Een onderwerp van veertig minuten
Russen fuifden op
wodka en
-oombroodjes
Dom B. Brockbernd. O.S.B.: zondagsmis
Nuttig of heilig
w
POOLS PRIESTER SINDS 13 IUNI
AL SPOORLOOS
DE BEST MOGELIIKE RADIO-UITZENDING
.Met „Polygoon" op reportage.
Reportage
Zeven jaar Schoonheid van het Gregoriaans
ZATERDAG 5 SEPTEMBER 1953
PAGINA 3
Avontuur op Spitsbergen
over een reportage
Mysterieus telefoontje
W.Andriessen herstellende
van langdurige ziekte
Kaviaar was op
Uitstel in dichting van
stroomgat te Ouwerkerk
Twee Nederlanders in Tirol
ernstig gewond
Geen avondgebed
op de band
85» i
(Van onze speciale verslaggever)
r amen met de heren Hagenaars en De Boer, cpe
V rateurs van „Polygoon", ben ik naar de Jaarbeurs
LJ in Utrecht gegaan, om er opnamen voor het eerst
volgende journaal te maken. Wat wil zeggen: zij deden
het werk en ik keek toe. Als het andersom was geweest,
zou het trouwens een catastrophe zijn geworden. Wij lie
pen dus door een enorme hal met overal kleine, samen
gedrongen exposities. En 'ik was er erg benieuwd naar,
welk onderwerp de heren het eerst zouden aanpakken. Tot
mijn opluchting haalde de heer Hagenaars een briefje
uit zijn sak, waarop precies stond aangegeven wat en
waar gefilmd moest worden„Ik ben hier gisteren al
geweest, om eens rond te neuzen en om uit te zoeken
wat er zoal voor nieuwtjes zijn", zei hij. En wij stevenden
dus doelbewust op ons eerste onderwerp afDat bleek
een „traplopende stoel" te zijn; volgens de reclame bij
de desbetreffende stand zelfs „de ideale traplopende
stoel", een rijdend meubelstuk, waarmee het mogelijk
is invaliden trap-of en trap-af te vervoeren. Onder het
waakzaam oog van de camera-man gaf een van de heren
van de onderhavige firma een demonstratie met de rol
stoel, d.w.z. hij liep er een eindje de trap mee af. „Wij
moéten eerst eens controleren hoeveel meters of het
vraagt", zei de heer Hagenaars mij, „en ook is het zaak
om het geval even fotografisch te bekijken. De hele Jaar
beurs is een onderwerp van veertig meter". Later bleek
mij, dat die laatste zinsnede inhield, dat een compleet
journaal gemiddeld 260 m. film lang is en dat in het
onderhavige geval 40 m. daarvan was uitgetrokken om
de toeschouwers een indruk te geven Van het phenomeen
Jaarbeurs.
Inmiddels had de heer De Boer de
camera op een ferme driepoot gezet en
zijn collega was in de weer met een
subtiel instrument, dat mij toescheen
een miniatuur-manometer te zijn, maar
dat in waarheid bestemd was om de
«cht-sterkte te meten. De heer De Boer
zou „draaien'' en de heer Hagenaars „re
gisseren", zó was het verdeeld; maar
het had net zo goed andersom kunnen
zijn, want beide heren verstaan alle kan
ten van het vak. De hele operatie ver
liep in een sfeer van degelijke rust en
geen enkel detail werd vergeten. Het
viel mij trouwens op hoezeer de heren
de technische merites van het project
onmiddellijk dóór hadden, zodat zij pre
cies wisten waar een close-up geplaatst
nioest worden. „Doet u maar rustig aan,
maar niet in de camera kijken", zei de
regisseur. En de heer die de „traplopen
de stoel" hanteerde keek op een opval
lende manier een andere kant op. Ove
rigens, het is schokkend te zien hoezeer
mensen een volleerde acteurshouding
aannemen, zodra zij de lens van een
filmcamera op zich gericht weten. Voor
al bij de dames is dat een in het oog
lopend verschijnsel. Toen de camera
man zijn toestel een ogenblik liet weiden
over het in de nabijheid geposteerde
Publiek, begonnen zij onmiddellijk on
gewoon ongekunsteld te doen. Tever
geefs overigens, want het desbetreffen
de stuk film werd er later uitgeknipt.
Tussen de bedrijven door vond de
heer Hagenaars nog gelegenheid mij
enigszins in te wijden in de problemen
rond de filmerij. En tenslotte kreeg ik
al een heel aardig inzicht in „shotj es"
en zelfs in „het ruggenwerk met hand
jesschudden", waarmee het filmen van
officiële ontvangsten bleek bedoeld te
worden.
