EISENHOWER bezorgd over Republikeins protectionisme Trade not aidin en practijk theorie E Frankrijkzien en begrijpen W Bij Kreymb V U Waarborg in alles l Kreymborg Stichters en grondleggers der St. Gregoriusvereniging D 25 jaar bewind van Salazar Geruchten over zijn aftreden D c D s Wensen ten aanzien van de arbeid van de vrouw Opvoeding van de Amerikanen Congregatie Paters H. Geest 250 jaar „MAFATU" een Ik F eestelijkheden en een complot VRIJDAG 1 MEI 1953 PAGINA 9 Een voortreffelijk boekje opmerkelijk jeugdboek Waarborg in alles. Dat is veel gezegd. Maar waar! Eerste kwaliteit, scherpe prijs en goede bediening zijn de basis van onze Waarborg. Daarom is Kreymborg zo'n vertrouwd adres voor kleding Ziet U eens hoe zo'n Waarborg- costuum „staat". Die coupe, die afwerking: kleding op z'n best! WAARBORG- Costuums Apart van coupe stof en bewerking —Sporteolbert» in Scottish Tweed en Homespuns 35.- tot 79.- Ook in kinderkleding en herenmode ruime sortering in de nieuwste modellen. 79.- tot 159.- •Pantalon» verstelb. band 15— tot 49. Grofe Marki 17 - Haarlem Verbetering van de kerkelijk muzikale toestanden in ons vaderland ^hr. M. van Lennep stads- ai"chivaris van Leeuwarden Door Dr. CAEC. HUICENS O.F.M Rapport van Centrum voor Staatkundige Vorming (Van onze correspondente) NEW YORK, April, en nieuw great debate" vindt op het ogenblik te Washington plaats tussen voor- en tegenstanders van het door de regering-Eisenhower bü het Huis ingediende wetsontwerp voor verlenging van de bestaande handelswet, welke Juni a.s. afloopt. Deze wet geeft de President o.m. beperkte macht om tarieven Je verlagen. Tegelijkertijd is een ander ontwerp in behandeling genomen, dat door t\vee leiders van een machtige protectionistische groep op Capitol Hill werd in gediend, en dit wetsontwerp wil de handelswet wel een jaar verlengen, maar "tet drastische beperkingen. De hoop is maar gering dat een ver lenging van de bestaande wet in zijn huidige vorm wordt aangenomen op J-apitol Hill. Bijzondere positieve voordelen biedt de wet echter toch "iet. Veel tarievenreducties zijn n.l. niet meer mogelijk, omdat de gren en van wat deze wet daaraan toe- aat. welhaast zijn bereikt. Bovendien gorden bepalingen als de „ontsnap pingsclausule" en de door de Federa te Tarieven-Commissie bepaalde „pun- 'en van gevaar" niet uit de wet ge schrapt. Deze „punten van gevaar" ga randeren dat tarieven niet verlaagd borden, wanneer productie van bin nenlandse industrieën daardoor schade 2°u lijden. President Eisenhower, die zo ernstig Jracht om de Amerikaanse handels- en tarievenpolitiek in breder banen te Jeiden, maakt zich zeer bezorgd over net extreem protectionistische senti ment in zijn partij. Juist nu Ameri ca's geallieerden aandringen op uitge breider handel en meer export naar Amerika, waarmee zij de financiële hulp van Amerika zouden willen ver vangen. De President ziet heel duide lijk in dat de internationale aspecten Van de Amerikaanse buitenlandse eco nomische politiek veel te weinig door öe Republikeinen in aanmerking ge nomen worden. Behalve dat Eisenho wer het Congress heeft verzocht om verlenging van de bestaande handels- Wet, gaat hij nu een commissie de op bracht geven om het gehele probleem van „trade, not aid" te bestuderen. Dit is geheel in overeenstemming met be „nieuwe positieve buitenlandse po litiek" die hij in zijn redevoering voor bagbladuitgevers heeft verduidelijkt, Waarbij hij in punt zes wees op het belang van een billijke wereldhandel. In de worsteling tussen Regering en Congress is één lichtpunt te zien. En Wel het toenemende inzicht onder vele invloedrijke Amerikaanse zakenlieden, bat het protectionisme een funda menteel dogma van de Amerikaanse Politiek z«n oorspronkelijke zin heeft verloren. Daarom wil deze groep naar een nieuwe handelspolitiek stre ven. Zelfs in de conservatieve „Natio nale Vereniging van Fabrikanten" be gint men hier en daar toe te geven dat vrijer handel gewenst-, is. De Commis- voor Economische Ontwikkeling heeft zich voor een „ópvoedingscampag-1" be" in die richting uitgesproken, en een leidende figuur als Henry Ford ver klaarde onlangs zelfs uitdrukkeliik dat. be tijd is' rijp geworden, om een einde aan alle Amerikaanse invoerrechten te maken. Ook de O.E-E.C. heeft er ïnsge- Djks bij