Het water is geweken;de mensen komen terug; onherbergzaam is het land
Duits historicus: Hessen
heeft recht op Suriname
PROBLEMATISCH TALENT VAN I. G. ELBURG
Staar, een lensafwijking
Gestolen
■i
Wel politieke, geen partij
politieke eenheid
VICTORIA
„De mond, die ook nu niet
boterham eten kan
L
„Laag Tibet"
K
N°™
Johannes Becher zocht het paradijs
der eeuwige jeugd
Instituut voor gemeenschappelijk
beraad voorgesteld
Het seizoen der dichters IV
ig&llgBBB
WATER
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 17 OCTOBER 1953
PAGINA 5
iK mm mï «m Sill
hmmm
IHBli
nM-Vi
«ff mmwrtï
pwi
avontuur dat niet doorging
Collecte gezamenlijke
militaire fondsen
Ongeschoeide Carmelitessen
,,De katholiek in de P. v. d. A":
Adviescommissie voor
de K.Y.P.-fractie
HOGE GASTEN OP
K.V.P..CONGRES
Ongeldige postzegels
Onderscheiden
Waarom opa de krant bij het lezen steeds
verder van zich afhoudt, totdat zijn armen
tenslotte te kort zijn
door
A. Budington Kelland B
Liturgische weekkalender
i
■HHBRi
MgpgP
i hi
lange, benauwende maanden
van moeizaam worstelen, is ook
het laatste stroomgat in de dijk
op Schouwen gedicht. En nauwelijks
zijn de polders droog gevallen, of de
bewoners, die drie-kwart jaar van huis
en haard verstoken zijn geweest, keren
naar hun land terug. Wat zij er vinden,
is de volstrekte chaos, de totale ont
luistering. Maar dat brengt hen noch
tans niet tot wanhoop. Bijgaande foto's
zijn gemaakt in Sirjansland, een dorp
je, dat nog heel kort geleden aan de
greep van het water is ontrukt. Zij
geven een schril beeld van de verwoes
ting, die de zondvloed heeft aangericht.
Nochtans deprimeren zij niet. Integen
deel, zij roepen een sfeer op van
hoopvolle verwachting. Want de men
sen in Sirjansland versagen niet. De
mannen hebben geholpen (en helpen
nog) bij het herstel van de dijken, de
vrouwen vatten met ongekende vast
beradenheid de huishoudelijke werk
zaamheden op: dat wil zeggen de werk
zaamheden, die de grondslag moeten
leggen voor een geheel nieuw huis
houden. En de kinderen? Och, zij on
dergaan in de argeloosheid huns har
ten deze strijd om een nieuw bestaan,
dat zij in de toekomst opnieuw zullen
moeten verdedigen.
mw~
De regering van het Duitse land Hes
een zou, als zij dit wenste, bij de Ver
enigde Naties aanspraak kunnen maken
ep Suriname. Tot deze conclusie is een
ijverige Duitse geschiedvorser gekomen,
die in het te Frankfort verschijnende
blad „Deutscher Kurier" een artikel
over zijn studie heeft gepubliceerd.
Duitseï,s danken volgens hem hun
rechten op Suriname aan de in 1635 in
Spiers geboren Johannes Joachim
Becher, die zich in de tweede helft van
de zeventiende eeuw in heel West-Eu
ropa bekendheid verwierf. Becher was
door de aartsbisschop van Mainz tot
universiteitsprofessor verheven en ver
raste vriend en vijand door proeven
met de aanplant van aardappelen, het
Winnen van cokes, en tenslotte zelfs
door het ontdekken van „de steen der
wijzen" in Schotland. Eén van Bechers
grote plannen was het stichten van een
Duitse kolonie in Zuid-Amerika, maar
ket kostte hem jaren vooraleer hij een
Duitse vorst vond, die hem daarbij wil-
helpen. Tenslotte vond hij gehoor bij
F® ^riJ berooide en avontuurlijke graaf
erik Casimir van Hanau.
<0<hrVijwndere gezant van die graaf
Van ^echer naar Amsterdam, waar hij
oe ..Hollands' Zuid-Amerikaansfi
Com]
hoco
„Hollands' Zuid-Amerikaanse
Pagnie" de kuststrook tussen Ori-
- en Amazone kocht. De graaf uoch
ener hebben echter ooit voet aan wal
gezet in hun nieuwe kolonie. Hun on
derneming mislukte, omdat zij geen
kolonisten konden vinden, ook al prees
Becher het land aan als een paradijs,
„waar de mensen zo lang leven, dat zij
tenslotte van ouderdom omvallen".
De graaf had zich met dat al zodanig
in de schulden gestoken, dat zijn familie
hem onder voogdij liet plaatsen. Becher
zelf stierf later arm en verlaten in
Londen.
