplichte sociale voorzieningen, ge rekend op 20 pet. van de loonsom, 10 pet.; aan besparingen via de over heid 7 pet., in totaal 50 pet. van het nationale inkomen, die collectief be steed worden. Derhalve is bij een stijging van 100 op 150 thans toch niet meer dan ongeveer hetzelfde reële bedrag per hoofd beschikbaar als in 1900. Het is dus ook niet over dreven te beweren, dat de gehele welvaartstijging in onze moderne sa menleving collectief wordt besteed en dat dus de gemiddelde burger nog altijd niet méér vrij te besteden heeft, dan hij in 1900 had. En daaruit volgt dan weer, dat ook de particuliere sociale en culturele arbeid thans geen groter reservoir heeft om uit te putten. In werkelijkheid echter is het ge ringer. Het wordt vaak geconsta teerd in onze samenleving, dat de maecenaten verdwenen zijn. De statistiek geeft ook daarvoor een dui delijke verklaring: de egalisatie van het inkomen. De 70.000 veel benijde stervelingen, die tot de groep van de hoogst aangeslagenen in de inkom stenbelasting gerekend worden is van 1939 op 1948 niet minder dan f 700.000.000 in inkomen achteruit ge gaan, hetgeen gemiddeld f 10.000 per aangeslagene betekent. Maar de bre de groep van 4 millioen aangeslage nen in lagere inkomens ging collectief f 2.000.000.000 vooruit, doch ondanks de indrukwekkendheid van dit cijfer betekent het toch niet meer dan ge middeld f 500 per hoofd. Hierbij moet men ook nog rekening houden met de sterke progressie der belastingheffing naast de algemene verzwaring van de belastingdruk, als mede van een ver gevorderde nivel lering van het inkomen tussen platte land en steden. De welvaartstoename betekent dus een belangrijke sprei ding van de welvaart, of ook wel het inlopen van een sociale achter stand, doch de individuele vrije wel stand is verminderd. Ziedaar de ware oorzaak van het verdwijnen der maecenaten op so ciaal en cultureel terrein. Ziedaar de oorzaak van de bedreiging, die het particuliere werk op deze terreinen naar christelijke en menselijke normatiek van groter belang dan de overheidsactiviteit onder het oog moet zien. De oplossing van dit probleem op lang zicht is een vraagstuk, waar over de geesten nog te weinig tot klaarheid zijn gekomen. Zulk een vraagstuk raakt het beleid op deze terreinen in de wortel. Maar er is, afgezien daarvan, ook een acute nood, waarin thans voorzien moet worden: het vastlopen op dit mo ment van deze activiteiten en een methode om dit te voorko men. Daarover in een slotar tikel nog enkele opmerkin gen. llit het cijfermateriaal dat door het Economisch Instituut voor den Midden stand is gepubliceerd met betrekking tot het omzetverloop in het klein- en middenbedrijf gedurende Januari 1953 f'Jkt, dat in tal van branches hogere Geldomzetten werden 'behaald dan in de overeenkomstige maand van 1952. Voor oen belangrijk deel moet zulks evenwel Worden toegeschreven aan de omstan digheid, dat in Januari 1953 een Zater dag meer voorkwam dan in Januari 1952. Voorts moet hij de beoordeling van de gegevens in aanmerking worden ge- tomen, dat met name in voedings- en genotmiddelen sedert Januari 1952 prijs stijgingen zijn opgetreden. Bij een aantal duurzame consumptie goederen kon in de loop van 1952 een daling van de prijzen worden waarge nomen en dit verklaart de teruggang van de geldomzetten, welke in een aan tal winkels in deze artikelen werd ge noteerd. Zulks was o.m. het geval in de detailhandel in schoeisel en in die in meubelen en aanverwante artikelen. De omzetvermeerdering bereikte de grootste omvang in het slagers- en in het bakkersbedrijf en wel van resp. 19% en 