Staande voor het aanschijn van het Lam
I
ONTGOOCHELING OP DE „BLINKERT
H. v.d. M
Allerheiligen -
Allerzielen
Het gaat
om de practijk
Overal prikkeldraad wegens
schade aan bos en duin
De lyrische beschrijving der Heiligen door Jan v. Eyck
Restauratie in foto 's
wÊÊm SI *-
Mensen van
de Radio
f
o
Selden Chapin ver
trokken
Prof. Kors herdenkt
G. de Glercq
|P£,WlTTE OS -
AMERIKANEN RAKEN HUN BOTÉR IN
ENGELAND ZELFS GRATIS NIET KWIJT
Engelsen vrezen dat er
te veel water in zit
Avifauna onder beheer
van een stichting
Brigadier werd opge
sloten door
gestichtswachters
ZATERDAG 31 OCTOBER 1953
PAGINA 3
85 ct per pakje
'DOÜWE EGBERTS
GeurigefPorto-RicQ Pijptabak
Hoor liefhebbers van krulsnede!
Niet zonder reden heeft de Kerk het
einde van het liturgisch jaar ge
kozen om het feest van Allerhei
ligen te vieren. Zij heeft daarmee de
bedoeling ons zodoende een zinnebeeldige
voorproef te schenken van de glorierijke
voltooiing van het Godsrijk en de we
derkomst van Christus. Maar daaren
boven verbindt de Kerk ook nog een
andere betekenis aan deze feestdag. Op
heel natuurlijke en vanzelfsprekende
wijze gaat de liturgie van Allerheiligen
over in die van Allerzielen, waarmee
ons geleerd wordt, dat er een wezenlijke
band bestaat tussen beide herdenkings
dagen. Die band ligt in het geloofspunt
van de Gemeenschap der Heiligen, van
de bovennatuurlijke eenheid en saamho
righeid tussen de leden van de zege
pralende, lijdende en strijdende Kerk.
Willen wij de diepe en betekenisvolle
zin van deze beide dagen goed begrij
pen, dan mogen wij deze geloofswaar
heid niet uit het oog verliezen.
Wanneer wij nu bedenken, dat het
feest van Allerheiligen tezamen met
Kerstmis, 's Heren Hemelvaart en de
Tenhemelopneming van de Moeder Gods
de vier enige dagen zijn, die als ver
plichte feestdagen worden gevierd, dan
hebben wij daarin een bewijs te meer,
dat de Kerk het dogma van de Gemeen
schap der Heiligen zeer hoog waardeert.
En terecht. Zo belangrijk acht zij het
vieren van dit feest waarvan natuur
lijk de bedoeling is, dat wij het innerlijk
beleven dat zij naast de ontelbare zin
spelingen in haar liturgisch gebed op dë
bovennatuurlijke eenheid van alle ge
lovigen ons gemeenschapsbesef nog eens
zeer nadrukkelijk wil verlevendigen
door twee hele dagen van het kerkelijk
jaar uitsluitend aan deze bemoedigende
en troostrijke waarheid te wijden.
Elke dag opnieuw' kunnen wij tegen
woordig constateren, dat de wereld heel
haar streven richt op een zo groot moge
lijke eenheid en samenwerking op alle
gebied.
Langzamerhand is men tot het inzicht
gekomen, dat de vroegere gescheidenheid
en verdeeldheid de voornaamste oorzaak
ziin van de heersende wanorde. Tot elke
Prijs wil men de moderne mensheid tot
eenheid brengen. En terwijl de leidende
Persoonlijkheden zich het hoofd breken
"ij het zoeken naar de juiste middelen
dit doel te verwezenlijken, wijst de
■k-erk op haar aloude geloofsovertuiging
op de enig-betrouwbare basis voor
ÜIt streven.
..Louter menselijke motieven immers,
öie van nature aan veranderlijkheid en
onbestendigheid onderhevig zijn, zullen
«ooit bij machte zijn de uiteenlopende
belangen van afzonderlijke personen en
groepen blijvend op één gemeenschap
pelijk doel gericht te houden. Slechts
wat in eeuwige duurzaamheid hoog uit
gaat boven de met tijd en plaats wisse
lende beweegredenen van onze daden is
in staat de menselijke inspanningen vast
en onwrikbaar op het goede te richten.
In Christus' Mystiek Lichaam, in de
"cihge. katholieke Kerk is de gezochte
eenhaid van doel en middelen op vol
maakte wijze aanwezig. Daarom heeft
oe katholieke Kerk ook zo'n bijzonder
ACn"ie',e betekenis voor de moderne, tijd:
of v?n die Kerk. onverschillig
.1 in de hemel, in het vagevuur of
op aarde leven, vormen tezamen één
grote, bovennatuurlijke, organische le-
vensgemeenschap, één enkel Lichaam.
