Het water is geweken;de mensen komen terug; onherbergzaam is het land Duits historicus: Hessen heeft recht op Suriname PROBLEMATISCH TALENT VAN I. G. ELBURG Staar, een lensafwijking Gestolen ■i Wel politieke, geen partij politieke eenheid VICTORIA „De mond, die ook nu niet boterham eten kan L „Laag Tibet" K N°™ Johannes Becher zocht het paradijs der eeuwige jeugd Instituut voor gemeenschappelijk beraad voorgesteld Het seizoen der dichters IV ig&llgBBB WATER LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 17 OCTOBER 1953 PAGINA 5 iK mm mï «m Sill hmmm IHBli nM-Vi «ff mmwrtï pwi avontuur dat niet doorging Collecte gezamenlijke militaire fondsen Ongeschoeide Carmelitessen ,,De katholiek in de P. v. d. A": Adviescommissie voor de K.Y.P.-fractie HOGE GASTEN OP K.V.P..CONGRES Ongeldige postzegels Onderscheiden Waarom opa de krant bij het lezen steeds verder van zich afhoudt, totdat zijn armen tenslotte te kort zijn door A. Budington Kelland B Liturgische weekkalender i ■HHBRi MgpgP i hi lange, benauwende maanden van moeizaam worstelen, is ook het laatste stroomgat in de dijk op Schouwen gedicht. En nauwelijks zijn de polders droog gevallen, of de bewoners, die drie-kwart jaar van huis en haard verstoken zijn geweest, keren naar hun land terug. Wat zij er vinden, is de volstrekte chaos, de totale ont luistering. Maar dat brengt hen noch tans niet tot wanhoop. Bijgaande foto's zijn gemaakt in Sirjansland, een dorp je, dat nog heel kort geleden aan de greep van het water is ontrukt. Zij geven een schril beeld van de verwoes ting, die de zondvloed heeft aangericht. Nochtans deprimeren zij niet. Integen deel, zij roepen een sfeer op van hoopvolle verwachting. Want de men sen in Sirjansland versagen niet. De mannen hebben geholpen (en helpen nog) bij het herstel van de dijken, de vrouwen vatten met ongekende vast beradenheid de huishoudelijke werk zaamheden op: dat wil zeggen de werk zaamheden, die de grondslag moeten leggen voor een geheel nieuw huis houden. En de kinderen? Och, zij on dergaan in de argeloosheid huns har ten deze strijd om een nieuw bestaan, dat zij in de toekomst opnieuw zullen moeten verdedigen. mw~ De regering van het Duitse land Hes een zou, als zij dit wenste, bij de Ver enigde Naties aanspraak kunnen maken ep Suriname. Tot deze conclusie is een ijverige Duitse geschiedvorser gekomen, die in het te Frankfort verschijnende blad „Deutscher Kurier" een artikel over zijn studie heeft gepubliceerd. Duitseï,s danken volgens hem hun rechten op Suriname aan de in 1635 in Spiers geboren Johannes Joachim Becher, die zich in de tweede helft van de zeventiende eeuw in heel West-Eu ropa bekendheid verwierf. Becher was door de aartsbisschop van Mainz tot universiteitsprofessor verheven en ver raste vriend en vijand door proeven met de aanplant van aardappelen, het Winnen van cokes, en tenslotte zelfs door het ontdekken van „de steen der wijzen" in Schotland. Eén van Bechers grote plannen was het stichten van een Duitse kolonie in Zuid-Amerika, maar ket kostte hem jaren vooraleer hij een Duitse vorst vond, die hem daarbij wil- helpen. Tenslotte vond hij gehoor bij F® ^riJ berooide en avontuurlijke graaf erik Casimir van Hanau. <0<hrVijwndere gezant van die graaf Van ^echer naar Amsterdam, waar hij oe ..Hollands' Zuid-Amerikaansfi Com] hoco „Hollands' Zuid-Amerikaanse Pagnie" de kuststrook tussen Ori- - en Amazone kocht. De graaf uoch ener hebben echter ooit voet aan wal gezet in hun nieuwe kolonie. Hun on derneming mislukte, omdat zij geen kolonisten konden vinden, ook al prees Becher het land aan als een paradijs, „waar de mensen zo lang leven, dat zij tenslotte van ouderdom omvallen". De graaf had zich met dat al zodanig in de schulden gestoken, dat zijn familie hem onder voogdij liet plaatsen. Becher zelf