Eerst een eeuw later heeft een van
's graven nazaten, Wilhelm von Hessen-
Kassei, nog eens getracht het gebied
van Nederland op te eisen, doch toen
kwamen de veroveringen van Napoleon
tussenbeide. Dat alles sluit echter vol
gens de „Deutscher Kurier" niet uit, dat
de stichting der Duitse kolonie driehon
derd jaren geleden heeft plaatsgehad en
dat de Duitse rechten staatsrechtelijk
nooit zijn uitgewist. De vraag of Hessen,
als rechtsopvolgster van het oude graaf
schap Hanau, nog altijd rechten op
Guyana kan doen gelden, leent zich vol
gens het blad bij uitstek voor een be
handeling in een proefschrift.
In ruim 550 plaatsen van ons land zul
len van Zaterdag 24 October tm. Zater
dag 7 November de collectebussen ram
melen voor de „Stichting gezamenlijke
militaire fondsen". Deze stichting wordt
gevormd door: het fonds 181.5 voflA oud-
militairen en nagelaten betrekkiiflfcn, de
Kon nat. ver. tot steun aan miliciens
„Stamil", Ver. ereschuld en dankbaar
heid, het Karei Doormanfonds, Prins
Bernhard Stichting en het Van Weerden
Poelmanfonds. Deze zes fondsen bestrij
ken practisch het gehele terrein van
sociael hulp aan militairen van land-,
zee- en luchtmacht en hun nagelaten
betrekkingen. Hun steun is een aanvul
ling op hetgeen van Rijkswege wordt
gedaan, aanvulling op de pensioenen van
oud-militairen en weduwen, financiële
steun voor de studie van wezen, steun
aan militairen en hun gezinnen, die door
de vervulling van hun dienstplicht bij
zondere nadelen hebben ondervonden,
hulp aan invaliden enz. In 1952 werd
daarvoor f 550.000 uitgekeerd.
(Van onze correspondent)
5 November zullen in de Carmel te
's-Hertogenbosch alle priorinnen van de
kloosters der Ongeschoeide Carmelites
sen (de Regialen) in Nederland bijeen
komen ter bespreking van de mogelijk
heden tot nauwere samenwerking over
eenkomstig de verlangens van de H.
Stoel, uitgedrukt in de apostolische con
stitutie van Z. H. de Paus, Sponsa Chris-
ti.
van' hct van harte de mening
onderschreven "in<?ig Centrum van 1945
rale organisatie *u "S"? -ook. de electo;
van zeer groot b»?' et ln ,eder gevaI
lieken een iLm.ang ,s- dat de katho
hebben om zich gczanJT. beschikk>nS
tieke vraagstukken I over poli-
dit instituut niet tot stnnjeraden''- Dat
is het gevolg van een onw'fl s*jkom(;'n-
aan ónze kant lag en ligt". dle n,et
Naar wij vernemen zal 21 October in
het gebouw van de Tweede Kamer de
commissie geïnstalleerd worden, welke
als uitvloeisel van de besprekingen met
de commissie-Steenberghe de K.V.P.-
fractie van advies zal dienen.
Dit adviescollege komt te staan onder
voorzitterschap van mr. M. PL. Steen-
berghe Verder maken van de commissie
deel uit ir. J. van Aken van de Staats
mijnen, mr. F. J. H. Bachg, raadadviseur
van dé Kath. Middenstandsbond, prof.
F Thurlings, hoogleraar aan de Land
bouwhogeschool te Wageningen, prof.
dr. G. H. L. Zeegers, directeur van het
Kath. Soc. Kerkelijk Instituut, en de
heer H. J. Kuiper, oud-bestuurslid van
de K.A.B.
Het algemeen secretariaat der Katho
lieke Volkspartij deelt mede, bericht
ontvangen te hebben dat aan het Con
gres der Partij op 7 en 8 November te
Utrecht zullen deelnemen de ministers,
prof. dr. L. Beel en A. C. de Bruijn, de
staatssecretaris dr. G. M. J. Veldkamp,
de minister van Staat mr. J. R. H. v.
Schaik, mr. dr. L. N. Deckers, H. F. M.
baron van Voorst tot Voorst en dr. P- A.
Kasteel, buitengewoon gezant en ge-
volm. minister in Chili. Voorts schreven
nagenoeg alle leden van de Katholieke
Eerste en Tweede Kamer-fractie als
deelnemer in.
