EISENHOWER bezorgd over
Republikeins protectionisme
Trade
not aidin
en practijk
theorie
E
Frankrijkzien en begrijpen
W
Bij Kreymb
V
U Waarborg
in
alles l
Kreymborg
Stichters en grondleggers der
St. Gregoriusvereniging
D
25 jaar bewind van Salazar
Geruchten over zijn aftreden
D
c
D
s
Wensen ten aanzien van de
arbeid van de vrouw
Opvoeding van de
Amerikanen
Congregatie Paters
H. Geest 250 jaar
„MAFATU" een
Ik
F eestelijkheden
en een complot
VRIJDAG 1 MEI 1953
PAGINA 9
Een voortreffelijk
boekje
opmerkelijk jeugdboek
Waarborg in alles.
Dat is veel gezegd. Maar waar!
Eerste kwaliteit, scherpe prijs
en goede bediening zijn de basis
van onze Waarborg.
Daarom is Kreymborg zo'n
vertrouwd adres voor kleding
Ziet U eens hoe zo'n Waarborg-
costuum „staat". Die coupe, die
afwerking: kleding op z'n best!
WAARBORG-
Costuums
Apart van coupe
stof en bewerking
—Sporteolbert»
in Scottish Tweed
en Homespuns
35.- tot 79.-
Ook in
kinderkleding
en herenmode
ruime sortering
in de nieuwste
modellen.
79.- tot 159.-
•Pantalon» verstelb. band 15— tot 49.
Grofe Marki 17 - Haarlem
Verbetering van de kerkelijk muzikale
toestanden in ons vaderland
^hr. M. van Lennep stads-
ai"chivaris van Leeuwarden
Door
Dr. CAEC. HUICENS O.F.M
Rapport van Centrum voor Staatkundige Vorming
(Van onze correspondente)
NEW YORK, April,
en nieuw great debate" vindt op het ogenblik te Washington plaats tussen
voor- en tegenstanders van het door de regering-Eisenhower bü het Huis
ingediende wetsontwerp voor verlenging van de bestaande handelswet, welke
Juni a.s. afloopt. Deze wet geeft de President o.m. beperkte macht om tarieven
Je verlagen. Tegelijkertijd is een ander ontwerp in behandeling genomen, dat door
t\vee leiders van een machtige protectionistische groep op Capitol Hill werd in
gediend, en dit wetsontwerp wil de handelswet wel een jaar verlengen, maar
"tet drastische beperkingen.
De hoop is maar gering dat een ver
lenging van de bestaande wet in zijn
huidige vorm wordt aangenomen op
J-apitol Hill. Bijzondere positieve
voordelen biedt de wet echter toch
"iet. Veel tarievenreducties zijn n.l.
niet meer mogelijk, omdat de gren
en van wat deze wet daaraan toe-
aat. welhaast zijn bereikt. Bovendien
gorden bepalingen als de „ontsnap
pingsclausule" en de door de Federa
te Tarieven-Commissie bepaalde „pun-
'en van gevaar" niet uit de wet ge
schrapt. Deze „punten van gevaar" ga
randeren dat tarieven niet verlaagd
borden, wanneer productie van bin
nenlandse industrieën daardoor schade
2°u lijden.
President Eisenhower, die zo ernstig
Jracht om de Amerikaanse handels- en
tarievenpolitiek in breder banen te
Jeiden, maakt zich zeer bezorgd over
net extreem protectionistische senti
ment in zijn partij. Juist nu Ameri
ca's geallieerden aandringen op uitge
breider handel en meer export naar
Amerika, waarmee zij de financiële
hulp van Amerika zouden willen ver
vangen. De President ziet heel duide
lijk in dat de internationale aspecten
Van de Amerikaanse buitenlandse eco
nomische politiek veel te weinig door
öe Republikeinen in aanmerking ge
nomen worden. Behalve dat Eisenho
wer het Congress heeft verzocht om
verlenging van de bestaande handels-
Wet, gaat hij nu een commissie de op
bracht geven om het gehele probleem
van „trade, not aid" te bestuderen.
Dit is geheel in overeenstemming met
be „nieuwe positieve buitenlandse po
litiek" die hij in zijn redevoering voor
bagbladuitgevers heeft verduidelijkt,
Waarbij hij in punt zes wees op het
belang van een billijke wereldhandel.
In de worsteling tussen Regering
en Congress is één lichtpunt te zien. En
Wel het toenemende inzicht onder vele
invloedrijke Amerikaanse zakenlieden,
bat het protectionisme een funda
menteel dogma van de Amerikaanse
Politiek z«n oorspronkelijke zin
heeft verloren. Daarom wil deze groep
naar een nieuwe handelspolitiek stre
ven. Zelfs in de conservatieve „Natio
nale Vereniging van Fabrikanten" be
gint men hier en daar toe te geven dat
vrijer handel gewenst-, is. De Commis-
voor Economische Ontwikkeling
heeft zich voor een „ópvoedingscampag-1"
be" in die richting uitgesproken, en een
leidende figuur als Henry Ford ver
klaarde onlangs zelfs uitdrukkeliik dat.
be tijd is' rijp geworden, om een einde
aan alle Amerikaanse invoerrechten te
maken. Ook de O.E-E.C. heeft er ïnsge-
Djks bij de Administratie op aange
drongen om de Europese handel te be
vorderen door het aanmoedigen van
beleggingen in het buitenland, tarieven-
Verlagingen, enz.
