Staande voor het aanschijn van het Lam I ONTGOOCHELING OP DE „BLINKERT H. v.d. M Allerheiligen - Allerzielen Het gaat om de practijk Overal prikkeldraad wegens schade aan bos en duin De lyrische beschrijving der Heiligen door Jan v. Eyck Restauratie in foto 's wÊÊm SI *- Mensen van de Radio f o Selden Chapin ver trokken Prof. Kors herdenkt G. de Glercq |P£,WlTTE OS - AMERIKANEN RAKEN HUN BOTÉR IN ENGELAND ZELFS GRATIS NIET KWIJT Engelsen vrezen dat er te veel water in zit Avifauna onder beheer van een stichting Brigadier werd opge sloten door gestichtswachters ZATERDAG 31 OCTOBER 1953 PAGINA 3 85 ct per pakje 'DOÜWE EGBERTS GeurigefPorto-RicQ Pijptabak Hoor liefhebbers van krulsnede! Niet zonder reden heeft de Kerk het einde van het liturgisch jaar ge kozen om het feest van Allerhei ligen te vieren. Zij heeft daarmee de bedoeling ons zodoende een zinnebeeldige voorproef te schenken van de glorierijke voltooiing van het Godsrijk en de we derkomst van Christus. Maar daaren boven verbindt de Kerk ook nog een andere betekenis aan deze feestdag. Op heel natuurlijke en vanzelfsprekende wijze gaat de liturgie van Allerheiligen over in die van Allerzielen, waarmee ons geleerd wordt, dat er een wezenlijke band bestaat tussen beide herdenkings dagen. Die band ligt in het geloofspunt van de Gemeenschap der Heiligen, van de bovennatuurlijke eenheid en saamho righeid tussen de leden van de zege pralende, lijdende en strijdende Kerk. Willen wij de diepe en betekenisvolle zin van deze beide dagen goed begrij pen, dan mogen wij deze geloofswaar heid niet uit het oog verliezen. Wanneer wij nu bedenken, dat het feest van Allerheiligen tezamen met Kerstmis, 's Heren Hemelvaart en de Tenhemelopneming van de Moeder Gods de vier enige dagen zijn, die als ver plichte feestdagen worden gevierd, dan hebben wij daarin een bewijs te meer, dat de Kerk het dogma van de Gemeen schap der Heiligen zeer hoog waardeert. En terecht. Zo belangrijk acht zij het vieren van dit feest waarvan natuur lijk de bedoeling is, dat wij het innerlijk beleven dat zij naast de ontelbare zin spelingen in haar liturgisch gebed op dë bovennatuurlijke eenheid van alle ge lovigen ons gemeenschapsbesef nog eens zeer nadrukkelijk wil verlevendigen door twee hele dagen van het kerkelijk jaar uitsluitend aan deze bemoedigende en troostrijke waarheid te wijden. Elke dag opnieuw' kunnen wij tegen woordig constateren, dat de wereld heel haar streven richt op een zo groot moge lijke eenheid en samenwerking op alle gebied. Langzamerhand is men tot het inzicht gekomen, dat de vroegere gescheidenheid en verdeeldheid de voornaamste oorzaak ziin van de heersende wanorde. Tot elke Prijs wil men de moderne mensheid tot eenheid brengen. En terwijl de leidende Persoonlijkheden zich het hoofd breken "ij het zoeken naar de juiste middelen dit doel te verwezenlijken, wijst de ■k-erk op haar aloude geloofsovertuiging op de enig-betrouwbare basis voor ÜIt streven. ..Louter menselijke motieven immers, öie van nature aan veranderlijkheid en onbestendigheid onderhevig zijn, zullen «ooit bij machte zijn de uiteenlopende belangen van afzonderlijke personen en groepen blijvend op één gemeenschap pelijk doel gericht te houden. Slechts wat in eeuwige duurzaamheid hoog uit gaat boven de met tijd en plaats wisse lende beweegredenen van onze daden is in staat de menselijke inspanningen vast en onwrikbaar op het goede te richten. In Christus' Mystiek Lichaam, in de "cihge. katholieke Kerk is de gezochte eenhaid van doel en middelen op vol maakte wijze aanwezig. Daarom heeft oe katholieke Kerk ook zo'n bijzonder ACn"ie',e betekenis voor de moderne, tijd: of v?n die Kerk. onverschillig .1 in de hemel, in het vagevuur of op aarde leven, vormen tezamen één grote, bovennatuurlijke, organische le- vensgemeenschap, één enkel Lichaam. Gezamenlijk delen zij in het éne gena deleven. dat over allen uitstroomt vanuit Christus, het Hoofd. Hun