Advertentie
DRINKT GEREGELD
NATUURLIJK BRONWATER
De volgende bijzondere postzegels
worden met ingang van 1 Januari 1954
buiten gebruik gesteld en dus voor de
frankering waardeloos: de in 1952 uitge
geven Jan van Riebeeckpostzegels,
frankeerwaarden 2, 6, 10 en 20 cent; de
in 1952 uitgegeven herdenkingspostze
gels 50-jarig bestaan Staatsmijnen in
Limburg, frankeerwaarde 10 cent; de
zomerpostzegels, uitgifte 1952 (bloemen-
serie ontwerp D. van Gelder), fran
keerwaarden 2, 5, 6, 10 en 20 cent; de in
1952 uitgegeven PTT-herdenkingspost-
zegels 18521952, frankeerwaarden 2, 6,
10 en 20 cent; de weldadigheidspostze
gels (kinderpostzegels) uitgifte 1952,
frankeerwaarden 2, 5, 6, 10 en 20 cent.
Voorts worden 1 Januari buiten ge
bruik gesteld de door de postadminis
tratie van de Ned. Antillen uitgegeven
briefomslagen voorzien van een zegel-
afdruk met de beeltenis van Koningin
Wilhelmina (zgn. sluiertype) en voor
zien van de opdruk „Nederland 10 cent".
Bij K. B. is benoemd tot ridder in afe
Orde van Oranje-Nassau, W. Diemer,
raadslid der gemeente Onstwedde, te
Musselkanaal.
ombert Tegenbosch, literair kroniekschrijver van „Oost-Brabant", en onder
getekende hebben elkaar wat kranten met onze literaire kronieken er in
opgestuurd, om eens van elkadrs werkwijze kennis te nemen. Zoiets is
leerrijk, want men ziet dan als recensent hoe in een soortgelijk dagblad met een
locale-regionale lezerskring de literaire actualiteit wordt aangepakt. Het geluk
wil, dat ook Lambert Tegenbosch zich in een paar vervolgartikelen met de mo
derne poëzie heeft bezig gehouden, goedddeels als pleitbezorger, onder de titel:
„Geen experimentele dichters naar het gekkenhuis".
ten der vertrouwde schoonheidsleer
vangt men weinig met hen aan. Maar
dat houdt niet in, dat zij wetteloos te
werk gaan, of dat hun verzen zo maar
erupties zijn van de vuurspuwende
berg van hun onderbewustzijn. Tegen
bosch schijnt dit, althans ten aanzien van
de dichter Jan G. Elburg, te menen. Hij
schrijft tenminste:
Tegenbosch constateert: „De menselij
ke inzet, haast zonder reserve, maakt
het belang uit van de moderne revolu-
tionnaire poëzie". Dit belang wordt, vol
gens hem, echter artistiek geschaad,
doordat de dichter het gedicht overwoe
kert. „Dat wil zeggen, dat er in het ex
perimentele gedicht een dosis leven, na
tuur, ethiek, vitaliteit steekt die groter
is dan de dosis kunst." Men kan het
hierin met hem eens zijn. Heel de vraag
„Wat is kunst?" is bij de experimentelen
in de lucht komen zweven. Met de wet-
„Een bezinning op datgene, dat de
katholieken als katholieken ten aanzien
van de politiek verbindt bezinning,
die tot practische resultaten zou moeten
kunnen leiden is door ons altyd ge
wenst en kan in de huidige situatie als
het eerst noodzakelijke worden be
schouwd.
Het scheppen echter van een kunstma
tig partij-politiek eenheidsverband, dat
uit een diepere eenheid niet noodzakelijk
voortvloeit en hier en nu door de uit
wendige omstandigheden niet aan de
katholieken wordt opgedrongen, kan
slechts leiden tot een verstoring van dc
natuurlijke orde der dingen, belemmert
de normale functionnering van het de
mocratisch bestel in Nederland en remt
de ontwikkeling van de persoonlijke
vrijheid en de persoonlijke verantwoor
delijkheid, die de voltooiing van de ka
tholieke emancipatie zo dringend be
hoeft".
Dit is het standpunt, dat de „Katholiek
in de P.v.d.A." verdedigt ten aanzien
van de eenheid der katholieken in de
Politiek. Daarom concludeert het blad;
„Aan een gesprek over de kern der
dingen kan, na de boodschap van de
kardinaal, geen katholiek zich onttrek
ken, die geroepen is naar eigen diepste
verantwoordelijkheid mee te helpen
bouwen aan een betere wereld voor
allen".
W'elke grenzen deze eenheid kan heb
ben, formuleert het blad aldus:
Van Schaepman is het bekende
woord, dat de katholieken in Neder
land vormen „een politieke persoon
lijkheid". Dit woord wordt menigmaal
gehanteerd als een argument voor die
instandhouding van de partij-politieke
eenheid der katholieken. Er is een
verschil tussen politieke eenheid en
partij-politieke eenheid. Politieke een
heid veronderstelt niet noodzakelijk
partij-polmeke eenheid, zij kan boven-
partydig van aard zijn. Partij-politieke
nheial daarentegen veronderstelt wel
een politieke eenheid, omdat men an
ders het risico loopt de daadkracht van
ae partij als partij lam te leggen.