stierf later arm en verlaten in Londen. Eerst een eeuw later heeft een van 's graven nazaten, Wilhelm von Hessen- Kassei, nog eens getracht het gebied van Nederland op te eisen, doch toen kwamen de veroveringen van Napoleon tussenbeide. Dat alles sluit echter vol gens de „Deutscher Kurier" niet uit, dat de stichting der Duitse kolonie driehon derd jaren geleden heeft plaatsgehad en dat de Duitse rechten staatsrechtelijk nooit zijn uitgewist. De vraag of Hessen, als rechtsopvolgster van het oude graaf schap Hanau, nog altijd rechten op Guyana kan doen gelden, leent zich vol gens het blad bij uitstek voor een be handeling in een proefschrift. In ruim 550 plaatsen van ons land zul len van Zaterdag 24 October tm. Zater dag 7 November de collectebussen ram melen voor de „Stichting gezamenlijke militaire fondsen". Deze stichting wordt gevormd door: het fonds 181.5 voflA oud- militairen en nagelaten betrekkiiflfcn, de Kon nat. ver. tot steun aan miliciens „Stamil", Ver. ereschuld en dankbaar heid, het Karei Doormanfonds, Prins Bernhard Stichting en het Van Weerden Poelmanfonds. Deze zes fondsen bestrij ken practisch het gehele terrein van sociael hulp aan militairen van land-, zee- en luchtmacht en hun nagelaten betrekkingen. Hun steun is een aanvul ling op hetgeen van Rijkswege wordt gedaan, aanvulling op de pensioenen van oud-militairen en weduwen, financiële steun voor de studie van wezen, steun aan militairen en hun gezinnen, die door de vervulling van hun dienstplicht bij zondere nadelen hebben ondervonden, hulp aan invaliden enz. In 1952 werd daarvoor f 550.000 uitgekeerd. (Van onze correspondent) 5 November zullen in de Carmel te 's-Hertogenbosch alle priorinnen van de kloosters der Ongeschoeide Carmelites sen (de Regialen) in Nederland bijeen komen ter bespreking van de mogelijk heden tot nauwere samenwerking over eenkomstig de verlangens van de H. Stoel, uitgedrukt in de apostolische con stitutie van Z. H. de Paus, Sponsa Chris- ti. van' hct van harte de mening onderschreven "in<?ig Centrum van 1945 rale organisatie *u "S"? -ook. de electo; van zeer groot b»?' et ln ,eder gevaI lieken een iLm.ang ,s- dat de katho hebben om zich gczanJT. beschikk>nS tieke vraagstukken I over poli- dit instituut niet tot stnnjeraden''- Dat is het gevolg van een onw'fl s*jkom(;'n- aan ónze kant lag en ligt". dle n,et Naar wij vernemen zal 21 October in het gebouw van de Tweede Kamer de commissie geïnstalleerd worden, welke als uitvloeisel van de besprekingen met de commissie-Steenberghe de K.V.P.- fractie van advies zal dienen. Dit adviescollege komt te staan onder voorzitterschap van mr. M. PL. Steen- berghe Verder maken van de commissie deel uit ir. J. van Aken van de Staats mijnen, mr. F. J. H. Bachg, raadadviseur van dé Kath. Middenstandsbond, prof. F Thurlings, hoogleraar aan de Land bouwhogeschool te Wageningen, prof. dr. G. H. L. Zeegers, directeur van het Kath. Soc. Kerkelijk Instituut, en de heer H. J. Kuiper, oud-bestuurslid van de K.A.B. Het algemeen secretariaat der Katho lieke Volkspartij deelt mede, bericht ontvangen te hebben dat aan het Con gres der Partij op 7 en 8 November te Utrecht zullen deelnemen de ministers, prof. dr. L. Beel en A. C. de Bruijn, de staatssecretaris dr. G. M. J. Veldkamp, de minister van Staat mr. J. R. H. v. Schaik, mr. dr. L. N. Deckers, H. F. M. baron van Voorst tot Voorst en dr. P- A. Kasteel, buitengewoon gezant en ge- volm. minister in Chili. Voorts schreven nagenoeg alle leden van de Katholieke Eerste en Tweede Kamer-fractie als deelnemer in. Advertentie DRINKT GEREGELD NATUURLIJK BRONWATER De volgende bijzondere postzegels worden met ingang van 1 Januari 1954 buiten gebruik gesteld en dus voor de frankering waardeloos: de in 1952 uitge geven Jan van Riebeeckpostzegels, frankeerwaarden 