Réveil van de jeugd voor het St. Vincentius-werk
JONGEREN NAAR HET FRONT!
Aandacht voor industriegebied
rond de IJ-mond
Katholicisme
en leven
de
pom-mo
pb ^25
„ROEPING" aan begin van 29ste jaargang
Apostolaat van de
katholieke kunstenaar
Moord-
In de lift
r
Rheumatiek-scheuten
pijptabak
Van Maandschrift voor schoonheid
naar „Cultureel maandblad55
m
mm
Begum Liaquat Ali Khan spreekt
te Utrecht
Schaduwarchief is
practisch gereed
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 16 MEI 1953
PAGINA 3
„Industrialisatie en
ontkerstening"
che"mwerking-
Is altijd makkelijk
bij U te hebben,
die helpen direct!
Albert van Dalsum
naar de Antillen?
Ned. kinderen naar de
s
Kroningsfeesten
doü«7E
85 ct per pakje
Hompje kaas
Welkom voor bezoekers
van Leeuwarden
Aflossingscompagnie
voor Suriname
m
Helft van leerkraenten in Pakistan bezit
geen onderwijsbevoegdheid
Audiënties
door NCAIO MARSH
Nederlandse treiler door
Denen aangehouden
WMm
te Hildebrand's dagen de
idylle van de Breezaap, thans het vuurspuwend hart van Nederlands zware industrie, de
hoogovens en staalfabrie ken in IJmuiden-Noord.
Hildebrand, als student, zou aan zijn vriend Boerhaave de schatten beloven
van de Breezaap, de bloeiende exemplaren van de Aristolochia Clematitis
op de weg van Zomerzorg naar Velserend, de' wijngaardslakken, die hem
hoogte van de Blauwe Trappen zo maar over de laarzen kropen. Als vandaag
'Uflenten elkaar ontmoeten op deze historische plek, dan vinden zij altijd nog
akken genoeg, maar thans afkomstig uit de kunstmatige kraters van het Hoog-
A'enbedrijf. Als zij zoeken naar de schatten van de Breezaap of naar de bloei van
e Aristolochia Clematitis, zullen zü cokesovens vinden, een dunne mist van as
11 witte wolken stoom hoog uit de grauwe trog van de koeltorens. Breezaap, Blauwe
rappen, Zomerzorg, Velserend, het is vandaag het jonge, snel groeiende indus-
legebicd van de IJmond. De bodem vol slakken, maar ook slakken in de ziel van
0^elen van heinde en ver, bü dit proces betrokken, slakken en sintels, waaronder
e' geloof, van huis uit meegekregen, nog slechts als een vonkje leeft. Dat vonkje
jiatl te blazen, de vlammen opnieuw te doen uitslaan, het vuur brandende te
o°uden in de hoogovens van al die mensenharten, daarvoor zijn jonge mensen
mangs naar IJmuiden gekomen, naar Velsen en Beverwijk, om zich te beraden
D de taak, die hen hier en elders wacht.
^ij hebben het voorrecht gehad de
®rste streekbijeenkomst te mogen bij-
.°nen, welke de Diocesane Jongeren
erkgroep van de St. Vincentius Ver-
hging dezer dagen gehouden heeft
jnet.leden van de Jongerenconferenties
ona Bisdom Haarlem. Men had als
hderwerp voor deze bijeenkomst geko-
„Industrialisatie en ontkerstening",
n als plaats van bespreking Bever
wijk, om in aansluiting daarop het
«oogovenbedrijf te IJmuiden-Noord te
bezichtigen. Te Beverwijk en omgeving
's men midden in het probleem. Een
tuinbouwgebied, van ouds het aard
beiencentrum van ons land, groeit in
ben tijdsverloop van 15 tot 20 jaar uit
tot een modern industriegebied waar
door geheel nieuwe verhoudingen ont
staan en het beeld van de situatie to-
«al verandert. In een landelijke streek,
caa5 men dit begrip ternauwernood
V, .e'..ls Plotseling de onkerkelijkheid
et feit van de dag. Het schiet op als
'topisch onkruid overal waar de in
dustrie de oude bodem van Kennemer-
fa«d in bezit neemt, en het dreigt elk
'even van hogere orde te verstikken.