daden zijn „daden van ledematen", die hun invloed uitoefenen op het hele organisme, ten goe de maar ook ten kwade. De verdiensten van de enkeling komen de gemeenschap ten goede, evenals het afzonderlijke verflauwen in liefde de groei der ge meenschappelijke heiligheid tegenhoudt. „Wanneer één lid lijdt, lijden alle lede maten mee; wordt één lid verheerlijkt, dan verblijden zich al de ledematen mede" (St. Paulus). Wij mogen dit weliswaar niet zo op- \-tten dat de persoonlijke zondenschuld Van één lid op de andere zou worden overgedragen, maar wel is het zeker, dat allen daardoor schade lijden. Het ligt dan ook voor de hand. dat wij daaruit de gevolgtrekking moeten maken, dat er voor de groei van het Rijk Gods een ontzagwekkende verantwoordelijkheid rust op de leden van de strijdende Kerk op aarde. Het is immers onze roeping de levenwekkende invloed van de geest der heiligheid verder te verbreiden, de geleiders van Gods genade te zijn. Doen wij dat niet, dan houdt ons verzuim de stroom van de genade tegen, terwijl zeer zeker onze zonden de totale verwezen lijking van Gods heilsplannen met de wereld belet. Vanuit dit gezichtspunt wordt het ook duidelijk, dat niemand christen is voor zich persoonlijk alleen. Anderzijds ligt juist in de wisselwerking tussen alle leden van Christus' Mystieke Lichaam onze kracht. De genadegemeen schap, die, uit hoofde van het feit, a de Verlossing algemeen is, in beginsel alle mensen omvat, werkt immers om be grijpelijke redenen het sterkst onder de leden van Christus' éne Kerk. Alleen door deze genade kan de mensheid haar eeuwige bestemming bereiken, Hoe inni ger en bewuster daarom het levende contact is tussen de leden der strijden de, lijdende en zegepralende Kerk, des tc krachtiger werkt de invloed van Gods genade op heel de wereld. Voor ons persoonlijk en voor het wel zijn van de wereld is het dan ook een levensbelang, dat wij de oneindige rijk dom van de bovennatuurlijke werkelijk heid dezer mystieke gemeenschap zo diep mogelijk beseffen en beleven. Meer dan ooit in onze tijd. waarin men alles doet om de gemeenschapszin te doen her leven als enig middel om persoonlijk en gezamenlijk tot een menswaardige ont plooiing van al onze mogelijkheden te komen. De Heiligen in de hemel en allen, die hun eeuwige. gelukkige bestemming reeds hebben bereikt, staan in volle werkelijkheid naast ons en bidden Gods hulp en bijstand voor ons af. Wij zijn immers hun broeders-in-Christus, hun mede-ledematen van het Mystieke Li chaam, die eenmaal in hun glorie moeten delen. Zo kunnen ook wij, de nog op aarde levenden, niet minder werkelijk naast elke ziel in het vagevuur staan om hen door onze offers, gebeden en goede werken de hemel in te leiden. Zelf zijn zi.i hulpeloos, want hun tijd van persoonlijke verdiensten is voorbij. Lief de en saamhorigheidsbewustzijn zijn voor ons d e grote motieven om 'hen'in hun nood bij te staan. Gods genade is almachtig, op voor waarde. dat wij haar „aan het werk zetten". Zo hangt de algemene verwer kelijking van Gods heilsplannen t.o.v de mensheid af van onze medewerking Deze verantwoordelijkheid is onzegbaar groot, maar daarom niet minder wer kelijk. Het hoogfeest van de Gemeen schap der Heiligen herinnert ons na drukkelijk daaraan. Geve Gods genade, dat wij die waarschuwing verstaan, ter- Wille van de Liefde, die God deed be- eiuiten Zijn Zoon te offeren voor het oeii der mensheid. TA aarna zag ik een grote schare, die niemand tellen I kon, uit alle natiën en stammen en volkeren en talen; J-S zij stonden vóór het aanschijn van het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand en zij riepen met luider stemme zeggende: Amen! Het Heil komt van onze God en van het Lam. En al de Engelen stonden rondom de troon en de ouderlingen en de vier dieren, en zij vielen vóór de troon op nun aangezicht neder". Deze lyrische Godsbeschrijving moet Johannes in een grot op het Ionische eiland Patmos geschreven