KEES, DE JONGEN, DIE ONBEKEND BEEEF
MoordI
in de lift
100 JAAR RELIGIEUZE KUNST
Theo Thijssen en de roeping van
de schoolmeester
Recht op begrip
vergissing
Een noodlottige
bij TB C.
Katholiek proefschrift over
problemen van protestantisme
Dalend sterftecijfer
Gevolg van Kard
Van Roey
Pater Fiolet cum laude gepromoveerd
Kerncollectie in Utrechtse musea
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 2 MEI 1953
PAGINA 3,
THEO THIJSEEH<'S»saVdte'
zoals ze uitsluitend door Thijssen en
zijn leeftijdgenoten konden worden
verstaan. De jaren rond 1900 waren de
tijd van „het blanke socialisme" het
door NCAIO MARSH
Nieuwe directeur van
Kerkmuziekschool
Minder nieuwe patiënten
Monument gevallenen-
kamp-Amersfoort
Bij eeuwfeestviering
Kapelaan Voncken
uit Meerssen
Beeldje van Rodin te
Londen gestolen
Jo Juda hoofdleraar
Amsterdams conservatorium
m s m£m\ 3MHS&&
pP*
tijds de vader, zo'n beetje tenmin
ste, erkend te hebben als iemand, die
óók-niet-iedereen was?"
Zo begint Thijssen de proloog tot
zijn roman. Met een knipoogje lokt hij
tenslotte bij de lezer het commentaar
uit:
Van al deze knapen zijn Wouter en
Kees het best met elkaar bevriend. Ze
zijn van dezelfde maatschappelijke rang
en stand; hun beider woon is het hart
van Amsterdam, ergens in een winkel
tjesstraat tussen twee deftige grachten
in; en al liggen hun geboortejaren
meer dan een halve eeuw uit elkaar,
hoegenaamd niets blijkt hun geestver
wantschap en de eenparigheid van
hun dromen in de weg te staan.
Woutertje Pieterse deed zijn intrede
in de literatuur in 1862; Kees de jon
gen in 1923. Aangezien hun beider
geestelijke vaders voor een aanzienlijk
deel eigen jeugdervaringen aan hun
schepping der groeiende kinderziel ten
grondslag legden, speelt de geschiede
nis enkele decennia vóór de hier ge
noemde jaartallen; dus respectievelijk
in de eerste helft van de negentiende
en in het prille begin van de twintigste
eeuw. Het is wel merkwaardig zo mi
niem als het verschil daartussen is,
voor wie vandaag de dag terugblikt.
Er is, ook voor de jeugd, sinds de
eerste wereldoorlog méér veranderd
dan in de honderd jaar, die aan het
tijdperk van de fiets, de auto, de vlieg
machine ende psychologie vooraf
gaan. Althans, zo schijnt het ons toe.
Maar voor Thijssen,
die niet alleen als
schrijver, maar ook
als opvoeder met
zijn blik in de toe
komst leefde, was
er in de honderd
jaar wél een en
ander gebeurd.
Wie nauwlettend
toeziet op detail
beschrijvingen in
„Kees de jongen"
en in „Het taaie
ongerief", bespeurt
Ondanks het vele goede dat een
geestelijke elite in onze ontker
stende wereld zeer zeker bereikt
Neemt de godsdienstige onverschillig
heid langzamerhand, maar regelmatig,
dergelijke afmetingen aan, dat men met
recht kan spreken van een crisis van
het Christendom. Op onrustbarende
wijze vervreemdt de mensheid van
godsdienst en Kerk. Twee wereldoorlo
gen binnen de spanne van een genera
tie dragen ongetwijfeld voor een deel
hiervan de schuld. Te bitter heeft het
leven teleurgesteld. De mens is het ver
trouwen kwijt in het nut van inspan-
hirfg en planning voor de toekomst. De
kwellende zorg voor het dagelijkse
hrood, het officiële sociaal-economische
onrecht, dat het grootste deel van het
Mensdom dwingt te leven in voortdu
rende angst en strijd voor het blote be
staan, hebben op heer begrijpelijke ma-
tier de interessensfeer verplaatst naar
het tijdelijke en stoffelijke.
