Jeugdige dirige er-talenten stellen zich voor
__Acht jonge
Moord-
ie de lift
Eerste deel van grote zomerexpositie
In memoriam Hilaire Belloc
in Rijksmuseum geopend
Gerald Gentry
Garry Bertini
Groot verdriet om de dood van een vriend
Carlo Damevino
Kees Stolwijk
Jan van der Waart
Hans Hubert
Schönzeler
Elie Poslawsky
Arpad Gerecz
Nog meer hulp uit
Zuid-Afrika
Yenetianen kondigen zich aan
A.Y.O. affiche
prijsvraag
Eén der laatste leerlingen
van kardinaal Newman
ZATERDAG 18 JULI 1953
PAGINA 3
Zelfportret van Rembrandt
gekocht voor f 150.000
Watersnood
door NCAIO MARSH
Jonge Hilversummer wint
eerste prijs
Geen audiëntie
Eeuwfeest Franciscanen
Gerald Gentry, 26 jaar, geboren in
Chelmsford, Essex. Hij studeerde
viool bij Mary Wilson, de vroegere
concertmeester van het B.B.C. Sympho-
Orkest en altviool bij Bra'tza. Direc
tie-lessen ontving hij van Joseph Lewis
en Walter Goehr. En in Januari van dit
jaar dirigeerde hij op een jeugdconcert
het Stedelijk Or-
Mg8|gjg|||pgl kest van Bour-
BBHHHHfl nemouth. Kort-
I geleden heeft hij
in Londen uit
beroepsmusici
IH;. j|K een „Gerald
"IB Gentry Kamer-
orkest" samen-
i gesteld. Daarmee
^9 voert hij kleine-
WjllBp,-■'1 v® re werken voor
IflHB strijkorkest uit.
égSji? Op 20-jarige
fllllti, j«»i leeftijd was hij
«Sjjjfl IsÊtmKltiÊÊÊÊÊm al dirigent van
de „Beckenham
rchestral Society", het oudste ama-
eur-orkest van Engeland, waarvan Dr.
5a Ph Vaughan-Williams voorzitter is.
"tl werd door de B.B.C. naar de Hil-
en lUmse dirigentencursus afgevaardigd
„j "ij zal aan de Britse Omroepvereni-
S ook rapport over een en ander
""brengen.
Gentry maakte de indruk van een iet-
at ambitieuze en bedachtzame jon-
Ov?an te zÖn- Hij roemde in keurig
t°rd—Engels de paedagogische kwali-
citen van Paul van Kempen en de
0 edewerking die hij van het orkest had
ndervonden. De weloverwogenheid in
j"" optreden trad ook duidelijk aan
„pi licht toen hij in de Haarlemse Con-
srtzaai de „Trois Nocturnes" van Clau
se Debussy dirigeerde. Met geserveer-
gp,en duidelijke contouren trekkende
n ,®n "zette" hij be muziek netjes
Men mag echter van een diri-
|®bt iets meer verwachten dan intelli
gente bedachtzaamheid alleen. Het
'Merkwaardige is dat Gentry lijdt aan
iet tegendeel van wat het optreden van
erreweg de meeste zijner jonge col-
ega's een roekeloze overmoed
Hpn.rnerkt' Hij zal echter evenals zij met
ae tijd moeten leren.
Tan 14 Juni tot 11 Juli werd in Hilversum op het zeer lofwaardig initia-
ltief van de Nederlandse Radio Unie een dirigentencursus gehouden. Er
waren voor dit evenement niet minder dan 68 aanmeldingen ontvan
gen, maar na gehouden examens werden in totaal 23 werkende cursisten
aangenomen. Zij werden door de docenten Paul van Kempen en Carlo
Zecchi grondig „onder handen" genomen. Tenslotte werden acht van de
jonge maestro's uitverkoren om op twee z.g. openbare „eindconcerten"die
deze week respectievelijk in Haarlem en Arnhem werden gegeven, elk op
één werk uit de behandelde leerstof te dirigeren. De confrontatie met deze
jeugdige talenten: Garri Bertini (Israël), Carlo Damevino (Italië), Gerald
Gentry (Engeland), Arpad Gerecz (Hongarije), Elie Poslawsky (Nederland),
Hans-Hubert Schönzeler (Engeland)Kees Stolwijk (Nederland) en Jan van
der Waart (Nederland) was voor de onbevangen toeschouwer en toehoorder
een boeiende; al 'was het alleen maar vanwege de afwisseling van de ver
schillende dirigenten-persoonlijkheden, met welke hij kennis maakte. In
bijgaande reportage geeft een onzer verslaggevers, voor zoveer hem zulks
mogelijk was, een indruk van elk der acht „muiziek-karakters."
