Jeugdige dirige er-talenten stellen zich voor __Acht jonge Moord- ie de lift Eerste deel van grote zomerexpositie In memoriam Hilaire Belloc in Rijksmuseum geopend Gerald Gentry Garry Bertini Groot verdriet om de dood van een vriend Carlo Damevino Kees Stolwijk Jan van der Waart Hans Hubert Schönzeler Elie Poslawsky Arpad Gerecz Nog meer hulp uit Zuid-Afrika Yenetianen kondigen zich aan A.Y.O. affiche prijsvraag Eén der laatste leerlingen van kardinaal Newman ZATERDAG 18 JULI 1953 PAGINA 3 Zelfportret van Rembrandt gekocht voor f 150.000 Watersnood door NCAIO MARSH Jonge Hilversummer wint eerste prijs Geen audiëntie Eeuwfeest Franciscanen Gerald Gentry, 26 jaar, geboren in Chelmsford, Essex. Hij studeerde viool bij Mary Wilson, de vroegere concertmeester van het B.B.C. Sympho- Orkest en altviool bij Bra'tza. Direc tie-lessen ontving hij van Joseph Lewis en Walter Goehr. En in Januari van dit jaar dirigeerde hij op een jeugdconcert het Stedelijk Or- Mg8|gjg|||pgl kest van Bour- BBHHHHfl nemouth. Kort- I geleden heeft hij in Londen uit beroepsmusici IH;. j|K een „Gerald "IB Gentry Kamer- orkest" samen- i gesteld. Daarmee ^9 voert hij kleine- WjllBp,-■'1 v® re werken voor IflHB strijkorkest uit. égSji? Op 20-jarige fllllti, j«»i leeftijd was hij «Sjjjfl IsÊtmKltiÊÊÊÊÊm al dirigent van de „Beckenham rchestral Society", het oudste ama- eur-orkest van Engeland, waarvan Dr. 5a Ph Vaughan-Williams voorzitter is. "tl werd door de B.B.C. naar de Hil- en lUmse dirigentencursus afgevaardigd „j "ij zal aan de Britse Omroepvereni- S ook rapport over een en ander ""brengen. Gentry maakte de indruk van een iet- at ambitieuze en bedachtzame jon- Ov?an te zÖn- Hij roemde in keurig t°rd—Engels de paedagogische kwali- citen van Paul van Kempen en de 0 edewerking die hij van het orkest had ndervonden. De weloverwogenheid in j"" optreden trad ook duidelijk aan „pi licht toen hij in de Haarlemse Con- srtzaai de „Trois Nocturnes" van Clau se Debussy dirigeerde. Met geserveer- gp,en duidelijke contouren trekkende n ,®n "zette" hij be muziek netjes Men mag echter van een diri- |®bt iets meer verwachten dan intelli gente bedachtzaamheid alleen. Het 'Merkwaardige is dat Gentry lijdt aan iet tegendeel van wat het optreden van erreweg de meeste zijner jonge col- ega's een roekeloze overmoed Hpn.rnerkt' Hij zal echter evenals zij met ae tijd moeten leren. Tan 14 Juni tot 11 Juli werd in Hilversum op het zeer lofwaardig initia- ltief van de Nederlandse Radio Unie een dirigentencursus gehouden. Er waren voor dit evenement niet minder dan 68 aanmeldingen ontvan gen, maar na gehouden examens werden in totaal 23 werkende cursisten aangenomen. Zij werden door de docenten Paul van Kempen en Carlo Zecchi grondig „onder handen" genomen. Tenslotte werden acht van de jonge maestro's uitverkoren om op twee z.g. openbare „eindconcerten"die deze week respectievelijk in Haarlem en Arnhem werden gegeven, elk op één werk uit de behandelde leerstof te dirigeren. De confrontatie met deze jeugdige talenten: Garri Bertini (Israël), Carlo Damevino (Italië), Gerald Gentry (Engeland), Arpad Gerecz (Hongarije), Elie Poslawsky (Nederland), Hans-Hubert Schönzeler (Engeland)Kees Stolwijk (Nederland) en Jan van der Waart (Nederland) was voor de onbevangen toeschouwer en toehoorder een boeiende; al 'was het alleen maar vanwege de afwisseling van de ver schillende dirigenten-persoonlijkheden, met welke hij kennis maakte. In bijgaande reportage geeft een onzer verslaggevers, voor zoveer hem zulks mogelijk was, een indruk van elk der acht „muiziek-karakters." Opname tijdens de dirigentencursus van de N. R. U. Onder de dirigenten, links van het orkest, zijn Kees Stolwijk, Damevino, Gentry en Gerecz te zien. Carlo Damevino, Italiaan, betrad het podium met kennelijk voorgewen- b