KEES, DE JONGEN, DIE ONBEKEND BEEEF MoordI in de lift 100 JAAR RELIGIEUZE KUNST Theo Thijssen en de roeping van de schoolmeester Recht op begrip vergissing Een noodlottige bij TB C. Katholiek proefschrift over problemen van protestantisme Dalend sterftecijfer Gevolg van Kard Van Roey Pater Fiolet cum laude gepromoveerd Kerncollectie in Utrechtse musea LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 2 MEI 1953 PAGINA 3, THEO THIJSEEH<'S»saVdte' zoals ze uitsluitend door Thijssen en zijn leeftijdgenoten konden worden verstaan. De jaren rond 1900 waren de tijd van „het blanke socialisme" het door NCAIO MARSH Nieuwe directeur van Kerkmuziekschool Minder nieuwe patiënten Monument gevallenen- kamp-Amersfoort Bij eeuwfeestviering Kapelaan Voncken uit Meerssen Beeldje van Rodin te Londen gestolen Jo Juda hoofdleraar Amsterdams conservatorium m s m£m\ 3MHS&& pP* tijds de vader, zo'n beetje tenmin ste, erkend te hebben als iemand, die óók-niet-iedereen was?" Zo begint Thijssen de proloog tot zijn roman. Met een knipoogje lokt hij tenslotte bij de lezer het commentaar uit: Van al deze knapen zijn Wouter en Kees het best met elkaar bevriend. Ze zijn van dezelfde maatschappelijke rang en stand; hun beider woon is het hart van Amsterdam, ergens in een winkel tjesstraat tussen twee deftige grachten in; en al liggen hun geboortejaren meer dan een halve eeuw uit elkaar, hoegenaamd niets blijkt hun geestver wantschap en de eenparigheid van hun dromen in de weg te staan. Woutertje Pieterse deed zijn intrede in de literatuur in 1862; Kees de jon gen in 1923. Aangezien hun beider geestelijke vaders voor een aanzienlijk deel eigen jeugdervaringen aan hun schepping der groeiende kinderziel ten grondslag legden, speelt de geschiede nis enkele decennia vóór de hier ge noemde jaartallen; dus respectievelijk in de eerste helft van de negentiende en in het prille begin van de twintigste eeuw. Het is wel merkwaardig zo mi niem als het verschil daartussen is, voor wie vandaag de dag terugblikt. Er is, ook voor de jeugd, sinds de eerste wereldoorlog méér veranderd dan in de honderd jaar, die aan het tijdperk van de fiets, de auto, de vlieg machine ende psychologie vooraf gaan. Althans, zo schijnt het ons toe. Maar voor Thijssen, die niet alleen als schrijver, maar ook als opvoeder met zijn blik in de toe komst leefde, was er in de honderd jaar wél een en ander gebeurd. Wie nauwlettend toeziet op detail beschrijvingen in „Kees de jongen" en in „Het taaie ongerief", bespeurt Ondanks het vele goede dat een geestelijke elite in onze ontker stende wereld zeer zeker bereikt Neemt de godsdienstige onverschillig heid langzamerhand, maar regelmatig, dergelijke afmetingen aan, dat men met recht kan spreken van een crisis van het Christendom. Op onrustbarende wijze vervreemdt de mensheid van godsdienst en Kerk. Twee wereldoorlo gen binnen de spanne van een genera tie dragen ongetwijfeld voor een deel hiervan de schuld. Te bitter heeft het leven teleurgesteld. De mens is het ver trouwen kwijt in het nut van inspan- hirfg en planning voor de toekomst. De kwellende zorg voor het dagelijkse hrood, het officiële sociaal-economische onrecht, dat het grootste deel van het Mensdom dwingt te leven in voortdu rende angst en strijd voor het blote be staan, hebben op heer begrijpelijke ma- tier de interessensfeer verplaatst naar het tijdelijke en stoffelijke. Er is nu eenmaal, naar het bekende woord van Sint Thomas, een