Bijzonder aanmoedigend is tevens t
•mze week verschenen rapport „Han
delsexpansie" van de Amerikaanse
Baad van de Internationale Kamer van
Koophandel: dat wereldparlement van
zakenlieden. In dit program wordt een
breed ontworpen Amerikaanse han
delspolitiek geschetst. De factor van
aanmoediging ligt in het feit dat
de leden van de Amerikaanse Afde-
Jmg van de Internationale Kamer van
Koophandel verantwoordelijk voor
db rapport voor het merendeel Re
publikeinen zijn.
In een conferentie met binnen- en
buitenlandse pers lichtte het Bestuur
;an de Amerikaanse Raad dit program
I°e, en verklaarde, dat de bestaande
handelswet niet adaequaat was en een
20 Mei viert de Congregatie der Pa-
;®rs van de H. Geest haar 250-jarig be-
aan. zij werd gesticht op Pinkster
morgen in het jaar 1703, toen de jonge
°eminarist Claude Frangois Poullart
b®s Places met 12 gezellen neerknielde
g?°r het genadebeeld van Maria van
-p' Ktienne des Grés te Parijs en zich-
K en hun onderneming toewijdde
n de H. Geest en aan de Onbevlekte
jjp °P die dag het kloosterleven begon-
g n- Dit bescheiden begin is thans uit-
c gr°eid tot een der grootste missie-
bgregaties ter wereld, waarvan
n Francis Griffin de 17e Algemene
verste is.
jju e Congregatie van be H. Geest telt
stu leden, van wie 42 een be-
ChjUrsIunctie in de kerkelijke hiërar-
e bezetten. Het aantal paters be-
S„,aft 2799, het aantal broeders 835.
gat- iohon zijn er 956. De Congre-
en le'iWelke verdeeld is in 9 provincies
bi
viee-provincies, telt 9 missiege-
her-oriëntatie van de Amerikaanse
handelspolitiek noodzakelijk bleek. De
Raad adviseerde aanvaarding van een
„handelsexpansiewet 1953" met onder-
Staande vijf punten.
1. Vereenvoudiging van douane-forma
liteiten.
2. Reductie van alle tarieven. Liever
dan over elk handelsartikel met elk land
apart te onderhandelen, acht de Raad
het verkieslijker om met ingang van
1 Januari 1954 het dollarbedrag van in
voerrechten op alle import te verminde
ren met niet minder dan 20 en niet meer
dan 30 percent. Een jaar later zou de
Raad dan verdere reductie van 10 per
cent willen adviseren.
3. Afschaffing van clausules als die.
waardoor uitsluitend Amerikaanse goe
deren moeten worden gekocht, zoals b.v.
de „Buy American Act", waardoor wordt
bepaald, dat de federale regering geen
aankoop van buitenlandse goederen kan
doen, tenzij die 25 percent beneden de
binnenlandse prijzen blijven.
4. Afschaffing van import-quota. Dit
zou echter niet ineens, maar langzamer
hand moeten geschieden.
5. Oprichting van een commissie van
Amerikaanse burgers voor de bestude
ring van de internationale handel. Deze
commissie zou o.m. de effecten van de
nieuwe wetgeving op de binnenlandse
economie moeten bekijken, en naar aan
leiding daarvan recommandaties doen.
De Amerikaanse Raad is er zich wel
van bewust, dat dit hier in het kort
weergegeven program op sterke weer
stand zal stuiten. Er werd daarom de
nadruk op gelegd, dat de voornaamste
waarde van het program vooral de op
voedende is. „Het Amerikaanse volk
moet nodig opgevoed worden om in deze
bredere richting te gaan denken", aldus
luidde de conclusie.
Inderdaad schijnt deze opvoeding wel
dringend nodig te zijn en niet alleen
voor het Amerikaanse volk, maar
ook voor sommige leiders daarvan. We
hebben juist weer de pijnlijke situatie
beleefd, waarbij de minister van Land
bouw bet Congress verzocht om zekere
import-beperkingen onder de „Defense
Production Act", terwijl de assistent
minister van Buitenlandse Zaken ver
zocht of het Congress geen einde wilde
maken aan import-beperkingen van
kaas, boter, vetten en oliën.
Uit een en ander blijkt wel, dat, hoe
wel president Eisenhower ongeveer
denkt als de Amerikaase Raad van de
Internationale Kamer van Koophandel,
opvattingen van leidende Republikeinen
in het Congress zo tegengesteld zijn aan
die van hun Republikeinse president,
dat een verwezenlijking van Eisenho
wer's economische politiek, zoals hij die
onlangs in punt zes van zijn politiek
programma heeft aangeduid, niet zeer
waarschijnlijk lijkt......