®?v??d,en geeft het blad een concrete
aanduiding, hoe het die eenheid dan wel
verwezenlijkt wil zien:
„Juist omdat er over uitleg en toe-
Fassiny der katholieke beginselen door
erscheidenen anders wordt gedacht,
(Van onze medische medewerker)
Het oog is eigenlijk een klein
fototoestel. Met behulp van een
lens wordt er een beeldje ge
vormd op een gevoelige laag. Deze
lens is laagsgewijs opgebouwd, als de
rokken van een ui en aan weerszijden
begrensd door bolvormige oppervlak
ken. Verder wordt de gehele lens om
geven door een vlies, de lenskapsel.
Het typische van een ooglens is, dat
wij haar brandpuntsafstand kunnen
veranderen, dat wil zeggen, dat wij
haar meer of minder bol kunnen
maken al naar gelang wij iets willen
bekijken, dat kortbij of verder van ons
af staat.
Dit verschijnsel, dat wij accom
modatie dat is letterlijk aanpas
sing aan de afstand, waarop wij scherp
willen zien noemen, wordt bij het
ouder worden minder. De lensmassa
wordt taaier en kan blijkbaar niet zo
makkelijk meer op dichtbij zien inge
steld worden. Daarom houdt Opa de
krant bij het lezen steeds verder van
zich af, totdat zijn armen tenslotte te
kort zijn. Door er een bol glas, een
leesbril voor te zetten, is dit gebrek
eenvoudig te corrigeren.
Een andere aandoening van ernstiger
aard, waaraan de lens bij het ouder
worden kan gaan lijden, is cataract
oftewel staar. Wij spreken van staar,
ais de lens troebel, wit ondoorschij
nend wordt en geen licht meer door
laat. Hier in Nederland wordt de lens
troebel in de buitenste lagen, in Indo
nesië zien wij het eerst de lenskern
■Ondoorschijnend worden.
Is staar zuiver een ouderdomsver-
schijnsel? Vermoedelijk niet. Wij zien
staar ook wel eens aangeboren optre
den. De kinderen worden dan geboren
met pupillen, die niet mooi gitzwart
zijn en zij reageren niet op be
wegende voorwerpen. Ook bij diabetes
(suikerziekte) treedt wel eens een be
paalde vorm van staar op. Verder
schijnt erfelijkheid er ook een rol bij
te spelen. Het enige wat zeker vast
staat is, dat staar in elk geval een
stofwisselingsstoornis van de ooglens is.
Omdat er bij glasblazers een z.g. glas-
blazersstaar optreedt, heeft men een
tijd gedacht, dat sterke stralingen
waaraan het oog blootgesteld werd er
geen goed aan zouden doen. Het is
echter zinloos om het advies van een
brillenfabriek op te volgen en de ge
hele dag met een zware schutbril te
gaan lopen om maar geen staar te
krijgen.
Als een ouder iemand met een lees
bril niet geholpen kan worden en
klaagt, dat hij vooral overdag slecht
ziet en dat hij er in het donker veel
minder last van heeft, gaan onze ge
dachten uit naar staar. Dat onze pa
tiënt er 'S avonds minder last van
heeft komt, omdat zich voor de lens
net als in een fototoestel een diaphrag-
ma bevindt, de pupil, die zich bij veel
licht (overdag) vernauwt en die zich
bij schemer of in het donker ('s avonds)
verwijdt. Als de pupilopening wijd is
kan onze patiënt door delen van de
lens kijken, die nog niet aangetast, nog
niet troebel zijn. Tenslotte kan de pa
tiënt, als wij er niets aan doen, op den
duur alleen maar licht en donker van
elkaar onderscheiden. Vandaar de
angst van de patiënten voor blindheid,
indien men bun mededeelt dat zij aan
staar lijden.
Bij tijdige herkenning is deze angst
gelukkig niet gerechtvaardigd. Men
wacht dan tot de staar rijp is en gaat
dan tot lensextractie over. Dat is een
klein operatietje onder locale verdo
ving, waarbij de lens uit het oog ver
wijderd wordt. De hele operatie duurt
nog geen kwartier en is vrijwel ge
vaarloos. De opname in het ziekenhuis
duurt plus minus drie weken.
De belemmering voor de lichtstralen
is daarmede uit de weg geruimd en de
patiënt kan weer zien. Het lensloze
oog is echter zwaar bijziend. Dit kan
nu verholpen worden met bolle glazen.
