Een onderwerp van veertig minuten Russen fuifden op wodka en -oombroodjes Dom B. Brockbernd. O.S.B.: zondagsmis Nuttig of heilig w POOLS PRIESTER SINDS 13 IUNI AL SPOORLOOS DE BEST MOGELIIKE RADIO-UITZENDING .Met „Polygoon" op reportage. Reportage Zeven jaar Schoonheid van het Gregoriaans ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1953 PAGINA 3 Avontuur op Spitsbergen over een reportage Mysterieus telefoontje W.Andriessen herstellende van langdurige ziekte Kaviaar was op Uitstel in dichting van stroomgat te Ouwerkerk Twee Nederlanders in Tirol ernstig gewond Geen avondgebed op de band 85» i (Van onze speciale verslaggever) r amen met de heren Hagenaars en De Boer, cpe V rateurs van „Polygoon", ben ik naar de Jaarbeurs LJ in Utrecht gegaan, om er opnamen voor het eerst volgende journaal te maken. Wat wil zeggen: zij deden het werk en ik keek toe. Als het andersom was geweest, zou het trouwens een catastrophe zijn geworden. Wij lie pen dus door een enorme hal met overal kleine, samen gedrongen exposities. En 'ik was er erg benieuwd naar, welk onderwerp de heren het eerst zouden aanpakken. Tot mijn opluchting haalde de heer Hagenaars een briefje uit zijn sak, waarop precies stond aangegeven wat en waar gefilmd moest worden„Ik ben hier gisteren al geweest, om eens rond te neuzen en om uit te zoeken wat er zoal voor nieuwtjes zijn", zei hij. En wij stevenden dus doelbewust op ons eerste onderwerp afDat bleek een „traplopende stoel" te zijn; volgens de reclame bij de desbetreffende stand zelfs „de ideale traplopende stoel", een rijdend meubelstuk, waarmee het mogelijk is invaliden trap-of en trap-af te vervoeren. Onder het waakzaam oog van de camera-man gaf een van de heren van de onderhavige firma een demonstratie met de rol stoel, d.w.z. hij liep er een eindje de trap mee af. „Wij moéten eerst eens controleren hoeveel meters of het vraagt", zei de heer Hagenaars mij, „en ook is het zaak om het geval even fotografisch te bekijken. De hele Jaar beurs is een onderwerp van veertig meter". Later bleek mij, dat die laatste zinsnede inhield, dat een compleet journaal gemiddeld 260 m. film lang is en dat in het onderhavige geval 40 m. daarvan was uitgetrokken om de toeschouwers een indruk te geven Van het phenomeen Jaarbeurs. Inmiddels had de heer De Boer de camera op een ferme driepoot gezet en zijn collega was in de weer met een subtiel instrument, dat mij toescheen een miniatuur-manometer te zijn, maar dat in waarheid bestemd was om de «cht-sterkte te meten. De heer De Boer zou „draaien'' en de heer Hagenaars „re gisseren", zó was het verdeeld; maar het had net zo goed andersom kunnen zijn, want beide heren verstaan alle kan ten van het vak. De hele operatie ver liep in een sfeer van degelijke rust en geen enkel detail werd vergeten. Het viel mij trouwens op hoezeer de heren de technische merites van het project onmiddellijk dóór hadden, zodat zij pre cies wisten waar een close-up geplaatst nioest worden. „Doet u maar rustig aan, maar niet in de camera kijken", zei de regisseur. En de heer die de „traplopen de stoel" hanteerde keek op een opval lende manier een andere kant op. Ove rigens, het is schokkend te zien hoezeer mensen een volleerde acteurshouding aannemen, zodra zij de lens van een filmcamera op zich gericht weten. Voor al bij de dames is dat een in het oog lopend verschijnsel. Toen de camera man zijn toestel een ogenblik liet weiden over het in de nabijheid geposteerde Publiek, begonnen zij onmiddellijk on gewoon ongekunsteld te doen. Tever geefs overigens, want het desbetreffen de stuk film werd er later uitgeknipt. Tussen de bedrijven door vond de heer Hagenaars nog gelegenheid mij enigszins in te wijden in de problemen rond de filmerij. En tenslotte kreeg ik al een heel aardig inzicht in „shotj es" en zelfs in „het ruggenwerk met hand jesschudden", waarmee het filmen van officiële ontvangsten bleek bedoeld te worden. Spiedend en tastend met de film camera zwierven wij over het Jaar beursterrein en wij plukten Wieral een snufje mee: een verwarmde matras, 'n soort telegrafische copieermachine, een bijzonder soort kinderwagen en een heel vernuftig transportwagentje. In mijn ogen hadden wij al voor een heie avond journaal tegelijk opgeno men. En in stilte bepeinsde ik dat „on derwerp van veertig meter De film-chirurg De volgende dag, toen ik, de Jaar beurs-opnamen achterna lopend, bezoek mocht brengen aan de goon"-studio in Haarlem, werd mij al les veel duidelijker. De heer Ph. Bloe mendal, hoofd van de „Polygoon ~rG~ dactie, zei het bijna direct, toen ik bin nenkwam: „Er is gisteren 190 m. film opgenomen"; en bijna besprong mij een gevoel van schuld. Want per slot van rekening had ik er óók bij gestaan, bij het maken van de opnamen. Gelukkig echter maakte de heer Bloemendal mij duidelijk, dat die kennelijke overschrij ding van de voorgeschreven 40 m een heel normaal verschijnsel was. „Er is altijd veel afval bij de filmerij,' zei hij, „dat maakt haar zo kostbaar." Daarna gingen wij naar de showroom, om de negatieven te draaien ten aan zien van een aantal technici en deskun digen, onder wie de camera-men, de heren Hagenaars en de Boer. Nu is een filmbeeld in negatief een bijna spook achtig verschijnsel. Alles glijdt zonder geluid en in onwezenlijke contouren "voorbij en alle figuren hebben albino- achtige witte pruiken. Maar de heren van „Polygoon" maakten voldoende ontnuchterende opmerkingen om die sfeer van geheimzinnigheid teniet te doen. Hun zakelijke stemmen klonken m het donker. „Daar kan een verduide lijkend kaartje tussen," hoorde ik Iemand zeggen, en „die vouwmachme j gaat er uit". En de heer Bloemendal zei: „We schakelen over van die trans portwagentjes op de kinderwagen", een gijntje, of „daar kan een tussenshot". Na de vertoning van het journaal in status nascendi volgde een bespreking °P het redactiebureau onder leiding van de heer Bloemendal. Maar daar Vias ook een heer aanwezig, gekleed in een witte jas. Hij maakte de indruk Van een chirurg te zijn. En bij nader 'bzien bleek die qualificatie ook won derwel bij hem te passen. Want de heer A. Ruygrok ontpopte zich als de |han, die bij vele andere werkzaam heden de filmstroken pleegt bij te ^hippen. Zijn functie mag men wel om schrijven ais die van „film-chirurg". De heer Ruygrok was er dus óók bij, bij ö.e bespreking. Hij nam er zelfs inten- ?'ef aan deel. In onderling overleg werd DePaald, dat die scène helemaal weg- Wanneer u, gezeten in een behaag lijke fauteuil in de bioscoop, het Jour naal van „Polygoon" aan u ziet voor bijtrekken, zult u nauwelijks beseffen welk een uitgebreid complex van werkzaamheden aan het vervaardigen van deze acht minuten film is voor afgegaan. Eén van onze verslaggevers is dezer dagen met twee camera mensen van het „Nederlands Nieuws" er op uit getrokken, die een reportage van de Jaarbeurs in Utrecht gingen verzorgen. Hij heeft ook de „Poly goon-studio in Haarlem bezocht toen daar het journaal voor de komende week verder werd uitgewerkt. In bij gaand stuk geeft hij dus een reportage over een reportage. De heer Ph. Bloemendal, de bekende stem van „Polygoon". geknipt zou worden en dat daar ook best een paar metertjes konden worden gemist. Het was heel wat passen, meten en trekken. Maar tenslotte vertrok de heer Ruygrok met een keurig getypt vel met instructies over aard en samen stelling van de verschillende onderwer pen naar boven, naar het laboratorium, zijn laboratorium. Daar voltrok zich een, in mijn ogen, bepaald enerverend proces. De heer Ruygrok zei: „Eerst de Jaarbeurs dan maar," greep een rol film (van 190 meter) en draaide dat, via een