hebben, toen hij de Apocalyps dichtte. Daar moet men aan denken wan neer men het grote altaar van Jan van Eyck beziet in de St. Baafskerk te Gent. Als een majestueus blok rijst die St. Baaf omhoog aan het plein met de staminees, vlak bij het paleis waar Johanna, later de waanzinnige genoemd, het leven schonk aan een kind, dat keizer over schier ge heel Europa zou worden, vlak bij de bedeesde jongetjes rond de fontein van Joris Minne en de prachtige huizen aan de Leye, Het Jan van Eyck-altaar met de vele panelen nadert men in de St. Baaf met schroom en huiver. Omgeven door de engelen troont het lam op de Veronees groene weide, omgeven door die vision- naire stoet van maagden en martelaren en belijders, die wij met Allerheiligen aanduiden. Intiemer misschien dan die stoet van heiligen, die in mozaïeken waardig en hoofs is afgebeeld in de San Apolinare Nuovo te Ravenna, staan deze groepen bijeen op het gras. Maar die intimiteit is slechts de schijn van een ander tijdperk, dat met grotere liefelijk heid de uitbeelding der verhevenste zaken tot stand bracht. Vooral de stoet der maagden is van een bijna onge looflijke gratie, die één act geworden is met de aanbidding. Zoals bekend, is onlangs het altaar De gracieuze stoet van Maagden, staan de, met wuivende palmtakken voor het Lam. Foto van detail van het Lam Gods van Jan van Eyck, tij dens de restauratie. De oren van het Lam bleken te zijn overgeschil derd en waren ongeveer een cen time' zr lager geplaatst. van het Lam Gods in de laboratoria van prof. Cooremans le Brussel geheel gerestaureerd. Hoe groot het werk is, dat hier tot stand werd gebracht be merkt men pas wanneer men het boek in de serie der Vlaamse Primitieven, dat onlangs bij de Sikkel te Antwerpen verscheen, doorleest. Het boek is geheel gewijd aan de restauratie van het beroemde altaar, waarvan een der panelen in de nacht van de 10e op de 11e April 1934 door onverlaten werd gestolen. Het boek is vol micro's- en röntgenfoto's en geeft uiterst gedetailleerde beschrijvingen over de bouw van de kleuren en de constructie van het geheel. Veel details, die geheel onzichtbaar waren geworden door het vuil der eeuwen en door on deskundige restauraties, zijn weer naar voren gekomen en het altaar heeft daardoor weer de ongekende gloed, die het gehad moet hebben toen Jan van Eyck het afleverde aan zijn opdracht gevers. Prof. Cooremans heeft met deze restauratie, door gebruik te maken van alle mogelijke wetenschappelijke mid delen, een zeer belangrijk werk ver richt. Hij heeft de schoonheid hersteld op een wijze, die getuigt van uitzonder lijke liefde voor die schoonheid. Als de schilder nog leefde zou hij hem wellicht alsnog een plaats op het schilderij hebben gegeven. Niet in de rijen der martelaren of belijders, want zij zijn van een andere orde, maar mo gelijk wél als een kleine kanunnik Van der Poele. M. (Vervolg van pag. 1) We hebben ons van het begin af aan verheugd over het streven naar het behoud van de een heid. Vooral omdat onze katholieke levensbeschouwing van universele gel ding is of het nu een bezitloze betreft of iemand die ruim met aardse goede ren is gezegend. Eveneens zijn wij voor stander van een verdwijnen van de klasse-tegenstellingen. Het algemeen program van de Katholieke Vrouwen beweging kunnen wij woord voor woord onderschrijven. Daar ligt het verschil van mening dan ook niet. Er is geen weldenkende katholieke vrouw, uit welke maatschappelijke groepering dan ook, die er niet sterk vóór is, dat de stem van de katholieke vrouw mee zal klinken in het koor van het maat schappelijk gebeuren; dat de waardig heid van de vrouw en moeder vooral door haar eigen godsdienstig-zedelijke en maatschappelijke houding zal wor den verdedigd; dat zij op een voor vrouwen geëigende wijze sociaal-econo mische en culturele vorming en voor lichting ontvangt, enz. enz. Dit begrij pen allen. Het wordt ons evenwel steeds duidelijker dat niet wordt