Als nu eens een keer de staar niet, zo
als meestal, dubbelzijdig is, dan doet
zich daarbij de eigenaardige moeilijk
heid voor, dat de patiënt met het oog,
waar het bolle, positieve glas voor
staat, de dingen aanvankelijk groter
ziet dan met het andere oog. De aan
passingsmogelijkheden van de natuur
zijn echter zo groot, dat beide verschil
lend grote beelden op den duur toch
versmelten tot een. En als dat na enige
tijd niet gebeurt, is daar altijd nog het
contactglas, dat op het oog gedragen
wordt en dat omdat het korter bij de
plaats staat waar de lens gezeten heeft,
het beeld niet extra vergroot en daar
door weer zien met beide ogen tege
lijk mogelijk maakt.
Van S.
57
„Net als in het leger," mompelde zij
„Ik heb tenminste wel eens gehoord dat
er twaalf man nodig zijn om éen sol
daat van het nodige te voorzien."
Ze wist niet precies bij wie ze wezen
moest om te vragen wat zij weten
wilde, en daarom liep ze het midden-
gangpad door, telkens opzij springend
voor de karretjes, onderwijl uitkijkend
naar iemand die het niet al te druk
had en wel even gestoord kon worden.
Het rook hier naar textiel en olie. In
K^,-„g e ,nis was een aantal meisjes
PrUskaartjes aan japonnen te be-
a ,was hier tweerichtings-
Ïp ifimm311 Sne ziide arriveerden
de nieuwe voorraden en wat voor de
afdelingen bestemd was, verliet het
magazijn met de tegenovergestelde
stroom Sherry vroeg zich af hoe men
er in slaagde orde in die chaos te bren
gen.
Maar voordat ze iemand kon vinden
die ze kon aanklampen, zag ze mijn
heer Portman aankomen. Hif zae er
gejaagd uit. Net alsof hij een kater had
dacht Sherry. Toen hij haar zag bleef
hij staan, en streek met zijn tong lanes
zijn lippen.
„Wat doe jij hier?vroeg hij. Hij deed
zijn best het lsn^js zijn neus wg§ te zes-
gen, maar het ging hem niet goed af
Je hebt hier toch niets te maken?"
„Insgelijks," gaf Sherry prompt terug.
Ik dacht dat de assistent-inkopers er
waren om boodschappen te doen."
„Ik moest me ergens van vergewis
sen," zei hij. „Er is vanmorgen een zen
ding aangekomen. Ik wilde zien of ze
goed behandeld wordt
"ivr Gr°te partij?" informeerde Sherry.
„Mag er zijn." Hij keek haar aan,
w v^ndde haastig zijn blik weer af.
het weer een speciale aanbie-
,VroeS zij-
Het k van nietantwoordde hij.
een plezierët ;ik merer om een relatie
kens hIÏ i?„ .oen' Handdoeken en la-
nm zie'. iLkeek voortdurend nerveus
trouwde. ee"' alsof hij iets niet ver-
Hij zit op hete kolen, dacht Sherry.
"JL. 9laar een consignatiezendins
„O!" zei Sherry. „O! Een consignatie!
Vanmorgen gearriveerd?"
.„Vanmorgen., ja," zei Portman. Hij
aarzelde. „Sheiry, zei hij, „ginds is een
rustig plekje waar we even kunnen
praten."
Een grote kist viel met een zware slag
van een steekkar af, en mijnheer Port
man maakte een sprongetje van schrik
„Zo nerveus,' zei Sherry.
„Het is erg belangrijk," zei Portman.
„Ik ben van plan mijn reis naar Europa
met de assistent-bedrijfsleider en de in
koopchef te bespreken. Over een paar
dagen hoop ik te vertrekken."
„Tot aan de waterlijn geladen met
reischeques," zei Sherry.
„Ik heb je alles verteld", drong hij aan.
„Als je werkelijk, werkelijk bang
bent dat je je eenzaam zult voelen," zei
Sherry, „weet je dan wat ik doen zou
als ik jou was?"
„Nu?"
„Ik zou me in het nachtleven storten,"
zei ze. „Ik zou me verslingeren aan ac
trices en dansmeisjes en zangeressen.
Wedden, als je ze een enkele reis naar
Europa onder de neus duwde, dat ze in
le armen in zwijm zouden vallen?"
„Toe," zei hij ernstig, „toe, Sherry,
praat zo niet."
„Weet je, zei ze, terwijl ze een die
pe rimpel in haar voorhoofd trok, „weet
je, er zijn mensen met zonnewijzers."
'„Zonnewijzers?" Hij was begrijpelij
kerwijze verbaasd over deze wending
in het gesprek.