Er is nu eenmaal, naar het bekende
woord van Sint Thomas, een zekere
Materiële welstand nodig voor een
bloeiend geestelijk leven.
Uit deze vernauwing der belangstel
ling volgt noodzakelijk en onvermijde
lijk een brede vervlakking en onver
schilligheid voor alle hogere waarden,
bie geen direct-tastbaar nut opleveren.
Uat de godsdienst, wiens wezenlijke
°bject het ontastbare is, hiervan het
eerste offer wordt, ligt tot op zekere
boogte voor de hand. Temeer, daar de
religieuze daad als eerste eis onthech
ting aan het vergankelijke met zich
brengt.
En juist op dit vergankelijke, op het
Materiële concentreert zich, bijna uit
sluitend, de levendige belangstelling
van de tegenwoordige mens.
Alleen voor het direct-genietbare
toont men begrip. Aan de ontspanning
wordt langzamerhand alle vormende,
culturele inhoud ontnomen, zodat men
zeer terecht heeft kunnen zeggen, dat
öe moderne mens weldra nog slechts
cultuurloos plezier" kent. Begrippen
als vreugde, blijdschap, ontspanning,
Moeten hoe langer hoe meer plaats ma
ken voor ordinaire „lol".
Een dergelijke mentaliteit werkt een
houding in de hand, die alle zeggen
schap ontneemt aan niet door eigen
belang en genotzucht ingegeven motie-
Ven.
Ook onder ons Christenen heeft dit
Materialisme in denken en doen brede
kringen besmet. Het valt niet te ont
kennen, dat wij een grote mate van
schuld dragen aan Gods afwezig-
beid onder de mens sen. Omdat
^ij schromelijk tekort schieten in onze
Wicht het „licht der wereld" te zijn.
Toch moesten wij deze roeping
steeds en overal helder voor ogen
hebben. Wij nemen ml. in Gods
jMrlossingsplan allen een zeer b e-
sngrijke plaats in. Want na de
Voltooiing van Zijn taak op aarde heeft
Ohristus de verdere ontwikkeling van
?ijn Rijk in onze handen gelegd. Wij
kunnen nog mogen ons er aan onttrek
ken de ontvangen rijkdom aan onze
Medemensen door woord en vooral door
Voorbeeld door te geven. Anders neu
traliseren wij de reddende macht van
Uhristus' lijden en dood voor hen, wier
feil van onze medewerking afhankelijk
18 gesteld.
Godsdienstige onverschilligheid is
j Mom niet alleen voor ons zelf nood-
i maar tevens verlammen wij
daardoor de verlossende bedoelingen
®u God voor alle mensen.
De wereld zou zeker niet in deze
gi'uwelijke morele impasse zijn geraakt,
M alle Christenen zich hun verant-
oordeiijkheid in dit opzicht scherp
®wust waren,
v ~e meesten van ons leven echter
t.elaas onder de ban van een noodlot-
iiiusie.
1n plaats van een levend Christen-
U?M als een verlossing en bevrijding
i te dragen in de zieke maatschappij,
e uit door ons toedoen verworden tot
v n krachteloos en bloedarm stelsel van
lo°M°hriften en verboden, waaraan wij
eni§e geestdrift op gezette tijden
q traditionele sleur-aandacht wijden.
tQ 611 innerlijke behoefte dringt
een bevruchtend gebed!
n^achinaal geprevelde formules kun-
a h Met tot rijpe daden leiden, waar-
beeft Wereld tocb vóór alles behoeftp
Vi?e .grote vijand van onze samenle-
Wqq.M bet Communisme, en tegen-
bet in ons land, zeer zeker oök
tiev k°óloze humanisme.' De enige effec-
üiete bestrijding daarvan echter ligt
Maa ln een negatieve anti-campagne
Vanr M de positieve herkerstening
en vonze gehele levenshouding. Eerst
hi„u .°ral behoren liefde en rechtvaar-
te ,e!u in eigen leven het volle pond
retlkMJgen radicaal en zonder schippe-
dom n levend en dadenrijk Christen-
God neeMt elk stelsel, dat het zonder
Uit h meeut te kunnen doen, alle wind
On2e .2eilen. Een eerlijke bezinning op
var, jeigen tekortkomingen is het begin
n de redding.