(Van onze Parijse
correspondent)
anneer de vacan-
ties aanstonds vele
jongeren van leef
tijd en hart tot reizen in
Frankrijk noden en het
plezierige werk begint
van de reisvoorbereidin-
gen, kan men voor enkele
honderden francs zich
een klein boekje aan
schaffen in vestzakfor
maat, dat tal van beharti.
genswaardige wenken be
vat over het leven der
Fransen en de mogelijk
heden van hun prachtige
land. De titel van dit
boekje is: „Voir et Com-
prende la France". Het is
uitgegeven door het Cen
tre d'Echanges Internatio-
naux (21, rue Béranger,
Paris Ille). Behalve een
korte vermelding van de
man binnenskamers leeft,
hoe zijn grondwet er uit
ziet, wat het typische is
van zijn landbouw in
welke richting zich han
del en industrie bewegen
en wat nu wel het ken
merkende is op het gebied
van het Franse vakver
enigingswezen, de sociale
zekerheid, het onderwijs,
volksopvoeding en jeugd
beweging. Daarnaast ont
breken natuurlijk niet
interessante gegevens om
trent de stand van het
huidige kunstleven van
Frankrijk: letterkunde,
artistieke en toeristische toneel, muziek en plasti-
schoonheden, die.«jnen op
de voornaamste wegen
van Frankrijk kan tegen
komen, bevat dit boekje
waardevolle gegevens
over de geestelijke struc
tuur der Fransen, hun
geschiedenis en hun le
venswijze. Hoewel dit
boekje zich in hoofdzaak
richt tot de jeugd, zou
men het eigenlijk in han.
den willen wensen van
iedere buitenlandse rei
ziger, die niet slechts met
Frankrijk wil kennisma
ken door zijn steden en
musea, maar ook wil we
ten, welke activiteit
Frankrijk ontplooit op
intellectueel én politiek,
economisch en sociaal
gebied.
Het heeft iets verras
sends in enkele helder
geschreven bladzijden te
ontdekken, hoe de Frans-
sche kunsten.
Het boekje is natuurlijk
door Fransen geschreven,
maar het zij onmiddellijk
gezegd, zowel chauvinis
me als spotlust over eigen
instellingen en gewoon
ten, twee kenmerkende
trekken van de Fransman,
zijn er in vermeden. Het
is natuurlijk uitermate
gemakkelijk critiek te
oefenen op zoveel belang
rijke stof in kort bestek.
De Roman van de Roos,
zoals op bladzijde 33 staat,
is niet slechts een hand
boek van de hoofse liefde,
zoals de schrijver zegt.
maar het tweede door
Jean de Meung geschre
ven deel, is veeleer een
encyclopedie van het Mid
deleeuwse denken. Wan
neer in het hoofdstuk
over de Franse vrouw
even snel welsprekend
beweerd wordt, dat vele
vrouwen buitenshuis moe
ten werken, maar tegelij
kertijd de leiding van hun
huishouden op zich blij
ven nemen, kan zeker de
reiziger uit het Noorden,
wanneer hij deze leiding
meemaakt, daarover wel
met meer critische be
woordingen spreken. Zo
als ook de opmerking, dat
het leven in Frankrijk
overheerst wordt door de
katholieke godsdienst zon
der meer moeilijk ingang
zal vinden bij vele vreem
delingen. Eveneens zal het
de critische lezer verba
zen, dat hij over de Fran
se woningbouw na de
oorlog slechts verneemt,
hoeveel gebouwen ver
woest zijn en hoeveel
constructiemateriaal door
Franse fabrieken wordt
voortgebracht. Over het
aantal nieuwe huizen in
Frankrijk geen enkel
woord, waarom, zal hij
overigens op zijn rond
zwerving wel bemerken.
De lyrische beschrijving
van de traditionele liefde
van de Fransman voor
degelijk verrichte hand
werk zal menig automobi
list, die kennis heeft moe
ten maken met Franse
garages, niet zonder meer
willen onderschrijven.
Maar dit zijn slechts een
paar critische opmerkin
gen, die aan de waarde
van dit voortreffelijke
boekje niets afdoen. Wan
neer men van het reizen
in den vreemde niet
slechts vermaak verwacht,
maar er ook een middel
in ziet tot beter begrip
der volkeren, is dit boek
je voor Franrijk een kost
baar hulpmiddel.
Wij zijn nogal eens teleurgesteld, mis
schien onhebbelijk en zeker cynisch ge
weest, over hetgeen vele schrijvers en
schrijfsters onze jeugd aan, zogenaamd
voor haar geschapen lectuur, plegen
voor te zetten. Niet zonder reden. Wa
ren hun geschiedenisj es geen eenheids
recepten van brave, oppassende jongens
en meisjes, al dan niet met zieke moe
ders of door het een of ander getrof
fen vaders, oppassende jongens en meis
jes dus, met als tegenspelers complete
ondeugden, die natuurlijk volgens het
principe loon naar werken kregen, dan
waren het toch in ieder geval avontu-
renhistories waarin kleine wijsneuzen
om dat andere neuzen" niet te ge
bruiken dingen dachten, deden, durf
den en zeiden, waar een heel bataljon
volwassen mannen geen seconde aan zou
hebben gedacht. Alles bij elkaar bete
kende het een grauwe, uitzichtloze uni
formiteit, gespeend van alle humor en
natuurlijke charme en zo onpersoonlijk
als een moderne haast-je-rep-je, klaar-
is-kees-woonwijk.