2, 6, 10 en 20 cent; de in 1952 uitgegeven herdenkingspostze gels 50-jarig bestaan Staatsmijnen in Limburg, frankeerwaarde 10 cent; de zomerpostzegels, uitgifte 1952 (bloemen- serie ontwerp D. van Gelder), fran keerwaarden 2, 5, 6, 10 en 20 cent; de in 1952 uitgegeven PTT-herdenkingspost- zegels 18521952, frankeerwaarden 2, 6, 10 en 20 cent; de weldadigheidspostze gels (kinderpostzegels) uitgifte 1952, frankeerwaarden 2, 5, 6, 10 en 20 cent. Voorts worden 1 Januari buiten ge bruik gesteld de door de postadminis tratie van de Ned. Antillen uitgegeven briefomslagen voorzien van een zegel- afdruk met de beeltenis van Koningin Wilhelmina (zgn. sluiertype) en voor zien van de opdruk „Nederland 10 cent". Bij K. B. is benoemd tot ridder in afe Orde van Oranje-Nassau, W. Diemer, raadslid der gemeente Onstwedde, te Musselkanaal. ombert Tegenbosch, literair kroniekschrijver van „Oost-Brabant", en onder getekende hebben elkaar wat kranten met onze literaire kronieken er in opgestuurd, om eens van elkadrs werkwijze kennis te nemen. Zoiets is leerrijk, want men ziet dan als recensent hoe in een soortgelijk dagblad met een locale-regionale lezerskring de literaire actualiteit wordt aangepakt. Het geluk wil, dat ook Lambert Tegenbosch zich in een paar vervolgartikelen met de mo derne poëzie heeft bezig gehouden, goedddeels als pleitbezorger, onder de titel: „Geen experimentele dichters naar het gekkenhuis". ten der vertrouwde schoonheidsleer vangt men weinig met hen aan. Maar dat houdt niet in, dat zij wetteloos te werk gaan, of dat hun verzen zo maar erupties zijn van de vuurspuwende berg van hun onderbewustzijn. Tegen bosch schijnt dit, althans ten aanzien van de dichter Jan G. Elburg, te menen. Hij schrijft tenminste: Tegenbosch constateert: „De menselij ke inzet, haast zonder reserve, maakt het belang uit van de moderne revolu- tionnaire poëzie". Dit belang wordt, vol gens hem, echter artistiek geschaad, doordat de dichter het gedicht overwoe kert. „Dat wil zeggen, dat er in het ex perimentele gedicht een dosis leven, na tuur, ethiek, vitaliteit steekt die groter is dan de dosis kunst." Men kan het hierin met hem eens zijn. Heel de vraag „Wat is kunst?" is bij de experimentelen in de lucht komen zweven. Met de wet- „Een bezinning op datgene, dat de katholieken als katholieken ten aanzien van de politiek verbindt bezinning, die tot practische resultaten zou moeten kunnen leiden is door ons altyd ge wenst en kan in de huidige situatie als het eerst noodzakelijke worden be schouwd. Het scheppen echter van een kunstma tig partij-politiek eenheidsverband, dat uit een diepere eenheid niet noodzakelijk voortvloeit en hier en nu door de uit wendige omstandigheden niet aan de katholieken wordt opgedrongen, kan slechts leiden tot een verstoring van dc natuurlijke orde der dingen, belemmert de normale functionnering van het de mocratisch bestel in Nederland en remt de ontwikkeling van de persoonlijke vrijheid en de persoonlijke verantwoor delijkheid, die de voltooiing van de ka tholieke emancipatie zo dringend be hoeft". Dit is het standpunt, dat de „Katholiek in de P.v.d.A." verdedigt ten aanzien van de eenheid der katholieken in de Politiek. Daarom concludeert het blad; „Aan een gesprek over de kern der dingen kan, na de boodschap van de kardinaal, geen katholiek zich onttrek ken, die geroepen is naar eigen diepste verantwoordelijkheid mee te helpen bouwen aan een betere wereld voor allen". W'elke grenzen deze eenheid kan heb ben, formuleert het blad aldus: Van Schaepman is het bekende woord, dat de katholieken in Neder land vormen „een politieke persoon lijkheid". Dit woord wordt menigmaal gehanteerd als een argument voor die instandhouding van de partij-politieke eenheid der katholieken. Er is een verschil tussen politieke