13%. Juist in deze branches vonden evenwel prijsstijgingen plaats van be tekenis. Het staat wel vast, dat de hoe- Veelheidsomzetten in aanzienlijk gerin gere mate zijn toegenomen. De geldom zetten in het kruideniersbedrijf en in de detailhandel in zuivelproducten ver toonden een stijging met 8% en die m de detailhandel in aardappelen, groenten en fruit en vis met resp. 5% en 4%, alles in vergelijking met Januari 1952. De geldomzetten in de detailhandel in meubelen en aanverwante artikelen als mede in die in schoeisel bereikten ech ter niet de omvang van die in Januari 1952. In deze branches werd namelijk gen teruggang genoteerd van resp. 5 PCt. en 3 pCt. Een aanzienlijk gunstiger beeld gaf de omzetontwikkeling te zien in het tijwielbedrijf en in de detailhandel in sportartikelen, in welke branches spra ke is geweest van een stijging van de geldomzet van resp. 27 pCt. en 22 pCt. In de detailhandel in glas, aardewerk, Porcelein en huishoudelijke artikelen en in die van textiel waren de Januari- omzetten in 1953 resp. 5 pCt. en 3 pCt. hoger dan die in 1952, terwijl in de han del in ijzerwaren en gereedschappen een toeneming van de geldomzet werd Genoteerd van 5 pCt. Wat betreft het omzetverloop in ge notmiddelen valt vooral de daling van pCt. op in het chocolateriebedrijf. In de overige branches werden hogere geldomzetten behaald dan in Januari 1952. Voor de detailhandel in alcohol houdende en alcoholvrije dranken en t'cor het banketbakkersbedrijf bedroeg de omzetvermeerdering resp. 9 pCt. en PCt. Ten opzichte van December daaraan- t'oorafgaande werd in Januari j.L in Vrijwel alle branches in voedings- en Genotmiddelen een vrij aanzienlijke Omzetdaling genoteerd. Zulks is even wel verklaarbaar, aangezien de omzet- len in December gunstig werden beïn vloed door de in deze maand vallende 'eestdagen. Ook in tal van winkels in "Uurzame consumptiegoederen waren de omzetten lager dan die in December 1952. In de detailhandel in textiel en in meubelen en aanverwante artikelen werd tengevolge van de gehouden op ruimingen omzetstijging behaald. Op het ogenblik zijn voor Indonesië in Nederland in aanbouw zes 38 meter lange middelsoort bestuursvaartuigen, zes kustvaartuigen voor de dienst van scheepvaart en drie kustvaartuigen, be stemd voor de „zoutregie" van de rege ring. Daarnaast staan drie schepen van 1500 ton deadweight op stapel bij de scheeps werf „De Waal" te Zaltbommel. Gisteren nam de Indonesische regering van de Scheepsbouwwerf gebrs. Pot te Bolnes het bestuursvaartuig „Mengkara" over, een zusterschip hiervan nadert zijn voltooiing in Amsterdam. Behalve deze opdrachten in Nederland heeft het Indonesische gouvernement 45 kustvaartuigen in aanbouw in het bui tenland, te weten 25 in Duitsland, 10 in België en nog 10 in Italië. Het ligt in de bedoeling deze schepen over te dragen aan de semi-gouverne- mentsrederij, de stichting „Pelni". Al deze kustvaartuigen komen in de loop van dit jaar gereed. Met het gehele vlootprogramma, dat hierboven door ons genoemd werd, is een bedrag van een kleine honderd mil lioen gulden gemoeid. De Koninklijke Ned. Jaarbeurs heeft een toenemende belangstelling van bui tenlanders. Vertegenwoordigers van 33 landen hebben tot heden een bezoek aan de Voorjaarsbeurs gebracht. Duitsland staat nog steeds bovenaan op de lijst, waarna onmiddellijk België volgt. Bezoekers zijn voorts geregistreerd uit de Ver. Staten, Engeland, Frankrijk, Italië, Portugal, Oostenrijk, Zwitser land, Luxemburg, Marokko, Denemar ken. Zweden, Brazilië, Ierland, Saoudie- Arabië, Oost-Afrika, Israël, Indonesië, Australië, Zuid-Afrika, Joegoslavië, Su