begrepen, dat de wijze waarop die vereiste levenshouding moet worden bijgebracht, die voorlichting moet worden gegeven, verschillend is naarmate de vrouw anders in het leven staat. Deze metho den worden bepaald door de graad van verstandelijke ontwikkeling, door de milieu-eisen, door de verschillende plichten van staat en stand. Ze kunnen ook beïnvloed worden door de graad van materiële welstand, maar dat is niet beslist noodzakelijk. Het gezin van een kleine zelfstandige b.v. kan het materieel gesproken moeilijker hebben dan dat. van een vakarbeider, toch is de sfeer 'er anders. De vrienden met wie hij omgaat hebben materieel een levensdoel, dat zich onderscheidt van dat van de arbeiders. De zelfstandig heid, kenmerk van de middenstander, drukt haar eigen stempel op deze mens; het maatschappelijk doel van de opvoe ding van de kinderen, alsmede het op- voedings-milieu liggen anders. En dit alles zijn niet zo maar beweringen, maar de praktijk van het leven toont de gevolgen van deze verschillen over duidelijk aan. Wat te zeggen b.v. van het feit dat het aantal non-paschanten beduidend hoger ligt in uitgesproken arbeiders parochies dan in parochies met een andere bevolkingsopbouw. En deze verschillen zijn zo sprekend en liggen zo algemeen, dat er geen plaats meer is voor twijfel over de juistheid hiervan. Wij kunnen plaatsen in Nederland noe men waar het percentage non-practi- santen in arbeiders-parochies rond de dertig ligt, in niet-arbeiders-parochies rond de tien. De rapporten van prof. Zeegers van het K.S.K.I. tonen dit ver schijnsel overduidelijk aan. Men leze daarnaast eens het door ons reeds eer der geciteerde „Bronnenboek", beho rende bij de rapporten over de maat schappelijke verwildering van onze hedendaagse jeugd. We spreken nu nog niet over een noodzakelijk verschil in huishoudelijke voorlichting, over woon- cultuur en woninginrichting, over een andere inhoud van het begrip christe lijke soberheid, zoals deze mede wor den beïnvloed en bepaald door de materiële welstand en maatschappelijke positie van de betrokkenen. Indien geen andere redenen voor een ruime stands- gewijze beïnvloeding aanwezig waren dan de bovenbedoelde godsdienstige en maatschappelijke opvoeding, dan zou dit naar onze mening reeds een vol doende pleidooi zijn voor een organisa tie van arbeidersvrouwen, onder eigen verantwoordelijkheid aan een eigen programma werkende. Wanneer wij met arbeidersvrouwen hierover spreken, ontmoeten wij practlsch slechts begrip, voor haar is deze zaak geen probleem. Moge dit inzicht ook groeien bij hen, die de verantwoordelijkheid voor het geheel dragen. Het geheel is zwak, In dien de samenstellende delen niet sterk zijn. De Amerikaanse ambassadeur in Ne derland, en mevrouw Chapin hebben ons land Vrijdagmiddag met een „Dakota" van de Amerikaanse Luchtmacht verla ten. De heer en mevrouw Chapin wer den namens de Nederlandse regering uitgeleide gedaan door de staatssecreta ris van Marine, vice-admiraal H. C. W. Moorman en diens echtgenote. Vrijdagavond heeft prof. dr. J. B. Kors, voorzitter van de Nederlandse Televisie Stichting, de overleden heer G. de Clercq, in leven penningmeester der N.T.S. en voorzitter van de A.V.R.O., herdacht in een bijzondere uitzending, welke aan het normale televisie-programma van de V.A.R.A. vooraf ging. „De Nederlandse Televisie Stichting heeft een groot verlies getroffen", zo zei prof. Kors. „Wij betreuren dit heen gaan van een man. die zijn gehele leven een grote werkkracht aan de dag heeft gelegd, en die in de laatste jaren van zijn leven' ook voor dé televisie veel heeft gedaan. Voor deze man, met een zwakke gezondheid, die aan het eind van zijn leven een groot lijden heeft moeten dragen, heeft een ieder de grootste bewondering. Wij dragen zijn geestkracht in onze herinnering mee en als voorzitter van de N.T.S. passen mij woorden van hulde en dank". De directeur van de A.V.R.O., de heer Repko. heeft