zekere Materiële welstand nodig voor een bloeiend geestelijk leven. Uit deze vernauwing der belangstel ling volgt noodzakelijk en onvermijde lijk een brede vervlakking en onver schilligheid voor alle hogere waarden, bie geen direct-tastbaar nut opleveren. Uat de godsdienst, wiens wezenlijke °bject het ontastbare is, hiervan het eerste offer wordt, ligt tot op zekere boogte voor de hand. Temeer, daar de religieuze daad als eerste eis onthech ting aan het vergankelijke met zich brengt. En juist op dit vergankelijke, op het Materiële concentreert zich, bijna uit sluitend, de levendige belangstelling van de tegenwoordige mens. Alleen voor het direct-genietbare toont men begrip. Aan de ontspanning wordt langzamerhand alle vormende, culturele inhoud ontnomen, zodat men zeer terecht heeft kunnen zeggen, dat öe moderne mens weldra nog slechts cultuurloos plezier" kent. Begrippen als vreugde, blijdschap, ontspanning, Moeten hoe langer hoe meer plaats ma ken voor ordinaire „lol". Een dergelijke mentaliteit werkt een houding in de hand, die alle zeggen schap ontneemt aan niet door eigen belang en genotzucht ingegeven motie- Ven. Ook onder ons Christenen heeft dit Materialisme in denken en doen brede kringen besmet. Het valt niet te ont kennen, dat wij een grote mate van schuld dragen aan Gods afwezig- beid onder de mens sen. Omdat ^ij schromelijk tekort schieten in onze Wicht het „licht der wereld" te zijn. Toch moesten wij deze roeping steeds en overal helder voor ogen hebben. Wij nemen ml. in Gods jMrlossingsplan allen een zeer b e- sngrijke plaats in. Want na de Voltooiing van Zijn taak op aarde heeft Ohristus de verdere ontwikkeling van ?ijn Rijk in onze handen gelegd. Wij kunnen nog mogen ons er aan onttrek ken de ontvangen rijkdom aan onze Medemensen door woord en vooral door Voorbeeld door te geven. Anders neu traliseren wij de reddende macht van Uhristus' lijden en dood voor hen, wier feil van onze medewerking afhankelijk 18 gesteld. Godsdienstige onverschilligheid is j Mom niet alleen voor ons zelf nood- i maar tevens verlammen wij daardoor de verlossende bedoelingen ®u God voor alle mensen. De wereld zou zeker niet in deze gi'uwelijke morele impasse zijn geraakt, M alle Christenen zich hun verant- oordeiijkheid in dit opzicht scherp ®wust waren, v ~e meesten van ons leven echter t.elaas onder de ban van een noodlot- iiiusie. 1n plaats van een levend Christen- U?M als een verlossing en bevrijding i te dragen in de zieke maatschappij, e uit door ons toedoen verworden tot v n krachteloos en bloedarm stelsel van lo°M°hriften en verboden, waaraan wij eni§e geestdrift op gezette tijden q traditionele sleur-aandacht wijden. tQ 611 innerlijke behoefte dringt een bevruchtend gebed! n^achinaal geprevelde formules kun- a h Met tot rijpe daden leiden, waar- beeft Wereld tocb vóór alles behoeftp Vi?e .grote vijand van onze samenle- Wqq.M bet Communisme, en tegen- bet in ons land, zeer zeker oök tiev k°óloze humanisme.' De enige effec- üiete bestrijding daarvan echter ligt Maa ln een negatieve anti-campagne Vanr M de positieve herkerstening en vonze gehele levenshouding. Eerst hi„u .°ral behoren liefde en rechtvaar- te ,e!u in eigen leven het volle pond retlkMJgen radicaal en zonder schippe- dom n levend en dadenrijk Christen- God neeMt elk stelsel, dat het zonder Uit h meeut te kunnen doen, alle wind On2e .2eilen. Een eerlijke bezinning op var, jeigen tekortkomingen is het begin n de redding. 