riname, Curagao, Canada, Argentinië, Spanje, Noorwegen, Finland, Nigeria, IJsland, Libanon en Frans-Afrika. Vrijdag heeft de staatssecretaris voor Economische Zaken, dr. M. J. Veldkamp, in gezelschap van de chef van het ka binet van de minister, de heer A. Rorije, een bezoek gebracht aan de Voorjaars beurs. Vrijdag heeft ook een groot gezelschap economische studenten, afkomstig uit Frankrijk, Duitsland, Engeland, Indone sië, Zuid-Afrika, Ver. St., India, Pakis tan, Libanon en Nederland een bezoek aan de beurs gebracht. In de jaarlijkse vergadering van aan deelhouders werden de jaarstukken over 1952 goedgekeurd. In de raad van commissarissen werden opgenomen de aftredende directeur der bank, mr. Van Leeuwen, de heer D. P. Spierenburg, lid van de Hoge Autoriteit van Europese Gemeenschap voor Kolen en en Staal en voorts de heren mr. B. J. M. van Spaen- donck en mr. G. E. F. M. v. d. Schrieck, resp. commissaris en directeur van Van Mierlo en Zoon te Breda. Herkozen als commissaris werden de heren P. Goed koop Dzn. en prof. H. A. Kaag. De voorzitter noemde de overname van Van Mierlo en Zoon een belang-ijk feit. Het heengaan van de directeur mr. Van Leeuwen is een gevoelig verlies voor de bank, aldus de voorzitter; hij blijft echter adviseur van de bank. De heer Van Heek zeide t.a.v. de tex tielindustrie, dat de omslag in de tex tielindustrie voorbij is, maar van een omslag bij de fiscus was nog niets te bemerken. Het aantal textielbedrijven, dat zijn uitbreidingsplannen voor 1953 heeft in gediend, is maar zeer gering. Dit ver vult spr. met grote zorg. „Grotere be dragen moeten voor investeringsdoel einden bestemd worden." In ons land is slechts 17 procent van de weefgetouwen volledig geautomati seerd. In Amerika werkt men voor honderd procent met volautomatische getouwen, terwijl ook de textielindus trie in Duitsland en Japan moderner is gemechaniseerd dan in ons land'. Hij hoopte, dat de fiscale wind uit een andere richting zou gaan waaien. Het gaat hier om: „To be or not to be". De perzische premier Mossadeq heeft Vrijdag bij de gelegenheid van de her denking van de nationalisatie van de olie-industrie, nu twee jaar geleden, in een radio-rede verklaard, dat hjj be reid is „een vriendschappelijke regeling van de oliekwestie" buiten het interna tionale gerechtshof in Den Haag om, te aanvaarden. Tevens is hij bereid recht streeks te onderhandelen met een ge machtigd vertegenwoordiger van de Brits-Perzische oliemaatschappij, de Anglo-Iranian Oil Co. In Londen toonde men zich gister avond vrij sceptisch ten opzichte van Mossadeq's rede. Men achtte haar een verdraaiing van de tekst der Britse voorstellen naar de geest, zowel als naar de letter en er bestond naar hun mening weinig hoop op een spoedige overeenstemming. Vrijdag zijn te Djakarta tussen Indo nesië en Polen besprekingen begonnen ter vernieuwing van de oude handels overeenkomst. De in 1951 gesloten over eenkomst werd slechts gedeeltelijk uit gevoerd. Men legde van beide zijden de nadruk op de wenselijkheid om tot meer directe handelsbetrekkingen te geraken. ftV.v. Dit bekende spreekwoord ken nen jullie natuurlijk wel, maar wist je dat er bomen bestaan (niet in Nederland hoor) van meer dan honderd meter hoogte en die duizenden jaren oud zijn? Wij zullen er dadelijk iets over vertellen. In Nederland zijn ook wel grote en dikke bomen van enige tientallen me ters hoogte en de aanleiding van dit bomenpraatje is, dat kort geleden een van de dikste bo men van Nederland is geveld. Dat was een echte woudreus, een populier, welke aan de Rijksweg