Spiedend en tastend met de film
camera zwierven wij over het Jaar
beursterrein en wij plukten Wieral een
snufje mee: een verwarmde matras, 'n
soort telegrafische copieermachine, een
bijzonder soort kinderwagen en een
heel vernuftig transportwagentje. In
mijn ogen hadden wij al voor een
heie avond journaal tegelijk opgeno
men. En in stilte bepeinsde ik dat „on
derwerp van veertig meter
De film-chirurg
De volgende dag, toen ik, de Jaar
beurs-opnamen achterna lopend,
bezoek mocht brengen aan de
goon"-studio in Haarlem, werd mij al
les veel duidelijker. De heer Ph. Bloe
mendal, hoofd van de „Polygoon ~rG~
dactie, zei het bijna direct, toen ik bin
nenkwam: „Er is gisteren 190 m. film
opgenomen"; en bijna besprong mij een
gevoel van schuld. Want per slot van
rekening had ik er óók bij gestaan, bij
het maken van de opnamen. Gelukkig
echter maakte de heer Bloemendal mij
duidelijk, dat die kennelijke overschrij
ding van de voorgeschreven 40 m een
heel normaal verschijnsel was. „Er is
altijd veel afval bij de filmerij,' zei hij,
„dat maakt haar zo kostbaar."
Daarna gingen wij naar de showroom,
om de negatieven te draaien ten aan
zien van een aantal technici en deskun
digen, onder wie de camera-men, de
heren Hagenaars en de Boer. Nu is een
filmbeeld in negatief een bijna spook
achtig verschijnsel. Alles glijdt zonder
geluid en in onwezenlijke contouren
"voorbij en alle figuren hebben albino-
achtige witte pruiken. Maar de heren
van „Polygoon" maakten voldoende
ontnuchterende opmerkingen om die
sfeer van geheimzinnigheid teniet te
doen. Hun zakelijke stemmen klonken
m het donker. „Daar kan een verduide
lijkend kaartje tussen," hoorde ik
Iemand zeggen, en „die vouwmachme j
gaat er uit". En de heer Bloemendal
zei: „We schakelen over van die trans
portwagentjes op de kinderwagen", een
gijntje, of „daar kan een tussenshot".
Na de vertoning van het journaal in
status nascendi volgde een bespreking
°P het redactiebureau onder leiding
van de heer Bloemendal. Maar daar
Vias ook een heer aanwezig, gekleed in
een witte jas. Hij maakte de indruk
Van een chirurg te zijn. En bij nader
'bzien bleek die qualificatie ook won
derwel bij hem te passen. Want de heer
A. Ruygrok ontpopte zich als de
|han, die bij vele andere werkzaam
heden de filmstroken pleegt bij te
^hippen. Zijn functie mag men wel om
schrijven ais die van „film-chirurg". De
heer Ruygrok was er dus óók bij, bij
ö.e bespreking. Hij nam er zelfs inten-
?'ef aan deel. In onderling overleg werd
DePaald, dat die scène helemaal weg-
Wanneer u, gezeten in een behaag
lijke fauteuil in de bioscoop, het Jour
naal van „Polygoon" aan u ziet voor
bijtrekken, zult u nauwelijks beseffen
welk een uitgebreid complex van
werkzaamheden aan het vervaardigen
van deze acht minuten film is voor
afgegaan. Eén van onze verslaggevers
is dezer dagen met twee camera
mensen van het „Nederlands Nieuws"
er op uit getrokken, die een reportage
van de Jaarbeurs in Utrecht gingen
verzorgen. Hij heeft ook de „Poly
goon-studio in Haarlem bezocht toen
daar het journaal voor de komende
week verder werd uitgewerkt. In bij
gaand stuk geeft hij dus een reportage
over een reportage.