Vrijdagmiddag twaalf uur de heer De Clercq herdacht, Hij heeft aange kondigd, dat Zondagmiddag twaalf uur de ondervoorzitter der A.V.R.O., dr. H. Mol- nuijsen, een herdenkingsrede zal uitspre ken. Zoals wij vroeger voor de snoep- tafel hebben gestaan, in zo'n water- en vuurnerinkje, het losse koper in onze hand gekneld en lang kiezend en keurend, zo onder gaan wij vandaag eenzelfde emotie, wanneer bij een tweedehands boek winkel, buiten voor het raam, de allergoedkoopste rommel ligt uitge stald: zoek maar uit voor één, twee kwartjes. Want wij weten uit erva ring, dat men daar soms de heerlijk ste vondsten kan doen, heel oude en sleetse uitgaven, die als een kost baar kleinood mee naar huis wor den genomen. Ook van de week weer: uit het lange gelid van have loze afleggertjes dolven wij opeens een groene, heel ouderwetse band omhoog: Peter Rosegger. Prompt of ferden wij ons kwartje en de boek verkoper bleek vertederd: Mijn laat ste Rosegger'tje, zei hij, ik heb ze ook zelf allemaal gelezen. En opeens was er een warme verstandhouding tus sen ons, veel meer dan het kwartje loonde. Wij bleven nog eve:i praten, eenstemmig in de waardering voor de vergeten schrijver, en toen hebben wij ons naar huis gehaast om gauw te bladeren in het boek: „Hoch vom Dachstein", Stiermarkse schetsen, die Rosegger in de zomer van 1891 in Krieglach heeft geschreven. Want Peter Rosegger is de schrij ver van onze jeugd geweest, veel meer dan Cooper, Aimard, Karl May. Een boek in het bijzonder heeft ons hevig geïmponeerd: Het eeuwige Vuur, dat wij pas later in het Duits zouden leren kennen als Der Gott- sucher. Stellig een boek boven onze leeftijd, maar dat op de twaalfjarige een diepe indruk heeft gemaakt. En het wonderlijke is, dat wij nil nog, na dertig jaar, als wij het weer eens ter hand nemen, opnieuw saan zijn ban niet kunnen ontkomen, de sfeer van die vreemde, verre Alpenwereld, nog even geheimzinnig. Wij hadden graag zo'n woudboerenknaap willen wezen, een groen hoedje met haneveer op en een Lederhosen aan, in plaats van het baretje en ons beste matrozen pak En als wij lazen, hoe zo'n knaap dagelijks op de hoogvlakte zwierf en naar de hemel keek,, hebben wij niet gerust voor ook wij iets dergelijks hadden, eenzaam vis a vis met de blauwe lucht. Onze hoogvlakte was wel niet pal naast de deur, maar toch voor een enkele maal bereikbaar: de Blinkert, het hoge duin bij Kraantje Lek, tussen Haarlem en Zandvoort. Op de Blinkert, ónze hoogvlakte, hadden wij een kleine duinpan voor ons alleen, waar wij dan zaten en lazen en op onze rug ongestoord naar de hemel konden kijken. Al naar het seizoen bloeide de duinroos, rie pen de vogels en streek de wind door de helm. Wij voelden ons even geluk kig in de verwachting van het leven als ooit de jonge Rosegger noog op zijn Alm. Later zijn wij hier dik wijls terug geweest, altijd weer naar diezelfde duinpan, om te mediteren over de verwachting van toen en wat er van terecht kwam. Soms gingen wij in het vroege voorjaar en vlogen de wulpen over ons heen. Of wij zochten de laatste warmte van de najaarszon in de luwte van het duin. En heel vaak lazen wij, om de stemming te cultiveren, nog weer uit altijd dat zelfde boek. Wij hebben sindsdien het halve oeuvre van Rosegger on der de ogen gehad, heel ouderwetse boeken, maar niet minder dan Roth en Zweig, verhalend van een verloren wereld, de droom van het oude Euro pa, in niets méér belichaamd dan in 'de levensatmosfeer van de Donau- monarchie. t Toen wij zo langzarnerhand op de grote hoogvlakte, die des levens, waren belönd, hebben wij onze be zoeken slechts spaarzaam herhaald. Tot dat tweedehands boekje en het mooie weer der afgelopen najaarsda gen ons weer naar de Blinkert heb ben gevoerd, om nog eens de illusie te beleven. De illusie, dat wij de we reld van Rosegger betraden, volgend van Overveen uit, het pad langs de Zanderij vaart, een échte dalketel in, Aan de voet van onze „Dachstein" Kraantje