Opname tijdens de dirigentencursus van de N. R. U. Onder de dirigenten, links
van het orkest, zijn Kees Stolwijk, Damevino, Gentry en Gerecz te zien.
Carlo Damevino, Italiaan, betrad het
podium met kennelijk voorgewen-
b de onverschilligheid. Hij ging wijd-
sens voor het orkest staan, hief de di-
igeerstaf en entameerde het „Concert
oor orkest" van Bela Bartok. Aanvan-
on klonk het alles wat aarzelend en
tii^ycnwichtig. Maar gaandeweg voi
ces zich een wonder. Wij weten niet of
ort evino Plotseling vat kreeg op het
kest of dat de steeds met meer over
using spelende musici hèm inspireer-
en. Misschien ook wel werden dirigent
in J>rhest beiden gelijkelijk opgeheven
dl tijdeloze sfeer van Bartok's won-
de ik schone, tot in iedere noot gela-
„Concert". In ieder geval ontsproot
baar ineens de muziek als uit haar oer-
t op.. Een ieder zat geslagen toe te luis
den bij deze elementaire uitbarsting
een muziekdrift, die slechts door
Cr eigen grenzen in toom scheen ge
ween te worden. Toen het stuk uit was
b^rde Damevino zich om; hij was lijk-
6k en verliet met haastig lange pas-
ii het podium.
herr!alc na het concert had hij, toen wij
rn£Lfpraken. zij"
rok al Woer verwis.
seld voor een niet
helemaal onberis- r
pelijk zittend col
bertje. En hij
trachtte de zo juist
doorstane emoties
Piet veel grappen
en grollen weg te werken. Hij over
viel ons met een rap Italiaans-Frans en
hij wees ons op de woordspeling die in
ziin naam ligt vervat: Dame (Weib) en
yino (Wein). Maar hij voegde er haas-
"glijk nog „Gesang" aan toe.
Damevino vertelde ons, dat hij op de
mrigentencursus voor de eerste keer
metterdaad met Batrtok's „Concert voor
yrkest" dat hij uit het hoofd diri
geerde had kennisgemaakt. Hij sprong
Pjdens het gesprek met verbluffende
"ellendigheid van de hak op de tak, zei
"at alle componisten zijn lievelings
auteurs waren en dat elke dirigent
iedere dag weer opnieuw leert. Hij
wrak met weelderig enthousiasme over
?e Perfecte organisatie van de dirigen-
-|Pcursus, over de docent Paul van
dempen en over ons, Nederlanders.
Carlo Damevino werd in Turijn ge-
P°ren en hij heeft met zijn 28 jaren al
jP'ge concerten met het radio-orkest
j? zijn vaderstad en met het St. Ceci-
«a-orkest in Rome gedirigeerd. Aan
het conservatorium „G. Rossini" ver
wierf hij een diploma voor compositie
en van 1945 tot 1946 is hij maestro-re
petitor bij „l'Ente Lirico" in Turijn ge
weest. In 1949 volgde hij een dirigen
tencursus bij Carlo Zechi en Bernard
Baumgartner in Salzburg en daarna
studeerde hij drie jaar bij Paul van
Kempen in Siena. Op een nationaal
concours in Rome behaalde hij de eer
ste prijs in orkestdirectie
Als wij ons niet vergissen gaat deze
jonge dirigent een grote toekomst tege
moet. Want hij heeft, naar onze in
zichten, een bijna verontrustend groot
talent, dat hij echter stevig „in be
dwang" zal moeten houden.
Op Kees Stolwijk hebben wij in
deze kolommen al eens eerder de
aandacht gevestigd. Hij is een van
ji® zes jonge dirigenten, die in het ver
fden werden uitgenodigd om een der
jiPiroeporkesten te dirigeren. Stolwijk
b®rd in 1918 in Woerden geboren. Hij
®6d Staatsexamen M.O. piano en enkele
iyen later Eindexamen B voor orgel aan
"et Utrechtse Conservatoriifm. In 1943
Ptving hij zijn aanstelling als leraar
Paed
hij een dirigentencursus in Siena.
i Kees Stolwijk was de niet erg dank-
°are taak toegewezen om op het eind-
,?Pcert Jo Juda te begeleiden in het
'Ooiconcert op. 18 van Rudolf Mengel
berg. Al blijft dit soort werk uiteraard
ffP facet op zich van het dirigentenvak.
dit zij: Stolwijk volvoerde zijn op
tocht in alle belangeloosheid met grote
.°swijding. Hetgeen betekende, dat hij
jPPr een degelijke en fijnzinnige begelei-
„'Pg zorgde. Maar wij hopen hem toch
ns in groter werk bezig te zien.