Deze zo vaak verkondigde mening
verplicht ons met nadruk een uitzonde
ring te maken voor het door Allart de
Lange te Amsterdam zo voortreffelijk
uitgegeven en door Adriaan Morriën
even voortreffelijk vertaalde boekje
„Mafatu" van Armstrong Sperry. Mafa-
tu is een jongen op een van de duizen
den atols in het gebied van de Stille
Zuidzee, die door zijn stamgenoten wordt
bespot en door zijn vader wordt ver
acht om zijn onoverwinnelijke angst
voor de zee, die hem zijn moeder heeft
ontnomen. Mafatu kan dat niet langer
verdragen. Hij trekt er met een wan
kele kano op uit, de grote oceaan over
en neemt zich voor niet terug te keren,
dan nadat hij zijn angst als een man
heeft overwonnen. Hij slaagt daarin op
een gevaarlijke en avontuurlijke tocht
en keert inderdaad terug als Mafatu.
Dapper Hart, zoals zijn vader hem bij
zijn geboorte heeft genoemd. Maar hij
doet dit niet dan nadat Sperry ons aan
zich heeft verplicht door de zuivere,
even boeiende als ontroerende wijze,
waarop hij Mafatu's avonturen voor on
ze zonen (en voor ons) heeft geschil
derd. Geen sensationele bombast, geen
heldenfeiten waar de strips vol mee
staan, maar een sober verhaal met geen
enkele valse noot. Het is niet minder
paedagogisch en vormend dan welk met
nadruk aangeprezen en aanbevolen
jeugdboek dan ook, niet minder boeiend
dan Karl May en Jules Verne.
Cr
„Sahlb Hal", WernerMuller. Uitgave In
den Toren, Naarden. Een verzameling
verhalen en avonturen uit het land van de
heilige Indische rivieren; over kamelen, hei
lige en andere dieren, haremvrouwen, mis
dadigers, tovermiddelen, geheimzinnigheden
van allerlei aard enzovoorts. Inderdaad
vertellingen, eenvoudig en ongecompli
ceerd, die de werkelijke geheimzinnigheid
van Voor-Indië overigens nauwelijks voor
ons ontsluieren, of zelfs waar maken.
heeP
e eigenlijke stichters en oprichters van
de Ned. St. Gregoriusvereniging wa
ren de tien priesters uit de vijf bis
dommen, over wie Mgr. Graaf spreekt
in het „Gedenkboek van Hageveld"*). Hun
namen geven we in alphabetische volgorde.
G. J. te Braake, kapelaan te Ulft, t 24
Nov. 1890 als pastoor te Megchelen (Gld.).
J. J. M. van Góch, kapelaan te Eede (Z.),
t 6 October .1913 als rector Liefdegesticht
te Breda.
J. J. Graaf, secretaris van Mgr. Wilmer,
Bisschop v. Haarlem, t 3 Juli 1924 te Over-
veen als emeritus-pastoor en deken van
Ouderkerk a. d. Amstel, Geheim Kamer
heer van Z. H. de Paus, Erekanunnik van
het Haarlems Kapittel, Officier in de Orde
van Oranje Nassau.
L. H. van den Heuvel S.J., leraar te Sit-
tard, t te Oudenbosch 22 Mei 1.904.
A. H. Kluytmans, pastoor te Kessel, t 23
September 1879 aldaar.
M. J. A. Lans, leraar seminarie Hage
veld, f 3 Februari 1908 te Amsterdam als
(Van onze correspondent) deze affaire is de kapitein Henri Galvao,
Portugese Nationale Vergade- gewezen kamerafgevaardigde en in-
r?eri in Amerika en 30 in Afrika.
derte Paters van de H. Geest zijn se-
zj; 1304 in Nederland gevestigd, waar
v0 !®3I een afzonderlijke provincie
Bhen n' Deze telt nu 7 huizen> n-1- te
hgd en.' waar het provincialaat geves-
pr0culs' Je Halfweg, waar de missie-
de -r *s'. *e Nijmegen een huis voor
q;0 niversitairen, te Weert de huma-
en. jn Gemert de hogere studies.
t n-wiciaat is in Gennep en het pos-
Baan noviciaat voor broeders in
pr0vi® assau- Uit de Nederlandse
geknr«Cle ziin hrie bisschoppen voort-
li sch^r' n'ï' mgr- Hilhorst, Aposto-
'Teeror, aris van Bagamoyo, mgr. J.
ÖoumA Apostolisch Vicaris van
lisch mgr. J. de Lange, Aposto-
öerlar,a istrator van Tefé- De Ne-
hropa" Provincie telt 331 paters, 156
rs en 108 scholastieken.
Beey'' stahsarchivaris van de gemeente
6n beheerder van de ste-
M *kli°theken aldaar is benoemd
delij^yy^n en beheerder van de ste-
iVl T
Vator 'j Van LenneP, adjunct-conser-
de u. er historische commissie
"diversiteit te Amsterdam.
van
ring is dezer dagen in buitenge
wone zitting bijeengekomen, „om
kennis te nemen van een boodschap,
die de president van de staat tot haar
zal richten". Deze bijeenroeping had
zekere Lissabonse kringen aan het spe
culeren gezet over de mogelijkheid, dat
bedoelde boodschap niet minder zou
behelzen dan de aankondiging van prof.
