Réveil van de jeugd voor het St. Vincentius-werk JONGEREN NAAR HET FRONT! Aandacht voor industriegebied rond de IJ-mond Katholicisme en leven de pom-mo pb ^25 „ROEPING" aan begin van 29ste jaargang Apostolaat van de katholieke kunstenaar Moord- In de lift r Rheumatiek-scheuten pijptabak Van Maandschrift voor schoonheid naar „Cultureel maandblad55 m mm Begum Liaquat Ali Khan spreekt te Utrecht Schaduwarchief is practisch gereed LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 16 MEI 1953 PAGINA 3 „Industrialisatie en ontkerstening" che"mwerking- Is altijd makkelijk bij U te hebben, die helpen direct! Albert van Dalsum naar de Antillen? Ned. kinderen naar de s Kroningsfeesten doü«7E 85 ct per pakje Hompje kaas Welkom voor bezoekers van Leeuwarden Aflossingscompagnie voor Suriname m Helft van leerkraenten in Pakistan bezit geen onderwijsbevoegdheid Audiënties door NCAIO MARSH Nederlandse treiler door Denen aangehouden WMm te Hildebrand's dagen de idylle van de Breezaap, thans het vuurspuwend hart van Nederlands zware industrie, de hoogovens en staalfabrie ken in IJmuiden-Noord. Hildebrand, als student, zou aan zijn vriend Boerhaave de schatten beloven van de Breezaap, de bloeiende exemplaren van de Aristolochia Clematitis op de weg van Zomerzorg naar Velserend, de' wijngaardslakken, die hem hoogte van de Blauwe Trappen zo maar over de laarzen kropen. Als vandaag 'Uflenten elkaar ontmoeten op deze historische plek, dan vinden zij altijd nog akken genoeg, maar thans afkomstig uit de kunstmatige kraters van het Hoog- A'enbedrijf. Als zij zoeken naar de schatten van de Breezaap of naar de bloei van e Aristolochia Clematitis, zullen zü cokesovens vinden, een dunne mist van as 11 witte wolken stoom hoog uit de grauwe trog van de koeltorens. Breezaap, Blauwe rappen, Zomerzorg, Velserend, het is vandaag het jonge, snel groeiende indus- legebicd van de IJmond. De bodem vol slakken, maar ook slakken in de ziel van 0^elen van heinde en ver, bü dit proces betrokken, slakken en sintels, waaronder e' geloof, van huis uit meegekregen, nog slechts als een vonkje leeft. Dat vonkje jiatl te blazen, de vlammen opnieuw te doen uitslaan, het vuur brandende te o°uden in de hoogovens van al die mensenharten, daarvoor zijn jonge mensen mangs naar IJmuiden gekomen, naar Velsen en Beverwijk, om zich te beraden D de taak, die hen hier en elders wacht. ^ij hebben het voorrecht gehad de ®rste streekbijeenkomst te mogen bij- .°nen, welke de Diocesane Jongeren erkgroep van de St. Vincentius Ver- hging dezer dagen gehouden heeft jnet.leden van de Jongerenconferenties ona Bisdom Haarlem. Men had als hderwerp voor deze bijeenkomst geko- „Industrialisatie en ontkerstening", n als plaats van bespreking Bever wijk, om in aansluiting daarop het «oogovenbedrijf te IJmuiden-Noord te bezichtigen. Te Beverwijk en omgeving 's men midden in het probleem. Een tuinbouwgebied, van ouds het aard beiencentrum van ons land, groeit in ben tijdsverloop van 15 tot 20 jaar uit tot een modern industriegebied waar door geheel nieuwe verhoudingen ont staan en het beeld van de situatie to- «al verandert. In een landelijke streek, caa5 men dit begrip ternauwernood V, .e'..ls Plotseling de onkerkelijkheid et feit van de dag. Het schiet op als 'topisch onkruid overal waar de in dustrie de oude bodem van Kennemer- fa«d in bezit neemt, en het dreigt elk 'even van hogere orde te verstikken. Natuurlijk is ook in deze omge- y.'ug sinds jaar en dag aan Vincen- tiuswerk gedaan, de plaatselijke conferentie actief onder de autoch tone bevolking en ingesteld op de Problemen, zoals men