De heer Ph. Bloemendal, de bekende
stem van „Polygoon".
geknipt zou worden en dat daar ook
best een paar metertjes konden worden
gemist. Het was heel wat passen, meten
en trekken. Maar tenslotte vertrok de
heer Ruygrok met een keurig getypt vel
met instructies over aard en samen
stelling van de verschillende onderwer
pen naar boven, naar het laboratorium,
zijn laboratorium. Daar voltrok zich
een, in mijn ogen, bepaald enerverend
proces. De heer Ruygrok zei: „Eerst de
Jaarbeurs dan maar," greep een rol
film (van 190 meter) en draaide dat,
via een vernuftig mechaniekje, door
een soort loupe, aldus een soort minia
tuur-bioscoop je oproepend. Met spie
dend oog keek hij door het glas naar
binnen en liet de verschillende scènes
aan zich voorbijtrekken. Soms zette hij
de zaak stop, greep resoluut naar een
schaar en knipte mir nichts, dir nichts
grote happen uit de filmstrook. Af en
toe hoorde ik hem mompelen: „Die vent
knip ik er uit" of „Dat gedoe met die
kinderwagen duurt te lang". Terwijl
hij aldus bezig was, kwam de heer Ha
genaars naderbij. „Hoe is het met de
sloop?" vroeg hij en uit de toon van
zijn stem kon ik wel begrijpen, dat hij
de schaar van de heer Ruygrok als een
soort zwaard van Damocles beschouw
de. Beide heren begaven zich vervol
gens nogmaals in een voorzichtige dis
cussie over wat er wél en wat er niet
uit kon en het viel mij op, dat zij het,
na enige gedachtenwisseling, altijd wel
met elkaar eens bleken te zijn. Toen de
heer Ruygrok voldoende geknipt had,
kwam een dame de filmrol halen en
begon de verschillende delen aan el
kaar te lijmen; eigenlijk was het een
soort lassen.
Veertig meter onderwerp. Hoezeer ik
ook na de manipulaties was doordron
gen van de gedachte, dat hij de hele
zaak had verknipt, de grens was nog
steeds niet bereikt. Weer volgde op het
redactie-bureau een uitgebreid overleg.
Scène voor scène werd opnieuw nauw
keurig bekeken en aan vrijwel iedere
meter film werd aandacht gewijd. Want
u moge uit bovenstaand „laboratorium-
verhaal" de indruk hebben gekregen,
dat er maar ruw wordt omgesprongen
met het filmmateriaal, niets is méér be
zijden de waarheid. Niet alleen wordt
er bij de montage gelet of het vertoon
de beeld niet aan duidelijkheid te wen
sen over gaat laten, maar wel degelijk
wordt ook overwogen hoe de overgangen
tussen de verschillende scènes zo soe
pel en zo puntig mogelijk kunnen ver
lopen. En ik kan u verzekeren, dat
zulks zeer veel hoofdbrekens kost en
dat het met name ook een ruime fan
tasie vergt.
Een film zonder beeld
Terwijl de heer Ruygrok voortging
met de filmstrook chirurgisch te behan
delen, stelde de heer Bloemendal met
zijn assistent, de heer Damshuizen de
tekst voor het commentaar samen.
Ook dat is een bijzonder hachelijke
opgave. Deze tekst moet niet alleen zijn
afgestemd op de duur van het vertoon,
de filmbeeld, hij is ook beslist fnuikend
wanneer hij bijvoorbeeld gaat verklaren
wat iedereen zelf op het doek kan
waarnemen; hij behoort praegnant en
geserreerd te zijn. En als het even kan,
moet er hier en daar een geestigheid je
ingevlochten worden.
Wij spreken nu over „teksten" maar
eigenlijk héten zij „speeches". Ik hoorde
althans de heer Bloemendal door de te.
lefoon zijn secretaresse om de „speech
es" vragen. Toen hij die documenten
had ontvangen, nam hij plaats achter
een ingenieus (en voor mij ook myste
rieus) instrument om na te gaan, zo alS
hij het zelf uitdrukte, „hoelang ik bij
voorbeeld vliegtuiggeronk moet laten
horen en waar ik moet gaan spreken".
De resultaten van dat onderzoek teken
de hij telkenmale aan op de „speeches",
aldus de definitieve synchronisatie
voorbereidend.
Middelerwijl was daarmee ook, in
een ander vertrek, de heer F. P. M.
Pulles bezig. De heer Pulles verzorgt
al sinds vele jaren het „geluidsdecor
van de journaals; tenminste voor wat
die fragmenten aangaat, die niet recht
streeks met geluid zijn opgenomen. Hij
beschikt daartoe over een uitgebreid
archief van gramofoonplaten met mu
ziek en met allerlei geluiden van
het geronk van vliegtuigmotoren tot en
met „applaus" die bij tijd en wijle
bepaalde beelden auditief moeten
ondersteunen. De heer Pulles zoekt bij
elke scène van het journaal de bij
passende muziek-op-de-achtergrond uit,
En als u de komende week het Ne
derlands journaal ziet, dan zult u er
varen hoe hij bij de reportage over de
goochelaars in Rotterdam een intrige
rende, bij die over de Jaarbeurs een
mer onderhoudende en bij die over het
sluiten van het gat in de dijk bij
Schelphoek een driftig-zware muziek
heeft ingelast. Op het beslissende moment
neemt de heer Pulles plaats achter zijn
ongelooflijk gecompliceerd geluidsmeng-
apparaat waarmee hij de geluidskleur
„Ik maak van een piepstem een mooie,
ruige bas" en de geluidssterkte regelt
en via hetwelk hij zorg draagt voor het
De heren De Boer en Hagenaars willen het met
bekijken.