'v&d kan niet tevreden zijn met de tenjuj Yaarop wij ons geloof beleven. bMevirf als men nog van een Seloofs- Zonden ^an sPl'eken. Onze houding is g i s s j Meer een noodlottige ver- ïlern g' .Christus eist radicaal voor V^n in gedachten, woorden en dern. dat niet geheel en zon- den ri,cbterdeurtj,es open te hou- Èn rin Z1in wiJ tegen Hem. lot enuaarmee bezegelen wij ons eigen Alieen van veel onzer medemensen. vbristpr>rfeen consequent doorgevoerd Hjk, Mom, afzonderlijk en gezamen- ^grelri v0g ln staat onze tegenwoordige bewoonbaar te maken. L. 17 „Schei maar uit mams." zei Frid. „Vertel haar maar dat we op zwart zaad zitten." „Dat vind ik ook," zei Lord Charles. Hij boog zich voorover en bracht zijn gezicht dicht bij dat van zijn tante. „Tante Kit." schreeuwde hij, „ik zit in moeilijkheden." ,0 ja, lieve?" „Ik heb geen geld „Wat?" „Er is een deurwaarder in huis," gil de Patch. „Stil, Patch," zei Henry. Zijn vader ging verder. „Ik heb Gabriel gevraagd om me twee duizend pond te lenen. Als hij dat niet doet, ga ik failliet!" „Charlie!" „Het is waar." „Ik zal er met Gabriel over praten" zei Lady Katherine luid. „Nee, nee!" riepen de Lampreys. „Lord en Lady Wutherwood, myla- dy," zei Baskett in de deuropening. III Roberta wist, dat de Lampreys er niet op gerekend hadden, dat Lady Wuther wood' haar man zou vergezellen en ze vond nog de tijd om hun dadelijk her stel te bewonderen van deze tweede en formidabele schok. Chariot ging haar broer en schoonzuster halverwege de kamer tegemoet. Haar houding hield het bewonderenswaardige midden tus sen overdreven haltelijkheid en gewil de onyterschilligtheid. Haar echtgenoot en kinderen secondeerden haar voor treffelijk. Lady Katherine was tijdelijk zo onder de indruk van het dreigende onheil voor de Lampreys, dat ze stil in haar hoekje bleef zitten. Roberta gaf een hand aan een bui tengewoon oud paar. De Markies van Wutherwood en Rube was zestig jaar, maar zijn leeftijd drukte hem zwaar en hij leek een oude man. Zijn smalle hoofd, gedoken tussen twee hoge schou ders, stak naar voren op een wijze, die tegelijk gierig en agressief was. Zijn gezicht was kleurloos. Zijn neus was zó smal dat zijn ogen onnatuurlijk dicht bij elkaar stonden. Zijn mondhoeken hin gen ruzie-achtig naar beneden en zijn kin, hoewel indrukwekkend lang, drukte iets anders dan koppigheid uit. Zijn bo ventanden staken over zijn onderlip. Dit gaf hem een onaangenaam vrouwelijk uiterlijk, nog versterkt door zijn felle, oude vrijster-achtige manier van doen, zodat hij de indruk maakte van door lopend beledigd te zijn. Roberta merkte, dat ze zich afvroeg of het mogelijk was, dat hij zo onaange naam kon zijn als hij er uitzag. Zijn vrouw was ongeveer vijftig jaar oud. Ze was donker, buitengewoon bleek en dik. Haar vochtige haar, dat in krullen over haar oren hing, vertoon de een muffe valsheid. Ze verfde haar gezicht, maar met een dergelijke ver waarlozing van de détails dat het Ro berta herinnerde aan een goedkope ge kleurde prent, waarop de kleuren ten opzichte van de tekening verschoven waren. Ze had merkwaardige ogen, heel licht, met kleine pupillen en het wit was vaal. Ze waren zo abnormaal ingezonken, dat ze bijna geen licht weerkaatsten en dat gaf hun een befloers te uitdrukking, die Roberta erg verwar rend en buitengewoon afstotend vond. Vroeger was haar gezicht rond geweest, maar evenals haar opmaak was het ver zakt en hing nu in vouwen en plooien rond haar