BilthovenUtrecht, ongeveer bij de Bilt, stond. De ze boom was 250 jaar oud, 2.60 4 geweldige bomen, die vijftig eeuwen langs zich heen hebben zien trekken! En als wij te genover deze woudreuzen staan, kunnen wij een gevoel van eerbied niet onderdrukken. Slechts op hun natuurlijke standplaats, door andere bomen omgeven, verkrijgt men een juiste indruk van de geweldige afmetingen en de schoonheid dezer houtkolossen. Al mogen onze eiken, linden en beuken reeds een indruk wekkende omvang hebben, al verheffen de slanke dennen zich op grote hoogte, zij schij nen toch nog dwergen in ver gelijking met de wouden van Australië en Californië. Een boom in het gebergte bij Melbourne in Australië heeft een hoogte bereikt van 152 me ter, d.i. even hoog als de Keul se Dom. De Eucalyptes, die bij ons in Europa als de „koorts- verdrijvers" bekend zijn, ko men meermalen met hoogten van 120 meter voor. Daarenboven hebben deze reuzen zulk een geweldig uitgebreid netwerk van wortels, dat de onder aardse lengte dikwijls weinig verschilt van de bovenaardse: bomen van 70 meter hoogte en een omvang van vier tot vijf meter en dit is geen zeld zaamheid in die streken hebben dikwijls wortels, die 60 of 70 meter lang zijn en diep in de bodem doordringen. Deze geweldige wortels trekken alle De dikste boom van Nederland, welke staat op de terreinen van het buiten Houdringe te De Bilt, wordt geveld. De boom. welke bij een hevig onweer zijn kruin verloor, bleek geen levensvatbaarheid meer te bezitten. De omtrek is 7.35 meter; de woudreus is circa 250 jaar oud. sappen, welke de bodem bevat, in korte tijd tot zich. Daar de geweldige bladerkronen van deze bomen de verdamping van deze sappen ten zeerste bevor deren, zijn zij een /are zegen voor moerassige streken. Zij pompen de natte, drassige bo dem leeg en verdienen op deze wijze dus wel de naam „koorts- verdrijvers." (Slot volgt) Dagenlang zijn houthakkers bezig geweest om de dikste boom van ons land, een eeuwenoude zilver populier, te vellen. meter dik en had een omvang van 7.35 meter. De boom was reeds dood, omdat hij een paar keer door de bliksem was ge troffen. Een paar weken geleden is deze dikste boom van Ne derland omgehakt. Eertijds is het grootste ge deelte van Europa met bos be zet geweest. Verhalen uit de geschiedenis, oude kaarten, vondsten van hout in het veen bewijzen dat alles duidelijk. Ook in Amerika is het bosgebied veel groter geweest dan het thans is. Waar nu in Europa dichte bevolkingsmiddelpunten zijn, was voor duizend jaar vaak bos, waar gejaagd werd op diersoorten, die men thans nog hoogstens in de dierentui nen aantreft of in verafgele gen, eenzame streken of die, erger nog, zijn uitgestorven. Uit het onbekende verleden staan nog steeds als getuigen van de pracht der oertijden de IV Alleen de naam „de zwarte man" vervulde hen al met ontzetting. Spiedend keek het eekhoorn tje om zich heen om te zien of „de zwarte man" niet in de buurt was, maar het hertje stelde het gerust. Hertjes staan er voor be kend, dat ze zo scherp kunnen zien en horen. „We zullen overleggen wat ons te doen staat", zei de kre kel eindelijk. „Peter moet ge holpen worden. Ik geloof dat mijn echtgenoot daar aan komt. Hij weet meer van die dingen." „Ja", zei het hertje, „ik hoor uw man." Duidelijk hoorden ze nu een zacht sjirpen en even later kwam een deftige krekel aan. Hij groette het gezelschap hoofs. Mevrouw Krekel vertelde haar echtgenoot in 't kort wat er gebeurd was. Mijnheer Krekel keek heel ernstig. Hij begreep dat de zwarte man geen gemakkelijke vijand was om te bestrijden. „We zullen je helpen Peter", zei