hun camera van boven af
„De camera-mensen van „Poly
goon" doorschouwen de technische
merites van het geval".
Zaterdag 13 Juni j.l. kreeg pater Hen- i sprek te vertellen, want het merkwaar-
ry Borynski, die in het Engelse stadje dige was, dat de stem voor de telefoon
Bradford was belast met de geestelijke
verzorging van een kolonie van 1500
Polen, 's avonds een geheimzinnig tele
foontje. Hij verliet zijn woning en is
sindsdien spoorloos verdwenen. Kort te
voren was hij ook opgebeld en dat tele
foontje heette afkomstig te zijn van
pater Martynellis, een Poolse priester,
die eveneens in Bradford woont. Pater
Borynski ging toen naar pater Marty
nellis toe om hem van het telefoonge-
niet de stem was van pater Martynellis.
Later op de avond kreeg pater Bo
rynski opnieuw een telefoontje. Hij
nam zijn hoed en zijn overjas en wan
delde in de richting van het Lucas-
hospitaal. Meestal droeg hij in deze tijd
van het jaar geen overjas. Zijn porte
feuille en zijn persoonlijke papieren liet
hij thuis. De Engelse pater Scannell, die
met de verdwenen priester samenwerk
te, dacht, dat hier sprake was van een
ontvoering.
Hij voegde aan zijn mening het vol
gende toe: „Pater Borynski's activi
teit heeft hem veel vijanden bezorgd
in officiële Poolse kringen. Hij heeft
veel gedaan om de Polen, die hier
wonen, te verenigen in een geest van
vrijheid. Natuurlijk viel hij niet in
de smaak op de Poolse ambassade, die
onder de duim van de Russen zit."
Vorig jaar October gelastte het Britse
ministerie van Buitenlandse Zaken een
onderzoek naar het doen en laten van
twee leden van de Russische ambassade
in Bradford. Er waren berichten, dat zij
druk uitoefenden op gevluchte Oost-
Europese gezinnen om terug te keren
naar de landen achter het IJzeren Gor
dijn. Een groot aantal vluchtelingen was
geschrokken van de activiteiten van de
Russen.
Binnenkort zal de geheimzinnige ver
dwijning van pater Henry Borynski na
ruim twee-en-een-halve maand ter
sprake komen in het Engelse parle
ment. Zulks naar aanleiding van een
verzoek van de socialistische afgevaar
digde George Craddock aan de minis
ter van Binnenlandse Zaken, Sir David
Maxwell-Fyfe, om alle gegevens over
deze zaak ter beschikking te stellen.
in- en uitschakelen van de muziek en
de illustratieve geluiden.
De synchronisatie van de film is be
paald een boeiende aangelegenheid.
Zij wordt bij „Polygoon" althans niet
volbracht naar het beeld, maar zij
wordt van tevoren tct in seconden
nauwkeurig met behulp van chrono
meters getimed. Wanneer het moment
gVromen is neemt de heer Bloemen
dal, die altijd zelf het commentaar
uitspreekt, achter een microfoon in
een geluiddicht kamertje plaats en de
heer Pulles achter zijn mengtafel in
de showroom, beiden met een chrono
meter in de hand. Bovendien kun
nen zij elkander via de huisradio be
reiken en contact met elkaar houden.
Ik heb het synchronisatieproces in de
showroom gevolgd. En dat was een
wonderlijke ervaring temeer. Plotseling
weerklonk via de luidspreker van de
huisradio de bekende stem van de „Po
lygoon-commentator; de heer PQlles
schakelde de muziek in, even later deed
hij het zware geronk van een vliegtuig
motor weerklinken. Ik wist: dit was
het fragment van de terugkomst van de
Prinsessen op Schiphol. Ik keek naor
het blank-witte1 projectie-scherm voor
mij en ik onderging de sensatie van een
film zonder beeld te „zien".