Natuurlijk is ook in deze omge-
y.'ug sinds jaar en dag aan Vincen-
tiuswerk gedaan, de plaatselijke
conferentie actief onder de autoch
tone bevolking en ingesteld op de
Problemen, zoals men die tot dus-
er kende. Tot plotseling overnacht
"et totale aspect gewijzigd
is; van overal vandaan stro
men nieuwe mensen toe en zo
als het erts uit het hoge Noorden,
dat in de hoogovens verdwijnt,
gaan ononderbroken mensenzielen
onder in de smeltkroes van 't nieu
we milieu, een groeiende levensge
meenschap met heel andere zorgen
en noden dan hier iemand ooit ge
kend heeft Dit nu is bij uitstek een
werkterrein, waar Vincentiaanse
jongeren hun krachten op concen
treren willen. En daarom hebben
zij zich in Beverwijk zelf willen
oriënteren, om te horen en te zien
wat hier omgaat. Niemand beter
konden hen hier voorlichten dan de
katholieke voorzitter van de Ar-
beidskern van de Hoogovens, de
heer P. Mulder, en de hoofdaalmoe
zenier van de Arbeid in het Bisdom
Haarlem, de zeereerwaarde heer C.
F. A. Geraets.
In de hiërarchische opbouw van de
St. Vincentiusvereniging nemen de
Werkgroepen der Jongeren een eigen
plaats in. Men vindt hen al maanden
in Limburg en sinds kort in Haarlem,
terwijl in Den Bosch de oprichting
wordt voorbereid In zijn eerste oor
sprong gaat het werk terug tot het be
gin van de dertiger jaren, toen pater
P. van Gestel S.J., de vernieuwer van
de kostschoolopvoeding, voor de
internen van het St. Canisius-
College te Nijmegen een jongerencon-
ferentie oprichtte. Van toen af is doel
bewust gestreefd naar vergroting van
het contingent jongeren, maar het zou
tot 1949 duren eer namens de Hoofd-
raad een landelijke Jongeren Werk
groep werd gevormd, waarna sinds vo
rV e brieven van Sint Paulus staan
E/ vo1 van diepzinnige, kernachtige
E°|menvattingen van het christelijk
Seheip, J aan de Romeinen het
klag"? van onze zaligmaking heeft ver-
*oiirii .waardoor w« uit de staat van
Vah t z«n overgegaan tot een toestand
b gerechtigheid legt hij de volle na-
gir>„ P feit. dat deze rechtvaardi-
'b'uidt'001" °nS 8en t0taal nieuw leven
het H- Doopsel zijn wij afge-
hee-®1? aan de zonde, bevrijd van haar
asrd«p ppiA zoals een dode aan de
Wj ®.e rechtsmacht onttrokken is, en
tredoÜn ln ëeestelijke gemeenschap ge-
Q: n met Christus en Zijn dood
PV«n»S d00d immers heeft de zonde
liet i. onnen. En zoals Christus' sterven
lijkt was van Zij'n nieuw verheer
st ruen\zo vangt ook voor ons, door
lijkp p het nieuwe, bovennatuur-
e genadeleven aan.
Vohp leven echter kan alleen dan zijn
ivarirto Venk-e'ijbheid en bloei bereiken,
phristn1" wij onze gemeenschap met
lijken volledig weten te verwerke-
eiSt L d°elbewuste zelfheiliging. Deze
tegen le1Wel een ononderbroken strijd
Pbzp u k™aad> dat niettegenstaande
dUrenu Yri g van de zonde, voort-
vloeri ojyit trachten de verloren in-
j ,e herwinnen.
vnrfestage beoefening van de deugd is
Sel v"°FWaarde om ons door het doop-
Sen~p egen nieuw leven tot bloei te
n en ons eens en voor goed af te
Chr V?n de zonde.
S ied'p verlossingsdood zal daarom
i,„ j van °ns eerst dan zijn door
gen bedoelde definitief effect verkrij-
e®hadeanneer wii erin stegen, met Gods
S in,,,' °,n.s volkomen los te maken van
Si"t prk?g, yan het kwaad.
]even ,t®ulus' 'dee van het waarachtige
f6 Vatnf,? een gedoopte is aldus samen
waad radicaal afgekeerd van het
gebeei' bbtoegankelijk voor de zonde en
®enario PPenstaand voor God en Diens
Vo0r «sW sterven was een sterven
2Ün ]p„f°n. eens en voor goed, maar
teoet nl .Is een leven voor God. Zo
~°Or rlo glJ Dzelf beschouwen als dood
°d in maar als levend voor
n Christus Jezus" (Rom. 6. 10-11).