hij. „Maar eerst moet hij wat eten", zeiden mevrouw Krekel en het hertje bijna tegelijk. „Ik heb hazelnoten", zei het eekhoorntje haastig. „Ik woon hier vlakbij in die hoge boom in dat kraaiennest." Hij snelde het pad over en liep tegen de boomstam op en was in een oogwenk in het nest verdwenen. Daarna kwam hij met een massa nootjes terug, die hij voor Peter neerlegde. Peter durfde ze niet op te eten. Het kon de wintervoor raad van het eekhoorntje wel zijn. „Voor de winter heb ik wel weer andere gezocht. Eet ze gerust op Peter", zei het dier. De andere dieren knikten goedkeurend. Peter voelde nu pas dat hij honger had. De bo ze tovenaar had hem de hele dag zonder eten laten werken. flWSine. Ze gingen nu in een krin getje in het warme zand zit ten om te beraadslagen, nadat het hertje de omtrek had verkend. Eindelijk kwamen ze overeen dat Peter raad zou vragen aan Oehoe, de wijze uil. Deze woonde heel alleen In „het donkere bos". Het was een heel diep bos, waarin bijna nooit een zonnestraal door drong. Het was er kil en muf en het was er altijd donker. Daarom heette dat bos „het donkere bos." Sinds de boze tovenaar de geliefde gade van de wijze uil geroofd had, wilde deze het daglicht niet meer zien en dwaalde hij treurend door het donkere bos. De dieren kwamen overeen, dat Peter de volgende morgen tegen het aanbreken van de dag naar Oehoe zou gaan. Het hert bood aan hem te brengen. sla- Het was de nacht na Passie zondag van het jaar 809, dat de grote Evangelieprediker Lud- ger stierf. Naast Willibrord en Bonifa- eius moet zijn naam met ere genoemd worden. Ludger heeft zich vooral het lot van de hei dense Saksers aangetrokken. Heel hun land. zowel onze provincies Overijsel en Gelder land als gebieden ver Duitsland in, heeft hij doorkruist. „Ik wil onder de Saksers ook een klooster stichten, net als Willibrord dat in Utrecht ge daan heeft voor de Friezen!" Dat is het besluit van Ludger. Want hij weet, dat een derge lijk klooster een midddelpunt worden kan voor het gods dienstig leven van een volk. En daarom moet Ludger goed uitzien, waar hij dat klooster bouwen zal. Na lang zoeken is eindelijk de plek bepaald. Het klooster komt niet in Zwolle, ook niet ergens anders in Overijsel of Gelderland, maar in Duitsland te staan. In het dal van de Ruhr, een zijrivier van de Rijn, zal het middelpunt van geloofsleven voor de Saksers gebouwd worden. Maarals Ludger zijn plan bekend maakt en men de plek bezoekt waar het klooster ver rijzen moet, kijken allen vreemd op. Een machtig woud van eeuwenoude bomen rijst voor ieders ogen omhoog. Moet hier dat klooster gebouwd worden? Vergist hun grote lei der, de heilige Ludger, zich nu niet? Maar onder Gods ingeving heeft Ludger zijn keus bepaald! Hij geeft bevel die bomen om te hakken. Al begrijpt niemand iets van dit bevel, men begint aan deze onmogelijke arbeid. Men hakt en houwt, men spant alle krach ten in. maar de bomen zijn te machtig. Na urenlange arbeid ls er nog niet één geveld. „Deze bomen zijn niet om te hakken!" mopperen de arbei ders. „We moeten op God vertrou wen!" zegt Ludger. „Hij zal ons helpen." Hij geeft het voorbeeld ^an Godsvertrouwen en begint te bidden. Anderen volgen. Als de nacht daalt, en velen zich ter ruste begeven, blijft Lud ger bidden. Uren lang. Dan breekt er plots een geweldige storm los. De wind giert over het land. In zijn vaart sleurt hij de eeuwenoude bomen mee. Het donderend geweld doet allen ontwaken en vol ontzetting aanschouwen zij, hoe de mach tige woudreuzen zijn ontwor teld en ter aarde gesmeten worden. In één nacht zijn zo alle bo men