Oliveira Salazar's voornemen om zich
terug te trekken uit het actieve poli
tieke leven, doch dit gerucht is onge
grond gebleken. Feit is, dat de ver
maarde staatsman, en met hem onge
twijfeld het grootste, dankbare gedeel
te van het Portugese volk, deze week
de dag heeft herdacht, waarop hij vijf
en twintig jaar geleden de taak op zich
nam Portugal te redden van de zeer
nabije dreiging van 'het staatsbankroet,
en dat niet alleen in financieel opzicht.
Taak, in welker tenuitvoerlegging hij,
met straffe hand, en wijs, revolution-
nair, zij het dan ook niet in alle op
zichten boven alle critiek verheven be
leid, grote resultaten heeft bereikt.
Het klinkt met dat al wel aanneme
lijk, dat Salazar denkt aan de wense
lijkheid om, met het oog op het lands
belang, een geleidelijke overgang zich
te doen voltrekken naar een minder
door zijn persoon gemarkeerd bewind,
terwijl hij nog in leven en goede ge
zondheid is, en aanwezig kan blijven
als raadsman, „toeziend voogd"; des
noods als reserve. M.a.w. vroeg of laat
zal de professor van Coïmbra het mo
ment aangebroken moeten achten voor
de proef op deze som: c- het door hem
geschapen „nieuwe Portugal" voldoen
de levenskracht bezit, en de competen
te en karaktervolle personnages rijk is,
om ook zonder hem, zijn weg te vinden.
Salazar's regeringsjubileum is in het
gehele land met ve'e fest'viteiten ge
vierd, o.a. met een „Te Deum" in de
hoofdstedelijke kathedraal, gepresideerd
door de patriarch-aartsbisschop van
Lissabon, kardinaal Cereira.
Enigszins pikant is het, dat op de
binnenlands-politieke ack+e-grond van
dit regeringsjubileum o.m. ook de aan
dacht trekt de gerechtelijke behande
ling van een merkwaardig „complot
tegen de veiligheid van de staat". Het
proces is reeds tweemaal gevoerd, en
een derde behandeling, in hoogste be
roep, is op handen. Hoofdpersoon in
specteur der koloniën, amateur-toneel
schrijver, en waarschijnlijk door Sala
zar teleurgesteld in zijn persoonlijke
eerzucht.
Tijdens de campagne, die voorafging
aan de presidentsverkiezing van 1951
had hij fanatiek geijverd voor de oan-
didatuur van de oppositie, en na de
nederlaag had hij deelgenomen aan de
oprichting van de Nationale Civieke
Organisatie, een „anti-totalitair" ver
hond met admiraal Quintao Meireles als
leider. Het is echter niet deze activiteit
geweest, die hem in handen deed val
len van de Portugese veiligheidspolitie,
op 7 Januari 1952. Aanleiding tot zijn
arrestatie was de vondst te zijnen huize
van een dossier met tal van geschriften,
grotendeels van zijn hand zoals hij er
kend heeft, waarin alle onderdelen
voor een staatsgreep nauwkeurig waren
uitgewerkt.
Zij omvatten de „inname" van het
fort van Cascaïs, de residentie van het
staatshoofd, de gevangenname van de
minister-president en zijn voornaamste
medewerkers, het bezetten van de na
tionale omroep, van de bureaux der
dagbladen „O Seculo" en „Diario de
Noticias" en van het hoofdkwartier der
politie. De papieren bevatten ook de
vermelding van legeronderdelen, die de
helpende hand bij dit alles zouden moe
ten bieden; o.m. de mitrailleurgroep
nummer één, voor de omsingeling van
de presidentiële residentie. Met kapi
tein Galvao arresteerde de politie een
aantal handlangers, of mede-samen
zweerders, van wie de voornaamste
was een zekere kolonel Gonzague Ta-
deu.
De gehele affaire deed echter niet
bijster serieus aan, reeds te beginnen
met de wijze, waarop de politie op het
spoor van de -.menzwering werd ge
bracht: een dame, wier identiteit de po
litie zegt niet te hebben kunnen ach
terhalen, bracht de politie telefonisch
op de hoogte van de bijeenkomsten der
samenzweerders. „Maar de klank van
oprechtheid in haar stem, aldus de ge
tuigenverklaring van de politie-direc-
teur in persoon, verried de bezorgd
heid, dat de vrede, waarin wij leven,
verstoord zou kunnen worden". Het
eerste proces, gevoerd in December j.l.
voor de militaire rechtbank van Lissa
bon, eindigde met de vrijspraak van
alle beschuldigden, op kapitein Galvao
en kolonel Tadeu na, die resp. tot vier
en drie jaar gevangenis veroordeeld
werden. Het milde vonnis was ingege
ven door de overweging, dat, zo er al
samenzwering was geweest, er hoege
naamd geen begin van uitvoering aan
was gegeven. Hoe zou het ook gekund
hebben? Benalve de papieren van de
kapitein-tcneelschrijver stond de be
schuldiging dan ook nagenoeg geen an
der „bewijsmateriaal" ter beschikking.