de onverschilligheid. Hij ging wijd- sens voor het orkest staan, hief de di- igeerstaf en entameerde het „Concert oor orkest" van Bela Bartok. Aanvan- on klonk het alles wat aarzelend en tii^ycnwichtig. Maar gaandeweg voi ces zich een wonder. Wij weten niet of ort evino Plotseling vat kreeg op het kest of dat de steeds met meer over using spelende musici hèm inspireer- en. Misschien ook wel werden dirigent in J>rhest beiden gelijkelijk opgeheven dl tijdeloze sfeer van Bartok's won- de ik schone, tot in iedere noot gela- „Concert". In ieder geval ontsproot baar ineens de muziek als uit haar oer- t op.. Een ieder zat geslagen toe te luis den bij deze elementaire uitbarsting een muziekdrift, die slechts door Cr eigen grenzen in toom scheen ge ween te worden. Toen het stuk uit was b^rde Damevino zich om; hij was lijk- 6k en verliet met haastig lange pas- ii het podium. herr!alc na het concert had hij, toen wij rn£Lfpraken. zij" rok al Woer verwis. seld voor een niet helemaal onberis- r pelijk zittend col bertje. En hij trachtte de zo juist doorstane emoties Piet veel grappen en grollen weg te werken. Hij over viel ons met een rap Italiaans-Frans en hij wees ons op de woordspeling die in ziin naam ligt vervat: Dame (Weib) en yino (Wein). Maar hij voegde er haas- "glijk nog „Gesang" aan toe. Damevino vertelde ons, dat hij op de mrigentencursus voor de eerste keer metterdaad met Batrtok's „Concert voor yrkest" dat hij uit het hoofd diri geerde had kennisgemaakt. Hij sprong Pjdens het gesprek met verbluffende "ellendigheid van de hak op de tak, zei "at alle componisten zijn lievelings auteurs waren en dat elke dirigent iedere dag weer opnieuw leert. Hij wrak met weelderig enthousiasme over ?e Perfecte organisatie van de dirigen- -|Pcursus, over de docent Paul van dempen en over ons, Nederlanders. Carlo Damevino werd in Turijn ge- P°ren en hij heeft met zijn 28 jaren al jP'ge concerten met het radio-orkest j? zijn vaderstad en met het St. Ceci- «a-orkest in Rome gedirigeerd. Aan het conservatorium „G. Rossini" ver wierf hij een diploma voor compositie en van 1945 tot 1946 is hij maestro-re petitor bij „l'Ente Lirico" in Turijn ge weest. In 1949 volgde hij een dirigen tencursus bij Carlo Zechi en Bernard Baumgartner in Salzburg en daarna studeerde hij drie jaar bij Paul van Kempen in Siena. Op een nationaal concours in Rome behaalde hij de eer ste prijs in orkestdirectie Als wij ons niet vergissen gaat deze jonge dirigent een grote toekomst tege moet. Want hij heeft, naar onze in zichten, een bijna verontrustend groot talent, dat hij echter stevig „in be dwang" zal moeten houden. Op Kees Stolwijk hebben wij in deze kolommen al eens eerder de aandacht gevestigd. Hij is een van ji® zes jonge dirigenten, die in het ver fden werden uitgenodigd om een der jiPiroeporkesten te dirigeren. Stolwijk b®rd in 1918 in Woerden geboren. Hij ®6d Staatsexamen M.O. piano en enkele iyen later Eindexamen B voor orgel aan "et Utrechtse Conservatoriifm. In 1943 Ptving hij zijn aanstelling als leraar Paed hij een dirigentencursus in Siena. i Kees Stolwijk was de niet erg dank- °are taak toegewezen om op het eind- ,?Pcert Jo Juda te begeleiden in het 'Ooiconcert op. 18 van Rudolf Mengel berg. Al blijft dit soort werk uiteraard ffP facet op zich van het dirigentenvak. dit zij: Stolwijk volvoerde zijn op tocht in alle belangeloosheid met grote .°swijding. Hetgeen betekende, dat hij jPPr een degelijke en fijnzinnige begelei- „'Pg zorgde. Maar wij hopen hem toch ns in groter werk bezig te zien. Ïan van der Waart werd in 1914 in Den Haag geboren. Hij kreeg zijn j eerste muzikale opleiding in de Resi dentie ook aan het Conservatorium, j^aalf jaar lang heeft hij o.a. in het "Otterdams Philharmonisch Orkest ge- Jrkt als cellist en fagottist. Na bij uard Flipse directie-lessen te hebben ?