de Administratie op aange drongen om de Europese handel te be vorderen door het aanmoedigen van beleggingen in het buitenland, tarieven- Verlagingen, enz. Bijzonder aanmoedigend is tevens t •mze week verschenen rapport „Han delsexpansie" van de Amerikaanse Baad van de Internationale Kamer van Koophandel: dat wereldparlement van zakenlieden. In dit program wordt een breed ontworpen Amerikaanse han delspolitiek geschetst. De factor van aanmoediging ligt in het feit dat de leden van de Amerikaanse Afde- Jmg van de Internationale Kamer van Koophandel verantwoordelijk voor db rapport voor het merendeel Re publikeinen zijn. In een conferentie met binnen- en buitenlandse pers lichtte het Bestuur ;an de Amerikaanse Raad dit program I°e, en verklaarde, dat de bestaande handelswet niet adaequaat was en een 20 Mei viert de Congregatie der Pa- ;®rs van de H. Geest haar 250-jarig be- aan. zij werd gesticht op Pinkster morgen in het jaar 1703, toen de jonge °eminarist Claude Frangois Poullart b®s Places met 12 gezellen neerknielde g?°r het genadebeeld van Maria van -p' Ktienne des Grés te Parijs en zich- K en hun onderneming toewijdde n de H. Geest en aan de Onbevlekte jjp °P die dag het kloosterleven begon- g n- Dit bescheiden begin is thans uit- c gr°eid tot een der grootste missie- bgregaties ter wereld, waarvan n Francis Griffin de 17e Algemene verste is. jju e Congregatie van be H. Geest telt stu leden, van wie 42 een be- ChjUrsIunctie in de kerkelijke hiërar- e bezetten. Het aantal paters be- S„,aft 2799, het aantal broeders 835. gat- iohon zijn er 956. De Congre- en le'iWelke verdeeld is in 9 provincies bi viee-provincies, telt 9 missiege- her-oriëntatie van de Amerikaanse handelspolitiek noodzakelijk bleek. De Raad adviseerde aanvaarding van een „handelsexpansiewet 1953" met onder- Staande vijf punten. 1. Vereenvoudiging van douane-forma liteiten. 2. Reductie van alle tarieven. Liever dan over elk handelsartikel met elk land apart te onderhandelen, acht de Raad het verkieslijker om met ingang van 1 Januari 1954 het dollarbedrag van in voerrechten op alle import te verminde ren met niet minder dan 20 en niet meer dan 30 percent. Een jaar later zou de Raad dan verdere reductie van 10 per cent willen adviseren. 3. Afschaffing van clausules als die. waardoor uitsluitend Amerikaanse goe deren moeten worden gekocht, zoals b.v. de „Buy American Act", waardoor wordt bepaald, dat de federale regering geen aankoop van buitenlandse goederen kan doen, tenzij die 25 percent beneden de binnenlandse prijzen blijven. 4. Afschaffing van import-quota. Dit zou echter niet ineens, maar langzamer hand moeten geschieden. 5. Oprichting van een commissie van Amerikaanse burgers voor de bestude ring van de internationale handel. Deze commissie zou o.m. de effecten van de nieuwe wetgeving op de binnenlandse economie moeten bekijken, en naar aan leiding daarvan recommandaties doen. De Amerikaanse Raad is er zich wel van bewust, dat dit hier in het kort weergegeven program op sterke weer stand zal stuiten. Er werd daarom de nadruk op gelegd, dat de voornaamste waarde van het program vooral de op voedende is. „Het Amerikaanse volk moet nodig opgevoed worden om in deze bredere richting te gaan denken", aldus luidde de conclusie. Inderdaad schijnt deze opvoeding wel dringend nodig te zijn en niet alleen voor het Amerikaanse volk, maar ook voor sommige leiders daarvan. We hebben juist weer de pijnlijke situatie beleefd, waarbij de minister van Land bouw bet Congress verzocht om zekere import-beperkingen onder de „Defense Production Act", terwijl de assistent minister van Buitenlandse Zaken ver zocht of het Congress geen einde wilde maken aan import-beperkingen van kaas, boter, vetten en oliën. Uit een en ander blijkt wel, dat, hoe wel president Eisenhower ongeveer denkt als de Amerikaase Raad van de Internationale Kamer van Koophandel, opvattingen van leidende Republikeinen in het Congress zo tegengesteld zijn aan die van hun Republikeinse president, dat een verwezenlijking van Eisenho wer's economische politiek, zoals hij die onlangs in punt zes van zijn politiek programma heeft aangeduid, niet zeer waarschijnlijk lijkt...... (Van onze Parijse correspondent) anneer de vacan- ties aanstonds vele jongeren van leef tijd en hart