„Spel van een graag fantaserende
geest", luidda in wezen de verdediging;
en zelfs als de documenten weergaven,
wat de kapitein en zijn kornuiten graag
zouden willen, dat zij konden doen,
ging het aan lieden te veroordelen op
grond van wat zij alleen maar graag
zouden willen?
Tegen het vonnis was het openbaar
ministerie in beroep gegaan bij het
hoog militair gerechtshof, en Viit ge
lastte daarop, dat de militaire recht
bank de zaak opnieuw in behandeling
zou nemen. Gedurende de tien laatste
dagen van de afgelopen maand Maart
heeft deze nieuwe behandeling, in deels
besloten, deels openbare zittingen, haar
beslag gekregen. Nieuwe aspecten zijn
daarbij niet aan het licht gekomen,
maar van de openbare zittingen is het
opgevallen, dat de aangeklaagden er
ruimschoots gelegenheid hebben gehad
en gebruikt om hun denkbeelden over
een nieuw, democratisch in Portugal in
te voeren staatsbestel, uiteen te zetten;
terwijl de grote Portugese dagbladen
dagelijks kolommen stenografisch ver
slag van de behandeling gaven. Iets,
wat b.v. in het Spaanse buurland on
denkbaar is. De uitslag van deze
nieuwe behandeling is geweest, dat ka
pitein Gavao nu tot drie jaar gevange
nis werd veroordeeld, en zijn medebe
schuldigden tot gevangenisstraffen van
zeven maanden tot twee jaar. De mys
terieuze dame van het patriotisch tele
foontje aan de veiligheidspolitie is even
mysterieus gebleven. En ditmaal heb
ben de veroordeelden appèl aangete
kend bij het Hoog Militair Hof, dat bin
nenkort nu zelf de zaak zal behandelen.
Deken van Amsterdam, Geheim Kamerheer
van Z.H. de Paus, Kanunnik-theologaal van
het Haarlems Kapittel, Ridder in de Orde
van de Nederlandse Leeuw.
L. de Sonnaville S.J., leraar te Katwijk
a. d. Rijn, t 18 December 1914 aldaar. Of
ficier in de Orde van Oranje Nassau.
C. H. Vermeulen, kapelaan St. Antonius-
kerk te Breda, t 24 April 1886 als pastoor
te Sluis.
G. Verzijl, professor Groot-Seminarie te
Roermond, f 28 Augustus 1898 aldaar. Ka
nunnik van het Kapittel van Roermond.
Deze namen worden genoemd door pas
toor W. P. H. Jansen, St. Gregoriusblad
1925, blz. 7. Het zijn er negen. Mgr. Graaf
sprak van tien priesters. Wij achten het
niet onmogelijk, dat ook een der volgende
heren aan de besprekingen heeft deelge
nomen: J. A. de Rijk of A. Rijk, beiden
leraar te Hageveld. Misschien heeft Mgr.
Graaf ook gedacht aan een der heren A.
J. Aukes en C. T. ie Blanc, die zich nog
voor het verschijnen van het St. Grego
riusblad (Januari 1876) bij de anderen aan
sloten en dan ook de tweede vergadering
andermaal in Hageveld op 5 September
1876 bijwoonden. Ook was F. J. P. Aertnijs,
leraar aan het Seminarie St. Michielsgestel
uitgenodigd, die vergadering bij te wonen;
hij was verhinderd, maar had zijn volle
sympathie met de zaak betuigd. De der
de vergadering werd ook te Hageveld ge
houden op 25 September 1877, de 4de 24
September 1878. Over al deze heren spreekt
Lans in zijn geschriften in verband met
het ontstaan der St. Gregorius-Vereniging
steeds als over mede-oprichters en mede
werkers. dezelfde heren, die het St. Gre-
gorius-Blad hadden opgericht.
In Juni 1878 schreef Lans, dat „de Re
dactie van het St. Gregorius-Blad (in ha
re vergaderingen der voorafgaande jaren)
het ogenblik gekomen achtte, dat net
katholieke Nederland zich moest aan
sluiten bij de buitenlandse bisdommen,
waar de kerkmuziek herleefde, in de
menmg, dat een vereniging het noodza
kelijke en krachtige middel zou zijn, om
ook in ons vaderland de kerkmuziek tot
een nieuw leven te brengen. De Vereni
ging kwam voort uit de redactie van het
twee jaar otidere St. Gregorius-Blad. De
leden van de redactie waren ook de eer
ste bestuursleden en wel volgens de sta
tuten der vereniging. Volgens art. IV.8
bestond het hoofdbestuur uit de diocesa
ne besturen, maar zolang de vorming van
afzonderlijke diocesane besturen nog niet
geschied was, verklaarde de redactie van
het St. Gregorius-Blad zich bereid, om
met goedvinden der Kerkelijke Overheid,
de werkzaamheden dier Besturen voorlo
pig op zich te nemen.
Het was ook de redactie van het St. Gre
gorius-Blad, die het huishoudelijk regle
ment der afdeling opstelde en publiceerde.