eenheid en partij-politieke eenheid. Politieke een heid veronderstelt niet noodzakelijk partij-polmeke eenheid, zij kan boven- partydig van aard zijn. Partij-politieke nheial daarentegen veronderstelt wel een politieke eenheid, omdat men an ders het risico loopt de daadkracht van ae partij als partij lam te leggen. ®?v??d,en geeft het blad een concrete aanduiding, hoe het die eenheid dan wel verwezenlijkt wil zien: „Juist omdat er over uitleg en toe- Fassiny der katholieke beginselen door erscheidenen anders wordt gedacht, (Van onze medische medewerker) Het oog is eigenlijk een klein fototoestel. Met behulp van een lens wordt er een beeldje ge vormd op een gevoelige laag. Deze lens is laagsgewijs opgebouwd, als de rokken van een ui en aan weerszijden begrensd door bolvormige oppervlak ken. Verder wordt de gehele lens om geven door een vlies, de lenskapsel. Het typische van een ooglens is, dat wij haar brandpuntsafstand kunnen veranderen, dat wil zeggen, dat wij haar meer of minder bol kunnen maken al naar gelang wij iets willen bekijken, dat kortbij of verder van ons af staat. Dit verschijnsel, dat wij accom modatie dat is letterlijk aanpas sing aan de afstand, waarop wij scherp willen zien noemen, wordt bij het ouder worden minder. De lensmassa wordt taaier en kan blijkbaar niet zo makkelijk meer op dichtbij zien inge steld worden. Daarom houdt Opa de krant bij het lezen steeds verder van zich af, totdat zijn armen tenslotte te kort zijn. Door er een bol glas, een leesbril voor te zetten, is dit gebrek eenvoudig te corrigeren. Een andere aandoening van ernstiger aard, waaraan de lens bij het ouder worden kan gaan lijden, is cataract oftewel staar. Wij spreken van staar, ais de lens troebel, wit ondoorschij nend wordt en geen licht meer door laat. Hier in Nederland wordt de lens troebel in de buitenste lagen, in Indo nesië zien wij het eerst de lenskern ■Ondoorschijnend worden. Is staar zuiver een ouderdomsver- schijnsel? Vermoedelijk niet. Wij zien staar ook wel eens aangeboren optre den. De kinderen worden dan geboren met pupillen, die niet mooi gitzwart zijn en zij reageren niet op be wegende voorwerpen. Ook bij diabetes (suikerziekte) treedt wel eens een be paalde vorm van staar op. Verder schijnt erfelijkheid er ook een rol bij te spelen. Het enige wat zeker vast staat is, dat staar in elk geval een stofwisselingsstoornis van de ooglens is. Omdat er bij glasblazers een z.g. glas- blazersstaar optreedt, heeft men een tijd gedacht, dat sterke stralingen waaraan het oog blootgesteld werd er geen goed aan zouden doen. Het is echter zinloos om het advies van een brillenfabriek op te volgen en de ge hele dag met een zware schutbril te gaan lopen om maar geen staar te krijgen. Als een ouder iemand met een lees bril niet geholpen kan worden en klaagt, dat hij vooral overdag slecht ziet en dat hij er in het donker veel minder last van heeft, gaan onze ge dachten uit naar staar. Dat onze pa tiënt er 'S avonds minder last van heeft komt, omdat zich voor de lens net als in een fototoestel een diaphrag- ma bevindt, de pupil, die zich bij veel licht (overdag) vernauwt en die zich bij schemer of in het donker ('s avonds) verwijdt. Als de pupilopening wijd is kan onze patiënt door delen van de lens kijken, die nog niet aangetast, nog niet troebel zijn. Tenslotte kan de pa tiënt, als wij er niets aan doen, op den duur alleen maar licht en donker van elkaar onderscheiden. Vandaar de angst van de patiënten voor blindheid, indien men bun mededeelt dat zij aan staar lijden. Bij tijdige herkenning is deze angst gelukkig niet gerechtvaardigd. Men wacht dan tot de staar rijp is en gaat dan tot lensextractie over. Dat is een klein operatietje onder locale verdo ving, waarbij de lens uit het oog ver wijderd wordt. De hele operatie