IV' mystieke afsterven aan de zonde
hLt°uZe geestelijke verrijzenis tot
bade u bovennatuurlijk leven der ge-
^ijzigini -en6!J evenwel allerminst een
°bzpKJfg ln de wezenlijke aard van
?bder UI' die, omdat zij eenmaal
peeft neerschappij van de zonde
Cbristf,e ook na de verlossing door
geertpn 4no,g steeds met haar boze be-
°ok c kamPen heeft. Zo is het dan
door ^®5jP,eliik' dat het kwaad, vooral
"Ver ai van ons lichaam, zijn macht
I>e w ®ens tracht te herkrijgen.
Schrift noemt duivel, wereld
Advertentie
kunnen U opeens beletten te werken.
en vlees de voortdurende belagers van
ons geestelijk welzijn. Wij zijn om zo te
zeggen de twistappel tussen God en de
zonde. Maar n i e t i n d i e z i n, dat wij
daarbij zelf slechts een passief, willoos
offer van twee elkander bestrijdende
machten zouden zijn.
Zeer integendeel: Sint Paulus, de van
God verlichte, ziet de mens als een
strijder, die zijn ledematen niet als
wapenen der ongerechtigheid in dienst
van de zonde moet stellen, maar als
wapenen der gerechtigheid in dienst
van God. Wij zijn immers van doden
levenden geworden. (Rom. 6.13).
Wij mogen ons daarom niet tevreden
stellen met een louter negatieve
houding van afweer. De wereld
met al het mooie en goede, dat zij
bieden kan, is geschapen voor alle
mensen, opdat zij óók en mede
door de schepping de Schepper zouden
benaderen.
Het misbruik, dat velen maken van
Gods goede gaven, kan voor ons nooit
een reden zijn om af te zien van het dank
baar genieten ervan op de goede
manier. De vroeger zo nadrukkelijk
voorgestane „afzijdigheid" is in strijd
met Gods opdracht „ons licht niet onder
de korenmaat te plaatsen, maar het te
laten schijnen in de wereld". „Al wat
door God is geschapen is goed en niets
is verwerpelijk, zo het onder dankzeg
ging genoten wordt". (1 Tim 4.4.),
In alles kwaad te zien, een groot deel
van het leven af te sluiten met een
bordje. „Verboden toegang voor een
Christen" is geen christelijke opvat
ting, maar een motie van wantrouwen
ten opzichte van God.
Onze plaats in het leven is overal,
omdat wij de plicht hebben de wereld
de ware vreugde en het echte geluk te
leren kennen door het juiste gebruik
en de juiste wijze van genieten van al
het geschapene. Eigen en wederzijdse
heiliging verwacht God van ons niet
alleen door bovennatuurlijke genade
beïnvloeding, maar ook door het. ge
zonde aanwenden van alle natuurlijke
gaven.
Volledig mens-zijn en volledig Chris
ten zijn geen begrippen, die elkander
uitsluiten. Ze vormen integendeel een
allernauwste eenheid. Het Christendom
vraagt juist de hoogst mogelijke ont
plooiing van onze natuurlijke gaven en
talenten, van heel onze natuur.
Hier ligt een breed terrein voor mo
dern apostolaat,
L.
rig jaar diocesane decentralisatie ge
volgd is. Op het ogenblik is in Neder
land een veertigtal conferenties werk
zaam van studenten en andere jonge
ren. In Amsterdam hebben drie stu
dentenconferenties, twee voor heren- en
een van meisjesstudenten, hun activi
teit geconcentreerd op de Oostelijke
Eilanden, Kattenburg, Wittenburg en
Oostenburg.
De jongeren hebben niet verge
ten, dat Frédéric Ozanam, toen hij
de eerste St. Vincentius Conferentie
stichtte, zelf student was aan de
Sorbonne te Parijs en hij haar be
doeld heeft als een vereniging voor
jongemensen, met het onstuimig
karakter van de jeugd. In de meer
dan honderd jaar van haar bestaan
heeft zij echter onmiskenbaar een
neiging tot eerbiedwaardigheid ge
kregen, de gemiddelde leeftijd van
de leden zeker niet aan de jeugdige
kant, en dit terwijl meer dan ooit
de geest en het élan van jongeren
nodig zijn om de problemen van
deze tijd op te tossen. Er ts een
geleidelijke verjonging denkbaar
van de bestaande conferenties, maar
liet is in de practijk gebleken, dat
met eigen jongeren-conferenties het
gestelde doel in vele gevallen eerder
en beter wordt bereikt. Verrassend
zijn de resultaten, welke de jeugd
hier heeft behaald juist onder de
eigen leeftijdgenoten en opmerke
lijk is het ook, hoe gemakkelijk het
contact tot stand komt tussen een
student en mensen u'it een sociaal
misdeeld milieu.