Ïan van der Waart werd in 1914 in
Den Haag geboren. Hij kreeg zijn
j eerste muzikale opleiding in de Resi
dentie ook aan het Conservatorium,
j^aalf jaar lang heeft hij o.a. in het
"Otterdams Philharmonisch Orkest ge-
Jrkt als cellist en fagottist. Na bij
uard Flipse directie-lessen te hebben
?®v°]gd kreeg hij regelmatig de leiding
JJ de uitvoering van grote koorwerken.
heeft hij gewerkt met de Rotter
damse Phiiharmonie en de Haarlemse
Vrkest Vereniging. Tweemaal heeft hij
e dirigentencursus in Siena gevolgd.
v Jan van der Waart zwaaide in Arn-
em de dirigeerstaf tiidens de uitvoering
an ..LeTombeau de Coperin" van Mau-
<C® Ravel. Maar het wil ons voorkomen,
v,deze muziek de zijne niet is. Hij
det»^ althans in het ietwat peuterige
een erk steken. Wellicht dat hij m
rn«ko°man^iSch werk meer furore zou
De directeur van een New Yorks Wa
renhuis, G. Farkas, heeft te Londen een
zelfportret van Rembrandt voor 150.000 gul
den gekocht. Het schilderij was destijds in
een Londense antiquiteitenzaak ontdekt en
voor 50 gulden gekocht.
Hans Hubert Schönzeler, 28 jaar,
werd in Leipzig geboren. Hij
bezit thans de Britse nationa
liteit. Tijdens de oorlog kwam
hij in een interneringskamp in
Australië terecht. Daar kreeg hij
muzieklessen van Dr. G. Gruber, een
van de dirigenten van de „Wiener San-
gerknaben". Na
ken en slagwerk,
vatorium in Syd- W
ney. In 1950 trok f JMW
hij naar Londen f ;Pl|||^K
derhoud door het
veer een jaar A
geleden vormde
hij een klein orkest van jonge, maar
even behoeftige musici. Dat „Dominion-
orchestra" gaf op 7 Mei 1952 onder lei
ding van de jonge dirigent zijn eerste
concert. f
Hans Hubert Schönzeler, een nogal
verlegen jongeman, bekende ons, dat
hij op de dirigenten-cursus „unheim-
lich viel" had geleerd. En hij raakte nau
welijks uitgeput in zijn bewondering
voor Carlo Zecchi, „een groot musicus,
een uitstekend paedagoog en een goed
mens".
Schönzeler dirigeerde in Arnhem twee
delen uit „Pisanella", een „Suite sym-
phonique" van Pizzetti: kundig, maar
nog erg voorzichtig
Elie Poslawsky is in weerwil van
zijn Slavisch klinkende naam en
ondanks het feit dat hij in 1922
in Rocour (België) werd geboren van
Nederlandse nationaliteit. Als knaap van
tien jaar kreeg hij reeds een eerste prijs-
met-onderscheiding voor solfège aan de
Muziekschool in Luik. Twee jaar later
behaalde hij aan dezelfde school een
prijs voor viool en voor piano. Na de
oorlog kreeg hij enige tijd directieles van
Kinet en in 1949 volgde hij een dirigen
tencursus bij Furt Wangier in Salzburg.
Sinds 1952 is hij violist in het Residentie-
Orkest. Directie studeert hij op het ogen
blik bij Willem van Otterloo.
Poslawsky dirigeerde op een van de
concerten der uitverkorenen Carl Maria
von Webers „Oberon"-ouverture; muzi-
kantesk, maar met een zekere noncha
lance, die, wanneer hij haar cultiveerde,
op de duur gevaarlijk voor hem zou
kunnen worden. Maar de allure van de
orkestleider hééft hij.
H. Hn.
Garry Bertini, een donker gelokte
jongeman van 26 jaar, werd gebo
ren te Brizewo in Israël. Hij stu
deerde theorie solfège en harmonie aan
het Conservatorium „G. Verdi" te Milaan.
Hij keerde terug naar zijn geboorte
land en verwierf daar in Tel Aviv
een diploma in orkestdirectie, mu
ziekgeschiedenis en, contrapunt. Bo
vendien studeer-
pa en in 1952 ver- It
kreeg hij het lau- y W% Jf
deel uit van de «BB!!» BïlHlIB
compositieklasse van Arthur Honegger.