In 1891 noemde zij zich nog „het voorlopig
Hoofdbestuur der Vereeniging". Zeer ge
leidelijk werden in de 5 bisdommen eigen
diocesane besturen benoemd. Op de twee
de algemene vergadering der vereniging,
27 September 1881 te Arnhem, verkondigde
Lans in de namiddag-vergadering, dat
Z. D. H. Mgr. de Aartsbisschop van Utrecht
voor zijn bisdom tot leden van het dioce
saan bestuur der Nederlandse St. Gregorius-
Vereniging benoemd had de Z. Eerw. He
ren Ch. F. ie Blanc, kapelaan te Utrecht,
als president; A. J. Aukes, secretaris van
de Aartsbisschop, als secretaris en G. te
Braake, kapelaan te Ulft, als penningmees
ter. Begin 1882 werden in het bisdom
Haarlem benoemd de Z. Eerw. Heren M
J. A. Lans als president, J. J. Graaf als
secretaris, L. Hesemans als penningmeester.
Maar in 1889 benoemt Mgr. Godschalk, Bis
schop van 's Bosch W. H. Besouwen, leraar
aan het klein seminarie te St. Michiels-
Gestel, nog tot redactie-lid van de St.
Gregorius-Vereniging in plaats van wij
len H. van Son. Eerst in 1891 werd in het
bisdom 's-Bosch officieel een diocesaan be
stuur benoemd met de heren F. J. Aertnijs
pastoor te Geldrop, als voorzitter, W. H.
Besouwen, leraar aan het seminarie te St.
Michiels-Gestel, als secretaris en J. M. A.
Smolders, kapelaan te Waalwijk, als pen
ningmeester.
In 1888 was in het Bisdom Breda offici
eel een diocesaan bestuur benoemd met de
heren P. Vermeulen, Pastoor te Leur, B.
P. Vergroessen, rector van het Liefdege
sticht te Breda en Jos J. P. Verschraage,
prof. Gr. Seminarie Hoeven.
In 1895 ondergingen de statuten der ver
eniging een wijziging en wel in de ali-
nea's „Diocesaan Bestuur" en „Hoofdbe
stuur" onder art. IV-8 dd. 19 October. Tot
dan toe konden de redactieleden van het
St. Gregorius-Blad, zolang er geen hoofd
bestuur of diocesaan bestuur door de Bis
schop benoemd was, de functies daarvan
waarnemen;'De gezamenlijke diocesane be
sturen vormden het hoofdbestuur. In 1895
werd dat anders. Ieder bisdom kreeg een
eigen diocees aan bestuur, te benoemen
door de bisschop. De 5 presidenten daar
van zouden het hoofdbestuur vormen.
Tengevolge daarvan werden in het bis
dom Roermond spoedig daarna in 1896
tot leden van het diocesaan bestuur be
noemd Pasc. Schmeitz, pastoor te Bugge-
n um, J. M. A. Dols, kapelaan te Wijk-
Maastricht en E." Th. Krips, kapelaan te
Venlo. Op deze gewijzigde statuten werd
d.d. 2 Juni 1896 aan de vereniging rechts
persoonlijkheid verleend.
Tal van jaren waren dus de leden der
redactie van het St. Gregorius-Blad de
bestuurderen der St. Gregorius-Vereni
ging. Zij, die vóór de oprichting in 1878
tot de redactie behoorden (dus in de ja
ren 1875, '76 en '77) zijn haar oprichters
en stichters geweest. Hoe hebben deze
heren elkander gevonden?
„In het jaar 1874 verscheen het „Hand
boekje ten gebruike bij het onderwijs in
den Gregoriaanschen zang" door M. J. A.
Lans. Eigenaardig mag het heten, dat de
grondstof voor dit boekje was samenge
bracht door prof. J. de Rijk, toenmaals ook
professor te Hageveld; het was het dictaat
van diens zanglessen. Als gevolg van het
verschijnen van dat boekje kwam prof.
Verzijl van het Seminarie te Roermond op
de gedachte enige mannen bijeen te roe
pen, die gezamenlijk de belangen der ware
kerkmuziek zouden willen bespreken, ten
einde te komen tot verbetering van de ker-
kelijk-muzikale toestanden in ons vader
land, volgens de wensen en voorschriften
van ons Provinciaal Concilie van 1865. Hij
deelde zijn gedachte mede aan de schrijver
van het Handboekje en deze riep in Augus
tus 1874 de befaamde conferentie bijeen"...
Bij het herdenken van het 75-jarig he
la ons blad van 14 April hebben
wij het eerste deel gepubliceerd van
een beschouwing van pater dr. Caec.
Huigens O.F.M. over de wordings
geschiedenis van de Nederlandse St.
Gregoriusvereniging. Daarin werd
aangetoond, dat mgr. J. J.
Graaf, secretaris van mgr. Wilmer,
bisschop van Haarlem, als de eigen
lijke grondlegger beschouwd mag
worden. Hiernevens treft men het
tweede en laatste deel van pater
Huigens' beschouwing aan.
staan der Nederlandse St. Gregorius-Ver
eniging brengen we aan al deze mannen
warme hulde voor hun baanbrekend werk
op het terrein van de kerkelijke muziek
in ons vaderland, heel in het bijzonder aan
Mgr. J. J. Graaf enMgr. M. J. A.