tot reizen in Frankrijk noden en het plezierige werk begint van de reisvoorbereidin- gen, kan men voor enkele honderden francs zich een klein boekje aan schaffen in vestzakfor maat, dat tal van beharti. genswaardige wenken be vat over het leven der Fransen en de mogelijk heden van hun prachtige land. De titel van dit boekje is: „Voir et Com- prende la France". Het is uitgegeven door het Cen tre d'Echanges Internatio- naux (21, rue Béranger, Paris Ille). Behalve een korte vermelding van de man binnenskamers leeft, hoe zijn grondwet er uit ziet, wat het typische is van zijn landbouw in welke richting zich han del en industrie bewegen en wat nu wel het ken merkende is op het gebied van het Franse vakver enigingswezen, de sociale zekerheid, het onderwijs, volksopvoeding en jeugd beweging. Daarnaast ont breken natuurlijk niet interessante gegevens om trent de stand van het huidige kunstleven van Frankrijk: letterkunde, artistieke en toeristische toneel, muziek en plasti- schoonheden, die.«jnen op de voornaamste wegen van Frankrijk kan tegen komen, bevat dit boekje waardevolle gegevens over de geestelijke struc tuur der Fransen, hun geschiedenis en hun le venswijze. Hoewel dit boekje zich in hoofdzaak richt tot de jeugd, zou men het eigenlijk in han. den willen wensen van iedere buitenlandse rei ziger, die niet slechts met Frankrijk wil kennisma ken door zijn steden en musea, maar ook wil we ten, welke activiteit Frankrijk ontplooit op intellectueel én politiek, economisch en sociaal gebied. Het heeft iets verras sends in enkele helder geschreven bladzijden te ontdekken, hoe de Frans- sche kunsten. Het boekje is natuurlijk door Fransen geschreven, maar het zij onmiddellijk gezegd, zowel chauvinis me als spotlust over eigen instellingen en gewoon ten, twee kenmerkende trekken van de Fransman, zijn er in vermeden. Het is natuurlijk uitermate gemakkelijk critiek te oefenen op zoveel belang rijke stof in kort bestek. De Roman van de Roos, zoals op bladzijde 33 staat, is niet slechts een hand boek van de hoofse liefde, zoals de schrijver zegt. maar het tweede door Jean de Meung geschre ven deel, is veeleer een encyclopedie van het Mid deleeuwse denken. Wan neer in het hoofdstuk over de Franse vrouw even snel welsprekend beweerd wordt, dat vele vrouwen buitenshuis moe ten werken, maar tegelij kertijd de leiding van hun huishouden op zich blij ven nemen, kan zeker de reiziger uit het Noorden, wanneer hij deze leiding meemaakt, daarover wel met meer critische be woordingen spreken. Zo als ook de opmerking, dat het leven in Frankrijk overheerst wordt door de katholieke godsdienst zon der meer moeilijk ingang zal vinden bij vele vreem delingen. Eveneens zal het de critische lezer verba zen, dat hij over de Fran se woningbouw na de oorlog slechts verneemt, hoeveel gebouwen ver woest zijn en hoeveel constructiemateriaal door Franse fabrieken wordt voortgebracht. Over het aantal nieuwe huizen in Frankrijk geen enkel woord, waarom, zal hij overigens op zijn rond zwerving wel bemerken. De lyrische beschrijving van de traditionele liefde van de Fransman voor degelijk verrichte hand werk zal menig automobi list, die kennis heeft moe ten maken met Franse garages, niet zonder meer willen onderschrijven. Maar dit zijn slechts een paar critische opmerkin gen, die aan de waarde van dit voortreffelijke boekje niets afdoen. Wan neer men van het reizen in den vreemde niet slechts vermaak verwacht, maar er ook een middel in ziet tot beter begrip der volkeren, is dit boek je voor Franrijk een kost baar hulpmiddel. Wij zijn nogal eens teleurgesteld, mis schien onhebbelijk en zeker cynisch ge weest, over hetgeen vele schrijvers en schrijfsters onze jeugd aan, zogenaamd voor haar geschapen lectuur, plegen voor te zetten. Niet zonder reden. Wa ren hun geschiedenisj es geen eenheids recepten van brave, oppassende jongens en meisjes, al dan niet met zieke moe ders of door het een of ander getrof fen vaders, oppassende jongens en meis jes dus, met als tegenspelers complete ondeugden, die natuurlijk volgens het principe loon naar werken kregen, dan waren het toch in ieder geval avontu- renhistories waarin kleine wijsneuzen om dat andere neuzen" niet te ge bruiken dingen dachten, deden, durf den en zeiden, waar een heel bataljon