Garry Bertini maakt een ietwat exalta-
tische indruk wanneer men met hem
praat. Hij doet dat nog veel meer wan
neer hij voor het orkest staat. Hij di
rigeerde de Eerste Symphonie van
Brahms met een overdaad aan expressi
viteit en met smartelijk vertrokken ge
laat. En men kreeg wel eens de indruk,
dat hij zijn, overigens ongekunstelde,
maëstro-gebaren maakte naar aanlei
ding van de muziek, eerder dan dat hij
het orkest er mee inspireerde. Maar
niettemin deed Bertini zich kennen als
een oprecht en warmbloedig, jeugdig
muzikant. Hij was in de wolken over
de „warme Herzlichkeit" van het Radio
Philharmonisch Orkest.
Zijn lievelingscomponisten zijn Bach,
Brahms en Bartok. En natuurlijk „der
grosse Meister", Beethoven. Maar daar
praatte hij niet eens over. Evenmin als
over de uitzonderlijke kwaliteiten van
zijn tegenwoordige leermeester Honeg
ger.
Arpad Gerecz, een in Zwitserland
wonende Hongaar, zou men, wan
neer men hem ziet, zonder meer
een zigeunerviool in de handen duwen.
Krachtens zijn hyper-romantische, op
zoet cymbaal-geruis en vloeiende vedel
melodieën afgestemde uiterlijk, vraagt
hij daarom. In het dagelijkse leven
loopt hij rond met een verontschuldigen
de glimlach op het sympathieke jongens
achtige gezicht; maar wij zijn er van
overtuigd, dat hij aanstonds in laaiende
geestdrift zal ontsteken wanneer er er
gens muziek in de buurt is. In ieder ge
val was dat zo, toen hij voor het Radio
Philharmonisch Orkest stond. Hem was
opgelegd Richard Strauss' symphonisch
gedicht „Don Juan" te dirigeren. En hij
deed zulks met een niets ontziende over
gave en met roekeloze overgave.
Met machtig zwaaiende armen trok hij
de meest vehemente klanken uit het or
kest. Want de musici betoonden de jon
gelui wij mochten dat op twee con
certen constateren een tedere volg
zaamheid, op welke, menig gearriveerd
dirigent jaloers zou kunnen zijn. Het
koper spatte tegen de muren bij deze
„Don Juan" en het donderend geweld
van Strauss', toch al niet opvallend
zachtzinnige, muziek klonk ons nog lang
in de oren na. Een niet te stillen bron
van muziek, deze eruptieve Arpad.
De dirigent werd in 1924 in Hongarije
geboren. In Budapest en Genève ver
wierf hij de „Prix de Virtuosité" voor
viool. Hij maakte als eerste violist deel
uit van het Hoofdstedelijk Orkest van
Budapest, dat hij ook al heeft gediri
geerd, en van het „Orchestre de la
Suisse Romande". Arpad heeft één keer
de dirigentencursus in Siena gevolgd.
De bevolking van Zuid-Afrika heeft
een bedrag van 256.669 pond sterling in
het fonds van de gouverneur-generaal
voor de slachtoffers van de watersnood
in Nederland, Engeland en België ge
stort. De bijdrage van de regering be
droeg 50.000 pond sterling. De volgende
bedragen waren door de gevers spe
ciaal bestemd voor een der drie landen
en zijn reeds overgemaakt: Nederland
53.283 pond sterling (f 564.800); België
1.155 pond sterling en Engeland 18.122
pond sterling.
De commissie voor hulp aan de
slachtoffers van de watersnood heeft
de gelden, die niet voor een der drie
landen in het bijzonder waren bestemd,
als volgt verdeeld: Nederland: 105.204
pond sterling (ongeveer f 1.115.063);
België: 26.301 pond sterling en Enge
land 52.602 pond sterling.
Deze bedragen zullen binnenkort
worden overgemaakt.
81
„Juist. Hij zegt, dat hij zich niet kan
vergissen. Hij kijkt altijd wie ermee
naar beneden komt of naar boven gaat
omdat een van zijn taken onder andere
is het bijhouden van die uit-en-thuis-
geschiedenis. Nadat de Wutherwoods
naar boven gegaan waren, is die lift
niet meer beneden geweest. Hij zegt dat
de mensen op de eerste étage het din::
nooit gebruiken. De tweede étage is op
vacantie en de derde is niet verhuurd.
De lift wordt op het ogenblik eigen
lijk alleen door de Lampreys gebruikt."
„We zullen dit in ieder geval moeten
uitzoeken. Je kunt nooit weten," zei Al-
leyn.
„Wat is er nu eigenlijk?" vroeg Nigel.
„Waar hebben jullie het over?" Hij
neusde weer in het rapport en zei toen:
„Hier! Denken jullie aan die twee be
dienden? Giggle en Tinkerton?"