®v°]gd kreeg hij regelmatig de leiding JJ de uitvoering van grote koorwerken. heeft hij gewerkt met de Rotter damse Phiiharmonie en de Haarlemse Vrkest Vereniging. Tweemaal heeft hij e dirigentencursus in Siena gevolgd. v Jan van der Waart zwaaide in Arn- em de dirigeerstaf tiidens de uitvoering an ..LeTombeau de Coperin" van Mau- <C® Ravel. Maar het wil ons voorkomen, v,deze muziek de zijne niet is. Hij det»^ althans in het ietwat peuterige een erk steken. Wellicht dat hij m rn«ko°man^iSch werk meer furore zou De directeur van een New Yorks Wa renhuis, G. Farkas, heeft te Londen een zelfportret van Rembrandt voor 150.000 gul den gekocht. Het schilderij was destijds in een Londense antiquiteitenzaak ontdekt en voor 50 gulden gekocht. Hans Hubert Schönzeler, 28 jaar, werd in Leipzig geboren. Hij bezit thans de Britse nationa liteit. Tijdens de oorlog kwam hij in een interneringskamp in Australië terecht. Daar kreeg hij muzieklessen van Dr. G. Gruber, een van de dirigenten van de „Wiener San- gerknaben". Na ken en slagwerk, vatorium in Syd- W ney. In 1950 trok f JMW hij naar Londen f ;Pl|||^K derhoud door het veer een jaar A geleden vormde hij een klein orkest van jonge, maar even behoeftige musici. Dat „Dominion- orchestra" gaf op 7 Mei 1952 onder lei ding van de jonge dirigent zijn eerste concert. f Hans Hubert Schönzeler, een nogal verlegen jongeman, bekende ons, dat hij op de dirigenten-cursus „unheim- lich viel" had geleerd. En hij raakte nau welijks uitgeput in zijn bewondering voor Carlo Zecchi, „een groot musicus, een uitstekend paedagoog en een goed mens". Schönzeler dirigeerde in Arnhem twee delen uit „Pisanella", een „Suite sym- phonique" van Pizzetti: kundig, maar nog erg voorzichtig Elie Poslawsky is in weerwil van zijn Slavisch klinkende naam en ondanks het feit dat hij in 1922 in Rocour (België) werd geboren van Nederlandse nationaliteit. Als knaap van tien jaar kreeg hij reeds een eerste prijs- met-onderscheiding voor solfège aan de Muziekschool in Luik. Twee jaar later behaalde hij aan dezelfde school een prijs voor viool en voor piano. Na de oorlog kreeg hij enige tijd directieles van Kinet en in 1949 volgde hij een dirigen tencursus bij Furt Wangier in Salzburg. Sinds 1952 is hij violist in het Residentie- Orkest. Directie studeert hij op het ogen blik bij Willem van Otterloo. Poslawsky dirigeerde op een van de concerten der uitverkorenen Carl Maria von Webers „Oberon"-ouverture; muzi- kantesk, maar met een zekere noncha lance, die, wanneer hij haar cultiveerde, op de duur gevaarlijk voor hem zou kunnen worden. Maar de allure van de orkestleider hééft hij. H. Hn. Garry Bertini, een donker gelokte jongeman van 26 jaar, werd gebo ren te Brizewo in Israël. Hij stu deerde theorie solfège en harmonie aan het Conservatorium „G. Verdi" te Milaan. Hij keerde terug naar zijn geboorte land en verwierf daar in Tel Aviv een diploma in orkestdirectie, mu ziekgeschiedenis en, contrapunt. Bo vendien studeer- pa en in 1952 ver- It kreeg hij het lau- y W% Jf deel uit van de «BB!!» BïlHlIB compositieklasse van Arthur Honegger. Garry Bertini maakt een ietwat exalta- tische indruk wanneer men met hem praat. Hij doet dat nog veel meer wan neer hij voor het orkest staat. Hij di rigeerde de Eerste Symphonie van Brahms met een overdaad aan expressi viteit en met smartelijk vertrokken ge laat. En men kreeg wel eens de indruk, dat hij zijn, overigens ongekunstelde, maëstro-gebaren maakte naar aanlei ding van de muziek, eerder dan dat hij het orkest er mee inspireerde. Maar niettemin deed Bertini zich kennen als een oprecht en warmbloedig, jeugdig muzikant. Hij was in de wolken over de „warme Herzlichkeit" van het Radio Philharmonisch Orkest. Zijn lievelingscomponisten zijn