'v&d kan niet tevreden zijn met de
tenjuj Yaarop wij ons geloof beleven.
bMevirf als men nog van een Seloofs-
Zonden ^an sPl'eken. Onze houding is
g i s s j Meer een noodlottige ver-
ïlern g' .Christus eist radicaal voor
V^n in gedachten, woorden en
dern. dat niet geheel en zon-
den ri,cbterdeurtj,es open te hou-
Èn rin Z1in wiJ tegen Hem.
lot enuaarmee bezegelen wij ons eigen
Alieen van veel onzer medemensen.
vbristpr>rfeen consequent doorgevoerd
Hjk, Mom, afzonderlijk en gezamen-
^grelri v0g ln staat onze tegenwoordige
bewoonbaar te maken.
L.
17
„Schei maar uit mams." zei Frid.
„Vertel haar maar dat we op zwart
zaad zitten."
„Dat vind ik ook," zei Lord Charles.
Hij boog zich voorover en bracht zijn
gezicht dicht bij dat van zijn tante.
„Tante Kit." schreeuwde hij, „ik zit
in moeilijkheden."
,0 ja, lieve?"
„Ik heb geen geld
„Wat?"
„Er is een deurwaarder in huis," gil
de Patch.
„Stil, Patch," zei Henry. Zijn vader
ging verder. „Ik heb Gabriel gevraagd
om me twee duizend pond te lenen. Als
hij dat niet doet, ga ik failliet!"
„Charlie!"
„Het is waar."
„Ik zal er met Gabriel over praten"
zei Lady Katherine luid.
„Nee, nee!" riepen de Lampreys.
„Lord en Lady Wutherwood, myla-
dy," zei Baskett in de deuropening.
III
Roberta wist, dat de Lampreys er niet
op gerekend hadden, dat Lady Wuther
wood' haar man zou vergezellen en ze
vond nog de tijd om hun dadelijk her
stel te bewonderen van deze tweede
en formidabele schok. Chariot ging haar
broer en schoonzuster halverwege de
kamer tegemoet. Haar houding hield
het bewonderenswaardige midden tus
sen overdreven haltelijkheid en gewil
de onyterschilligtheid. Haar echtgenoot
en kinderen secondeerden haar voor
treffelijk. Lady Katherine was tijdelijk
zo onder de indruk van het dreigende
onheil voor de Lampreys, dat ze stil in
haar hoekje bleef zitten.
Roberta gaf een hand aan een bui
tengewoon oud paar. De Markies van
Wutherwood en Rube was zestig jaar,
maar zijn leeftijd drukte hem zwaar en
hij leek een oude man. Zijn smalle
hoofd, gedoken tussen twee hoge schou
ders, stak naar voren op een wijze, die
tegelijk gierig en agressief was. Zijn
gezicht was kleurloos. Zijn neus was zó
smal dat zijn ogen onnatuurlijk dicht bij
elkaar stonden. Zijn mondhoeken hin
gen ruzie-achtig naar beneden en zijn
kin, hoewel indrukwekkend lang, drukte
iets anders dan koppigheid uit. Zijn bo
ventanden staken over zijn onderlip. Dit
gaf hem een onaangenaam vrouwelijk
uiterlijk, nog versterkt door zijn felle,
oude vrijster-achtige manier van doen,
zodat hij de indruk maakte van door
lopend beledigd te zijn.
Roberta merkte, dat ze zich afvroeg
of het mogelijk was, dat hij zo onaange
naam kon zijn als hij er uitzag.
Zijn vrouw was ongeveer vijftig jaar
oud. Ze was donker, buitengewoon
bleek en dik. Haar vochtige haar, dat
in krullen over haar oren hing, vertoon
de een muffe valsheid. Ze verfde haar
gezicht, maar met een dergelijke ver
waarlozing van de détails dat het Ro
berta herinnerde aan een goedkope ge
kleurde prent, waarop de kleuren ten
opzichte van de tekening verschoven
waren. Ze had merkwaardige ogen,
heel licht, met kleine pupillen en het
wit was vaal. Ze waren zo abnormaal
ingezonken, dat ze bijna geen licht
weerkaatsten en dat gaf hun een befloers
te uitdrukking, die Roberta erg verwar
rend en buitengewoon afstotend vond.