die tot dus- er kende. Tot plotseling overnacht "et totale aspect gewijzigd is; van overal vandaan stro men nieuwe mensen toe en zo als het erts uit het hoge Noorden, dat in de hoogovens verdwijnt, gaan ononderbroken mensenzielen onder in de smeltkroes van 't nieu we milieu, een groeiende levensge meenschap met heel andere zorgen en noden dan hier iemand ooit ge kend heeft Dit nu is bij uitstek een werkterrein, waar Vincentiaanse jongeren hun krachten op concen treren willen. En daarom hebben zij zich in Beverwijk zelf willen oriënteren, om te horen en te zien wat hier omgaat. Niemand beter konden hen hier voorlichten dan de katholieke voorzitter van de Ar- beidskern van de Hoogovens, de heer P. Mulder, en de hoofdaalmoe zenier van de Arbeid in het Bisdom Haarlem, de zeereerwaarde heer C. F. A. Geraets. In de hiërarchische opbouw van de St. Vincentiusvereniging nemen de Werkgroepen der Jongeren een eigen plaats in. Men vindt hen al maanden in Limburg en sinds kort in Haarlem, terwijl in Den Bosch de oprichting wordt voorbereid In zijn eerste oor sprong gaat het werk terug tot het be gin van de dertiger jaren, toen pater P. van Gestel S.J., de vernieuwer van de kostschoolopvoeding, voor de internen van het St. Canisius- College te Nijmegen een jongerencon- ferentie oprichtte. Van toen af is doel bewust gestreefd naar vergroting van het contingent jongeren, maar het zou tot 1949 duren eer namens de Hoofd- raad een landelijke Jongeren Werk groep werd gevormd, waarna sinds vo rV e brieven van Sint Paulus staan E/ vo1 van diepzinnige, kernachtige E°|menvattingen van het christelijk Seheip, J aan de Romeinen het klag"? van onze zaligmaking heeft ver- *oiirii .waardoor w« uit de staat van Vah t z«n overgegaan tot een toestand b gerechtigheid legt hij de volle na- gir>„ P feit. dat deze rechtvaardi- 'b'uidt'001" °nS 8en t0taal nieuw leven het H- Doopsel zijn wij afge- hee-®1? aan de zonde, bevrijd van haar asrd«p ppiA zoals een dode aan de Wj ®.e rechtsmacht onttrokken is, en tredoÜn ln ëeestelijke gemeenschap ge- Q: n met Christus en Zijn dood PV«n»S d00d immers heeft de zonde liet i. onnen. En zoals Christus' sterven lijkt was van Zij'n nieuw verheer st ruen\zo vangt ook voor ons, door lijkp p het nieuwe, bovennatuur- e genadeleven aan. Vohp leven echter kan alleen dan zijn ivarirto Venk-e'ijbheid en bloei bereiken, phristn1" wij onze gemeenschap met lijken volledig weten te verwerke- eiSt L d°elbewuste zelfheiliging. Deze tegen le1Wel een ononderbroken strijd Pbzp u k™aad> dat niettegenstaande dUrenu Yri g van de zonde, voort- vloeri ojyit trachten de verloren in- j ,e herwinnen. vnrfestage beoefening van de deugd is Sel v"°FWaarde om ons door het doop- Sen~p egen nieuw leven tot bloei te n en ons eens en voor goed af te Chr V?n de zonde. S ied'p verlossingsdood zal daarom i,„ j van °ns eerst dan zijn door gen bedoelde definitief effect verkrij- e®hadeanneer wii erin stegen, met Gods S in,,,' °,n.s volkomen los te maken van Si"t prk?g, yan het kwaad. ]even ,t®ulus' 'dee van het waarachtige f6 Vatnf,? een gedoopte is aldus samen waad radicaal afgekeerd van het gebeei' bbtoegankelijk voor de zonde en ®enario PPenstaand voor God en Diens Vo0r «sW sterven was een sterven 2Ün ]p„f°n. eens en voor goed, maar teoet nl .Is een leven voor God. Zo ~°Or rlo glJ Dzelf beschouwen als dood °d in maar als levend voor n Christus Jezus" (Rom. 6. 