„Met mooie spreuken er op," ver
volgde ze, alsof dat alles verklaarde. Ze
schepte behagen m zijn verbazing. „Zo
als bijvoorbeeld: „Het is later dan u
denkt."
En terwijl hij naar nog met open
mond aanstaarde, keerde ze hem haar
rug toe en stapte paimantig weg. Ze
hield haar schouders naar achteren en
liep kaarsrecht, en Portman staarde
haar verbluft na, maar durfde haar
niet te volgen.
Ze begaf zich regelrecht naar haar
plaats op de afdeling Propaganda, en
begroef zich in een reclametekst voor
meubilair. De afdeling Woninginrich
ting had een speciale aanbieding op
touw gezet van tafels en stoelen, en
dat betekende dat ze moest gaan kijken
en met de inkoper praten. Mevrouw
Brixton riep haar bij zich en gaf haar
een pluimpje voor het idee van de eet
kamer. Heel de dag had zij het druk
met allerlei kleine karweitjes, en ze
„Wist jij dan dat we niets zouden
vinden?" Zijn stem trilde, en hij had
moeite om zijn zelfbeheersing te be
waren.
„Ik wist het niet," zei ze, „maar lk
vermoedde het. Maar pas nadat ik bij
jou geweest was."
„Ik sta voor gek," mopperde Pat. „De
politie steekt natuurlijk de draak met
me."
„Je mag me anders dankbaar zijn,"
zei Sherry. „Per slot van rekening heb
je aan mij een goede tip te danken."
Sherry nam de lift naar de linnen
afdeling en keek rond of ze Roger New-
some ook zag. Ze behoefde niet lang
te zoeken.
„Roger," zei ze. „Het is Maandag. De
winkel is vanavond open."
„En wat heb jij daarmee te maken?
Jouw afdeling werkt niet door."
„Maar we kunnen toch samen gaan
eten voor ik terugkom," zei ze hoop
vol.
„Waarom moet jij terugkomen?"
vroeg hij argwanend.
„Omdat ik moet."
„Heeft mevrouw Brixton het ge
vraagd?"
„Niet met zoveel woorden," zei Sher
ry, „maar ze zal het zeker toejuichen."
Heeft iemand anders dan gevraagd
had geen tijd om aan andere dingen of je komt werken?
dan haar werk te denken. Doch even
voor vieren belde Pat Evans haar op.
„Kom dadelijk bij me," zei hij streng.
Ze haastte zich naar zijn kantoor, en
trof hem in een buitengewoon slecht
humeur aan.
„Je hebt me voor gek gezet," zei hij.
„Niks te vinden. We hebben in alle
hoeken en gaten gekeken. Er was zelfs
geen concierge in dat gebouw. En geen
spoor van linnen."
„O," zei ze. „Dus je kijkt op je neus,
he? Het is anders precies zoals ik ver
wacht had."
„Het gaat er per slot van rekening
om dat het belangrijk is dat ik terug
kom," zei ze.
„Sherry," zei hij nadrukkelijk, „loop
je misschien met een of ander duivels
plan rond?"
„Dat is een heel onbeschaamde
vraag, verklaarde zij."
Hij haalde hulpeloos zijn schouders
op. „Ik zal wel beneden aan de lift op
je wachten," zei hij.
(Wordt vervolgd).
„Bij Elburg zijn de verzen overvloe
dig en lang. De inspiratie is blijkbaar
gemakkelijk. Dat is meestal bij „le-
vens"dichters; de „kunst-dichter (van
't type Nijhoff) hebben het moeilijker.
De verzen ontstaan uit een soort
dronkenschap en zijn een gelal zonder
noemenswaardige variatie."
Nu meen ik, dat juist Elburg wel de
laatste der experimenten is, wiens
schrijfaandrift men „gemakkelijk" kan
noemen. Alles is Elburgs bundel „Laag
Tibet" 1) wijst op een moeizame
versgeboorte.
Ik had, vóór mij de artikelen van
Lambert Tegenbosch onder ogen kwa
men, deze kroniek over Jan G. Elburg
willen beginnen met de zinsnede: Het
dichtwerk van Elburg is er allereerst
om te bewijzen, dat de experimentelen
geen samenflansers van associaties zijn.
Bijna geen enkel beeld wekt de indruk
terloops in het vers te zijn ingegroeid.
Over alles ligt de adem der moeizaam
heid. Achter elk woord schemert de
toetssteen der bedachtzaamheid en hoort
men de dichter denkend werkzaam
zijn. Wanneer men tegen deze verskunst
bezwaren heeft, dan heeft men in we
zen bezwaren tegen dit bijna knerpend
denken, tegen deze afpijniging van het
vers, tegen deze overbelasting van het
draagvermogen van iedere versregel.