Met de synchronisatie was de „ziel"
van het journaal wel voltooid. Ik weet
niet welke technische ingewikkeldhe
den zich verder nog afspelen voor de
110 copieën van het „Nederlands
Nieuws" te bestemder plaatse in de
bioscopen zijn afgeleverd. Maar wat ik in
deze dagen wel heb begrepen is dit: dat
de „Polygoon"-reportages zoals ik zo
dikwijls heb mogen constateren vrijwel
altijd uitmunten door een behaaglijke,
welverzorgde uitwerking. Er wordt
daar n.l. in Haarlem, met grote deskun
digheid en met grote toewijding, een
moeilijk vak beoefend.
Herman Hofhuizen
In Zuidelijke dagbladen hebben be
richten gestaan over de voorzitter van
de K.V.P. de heer W. J. Andriessen. Hij
zou ernstig ziek zijn en het voorzitter
schap van de partij niet meer kunnen
waarnemen. Deze berichten zijn sterk
overdreven. De waarheid is. dat de heer
Andriessen herstellende is van een
ziekte, die hem geruime tijd het werken
onmogelijk heeft gemaakt. Op de vraag
of hij weer als voorzitter van de K.V.P.
zal kunnen optreden is nog geen ant
woord te geven. Het zal ervan afhangen
om het herstel volledig zal zijn.
Twee jonge Engelsen, leden van een
expeditie van de Universiteit van Cam
bridge, zijn per ongeluk terecht geko
men op het Zuidelijk deel van Spitsber
gen, waar de Russen naar de mening
van Westelijke waarnemers een gehei
me basis zouden hebben ingericht. Zij
vreesden als spionnen te worden opge
pakt. Maar inplaats daarvan werden zij
gefuifd op roombroodjes en wodka.
De beide Engelsen hadden onderzoe
kingen verricht in de Noordelijke IJs
zee en wilden terugkeren naar Trornsö
in het Noorden van Noorwegen. Maar
door een zware mist raakten zij hun
koers kwijt en belandden zij op Spits
bergen.
Het eiland is een strategische sleutel
positie voor de zeewegen over de Atlan
tische Oceaan en het ligt op de kortste
route, die bommenwerpers tussen Ame
rika en Rusland kunnen kiezen. Men
heeft de laatste tijd Sovjetschepen
waargenomen, die tot de kiel geladen
op Spitsbergen aankwamen en latei-
weer vrijwel leeg vertrokken. Daaruit
leidde men af, dat de Russen grote mi
litaire installaties bouwen op de plek,
waar de oorlog hun kolenmijnen had
verwoest. Maar de jonge Engelsen merk
ten niets van een geheime basis. „Jullie
De Dienst dijkherstel droogmaking
Schouwen Duiveland deelt mede, dat de
tegenslag, ondervonden bij het dichten
van het laatste stroomgat (t.w. het Oos
telijk gat) bij Ouwerkerk genoopt heeft
het oorspronkelijke dichtingsplan te her
zien in dier voege, dat er voorlopig van
wordt afgezien het gat, waar de tegen
slag werd ondervonden, te dichten. Be
sloten is, eerst de nieuwe afsluiting
nabij de oorspronkelijke dijkdoorbraak
tot stand te brengen, waarna het eerst
genoemde gat, dat dan stroomloos zal
zijn geworden, kan worden gedicht. Met
de reeds aangevangen uitvoering van dit
herziene plan zal een tijdsduur van
anderhalf tot twee maanden zijn ge
moeid.
Bij de nadering van een vrachtauto
heeft de 37-jarige bestuurder van een
scooter A. B. uit Wassenaar in een
scherpe bocht nabij Wattens in Tirol de
macht over zijn stuur verloren. Zowel
hij als zijn duopassagier A. W. H. uit
's Gravenhage kwamen te vallen en
liepen ernstige verwondingen op. Zij
zijn in het ziekenhuis te Innsbruck op
genomen.
zien er uit als moujiks", zei de sproe
tige vice-consul van de Sovjet-Unie,
Vassili Koesnetsov, en hij liet een kap
per komen, die de jongens ontdeed van
hun wilde baarden.
Vervolgens werden ze door de vice-
consul uitgenodigd om samen met hem
en een Russische zeekapitein naar een
restaurant in de buurt te gaan. Het werd
een amusant feest. De Russen kwamen
te voorschijn met roombroodjes, kom
kommer, kaas en gestoofd vlees. Er was
alleen geen kaviaar. Daar waren ze juist
doorheen, vertelden ze. Maar er vloei
den hele stromen wodka en cognac.