duurt nog geen kwartier en is vrijwel ge vaarloos. De opname in het ziekenhuis duurt plus minus drie weken. De belemmering voor de lichtstralen is daarmede uit de weg geruimd en de patiënt kan weer zien. Het lensloze oog is echter zwaar bijziend. Dit kan nu verholpen worden met bolle glazen. Als nu eens een keer de staar niet, zo als meestal, dubbelzijdig is, dan doet zich daarbij de eigenaardige moeilijk heid voor, dat de patiënt met het oog, waar het bolle, positieve glas voor staat, de dingen aanvankelijk groter ziet dan met het andere oog. De aan passingsmogelijkheden van de natuur zijn echter zo groot, dat beide verschil lend grote beelden op den duur toch versmelten tot een. En als dat na enige tijd niet gebeurt, is daar altijd nog het contactglas, dat op het oog gedragen wordt en dat omdat het korter bij de plaats staat waar de lens gezeten heeft, het beeld niet extra vergroot en daar door weer zien met beide ogen tege lijk mogelijk maakt. Van S. 57 „Net als in het leger," mompelde zij „Ik heb tenminste wel eens gehoord dat er twaalf man nodig zijn om éen sol daat van het nodige te voorzien." Ze wist niet precies bij wie ze wezen moest om te vragen wat zij weten wilde, en daarom liep ze het midden- gangpad door, telkens opzij springend voor de karretjes, onderwijl uitkijkend naar iemand die het niet al te druk had en wel even gestoord kon worden. Het rook hier naar textiel en olie. In K^,-„g e ,nis was een aantal meisjes PrUskaartjes aan japonnen te be- a ,was hier tweerichtings- Ïp ifimm311 Sne ziide arriveerden de nieuwe voorraden en wat voor de afdelingen bestemd was, verliet het magazijn met de tegenovergestelde stroom Sherry vroeg zich af hoe men er in slaagde orde in die chaos te bren gen. Maar voordat ze iemand kon vinden die ze kon aanklampen, zag ze mijn heer Portman aankomen. Hif zae er gejaagd uit. Net alsof hij een kater had dacht Sherry. Toen hij haar zag bleef hij staan, en streek met zijn tong lanes zijn lippen. „Wat doe jij hier?vroeg hij. Hij deed zijn best het lsn^js zijn neus wg§ te zes- gen, maar het ging hem niet goed af Je hebt hier toch niets te maken?" „Insgelijks," gaf Sherry prompt terug. Ik dacht dat de assistent-inkopers er waren om boodschappen te doen." „Ik moest me ergens van vergewis sen," zei hij. „Er is vanmorgen een zen ding aangekomen. Ik wilde zien of ze goed behandeld wordt "ivr Gr°te partij?" informeerde Sherry. „Mag er zijn." Hij keek haar aan, w v^ndde haastig zijn blik weer af. het weer een speciale aanbie- ,VroeS zij- Het k van nietantwoordde hij. een plezierët ;ik merer om een relatie kens hIÏ i?„ .oen' Handdoeken en la- nm zie'. iLkeek voortdurend nerveus trouwde. ee"' alsof hij iets niet ver- Hij zit op hete kolen, dacht Sherry. "JL. 9laar een consignatiezendins „O!" zei Sherry. „O! Een consignatie! Vanmorgen gearriveerd?" .„Vanmorgen., ja," zei Portman. Hij aarzelde. „Sheiry, zei hij, „ginds is een rustig plekje waar we even kunnen praten." Een grote kist viel met een zware slag van een steekkar af, en mijnheer Port man maakte een sprongetje van schrik „Zo nerveus,' zei Sherry. „Het is erg belangrijk," zei Portman. „Ik ben van plan mijn reis naar Europa met de assistent-bedrijfsleider en de in koopchef te bespreken. Over een paar dagen hoop ik te vertrekken." „Tot aan de waterlijn geladen met reischeques," zei Sherry. „Ik heb je alles verteld", drong hij aan. „Als je werkelijk, werkelijk bang bent dat je je eenzaam zult voelen," zei Sherry, „weet je dan wat ik doen zou als ik jou was?" „Nu?" „Ik zou me in het nachtleven storten," zei ze. „Ik zou me verslingeren aan ac trices en dansmeisjes en zangeressen. Wedden, als je ze een enkele reis naar Europa onder de neus duwde, dat ze in le armen in zwijm zouden vallen?" „Toe," zei hij ernstig, „toe, Sherry, praat