Vroeger was haar gezicht rond geweest,
maar evenals haar opmaak was het ver
zakt en hing nu in vouwen en plooien
rond haar mond, waarvan de hoeken
naar beneden getrokken waren. Roberta
zag, dat Lady Wutherwood de gewoon
te had haar lippen te openen en te
sluiten. Het was een uiterst lichte be
weging, maar ze deed het doorlopend
en wel met een zwak klikkend geluid.
In de hoeken van haar mond was iets
wits, dat met haar lippen meebewoog.
„Henry heeft gelijk," dacht Roberta,
„ze is afschuwelijk."
Lord Wutherwood begroette de Lam
preys zonder veel hartelijkheid. Toen
hij Lady Katherine Lobe zag, verstijfde
hij nog meer.
Hij wendde zich tot zijn broer en zei
met gedempte stem; „We hebben haast,
Charles."
„O ja?" zei Lord Charles. „Wel
„O ja?" herhaalde Chariot. „Toch niet
al te veel haast hoop ik? We zien jul
lie toch al zo weinig."
„Je komt ook nooit naar Deepacres
als ik je uitnodig, Imogen."
„Ik weet het. We zouden dolgraag ko
men, vooral de kinderen, maar, weet jc,
het is zo verschrikkelijk duur om te rei
zen, zelfs in Engeland. We kunnen niet.
allemaal in één auto, zie je en
„De prijs van een derde klas retour kan
iedereen wel betalen".
„Wij niet, vrees ik," zei Chariot met
een charmante uitdrukking van berouw.
„We bezuinigen op alles. We komen ge
woon de deur niet uit."
Lord Wutherwood keek naar Henry.
„Heb je nogal genoten van je tocht
naar de Cóte d'Azur?" vroeg hij. „Ik zag
een foto van je dezer dagen in een van
die bladen. In mijn tijd gingen we niet
halfnaakt voor een persfotograaf pose
ren, maar ik veronderstel dat je dat
soort dingen leuk vindt."
„Enorm, oom," zei Henry koel.
Er ontstond een kleine pauze. Ro
berta had het onbehaaglijke gevoel, dat
het plan van Chariot veranderd moest
worden en dat ze het maar aan Lord
Charles moesten overlaten. Ze vroeg
zich af of zij alvast uit de kamer zou
verdwijnen. Haar gedachten moesten
op haar gezicht te lezen zijn geweest,
want ze ving een blik van Henry op,
die glimlachend zijn hoofd schudde. De
Wutherwoods zaten nu naast elkaar op
de sofa. Baskett kwam binnen met de
sherry.
„Aha, sherry," zei Lord Charles. Hen
ry begon in te schenken. Chariot onder
nam wanhopige pogingen met haar zwa
ger. Lady Katherine boog zich in haar
stoel voorover en sprak Lady Wuther
wood aan.
„Wel, Violet," zei ze, „ik hoor, dat je
met goochelen bezig bent."
„Dan hebt u het wel heel erg mis,"
zei Lady Wutherwood met een zware
stem. Ze sprak met een licht accent. Na
iedere zin vertrok ze haar mond met
dat klikkende geluid en veegde onge
merkt de witte schijfjes in de hoeken
weg. Maar na een poosje kwamen ze
weer terug.
„Tante Kit," riep Frid, „wilt u sher.
ry? Tante Violet?"
„Nee, dank je lieve," zei Lady Kathe
rine.
„Ja," zei Lady Wutherwood.
„Je kon het maar beter niet doen.
V.," zei Lord Wutherwood. „Je weet
wat er gebeurt."
(Wordt vervolgd).
Prins Charles en Prinses Anne van Engeland verblijven thans met hun
ouders Koningin Elizabeth en Prins Philip op Balmoral Castle. Zij hebben
een prachtig nieuw spelletje uitgevonden. Langs het draad, dat gespannen
is voor de klimplanten, klimmen zij de ramen van het kasteel binnen.