Bach, Brahms en Bartok. En natuurlijk „der grosse Meister", Beethoven. Maar daar praatte hij niet eens over. Evenmin als over de uitzonderlijke kwaliteiten van zijn tegenwoordige leermeester Honeg ger. Arpad Gerecz, een in Zwitserland wonende Hongaar, zou men, wan neer men hem ziet, zonder meer een zigeunerviool in de handen duwen. Krachtens zijn hyper-romantische, op zoet cymbaal-geruis en vloeiende vedel melodieën afgestemde uiterlijk, vraagt hij daarom. In het dagelijkse leven loopt hij rond met een verontschuldigen de glimlach op het sympathieke jongens achtige gezicht; maar wij zijn er van overtuigd, dat hij aanstonds in laaiende geestdrift zal ontsteken wanneer er er gens muziek in de buurt is. In ieder ge val was dat zo, toen hij voor het Radio Philharmonisch Orkest stond. Hem was opgelegd Richard Strauss' symphonisch gedicht „Don Juan" te dirigeren. En hij deed zulks met een niets ontziende over gave en met roekeloze overgave. Met machtig zwaaiende armen trok hij de meest vehemente klanken uit het or kest. Want de musici betoonden de jon gelui wij mochten dat op twee con certen constateren een tedere volg zaamheid, op welke, menig gearriveerd dirigent jaloers zou kunnen zijn. Het koper spatte tegen de muren bij deze „Don Juan" en het donderend geweld van Strauss', toch al niet opvallend zachtzinnige, muziek klonk ons nog lang in de oren na. Een niet te stillen bron van muziek, deze eruptieve Arpad. De dirigent werd in 1924 in Hongarije geboren. In Budapest en Genève ver wierf hij de „Prix de Virtuosité" voor viool. Hij maakte als eerste violist deel uit van het Hoofdstedelijk Orkest van Budapest, dat hij ook al heeft gediri geerd, en van het „Orchestre de la Suisse Romande". Arpad heeft één keer de dirigentencursus in Siena gevolgd. De bevolking van Zuid-Afrika heeft een bedrag van 256.669 pond sterling in het fonds van de gouverneur-generaal voor de slachtoffers van de watersnood in Nederland, Engeland en België ge stort. De bijdrage van de regering be droeg 50.000 pond sterling. De volgende bedragen waren door de gevers spe ciaal bestemd voor een der drie landen en zijn reeds overgemaakt: Nederland 53.283 pond sterling (f 564.800); België 1.155 pond sterling en Engeland 18.122 pond sterling. De commissie voor hulp aan de slachtoffers van de watersnood heeft de gelden, die niet voor een der drie landen in het bijzonder waren bestemd, als volgt verdeeld: Nederland: 105.204 pond sterling (ongeveer f 1.115.063); België: 26.301 pond sterling en Enge land 52.602 pond sterling. Deze bedragen zullen binnenkort worden overgemaakt. 81 „Juist. Hij zegt, dat hij zich niet kan vergissen. Hij kijkt altijd wie ermee naar beneden komt of naar boven gaat omdat een van zijn taken onder andere is het bijhouden van die uit-en-thuis- geschiedenis. Nadat de Wutherwoods naar boven gegaan waren, is die lift niet meer beneden geweest. Hij zegt dat de mensen op de eerste étage het din:: nooit gebruiken. De tweede étage is op vacantie en de derde is niet verhuurd. De lift wordt op het ogenblik eigen lijk alleen door de Lampreys gebruikt." „We zullen dit in ieder geval moeten uitzoeken. Je kunt nooit weten," zei Al- leyn. „Wat is er nu eigenlijk?" vroeg Nigel. „Waar hebben jullie het over?" Hij neusde weer in het rapport en zei toen: „Hier! Denken jullie aan die twee be dienden? Giggle en Tinkerton?" „Heb je dat rapport zorgvuldig gele zen?" „Ja. Ik weèt wat je bedoelt. De klei ne Michael zegt, dat Wutherwood om zijn vrouw riep, nadat Giggle naar beneden was gegaan. Stel dat dat een mystifica tie was? Neem eens aan dat Giggle te ruggekomen is en de moord pleegde?" „Op zijn weg naar boven zou hij dan Tinkerton gepasseerd moeten hebben en waarschijnlijk tegen Lady Charles aangebotst zijn, die uit 26 kwam en naar de zitkamer in de