vernuftig mechaniekje, door een soort loupe, aldus een soort minia tuur-bioscoop je oproepend. Met spie dend oog keek hij door het glas naar binnen en liet de verschillende scènes aan zich voorbijtrekken. Soms zette hij de zaak stop, greep resoluut naar een schaar en knipte mir nichts, dir nichts grote happen uit de filmstrook. Af en toe hoorde ik hem mompelen: „Die vent knip ik er uit" of „Dat gedoe met die kinderwagen duurt te lang". Terwijl hij aldus bezig was, kwam de heer Ha genaars naderbij. „Hoe is het met de sloop?" vroeg hij en uit de toon van zijn stem kon ik wel begrijpen, dat hij de schaar van de heer Ruygrok als een soort zwaard van Damocles beschouw de. Beide heren begaven zich vervol gens nogmaals in een voorzichtige dis cussie over wat er wél en wat er niet uit kon en het viel mij op, dat zij het, na enige gedachtenwisseling, altijd wel met elkaar eens bleken te zijn. Toen de heer Ruygrok voldoende geknipt had, kwam een dame de filmrol halen en begon de verschillende delen aan el kaar te lijmen; eigenlijk was het een soort lassen. Veertig meter onderwerp. Hoezeer ik ook na de manipulaties was doordron gen van de gedachte, dat hij de hele zaak had verknipt, de grens was nog steeds niet bereikt. Weer volgde op het redactie-bureau een uitgebreid overleg. Scène voor scène werd opnieuw nauw keurig bekeken en aan vrijwel iedere meter film werd aandacht gewijd. Want u moge uit bovenstaand „laboratorium- verhaal" de indruk hebben gekregen, dat er maar ruw wordt omgesprongen met het filmmateriaal, niets is méér be zijden de waarheid. Niet alleen wordt er bij de montage gelet of het vertoon de beeld niet aan duidelijkheid te wen sen over gaat laten, maar wel degelijk wordt ook overwogen hoe de overgangen tussen de verschillende scènes zo soe pel en zo puntig mogelijk kunnen ver lopen. En ik kan u verzekeren, dat zulks zeer veel hoofdbrekens kost en dat het met name ook een ruime fan tasie vergt. Een film zonder beeld Terwijl de heer Ruygrok voortging met de filmstrook chirurgisch te behan delen, stelde de heer Bloemendal met zijn assistent, de heer Damshuizen de tekst voor het commentaar samen. Ook dat is een bijzonder hachelijke opgave. Deze tekst moet niet alleen zijn afgestemd op de duur van het vertoon, de filmbeeld, hij is ook beslist fnuikend wanneer hij bijvoorbeeld gaat verklaren wat iedereen zelf op het doek kan waarnemen; hij behoort praegnant en geserreerd te zijn. En als het even kan, moet er hier en daar een geestigheid je ingevlochten worden. Wij spreken nu over „teksten" maar eigenlijk héten zij „speeches". Ik hoorde althans de heer Bloemendal door de te. lefoon zijn secretaresse om de „speech es" vragen. Toen hij die documenten had ontvangen, nam hij plaats achter een ingenieus (en voor mij ook myste rieus) instrument om na te gaan, zo alS hij het zelf uitdrukte, „hoelang ik bij voorbeeld vliegtuiggeronk moet laten horen en waar ik moet gaan spreken". De resultaten van dat onderzoek teken de hij telkenmale aan op de „speeches", aldus de definitieve synchronisatie voorbereidend. Middelerwijl was daarmee ook, in een ander vertrek, de heer F. P. M. Pulles bezig. De heer Pulles verzorgt al sinds vele jaren het „geluidsdecor van de journaals; tenminste voor wat die fragmenten aangaat, die niet recht streeks met geluid zijn opgenomen. Hij beschikt daartoe over een uitgebreid archief van gramofoonplaten met mu ziek en met allerlei geluiden van het geronk van vliegtuigmotoren tot en met „applaus" die bij tijd en wijle bepaalde beelden auditief moeten ondersteunen. De heer Pulles zoekt bij elke scène van het journaal de bij passende muziek-op-de-achtergrond uit, En als u de komende week het Ne derlands journaal ziet, dan zult u er varen hoe hij bij de reportage over de goochelaars in Rotterdam een intrige rende, bij die