„Heb je dat rapport zorgvuldig gele
zen?"
„Ja. Ik weèt wat je bedoelt. De klei
ne Michael zegt, dat Wutherwood om zijn
vrouw riep, nadat Giggle naar beneden
was gegaan. Stel dat dat een mystifica
tie was? Neem eens aan dat Giggle te
ruggekomen is en de moord pleegde?"
„Op zijn weg naar boven zou hij dan
Tinkerton gepasseerd moeten hebben
en waarschijnlijk tegen Lady Charles
aangebotst zijn, die uit 26 kwam en naar
de zitkamer in de andere flat ging."
„Wie de moordenaar dan ook geweest
moge zijn, hij of zij liep altijd de kans
om haar te ontmoeten."
„De moordenaar heeft grote risico's
genomen, maar ik ben geneigd om deze
ontmoeting daar niet bij te rekenen",
zei Alleyn.
„In godsnaam, Alleyn, wat bedoel je
daarmee?"
„Ik heb je gezegd, dat het veel beter
zou zijn als jij je er buiten hield. Ik kan
de zaak niet openhartig bespreken als
jij er bij bent. Het is niet fair tegenover
onszelf. Als wij vinden, dat we in een
richting gedreven worden, die ons van
de Lampreys afvoert, zou je niet kun
nen nalaten, hun dat te vertellen. Wor
den we in de richting van één van hen
gedreven: wat dan? Je hele positie zou
dan ondraaglijk zijn. Je kunt er beter
buiten blijven."
„Nee," zei Nigel. „Ik houd vol. Hoe
zit dat met die Tinkerton, die gelogen
heeft?" f,
„Ze is zowat de enige van wie ik ze
ker ben. Ze heeft Wutherwood niet ver
moord. Het was physiek onmogelijk."
„Dan blijft er voor mij nog maar één
antwoord over," zei Nigel.
Het moet de douairière geweest zijn.
Moorddadige krankzinnigheid. Ze moe'
die vleespen gepakt hebben, toen Imo
gen naar de eetkamer ging om een van
de tweelingen voor de lift te vragen."
„Toen was die pen al verdwenen. Zie
Michael."
„Als hij gelijk heeft, dan heeft ze hem
vóór die tijd genomen en volvoerde de
truc toen ze zogenaamd naar het toilet
was."
„Ja, zei Alleyn, „daar valt over te
praten. Maar kijk eens wat Roberta
Grey zegt."
„Vlieg op met je Roberta Grey. Wat
bedoel je eigenlijk?"
„Als je de dingen als één geheel
wilt zien" zei Alleyn, „maak er dan een
soort tabel van. Neem de bewegingen
van Lord Wutherwood van het ogenblik,
dat hij de zitkamer verliet tot het mo
ment dat de lift terugkwam en vergeet
dan niet, die twee keer dat hij om zijn
vrouw riep. Kijk dan naar alle verkla
ringen en tracht de correlatie te vinden
tussen de bewegingen van alle anderen
en de zijne. Je zult dan zien dat, nadat
Wutherwood de tweede keer geroepen
had, de overloop verlaten was tot Lady
Charles van nummer 26 naar de zitka
mer ging. Gedurende die periode, al
thans volgens hun eigen verklaringen
waren Lord Charles en zijn drie oudste
zoons in de zitkamer, Lady Charles en
haar dochters in haar slaapkamer, Lady
Wutherwood en Lady Katherine in de
beide toiletten. Giggle op weg naar be
neden, Tinkerton eveneens, Baskett was
in de bedienden kamer. Roberta Grey in
de eetkamer, Michael in flat 26 en Nan
ny in haar slaapkamer. De andere be
dienden en de deurwaarder waren in de
keuken en gedurende diezelfde periode
ging Lady Charles Lobe de trappen af
naar buiten-
„En was dat de critieke periode?"