Gezamenlijk delen zij in het éne gena
deleven. dat over allen uitstroomt vanuit
Christus, het Hoofd. Hun daden zijn
„daden van ledematen", die hun invloed
uitoefenen op het hele organisme, ten goe
de maar ook ten kwade. De verdiensten
van de enkeling komen de gemeenschap
ten goede, evenals het afzonderlijke
verflauwen in liefde de groei der ge
meenschappelijke heiligheid tegenhoudt.
„Wanneer één lid lijdt, lijden alle lede
maten mee; wordt één lid verheerlijkt,
dan verblijden zich al de ledematen
mede" (St. Paulus).
Wij mogen dit weliswaar niet zo op-
\-tten dat de persoonlijke zondenschuld
Van één lid op de andere zou worden
overgedragen, maar wel is het zeker, dat
allen daardoor schade lijden. Het ligt
dan ook voor de hand. dat wij daaruit
de gevolgtrekking moeten maken, dat er
voor de groei van het Rijk Gods een
ontzagwekkende verantwoordelijkheid
rust op de leden van de strijdende Kerk
op aarde. Het is immers onze roeping
de levenwekkende invloed van de geest
der heiligheid verder te verbreiden, de
geleiders van Gods genade te zijn. Doen
wij dat niet, dan houdt ons verzuim de
stroom van de genade tegen, terwijl zeer
zeker onze zonden de totale verwezen
lijking van Gods heilsplannen met de
wereld belet. Vanuit dit gezichtspunt
wordt het ook duidelijk, dat niemand
christen is voor zich persoonlijk alleen.
Anderzijds ligt juist in de wisselwerking
tussen alle leden van Christus' Mystieke
Lichaam onze kracht. De genadegemeen
schap, die, uit hoofde van het feit, a
de Verlossing algemeen is, in beginsel
alle mensen omvat, werkt immers om be
grijpelijke redenen het sterkst onder de
leden van Christus' éne Kerk. Alleen
door deze genade kan de mensheid haar
eeuwige bestemming bereiken, Hoe inni
ger en bewuster daarom het levende
contact is tussen de leden der strijden
de, lijdende en zegepralende Kerk, des
tc krachtiger werkt de invloed van Gods
genade op heel de wereld.
Voor ons persoonlijk en voor het wel
zijn van de wereld is het dan ook een
levensbelang, dat wij de oneindige rijk
dom van de bovennatuurlijke werkelijk
heid dezer mystieke gemeenschap zo
diep mogelijk beseffen en beleven. Meer
dan ooit in onze tijd. waarin men alles
doet om de gemeenschapszin te doen her
leven als enig middel om persoonlijk en
gezamenlijk tot een menswaardige ont
plooiing van al onze mogelijkheden te
komen.
De Heiligen in de hemel en allen, die
hun eeuwige. gelukkige bestemming
reeds hebben bereikt, staan in volle
werkelijkheid naast ons en bidden Gods
hulp en bijstand voor ons af. Wij zijn
immers hun broeders-in-Christus, hun
mede-ledematen van het Mystieke Li
chaam, die eenmaal in hun glorie moeten
delen. Zo kunnen ook wij, de nog op
aarde levenden, niet minder werkelijk
naast elke ziel in het vagevuur staan
om hen door onze offers, gebeden en
goede werken de hemel in te leiden. Zelf
zijn zi.i hulpeloos, want hun tijd van
persoonlijke verdiensten is voorbij. Lief
de en saamhorigheidsbewustzijn zijn voor
ons d e grote motieven om 'hen'in hun
nood bij te staan.
Gods genade is almachtig, op voor
waarde. dat wij haar „aan het werk
zetten". Zo hangt de algemene verwer
kelijking van Gods heilsplannen t.o.v de
mensheid af van onze medewerking
Deze verantwoordelijkheid is onzegbaar
groot, maar daarom niet minder wer
kelijk. Het hoogfeest van de Gemeen
schap der Heiligen herinnert ons na
drukkelijk daaraan. Geve Gods genade,
dat wij die waarschuwing verstaan, ter-
Wille van de Liefde, die God deed be-
eiuiten Zijn Zoon te offeren voor het
oeii der mensheid.
TA aarna zag ik een grote schare, die niemand tellen
I kon, uit alle natiën en stammen en volkeren en talen;
J-S zij stonden vóór het aanschijn van het Lam, gekleed
in witte gewaden en met palmtakken in de hand en zij
riepen met luider stemme zeggende: Amen! Het Heil komt
van onze God en van het Lam. En al de Engelen stonden
rondom de troon en de ouderlingen en de vier dieren,
en zij vielen vóór de troon op nun aangezicht neder".