mond, waarvan de hoeken naar beneden getrokken waren. Roberta zag, dat Lady Wutherwood de gewoon te had haar lippen te openen en te sluiten. Het was een uiterst lichte be weging, maar ze deed het doorlopend en wel met een zwak klikkend geluid. In de hoeken van haar mond was iets wits, dat met haar lippen meebewoog. „Henry heeft gelijk," dacht Roberta, „ze is afschuwelijk." Lord Wutherwood begroette de Lam preys zonder veel hartelijkheid. Toen hij Lady Katherine Lobe zag, verstijfde hij nog meer. Hij wendde zich tot zijn broer en zei met gedempte stem; „We hebben haast, Charles." „O ja?" zei Lord Charles. „Wel „O ja?" herhaalde Chariot. „Toch niet al te veel haast hoop ik? We zien jul lie toch al zo weinig." „Je komt ook nooit naar Deepacres als ik je uitnodig, Imogen." „Ik weet het. We zouden dolgraag ko men, vooral de kinderen, maar, weet jc, het is zo verschrikkelijk duur om te rei zen, zelfs in Engeland. We kunnen niet. allemaal in één auto, zie je en „De prijs van een derde klas retour kan iedereen wel betalen". „Wij niet, vrees ik," zei Chariot met een charmante uitdrukking van berouw. „We bezuinigen op alles. We komen ge woon de deur niet uit." Lord Wutherwood keek naar Henry. „Heb je nogal genoten van je tocht naar de Cóte d'Azur?" vroeg hij. „Ik zag een foto van je dezer dagen in een van die bladen. In mijn tijd gingen we niet halfnaakt voor een persfotograaf pose ren, maar ik veronderstel dat je dat soort dingen leuk vindt." „Enorm, oom," zei Henry koel. Er ontstond een kleine pauze. Ro berta had het onbehaaglijke gevoel, dat het plan van Chariot veranderd moest worden en dat ze het maar aan Lord Charles moesten overlaten. Ze vroeg zich af of zij alvast uit de kamer zou verdwijnen. Haar gedachten moesten op haar gezicht te lezen zijn geweest, want ze ving een blik van Henry op, die glimlachend zijn hoofd schudde. De Wutherwoods zaten nu naast elkaar op de sofa. Baskett kwam binnen met de sherry. „Aha, sherry," zei Lord Charles. Hen ry begon in te schenken. Chariot onder nam wanhopige pogingen met haar zwa ger. Lady Katherine boog zich in haar stoel voorover en sprak Lady Wuther wood aan. „Wel, Violet," zei ze, „ik hoor, dat je met goochelen bezig bent." „Dan hebt u het wel heel erg mis," zei Lady Wutherwood met een zware stem. Ze sprak met een licht accent. Na iedere zin vertrok ze haar mond met dat klikkende geluid en veegde onge merkt de witte schijfjes in de hoeken weg. Maar na een poosje kwamen ze weer terug. „Tante Kit," riep Frid, „wilt u sher. ry? Tante Violet?" „Nee, dank je lieve," zei Lady Kathe rine. „Ja," zei Lady Wutherwood. „Je kon het maar beter niet doen. V.," zei Lord Wutherwood. „Je weet wat er gebeurt." (Wordt vervolgd). Prins Charles en Prinses Anne van Engeland verblijven thans met hun ouders Koningin Elizabeth en Prins Philip op Balmoral Castle. Zij hebben een prachtig nieuw spelletje uitgevonden. Langs het draad, dat gespannen is voor de klimplanten, klimmen zij de ramen van het kasteel binnen. Prinses Anne heeft nog een steuntje nodig van haar broer en als dat niet voldoende is, is er altijd nog de helpende hand van moeder. t t opelijk beleven veel lezers genoegen aan de jongste deeltjes in de Prisma- i—1 reeks: de twee opgedofte oudjes van Theo Thijssen: „Kees de jongen" en J. J. „Het taaie ongerief". Indien daar nu nog bij kwam „Het grijze kind", was die oer-Nederlandse trilogie van onderwijzerslief-en-leed weer compleet. „Kees de jongen" is