andere flat ging." „Wie de moordenaar dan ook geweest moge zijn, hij of zij liep altijd de kans om haar te ontmoeten." „De moordenaar heeft grote risico's genomen, maar ik ben geneigd om deze ontmoeting daar niet bij te rekenen", zei Alleyn. „In godsnaam, Alleyn, wat bedoel je daarmee?" „Ik heb je gezegd, dat het veel beter zou zijn als jij je er buiten hield. Ik kan de zaak niet openhartig bespreken als jij er bij bent. Het is niet fair tegenover onszelf. Als wij vinden, dat we in een richting gedreven worden, die ons van de Lampreys afvoert, zou je niet kun nen nalaten, hun dat te vertellen. Wor den we in de richting van één van hen gedreven: wat dan? Je hele positie zou dan ondraaglijk zijn. Je kunt er beter buiten blijven." „Nee," zei Nigel. „Ik houd vol. Hoe zit dat met die Tinkerton, die gelogen heeft?" f, „Ze is zowat de enige van wie ik ze ker ben. Ze heeft Wutherwood niet ver moord. Het was physiek onmogelijk." „Dan blijft er voor mij nog maar één antwoord over," zei Nigel. Het moet de douairière geweest zijn. Moorddadige krankzinnigheid. Ze moe' die vleespen gepakt hebben, toen Imo gen naar de eetkamer ging om een van de tweelingen voor de lift te vragen." „Toen was die pen al verdwenen. Zie Michael." „Als hij gelijk heeft, dan heeft ze hem vóór die tijd genomen en volvoerde de truc toen ze zogenaamd naar het toilet was." „Ja, zei Alleyn, „daar valt over te praten. Maar kijk eens wat Roberta Grey zegt." „Vlieg op met je Roberta Grey. Wat bedoel je eigenlijk?" „Als je de dingen als één geheel wilt zien" zei Alleyn, „maak er dan een soort tabel van. Neem de bewegingen van Lord Wutherwood van het ogenblik, dat hij de zitkamer verliet tot het mo ment dat de lift terugkwam en vergeet dan niet, die twee keer dat hij om zijn vrouw riep. Kijk dan naar alle verkla ringen en tracht de correlatie te vinden tussen de bewegingen van alle anderen en de zijne. Je zult dan zien dat, nadat Wutherwood de tweede keer geroepen had, de overloop verlaten was tot Lady Charles van nummer 26 naar de zitka mer ging. Gedurende die periode, al thans volgens hun eigen verklaringen waren Lord Charles en zijn drie oudste zoons in de zitkamer, Lady Charles en haar dochters in haar slaapkamer, Lady Wutherwood en Lady Katherine in de beide toiletten. Giggle op weg naar be neden, Tinkerton eveneens, Baskett was in de bedienden kamer. Roberta Grey in de eetkamer, Michael in flat 26 en Nan ny in haar slaapkamer. De andere be dienden en de deurwaarder waren in de keuken en gedurende diezelfde periode ging Lady Charles Lobe de trappen af naar buiten- „En was dat de critieke periode?" „Het is onwaarschijnlijk, dat hij nog zijn vrouw geroepen zou hebben met een en daar zijn ze het allemaal over eens normale stem, nadat hij een vleespen in zijn hersens had gekregen" „Lady Katherine heeft me gezegd, dat ze wegglipte nadat Lady Charles de overloop gepasseerd was. Dat betekent, dat ze zelf op de overloop was op weg naar de trap. Ze heeft naar de lift ge keken maar heeft niemand gezien. Met dat soort deuren kun je niet zien, of er iemand binnen in zit. Wutherwood moet toen al in de lift geweest zijn, maar zijn moordenaar, tenzij deze naast zijn slacht offer zat, was er niet. Evenmin, natuur lijk, was hij op de overloop. Even later kwam Stephen Lamprey te voorschijn (Telefonisch van onze Londense correspondent) Toen Donderdagmiddag Hilaire Belloc overleed, na een ongeval op Zondag toen hij enige vrij ernstige brand wonden opliep, stierf een man die wellicht de meest veelzijdige auteur is geweest van de gehele Engelse lite ratuur tot heden. Doch indien er thans verdriet en groot verdriet heerst in Engeland is het niet in de eerste plaats om een overleden auteur, doch om de dood van een vriend. En zo heeft Belloc het altijd gewild. Deze man, die