Lek. met dennen en lariksen tegen de berghang en de kruising op hoog ni veau van de spoorlijn naar Zand voort: ooit voor onze verbeelding de Semmering-baan. „Hoch vóm Dach stein" hielden wij onder de arm ge kneld, om straks in onze duinpan er rustig van te genieten. Het dal van de Zanderijvaart was nog even ro mantisch als voorheen. De vaart zelf bruiste wel niet als een bergbeek, maar het water was klaar tot op de bodem; alleen de forellen ontbraxen. Langs het pad, waar in het voorjaar de hyacinten bloeien, het hele dal vol doezelzoete geur, stonden nu asters en dahlia's, en het rook naar de herfst, de diepe, sterke lucht der verganke lijkheid. Wij wisten, dat het pad straks stijgen zou, de gouden poort van het najaarsbos in, om met een grote bocht oinnendoor, tenslotte de Blinkert te bereiken, aan de kant van het dum. Zo was het altijd geweest, dertig jaar geleden, twintig jaar en ook nog twee. Zorgeloos liepen wij voort, verdiept in onze gedachten, al helemaal in die ontruktheid aan tijd en situatie, die ons werkelijk het geloof gaf van ergens te dwalen tussen Alpl en Mürzuschlag, in het vaderland van de schrijver. Zo hadden wij nauwlijks oog voor een bord je „Doodlopende weg"; langs alle mooie wegen van Nederland staan zul ke bordjes, misschien was ook dit er altijd geweest. Tot een spiksplinter nieuw hek, dwars over het pad, en met deskundig en afdoende gespannen prik keldraad. ons plotseling de weg ver sperde en daarmee het beloofde land. Eén ogenblik raakten wij in paniek, om dan, na minuten lang dralen, moe en gelaten het pad terug te gaan, nu langs de grote, normale weg alsnog naar de voet van de Blinkert. In de uitspanning „Kraantje Lek" verna men wij het vonnis. Alles hier in de omge ving, waar wij ons vrijelijk hadden bewo gen, was thans afgezet. Te veel schade aan bos en duin. En inderdaad, toen wij de Blinkert beklommen en de richting namen naar onze vertrouwde duin pan, versperde ook hier een hek de weg. De duinpan onzer jeugd was onbereik baar geworden, een doodlopende weg, en een doodgelopen illu sie. Wij zijn afgedaald naar Kraantje Lek, hebben koffie gedron ken en de eekhoorn in ons gevoed met beukenootjes van de berm. „Hoch vom Dachstein" hebben wij niet meer opgeslagen. Advertentie De heer Van der Mandere (Henry Charles Glaude Jacob, voor zijn kin deren „Daddy") werd 70 jaren gele den in Amsterdam geboren. Hoewei hij reeds 45 jaren Hagenaar, is, hei geen wij aan zijn stem te oordelen nooit betwijfeld hadden, voelt hij zich nog volkomen een zoon van de oude stad aan het IJ. „Een geboren Amsterdammer wordt nooit een Ha genaar"., Oorspronkelijk stamt zijn familie uit Zeeland. Een van zijn voorouders was burgemeester van Vlissingen er is danr nog steeds een v d. Manderestraait en diens zoon knipte in 1751 een sierlijk sil houet met een heilwens op Prins Willem IV. Betje Wtolff was hem daarbij behulpzaam.. Geen wonder dat de jonge Henry? liefde voor de geschiedenis had. Op zijn 15e jaar zat hij in de Universiteits bibliotheek aan het Singel uit voerige kwar tierstaten te ma ken van de fa milie van Napo leon. De leraar geschiedenis van de „Tweede Vijfjarige", aan het Roelof Hart- plein, de heer J. de Vries, wak kerde zijn liefde voor de historie nog aan. Doch de veelbeloven de leerling lokte niet het onder wijs, maar de journalistiek. Als 17-jarige leerling-journalist schreef hij buitenlandse overzichten in de Goessche Courant een familie-/ bezit en werd daardoor automa-,' tisch lid van de plaatselijke sociëteit.' In een wijde kring zwierf hij rond de Residentie, waar zijn uiteindelijke bestemming zou liggen. Van Goes naar Nijmegen (Nimwegen zegt de heer v. d. Mandere), vandaar naar Groningen en in 1908 naar de Nieuwe Courant in Den Haag. Dertig jaren later kreeg hij zijn vast spreekgestoelte in de aether, toen de A.V.R.O. hem uitnodigde om Dinsdagsavonds aanvankelijk vóór, later na de Bonte Dinsdagavondtrein het