Prinses Anne heeft nog een steuntje nodig van haar broer en als dat niet
voldoende is, is er altijd nog de helpende hand van moeder.
t t opelijk beleven veel lezers genoegen aan de jongste deeltjes in de Prisma-
i—1 reeks: de twee opgedofte oudjes van Theo Thijssen: „Kees de jongen" en
J. J. „Het taaie ongerief". Indien daar nu nog bij kwam „Het grijze kind", was
die oer-Nederlandse trilogie van onderwijzerslief-en-leed weer compleet. „Kees
de jongen" is het boek, dat op het literatuurlijst je voor het eindexamen pleegt
of placht te prijken, naast „De kleine Johannes" van Frederik van Eeden en
„Jaapje" van Jacobus van Loop. Voegt men aan deze serie nog toe enkele blad
zijden uit „De kleine republiek" van Lodewijk van Deyssel, „Het jongetje" van
Henri Borel, „Droomkoninkje" van Herman Heijermans en hun aller voorloper
„Woutertje Pieterse" van Multatuli, dan heeft men wel het voornaamste bij de
hand wat er in het uitgepieterde kleinkunstrealisme van om en nabij '80 over
het kind en zijn wereld is geschreven.
nog niet verburgerlijkt en nog niet
verslagzind ideaal van een nieuwe
mensengemeenschap met recht en
welvaart voor allen.
Thijssen, en in dit verband moet ook
Heijermans met zijn Droomkoninkje
Koert worden genoemd, heeft het op
genomen voor het kind, dat van de
maatschappelijke misère zijner ouders
de dupe was. Recht dus ook voor de
wereld van het kind! Recht, vooral op
begrip! Schrijnend zijn in al onze ro
mans over de kinderziel de tafereeltjes,
die ons het drama van de kinderlijke
onbegrepenheid schilderen.
Men treft die tafereeltjes overvloedig
aan in Thijssen's boeken. Maar één
kostbare vriend, die alles begrijpt, is
het kind rijk in de persoon van zijn
schoolmeester. Thijssen's boeken
handelen de verhouding onderwijzer
schoolkind, gezien door de ogen van
een verteller, die zelf in hart en nie
ren onderwijsman was, die de perike
len van het „meesterschap" uit eigen
ervaring kende en die a1 paedagoog
gevochten heeft voor betere waarde
ring van de mooie maar slecht be
taalde onderwijzersroeping. Bekend is
nog altijd Thijssen's rede °P het Eer
ste Paedagogisch Congres in 1926,
waarin hij betoogde, dat iedere les „een
stukje initiatief", „een schepping" en
„een reeks daden" van de onderwij
zer was. Naderhand is uiteengezet, dat
iedere les allereerst een stukje initia
tief enz. van het kind diende te
zijn; in de inzichten der opvoeders is
steeds meer het zichzelf opvoedende
kind centraal komen te staan, maar
voor de twintiger jaren was Thijssen's
stelling progressief genoeg!
Vertrouwelijke stijl
In Kees Bakels heeft Thijssen een
standbeeld opgericht voor „de onbe
kende jongen".
„Vele mensen schijnen Kees Bakels
niet eens te hebben gekend, en dat
is eigenlijk niet goed te begrijpen.
Is hij niet zowat debelangrijkste
jongen geweest, die er ooit bestaan
heeft? Alleen door wat ongelukkige
toevalligheden is hij geen beroemd
man geworden, maar dat kon hij toch
niet helpen? In ieder geval, het is
geen reden om maar te doen, alsof
hij helemaal niet bestaan heeft.
Bovendien, al is Kees zelf dan niet
beroemd geworden, hij heeft een
zoon; en dié heeft toch nog alle kans
op een leven vol roem. En als iemand
nu eens later het leven van die be
roemde zoon moest beschrijven, zou
hij dan geen spijt gevoelen niet bij-
Dezer dagen is de laatste beelden
groep van het grote verzetsmonu-
ment van Mori Andriessen, dat hij
voor de stad Enschede vervaardigd
heeft, gereed gekomen. Maandag
a.s. zal dit monument worden ont
huld. Het bestaat uit een groot
aantal losse figuren en groepen,
die op afzonderlijke sokkels in het
stadspark zijn geplaatst. Andriessen
werkt reeds jaren lang aan dit mo
nument. Het eerst kwam de groep
van de drie gevangenen gereed,
dat na de man voor het vuurpelo
ton, dat in Haarlem geplaatst
werd, grote bekendheid verkreeg.