„Het is onwaarschijnlijk, dat hij nog
zijn vrouw geroepen zou hebben met
een en daar zijn ze het allemaal over
eens normale stem, nadat hij een
vleespen in zijn hersens had gekregen"
„Lady Katherine heeft me gezegd, dat
ze wegglipte nadat Lady Charles de
overloop gepasseerd was. Dat betekent,
dat ze zelf op de overloop was op weg
naar de trap. Ze heeft naar de lift ge
keken maar heeft niemand gezien. Met
dat soort deuren kun je niet zien, of er
iemand binnen in zit. Wutherwood moet
toen al in de lift geweest zijn, maar zijn
moordenaar, tenzij deze naast zijn slacht
offer zat, was er niet. Evenmin, natuur
lijk, was hij op de overloop. Even later
kwam Stephen Lamprey te voorschijn
(Telefonisch van onze Londense correspondent)
Toen Donderdagmiddag Hilaire Belloc overleed, na een
ongeval op Zondag toen hij enige vrij ernstige brand
wonden opliep, stierf een man die wellicht de meest
veelzijdige auteur is geweest van de gehele Engelse lite
ratuur tot heden. Doch indien er thans verdriet en
groot verdriet heerst in Engeland is het niet in de eerste
plaats om een overleden auteur, doch om de dood van een
vriend. En zo heeft Belloc het altijd gewild. Deze man, die
meer dan 150 boekwerken schreef, die op alle terreinen een
goed en op sommige een onovertroffen auteur was, be
schouwde zijn kunst slechts als een bijproduct. „Leven"
kwam eerst, het leven in al zijn eindeloze verscheidenheid,
leven intens, teder, dikwijls luidruchtig van gezang, leven
op het land, leven op de zee, leven in polemiek en debat,
leven omgeven door vrienden. En het is als vriend, groot
en geniaal vriend, dat de oude generatie hem het meest
zal missen. Want vriendschap was de grootste van Belloc's
grote gaven, en velen onder de grootsten des lands zijn
hun leven lang dankbaar geweest voor het voorrecht de
vriend te hebben mogen zijn van de overledene.
Hilaire Belloc in gesprek met de be
roemde schrijver Chesterton.
Toen Belloc in 1942 een beroerte
kreeg en de vulkaan voorgoed gedoofd
werd, kwamen van heinde en verre nog
steeds de vrienden en zaten rond het
dode vuur en herdachten de glorie, die
nooit terug zou keren. En toen Belloc
tachtig jaar werd en nog steeds zat te
wachten op de dood in zijn huis, dat
vijf eeuwen oud was en waar hij nim
mer het kaarslicht wilde laten vervan
gen door moderne verlichtingsmidde
len, was er een grote pelgrimage naar
zijn woning van mensen, die na jaren
nog dank wilden komen betuigen voor
de vriendschap, die hij hen geschonken
had.
Belloc was Fransman van geboorte.
Hij werd geboren op 27 Juli in het
oorlogsjaar 1870 in St. Cloud, dicht
bij Parijs. Zijn vader was een Frans
advocaat, zijn moeder een Engelse.
De vader overleed spoedig na de ge
boorte van zjjn enige zoon en de
moeder vestigde zich in Engeland.
Belloc ontving zijn gymnasiale op
leiding bij de paters Oratorianen in
Birmingham, waar hij behoorde tot
de laatste leerlingen van een ander
groot man, Kardinaal Newman. Hij
om de lift te bedienen."
Nigel tikte met zijn vinger op de
doorslag.
„En toen Stephen op de overloop
kwam, was zijn tante daar. Alleen."
„Dat heeft hij tenminste in zijn ver
klaring gezegd," zei Alleyn.
„Heb je enige reden om die verkla
ring in twijfel te trekken?"
„Op het ogenblik niet."
„Nou, goed dan. Ze was dus alleen op
die overloop."
„Ik dacht dat jouw redenering was,
dat ze het vóór die tijd al gedaan zou
hebben en in dat geval: waarom bleef
ze dan op die overloop?"
„Ik wil je alleen aantonen, dat ze de
gelegenheid gehad heeft."
„Goed."
„Alleyn." zei Nigel, „vertel het me
alsjeblieft. Denk je dat zij het gedaan
heeft?"
„Daar ga je weer," zei Alleyn ver
moeid. „Blijf jij nu maar bij je kranten
baantje. Ga naar huis en schrijf er een
hoofdartikel over en laat het me zien
voor je het laat drukken in dat vod van
jullie.
Kom mee. We gaan naar huis, naar
onze ongelukkige vrouwen, en Fox naar
zijn eenzame krib."
Op de kade namen ze afscheid. Nigel
hield een taxi aan. Fox, zijn hoofd ge
bogen, zijn hand aan zijn bolhoed en
zijn overjas klapperend tegen zijn for
midabele benen, tornde tegen de wind
op in de richting van Victoria naar zijn
kamers. Alleyn stak over en leunde
over de borstwering. De rivier klotste
tegen de natte stenen en Alleyn voel
de af en toe druppels tegen zijn ge
zicht. Hij bleef zo lang staan, dat een
agent op nachtronde argwaan kreeg en
tenslotte op zijn chef afstapte en met
zijn lantaarn in zijn gezicht scheen.
(Wordt vervolgd).
studeerde geschiedenis aan het Bal-
liok College in Oxford en blonk aan
stonds uit door zijn grote geestelijke
en maatschappelijke gaven en ont
popte zich als een formidabel rede
naar met een onuitputtelijk gevoel
voor humor en een vlijmscherp
esprit.