over de Jaarbeurs een mer onderhoudende en bij die over het sluiten van het gat in de dijk bij Schelphoek een driftig-zware muziek heeft ingelast. Op het beslissende moment neemt de heer Pulles plaats achter zijn ongelooflijk gecompliceerd geluidsmeng- apparaat waarmee hij de geluidskleur „Ik maak van een piepstem een mooie, ruige bas" en de geluidssterkte regelt en via hetwelk hij zorg draagt voor het De heren De Boer en Hagenaars willen het met bekijken. hun camera van boven af „De camera-mensen van „Poly goon" doorschouwen de technische merites van het geval". Zaterdag 13 Juni j.l. kreeg pater Hen- i sprek te vertellen, want het merkwaar- ry Borynski, die in het Engelse stadje dige was, dat de stem voor de telefoon Bradford was belast met de geestelijke verzorging van een kolonie van 1500 Polen, 's avonds een geheimzinnig tele foontje. Hij verliet zijn woning en is sindsdien spoorloos verdwenen. Kort te voren was hij ook opgebeld en dat tele foontje heette afkomstig te zijn van pater Martynellis, een Poolse priester, die eveneens in Bradford woont. Pater Borynski ging toen naar pater Marty nellis toe om hem van het telefoonge- niet de stem was van pater Martynellis. Later op de avond kreeg pater Bo rynski opnieuw een telefoontje. Hij nam zijn hoed en zijn overjas en wan delde in de richting van het Lucas- hospitaal. Meestal droeg hij in deze tijd van het jaar geen overjas. Zijn porte feuille en zijn persoonlijke papieren liet hij thuis. De Engelse pater Scannell, die met de verdwenen priester samenwerk te, dacht, dat hier sprake was van een ontvoering. Hij voegde aan zijn mening het vol gende toe: „Pater Borynski's activi teit heeft hem veel vijanden bezorgd in officiële Poolse kringen. Hij heeft veel gedaan om de Polen, die hier wonen, te verenigen in een geest van vrijheid. Natuurlijk viel hij niet in de smaak op de Poolse ambassade, die onder de duim van de Russen zit." Vorig jaar October gelastte het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken een onderzoek naar het doen en laten van twee leden van de Russische ambassade in Bradford. Er waren berichten, dat zij druk uitoefenden op gevluchte Oost- Europese gezinnen om terug te keren naar de landen achter het IJzeren Gor dijn. Een groot aantal vluchtelingen was geschrokken van de activiteiten van de Russen. Binnenkort zal de geheimzinnige ver dwijning van pater Henry Borynski na ruim twee-en-een-halve maand ter sprake komen in het Engelse parle ment. Zulks naar aanleiding van een verzoek van de socialistische afgevaar digde George Craddock aan de minis ter van Binnenlandse Zaken, Sir David Maxwell-Fyfe, om alle gegevens over deze zaak ter beschikking te stellen. in- en uitschakelen van de muziek en de illustratieve geluiden. De synchronisatie van de film is be paald een boeiende aangelegenheid. Zij wordt bij „Polygoon" althans niet volbracht naar het beeld, maar zij wordt van tevoren tct in seconden nauwkeurig met behulp van chrono meters getimed. Wanneer het moment gVromen is neemt de heer Bloemen dal, die altijd zelf het commentaar uitspreekt, achter een microfoon in een geluiddicht kamertje plaats en de heer Pulles achter zijn mengtafel in de showroom, beiden met een chrono meter in de hand. Bovendien kun nen zij elkander via de huisradio be reiken en contact met elkaar houden. Ik heb het synchronisatieproces in de showroom gevolgd. En dat was een wonderlijke ervaring temeer. Plotseling weerklonk via de luidspreker van de huisradio de bekende stem van de „Po lygoon-commentator; de heer PQlles schakelde de muziek in, even later deed hij het zware geronk van een vliegtuig motor weerklinken. Ik wist: dit was het fragment van de terugkomst van de Prinsessen op Schiphol. Ik keek naor het blank-witte1 projectie-scherm voor mij en ik onderging de sensatie van een