Lans die door zijn persoon en zijn kennis,
zijn geschriften, zijn activiteit en positie
van af het begin de leider der kerkelijk
muzikale beweging geweest is. Hij was de
voorzitter der vergaderingen, die de stich
ting van het St. Gregorius-Blad en van de
15t. Gregorius-Vereniging voorafgingen, hij
riep de leden bijeen. Hij bleef voorzitter
der vereniging en redacteur van het St.
Gregorius-Blad tot aan zijn dood in 1908,
30 resp. 32 jaren lang. Hfj was al die tijd
de ziel der Vereniging.
Ere wie ere toekomt.
Ook in het St.
blz. 75 v.v.
Gregoriusblad 1918,
In het eerste deel van deze beschou
wing, geplaatst op 14 April j.l. is in de
derde kolom in de 49ste regel een woord
weggevallen. Er moest staan: dat onz»
tegenwoordige St. Gregoriusvereniging
reden heeft om van haar jubileum te
gewagen.
Het portret van pater dr. Caec- Huy-
gens O.F.M., gepubliceerd bij het artikel
van 14 April, was een reproductie van
het schilderij van de kunstschilder Theo
van Delft.
Het centrum voor Staatkundige Vor
ming te 's-Gravenhage heeft een rap
port het licht doen zien betreffende de
wenselijkheid van verdergaande over
heidsmaatregelen inzake de arbeid van
de vrouw.
De commissie was als volgt samenge
steld: mej. A. Nolte te Amsterdam, mej.
mr. J. Bosch te 's-Gravenhage, drs. P.
Lebens te Buchten-Bom. mevr. dra. H.
DresdenCoenders te Zeist, mej. L. Eg-
gels te Nijmegen, F. Jansen te Breda,
drs. H. Moeskops te 's-Gravenhage, mej.
G. Pollmann te Arnhem, mej. M. de
Poorters te Utrecht en prof. dr. J. Schel-
lekens O. P. te Nijmegen.
In het eerste hoofdstuk van het rap
port werden enige algemene opmerkin
gen over arbeid van man en vrouw ge
maakt. De beschouwingen in het twee
de hoofdstuk gelden de verhouding van
de vrouw en het meisje tot haar be
roep.
De jongen ziet het beroep als een on
misbaar middel ter bereiking van zijn
nagenoeg zekere levensstaat. Voor het
meisje daarentegen is de levenstaak on
zeker en daarmede ook de betekenis
van het beroep voor haar later leven.
Welk standpunt neemt het meisje hier
tegenover in? Aan de uiteenzetting
hieromtrent verbindt het rapport de
conclusie, dat door het jonge meisje en
door haar opvoeders in het algemeen te
weinig aandacht wordt geschonken aan
beroepskeuze en -scholing.
De bestaande mogelijkheden van be
roepsvoorlichting en beroepskeuze wor
den nog niet algemeen gewaardeerd. Het
i« van groot belang, dat het werk van de
maatschappelijke organisaties, die zich
hiermede bezighouden, wordt bevorderd
en uitgebreid, aldus het rapport. Ook de
scholing en omscholing van de volwassen
vrouw verdienen de aandacht. In tijden
van werkloosheid moet de overheid bij
de verdeling van de beschikbare arbeid
ook rekening houden met de waarde, die
de beroepsarbeid voor de vrouw heeft.
De rechtvaardige beloning is het on
derwerp van het derde hoofdstuk. Uit
voerig wordt de beloning van de vol
wassen arbeidskracht behandeld. Aan
jeugdloon en pensioenregeling wordt
aandacht geschonken. In verband met
het vraagstuk der rechtvaardige be
loning wordt bepleit de volgende pun
ten aan een onderzoek te onderwer
pen:
Wat heeft de alleenstaande vrouw no
dig voor haar levensonderhoud?
Welk percentage werkende vrouwe'
heeft andere personen te haren laste?
Brengt de tewerkstelling van vrouwen
hogere productiekosten met zich mede
en zo ja, in welke mate?
Wat het jeugdloon betreft, wordt een
verschil in beloning bij gelijke of gelijk
waardige prestatie van jongens en meis
jes niet gerechtigd geacht,
machine negentien 19
In het vierde noofdstuk wordt de
vorming van de jeugdige werkneemster
besproken. Aan het slot van de be
schouwingen in dit hoofdstuk wordt ge
concludeerd dat de leeftijd, waarop de
beroepsarbeid mag worden aangevan
gen, geleidelijk moet worden verhoogd
tot 16 jaar, met gelijktijdige verho
ging van de leerplichtige leeftijd, dat
voor arbeiders van 16 tot 18 jaar een
beperkte leerplicht van vier uur per
week dient te worden ingevoerd en.
het onderwijs meer op levensvorming
moet worden gericht.
Interessant is de conclusie, dat ket
bij de huidige stand der wetenschap
niet aantoonbaar is, dat er werk zou
schadelijk is dan voor de man, dat
het om die reden alleen voor de vrouw
moet worden verboden.