volwassen mannen geen seconde aan zou hebben gedacht. Alles bij elkaar bete kende het een grauwe, uitzichtloze uni formiteit, gespeend van alle humor en natuurlijke charme en zo onpersoonlijk als een moderne haast-je-rep-je, klaar- is-kees-woonwijk. Deze zo vaak verkondigde mening verplicht ons met nadruk een uitzonde ring te maken voor het door Allart de Lange te Amsterdam zo voortreffelijk uitgegeven en door Adriaan Morriën even voortreffelijk vertaalde boekje „Mafatu" van Armstrong Sperry. Mafa- tu is een jongen op een van de duizen den atols in het gebied van de Stille Zuidzee, die door zijn stamgenoten wordt bespot en door zijn vader wordt ver acht om zijn onoverwinnelijke angst voor de zee, die hem zijn moeder heeft ontnomen. Mafatu kan dat niet langer verdragen. Hij trekt er met een wan kele kano op uit, de grote oceaan over en neemt zich voor niet terug te keren, dan nadat hij zijn angst als een man heeft overwonnen. Hij slaagt daarin op een gevaarlijke en avontuurlijke tocht en keert inderdaad terug als Mafatu. Dapper Hart, zoals zijn vader hem bij zijn geboorte heeft genoemd. Maar hij doet dit niet dan nadat Sperry ons aan zich heeft verplicht door de zuivere, even boeiende als ontroerende wijze, waarop hij Mafatu's avonturen voor on ze zonen (en voor ons) heeft geschil derd. Geen sensationele bombast, geen heldenfeiten waar de strips vol mee staan, maar een sober verhaal met geen enkele valse noot. Het is niet minder paedagogisch en vormend dan welk met nadruk aangeprezen en aanbevolen jeugdboek dan ook, niet minder boeiend dan Karl May en Jules Verne. Cr „Sahlb Hal", WernerMuller. Uitgave In den Toren, Naarden. Een verzameling verhalen en avonturen uit het land van de heilige Indische rivieren; over kamelen, hei lige en andere dieren, haremvrouwen, mis dadigers, tovermiddelen, geheimzinnigheden van allerlei aard enzovoorts. Inderdaad vertellingen, eenvoudig en ongecompli ceerd, die de werkelijke geheimzinnigheid van Voor-Indië overigens nauwelijks voor ons ontsluieren, of zelfs waar maken. heeP e eigenlijke stichters en oprichters van de Ned. St. Gregoriusvereniging wa ren de tien priesters uit de vijf bis dommen, over wie Mgr. Graaf spreekt in het „Gedenkboek van Hageveld"*). Hun namen geven we in alphabetische volgorde. G. J. te Braake, kapelaan te Ulft, t 24 Nov. 1890 als pastoor te Megchelen (Gld.). J. J. M. van Góch, kapelaan te Eede (Z.), t 6 October .1913 als rector Liefdegesticht te Breda. J. J. Graaf, secretaris van Mgr. Wilmer, Bisschop v. Haarlem, t 3 Juli 1924 te Over- veen als emeritus-pastoor en deken van Ouderkerk a. d. Amstel, Geheim Kamer heer van Z. H. de Paus, Erekanunnik van het Haarlems Kapittel, Officier in de Orde van Oranje Nassau. L. H. van den Heuvel S.J., leraar te Sit- tard, t te Oudenbosch 22 Mei 1.904. A. H. Kluytmans, pastoor te Kessel, t 23 September 1879 aldaar. M. J. A. Lans, leraar seminarie Hage veld, f 3 Februari 1908 te Amsterdam als (Van onze correspondent) deze affaire is de kapitein Henri Galvao, Portugese Nationale Vergade- gewezen kamerafgevaardigde en in- r?eri in Amerika en 30 in Afrika. derte Paters van de H. Geest zijn se- zj; 1304 in Nederland gevestigd, waar v0 !®3I een afzonderlijke provincie Bhen n' Deze telt nu 7 huizen> n-1- te hgd en.' waar het provincialaat geves- pr0culs' Je Halfweg, waar de missie- de -r *s'. *e Nijmegen een huis voor q;0 niversitairen, te Weert de huma- en. jn Gemert de hogere studies. t n-wiciaat is in Gennep en het pos- Baan noviciaat voor broeders in pr0vi® assau- Uit de Nederlandse geknr«Cle ziin hrie bisschoppen voort- li sch^r' n'ï' mgr- Hilhorst, Aposto- 'Teeror, aris van Bagamoyo, mgr. J. ÖoumA Apostolisch Vicaris van lisch mgr. J. de Lange, Aposto- öerlar,a istrator van Tefé- De Ne- hropa" Provincie telt 331 paters, 156 rs en 108 scholastieken. Beey'' stahsarchivaris van de gemeente 6n beheerder van de ste- M *kli°theken aldaar is benoemd delij^yy^n en beheerder van de ste- iVl T Vator 'j Van LenneP, adjunct-conser- de u. er historische commissie "diversiteit te Amsterdam. van ring is dezer dagen in buitenge wone zitting bijeengekomen, „om kennis te nemen van een boodschap, die de president van de staat tot haar zal richten". Deze bijeenroeping had zekere Lissabonse kringen aan het spe culeren