geveld. De plaats voor het nieuwe klooster kan nu zonder veel moeite vrij gemaakt wor den. Zo vertelt de legende het ont staan van het klooster voor de Saksers in het plaatsje Werden in het Ruhrdal. Binnen enkele jaren verrijst daar, dank zij vele schenkin gen, een prachtige abdij. Ludger kan daar niet altijd blijven. Weldra wordt hij om zijn grote gaven en harde ar beid tot Bisschop van Munster benoemd. Met zoveel macht bekleed, kan hij nog veel meer voor de Saksers en hun land doen. 26 Maart vieren we de feest dag van deze grote EvangeLe- prediker. 23 Maart is het 300 jaar ge leden, dat Jan van Galen in een zeeslag bij Livomo is ge storven. Zoals de meeste beroemde scheepsbevelhebbers van zijn tijd, is Jan van Galen als ge woon matroos zijn loopbaan begonnen. Hij was echter niet zoals Piet Hein, Tromp, De With en anderen, van geringe geboorte, maar uit een adellijk geslacht. Hij werd in 1630 op 26-jarige leeftijd, door de Ad miraliteit van Amsterdam, reeds tot kapitein aangesteld. Het was aan zijn stoutmoedigheid en de gelijk beleid te danken, dat de koopvaardijvloten, die van Ne derland naar Noorwegen of naar de Balthische Zee voe ren, haar uit- en thuisreizen tot een goed einde brachten. Niemand was meer dan Van Galen doordrongen van het gewicht, om, in elke moeilijke omstandigheid een onver schrokken houding aan te ne men: nimmer week hij voor de overmacht. In 1639 werd hem voor het eerst de lang gewenste gele genheid verschaft om ten aan* Straatmaker. Bovenaan (1) zie je een afbeelding van een straatmakershamer, 2) houweel In ons land zijn vele prachtige bossen. Peter moest eerst gaan pen om straks uitgerust te zijn stenen te maken), 3) voor zijn onderneming. Een rubber-hamer (om tegels gelijk koekoek kwam nu naderbij en te slaan) 4) steenhouwersbeitel bood aan dienst te doen als en 5) meethaak. Deze voor- klok. Zoveel maal als hij koe- beelden zijn niet moeilijk en koek riep, zoveel uur was het, kunnen jullie allemaal tekenen, zodat Peter de tijd zou weten. Ze kozen nu een geschikte plaats uit, waar Peter slapen zou. Een beschut plekje onder het dichte groen in een bed van afgevallen bladeren met dicht en hoog en ruisend ge boomte er boven. Toen namen ze afscheid van elkaar. De koekoek betrok zijn post In het geboomte boven Peter en het hert bleef nog even, om het een en ander te bespreken. Ze zouden de volgende mor gen samenkomen op een plaats, die het hert aanduidde. Peter gaf uit dankbaarheid het hert een kus op zijn kopje en ging rustig slapen. De steen scheen te waken, terwijl Peter sliep, en gaf zacht lichtende groene, blauwe en rose vonkjes af in het donker, en de koekoek zong trouw de uren af. Zacht ruiste de wind door de bomenkruinen. Zo ging de nacht voorbij en weldra zou de nieuwe dag aanbreken. (Wordt vervolgd) schouwen van vrienden en vijanden, het bewijs te leveren, dat hij zich niet alleen in bij zondere ontmoetingen, maar ook in een geregelde slag on derscheiden en zowel gehoor zamen als gebieden kon. Ter ondersteuning der vloot van Tromp gezonden, die voor Duins lag, werd hij bij diens eskader (deel der vloot) ge plaatst, en genoot de eer, met hem het Spaanse Admiraalschip aan te tasten. Vervolgens was hij het, die Jan Evertsen te hulp kwam, toen deze de over macht van de vijand niet meer aan kon. In 1653 zeilde hij naar Livor- no om daar de strijd tegen de Engelsen aan te binden. Hij vernielde er drie van de zeven schepen en dwong er drie met hun bevelhebber tot overgave. Maar de overwinning, hoe glansrijk ook, was door de dood van Jan van Galen duur betaald. Een kogel van de vijand had hem het