10-11). IV' mystieke afsterven aan de zonde hLt°uZe geestelijke verrijzenis tot bade u bovennatuurlijk leven der ge- ^ijzigini -en6!J evenwel allerminst een °bzpKJfg ln de wezenlijke aard van ?bder UI' die, omdat zij eenmaal peeft neerschappij van de zonde Cbristf,e ook na de verlossing door geertpn 4no,g steeds met haar boze be- °ok c kamPen heeft. Zo is het dan door ^®5jP,eliik' dat het kwaad, vooral "Ver ai van ons lichaam, zijn macht I>e w ®ens tracht te herkrijgen. Schrift noemt duivel, wereld Advertentie kunnen U opeens beletten te werken. en vlees de voortdurende belagers van ons geestelijk welzijn. Wij zijn om zo te zeggen de twistappel tussen God en de zonde. Maar n i e t i n d i e z i n, dat wij daarbij zelf slechts een passief, willoos offer van twee elkander bestrijdende machten zouden zijn. Zeer integendeel: Sint Paulus, de van God verlichte, ziet de mens als een strijder, die zijn ledematen niet als wapenen der ongerechtigheid in dienst van de zonde moet stellen, maar als wapenen der gerechtigheid in dienst van God. Wij zijn immers van doden levenden geworden. (Rom. 6.13). Wij mogen ons daarom niet tevreden stellen met een louter negatieve houding van afweer. De wereld met al het mooie en goede, dat zij bieden kan, is geschapen voor alle mensen, opdat zij óók en mede door de schepping de Schepper zouden benaderen. Het misbruik, dat velen maken van Gods goede gaven, kan voor ons nooit een reden zijn om af te zien van het dank baar genieten ervan op de goede manier. De vroeger zo nadrukkelijk voorgestane „afzijdigheid" is in strijd met Gods opdracht „ons licht niet onder de korenmaat te plaatsen, maar het te laten schijnen in de wereld". „Al wat door God is geschapen is goed en niets is verwerpelijk, zo het onder dankzeg ging genoten wordt". (1 Tim 4.4.), In alles kwaad te zien, een groot deel van het leven af te sluiten met een bordje. „Verboden toegang voor een Christen" is geen christelijke opvat ting, maar een motie van wantrouwen ten opzichte van God. Onze plaats in het leven is overal, omdat wij de plicht hebben de wereld de ware vreugde en het echte geluk te leren kennen door het juiste gebruik en de juiste wijze van genieten van al het geschapene. Eigen en wederzijdse heiliging verwacht God van ons niet alleen door bovennatuurlijke genade beïnvloeding, maar ook door het. ge zonde aanwenden van alle natuurlijke gaven. Volledig mens-zijn en volledig Chris ten zijn geen begrippen, die elkander uitsluiten. Ze vormen integendeel een allernauwste eenheid. Het Christendom vraagt juist de hoogst mogelijke ont plooiing van onze natuurlijke gaven en talenten, van heel onze natuur. Hier ligt een breed terrein voor mo dern apostolaat, L. rig jaar diocesane decentralisatie ge volgd is. Op het ogenblik is in Neder land een veertigtal conferenties werk zaam van studenten en andere jonge ren. In Amsterdam hebben drie stu dentenconferenties, twee voor heren- en een van meisjesstudenten, hun activi teit geconcentreerd op de Oostelijke Eilanden, Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. De jongeren hebben niet verge ten, dat Frédéric Ozanam, toen hij de eerste St. Vincentius Conferentie stichtte, zelf student was aan de Sorbonne te Parijs en hij haar be doeld heeft als een vereniging voor jongemensen, met het onstuimig karakter van de jeugd. In de meer dan honderd jaar van haar bestaan heeft zij echter onmiskenbaar een neiging tot eerbiedwaardigheid ge kregen, de gemiddelde leeftijd van de leden zeker niet aan de jeugdige kant, en dit terwijl meer dan ooit de geest en het élan van jongeren nodig zijn om de problemen van deze tijd op te tossen. Er ts een geleidelijke verjonging denkbaar van de bestaande conferenties, maar liet is in de practijk gebleken, dat met eigen jongeren-conferenties het gestelde