Er is thans de mogelijkheid van een
réveil onder de jongeren, een her
nieuwde belangstelling voor het so
ciaal-charitatieve werk, dat in de prac
tijk van het dagelijks leven veel te veel
op een beperkte kring van mensen
pleegt neer te komen. Dat de „jonge-
renregimenten" in de strijd tegen de
ontkerstening van grote betekenis zul
len zijn, behoeft wel geen betoog, maar
van de andere kant is het ook van
eminent belang voor de jongeren zelf,
die niet vroeg genoeg op de realiteit
van het leven kunnen worden gedrukt
en er aan worden gewend actief de
naastenliefde te beoefenen. Voor een
student om ook te weten, dat er nog
meer aan de orde is dan alleen de stu
die en het student zijn. De hulp aan de
medemens, die vandaag van hem ge
vraagd wordt, is niet in de eerste plaats
van materiële aard. De geestelijke nood
is het grootst en juist hier kan het
idealisme van de jeugd zoveel goeds
uitrichten.
In de hergroepering van de
krachten der hedendaagse zielzorg
tegen het overrompelend offensief
van de ontkerstening, vooral in de
nieuwe centra, waar nu en straks
de strijd op zijn hevigst zal zijn,
is aan de St Vincentiusvereniging, en
aan de Jongeren-Conferenties in
het bijzonder, een belangrijke taak
toegewezen. Daarom is een streek-
conferentie, welke onder voorzit
terschap van de heer F. Nijsten in
Beverwijk gehouden is, zo belang
rijk geweest als een eerste verken
ning van het terrein, het niemands
land, dat ontstaan is tussen de aard-
beigronden van gisteren en vandaag
en de skyline der bedrijven van nu
en morgen. De jongeren van thans
hebben op de Velser Breezaap iets
anders gezien en beleefd dan des
tijds Hildebrand en zijn vriend
Boerhaave. En als zij er straks gaan
botaniseren, zal het de Aristolochia
Clematitis niet meer zijn, die zij
verzamelen willen, maar een ge
was, kostbaar voor het oog des
Heren, geurend voor tijd en eeuwig
heid naar het geluk der zielen.
Inlichtingen over de St. Vincentius Jon
geren Conferenties, te Amsterdam bij C. J.
M. Kooymans, Linnaeushof 66.
Blijkens berichten in de Antilliaanse
pers zou Albert van Dalsum door zijn
vriend en collega Paul Storm, die thans
in opdracht van de „Sticusa" op Cura
sao verblijft, uitgenodigd zijn om voor
enige tijd naar de Antillen te komen,
om daar zowel als voordrachtskunste
naar en toneelspeler op te treden. Bij
informatie bij Van Dalsum zelf bleek
echter, dat hij nog geen plannen in die
richting had en er ook van een uitno
diging niet gesproken mocht worden.
Thans verneemt het A.N.P. in Willem
stad evenwel, dat het cultureel centrum
Curasao, Van Dalsum een gedetailleerd
plan voor een reis naar de West heeft
voorgelegd. Op Curasao wacht men
thans op het antwoord van Van Dalsum.
Vijftig leerlingen van scholen in Ren-
kum en vier leiders zullen op uitnodi
ging naar Engeland gaan ter gelegen
heid van de Kroningsfeesten. Er is een
regeling getroffen voor die kinderen,
wier ouders de reis niet kunnen betalen.
Het Nederlandse Oorlogsgraven Comité
is bereid een' deel der kosten voor zijn
rekening te nemen en het Renkums ge
meentebestuur wil een bedrag van f 325
beschikbaar stellen. De schoolkinderen
plegen telkenjare bloemen te leggen op
het Airbome-kerkhof, waar de twee
duizend gesneuvelde Engelsen begraven
liggen.