meer dan 150 boekwerken schreef, die op alle terreinen een goed en op sommige een onovertroffen auteur was, be schouwde zijn kunst slechts als een bijproduct. „Leven" kwam eerst, het leven in al zijn eindeloze verscheidenheid, leven intens, teder, dikwijls luidruchtig van gezang, leven op het land, leven op de zee, leven in polemiek en debat, leven omgeven door vrienden. En het is als vriend, groot en geniaal vriend, dat de oude generatie hem het meest zal missen. Want vriendschap was de grootste van Belloc's grote gaven, en velen onder de grootsten des lands zijn hun leven lang dankbaar geweest voor het voorrecht de vriend te hebben mogen zijn van de overledene. Hilaire Belloc in gesprek met de be roemde schrijver Chesterton. Toen Belloc in 1942 een beroerte kreeg en de vulkaan voorgoed gedoofd werd, kwamen van heinde en verre nog steeds de vrienden en zaten rond het dode vuur en herdachten de glorie, die nooit terug zou keren. En toen Belloc tachtig jaar werd en nog steeds zat te wachten op de dood in zijn huis, dat vijf eeuwen oud was en waar hij nim mer het kaarslicht wilde laten vervan gen door moderne verlichtingsmidde len, was er een grote pelgrimage naar zijn woning van mensen, die na jaren nog dank wilden komen betuigen voor de vriendschap, die hij hen geschonken had. Belloc was Fransman van geboorte. Hij werd geboren op 27 Juli in het oorlogsjaar 1870 in St. Cloud, dicht bij Parijs. Zijn vader was een Frans advocaat, zijn moeder een Engelse. De vader overleed spoedig na de ge boorte van zjjn enige zoon en de moeder vestigde zich in Engeland. Belloc ontving zijn gymnasiale op leiding bij de paters Oratorianen in Birmingham, waar hij behoorde tot de laatste leerlingen van een ander groot man, Kardinaal Newman. Hij om de lift te bedienen." Nigel tikte met zijn vinger op de doorslag. „En toen Stephen op de overloop kwam, was zijn tante daar. Alleen." „Dat heeft hij tenminste in zijn ver klaring gezegd," zei Alleyn. „Heb je enige reden om die verkla ring in twijfel te trekken?" „Op het ogenblik niet." „Nou, goed dan. Ze was dus alleen op die overloop." „Ik dacht dat jouw redenering was, dat ze het vóór die tijd al gedaan zou hebben en in dat geval: waarom bleef ze dan op die overloop?" „Ik wil je alleen aantonen, dat ze de gelegenheid gehad heeft." „Goed." „Alleyn." zei Nigel, „vertel het me alsjeblieft. Denk je dat zij het gedaan heeft?" „Daar ga je weer," zei Alleyn ver moeid. „Blijf jij nu maar bij je kranten baantje. Ga naar huis en schrijf er een hoofdartikel over en laat het me zien voor je het laat drukken in dat vod van jullie. Kom mee. We gaan naar huis, naar onze ongelukkige vrouwen, en Fox naar zijn eenzame krib." Op de kade namen ze afscheid. Nigel hield een taxi aan. Fox, zijn hoofd ge bogen, zijn hand aan zijn bolhoed en zijn overjas klapperend tegen zijn for midabele benen, tornde tegen de wind op in de richting van Victoria naar zijn kamers. Alleyn stak over en leunde over de borstwering. De rivier klotste tegen de natte stenen en Alleyn voel de af en toe druppels tegen zijn ge zicht. Hij bleef zo lang staan, dat een agent op nachtronde argwaan kreeg en tenslotte op zijn chef afstapte en met zijn lantaarn in zijn gezicht scheen. (Wordt vervolgd). studeerde geschiedenis aan het Bal- liok College in Oxford en blonk aan stonds uit door zijn grote geestelijke en maatschappelijke gaven en ont popte zich als een formidabel rede naar met een onuitputtelijk gevoel voor humor en een vlijmscherp esprit. Zijn college, waarvoor hij zijn ge hele leven lang een diepe genegenheid behield en waarvoor hij een ontroe rend mooi vers schreef, deed hem een ernstig onrecht door hem een ruim schoots verdiend Fellowship te ont houden. De wond bloedde een mensenleven lang na en, toen Belloc tachtig jaar werd en zijn