Zijn college, waarvoor hij zijn ge
hele leven lang een diepe genegenheid
behield en waarvoor hij een ontroe
rend mooi vers schreef, deed hem een
ernstig onrecht door hem een ruim
schoots verdiend Fellowship te ont
houden.
De wond bloedde een mensenleven
lang na en, toen Belloc tachtig jaar werd
en zijn college eindelijk amende hono
rable wilde maken door hem een hono
rair Fellowship aan te bieden, had de
oude man de kracht om de eer te wei
geren. In 1906 ging Belloc als liberaal in
de politiek. Hij werd lid van het parle
ment. Doch hij was voor het Lagerhuis
ongeschikt, omdat hij alle partijdiscipline
uit zijn gehele hart haatte. Hij haatte
eveneens de corruptie en de plutocrati
sche verwording waarvan hij de Britse
democratie van zijn dagen beschuldigde.
En deze haat preekte hij openlijk in het
parlement, dikwijls tot grote benauwenis
van zijn eigen partijleiding. In 1910 keer
de hij als onafhankelijk candidaat terug
in het Lagerhuis, doch later in het jaar
trad hij uit de politiek, daartoe gedwon
gen door een onbegrijpelijke blunder in
een rede gericht tegen een liberaal mi
nister.
Sedertdien schreef Belloc, zeilde hij
op zee in zijn jacht, verzorgde hij de
vriendschap, ging hij als een wervel
wind door het land met zijn mede-reus
Chesterton en preekte met brandende
welsprekendheid over de euvelen -van
zijn dagen en over de dringende nood
zaak dat een corrupte wereld terug
moest keren naar het door hem zo vu
rig aangehangen oude geloof. Hij dronk
Bourgogne in Soho, omringd door zijn
vrienden, en zong Franse liederen of
Engelse liederen of zijn eigen spotver
zen. Hij dronk bier in de landelijke
herbergen van zijn beminde graafschap
Sussex en redetwistte er met de land
arbeiders over de beste manier van
gras-maaien. Hij reed op zijn paard over
de groene heuvelen van Sussex, waar
hij zijn geliefde zee kofi zien en keer
de naar huis terug met een vers, een
kristallen epigram, een denderend
drinklied, een hymne op de wijn, een
haatvers gericht tegen een professor
die het gedurfd had „my Chesterton"
aan te vallen.
Hij behoorde tot Engelands meest
vooraanstaande historische auteurs. Hij
schreef een geschiedenis van Engeland
en talrijke historische biografieën waar
onder verschillende over figuren uit het
tijdperk van de Franse revolutie. Hij
schreef over zijn jacht, de Nona, hij
schreef kinderverzen die nooit zullen
sterven en een rijkdom aan nonsens
verzen die behoren tot de beste in eer,
land waar het nonsensvers zijn hoogste
bloei heeft bereikt. Hij schreef in „The
Path to Rome" het beste reisverhaal dat
tot heden in deze eeuw in Engeland is
verschenen. Hij schreef lyrische verzen
van zeer uiteenlopend gehalte, doch
sommige verzen van zo ontroerende te
derheid, zo zangerig en zo simpel, dat ze
zeker voort zullen leven, zoals reeds
tientallen jaren lang verzen van Belloc
leven op de lippen van alle geletterden
in Brittannië. Zijn proza is van een
Franse luciditeit en een Engelse pezig
heid. Edel, meeslepend, vitaal, geestig
en gevoelig, behoort het zonder enige
twijfel tot de beste Engelse proza van
deze tijd. Zijn talrijke historische wer
ken zijn veel te militant om de naam
wetenschappelijk te verdienen, doch als
men deze werken leest, wordt men door
de schrijver teruggetoverd naar de tijd
waarover hij schreef. Hij vocht zonder
ophouden voor zijn geestelijke en we
reldlijke idealen, voor zijn geloof en voor
zijn liberaal royalisme en voor een zui
vere democratie.
De 19-jarige Fons Schouten is winnaar
geworden van een prijsvraag, welke de
A.V.O. heeft uitgeschreven onder de-leer
lingen van de Kunstnijverheidsschool in
Amsterdam. Van de 200 leerlingen stuur
den 50 leerlingen een affiche in. De jury,
bestaande uit de directeur van de school,
mr. D. Vis, en bestuursleden van de
A.V.O., gaf de eerste prijs, f 100, aan
de jonge Hilversumse leerling van de
afdeling Illustratie, Fons Schouten. Zijn
affiche, dat men momenteel in vele win
kels kan zien hangen, geeft een uit
stekende suggestie van het doel van de
collecte. Het stelt een blinde man voor,
die een collectebus draagt. Met sobere
middelen is een uitstekende suggestie
verkregen. Het affiche is in een oplage
van 15.000 exemplaren verspreid. Zoals
wij reeds meldden neemt de collecte
voor de A.V.O., ook te Hilversum, Maan
dag a.s. een aanvang.