Advertentie
gGBEKTS
DsWift*
Van 26 tot en met 30 Mei is Leeuwar
den een „Bonte Stad." Er wordt dan
een aantal feestelijkheden georgani
seerd, onder meer een federatief mu
ziekconcours, turndemonstraties, met
ongeveer vier duizend deelnemers, een
waterconcert door de Amsterdamse
politiekapel en van 26 tot 29 Mei een
braderie. Gedurende de braderiedagen
zullen alle vreemdelingen die de Friese
hoofdstad naderen worden aangehouden
door de politie en tegelijkertijd zullen
dames in Fries costuum dan hompjes
kaas aanbieden en een kaartje, waar
op staat „U treft het, Leeuwarden is
deze week Bonte Stad. Vandaag kunt U
kennismaken met de Braderie, het feest
van de winkeliers."»
Er zullen naast de Nederlandse ook
kaartjes met dezelfde tekst in het Frans,
Engels, Duits, Zweeds en Deens voor
radig zijn.
Met de „Bonaire" is Vrijdag de eerste
helft van de tweede aflossingscompagnie
voor Suriname naar Paramaribo ver
trokken. Deze groep van 63 militairen,
onder commando van kapitein A. D. Bos,
maakt deel uit van de compagnie, die
de mariniers in Suriname gaat vervan
gen. De militairen zijn allen vrijwilligers
en afkomstig uit het regiment „Oranje-
Gelderland". De vrijwilligers hebben een
speciale opleiding ontvangen in Ossen-
drecht bij het Corps Commandotroepen.
„Roeping", onder redactie van Paul Haimon. Harriet Laurey, M. Molenaar
M.S.C., Michel van der Plas, Gabriël Smit en Lambert Tegenbosch, heeft zijn
negen-en-twintigste jaargang ingezet met een nummer, gewijd aan Anton van
Duinkerken. De redactie heeft hiermee, om het eens populair te zeggen, een
beste beurt gemaakt. Het was nódig, dat „Roeping" weer eens in de aandacht
kwam te staan. Sinds jaren vegeteerde het blad der Jong-Katholieken op de
faam, die het zich anno 1922/23, onmiddellijk na zijn stichting, had verworven.
De ondertitel luidde toen „Maandschrift voor Schoonheid"; later werd het:
Maanschrift voor verdieping van leven en kuituur"; thans is het even een
voudig als kleurloos: „Cultureel maandblad" 1).
Ingrijpend zijn de veranderingen, die Zich in onze dagen voltrekken in de
kontreien van Kennemerland: het tu'inbouwland, de aardbeienstreelc bij uitne
mendheid, ontwikkelt zich in snel tempo tot een van de nieuwe industriële cen
tra: het gebied van de IJmond.
Deze veranderingen van ondertitel
drukken een ontwikkeling uit mis
schien moeten wij zeggen emancipatie
die het maandblad op den duur min
der goed bekomen is. In de eerste tijd,
toen de jeugdige Gerard Bruning de
gangmaker was, ging het met een thans
voor ons onvoorstelbaar vitaal élan om
het brengen van een katholieke kunst,
die als „openbaring van schoonheid" in
wezen „openbaring van God zelf" zou
zijn. Bruning kwam in het eerste num
mer voor de dag met het tekenende
opstel „Het apostolaat van de katholie
ke kunstenaar". De echte katholieke
kunstenaar is uit zijn aard apostel, be
toogde hij.. Het gaat niet om de kunst
of om de schoonheid als zodanig, maar
om het innerlijk leven en de levenshou
ding, welke zich er in uitspreken.
Kunstcritiek is levenscritiek. Op bijzon
der indrukwekkende wijze maakte Ge
rard Bruning deze stelling waar in zijn
opstel „Rembrandt de realist", versche
nen in 1926. In datzelfde jaar stierf hij,
nauwelijks 28 jaar oud. Hiermee waren
de Jong-Katholieken hun voorman
kwijt. Het nieuwe leiderschap, waartoe
Anton van Duinkerken zich niet lang
daarna geroepen zag, bracht geleidelijk
allerlei nieuwe elementen in de bewe
ging. In de crisisjaren met name een
sterk sociaal element. Toen was de gróte
tijd van „Roeping" echter reeds lang en
breed voorbij.
De latere Jong-Katholieken, die tot in
hun grijze ouderdom wel met deze naam
zullen blijven rondlopen, schiepen zich
in „De Gemeenschap" hun forum. De
geschiedenis der emancipatie schreed
voort
Van optimisme naar pessimisme
Wie thans het Anton van Duinkerken
nummer van „Roeping" doorneemt,
wordt bij herhaling getroffen door de
term „christelijk humanisme" ter ka-
pltteling van de latere emancipatiege
dachte op het terrein van kunst en let
teren.