doel in vele gevallen eerder en beter wordt bereikt. Verrassend zijn de resultaten, welke de jeugd hier heeft behaald juist onder de eigen leeftijdgenoten en opmerke lijk is het ook, hoe gemakkelijk het contact tot stand komt tussen een student en mensen u'it een sociaal misdeeld milieu. Er is thans de mogelijkheid van een réveil onder de jongeren, een her nieuwde belangstelling voor het so ciaal-charitatieve werk, dat in de prac tijk van het dagelijks leven veel te veel op een beperkte kring van mensen pleegt neer te komen. Dat de „jonge- renregimenten" in de strijd tegen de ontkerstening van grote betekenis zul len zijn, behoeft wel geen betoog, maar van de andere kant is het ook van eminent belang voor de jongeren zelf, die niet vroeg genoeg op de realiteit van het leven kunnen worden gedrukt en er aan worden gewend actief de naastenliefde te beoefenen. Voor een student om ook te weten, dat er nog meer aan de orde is dan alleen de stu die en het student zijn. De hulp aan de medemens, die vandaag van hem ge vraagd wordt, is niet in de eerste plaats van materiële aard. De geestelijke nood is het grootst en juist hier kan het idealisme van de jeugd zoveel goeds uitrichten. In de hergroepering van de krachten der hedendaagse zielzorg tegen het overrompelend offensief van de ontkerstening, vooral in de nieuwe centra, waar nu en straks de strijd op zijn hevigst zal zijn, is aan de St Vincentiusvereniging, en aan de Jongeren-Conferenties in het bijzonder, een belangrijke taak toegewezen. Daarom is een streek- conferentie, welke onder voorzit terschap van de heer F. Nijsten in Beverwijk gehouden is, zo belang rijk geweest als een eerste verken ning van het terrein, het niemands land, dat ontstaan is tussen de aard- beigronden van gisteren en vandaag en de skyline der bedrijven van nu en morgen. De jongeren van thans hebben op de Velser Breezaap iets anders gezien en beleefd dan des tijds Hildebrand en zijn vriend Boerhaave. En als zij er straks gaan botaniseren, zal het de Aristolochia Clematitis niet meer zijn, die zij verzamelen willen, maar een ge was, kostbaar voor het oog des Heren, geurend voor tijd en eeuwig heid naar het geluk der zielen. Inlichtingen over de St. Vincentius Jon geren Conferenties, te Amsterdam bij C. J. M. Kooymans, Linnaeushof 66. Blijkens berichten in de Antilliaanse pers zou Albert van Dalsum door zijn vriend en collega Paul Storm, die thans in opdracht van de „Sticusa" op Cura sao verblijft, uitgenodigd zijn om voor enige tijd naar de Antillen te komen, om daar zowel als voordrachtskunste naar en toneelspeler op te treden. Bij informatie bij Van Dalsum zelf bleek echter, dat hij nog geen plannen in die richting had en er ook van een uitno diging niet gesproken mocht worden. Thans verneemt het A.N.P. in Willem stad evenwel, dat het cultureel centrum Curasao, Van Dalsum een gedetailleerd plan voor een reis naar de West heeft voorgelegd. Op Curasao wacht men thans op het antwoord van Van Dalsum. Vijftig leerlingen van scholen in Ren- kum en vier leiders zullen op uitnodi ging naar Engeland gaan ter gelegen heid van de Kroningsfeesten. Er is een regeling getroffen voor die kinderen, wier ouders de reis niet kunnen betalen. Het Nederlandse Oorlogsgraven Comité is bereid een' deel der kosten voor zijn rekening te nemen en het Renkums ge meentebestuur wil een bedrag van f 325 beschikbaar stellen. De schoolkinderen plegen telkenjare bloemen te leggen op het Airbome-kerkhof, waar de twee duizend gesneuvelde Engelsen begraven liggen. Advertentie gGBEKTS DsWift* Van 26 tot en met 30 Mei is Leeuwar den een „Bonte Stad." Er wordt dan een aantal feestelijkheden georgani seerd, onder meer een federatief mu ziekconcours, turndemonstraties, met ongeveer vier duizend deelnemers, een waterconcert door de Amsterdamse politiekapel en van 26 tot 29 Mei een braderie. Gedurende de braderiedagen zullen alle vreemdelingen die de Friese hoofdstad naderen worden aangehouden door de politie en tegelijkertijd zullen dames in Fries costuum dan hompjes kaas aanbieden en een kaartje, waar op staat „U treft het, Leeuwarden is deze week Bonte Stad. Vandaag kunt U kennismaken met de Braderie, het feest van de winkeliers."» Er zullen naast de Nederlandse ook kaartjes met dezelfde tekst in het Frans, Engels, Duits, Zweeds en Deens voor radig zijn. Met de „Bonaire" is Vrijdag de eerste helft van de tweede aflossingscompagnie voor Suriname naar Paramaribo ver trokken. Deze groep van 63 militairen, onder commando van kapitein A. D. Bos, maakt deel uit van de compagnie, die de mariniers in Suriname gaat vervan gen. De militairen zijn allen vrijwilligers en afkomstig uit het regiment „Oranje- Gelderland". De vrijwilligers hebben een speciale opleiding ontvangen in Ossen- drecht bij het Corps Commandotroepen. „Roeping", onder redactie van Paul Haimon. Harriet Laurey, M. Molenaar M.S.C., Michel van der Plas, Gabriël Smit en Lambert Tegenbosch, heeft zijn negen-en-twintigste jaargang ingezet met een nummer, gewijd aan Anton van Duinkerken. De redactie heeft hiermee, om het eens populair te zeggen, een beste beurt gemaakt. Het was nódig, dat „Roeping" weer eens in de aandacht kwam te staan. Sinds jaren vegeteerde het blad der Jong-Katholieken op de faam, die het zich anno 1922/23, onmiddellijk na zijn stichting, had verworven. De ondertitel luidde toen „Maandschrift voor Schoonheid"; later werd het: Maanschrift voor verdieping van leven en kuituur"; thans is het even een voudig als kleurloos: „Cultureel maandblad" 1). Ingrijpend zijn de veranderingen, die Zich in onze dagen voltrekken in de kontreien van Kennemerland: het tu'inbouwland, de aardbeienstreelc bij uitne mendheid, ontwikkelt zich in snel tempo tot een van de nieuwe industriële cen tra: het gebied van de IJmond. Deze veranderingen van ondertitel drukken een ontwikkeling uit mis schien moeten wij zeggen emancipatie die het maandblad op den duur min der goed bekomen is. In de eerste tijd, toen de jeugdige Gerard Bruning de gangmaker was, ging het met een thans voor ons onvoorstelbaar vitaal élan om het brengen van een katholieke kunst, die als „openbaring van schoonheid" in wezen „openbaring van God zelf" zou zijn. Bruning kwam in het eerste num mer voor de dag met het tekenende opstel „Het apostolaat van de katholie ke kunstenaar". De echte katholieke kunstenaar is uit zijn aard apostel, be toogde hij.. Het gaat niet om de kunst of om de schoonheid als zodanig, maar om het innerlijk leven en de levenshou ding, welke zich er in uitspreken. Kunstcritiek is levenscritiek. Op bijzon der indrukwekkende wijze maakte Ge rard Bruning deze stelling waar in zijn opstel „Rembrandt de realist", versche nen in 1926. In datzelfde jaar stierf hij, nauwelijks 28 jaar oud. Hiermee waren de Jong-Katholieken hun voorman kwijt. Het nieuwe leiderschap, waartoe Anton van Duinkerken zich niet lang daarna geroepen zag, bracht geleidelijk allerlei nieuwe elementen in de bewe ging. In de crisisjaren met name een sterk sociaal element. Toen was de gróte tijd van „Roeping" echter reeds lang en breed voorbij. De latere Jong-Katholieken, die tot in hun grijze ouderdom wel met deze naam zullen blijven rondlopen, schiepen zich in „De Gemeenschap" hun forum. De geschiedenis der emancipatie schreed voort Van optimisme naar pessimisme Wie thans het Anton van Duinkerken nummer van „Roeping" doorneemt, wordt bij herhaling getroffen door de term „christelijk humanisme" ter ka- pltteling van de latere emancipatiege dachte op het terrein van kunst en let teren. Gabriël Smit vergelijkt Anton van Duinkerken met Erasmus. Hij ziet hem staan in een „spanningsveld tussen principiële gebondenheid en menselijke vrijheid." „De (christelijke) humanist", consta teert hij, „zoekt in de eerste plaats dat gene wat de mensen gemeenschappelijk hebben; de anderen zoeken in eerste instantie de begrenzing." Gerard Bruning en de zijnen zochten het. in de begrenzing, hetgeen natuur lijk niet inhoudt, dat zij bekrompen waren. Allerminst; zij ontleenden, zoals Smit zelf ook suggereert, aan deze be grenzing hun vitaal élan. Hun stond zelfs een hogere en vastere vorm van gemeenschap voor ogen dan de chris telijke humanist van vandaag zich ooit kan dromen. Deze tracht „zoveel moge lijk en zo lang mogelijk de deur open te houden." Hij hoopt van de menselij ke samenleving te maken wat er van te maken is. Zijn levenshouding is niet zo zeer heldhaftig als wel delicaat. In zijn hart is hij een pessimist. Die eerste schoonheidsdronkenen daarentegen wa ren optimisten; zij konden juichen bij de openbaringen Gods. Maar de christelijke humanist leeft in een wereld, waarin hij niets zo belaagd weet als juist die schone openbaring! Zo iemand is Anton van Duinkerken. En daarom kan hij, deze vivante gemeen schapsmens, in de diepere lagen van zijn persoonlijkheid nooit het gevoel van machteloze eenzaamheid overwin nen. Hij kan het onderdrukken, maar nooit teniet doen. Juist als christelijk humanist, als ruimdenkend en geëman cipeerd katholiek kunstenaar, is hij tot ongeloof in de mens gedoemd. Behoedende taak Juist in deze Kromstafweek wilden wij de aandacht vestigen op onze ka tholieke literaire tijdschrift „Roeping." „Roeping" heeft historie geschreven en momenteel schrijft het nóg historie. Momenteel ziet het blad er weer even levendig als degelijk uit. Attractief is iedere maand de rubriek achter in het nummer, waarin de redactie haar „journaal" bijhoudt. Intussen had de bovenstaande, ietwat betrokken, kenschets der ontwikkeling ten doel een en ander duidelijk te ma ken aangaande de positie van de heden daagse katholieke jongeren en jong- Voorpagina van het aan Anton van Duinkerken gewijde nummer van „Roeping". sten. Er leeft zo weinig onder hen, zegt men wel eens. Inderdaad, maar dit heeft de ontwikkeling met zich mee gebracht. Wat er in de jaren van „het apostolaat van de katholieke kunste naar" in de jongeren leeft^, dat leeft als zodanig thans niet wieer. „Roe ping" is, precies zoals alle andere lite- rair-culturele bladen, in het defensief gedrongen. Wat de jongeren als hun taak voelen dat is: het behoeden van wat ons aan menselijkheid is gebleven in deze wereld barstend van onmense lijkheid. Van deze taak kwijt „Roeping" zich sinds kort welbewust. Na de jaren, waar in dit blad niet ten onrechte onopge merkt voortbestond is thans weer de tijd gekomen dat van de katholieke le zer attentie wordt gevraagd. NICO VERHOEVEN 1) „Roeping", uitgave: Drukkerij H. Gianotten, Tilburg. De schaduwregisters van de bevol kingsregisters zün practisch gereed. Dit heeft minister Beel aan de Tweede Kamer medegedeeld. De Aartsbisschop-Coadjutor van Utrecht, Z.H. Exc. mgr. dr. B. J. Alfrink, zal in de komende week alleen na af spraak audiëntie verlenen. 