De Engelsen ruilden aardbeien in blik
en sigaretten tegen Russische kreeft in
blik en grapefruit sap. Zij zagen dui
zenden tonnen rails en kabel en grote
stapels steenkool. Er was electriciteit en
stromend water, ofschoon de bodem op
Spitsbergen het gehele jaar door bevro
ren is. Toen de mist was opgetrokken
en de Engelsen in hun motorboot weer
vertrokken, werden zij hartelijk nage
wuifd door een deel van de Russische
kolonie.
Advertentie
Elke Zaterdagavond klinkt om half elf door de luidspreker via de K.R.O.
het „Ave Verum" van Mozart als inleiding tot het avondgebed. En by de
K.R.O. weet men, dat op dat moment gevluchten van achter het IJzeren
Gordijn zich in de geest verenigen met hun achtergebleven verwanten.
Dergeiyke afspraken worden niet zelden voor de vlucht gemaakt, want de
sterke Hilversumse zenders reiken ver. Dan volgt het avondgebed: een
moment van bezinning in de rumoerige aether.
Toen reeds vele moeilijkheden waren
overwonnen in Italië was men wat
angstig voor Misuitzendingen bleek
er nog ergens een kerkelijke bepaling
te bestaan, welke deze uitzendingen
verbood. Nieuwe bergen om te over
winnen, doeh ook dat gelukte. De uit
zending kwam er en na de oorlog viste
Dom Brockbernd uit de AVRO-kelder,
waar de Duitsers de gehele discotheek
op een hoop hadden gegooid, de opna
men van zijn eerste uitzending.
In 1937 keerde Dom Brockbernd naar
Chevetogne terug. Mei 1940 viel de
kloostergemeenschap uiteen door de
naderende Duitsers. Dom Brockbernd
slaagde er in Nederland te bereiken en
zag zijn klooster vijf jaren niet terug.
In Utrecht kon men zijn talenkennis
gebruiken en hij maakte zich op vele
wijzen voor het Episcopaat verdienste
lijk. Toen de klamme dreiging van
honger en koude over Nederland daalde,
was hij bezig bij de laatste kachel in
net muziekinstituut van prof. dr. A.
Smijers, een systematische studie te
maken van wat altijd zijn interesse ge
kend had: het Gregoriaans, ter voorbe
reiding van zijn komende functie van
cantor in het klooster. Hij nam de zaak
grondig door en vormde met de leerlin
gen die al spoedig van zijn encyclo
pedische kennis wisten te profiteren
een koor, waar de muziek in de praktijk
werd beoefend. Onder deze leerlingen
was Hélène Nolthenius, die, als muzi
kaal programmaleidster bij de K.R.O.
gekomen, toen er gesproken werd over
een Gregoriaanse rubriek, onmiddellijk
terugdacht aan haar vroegere mentor.
„Uit welk klooster komt dat gebed?"
vroeg een briefschrijver uit Engeland.
Dat klooster is een nuchtere spreekcel
van de K.R.O.-studio, waar elke avond
een monnik achter de microfoon plaats
neemt. Nooit wordt het gebed via de
band uitgezonden. Er is een goed men
selijk gevoel, dat zich tegen de me
chanisering daarvan verzet.
Dom B. Brockbernd O.S.B., de lei
der van de godsdienstige uitzendingen
van de K.R.O-, had als jongen in
Utrecht een hobby voor techniek
en natuurkunde. Van de kennis die hij
toen spelenderwijs opdeed profiteert
hij nog dagelijks bij het radiowerk. Hij
studeerde aan de aartsdiocesane semi
naria en trad toen in bij de Benedic
tijnen van het „Herenigingsklooster"
in Chevetogne (België).
Vandaar vertrok hij al spoedig naar
Rome, waar hij dogmatiek en Bijbel
studeerde bij Dom. Anselm Stolz, thans
secretaris van de Pauselijke Bijbelcom
missie. Drie jaar zong hij in de Schola
van Sant Anselmo, welke vele malen
de plechtigheden in de Sint Pieter en
de Sixtijnse Kapel opluisterde. De
jonge monnik, die zijn eerste muzikale
schreden op het seminarie Kuilenburg
had gezet, kreeg in Rome alle gelegen
heid om zijn liefde tot de muziek en
zang te 'ontplooien. Hij woonde met
Abt Paolo Ferretti, de toenmalige pre
sident van de Pauselijke Muziekschool,
in hetzelfde huis en kon zich onder
zijn leiding in alle geheimen van het
Gregoriaans verdiepen.