het boek, dat op het literatuurlijst je voor het eindexamen pleegt of placht te prijken, naast „De kleine Johannes" van Frederik van Eeden en „Jaapje" van Jacobus van Loop. Voegt men aan deze serie nog toe enkele blad zijden uit „De kleine republiek" van Lodewijk van Deyssel, „Het jongetje" van Henri Borel, „Droomkoninkje" van Herman Heijermans en hun aller voorloper „Woutertje Pieterse" van Multatuli, dan heeft men wel het voornaamste bij de hand wat er in het uitgepieterde kleinkunstrealisme van om en nabij '80 over het kind en zijn wereld is geschreven. nog niet verburgerlijkt en nog niet verslagzind ideaal van een nieuwe mensengemeenschap met recht en welvaart voor allen. Thijssen, en in dit verband moet ook Heijermans met zijn Droomkoninkje Koert worden genoemd, heeft het op genomen voor het kind, dat van de maatschappelijke misère zijner ouders de dupe was. Recht dus ook voor de wereld van het kind! Recht, vooral op begrip! Schrijnend zijn in al onze ro mans over de kinderziel de tafereeltjes, die ons het drama van de kinderlijke onbegrepenheid schilderen. Men treft die tafereeltjes overvloedig aan in Thijssen's boeken. Maar één kostbare vriend, die alles begrijpt, is het kind rijk in de persoon van zijn schoolmeester. Thijssen's boeken handelen de verhouding onderwijzer schoolkind, gezien door de ogen van een verteller, die zelf in hart en nie ren onderwijsman was, die de perike len van het „meesterschap" uit eigen ervaring kende en die a1 paedagoog gevochten heeft voor betere waarde ring van de mooie maar slecht be taalde onderwijzersroeping. Bekend is nog altijd Thijssen's rede °P het Eer ste Paedagogisch Congres in 1926, waarin hij betoogde, dat iedere les „een stukje initiatief", „een schepping" en „een reeks daden" van de onderwij zer was. Naderhand is uiteengezet, dat iedere les allereerst een stukje initia tief enz. van het kind diende te zijn; in de inzichten der opvoeders is steeds meer het zichzelf opvoedende kind centraal komen te staan, maar voor de twintiger jaren was Thijssen's stelling progressief genoeg! Vertrouwelijke stijl In Kees Bakels heeft Thijssen een standbeeld opgericht voor „de onbe kende jongen". „Vele mensen schijnen Kees Bakels niet eens te hebben gekend, en dat is eigenlijk niet goed te begrijpen. Is hij niet zowat debelangrijkste jongen geweest, die er ooit bestaan heeft? Alleen door wat ongelukkige toevalligheden is hij geen beroemd man geworden, maar dat kon hij toch niet helpen? In ieder geval, het is geen reden om maar te doen, alsof hij helemaal niet bestaan heeft. Bovendien, al is Kees zelf dan niet beroemd geworden, hij heeft een zoon; en dié heeft toch nog alle kans op een leven vol roem. En als iemand nu eens later het leven van die be roemde zoon moest beschrijven, zou hij dan geen spijt gevoelen niet bij- Dezer dagen is de laatste beelden groep van het grote verzetsmonu- ment van Mori Andriessen, dat hij voor de stad Enschede vervaardigd heeft, gereed gekomen. Maandag a.s. zal dit monument worden ont huld. Het bestaat uit een groot aantal losse figuren en groepen, die op afzonderlijke sokkels in het stadspark zijn geplaatst. Andriessen werkt reeds jaren lang aan dit mo nument. Het eerst kwam de groep van de drie gevangenen gereed, dat na de man voor het vuurpelo ton, dat in Haarlem geplaatst werd, grote bekendheid verkreeg. Tegenover deze gevangenen komt de laatst gereed gekomen groep, die drie verzetslieden voorstelt. Daarbij