28 „Dit heeft geen betekenis", zei de dokter. „Toch zou ik het hem willen vragen zei Fox, „als het u hetzelfde is." De dokter ging opzij. Fox boog zich voorover en keek strak naar Lord Wu- therwood. Een diepe frons deed de wenkbrau wen elkaar raken. Uit de open mond kwam een soort geluid. „Lord Wuther- wood," zei Fox, „u wilt ons iets laten zien, niet?" De vingers kropen langs de wang omhoog. „Uw ogen? Wilt u ons uw ogen laten zien?" Het ene oog ging langzaam dicht en weer open en een stem, merkwaardig beslist en bijna verstaanbaar, maakte een kort geluid. „Is het zo ver?" vroeg Lord Charles duidelijk. „Ik denk van wel, zei de dokter. Is Lady Wutherwood „Ze is heel erg in de war. Ze voelt, dat ze deze beproeving niet kan door staan." „Beseft ze" zei Dr. Kantripp, die tot nu toe niets gezegd had, „dat er waar schijnlijk nog maar heel weinig tijd is?' „Ja mijn vrouw zegt, dat ze dat haai heel duidelijk gemaakt heeft." De dok toren keerden zich weer naar het bea en schenen niet meer aan Lady Wu therwood te denken. De hand van de patiënt gleed van zijn gezicht af Ziin blik scheen gevestigd te zijn op de schaduw aan de voet van zijn bed. „Als hij u misschien zou kunnen zien, mylord, zei Fox, „zou hij misschien meer moeite doen om te spreken." „Hij kan me zien." Fox stak een massieve arm uit en hield de lamp scheef. De gestalte aan het voeteneind van het bed kwam nu heel duidelijk uit. Lord Charles knipperde met zijn ogen in het felle licht maar bewoog zich niet. „Wilt u iets tegen hem zeggen my lord?" „Gabriel, ken je me?" „Wilt u hem vragen wie hem aange vallen heeft, mylord?" „Het is afschuwelijknunu hij......" „Hij zal u misschien antwoorden," zei Fox. „Gabriel, weet je wie je gewond heeft?" De frons werd dieper en het ene oog en de mond gingen zó wijd open, dat het gezicht van Lord Wutherwood op een masker uit een nachtmerrie geleek. Er volgde een schril hevig geluid en daarna stilte. Fox ging tactvol opzij en de handen van de verpleegster grepen naar de rand van het laken. II „Het spijt me heel erg mylord," zei Fox, „dat ik u op dit ogenblik moet lastig vallen." „Daar is niets aan te doen." „Inderdaad, mylord. Onder de gege ven omstandigheden moeten we wel enkele inlichtingen inwinnen." Enkele!" zei Lord Charles ongemak kelijk. „Gaat u toch zitten. Ik ben bang, dat ik uw naam niet weet." „Fox, mylord. Inspecteur Fox." „O juist. Gaat u zitten." „Dank u mylord." Fox ging zitten en haalde volkomen op zijn gemak een brillenétui te voor schijn. Lord Charles nam een stoel dicht bij het vuur en hield zijn handen uit naar de gloed. Deze beefden en met een ongeduldig gebaar trok hij ze terug en stak ze in zijn zakken. Hij keerde zich naar Fox en merkte, dat de in specteur hem kalm zat aan te staren door de glazen van zijn stalen bril. „Vóórdat ik u met mijn vragen ga lastig vallen, mylord," zei Fox, „geloof ik dat ik beter eerst mijn chef kan op bellen en rapport uitbrengen. Zou ik de telefoon even mogen gebruiken, my lord?" „Daar op het bureau staat er een. Maar misschien bent u liever alleen?" „Nee, dank u wel, mylord. Dit gaat heel goed. Neemt u me niet kwalijk." Hij ging naar het bureau, draaide een nummer en bijna onmiddellijk daarna sprak hij gedempt in de microfoon „Met Fox, mag ik de kamer van meneer Alleyn?" Hij wachtte en keek naden kend naar het telefoontoestel. Meneer? Alleyn? Met Fox. Ik ben hier in de flats 25 en 26 van Pleasaunce Court Man sions, Cadogan Square. Woonhuis van Lord Charles Lamprey. Het geval dat om 7.35 gerapporteerd werd is met do delijke afloopDe omstandigheden wijzen er wel op, meneerDat wilde ik u juist voorstellen. Ja, meneer." Nu volgde een langere