Tegenover deze gevangenen komt
de laatst gereed gekomen groep,
die drie verzetslieden voorstelt.
Daarbij komen dan nog de beel
den, d'ie de gijzelaar, de vluch
tende vrouw, de vrouw met het
dode kind en de soldaat voorstel
len.
„O, dié jongen? Nee, maar nou
herinner ik me toch óók wel; zeker,
die, heb ik ook gekend; het is een
tijd lang zelfs een speciaal vriendje
van me geweest!"
Hier heeft men meteen de vertrou
welijke stijl van deze uitnemende kin-
derpsycholoog-zonder-handboek. Al zijn
boeken zijn begripwekkende jongens
boeken voor grote mensen.
Thijssen, die in 1943 overleden is,
debuteerde in 1908 met „Jongensjaren".
Na „Kees de jongen" in '23 kwam in
'27 „Het grijze kind", zijn rijpste en
rijkste verbeeldingswerk. In '31, toen
hij als onderwijsspecialist lang en
breed een erkend man was, volgde nog
„Het taaie ongerief": een aantal ge
voelige schetsen over kledingzorgen,
die een fatsoenlijk mens met een krap
pe beurs levenslang achtervolgen. Dit
is ons binnenhuisrealisme op z'n best.
Het begint al heel jong met de boeze
laar, die de gestopte ellebogen van
bloesje of buisje met „de mantel der
liefde" moet bedekken. Daarna wordt
het de geschiedenis van afleggertjes en
precies iets te goedkoop of te duur ge
kochte pakken, die in het dragen „te
genvallen".
Thijssen heeft ons in deze verkapte
autobiografie een enig beeld gegeven
van het leven in onze kleine burger
maatschappij in een tijd, die ternau
wernood achter ons ligt, maar die velen
onzer nu reeds als iets onwerkelijks
voorkomt.
NICO VERHOEVEN
Theo Thijssen: „Kees de jongen",
9e druk, en „Het taaie ongerief", 2e
druk. Prismareeks. Uitg. Het Spectrum,
Utrecht.
In het orgaan van de Nederlandse
centrale vereniging tot bestrijding der
tuberculose wordt een overzicht gege
ven van het aantal nieuwe patiënten, dat
in het afgelopen jaar op de consultatie
bureau werd ingeschreven.
Ook dit jaar is weer een daling van
het aantal nieuwe gevallen waar te ne
men. In 1952 werden in totaal 13836
nieuwe patiënten geregistreerd, hetgeen
betekent, dat er een daling is geweest
van 5.7 pCt. In 1951 was er een daling
van 8.9 pCt.
De sterfte aan tuberculose is in 1952
weer lager geweest dan in 1951 en be
droeg 12.3 per 100.000 inwoners (1276
sterfgevallen). In 1951 stierven er 1657
personen aan tuberculose (16.1 per
100.000). Hiermede heeft de sterfte aan
tuberculose een peil bereikt, dat b(jna
het laagste is van de wereld.
Het aantal nieuwe gevallen van long-
tuberculose is in 1952 met 8 pCt. (1046)
verminderd.
In Drenthe werden in 1952 198 pa
tiënten meer ingeschreven, in Gelder
land 128, in Utrecht 19 en in Limburg
63. In Drenthe is in twee jaren het aan
tal nieuw ingeschrevenen verdubbeld.
In 1950 werden 313 nieuwe lijders aan
tuberculose ingeschreven en in 1952 niet
minder dan 602. In Overijssel zijn 354
minder ingeschreven lijders aan long-
tuberculose en in Noord-Brabant 343
minder.
Van de grote steden geeft alleen Am
sterdam met 372 een sterke daling te
zien.
Het percentage van het totaal aantal
nieuwe lijders bedroeg 13.5 per 10.000
inwoners van de gemiddelde bevolking.
Donderdag 14 Mei (Hemelvaartsdag) zal
op het terrein van de voormalige schiet
baan van het „Polizeiliches Durchgangs-
lager" (concentratiekamp Amersfoort)
een blijvend monument worden onthuld
ter nagedachtenis van allen, die in dit
kamp tijdens de bezettingsjaren het le
ven hebben verloren. Minister-president
dr. W. Drees zal een herdenkingsrede
uitspreken.