film zonder beeld te „zien". Met de synchronisatie was de „ziel" van het journaal wel voltooid. Ik weet niet welke technische ingewikkeldhe den zich verder nog afspelen voor de 110 copieën van het „Nederlands Nieuws" te bestemder plaatse in de bioscopen zijn afgeleverd. Maar wat ik in deze dagen wel heb begrepen is dit: dat de „Polygoon"-reportages zoals ik zo dikwijls heb mogen constateren vrijwel altijd uitmunten door een behaaglijke, welverzorgde uitwerking. Er wordt daar n.l. in Haarlem, met grote deskun digheid en met grote toewijding, een moeilijk vak beoefend. Herman Hofhuizen In Zuidelijke dagbladen hebben be richten gestaan over de voorzitter van de K.V.P. de heer W. J. Andriessen. Hij zou ernstig ziek zijn en het voorzitter schap van de partij niet meer kunnen waarnemen. Deze berichten zijn sterk overdreven. De waarheid is. dat de heer Andriessen herstellende is van een ziekte, die hem geruime tijd het werken onmogelijk heeft gemaakt. Op de vraag of hij weer als voorzitter van de K.V.P. zal kunnen optreden is nog geen ant woord te geven. Het zal ervan afhangen om het herstel volledig zal zijn. Twee jonge Engelsen, leden van een expeditie van de Universiteit van Cam bridge, zijn per ongeluk terecht geko men op het Zuidelijk deel van Spitsber gen, waar de Russen naar de mening van Westelijke waarnemers een gehei me basis zouden hebben ingericht. Zij vreesden als spionnen te worden opge pakt. Maar inplaats daarvan werden zij gefuifd op roombroodjes en wodka. De beide Engelsen hadden onderzoe kingen verricht in de Noordelijke IJs zee en wilden terugkeren naar Trornsö in het Noorden van Noorwegen. Maar door een zware mist raakten zij hun koers kwijt en belandden zij op Spits bergen. Het eiland is een strategische sleutel positie voor de zeewegen over de Atlan tische Oceaan en het ligt op de kortste route, die bommenwerpers tussen Ame rika en Rusland kunnen kiezen. Men heeft de laatste tijd Sovjetschepen waargenomen, die tot de kiel geladen op Spitsbergen aankwamen en latei- weer vrijwel leeg vertrokken. Daaruit leidde men af, dat de Russen grote mi litaire installaties bouwen op de plek, waar de oorlog hun kolenmijnen had verwoest. Maar de jonge Engelsen merk ten niets van een geheime basis. „Jullie De Dienst dijkherstel droogmaking Schouwen Duiveland deelt mede, dat de tegenslag, ondervonden bij het dichten van het laatste stroomgat (t.w. het Oos telijk gat) bij Ouwerkerk genoopt heeft het oorspronkelijke dichtingsplan te her zien in dier voege, dat er voorlopig van wordt afgezien het gat, waar de tegen slag werd ondervonden, te dichten. Be sloten is, eerst de nieuwe afsluiting nabij de oorspronkelijke dijkdoorbraak tot stand te brengen, waarna het eerst genoemde gat, dat dan stroomloos zal zijn geworden, kan worden gedicht. Met de reeds aangevangen uitvoering van dit herziene plan zal een tijdsduur van anderhalf tot twee maanden zijn ge moeid. Bij de nadering van een vrachtauto heeft de 37-jarige bestuurder van een scooter A. B. uit Wassenaar in een scherpe bocht nabij Wattens in Tirol de macht over zijn stuur verloren. Zowel hij als zijn duopassagier A. W. H. uit 's Gravenhage kwamen te vallen en liepen ernstige verwondingen op. Zij zijn in het ziekenhuis te Innsbruck op genomen. zien er uit als moujiks", zei de sproe tige vice-consul van de Sovjet-Unie, Vassili Koesnetsov, en hij liet een kap per komen, die de jongens ontdeed van hun wilde baarden. Vervolgens werden ze door de vice- consul uitgenodigd om samen met hem en een Russische zeekapitein naar een restaurant in de buurt te gaan. Het werd een amusant feest. De Russen kwamen te voorschijn met roombroodjes, kom kommer, kaas en gestoofd vlees. Er was alleen geen kaviaar. Daar waren ze juist doorheen, vertelden ze. Maar er vloei den hele stromen wodka en cognac. De