zo niet." „Weet je, zei ze, terwijl ze een die pe rimpel in haar voorhoofd trok, „weet je, er zijn mensen met zonnewijzers." '„Zonnewijzers?" Hij was begrijpelij kerwijze verbaasd over deze wending in het gesprek. „Met mooie spreuken er op," ver volgde ze, alsof dat alles verklaarde. Ze schepte behagen m zijn verbazing. „Zo als bijvoorbeeld: „Het is later dan u denkt." En terwijl hij naar nog met open mond aanstaarde, keerde ze hem haar rug toe en stapte paimantig weg. Ze hield haar schouders naar achteren en liep kaarsrecht, en Portman staarde haar verbluft na, maar durfde haar niet te volgen. Ze begaf zich regelrecht naar haar plaats op de afdeling Propaganda, en begroef zich in een reclametekst voor meubilair. De afdeling Woninginrich ting had een speciale aanbieding op touw gezet van tafels en stoelen, en dat betekende dat ze moest gaan kijken en met de inkoper praten. Mevrouw Brixton riep haar bij zich en gaf haar een pluimpje voor het idee van de eet kamer. Heel de dag had zij het druk met allerlei kleine karweitjes, en ze „Wist jij dan dat we niets zouden vinden?" Zijn stem trilde, en hij had moeite om zijn zelfbeheersing te be waren. „Ik wist het niet," zei ze, „maar lk vermoedde het. Maar pas nadat ik bij jou geweest was." „Ik sta voor gek," mopperde Pat. „De politie steekt natuurlijk de draak met me." „Je mag me anders dankbaar zijn," zei Sherry. „Per slot van rekening heb je aan mij een goede tip te danken." Sherry nam de lift naar de linnen afdeling en keek rond of ze Roger New- some ook zag. Ze behoefde niet lang te zoeken. „Roger," zei ze. „Het is Maandag. De winkel is vanavond open." „En wat heb jij daarmee te maken? Jouw afdeling werkt niet door." „Maar we kunnen toch samen gaan eten voor ik terugkom," zei ze hoop vol. „Waarom moet jij terugkomen?" vroeg hij argwanend. „Omdat ik moet." „Heeft mevrouw Brixton het ge vraagd?" „Niet met zoveel woorden," zei Sher ry, „maar ze zal het zeker toejuichen." Heeft iemand anders dan gevraagd had geen tijd om aan andere dingen of je komt werken? dan haar werk te denken. Doch even voor vieren belde Pat Evans haar op. „Kom dadelijk bij me," zei hij streng. Ze haastte zich naar zijn kantoor, en trof hem in een buitengewoon slecht humeur aan. „Je hebt me voor gek gezet," zei hij. „Niks te vinden. We hebben in alle hoeken en gaten gekeken. Er was zelfs geen concierge in dat gebouw. En geen spoor van linnen." „O," zei ze. „Dus je kijkt op je neus, he? Het is anders precies zoals ik ver wacht had." „Het gaat er per slot van rekening om dat het belangrijk is dat ik terug kom," zei ze. „Sherry," zei hij nadrukkelijk, „loop je misschien met een of ander duivels plan rond?" „Dat is een heel onbeschaamde vraag, verklaarde zij." Hij haalde hulpeloos zijn schouders op. „Ik zal wel beneden aan de lift op je wachten," zei hij. (Wordt vervolgd). „Bij Elburg zijn de verzen overvloe dig en lang. De inspiratie is blijkbaar gemakkelijk. Dat is meestal bij „le- vens"dichters; de „kunst-dichter (van 't type Nijhoff) hebben het moeilijker. De verzen ontstaan uit een soort dronkenschap en zijn een gelal zonder noemenswaardige variatie." Nu meen ik, dat juist Elburg wel de laatste der experimenten is, wiens schrijfaandrift men „gemakkelijk" kan noemen. Alles is Elburgs bundel „Laag Tibet" 1) wijst op een moeizame versgeboorte. Ik had, vóór mij de artikelen van Lambert Tegenbosch onder ogen kwa men, deze kroniek over Jan G. Elburg willen beginnen met de zinsnede: Het dichtwerk van Elburg is er allereerst om te bewijzen, dat de experimentelen geen samenflansers van associaties zijn. Bijna geen enkel beeld wekt de indruk terloops in het vers te zijn ingegroeid. Over alles ligt de adem der moeizaam heid. Achter elk woord schemert de toetssteen der bedachtzaamheid en hoort men de