De volgende hoogwaardigheidsbekle
ders zullen deel uitmaken van het ge
volg van Z. Em. Kardinaal Van Roey,
Pauselijk legaat a latere bij de eeuw
feest-viering der Kerkelijke Hiërarchie
in Nederland:
Mgr. Gino Paro, huisprelaat van Z.H.
de Paus en gezantschapsraad der Pau
selijke internuntiatuur te Den Haag.
Mgr. Léonard van Eynde, huisprelaat
van Z.H. de Paus en vicaris-generaal
van Mechelen.
Mgr. Salvatore Capoferri, Pauselijk
ceremoniemeester.
Mgr. Umberto Pausillo, buitengewoon
geheim Kamerheer van Z.H. de Paus,
verbonden aan het Pauselijk staatsse
cretariaat.
Mgr. Joseph Damen, buitengewoon
geheim Kamerheer van Z.H. de Paus
en rector van het Pauselijk Nederlands
college te Rome.
Mgr. Edmond Leclef, buitengewoon
geheim Kamerheer van Z.H. de Paus
en particulier secretaris van Z. Em.
Kardinaal Van Roey.
Graaf Willem Dreesmann, buitenge
woon geheim Kamerheer met kap en
degen.
Ernest Warland, buitengewoon Ere-
Kamerheer met kap en degen uit
Brugge.
Kapelaan J. J. H. Voncken, directeur
van het koor aan de Meerssense basiliek
en van de Meerssener Nachtegalen, is
benoemd tot directeur van de Katho
lieke Kerkmuziekschool te Utrecht,
waar hij de dezer dagen afgetreden pa
ter dr. J. Vollaerts S.J. opvolgt. De be
noeming is hedenmorgen officieel ge
worden door de handtekening van prof.
dr. A. A. Smijers, voorzitter van het
hoofdbestuur van de St. Gregorius Ver
eniging, dat ook het bestuur van de
school vormt.
Kapelaan Voncken in 1911 geboren,
in 1936 priester gewijd en sinds 1938
kapelaan te Meerssen heeft zijn mu
zikale opleiding genoten bij J. Smeets,
directeur van de Heerlense Muziekschool
en bij P. Zeyen, directeur van de
Kerkraadse Muziekschool. Bij wijlen
rector Vullings heeft hij les gehad in
Gregoriaanse zang volgens de school
van Solesmes naar de principes Van
Dom Moquereau O.S.B.
Onder zeer grote belangstelling, vooral
uit de kring van de oecumenische be
weging, ook van protestantse zijde, pro
moveerde gistermiddag in de aula der
R. K. Universiteit te Nijmegen tot doctor
in de H. Godgeleerdheid de zeereerwaar-
de pater H. A. M. Fiolet O.F.M. op een
proefschrift getiteld: „Een kerk in on
rust om haar belijdenis", een fenomenolo
gische studie over het ontstaan van de
richtingenstrijd in de Nederlandse Her
vormde Kerk.
De onderhavige dissertatie biedt een
diepe en uit de bronnen zelf geputte
kennis van de andere confessies, en is
gegroeid uit het oecumenisch medeleven
met de grote gebeurtenissen die gedu
rende het laatste decennium in de Ne
derlandse Hervormde Kerk hebben plaats
gevonden. De schrijver geeft een dog-
men-historische studie over de worste
ling van de richtingen in dé Nederlandse
Hervormde Kerk in het verleden om het
belijden van de kerk.
De dissertatie en promotie is de eerste
rijpe vrucht van de leerstoel, die prof.
dr. W. H. van de Pol sinds 1948 bezet,
in de fenomenologie van het protestan
tisme; zij beantwoordt ook ten volle aan
het doel van deze leerstoel dat niet
apologetisch is, maar slechts de katho
lieken zo objectief en grondig mogelijk
met de problemen van het protestantisme
te confronteren.
Na de gebruikelijke objecties van de
promotor en de hoogleraren Kreling en
Van der Ploeg, kon de promotor, prof.
dr. W. H. van de Pol, tot zijn grote per
soonlijke vreugde mededelen dat aan
deze promotie het praedicaat „cum
Een dief met onderscheidingsvermo
gen heeft te Londen een beeldje van
Auguste Rodin, „Psyche", gestolen. Het
beeldje, dat door het Rodin-museum te
Parijs in bruikleen was afgestaan, werd
tentoongesteld met 27 andere beelden in
de kunstgalerij van Roland te Londen.