been ver brijzeld. Lang verborg hij de wond en bleef zijn bevelen ge ven, zelfs nadat hem het been was afgezet. Naar Livorno (Italië) gevoerd, overleed hij aldaar 23 Maart 1653. Zijn lijk werd later in de Nieuwe Kerk te Amsterdam begraven, waar zijn graftombe nog is te zien. Te Amsterdam is een straat naar hem genoemd. Mevrouw Antoinette van RhijnNaeff, beter bekend onder haar pseudoniem Top Naeff, zal op 24 Maart haar 75ste verjaardag vieren. Mevrouw Van Rhijn is in Dordrecht geboren. Zij woonde van 1891 tot 1892 in Den Helder, van 1893 tot 1895 in Gorinchem en bezocht daarna een kost school in Brussel. Zij huwde in 1904 met de Dordtse medicus dr. H. W. van L t ie Rhijn en kwam zodoende weer in haar vaderstad terug. Top Naeff, die een vooraanstaande plaats in ons letterkun dig leven heeft ingenomen en nog in neemt, schreef op 16-jarige leeftijd al een schets, die in Elseviers maand schrift werd geplaatst. Op 1 December 1937 werd zij litterair redactrice van dit maandschrift. Zij is ook gedurende een lange reeks van jaren als toneel- recensente verbonden geweest aan de Groene Amsterdammer. Top Naeff heeft verschillende romans geschreven, tal van toneelstukken en vele novelles. In 1951 werd haar de Van der Vies-prijs toegekend. Met West-Duitsland is een nieuwe postovereenkomst gesloten, welke 1 April in werking treedt. Ingevolge deze overeenkomst zullen in het onderling verkeer binnen de grenskring, welke alle Nederlandse en Duitse postkantoren omvat, die in rechte lijn gemeten niet meer dan dertig km van elkaar ver wijderd zijn (het z.g. grensverkeer), voor brieven van een gewicht van niet meer dan 20 gram en voor enkele en dub- hele briefkaarten, binnenlandse tarieven van toepassing zijn. Voor brieven zwaarder dan twintig gram en voor de overige stukken blijven de internatio nale tarieven van kracht. Ter gelegenheid van het eeuwfeest der bisschoppelijke hiërarchie in ons land zal het weekblad „De Bazuin" een week-end beleggen in Dominicaanse omgeving te Nijmegen op Zaterdag 18 en Zondag 19 April a.s. Onderwerp: Wat hebben wij na 100 jaar gewonnen aan inzichten omtrent het katholieke orga nisatie-leven, het actieve kloosterleven, de spiritualiteit? Sprekers zijn Anton van Duinkerken, die handelt over de vraag, of onze ka tholieke organisaties steigerwerken zijn, die kunnen verdwijnen; prof. dr. G. P. Kreling O.P. die de vraag bespreekt, of de actieve religieuzen als gevolg van 100 jaar emancipatie hun werk moeten over dragen aan leken; terwijl Lr. St. Krey- kamp O.P. de inleiding zal houden over: „Van het Gulden Wierookvat naar het Zondagsmissaal". Zij, die aan dit week end (Aanvang Zaterdagmiddag 18 April om 5 uur) willen deelnemen, kunnen zich opgeven bij de redactie van het blad, Driehuizerweg 145, Nijmegen. Vrijdagavond is door de straten van Maastricht een massale bidweg getrok ken ter opening van de missie, die van vandaag af tot Zondag 29 Maart in twintig kerken van Maastricht, Wijk en Heer zal worden gehouden. De bidstoet werd voorafgegaan door het beeld van de Sterre der Zee. Achter het beeld lie pen geestelijke en wereldlijke autori teiten, o.a. de dekens van Maastricht en Wijk, de commissaris der Koningin in Limburg en enkele wethouders. Op het Onze Lieve Vrouweplein werd tot be sluit van de bidweg een kort woord ge sproken door de propagandaleider van de missie, Pater Henricus van Dam O.F.M. uit Woerden. De missie wordt gepredikt door zestig paters. Z. H. Exc. mgr. W. Mutsaerts, bis schop van 's Hertogenbosch, zal ko mende week geen audiëntie verlenen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 9