Engelsen ruilden aardbeien in blik en sigaretten tegen Russische kreeft in blik en grapefruit sap. Zij zagen dui zenden tonnen rails en kabel en grote stapels steenkool. Er was electriciteit en stromend water, ofschoon de bodem op Spitsbergen het gehele jaar door bevro ren is. Toen de mist was opgetrokken en de Engelsen in hun motorboot weer vertrokken, werden zij hartelijk nage wuifd door een deel van de Russische kolonie. Advertentie Elke Zaterdagavond klinkt om half elf door de luidspreker via de K.R.O. het „Ave Verum" van Mozart als inleiding tot het avondgebed. En by de K.R.O. weet men, dat op dat moment gevluchten van achter het IJzeren Gordijn zich in de geest verenigen met hun achtergebleven verwanten. Dergeiyke afspraken worden niet zelden voor de vlucht gemaakt, want de sterke Hilversumse zenders reiken ver. Dan volgt het avondgebed: een moment van bezinning in de rumoerige aether. Toen reeds vele moeilijkheden waren overwonnen in Italië was men wat angstig voor Misuitzendingen bleek er nog ergens een kerkelijke bepaling te bestaan, welke deze uitzendingen verbood. Nieuwe bergen om te over winnen, doeh ook dat gelukte. De uit zending kwam er en na de oorlog viste Dom Brockbernd uit de AVRO-kelder, waar de Duitsers de gehele discotheek op een hoop hadden gegooid, de opna men van zijn eerste uitzending. In 1937 keerde Dom Brockbernd naar Chevetogne terug. Mei 1940 viel de kloostergemeenschap uiteen door de naderende Duitsers. Dom Brockbernd slaagde er in Nederland te bereiken en zag zijn klooster vijf jaren niet terug. In Utrecht kon men zijn talenkennis gebruiken en hij maakte zich op vele wijzen voor het Episcopaat verdienste lijk. Toen de klamme dreiging van honger en koude over Nederland daalde, was hij bezig bij de laatste kachel in net muziekinstituut van prof. dr. A. Smijers, een systematische studie te maken van wat altijd zijn interesse ge kend had: het Gregoriaans, ter voorbe reiding van zijn komende functie van cantor in het klooster. Hij nam de zaak grondig door en vormde met de leerlin gen die al spoedig van zijn encyclo pedische kennis wisten te profiteren een koor, waar de muziek in de praktijk werd beoefend. Onder deze leerlingen was Hélène Nolthenius, die, als muzi kaal programmaleidster bij de K.R.O. gekomen, toen er gesproken werd over een Gregoriaanse rubriek, onmiddellijk terugdacht aan haar vroegere mentor. „Uit welk klooster komt dat gebed?" vroeg een briefschrijver uit Engeland. Dat klooster is een nuchtere spreekcel van de K.R.O.-studio, waar elke avond een monnik achter de microfoon plaats neemt. Nooit wordt het gebed via de band uitgezonden. Er is een goed men selijk gevoel, dat zich tegen de me chanisering daarvan verzet. Dom B. Brockbernd O.S.B., de lei der van de godsdienstige uitzendingen van de K.R.O-, had als jongen in Utrecht een hobby voor techniek en natuurkunde. Van de kennis die hij toen spelenderwijs opdeed profiteert hij nog dagelijks bij het radiowerk. Hij studeerde aan de aartsdiocesane semi naria en trad toen in bij de Benedic tijnen van het „Herenigingsklooster" in Chevetogne (België). Vandaar vertrok hij al spoedig naar Rome, waar hij dogmatiek en Bijbel studeerde bij Dom. Anselm Stolz, thans secretaris van de Pauselijke Bijbelcom missie. Drie jaar zong hij in de Schola van Sant Anselmo, welke vele malen de plechtigheden in de Sint Pieter en de Sixtijnse Kapel opluisterde. De jonge monnik, die zijn eerste muzikale schreden op het seminarie Kuilenburg had gezet, kreeg in Rome alle gelegen heid om zijn liefde tot de muziek en zang te 'ontplooien. Hij woonde met Abt Paolo Ferretti, de toenmalige pre sident van de Pauselijke Muziekschool, in hetzelfde huis en kon zich onder zijn leiding in alle geheimen van het Gregoriaans verdiepen. De eerste radio-Mis uit Rome Tijdens een bezoek