Het met gezwoeg tot stand gekomen
bouwwerk van deze poëzie dreigt
voortdurend uit zijn voegen te barsten
en verliest zijn voornaamste lijnen on
der een overdaad aan nevengedachten
en beeldende krachtbijzettingen. Men
kan hier spreken van een zeer sterk
expressionisme dat in barok verloopt.
Deze barok houdt een mislukking in;
maar geen mislukking uit dichterlijke
gemakzucht of wegens onbeheerst uit
gestroomde scheppingsdrang. Hier is op
heel merkwaardige wijze juist sprake
van het tegendeel. De wording van het
vers werd door het argwanend, al te
voorzichtig wikkend en wegend brein,
dat over de inspiratie heerste, afge
remd en beknot.
Tijdens het dichten rezen voortdurend
gewetensvragen over het practische nut
van dit dichten voor de wereld.
Wij mogen de ogen niet sluiten
voor wat iedere letter-seconde
geleden wordt, tussen cement en
vodden.
schreef Gerrit Kouwenaar, wiens bun
del „Achter een woord" hier vorige
week ter sprake kwam. Elburg presteert
het om zich midden in een juichend ge
dicht over de losbrekende lente af te
vragen:
Heb ik gedacht aan de mond die
ook nu niet
boterham eten kan, prijzen den
Heer?
Dit is de menselijke toon van deze
twee dichters, deze eenlingen in de
moderne literatuur, in wier werk de
sociale bekommernis zich als grondslag
laat beschouwen.
Een grootse droom
Deze grondslag kennen de eigenlijke
experimentelen niet. Die zijn (nog) uit
sluitend begaan met de wereld van het
eigen „ik", waarin de geestelijke chaos
van deze tijd zich weerspiegelt. Kouwe
naar en Elburg zijn in feite geen expe
rimentelen, ook al werden zij door
Vinkenoog in „Atonaal" geannexeerd.
Ze schreven en experimenteerden op
hun manier reeds lang voordien en
hebben zich toen aan heel andere voor-
teelden geschoold dan Vinkenoog en de
zijnen. De Engelse dichter Dylan Tho
mas met zijn machtig bundeltje „Deaths
and Entrances" (1945) is wellicht El
burgs naaste en invloedrijkste geestver
want. Niet alleen Elburg, maar ook
Koos Schuur en ikzelf leerden van
Dylan Thomas in die eerste jaren na de
bevrijding, toen het tijdschrift Het
Woord onbedoeld een wegberijder voor
de experimentelen was. Onbedoeld, men
kan daar de onlangs in boekvorm ver
schenen essays van Gerard Diels uit
Het Woord op nalezen. De experimen
telen zijn heel anders van de toren gaan
blazen. Behoort Elburg (geb. in 1919) tot
de oorlogsgeneratie; Vinkenoog (geb.
1928) en de Atonalen zijn op en top
na-oorlogse jongeren. Staat Elburg en
evenzeer Koos Schuur een grootse
droom voor ogen en geldt hun symbo
lisme voor een vurige acte van geloof
in die droom; de experimentelen heb
ben alle dromen aan de kant gedaan,
zijnde te aesthetisch, te romantisch, te
passé.
Romantiek en sociale deernis
Elburg is een romantisch dichter. Zijn
romantisch levensgevoel en zijn sociale
deernis gaan samen. Zijn droom is een
mensheidsdroom en hij zou in staat zijn
daarvan de grote vertolker van deze
tijd te zijn, indien zijn reeds vernoemd
argwanend dichtersbrein er de onwe-
zenlijhkeid maar van kon ontveinzen.
Dromen hebben geen practische waar
de, zegt ergens de realist in Elburg. Het
gaat om de werkelijkheid, om de
„stad", dat cultuur- en arbeidsveld van
de moderne mens (zie over dit begrip
„stad" de kroniek van verleden Zater
dag).
In zijn gedicht „Stad" formuleert
Elburg de tweespalt tussen verbeelding,
heimwee, roes en romantiek aan de
ene kant, en werkelijkheid, waarheid,
werk en wereld aan de andere, als
volgt (let op het voegwoordje „maar");
Daar zijn grachten met water om
langs te lopen,
kanalen voor nachtelijke gondel
vaarten,
daar zijn driehoeken eenden die
overtrekken,
maar het land is een zeldzaam on
rijpe verbeelding
en de stad is de waarheid en niets
dan het werk.
an men gevoeglijk zeggen, dat
deze „waarheid" en dit „werk"
het dichterschap van Elburg ten
dele in de kiem smoren en allerlei
vreemde vergroeiingen in het versorga
nisme tengevolge hebben, tevens echter
wordt dit talent er ongewoon boeiend
en menselijk door. Elburgs dualisme zou
eigenlijk hèt grote probleem van tal
van jonge dichters moeten zijn. Immers,
enerzijds verwerpen zij alle (voos be
vonden) romantiek, maar anderzijds kun-
zij er, eenvoudig omdat zij poëten zijn,
nimmer geheel buiten.