college eindelijk amende hono rable wilde maken door hem een hono rair Fellowship aan te bieden, had de oude man de kracht om de eer te wei geren. In 1906 ging Belloc als liberaal in de politiek. Hij werd lid van het parle ment. Doch hij was voor het Lagerhuis ongeschikt, omdat hij alle partijdiscipline uit zijn gehele hart haatte. Hij haatte eveneens de corruptie en de plutocrati sche verwording waarvan hij de Britse democratie van zijn dagen beschuldigde. En deze haat preekte hij openlijk in het parlement, dikwijls tot grote benauwenis van zijn eigen partijleiding. In 1910 keer de hij als onafhankelijk candidaat terug in het Lagerhuis, doch later in het jaar trad hij uit de politiek, daartoe gedwon gen door een onbegrijpelijke blunder in een rede gericht tegen een liberaal mi nister. Sedertdien schreef Belloc, zeilde hij op zee in zijn jacht, verzorgde hij de vriendschap, ging hij als een wervel wind door het land met zijn mede-reus Chesterton en preekte met brandende welsprekendheid over de euvelen -van zijn dagen en over de dringende nood zaak dat een corrupte wereld terug moest keren naar het door hem zo vu rig aangehangen oude geloof. Hij dronk Bourgogne in Soho, omringd door zijn vrienden, en zong Franse liederen of Engelse liederen of zijn eigen spotver zen. Hij dronk bier in de landelijke herbergen van zijn beminde graafschap Sussex en redetwistte er met de land arbeiders over de beste manier van gras-maaien. Hij reed op zijn paard over de groene heuvelen van Sussex, waar hij zijn geliefde zee kofi zien en keer de naar huis terug met een vers, een kristallen epigram, een denderend drinklied, een hymne op de wijn, een haatvers gericht tegen een professor die het gedurfd had „my Chesterton" aan te vallen. Hij behoorde tot Engelands meest vooraanstaande historische auteurs. Hij schreef een geschiedenis van Engeland en talrijke historische biografieën waar onder verschillende over figuren uit het tijdperk van de Franse revolutie. Hij schreef over zijn jacht, de Nona, hij schreef kinderverzen die nooit zullen sterven en een rijkdom aan nonsens verzen die behoren tot de beste in eer, land waar het nonsensvers zijn hoogste bloei heeft bereikt. Hij schreef in „The Path to Rome" het beste reisverhaal dat tot heden in deze eeuw in Engeland is verschenen. Hij schreef lyrische verzen van zeer uiteenlopend gehalte, doch sommige verzen van zo ontroerende te derheid, zo zangerig en zo simpel, dat ze zeker voort zullen leven, zoals reeds tientallen jaren lang verzen van Belloc leven op de lippen van alle geletterden in Brittannië. Zijn proza is van een Franse luciditeit en een Engelse pezig heid. Edel, meeslepend, vitaal, geestig en gevoelig, behoort het zonder enige twijfel tot de beste Engelse proza van deze tijd. Zijn talrijke historische wer ken zijn veel te militant om de naam wetenschappelijk te verdienen, doch als men deze werken leest, wordt men door de schrijver teruggetoverd naar de tijd waarover hij schreef. Hij vocht zonder ophouden voor zijn geestelijke en we reldlijke idealen, voor zijn geloof en voor zijn liberaal royalisme en voor een zui vere democratie. De 19-jarige Fons Schouten is winnaar geworden van een prijsvraag, welke de A.V.O. heeft uitgeschreven onder de-leer lingen van de Kunstnijverheidsschool in Amsterdam. Van de 200 leerlingen stuur den 50 leerlingen een affiche in. De jury, bestaande uit de directeur van de school, mr. D. Vis, en bestuursleden van de A.V.O., gaf de eerste prijs, f 100, aan de jonge Hilversumse leerling van de afdeling Illustratie, Fons Schouten. Zijn affiche, dat men momenteel in vele win kels kan zien hangen, geeft een uit stekende suggestie van het doel van de collecte. Het stelt een blinde man voor, die een collectebus draagt. Met sobere middelen is een uitstekende