komen dan nog de beel den, d'ie de gijzelaar, de vluch tende vrouw, de vrouw met het dode kind en de soldaat voorstel len. „O, dié jongen? Nee, maar nou herinner ik me toch óók wel; zeker, die, heb ik ook gekend; het is een tijd lang zelfs een speciaal vriendje van me geweest!" Hier heeft men meteen de vertrou welijke stijl van deze uitnemende kin- derpsycholoog-zonder-handboek. Al zijn boeken zijn begripwekkende jongens boeken voor grote mensen. Thijssen, die in 1943 overleden is, debuteerde in 1908 met „Jongensjaren". Na „Kees de jongen" in '23 kwam in '27 „Het grijze kind", zijn rijpste en rijkste verbeeldingswerk. In '31, toen hij als onderwijsspecialist lang en breed een erkend man was, volgde nog „Het taaie ongerief": een aantal ge voelige schetsen over kledingzorgen, die een fatsoenlijk mens met een krap pe beurs levenslang achtervolgen. Dit is ons binnenhuisrealisme op z'n best. Het begint al heel jong met de boeze laar, die de gestopte ellebogen van bloesje of buisje met „de mantel der liefde" moet bedekken. Daarna wordt het de geschiedenis van afleggertjes en precies iets te goedkoop of te duur ge kochte pakken, die in het dragen „te genvallen". Thijssen heeft ons in deze verkapte autobiografie een enig beeld gegeven van het leven in onze kleine burger maatschappij in een tijd, die ternau wernood achter ons ligt, maar die velen onzer nu reeds als iets onwerkelijks voorkomt. NICO VERHOEVEN Theo Thijssen: „Kees de jongen", 9e druk, en „Het taaie ongerief", 2e druk. Prismareeks. Uitg. Het Spectrum, Utrecht. In het orgaan van de Nederlandse centrale vereniging tot bestrijding der tuberculose wordt een overzicht gege ven van het aantal nieuwe patiënten, dat in het afgelopen jaar op de consultatie bureau werd ingeschreven. Ook dit jaar is weer een daling van het aantal nieuwe gevallen waar te ne men. In 1952 werden in totaal 13836 nieuwe patiënten geregistreerd, hetgeen betekent, dat er een daling is geweest van 5.7 pCt. In 1951 was er een daling van 8.9 pCt. De sterfte aan tuberculose is in 1952 weer lager geweest dan in 1951 en be droeg 12.3 per 100.000 inwoners (1276 sterfgevallen). In 1951 stierven er 1657 personen aan tuberculose (16.1 per 100.000). Hiermede heeft de sterfte aan tuberculose een peil bereikt, dat b(jna het laagste is van de wereld. Het aantal nieuwe gevallen van long- tuberculose is in 1952 met 8 pCt. (1046) verminderd. In Drenthe werden in 1952 198 pa tiënten meer ingeschreven, in Gelder land 128, in Utrecht 19 en in Limburg 63. In Drenthe is in twee jaren het aan tal nieuw ingeschrevenen verdubbeld. In 1950 werden 313 nieuwe lijders aan tuberculose ingeschreven en in 1952 niet minder dan 602. In Overijssel zijn 354 minder ingeschreven lijders aan long- tuberculose en in Noord-Brabant 343 minder. Van de grote steden geeft alleen Am sterdam met 372 een sterke daling te zien. Het percentage van het totaal aantal nieuwe lijders bedroeg 13.5 per 10.000 inwoners van de gemiddelde bevolking. Donderdag 14 Mei (Hemelvaartsdag) zal op het terrein van de voormalige schiet baan van het „Polizeiliches Durchgangs- lager" (concentratiekamp Amersfoort) een blijvend monument worden onthuld ter nagedachtenis van allen, die in dit kamp tijdens de bezettingsjaren het le ven hebben verloren. Minister-president dr. W. Drees zal een herdenkingsrede uitspreken. De volgende hoogwaardigheidsbekle ders zullen deel uitmaken van het ge volg van Z. Em. Kardinaal Van