pauze, waarin Fox een volkomen nietszeggend gezicht ver toonde. „Dat is ook zo, meneer Alleyn," zei hij tenslotte. „Dank u wel." Hij legde de telefoon neer en ging naar zijn stoel terug. „Hoofdinspecteur Alleyn zal de zaak overnemen, mylord," zei Fox. „Over een half uur zal hij hier zijn. Hij heeft me instructie gegeven om tot zo lang door te gaan met het onderzoek. Als ik u dus mag lastig vallen, mylord." Hij haalde zijn aantekenboek te voorschijn en zette zijn bril recht. Lord Charles huiverde, trok een schouder omhoog, zette zijn monocle in het oog en wachtte. „Hier heb ik de verklaring die afge legd werd door de agent die van het politiebureau direct hierheen is geko men," zei Fox. „Ik zou die nog even willen nagaan, mylord." ,Ja, natuurlijk, ik denk dat het mijn eigen verklaring is, maar controleert u het maar even." „Juist. Dank u. Tijden. Ik begrijp hier uit dat Lord Wutherwood even na zes hier gekomen is en ongeveer kwart over zeven weer vertrokken?" „Ongeveer wel. Even vóór hij vertrok, heb ik het zeven horen slaan." „Juist mylord. Uw butler kan het iets nauwkeuriger zeggen. Hij heeft op gemerkt dat het zeven uur vijftien was, toen uw broer belde voor zijn chauf feur." „Goed." „Uw broer was alleen in de lift ge durende een paar minuten vóórdat er iemand op de overloop kwam," las Fox voor. „Ja." „Dank u, mylord. Nadat hij daar en kele minuten gezeten had voegde Lady Wutherwood zich bij hem, alsmede La dy Charles Lamprey en meneer Lam prey. Welke meneer Lamprey is dat, mylord?" „Laat me eens denken". U moet me niet kwalijk nemen, maar mijn gedach ten zijn ondraaglijk verward." Fox wachtte beleefd. (Wordt vervolgd). Gisteren heeft de weduwe van de vroegere premier van Pakistan, mevr. Liaquat Ali Khan, een bezoek gebracht aan de universiteit van Utrecht en in het Geografisch Instituut aan de Drift een lezing ge houden over op voedkundige pro blemen in haar land. De spreekster zeide, dat volgens haar in de opvoe ding de sleutel ligt tot de oplos sing van allerlei grondmoeilijk- heden zowel van Pakistan als van andere jonge vol ken, die op demo cratische grondslag begeren te leven. De opvoeding moet haar wortel hebben in de traditie van het land. Dit was de oorzaak van het falen van het Britse systeem van opvoeding in haar land. In November 1947 werd de eerste op voedingsconferentie te Karachi gehou den. Het gehele bestaan van Pakistan werd toen bedreigd, doordat er milli- oenen vluchtelingen waren. Er waren enorme problemen cp allerlei gebied. Maar gelukkig kon er een zesjarenplan worden gemaakt en dat had tot doel de opvoedkundige en economische ont wikkeling van het land te bevorderen. Bij de nadere uiteenzetting van het onderwijs in Pakistan wees mevr. Lia quat Ali Khan er op, dat maar een der de van alle Pakistaanse kinderen een lagere school kan bezoeken: daardoor is er een groot aantal analphabeten, hetgeen een gevaar voor de samenle ving betekent. Deze mensen worden ge makkelijk een prooi van volksopruiers. Ook vertelde zij, dat nog niet de helft van de leerkrachten kan beschikken over een wettelijke bevoegdheid tot les geven. De Nederlandse treiler UK 186 met schipper Gerrit Koffeman en een beman ning van vijf leden, is Vrijdag, een mijl binnen de Deense territoriale waterzone van drie mijl, aangehouden en naar Esbjerg opgebracht. De treiler voerde tijdens het vissen in de Deense wateren geen herkenningstekenen. De schipper en eigenaar zal waarschijnlijk vierhon derd kronen boete moeten betalen. Zijn vangst en materieel zullen in beslag ge nomen worden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 3