Ondanks, of wellicht juist door zijn
dualisme heeft Elburg het aanzijn kun
nen geven aan enkele liefdesgedichten,
die, mèt het lied „Om wat ik van de
liefde weet" van Koos Schuur, mee van
de aangrijpendste voorbeelden van mo
derne niet-experimentele liefdeslyriek
zijn.
Verzen als „Gezeggelijk ben ik wel"
en „Lied om liefde te zien maken
heel wat „mislukkingen" goed; maken
ook heel wat mislukkingen begrijpelijk
en aannemelijk. Want hier moest „ver
krampt, liefde in tranen tellend" iets
ongezeggelijks afgedwongen worden
van het eigen talent. Hier moest met
soms grimmige humor een overgevoeli
ge natuur gehard en tegen zich zelf
beschermd worden. Van die humor
heeft Elburg in '46 een apart staaltje
gegeven in zijn verhalend gedicht
„Klein T(er)reurspel", dat in '48 be
kroond werd met de Campertprijs. On
danks die bekroning is Elburg een even
weinig bekend als gekend dichter ge
bleven. Ruchtmakender jongeren heb
ben de publieke aandacht naar hun pro
blemen weten te verleggen. De minder
in trek zijnde problematiek van onze
„laagtibetaanse" broeder, geboortig uit
Zeeland, wordt hierdoor gemakkelijk
ietwat in waarde onderschat of ver
keerd opgevat, getuige de bespreking in
Oost-Brabant".
NICO VERHOEVEN
1) Jan G. Elburg: „Laag Tibet". Uitg. De
Bezige Bij, Amsterdam.
ZONDAG 18 October: H. Lucas, evange
list; eigen mis; 2 geb. v. d. 21e Zondag
na Pinksteren, 3 voor Voortplanting v. h.
Geloof; Credo; prefatie van de Aposte
len; laatste evang. v. d. 21e Zondag na
Pinksteren; rood.
MAANDAG: H. Petrus van Alcantara,
belijder; eigen mis; wit. Utrecht, Den
Bosch, Roermond; 2 geb. oet. Kerkwij
ding en Credo.
DINSDAG: H. Joannes Cantius, belijder;
eigen mis; wit. Utrecht, Den Bosch.
Roermond: 2 geb. oct. Kerkwijding en
Credo.
WOENSDAG: Breda: H. Hilarion, Abt; mis
van het gemeenschappelijke', 2 geb. H.
Ursula en gezellen; 3 A cunctis; wit.
Haarlem: H.H. Gebroeders Ewald, marte
laren; mis van het gemeenschappelijke;
2 geb. H. Hilarion; 3 H. Ursula en ge
zellen rood. Utrecht, Den Bosch, Roer
mond: (in geconsacreerde kerken behal
ve in kathedralen) mis van de 21e Zon
dag na Pinksteren; geen Gloria; 2 gebed
oct. kerkwijding; 3 H. Hilarion; 4 H. Ur
sula en gezellen, geen Credo; gewone pre
fatie; groen (in niet geconsacreerde
kerken en in kathedralen hetzelfde al*
in het bisdom Breda).
DONDERDAG: Mis van de 21e Zondag na
Pinksteren; geen Gloria; 2 geb. a cunc
tis; 3 naar keuze; geen Credo; gewone
prefatie; groen. Utrecht, Den Bosch.
Roermond: (in geconsacreerde kerken
behalve in kathedralen) mis van Kerk
wijding; 2 geb. van O. L. Vrouw; 3 voor
Kerk of Paus; Credo; wit.
VRIJDAG: Mis van de 21e Zondag na
Pinksteren; geen Gloria; 2 geb. a cunc
tis; 3 Fidelium; 4 naar keuze; geen Cre
do; gewone prefatie groen. Utrecht,
Den Bosch, Roermond: (in geconsacreer
de kerken behalve in kathedralen) Oc
taafdag van Kerkwijding; Credo; wit.
ZATERDAG: H. Aartsengel Rafaël, eigen
mis; Credo wit.
ZONDAG 25 October: feest van Christus'
Koning; eigen mis; 2 geb. van de 22e
Zondag na Pinksteren; Credo; eigen pre
fatie; laatste evang. van de 22e Zondag
na Pinksteren; wit.