Voor Fons Schouten is dit het eerste
grote resultaat in zijn jonge carrière.
Totnogtoe had hij zijn talent kunnen bot
vieren op de wanden van verenigings
gebouwen in Hilversum, die hem graag
de gelegenheid boden muurschilderingen
te maken. De' f 100 heeft hij besteed
om er een tourfiets van te kopen, waar
mede hij in Augustus in Duitsland gaat
touren.
Fons Schouten is een zoon van het
Hilversumse K.V.P.-raadslid A. C. J.
Schouten.
Z.H.Exc. de Bisschop van Haarlem zal
Woensdag 22 Juli geen audiëntie verle
nen.
In het Rijksmu
seum is gisteren
door prof. van Reg-
teren Altena, direc
teur van het Pren
tenkabinet het eer
ste deel der grote
zomertentoonstel-
ling over de Vene-
tiaanse schilder
kunst, dat der gra
fiek, geopend. Vol
gende week arrive
ren pas de schilder
stukken en de in
richting van de
tentoonstelling zal
dan nog enige da
gen nemen, maar de
afdeling grafiek is
reeds gereed. Zij
omvat tekeningen,
schetsen, litho's en
etsen uit eigen bezit
en uit diverse parti
culiere collecties.
Het is heel merk
waardig, dat van
verschillende grote
Venetianen zo wei
nig tekeningen zijn
overgebleven. Van
Giorgone is er
waarschijnlijk maar
één tekening be
kend. Zij hangt op
de tentoonstelling
en is afkomstig uit
de Teyler-collectie.
De prent heeft in
de loop der' jaren
veel geleden, maar
een aandachtig be- prachtige tekeningen van G. B. Tiepolo.
zoeker zal de ge
voeligheid van lijn,
waarmee dit gezicht op een stad ver
vaardigd is, niet ontgaan.
serie etsen van de laatste is zeer opval
lend.
Slechts één schetsboek, dat van de
late renaissancist Piranese, is te zien.
Het is veilig achter glas opgeborgen,
maar men moest het eigenlijk in de
hand kunnen nemen om het door te
bladeren en de schilder aan het werk te
zien in zijn voorstudies. Heel merkwaar
dig is de studie van Veronese, vermoe
delijk naar enkele bronzen beelden. De
musculatuur heeft hij als een pointillist
aangegeven met een serie witte vlekjes
binnen de grote contour. Ieder vlakje
is daarbij met een uitermate groot raf
finement geplaatst.
Men moet deze tentoonstelling eigen
lijk als een soort supplement op de
grote schilderijen-afdeling zien. Een
ieder, die zich iets meer in de kunst der
Venetianen wil verdiepen, zal dat be
merken. Men zal talloze malen van de
schilderijen naar de tekeningen kunnen
lopen en omgekeerd, maar dat zal alleen
hen die aandachtig zien, beschoren zijn.
M.
Zoals bekend, wordt Woensdag het eeuw
feest van herstel der Minderbroeders-
provincie in Weert gevierd. De generaal dr.
Sépinski komt in de oude kerk aan de Biest
een plechtige H. Mis van dank opdragen. Om
halt elf die dag is er een herdenkingsver
gadering in de aula van het provincialaat.
De minister-provinciaal pater Castulus v. d.
Eijnden houdt dan een toespraak. Pater
Matthias Goossens spreekt over het onder
werp: Hundert Jahre Ordensprovinz in den
Niederlanden en pater Daniël van Wely
over: Het Weerter klooster, een eeuw pro
vincialaat.
Van Titiaan zijn ook heel weinig teke
ningen bekend. Hij is gestorven aan de
pest en in de afschuw voor deze ver
schrikkelijke ziekte, verbrandde men
doorgaans alle bezittingen van de over
ledene. Mogelijk is dan ook van Titiaan
en vooral juist van zijn schetsboeken erg
veel verloren gegaan, direct na zijn dood.
Een klein portret, vermoedelijk voorstu
die voor een van zijn grote schilderijen
is kort geleden verworven door het
Rijksprentenkabinet. Tintoretto en Tie- I
polo zijn ruimschoots vertegenwoordigt
op de tentoonstelling. Vooral een grote I
Een heel opmerkelijke bijna caricaturale prent van F. Guard'i.