De eerste radio-Mis uit Rome
Tijdens een bezoek aan Nederland In
1936 liep de jonge monnik eens binnen
by de K.R.O. „Waarom kunnen wij
nooit eens een directe misuitzending
uit Rome krijgen?" vroeg men hem.
„Ja, waarom niet", was. het antwoord
en Dom Brockbernd ging naar Rome
terug met de opdracht een uitzending
voor te bereiden. Het zou een H. Mis
worden bij het Graf van St. Caecilia
in de catacomben van St. Callistus.
Zo kwam Dom Brockbernd in Mei
1946 bij de K.R.O., met een programma,
dat de naam „De Schoonheid van het
Gregoriaans" kreeg. Al meer dan zeven
jaren kan men des Zaterdagsmiddags
zijn beschouwingen over de gezangen
van de komende Zondag horen.
De Zondagsmis noemt Dom Broek-
bernd de best mogelijke radiouitzen
ding: „De stilte achter het Offertorium
is een gevolg van het weglaten van de
verzen van het offertorium in de mo
derne tijd. Bij de uitzending uit de St.
Vituskcrk in Hilversum ter gelegen
heid van het zilveren jubileum van de
K.R.O. hebben wij ze allemaal weer
gezongen".
Er is iets dat deze musicus nog steeds
zwaar op het hart ligt. „Het is onbe
grijpelijk, dat er nog steeds geen goede
gramofoonplatencollecties van kerke
lijke muziek bestaan". Bij zijn reizen
heeft hij in Parijs en in New York met
ingewijden op gramofoonplatengebied
gesproken, maar zij waren even vrien
delijk als afwijzend. „Wat wij verko
pen moeten, wordt niet verkocht", zei
den ze zeer oprecht. De repliek liet
niets aan duidelijkheid over: „Dat
komt omdat de geestelijke muziek te
veel als bagatel wordt behandeld en
wij van onze kant niet zorgen het beste
van hef beste te leveren, zowel wat de
keuze als de uitvoering betreft".
Do-m Brockbernd is onlangs van een
reis naar het Heilig Land teruggekeerd
met eigen opnamen, die 90 plaatkanten
omvatten. Daaronder zijn opnamen uit
afgelegen Koptische gemeenten, uit
Bethlehem en van Bedoeïnen in de Sy
rische woestijn. In het winterprogram-
ma van de K.R.O. zal men daar waar
schijnlijk meer over horen. „Een radio
man in hart en nieren", dat is het
beste getuigenis, dat men bij de K.R.O.
kan krijgen. Voor de enige monnik in
de roerige Hilversumse radiowereld
geeft men het zonder aarzelen.
Bii de uitwerking van wat onder
;hristelijke levensstijl is te ver
staan, hebben wij de vorige keer
er op gewezen, dat wfj deze niet kun
nen verwezenlijken, zonder onze hele
levenshouding eucharistisch in te stellen.
Maar er moest eveneens nadrukkelijk
op worden gewezen, dat wij eigenlijk
verkeerd staan tegenover de H. Mis en
de H. Communie. Wij hebben, overeen
komstig Christus' bedoeling, op de
allereerste plaats met een offer van de
gemeenschap te doen, zodat onze
individualistische instelling tegenover
het centrum van ons H. Geloof, beslist
moet herzien worden. Aan deze op
merking knoopt Van Renswoude nog
enige belangrijke beschouwingen vast,
die wij omwille van de volledigheid,
hier niet onvermeld mogen voorbijgaan.
Vooreerst dit: eucharistie betekent
dankzegging. Als dus ons leven eucha
ristisch moet gericht zijn, betekent dit,
dat wij ons leven moeten doorbrengen
in een ononderbroken dankzegging voor
de oneindige weldaden, waarmee God
ons in de letterlijke zin van het woord
voortdurend overlaadt, op de eerste
plaats Zijn persoonlijke openbaring.
Men zou zo zeggen, dat dit nogal
voor de hand ligt. Maar bij nadere be
zinning blijkt toch al gauw, dat een
dergelijke houding niet erg past in
onze gewone opvatting van God.
Zeker: „God is liefde", God wil, dat
wij hem als een „Vader" beschouwen;
Christus heeft duidelijk gezegd: „Vraagt
en gij zult verkrijgen; klopt en U zal
worden opengedaan." En bij een andere
gelegenheid heeft Christus gewezen op
de bloemen op het veld, de mussen op
het dak. Voor beide zorgt de hemelse
Vader. Hoeveel te meer zal Hij dan
niet zorgen voor de mens!!