buitenlands'overzicht te hou den. Nederland leerde toen een van de meest karakteristieke stemmen van de aether kennen. „Zijn stem kraakt nog erger dan die van dr. P. H. Ritter Jr schreef Het Vrije Volk. Imitators weten zich nog steeds van succes verzekerd als zij de heer v. d. Mandere nadoen. Men kan zonder risico zeggen, dat de heer v. d. Man dere de meest geïmiteerde stem van Nederland is. Dit is een van de typische gevolgen van het feit, dat radio zuiver auditief is en daardoor de aandacht uitsluitend op de stem concentreert. Want wie de heer v. d. Mandere persoonlijk ontmoet, be merkt na enige momenten niet meer dat hij „bredge" zegt in plaats van bridge en „peurt" in plaits van poort. Hij is een nog vitale verschijning met sprekende, gezonde gelaatstrek ken en met de allure van een zaken man van goeden huize, die veel aan sport heeft gedaan. Hij heeft nog steeds de neiging om te veel werk op zich te nemen. Daarom wordt hij, op milde wijze, door zijn familie gecon troleerd. Het wekelijkse buitenlandse overzicht is slechts een bescheiden onderdeel van zijn werkzaamheden. .Dinsdagsmorgens zet hij zijn lezing op papier. „De huidige politiek is zo dynamisch, dat je er niet eerder aan kunt beginnen." Hij leest dagelijks ongeveer tien buitenlandse kranten en tijdschriften. „De beste lijkt mij de Neue Züricher Zeitung", en maakt daaruit notities. „Voor de rest reken ik op mijn geheugen." Voor de oorlog ging hij voor zijn radiotoespraak naar Hilversum. „Dan kon ik meteen nog een uurtje van de Bonte Trein meepakken." Nu spreekt hij vanuit de Haagse studio van de Regerings Voorlichtings Dienst. Sinds de dertiger jaren is de heer v. d. Mandere directeur en secretaris van de Volksuniversiteit in Den Haag aan de Mauritskade. Voordien was hij lange jaren secretaris van de Coöpe ratieve Bond en, „inderdaad een zeer merkwaardige tegenstelling", van de Bond van Ned. Indische Suikereige naren. Ziin activiteit als algemeen secretaris 'van de Vereniging voor Volkenbond en Vrede tus sen de beide wereldoorlogen bracht hem in con tact met vele leidende regeringsper sonen, en bezorgde her.a tevens de benoeming tot Officier in de Orde van Oranje Nassau (19240 en hij ont ving, als eerste particuliere Neder lander, de Wateier Vredesprijs (1947). Bij de Saarverkiezingen in 1934/35 was hij Kreis inspektorgene- 'ral en organiseerde de verkiezingen. „Ik heb toen de Saar grondig leren kennen. De Saar is niet Duits, de Saar is de Saar". Een tweede op dracht van de Volkenbond bracht hem in 1938 naar Alexandrette, dat toen ook onrustbarend veel op de voorpagina's van de kranten ver scheen. De liefde tot de geschiedschrijving is met het stijgen der jaren niet be koeld. Na de oorlog alleen schreef hij o.m. „De Kleine Ge schiedenis van de Grote Oorlog" (12.000 exempla ren), „Dertig jaar wereld- strijd" en „Van Yalta tot Korea". Er ligt momen teel alweer een boek ter perse over de politie ke gebeurtenis sen in de afge lopen halve eeuw. De schaar se momenten, welke daartus sen nog resten, besteedt de heer v. d. Mandere aan het geven van lezingen door het gehele land. Hij heeft een voorliefde voor Gro ningen. „Daar is een succès d'estime uitge sloten". Hij heeft een hekel aan treingesprekken. „Doorgaans is mijn lectuur interessanter en bovendien wordt ik onmiddellijk herkend'. Zijn belezenheid is indrukwekkend en zijn overzichten hebben een re putatie van deskundigheid en be trouwbaarheid. Zijn kring van luis teraars mag men niet onderschatten, al nodigde een vereniging de heer v. d. Mandere uit voor een lezing op Dinsdagavond met de woorden: „Wij zijn vaste luisteraars van Uw bui tenlands overzicht". Zelf hebben wij de heer v. d. Mandere eenmaal een lezing horen houden over Canada, welke uitmuntte door volledigheid en kennis van zaken. Op boeiende wijze beschreef hij steden en land schappen. Alle aanwezigen stonden verbaasd toen hij aan het slot ver klapte dat hij Canada nog nooit ge zien