gezet over de mogelijkheid, dat bedoelde boodschap niet minder zou behelzen dan de aankondiging van prof. Oliveira Salazar's voornemen om zich terug te trekken uit het actieve poli tieke leven, doch dit gerucht is onge grond gebleken. Feit is, dat de ver maarde staatsman, en met hem onge twijfeld het grootste, dankbare gedeel te van het Portugese volk, deze week de dag heeft herdacht, waarop hij vijf en twintig jaar geleden de taak op zich nam Portugal te redden van de zeer nabije dreiging van 'het staatsbankroet, en dat niet alleen in financieel opzicht. Taak, in welker tenuitvoerlegging hij, met straffe hand, en wijs, revolution- nair, zij het dan ook niet in alle op zichten boven alle critiek verheven be leid, grote resultaten heeft bereikt. Het klinkt met dat al wel aanneme lijk, dat Salazar denkt aan de wense lijkheid om, met het oog op het lands belang, een geleidelijke overgang zich te doen voltrekken naar een minder door zijn persoon gemarkeerd bewind, terwijl hij nog in leven en goede ge zondheid is, en aanwezig kan blijven als raadsman, „toeziend voogd"; des noods als reserve. M.a.w. vroeg of laat zal de professor van Coïmbra het mo ment aangebroken moeten achten voor de proef op deze som: c- het door hem geschapen „nieuwe Portugal" voldoen de levenskracht bezit, en de competen te en karaktervolle personnages rijk is, om ook zonder hem, zijn weg te vinden. Salazar's regeringsjubileum is in het gehele land met ve'e fest'viteiten ge vierd, o.a. met een „Te Deum" in de hoofdstedelijke kathedraal, gepresideerd door de patriarch-aartsbisschop van Lissabon, kardinaal Cereira. Enigszins pikant is het, dat op de binnenlands-politieke ack+e-grond van dit regeringsjubileum o.m. ook de aan dacht trekt de gerechtelijke behande ling van een merkwaardig „complot tegen de veiligheid van de staat". Het proces is reeds tweemaal gevoerd, en een derde behandeling, in hoogste be roep, is op handen. Hoofdpersoon in specteur der koloniën, amateur-toneel schrijver, en waarschijnlijk door Sala zar teleurgesteld in zijn persoonlijke eerzucht. Tijdens de campagne, die voorafging aan de presidentsverkiezing van 1951 had hij fanatiek geijverd voor de oan- didatuur van de oppositie, en na de nederlaag had hij deelgenomen aan de oprichting van de Nationale Civieke Organisatie, een „anti-totalitair" ver hond met admiraal Quintao Meireles als leider. Het is echter niet deze activiteit geweest, die hem in handen deed val len van de Portugese veiligheidspolitie, op 7 Januari 1952. Aanleiding tot zijn arrestatie was de vondst te zijnen huize van een dossier met tal van geschriften, grotendeels van zijn hand zoals hij er kend heeft, waarin alle onderdelen voor een staatsgreep nauwkeurig waren uitgewerkt. Zij omvatten de „inname" van het fort van Cascaïs, de residentie van het staatshoofd, de gevangenname van de minister-president en zijn voornaamste medewerkers, het bezetten van de na tionale omroep, van de bureaux der dagbladen „O Seculo" en „Diario de Noticias" en van het hoofdkwartier der politie. De papieren bevatten ook de vermelding van legeronderdelen, die de helpende hand bij dit alles zouden moe ten bieden; o.m. de mitrailleurgroep nummer één, voor de omsingeling van de presidentiële residentie. Met kapi tein Galvao arresteerde de politie een aantal handlangers, of mede-samen zweerders, van wie de voornaamste was een zekere kolonel Gonzague Ta- deu. De gehele affaire deed echter niet bijster serieus aan, reeds te beginnen met de wijze, waarop de politie op het spoor van de -.menzwering werd ge bracht: een dame, wier identiteit de po litie zegt niet te hebben kunnen ach terhalen, bracht de politie telefonisch op de hoogte van de bijeenkomsten der samenzweerders. „Maar de klank van oprechtheid in haar stem, aldus de ge tuigenverklaring van de politie-direc- teur in persoon, verried de bezorgd heid, dat de vrede, waarin wij leven, verstoord zou kunnen worden". Het eerste proces, gevoerd in December j.l. voor de militaire rechtbank van Lissa bon, eindigde met de vrijspraak van alle beschuldigden, op kapitein Galvao en kolonel Tadeu na, die resp. tot vier en drie jaar gevangenis veroordeeld werden. Het milde vonnis was ingege ven door de overweging, dat, zo er al samenzwering was geweest, er hoege naamd geen