Psyche wordt geschat op 2500 gulden. De
tentoonstelling werd gehouden om gel
den in te zamelen voor de aankoop van
de beroemde groep van Rodin in wit
marmer „Le Baiser". Het beeldje dat
iets meer dan 30 centimeter hoog is, m
brons, werd afgelopen Maandag Ver
rust. Een woordvoerder voor de kunst
handel heeft verklaard te denken dat de
dief „een kunstverzamelaar met onder
scheidingsvermogen" is en geen beroeps-
dief. „Vijf jaar geleden werd een klein
beeld van Henry Moore op dezelfde wij
ze gestolen. Maar een paar weken later
vonden we het terug in een museum.
We hopen nu maar dat dit ook zal ge
beuren met het beeldje van Rodin.
Naar wij vernemen is de violist Jo
Juda benoemd tot hoofdleraar voor
viool aan het Amsterdamse conservato
rium.
laude". verleend werd. De jonge doctor
heeft, aldus de promotor, een moeilijk
verschijnsel doorzichtig gemaakt en vele
katholieken in staat gesteld door te
dringen in wat zich thans bij onze
mede-christenen afspeelt. Hij roemde
deze dissertatie als een studie van zeer
hoog niveau, zeer objectief en zonder
ook maar een enkel woord van bestrij
ding, als een daad van oecumenische
strekking, waarin stelling genomen
wordt ten opzichte van de veranderde
verhoudingen tussen de christenen on
derling.
De strekking van dissertatie en leer
stoel werd nog symbolisch uitgedrukt in
he't feit dat twee protestantse theologen
de promovendus als paranimphen ter
zijde stonden.
St. Petrus, stenen beeldje van Niel
Steenbergen.
T~"\e tentoonstelling „Honderd jaar
J religieuze kunst", die wordt ge-
houden ter gelegenheid van het
100-jarig bestaan der hiërarchieks onder
gebracht in het Aartsbisschoppelijk Mu
seum en in het Museum voor nieuwe
religieuze kunst te Utrecht. Wie de
ruimten, waarover de beide musea be
schikken, kent en dus weet, hoe be
scheiden van afmetingen zij zijn, zal
beseffen, dat hem geen imposant, geen
overdadig eeuwoverzicht wacht.
Wanneer men dus de vroegere kapel
van het oude Agnietenklooster, dat te
genwoordig het Centraal Museum her
bergt, met daarin weer ondergebracht
het Aartsbisschoppelijk Museum, bin
nenkomt, kan men zich vrijwel in een
enkele oogopslag geconfronteerd zien
met sprekende exempelen van de reli
gieuze kunst, die zich inspireerde op
de klassicistisch-academische stijl van
de Waterstaatsarchitecten en van de
neo-gothiek.
Op de bovenverdieping van de Agnie-
tenkapel zijn vertegenwoordigers van
het symbolisme ondergebracht. Door mid
del van schotten heeft architect J. Lui
ten de oude architectuur, waarbij deze
kunst minder goed past, aan het oog
onttrokken. Men vindt er Toorop, Thorn
Prikker, Schelfhout, Derkinderen, Men-
des da Costa, Kramers enz.
Na enkele minuten wandelen, de Ag-
nietenstraat uit en de Lange Nieuwstraat
in, vindt men dan boven in het voor
malige Sinte Catharijneconvent, de reli
gieuze kunst sinds 1930 ongeveer. Men
vindt er: schilderijen, beeldhouwwerken,
glas in lood en naaldwerk. Alle beken
de namen van de laatste 20'jaren zijn
er zij het summier vertegenwoor
digd.
Op de lichte binnenplaats beneden zijn
een viertal moderne beeldhouwers ver
tegenwoordigd. In een gedeelte van de
kloostergang, voor deze gelegenheid door
de stad Utrecht afgestaan, vindt men de
bekroonde ontwerpen voor een kruis
beeld, enkele mozaïeken en vooral edel-
smeedwerk.
De gehele expositie „Honderd jaar
religieuze kunst" blijft geopend tot 15
Juni.