Roey, Pauselijk legaat a latere bij de eeuw feest-viering der Kerkelijke Hiërarchie in Nederland: Mgr. Gino Paro, huisprelaat van Z.H. de Paus en gezantschapsraad der Pau selijke internuntiatuur te Den Haag. Mgr. Léonard van Eynde, huisprelaat van Z.H. de Paus en vicaris-generaal van Mechelen. Mgr. Salvatore Capoferri, Pauselijk ceremoniemeester. Mgr. Umberto Pausillo, buitengewoon geheim Kamerheer van Z.H. de Paus, verbonden aan het Pauselijk staatsse cretariaat. Mgr. Joseph Damen, buitengewoon geheim Kamerheer van Z.H. de Paus en rector van het Pauselijk Nederlands college te Rome. Mgr. Edmond Leclef, buitengewoon geheim Kamerheer van Z.H. de Paus en particulier secretaris van Z. Em. Kardinaal Van Roey. Graaf Willem Dreesmann, buitenge woon geheim Kamerheer met kap en degen. Ernest Warland, buitengewoon Ere- Kamerheer met kap en degen uit Brugge. Kapelaan J. J. H. Voncken, directeur van het koor aan de Meerssense basiliek en van de Meerssener Nachtegalen, is benoemd tot directeur van de Katho lieke Kerkmuziekschool te Utrecht, waar hij de dezer dagen afgetreden pa ter dr. J. Vollaerts S.J. opvolgt. De be noeming is hedenmorgen officieel ge worden door de handtekening van prof. dr. A. A. Smijers, voorzitter van het hoofdbestuur van de St. Gregorius Ver eniging, dat ook het bestuur van de school vormt. Kapelaan Voncken in 1911 geboren, in 1936 priester gewijd en sinds 1938 kapelaan te Meerssen heeft zijn mu zikale opleiding genoten bij J. Smeets, directeur van de Heerlense Muziekschool en bij P. Zeyen, directeur van de Kerkraadse Muziekschool. Bij wijlen rector Vullings heeft hij les gehad in Gregoriaanse zang volgens de school van Solesmes naar de principes Van Dom Moquereau O.S.B. Onder zeer grote belangstelling, vooral uit de kring van de oecumenische be weging, ook van protestantse zijde, pro moveerde gistermiddag in de aula der R. K. Universiteit te Nijmegen tot doctor in de H. Godgeleerdheid de zeereerwaar- de pater H. A. M. Fiolet O.F.M. op een proefschrift getiteld: „Een kerk in on rust om haar belijdenis", een fenomenolo gische studie over het ontstaan van de richtingenstrijd in de Nederlandse Her vormde Kerk. De onderhavige dissertatie biedt een diepe en uit de bronnen zelf geputte kennis van de andere confessies, en is gegroeid uit het oecumenisch medeleven met de grote gebeurtenissen die gedu rende het laatste decennium in de Ne derlandse Hervormde Kerk hebben plaats gevonden. De schrijver geeft een dog- men-historische studie over de worste ling van de richtingen in dé Nederlandse Hervormde Kerk in het verleden om het belijden van de kerk. De dissertatie en promotie is de eerste rijpe vrucht van de leerstoel, die prof. dr. W. H. van de Pol sinds 1948 bezet, in de fenomenologie van het protestan tisme; zij beantwoordt ook ten volle aan het doel van deze leerstoel dat niet apologetisch is, maar slechts de katho lieken zo objectief en grondig mogelijk met de problemen van het protestantisme te confronteren. Na de gebruikelijke objecties van de promotor en de hoogleraren Kreling en Van der Ploeg, kon de promotor, prof. dr. W. H. van de Pol, tot zijn grote per soonlijke vreugde mededelen dat aan deze promotie het praedicaat „cum Een dief met onderscheidingsvermo gen heeft te Londen een beeldje van Auguste Rodin, „Psyche", gestolen. Het beeldje, dat door het Rodin-museum te Parijs in bruikleen was afgestaan, werd tentoongesteld met 27 andere beelden in de kunstgalerij van