begin van uitvoering aan was gegeven. Hoe zou het ook gekund hebben? Benalve de papieren van de kapitein-tcneelschrijver stond de be schuldiging dan ook nagenoeg geen an der „bewijsmateriaal" ter beschikking. „Spel van een graag fantaserende geest", luidda in wezen de verdediging; en zelfs als de documenten weergaven, wat de kapitein en zijn kornuiten graag zouden willen, dat zij konden doen, ging het aan lieden te veroordelen op grond van wat zij alleen maar graag zouden willen? Tegen het vonnis was het openbaar ministerie in beroep gegaan bij het hoog militair gerechtshof, en Viit ge lastte daarop, dat de militaire recht bank de zaak opnieuw in behandeling zou nemen. Gedurende de tien laatste dagen van de afgelopen maand Maart heeft deze nieuwe behandeling, in deels besloten, deels openbare zittingen, haar beslag gekregen. Nieuwe aspecten zijn daarbij niet aan het licht gekomen, maar van de openbare zittingen is het opgevallen, dat de aangeklaagden er ruimschoots gelegenheid hebben gehad en gebruikt om hun denkbeelden over een nieuw, democratisch in Portugal in te voeren staatsbestel, uiteen te zetten; terwijl de grote Portugese dagbladen dagelijks kolommen stenografisch ver slag van de behandeling gaven. Iets, wat b.v. in het Spaanse buurland on denkbaar is. De uitslag van deze nieuwe behandeling is geweest, dat ka pitein Gavao nu tot drie jaar gevange nis werd veroordeeld, en zijn medebe schuldigden tot gevangenisstraffen van zeven maanden tot twee jaar. De mys terieuze dame van het patriotisch tele foontje aan de veiligheidspolitie is even mysterieus gebleven. En ditmaal heb ben de veroordeelden appèl aangete kend bij het Hoog Militair Hof, dat bin nenkort nu zelf de zaak zal behandelen. Deken van Amsterdam, Geheim Kamerheer van Z.H. de Paus, Kanunnik-theologaal van het Haarlems Kapittel, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. L. de Sonnaville S.J., leraar te Katwijk a. d. Rijn, t 18 December 1914 aldaar. Of ficier in de Orde van Oranje Nassau. C. H. Vermeulen, kapelaan St. Antonius- kerk te Breda, t 24 April 1886 als pastoor te Sluis. G. Verzijl, professor Groot-Seminarie te Roermond, f 28 Augustus 1898 aldaar. Ka nunnik van het Kapittel van Roermond. Deze namen worden genoemd door pas toor W. P. H. Jansen, St. Gregoriusblad 1925, blz. 7. Het zijn er negen. Mgr. Graaf sprak van tien priesters. Wij achten het niet onmogelijk, dat ook een der volgende heren aan de besprekingen heeft deelge nomen: J. A. de Rijk of A. Rijk, beiden leraar te Hageveld. Misschien heeft Mgr. Graaf ook gedacht aan een der heren A. J. Aukes en C. T. ie Blanc, die zich nog voor het verschijnen van het St. Grego riusblad (Januari 1876) bij de anderen aan sloten en dan ook de tweede vergadering andermaal in Hageveld op 5 September 1876 bijwoonden. Ook was F. J. P. Aertnijs, leraar aan het Seminarie St. Michielsgestel uitgenodigd, die vergadering bij te wonen; hij was verhinderd, maar had zijn volle sympathie met de zaak betuigd. De der de vergadering werd ook te Hageveld ge houden op 25 September 1877, de 4de 24 September 1878. Over al deze heren spreekt Lans in zijn geschriften in verband met het ontstaan der St. Gregorius-Vereniging steeds als over mede-oprichters en mede werkers. dezelfde heren, die het St. Gre- gorius-Blad hadden opgericht. In Juni 1878 schreef Lans, dat „de Re dactie van het St. Gregorius-Blad (in ha re vergaderingen der voorafgaande jaren) het ogenblik gekomen achtte, dat net katholieke Nederland zich moest aan sluiten bij de buitenlandse bisdommen, waar de kerkmuziek herleefde, in de menmg, dat een vereniging het noodza kelijke en krachtige middel zou zijn, om ook in ons vaderland de kerkmuziek tot een nieuw leven te brengen. De Vereni ging kwam voort uit de redactie van het twee jaar otidere St. Gregorius-Blad. De leden van de redactie waren ook de eer ste bestuursleden en wel volgens de sta tuten der vereniging. Volgens art. IV.8 bestond het hoofdbestuur uit de diocesa ne besturen, maar zolang de vorming van afzonderlijke diocesane besturen nog niet geschied was, verklaarde de redactie van het St. Gregorius-Blad zich bereid, om met goedvinden der Kerkelijke Overheid, de werkzaamheden dier Besturen voorlo pig op zich te nemen. Het was ook de redactie van het St. Gre