aan Nederland In 1936 liep de jonge monnik eens binnen by de K.R.O. „Waarom kunnen wij nooit eens een directe misuitzending uit Rome krijgen?" vroeg men hem. „Ja, waarom niet", was. het antwoord en Dom Brockbernd ging naar Rome terug met de opdracht een uitzending voor te bereiden. Het zou een H. Mis worden bij het Graf van St. Caecilia in de catacomben van St. Callistus. Zo kwam Dom Brockbernd in Mei 1946 bij de K.R.O., met een programma, dat de naam „De Schoonheid van het Gregoriaans" kreeg. Al meer dan zeven jaren kan men des Zaterdagsmiddags zijn beschouwingen over de gezangen van de komende Zondag horen. De Zondagsmis noemt Dom Broek- bernd de best mogelijke radiouitzen ding: „De stilte achter het Offertorium is een gevolg van het weglaten van de verzen van het offertorium in de mo derne tijd. Bij de uitzending uit de St. Vituskcrk in Hilversum ter gelegen heid van het zilveren jubileum van de K.R.O. hebben wij ze allemaal weer gezongen". Er is iets dat deze musicus nog steeds zwaar op het hart ligt. „Het is onbe grijpelijk, dat er nog steeds geen goede gramofoonplatencollecties van kerke lijke muziek bestaan". Bij zijn reizen heeft hij in Parijs en in New York met ingewijden op gramofoonplatengebied gesproken, maar zij waren even vrien delijk als afwijzend. „Wat wij verko pen moeten, wordt niet verkocht", zei den ze zeer oprecht. De repliek liet niets aan duidelijkheid over: „Dat komt omdat de geestelijke muziek te veel als bagatel wordt behandeld en wij van onze kant niet zorgen het beste van hef beste te leveren, zowel wat de keuze als de uitvoering betreft". Do-m Brockbernd is onlangs van een reis naar het Heilig Land teruggekeerd met eigen opnamen, die 90 plaatkanten omvatten. Daaronder zijn opnamen uit afgelegen Koptische gemeenten, uit Bethlehem en van Bedoeïnen in de Sy rische woestijn. In het winterprogram- ma van de K.R.O. zal men daar waar schijnlijk meer over horen. „Een radio man in hart en nieren", dat is het beste getuigenis, dat men bij de K.R.O. kan krijgen. Voor de enige monnik in de roerige Hilversumse radiowereld geeft men het zonder aarzelen. Bii de uitwerking van wat onder ;hristelijke levensstijl is te ver staan, hebben wij de vorige keer er op gewezen, dat wfj deze niet kun nen verwezenlijken, zonder onze hele levenshouding eucharistisch in te stellen. Maar er moest eveneens nadrukkelijk op worden gewezen, dat wij eigenlijk verkeerd staan tegenover de H. Mis en de H. Communie. Wij hebben, overeen komstig Christus' bedoeling, op de allereerste plaats met een offer van de gemeenschap te doen, zodat onze individualistische instelling tegenover het centrum van ons H. Geloof, beslist moet herzien worden. Aan deze op merking knoopt Van Renswoude nog enige belangrijke beschouwingen vast, die wij omwille van de volledigheid, hier niet onvermeld mogen voorbijgaan. Vooreerst dit: eucharistie betekent dankzegging. Als dus ons leven eucha ristisch moet gericht zijn, betekent dit, dat wij ons leven moeten doorbrengen in een ononderbroken dankzegging voor de oneindige weldaden, waarmee God ons in de letterlijke zin van het woord voortdurend overlaadt, op de eerste plaats Zijn persoonlijke openbaring. Men zou zo zeggen, dat dit nogal voor de hand ligt. Maar bij nadere be zinning blijkt toch al gauw, dat een dergelijke houding niet erg past in onze gewone opvatting van God. Zeker: „God is liefde", God wil, dat wij hem als een „Vader" beschouwen; Christus heeft duidelijk gezegd: „Vraagt en gij zult verkrijgen; klopt en U zal worden opengedaan." En bij een andere gelegenheid heeft Christus gewezen op de bloemen op het veld, de mussen op het dak. Voor beide zorgt de hemelse Vader. Hoeveel te meer zal Hij dan niet zorgen voor de mens!! Dat is allemaal zeer waar. Maar daar staat toch ook tegenover, dat God de oneindig