Gabriël Smit vergelijkt Anton van
Duinkerken met Erasmus. Hij ziet hem
staan in een „spanningsveld tussen
principiële gebondenheid en menselijke
vrijheid."
„De (christelijke) humanist", consta
teert hij, „zoekt in de eerste plaats dat
gene wat de mensen gemeenschappelijk
hebben; de anderen zoeken in eerste
instantie de begrenzing."
Gerard Bruning en de zijnen zochten
het. in de begrenzing, hetgeen natuur
lijk niet inhoudt, dat zij bekrompen
waren. Allerminst; zij ontleenden, zoals
Smit zelf ook suggereert, aan deze be
grenzing hun vitaal élan. Hun stond
zelfs een hogere en vastere vorm van
gemeenschap voor ogen dan de chris
telijke humanist van vandaag zich ooit
kan dromen. Deze tracht „zoveel moge
lijk en zo lang mogelijk de deur open
te houden." Hij hoopt van de menselij
ke samenleving te maken wat er van
te maken is. Zijn levenshouding is niet
zo zeer heldhaftig als wel delicaat. In
zijn hart is hij een pessimist. Die eerste
schoonheidsdronkenen daarentegen wa
ren optimisten; zij konden juichen bij
de openbaringen Gods.
Maar de christelijke humanist leeft in
een wereld, waarin hij niets zo belaagd
weet als juist die schone openbaring!
Zo iemand is Anton van Duinkerken. En
daarom kan hij, deze vivante gemeen
schapsmens, in de diepere lagen van
zijn persoonlijkheid nooit het gevoel
van machteloze eenzaamheid overwin
nen. Hij kan het onderdrukken, maar
nooit teniet doen. Juist als christelijk
humanist, als ruimdenkend en geëman
cipeerd katholiek kunstenaar, is hij tot
ongeloof in de mens gedoemd.
Behoedende taak
Juist in deze Kromstafweek wilden
wij de aandacht vestigen op onze ka
tholieke literaire tijdschrift „Roeping."
„Roeping" heeft historie geschreven
en momenteel schrijft het nóg historie.
Momenteel ziet het blad er weer even
levendig als degelijk uit. Attractief is
iedere maand de rubriek achter in het
nummer, waarin de redactie haar
„journaal" bijhoudt.
Intussen had de bovenstaande, ietwat
betrokken, kenschets der ontwikkeling
ten doel een en ander duidelijk te ma
ken aangaande de positie van de heden
daagse katholieke jongeren en jong-
Voorpagina van het aan Anton van
Duinkerken gewijde nummer van
„Roeping".
sten. Er leeft zo weinig onder hen, zegt
men wel eens. Inderdaad, maar dit
heeft de ontwikkeling met zich mee
gebracht. Wat er in de jaren van „het
apostolaat van de katholieke kunste
naar" in de jongeren leeft^, dat leeft
als zodanig thans niet wieer. „Roe
ping" is, precies zoals alle andere lite-
rair-culturele bladen, in het defensief
gedrongen. Wat de jongeren als hun
taak voelen dat is: het behoeden van
wat ons aan menselijkheid is gebleven
in deze wereld barstend van onmense
lijkheid.
Van deze taak kwijt „Roeping" zich
sinds kort welbewust. Na de jaren, waar
in dit blad niet ten onrechte onopge
merkt voortbestond is thans weer de
tijd gekomen dat van de katholieke le
zer attentie wordt gevraagd.
NICO VERHOEVEN
1) „Roeping", uitgave: Drukkerij H.
Gianotten, Tilburg.
De schaduwregisters van de bevol
kingsregisters zün practisch gereed.
Dit heeft minister Beel aan de Tweede
Kamer medegedeeld.
De Aartsbisschop-Coadjutor van
Utrecht, Z.H. Exc. mgr. dr. B. J. Alfrink,
zal in de komende week alleen na af
spraak audiëntie verlenen.
28
„Dit heeft geen betekenis", zei de
dokter.
„Toch zou ik het hem willen vragen
zei Fox, „als het u hetzelfde is."
De dokter ging opzij. Fox boog zich
voorover en keek strak naar Lord Wu-
therwood.