suggestie verkregen. Het affiche is in een oplage van 15.000 exemplaren verspreid. Zoals wij reeds meldden neemt de collecte voor de A.V.O., ook te Hilversum, Maan dag a.s. een aanvang. Voor Fons Schouten is dit het eerste grote resultaat in zijn jonge carrière. Totnogtoe had hij zijn talent kunnen bot vieren op de wanden van verenigings gebouwen in Hilversum, die hem graag de gelegenheid boden muurschilderingen te maken. De' f 100 heeft hij besteed om er een tourfiets van te kopen, waar mede hij in Augustus in Duitsland gaat touren. Fons Schouten is een zoon van het Hilversumse K.V.P.-raadslid A. C. J. Schouten. Z.H.Exc. de Bisschop van Haarlem zal Woensdag 22 Juli geen audiëntie verle nen. In het Rijksmu seum is gisteren door prof. van Reg- teren Altena, direc teur van het Pren tenkabinet het eer ste deel der grote zomertentoonstel- ling over de Vene- tiaanse schilder kunst, dat der gra fiek, geopend. Vol gende week arrive ren pas de schilder stukken en de in richting van de tentoonstelling zal dan nog enige da gen nemen, maar de afdeling grafiek is reeds gereed. Zij omvat tekeningen, schetsen, litho's en etsen uit eigen bezit en uit diverse parti culiere collecties. Het is heel merk waardig, dat van verschillende grote Venetianen zo wei nig tekeningen zijn overgebleven. Van Giorgone is er waarschijnlijk maar één tekening be kend. Zij hangt op de tentoonstelling en is afkomstig uit de Teyler-collectie. De prent heeft in de loop der' jaren veel geleden, maar een aandachtig be- prachtige tekeningen van G. B. Tiepolo. zoeker zal de ge voeligheid van lijn, waarmee dit gezicht op een stad ver vaardigd is, niet ontgaan. serie etsen van de laatste is zeer opval lend. Slechts één schetsboek, dat van de late renaissancist Piranese, is te zien. Het is veilig achter glas opgeborgen, maar men moest het eigenlijk in de hand kunnen nemen om het door te bladeren en de schilder aan het werk te zien in zijn voorstudies. Heel merkwaar dig is de studie van Veronese, vermoe delijk naar enkele bronzen beelden. De musculatuur heeft hij als een pointillist aangegeven met een serie witte vlekjes binnen de grote contour. Ieder vlakje is daarbij met een uitermate groot raf finement geplaatst. Men moet deze tentoonstelling eigen lijk als een soort supplement op de grote schilderijen-afdeling zien. Een ieder, die zich iets meer in de kunst der Venetianen wil verdiepen, zal dat be merken. Men zal talloze malen van de schilderijen naar de tekeningen kunnen lopen en omgekeerd, maar dat zal alleen hen die aandachtig zien, beschoren zijn. M. Zoals bekend, wordt Woensdag het eeuw feest van herstel der Minderbroeders- provincie in Weert gevierd. De generaal dr. Sépinski komt in de oude kerk aan de Biest een plechtige H. Mis van dank opdragen. Om halt elf die dag is er een herdenkingsver gadering in de aula van het provincialaat. De minister-provinciaal pater Castulus v. d. Eijnden houdt dan een toespraak. Pater Matthias Goossens spreekt over het onder werp: Hundert Jahre Ordensprovinz in den Niederlanden en pater Daniël van Wely over: Het Weerter klooster, een eeuw pro vincialaat. Van Titiaan zijn ook heel weinig teke ningen bekend. Hij is gestorven aan de pest en in de afschuw voor deze ver schrikkelijke ziekte, verbrandde men doorgaans alle bezittingen van de over ledene. Mogelijk is dan ook van Titiaan en vooral juist van zijn schetsboeken erg veel verloren gegaan, direct na zijn dood. Een klein portret, vermoedelijk voorstu die voor een van zijn grote schilderijen is kort geleden verworven door het Rijksprentenkabinet. Tintoretto en Tie- I polo zijn ruimschoots vertegenwoordigt op de tentoonstelling. Vooral een grote I Een heel opmerkelijke bijna caricaturale prent van F. Guard'i.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 3