Heilige is, de Heer van hemel en aarde. Gods majesteit is zó alles- overtreffend, zo ongenaakbaar voor elk schepsel buiten Hem. dat wij letterlijk niets zijn in vergelijking met Zijn ab solute hoogheid en volmaaktheid. Van deze heilige God staat geschre ven: „Zowaar Ik leef, zegt de Heer: Voor Mij zal elke knie zich buigen en alle tong zal God verheerlijken" (Is. 45, 23). De H. Schrift, de oude kerkelijke schrijvers, de oud-christelijke en mid deleeuwse kunst zijn vol van het besef van Gods majesteit. Maar heel in het bijzonder wijst de leer der Kerk en haar liturgie altijd met nadruk op de juiste houding tegenover God, die zich helemaal dient te inspireren op Zijn majesteit. Allerduidelijkst komt dit tot uiting in het Gloria van de H. Mis. Een ernstige overweging daarvan alleen al is in staat, ons een goed begrip te geven van hoe het wezen van onze hou ding t.o.v. God moet zijn. ij moeten nu vooropstellen, dat 'de praktische geloofsbeleving van de Christenen nogal afwijkt van de officiële houding der Kerk. Er is een opvallende tegenstelling tussen de liturgische gebedshouding van de Kerk en het devotionele gebedsleven van de gelovigen. Over het algemeen is het zó, dat wij God beschouwen als een goedige Vader in de hemel, van Wie wij zegen en voorspoed verwachten in deze wereld en later eenmaal de eeuwige gelukzaligheid. God is voor ons iemand. Die voor ons „nuttig" is, van Wie wij voordeel kunnen hebben, Die een toevlucht is in onze nood, Die genezing brengt, wonden heelt, werk bezorgt, woonruimte schept, oorlog voor komt, vijanden straft, enz. Op deze wijze geeft v. R. zeer duidelijk de feite lijke stand van zaken weer. Vandaar dan ook, dat het smeek gebed bij zo goed als alle mensen op de eerste plaats staat. Lof en dank, boete en berouw maken zeer zelden een wezenlijk deel uit van ons gebeds leven. Daar komt dan nog bij, dat ons smeekgebed zo goed als uitsluitend persoonlijk is gericht, hetzij op onze eigen belangen, hetzij op die van iemand, die ons dierbaar is. Het smeekgebed van de liturgie daarentegen is heel anders, Dat heeft meestal betrekking op de noden van de Kerk; het vraagt om de uitbreiding van het Rijk Gods, om Gods erkenning door alle mensen; kortom: dat gebed is steeds op gemeenschapsbelangen gericht. In feite immers heeft God juist daar om Zijn Kerk gesticht. Om Christus' verlossingswerk voort te zetten, ten be hoeve van de hele schepping. Wij dienen God veelal uit utiliteits- overwegingen. Zonder dat deze behoe ven verwaarloosd te worden, moeten wij toch op de eerste plaats God zien als de absoluut Heilige, Die wij hebben te aanbidden en te dienen, van Wie wij geheel en al afhankelijk zijn, zonder Wie wij niets hebben en niets kunnen. Geloof en liefde zijn dan logisch de twee grondhoudingen van ons leven. Het is bij enige bezinning op deze pun ten zonder meer duidelijk, dat onze hele levenshouding een grondige wijzi ging ondergaat, wanneer wij op deze manier over God gaan denken. Ons leven wordt dan noodzakelijk een g e- tüigenis voor God. En als zodanig heeft het waarde voor onze ongelovige en andersdenkende medemensen. Zolang ons geloof in God niet meer is dan een garantie voor onze persoonlijke veilig heid, behoeven wij niet te verwachten, dat anderen zich daarvoor interesseren. Wij concluderen dan ook met v. R.: Het hoort tot de zuivere, christelijke levensstijl, dat de Christen getuigenis aflegt van een verhouding tot God, die zich kenmerkt door het bewustzijn door de heilige God te zijn uitgekozen als Zijn werktuig; door blijvende dank baarheid voor Gods grootheid, goedheid en uitverkiezing en door een geloof, dat zich uit in broederlijke liefde. Dit is het enige getuigenis, dat ver overt; het getuigenis van een levende eenheid met de levende God.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 3