had. „Ik heb er zo eens voor mijn liefhebberij wat over gelezen". Om dezelfde reden heeft hij zich verdiept in de republiek San Marino, die hem steeds heeft geïntrigeerd. Hij heeft er nog eens, vele jaren ge leden, een lezing over gehouden voor de K.R.O. Hoewel niet behoud- ziek is de heer v. d. Mandere niet ingenomen met de moderne ge- meenzaamheid jegens regeringsper sonen. „Ik kan mij wel verenigen met Winston Churchill, maar alleen Drees vind ik beneden peil. Laat men dan tenminste dr. Drees zeg gen". Ook de stijl en de allure van de Tweede Kamer ziet hij da len. „Maar daar is een jolige minis ter-president in het begin van deze eeuw al mee begonnen. Die had het over een achterwiel (rijksdaalder) en een blikkie (onderscheiding)". Wie dit hoort beseft dat het ver blijf in Den Haag de Amsterdammer v. d. Mandere toch niet geheel on beroerd heeft gelaten. Hij is daar voor te veel het smalle trappetje In het Torentje opgeweest. Hij ontkent dat zijn stem Haags of zelfs bijzon der is. Het geheim wil hij niet ver klappen, doch zelf zoekt hij de oor zaak in het feit, dat zijn „midden toon" zwak is. Toen hij voor de radio ging spreken, beoordeelden de heren Vogt en de Clerq zijn stem en gaven hem het advies om luid te spreken. „Daardoor worden alle ef fecten overdreven". Hoewel hij 70 jaar is, heeft de heer v. d. Mandere zich geen limiet gesteld voor zijn radiowerkzaamhe den, „Zolang de AVRO mij voor dit werk wil handhaven, zal ik het doen, want het is mij zeer lief en ik kan het nog geheel aan". Wie hem ontmoet zal dit onmiddellijk beamen. De tekst van zijn overzicht stuurt hij elke week trouw naar zijn zoon overzee. „Ze schijnen er daar wat aan te hebben, zeggen ze". Blinkert met Voor rekening van een firma te New York heeft een Canadese zakenman, de heer R. C. Bruce, aan het Engelse Ro de Kruis en een Engelse organisatie van vrouwelijke vrijwilligers, gratis een hoeveelheid van 20.000 ton boter nit de Amerikaanse overschotten aangeboden. Het aanbod is door deze instellingen afgewezen en de heer Bruce heeft zich daarop in een brief gewend tot het mi nisterie van voedselvoorziening en de hertog van Edinburgh. Hij verklaarde, dat het werkelijk de bedoeling is de boter te schenken. Het ministerie heeft gisteren op de brief geantwoord, doch weigerde be kend te maken, in welke zin. Ameri kaanse boter beantwoordt niet aan de Engelse voedselbepalingen, die voor schrijven, dat boter niet meer dan 16% water mag bevatten. De Amerikaanse voorschriften houden in, dat boter een vetgehalte van ten minste 80% moet hebben, hetgeen betekent, dat Ameri kaanse boter tot 20% water kan bevat ten. Een woordvoerder van het Engelse ministerie van voedselvoorziening heeft vandaag verklaard, dat het aanbod van gratis boter uit Amerika geen veran dering zal brengen in Engelands han delsovereenkomsten met andere landen. Hij deelde mede, dat dergelijke aanbie dingen niet ten gevolge kunnen heb ben, dat Engeland zich niet aan zija commerciële verplichtingen houdt. De gemeenteraad van Alphen aan den Rijn heeft zich Vrijdag tot diep in da nacht bezig gehouden met de toekom stige beheersvorm van het vogelpark Avifauna. Het voorstel van B. en W. het beheer op te dragen aan een stich ting, waarvan het bestuur zal bestaan uit drie raadsleden en drie andere Alphense ingezetenen, onder leiding van een door B. en W. aan te wijzen lid van hun college als voorzitter, én bijgestaan door een raad van advies welke uit prominente figuren uit het grote be drijfsleven zal worden gevormd, werd na urenlange discussies aangenomen. Voorts werden het stichtingsbestuur de nodige credieten verleend. (Van onze correspondent) De vijf gestichtswachters van de Rijks werkinrichting in Hoorn, die vorige week wegens plichtsverzaking zijn ont slagen, sloten, naar thans gebleken is, de brigadier, die hun beWaking moest controleren in het wachtlokaal op

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 3