Een diepe frons deed de wenkbrau
wen elkaar raken. Uit de open mond
kwam een soort geluid. „Lord Wuther-
wood," zei Fox, „u wilt ons iets laten
zien, niet?" De vingers kropen langs
de wang omhoog. „Uw ogen? Wilt u
ons uw ogen laten zien?" Het ene oog
ging langzaam dicht en weer open en
een stem, merkwaardig beslist en bijna
verstaanbaar, maakte een kort geluid.
„Is het zo ver?" vroeg Lord Charles
duidelijk.
„Ik denk van wel, zei de dokter. Is
Lady Wutherwood
„Ze is heel erg in de war. Ze voelt,
dat ze deze beproeving niet kan door
staan."
„Beseft ze" zei Dr. Kantripp, die tot
nu toe niets gezegd had, „dat er waar
schijnlijk nog maar heel weinig tijd is?'
„Ja mijn vrouw zegt, dat ze dat haai
heel duidelijk gemaakt heeft." De dok
toren keerden zich weer naar het bea
en schenen niet meer aan Lady Wu
therwood te denken. De hand van de
patiënt gleed van zijn gezicht af Ziin
blik scheen gevestigd te zijn op de
schaduw aan de voet van zijn bed.
„Als hij u misschien zou kunnen zien,
mylord, zei Fox, „zou hij misschien
meer moeite doen om te spreken."
„Hij kan me zien."
Fox stak een massieve arm uit en hield
de lamp scheef. De gestalte aan het
voeteneind van het bed kwam nu heel
duidelijk uit. Lord Charles knipperde
met zijn ogen in het felle licht maar
bewoog zich niet.
„Wilt u iets tegen hem zeggen my
lord?"
„Gabriel, ken je me?"
„Wilt u hem vragen wie hem aange
vallen heeft, mylord?"
„Het is afschuwelijknunu
hij......"
„Hij zal u misschien antwoorden," zei
Fox.
„Gabriel, weet je wie je gewond
heeft?"
De frons werd dieper en het ene oog
en de mond gingen zó wijd open, dat
het gezicht van Lord Wutherwood op
een masker uit een nachtmerrie geleek.
Er volgde een schril hevig geluid en
daarna stilte. Fox ging tactvol opzij en
de handen van de verpleegster grepen
naar de rand van het laken.
II
„Het spijt me heel erg mylord," zei
Fox, „dat ik u op dit ogenblik moet
lastig vallen."
„Daar is niets aan te doen."
„Inderdaad, mylord. Onder de gege
ven omstandigheden moeten we wel
enkele inlichtingen inwinnen."
Enkele!" zei Lord Charles ongemak
kelijk. „Gaat u toch zitten. Ik ben bang,
dat ik uw naam niet weet."
„Fox, mylord. Inspecteur Fox."
„O juist. Gaat u zitten."
„Dank u mylord."
Fox ging zitten en haalde volkomen
op zijn gemak een brillenétui te voor
schijn. Lord Charles nam een stoel
dicht bij het vuur en hield zijn handen
uit naar de gloed. Deze beefden en met
een ongeduldig gebaar trok hij ze terug
en stak ze in zijn zakken. Hij keerde
zich naar Fox en merkte, dat de in
specteur hem kalm zat aan te staren
door de glazen van zijn stalen bril.
„Vóórdat ik u met mijn vragen ga
lastig vallen, mylord," zei Fox, „geloof
ik dat ik beter eerst mijn chef kan op
bellen en rapport uitbrengen. Zou ik de
telefoon even mogen gebruiken, my
lord?"
„Daar op het bureau staat er een.
Maar misschien bent u liever alleen?"
„Nee, dank u wel, mylord. Dit gaat
heel goed. Neemt u me niet kwalijk."
Hij ging naar het bureau, draaide een
nummer en bijna onmiddellijk daarna
sprak hij gedempt in de microfoon
„Met Fox, mag ik de kamer van meneer
Alleyn?" Hij wachtte en keek naden
kend naar het telefoontoestel. Meneer?
Alleyn? Met Fox. Ik ben hier in de flats
25 en 26 van Pleasaunce Court Man
sions, Cadogan Square. Woonhuis van
Lord Charles Lamprey. Het geval dat
om 7.35 gerapporteerd werd is met do
delijke afloopDe omstandigheden
wijzen er wel op, meneerDat wilde
ik u juist voorstellen. Ja, meneer." Nu
volgde een langere pauze, waarin Fox
een volkomen nietszeggend gezicht ver
toonde. „Dat is ook zo, meneer Alleyn,"
zei hij tenslotte. „Dank u wel."