gorius-Blad, die het huishoudelijk regle ment der afdeling opstelde en publiceerde. In 1891 noemde zij zich nog „het voorlopig Hoofdbestuur der Vereeniging". Zeer ge leidelijk werden in de 5 bisdommen eigen diocesane besturen benoemd. Op de twee de algemene vergadering der vereniging, 27 September 1881 te Arnhem, verkondigde Lans in de namiddag-vergadering, dat Z. D. H. Mgr. de Aartsbisschop van Utrecht voor zijn bisdom tot leden van het dioce saan bestuur der Nederlandse St. Gregorius- Vereniging benoemd had de Z. Eerw. He ren Ch. F. ie Blanc, kapelaan te Utrecht, als president; A. J. Aukes, secretaris van de Aartsbisschop, als secretaris en G. te Braake, kapelaan te Ulft, als penningmees ter. Begin 1882 werden in het bisdom Haarlem benoemd de Z. Eerw. Heren M J. A. Lans als president, J. J. Graaf als secretaris, L. Hesemans als penningmeester. Maar in 1889 benoemt Mgr. Godschalk, Bis schop van 's Bosch W. H. Besouwen, leraar aan het klein seminarie te St. Michiels- Gestel, nog tot redactie-lid van de St. Gregorius-Vereniging in plaats van wij len H. van Son. Eerst in 1891 werd in het bisdom 's-Bosch officieel een diocesaan be stuur benoemd met de heren F. J. Aertnijs pastoor te Geldrop, als voorzitter, W. H. Besouwen, leraar aan het seminarie te St. Michiels-Gestel, als secretaris en J. M. A. Smolders, kapelaan te Waalwijk, als pen ningmeester. In 1888 was in het Bisdom Breda offici eel een diocesaan bestuur benoemd met de heren P. Vermeulen, Pastoor te Leur, B. P. Vergroessen, rector van het Liefdege sticht te Breda en Jos J. P. Verschraage, prof. Gr. Seminarie Hoeven. In 1895 ondergingen de statuten der ver eniging een wijziging en wel in de ali- nea's „Diocesaan Bestuur" en „Hoofdbe stuur" onder art. IV-8 dd. 19 October. Tot dan toe konden de redactieleden van het St. Gregorius-Blad, zolang er geen hoofd bestuur of diocesaan bestuur door de Bis schop benoemd was, de functies daarvan waarnemen;'De gezamenlijke diocesane be sturen vormden het hoofdbestuur. In 1895 werd dat anders. Ieder bisdom kreeg een eigen diocees aan bestuur, te benoemen door de bisschop. De 5 presidenten daar van zouden het hoofdbestuur vormen. Tengevolge daarvan werden in het bis dom Roermond spoedig daarna in 1896 tot leden van het diocesaan bestuur be noemd Pasc. Schmeitz, pastoor te Bugge- n um, J. M. A. Dols, kapelaan te Wijk- Maastricht en E." Th. Krips, kapelaan te Venlo. Op deze gewijzigde statuten werd d.d. 2 Juni 1896 aan de vereniging rechts persoonlijkheid verleend. Tal van jaren waren dus de leden der redactie van het St. Gregorius-Blad de bestuurderen der St. Gregorius-Vereni ging. Zij, die vóór de oprichting in 1878 tot de redactie behoorden (dus in de ja ren 1875, '76 en '77) zijn haar oprichters en stichters geweest. Hoe hebben deze heren elkander gevonden? „In het jaar 1874 verscheen het „Hand boekje ten gebruike bij het onderwijs in den Gregoriaanschen zang" door M. J. A. Lans. Eigenaardig mag het heten, dat de grondstof voor dit boekje was samenge bracht door prof. J. de Rijk, toenmaals ook professor te Hageveld; het was het dictaat van diens zanglessen. Als gevolg van het verschijnen van dat boekje kwam prof. Verzijl van het Seminarie te Roermond op de gedachte enige mannen bijeen te roe pen, die gezamenlijk de belangen der ware kerkmuziek zouden willen bespreken, ten einde te komen tot verbetering van de ker- kelijk-muzikale toestanden in ons vader land, volgens de wensen en voorschriften van ons Provinciaal Concilie van 1865. Hij deelde zijn gedachte mede aan de schrijver van het Handboekje en deze riep in Augus tus 1874 de befaamde conferentie bijeen"... Bij het herdenken van het 75-jarig he la ons blad van 14 April hebben wij het eerste deel gepubliceerd van een beschouwing van pater dr. Caec. Huigens O.F.M. over de wordings geschiedenis van de Nederlandse St. Gregoriusvereniging. Daarin werd aangetoond, dat mgr. J. J. Graaf, secretaris van mgr. Wilmer, bisschop van Haarlem, als de eigen lijke grondlegger beschouwd mag worden. Hiernevens treft men het tweede en laatste deel van pater Huigens' beschouwing aan. staan der Nederlandse St. Gregorius-Ver eniging brengen we aan al deze mannen warme hulde voor hun baanbrekend werk op het terrein van de kerkelijke muziek in ons vaderland, heel in het