dichter denkend werkzaam zijn. Wanneer men tegen deze verskunst bezwaren heeft, dan heeft men in we zen bezwaren tegen dit bijna knerpend denken, tegen deze afpijniging van het vers, tegen deze overbelasting van het draagvermogen van iedere versregel. Het met gezwoeg tot stand gekomen bouwwerk van deze poëzie dreigt voortdurend uit zijn voegen te barsten en verliest zijn voornaamste lijnen on der een overdaad aan nevengedachten en beeldende krachtbijzettingen. Men kan hier spreken van een zeer sterk expressionisme dat in barok verloopt. Deze barok houdt een mislukking in; maar geen mislukking uit dichterlijke gemakzucht of wegens onbeheerst uit gestroomde scheppingsdrang. Hier is op heel merkwaardige wijze juist sprake van het tegendeel. De wording van het vers werd door het argwanend, al te voorzichtig wikkend en wegend brein, dat over de inspiratie heerste, afge remd en beknot. Tijdens het dichten rezen voortdurend gewetensvragen over het practische nut van dit dichten voor de wereld. Wij mogen de ogen niet sluiten voor wat iedere letter-seconde geleden wordt, tussen cement en vodden. schreef Gerrit Kouwenaar, wiens bun del „Achter een woord" hier vorige week ter sprake kwam. Elburg presteert het om zich midden in een juichend ge dicht over de losbrekende lente af te vragen: Heb ik gedacht aan de mond die ook nu niet boterham eten kan, prijzen den Heer? Dit is de menselijke toon van deze twee dichters, deze eenlingen in de moderne literatuur, in wier werk de sociale bekommernis zich als grondslag laat beschouwen. Een grootse droom Deze grondslag kennen de eigenlijke experimentelen niet. Die zijn (nog) uit sluitend begaan met de wereld van het eigen „ik", waarin de geestelijke chaos van deze tijd zich weerspiegelt. Kouwe naar en Elburg zijn in feite geen expe rimentelen, ook al werden zij door Vinkenoog in „Atonaal" geannexeerd. Ze schreven en experimenteerden op hun manier reeds lang voordien en hebben zich toen aan heel andere voor- teelden geschoold dan Vinkenoog en de zijnen. De Engelse dichter Dylan Tho mas met zijn machtig bundeltje „Deaths and Entrances" (1945) is wellicht El burgs naaste en invloedrijkste geestver want. Niet alleen Elburg, maar ook Koos Schuur en ikzelf leerden van Dylan Thomas in die eerste jaren na de bevrijding, toen het tijdschrift Het Woord onbedoeld een wegberijder voor de experimentelen was. Onbedoeld, men kan daar de onlangs in boekvorm ver schenen essays van Gerard Diels uit Het Woord op nalezen. De experimen telen zijn heel anders van de toren gaan blazen. Behoort Elburg (geb. in 1919) tot de oorlogsgeneratie; Vinkenoog (geb. 1928) en de Atonalen zijn op en top na-oorlogse jongeren. Staat Elburg en evenzeer Koos Schuur een grootse droom voor ogen en geldt hun symbo lisme voor een vurige acte van geloof in die droom; de experimentelen heb ben alle dromen aan de kant gedaan, zijnde te aesthetisch, te romantisch, te passé. Romantiek en sociale deernis Elburg is een romantisch dichter. Zijn romantisch levensgevoel en zijn sociale deernis gaan samen. Zijn droom is een mensheidsdroom en hij zou in staat zijn daarvan de grote vertolker van deze tijd te zijn, indien zijn reeds vernoemd argwanend dichtersbrein er de onwe- zenlijhkeid maar van kon ontveinzen. Dromen hebben geen practische waar de, zegt ergens de realist in Elburg. Het gaat om de werkelijkheid, om de „stad", dat cultuur- en arbeidsveld van de moderne mens (zie over dit begrip „stad" de kroniek van verleden Zater dag). In zijn gedicht „Stad" formuleert Elburg de tweespalt tussen verbeelding, heimwee, roes en romantiek aan de ene kant, en werkelijkheid, waarheid, werk en wereld aan de andere, als volgt (let op het voegwoordje „maar"); Daar zijn grachten met water om langs te lopen, kanalen voor nachtelijke gondel vaarten, daar