Hij legde de telefoon neer en ging
naar zijn stoel terug.
„Hoofdinspecteur Alleyn zal de zaak
overnemen, mylord," zei Fox. „Over
een half uur zal hij hier zijn. Hij heeft
me instructie gegeven om tot zo lang
door te gaan met het onderzoek. Als ik
u dus mag lastig vallen, mylord." Hij
haalde zijn aantekenboek te voorschijn
en zette zijn bril recht.
Lord Charles huiverde, trok een
schouder omhoog, zette zijn monocle in
het oog en wachtte.
„Hier heb ik de verklaring die afge
legd werd door de agent die van het
politiebureau direct hierheen is geko
men," zei Fox. „Ik zou die nog even
willen nagaan, mylord."
,Ja, natuurlijk, ik denk dat het mijn
eigen verklaring is, maar controleert u
het maar even."
„Juist. Dank u. Tijden. Ik begrijp hier
uit dat Lord Wutherwood even na zes
hier gekomen is en ongeveer kwart
over zeven weer vertrokken?"
„Ongeveer wel. Even vóór hij vertrok,
heb ik het zeven horen slaan."
„Juist mylord. Uw butler kan het
iets nauwkeuriger zeggen. Hij heeft op
gemerkt dat het zeven uur vijftien was,
toen uw broer belde voor zijn chauf
feur."
„Goed."
„Uw broer was alleen in de lift ge
durende een paar minuten vóórdat er
iemand op de overloop kwam," las Fox
voor.
„Ja."
„Dank u, mylord. Nadat hij daar en
kele minuten gezeten had voegde Lady
Wutherwood zich bij hem, alsmede La
dy Charles Lamprey en meneer Lam
prey. Welke meneer Lamprey is dat,
mylord?"
„Laat me eens denken". U moet me
niet kwalijk nemen, maar mijn gedach
ten zijn ondraaglijk verward."
Fox wachtte beleefd.
(Wordt vervolgd).
Gisteren heeft de weduwe van de
vroegere premier van Pakistan, mevr.
Liaquat Ali Khan, een bezoek gebracht
aan de universiteit van Utrecht en in
het Geografisch Instituut aan de Drift
een lezing ge
houden over op
voedkundige pro
blemen in haar
land.
De spreekster
zeide, dat volgens
haar in de opvoe
ding de sleutel
ligt tot de oplos
sing van allerlei
grondmoeilijk-
heden zowel van
Pakistan als van
andere jonge vol
ken, die op demo
cratische grondslag begeren te leven.
De opvoeding moet haar wortel hebben
in de traditie van het land. Dit was de
oorzaak van het falen van het Britse
systeem van opvoeding in haar land.
In November 1947 werd de eerste op
voedingsconferentie te Karachi gehou
den. Het gehele bestaan van Pakistan
werd toen bedreigd, doordat er milli-
oenen vluchtelingen waren. Er waren
enorme problemen cp allerlei gebied.
Maar gelukkig kon er een zesjarenplan
worden gemaakt en dat had tot doel
de opvoedkundige en economische ont
wikkeling van het land te bevorderen.
Bij de nadere uiteenzetting van het
onderwijs in Pakistan wees mevr. Lia
quat Ali Khan er op, dat maar een der
de van alle Pakistaanse kinderen een
lagere school kan bezoeken: daardoor
is er een groot aantal analphabeten,
hetgeen een gevaar voor de samenle
ving betekent. Deze mensen worden ge
makkelijk een prooi van volksopruiers.
Ook vertelde zij, dat nog niet de helft
van de leerkrachten kan beschikken
over een wettelijke bevoegdheid tot les
geven.
De Nederlandse treiler UK 186 met
schipper Gerrit Koffeman en een beman
ning van vijf leden, is Vrijdag, een mijl
binnen de Deense territoriale waterzone
van drie mijl, aangehouden en naar
Esbjerg opgebracht. De treiler voerde
tijdens het vissen in de Deense wateren
geen herkenningstekenen. De schipper
en eigenaar zal waarschijnlijk vierhon
derd kronen boete moeten betalen. Zijn
vangst en materieel zullen in beslag ge
nomen worden.