bijzonder aan Mgr. J. J. Graaf enMgr. M. J. A. Lans die door zijn persoon en zijn kennis, zijn geschriften, zijn activiteit en positie van af het begin de leider der kerkelijk muzikale beweging geweest is. Hij was de voorzitter der vergaderingen, die de stich ting van het St. Gregorius-Blad en van de 15t. Gregorius-Vereniging voorafgingen, hij riep de leden bijeen. Hij bleef voorzitter der vereniging en redacteur van het St. Gregorius-Blad tot aan zijn dood in 1908, 30 resp. 32 jaren lang. Hfj was al die tijd de ziel der Vereniging. Ere wie ere toekomt. Ook in het St. blz. 75 v.v. Gregoriusblad 1918, In het eerste deel van deze beschou wing, geplaatst op 14 April j.l. is in de derde kolom in de 49ste regel een woord weggevallen. Er moest staan: dat onz» tegenwoordige St. Gregoriusvereniging reden heeft om van haar jubileum te gewagen. Het portret van pater dr. Caec- Huy- gens O.F.M., gepubliceerd bij het artikel van 14 April, was een reproductie van het schilderij van de kunstschilder Theo van Delft. Het centrum voor Staatkundige Vor ming te 's-Gravenhage heeft een rap port het licht doen zien betreffende de wenselijkheid van verdergaande over heidsmaatregelen inzake de arbeid van de vrouw. De commissie was als volgt samenge steld: mej. A. Nolte te Amsterdam, mej. mr. J. Bosch te 's-Gravenhage, drs. P. Lebens te Buchten-Bom. mevr. dra. H. DresdenCoenders te Zeist, mej. L. Eg- gels te Nijmegen, F. Jansen te Breda, drs. H. Moeskops te 's-Gravenhage, mej. G. Pollmann te Arnhem, mej. M. de Poorters te Utrecht en prof. dr. J. Schel- lekens O. P. te Nijmegen. In het eerste hoofdstuk van het rap port werden enige algemene opmerkin gen over arbeid van man en vrouw ge maakt. De beschouwingen in het twee de hoofdstuk gelden de verhouding van de vrouw en het meisje tot haar be roep. De jongen ziet het beroep als een on misbaar middel ter bereiking van zijn nagenoeg zekere levensstaat. Voor het meisje daarentegen is de levenstaak on zeker en daarmede ook de betekenis van het beroep voor haar later leven. Welk standpunt neemt het meisje hier tegenover in? Aan de uiteenzetting hieromtrent verbindt het rapport de conclusie, dat door het jonge meisje en door haar opvoeders in het algemeen te weinig aandacht wordt geschonken aan beroepskeuze en -scholing. De bestaande mogelijkheden van be roepsvoorlichting en beroepskeuze wor den nog niet algemeen gewaardeerd. Het i« van groot belang, dat het werk van de maatschappelijke organisaties, die zich hiermede bezighouden, wordt bevorderd en uitgebreid, aldus het rapport. Ook de scholing en omscholing van de volwassen vrouw verdienen de aandacht. In tijden van werkloosheid moet de overheid bij de verdeling van de beschikbare arbeid ook rekening houden met de waarde, die de beroepsarbeid voor de vrouw heeft. De rechtvaardige beloning is het on derwerp van het derde hoofdstuk. Uit voerig wordt de beloning van de vol wassen arbeidskracht behandeld. Aan jeugdloon en pensioenregeling wordt aandacht geschonken. In verband met het vraagstuk der rechtvaardige be loning wordt bepleit de volgende pun ten aan een onderzoek te onderwer pen: Wat heeft de alleenstaande vrouw no dig voor haar levensonderhoud? Welk percentage werkende vrouwe' heeft andere personen te haren laste? Brengt de tewerkstelling van vrouwen hogere productiekosten met zich mede en zo ja, in welke mate? Wat het jeugdloon betreft, wordt een verschil in beloning bij gelijke of gelijk waardige prestatie van jongens en meis jes niet gerechtigd geacht, machine negentien 19 In het vierde noofdstuk wordt de vorming van de jeugdige werkneemster besproken. Aan het slot van de be schouwingen in dit hoofdstuk wordt ge concludeerd dat de leeftijd, waarop de beroepsarbeid mag worden aangevan gen, geleidelijk moet worden verhoogd tot 16 jaar, met gelijktijdige verho ging van de leerplichtige leeftijd, dat voor arbeiders van 16 tot 18 jaar een beperkte leerplicht van vier uur per week dient te worden ingevoerd en. het onderwijs meer op levensvorming moet worden gericht. Interessant is de conclusie, dat ket bij de huidige stand der wetenschap niet aantoonbaar is, dat er werk zou schadelijk is dan voor de man, dat het om die reden alleen voor de vrouw moet worden verboden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 9