Roland te Londen. Psyche wordt geschat op 2500 gulden. De tentoonstelling werd gehouden om gel den in te zamelen voor de aankoop van de beroemde groep van Rodin in wit marmer „Le Baiser". Het beeldje dat iets meer dan 30 centimeter hoog is, m brons, werd afgelopen Maandag Ver rust. Een woordvoerder voor de kunst handel heeft verklaard te denken dat de dief „een kunstverzamelaar met onder scheidingsvermogen" is en geen beroeps- dief. „Vijf jaar geleden werd een klein beeld van Henry Moore op dezelfde wij ze gestolen. Maar een paar weken later vonden we het terug in een museum. We hopen nu maar dat dit ook zal ge beuren met het beeldje van Rodin. Naar wij vernemen is de violist Jo Juda benoemd tot hoofdleraar voor viool aan het Amsterdamse conservato rium. laude". verleend werd. De jonge doctor heeft, aldus de promotor, een moeilijk verschijnsel doorzichtig gemaakt en vele katholieken in staat gesteld door te dringen in wat zich thans bij onze mede-christenen afspeelt. Hij roemde deze dissertatie als een studie van zeer hoog niveau, zeer objectief en zonder ook maar een enkel woord van bestrij ding, als een daad van oecumenische strekking, waarin stelling genomen wordt ten opzichte van de veranderde verhoudingen tussen de christenen on derling. De strekking van dissertatie en leer stoel werd nog symbolisch uitgedrukt in he't feit dat twee protestantse theologen de promovendus als paranimphen ter zijde stonden. St. Petrus, stenen beeldje van Niel Steenbergen. T~"\e tentoonstelling „Honderd jaar J religieuze kunst", die wordt ge- houden ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan der hiërarchieks onder gebracht in het Aartsbisschoppelijk Mu seum en in het Museum voor nieuwe religieuze kunst te Utrecht. Wie de ruimten, waarover de beide musea be schikken, kent en dus weet, hoe be scheiden van afmetingen zij zijn, zal beseffen, dat hem geen imposant, geen overdadig eeuwoverzicht wacht. Wanneer men dus de vroegere kapel van het oude Agnietenklooster, dat te genwoordig het Centraal Museum her bergt, met daarin weer ondergebracht het Aartsbisschoppelijk Museum, bin nenkomt, kan men zich vrijwel in een enkele oogopslag geconfronteerd zien met sprekende exempelen van de reli gieuze kunst, die zich inspireerde op de klassicistisch-academische stijl van de Waterstaatsarchitecten en van de neo-gothiek. Op de bovenverdieping van de Agnie- tenkapel zijn vertegenwoordigers van het symbolisme ondergebracht. Door mid del van schotten heeft architect J. Lui ten de oude architectuur, waarbij deze kunst minder goed past, aan het oog onttrokken. Men vindt er Toorop, Thorn Prikker, Schelfhout, Derkinderen, Men- des da Costa, Kramers enz. Na enkele minuten wandelen, de Ag- nietenstraat uit en de Lange Nieuwstraat in, vindt men dan boven in het voor malige Sinte Catharijneconvent, de reli gieuze kunst sinds 1930 ongeveer. Men vindt er: schilderijen, beeldhouwwerken, glas in lood en naaldwerk. Alle beken de namen van de laatste 20'jaren zijn er zij het summier vertegenwoor digd. Op de lichte binnenplaats beneden zijn een viertal moderne beeldhouwers ver tegenwoordigd. In een gedeelte van de kloostergang, voor deze gelegenheid door de stad Utrecht afgestaan, vindt men de bekroonde ontwerpen voor een kruis beeld, enkele mozaïeken en vooral edel- smeedwerk. De gehele expositie „Honderd jaar religieuze kunst" blijft geopend tot 15 Juni.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 3