Dat is allemaal zeer waar. Maar daar
staat toch ook tegenover, dat God de
oneindig Heilige is, de Heer van hemel
en aarde. Gods majesteit is zó alles-
overtreffend, zo ongenaakbaar voor elk
schepsel buiten Hem. dat wij letterlijk
niets zijn in vergelijking met Zijn ab
solute hoogheid en volmaaktheid.
Van deze heilige God staat geschre
ven: „Zowaar Ik leef, zegt de Heer:
Voor Mij zal elke knie zich buigen en
alle tong zal God verheerlijken" (Is. 45,
23). De H. Schrift, de oude kerkelijke
schrijvers, de oud-christelijke en mid
deleeuwse kunst zijn vol van het besef
van Gods majesteit. Maar heel in het
bijzonder wijst de leer der Kerk en
haar liturgie altijd met nadruk op de
juiste houding tegenover God, die zich
helemaal dient te inspireren op Zijn
majesteit. Allerduidelijkst komt dit
tot uiting in het Gloria van de H. Mis.
Een ernstige overweging daarvan alleen
al is in staat, ons een goed begrip te
geven van hoe het wezen van onze hou
ding t.o.v. God moet zijn.
ij moeten nu vooropstellen, dat
'de praktische geloofsbeleving
van de Christenen nogal afwijkt
van de officiële houding der Kerk. Er
is een opvallende tegenstelling tussen
de liturgische gebedshouding van de
Kerk en het devotionele gebedsleven van
de gelovigen. Over het algemeen is het
zó, dat wij God beschouwen als een
goedige Vader in de hemel, van Wie
wij zegen en voorspoed verwachten in
deze wereld en later eenmaal de
eeuwige gelukzaligheid. God is voor
ons iemand. Die voor ons „nuttig" is,
van Wie wij voordeel kunnen hebben,
Die een toevlucht is in onze nood, Die
genezing brengt, wonden heelt, werk
bezorgt, woonruimte schept, oorlog voor
komt, vijanden straft, enz. Op deze
wijze geeft v. R. zeer duidelijk de feite
lijke stand van zaken weer.
Vandaar dan ook, dat het smeek
gebed bij zo goed als alle mensen op de
eerste plaats staat. Lof en dank,
boete en berouw maken zeer zelden
een wezenlijk deel uit van ons gebeds
leven. Daar komt dan nog bij, dat ons
smeekgebed zo goed als uitsluitend
persoonlijk is gericht, hetzij op
onze eigen belangen, hetzij op die van
iemand, die ons dierbaar is.
Het smeekgebed van de liturgie
daarentegen is heel anders, Dat heeft
meestal betrekking op de noden van de
Kerk; het vraagt om de uitbreiding
van het Rijk Gods, om Gods erkenning
door alle mensen; kortom: dat gebed is
steeds op gemeenschapsbelangen
gericht.
In feite immers heeft God juist daar
om Zijn Kerk gesticht. Om Christus'
verlossingswerk voort te zetten, ten be
hoeve van de hele schepping.
Wij dienen God veelal uit utiliteits-
overwegingen. Zonder dat deze behoe
ven verwaarloosd te worden, moeten
wij toch op de eerste plaats God zien
als de absoluut Heilige, Die wij hebben
te aanbidden en te dienen, van Wie wij
geheel en al afhankelijk zijn, zonder
Wie wij niets hebben en niets kunnen.
Geloof en liefde zijn dan logisch de
twee grondhoudingen van ons leven.
Het is bij enige bezinning op deze pun
ten zonder meer duidelijk, dat onze
hele levenshouding een grondige wijzi
ging ondergaat, wanneer wij op deze
manier over God gaan denken. Ons
leven wordt dan noodzakelijk een g e-
tüigenis voor God. En als zodanig
heeft het waarde voor onze ongelovige
en andersdenkende medemensen. Zolang
ons geloof in God niet meer is dan een
garantie voor onze persoonlijke veilig
heid, behoeven wij niet te verwachten,
dat anderen zich daarvoor interesseren.
Wij concluderen dan ook met v. R.:
Het hoort tot de zuivere, christelijke
levensstijl, dat de Christen getuigenis
aflegt van een verhouding tot God, die
zich kenmerkt door het bewustzijn door
de heilige God te zijn uitgekozen als
Zijn werktuig; door blijvende dank
baarheid voor Gods grootheid, goedheid
en uitverkiezing en door een geloof, dat
zich uit in broederlijke liefde.
Dit is het enige getuigenis, dat ver
overt; het getuigenis van een levende
eenheid met de levende God.