zijn driehoeken eenden die overtrekken, maar het land is een zeldzaam on rijpe verbeelding en de stad is de waarheid en niets dan het werk. an men gevoeglijk zeggen, dat deze „waarheid" en dit „werk" het dichterschap van Elburg ten dele in de kiem smoren en allerlei vreemde vergroeiingen in het versorga nisme tengevolge hebben, tevens echter wordt dit talent er ongewoon boeiend en menselijk door. Elburgs dualisme zou eigenlijk hèt grote probleem van tal van jonge dichters moeten zijn. Immers, enerzijds verwerpen zij alle (voos be vonden) romantiek, maar anderzijds kun- zij er, eenvoudig omdat zij poëten zijn, nimmer geheel buiten. Ondanks, of wellicht juist door zijn dualisme heeft Elburg het aanzijn kun nen geven aan enkele liefdesgedichten, die, mèt het lied „Om wat ik van de liefde weet" van Koos Schuur, mee van de aangrijpendste voorbeelden van mo derne niet-experimentele liefdeslyriek zijn. Verzen als „Gezeggelijk ben ik wel" en „Lied om liefde te zien maken heel wat „mislukkingen" goed; maken ook heel wat mislukkingen begrijpelijk en aannemelijk. Want hier moest „ver krampt, liefde in tranen tellend" iets ongezeggelijks afgedwongen worden van het eigen talent. Hier moest met soms grimmige humor een overgevoeli ge natuur gehard en tegen zich zelf beschermd worden. Van die humor heeft Elburg in '46 een apart staaltje gegeven in zijn verhalend gedicht „Klein T(er)reurspel", dat in '48 be kroond werd met de Campertprijs. On danks die bekroning is Elburg een even weinig bekend als gekend dichter ge bleven. Ruchtmakender jongeren heb ben de publieke aandacht naar hun pro blemen weten te verleggen. De minder in trek zijnde problematiek van onze „laagtibetaanse" broeder, geboortig uit Zeeland, wordt hierdoor gemakkelijk ietwat in waarde onderschat of ver keerd opgevat, getuige de bespreking in Oost-Brabant". NICO VERHOEVEN 1) Jan G. Elburg: „Laag Tibet". Uitg. De Bezige Bij, Amsterdam. ZONDAG 18 October: H. Lucas, evange list; eigen mis; 2 geb. v. d. 21e Zondag na Pinksteren, 3 voor Voortplanting v. h. Geloof; Credo; prefatie van de Aposte len; laatste evang. v. d. 21e Zondag na Pinksteren; rood. MAANDAG: H. Petrus van Alcantara, belijder; eigen mis; wit. Utrecht, Den Bosch, Roermond; 2 geb. oet. Kerkwij ding en Credo. DINSDAG: H. Joannes Cantius, belijder; eigen mis; wit. Utrecht, Den Bosch. Roermond: 2 geb. oct. Kerkwijding en Credo. WOENSDAG: Breda: H. Hilarion, Abt; mis van het gemeenschappelijke', 2 geb. H. Ursula en gezellen; 3 A cunctis; wit. Haarlem: H.H. Gebroeders Ewald, marte laren; mis van het gemeenschappelijke; 2 geb. H. Hilarion; 3 H. Ursula en ge zellen rood. Utrecht, Den Bosch, Roer mond: (in geconsacreerde kerken behal ve in kathedralen) mis van de 21e Zon dag na Pinksteren; geen Gloria; 2 gebed oct. kerkwijding; 3 H. Hilarion; 4 H. Ur sula en gezellen, geen Credo; gewone pre fatie; groen (in niet geconsacreerde kerken en in kathedralen hetzelfde al* in het bisdom Breda). DONDERDAG: Mis van de 21e Zondag na Pinksteren; geen Gloria; 2 geb. a cunc tis; 3 naar keuze; geen Credo; gewone prefatie; groen. Utrecht, Den Bosch. Roermond: (in geconsacreerde kerken behalve in kathedralen) mis van Kerk wijding; 2 geb. van O. L. Vrouw; 3 voor Kerk of Paus; Credo; wit. VRIJDAG: Mis van de 21e Zondag na Pinksteren; geen Gloria; 2 geb. a cunc tis; 3 Fidelium; 4 naar keuze; geen Cre do; gewone prefatie groen. Utrecht, Den Bosch, Roermond: (in geconsacreer de kerken behalve in kathedralen) Oc taafdag van Kerkwijding; Credo; wit. ZATERDAG: H. Aartsengel Rafaël, eigen mis; Credo wit. ZONDAG 25 October: feest van Christus' Koning; eigen mis; 2 geb. van de 22e Zondag na Pinksteren; Credo; eigen pre fatie; laatste evang. van de 22e Zondag na Pinksteren; wit.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 5