Deze lyrische Godsbeschrijving moet Johannes in een grot
op het Ionische eiland Patmos geschreven hebben, toen
hij de Apocalyps dichtte. Daar moet men aan denken wan
neer men het grote altaar van Jan van Eyck beziet in de
St. Baafskerk te Gent. Als een majestueus blok rijst die
St. Baaf omhoog aan het plein met de staminees, vlak bij
het paleis waar Johanna, later de waanzinnige genoemd,
het leven schonk aan een kind, dat keizer over schier ge
heel Europa zou worden, vlak bij de bedeesde jongetjes
rond de fontein van Joris Minne en de prachtige huizen
aan de Leye,
Het Jan van Eyck-altaar met de vele
panelen nadert men in de St. Baaf met
schroom en huiver. Omgeven door de
engelen troont het lam op de Veronees
groene weide, omgeven door die vision-
naire stoet van maagden en martelaren
en belijders, die wij met Allerheiligen
aanduiden. Intiemer misschien dan die
stoet van heiligen, die in mozaïeken
waardig en hoofs is afgebeeld in de San
Apolinare Nuovo te Ravenna, staan deze
groepen bijeen op het gras. Maar die
intimiteit is slechts de schijn van een
ander tijdperk, dat met grotere liefelijk
heid de uitbeelding der verhevenste
zaken tot stand bracht. Vooral de stoet
der maagden is van een bijna onge
looflijke gratie, die één act geworden is
met de aanbidding.
Zoals bekend, is onlangs het altaar
De gracieuze stoet van Maagden, staan
de, met wuivende palmtakken voor het
Lam.
Foto van detail
van het Lam
Gods van Jan
van Eyck, tij
dens de restauratie. De oren van
het Lam bleken te zijn overgeschil
derd en waren ongeveer een cen
time' zr lager geplaatst.
van het Lam Gods in de laboratoria
van prof. Cooremans le Brussel geheel
gerestaureerd. Hoe groot het werk is,
dat hier tot stand werd gebracht be
merkt men pas wanneer men het boek
in de serie der Vlaamse Primitieven,
dat onlangs bij de Sikkel te Antwerpen
verscheen, doorleest.
Het boek is geheel gewijd aan de
restauratie van het beroemde altaar,
waarvan een der panelen in de nacht
van de 10e op de 11e April 1934 door
onverlaten werd gestolen. Het boek is
vol micro's- en röntgenfoto's en geeft
uiterst gedetailleerde beschrijvingen
over de bouw van de kleuren en de
constructie van het geheel. Veel details,
die geheel onzichtbaar waren geworden
door het vuil der eeuwen en door on
deskundige restauraties, zijn weer naar
voren gekomen en het altaar heeft
daardoor weer de ongekende gloed, die
het gehad moet hebben toen Jan van
Eyck het afleverde aan zijn opdracht
gevers. Prof. Cooremans heeft met deze
restauratie, door gebruik te maken van
alle mogelijke wetenschappelijke mid
delen, een zeer belangrijk werk ver
richt. Hij heeft de schoonheid hersteld
op een wijze, die getuigt van uitzonder
lijke liefde voor die schoonheid.
Als de schilder nog leefde zou hij
hem wellicht alsnog een plaats op het
schilderij hebben gegeven. Niet in de
rijen der martelaren of belijders, want
zij zijn van een andere orde, maar mo
gelijk wél als een kleine kanunnik Van
der Poele.
M.
(Vervolg van pag. 1)
We hebben ons van het begin af
aan verheugd over het streven
naar het behoud van de een
heid. Vooral omdat onze katholieke
levensbeschouwing van universele gel
ding is of het nu een bezitloze betreft
of iemand die ruim met aardse goede
ren is gezegend. Eveneens zijn wij voor
stander van een verdwijnen van de
klasse-tegenstellingen. Het algemeen
program van de Katholieke Vrouwen
beweging kunnen wij woord voor
woord onderschrijven. Daar ligt het
verschil van mening dan ook niet. Er
is geen weldenkende katholieke vrouw,
uit welke maatschappelijke groepering
dan ook, die er niet sterk vóór is, dat
de stem van de katholieke vrouw mee
zal klinken in het koor van het maat
schappelijk gebeuren; dat de waardig
heid van de vrouw en moeder vooral
door haar eigen godsdienstig-zedelijke
en maatschappelijke houding zal wor
den verdedigd; dat zij op een voor
vrouwen geëigende wijze sociaal-econo
mische en culturele vorming en voor
lichting ontvangt, enz. enz. Dit begrij
pen allen. Het wordt ons evenwel steeds
duidelijker dat niet wordt begrepen,
dat de wijze waarop die vereiste
levenshouding moet worden bijgebracht,
die voorlichting moet worden gegeven,
verschillend is naarmate de vrouw
anders in het leven staat. Deze metho
den worden bepaald door de graad van
verstandelijke ontwikkeling, door de
milieu-eisen, door de verschillende
plichten van staat en stand. Ze kunnen
ook beïnvloed worden door de graad
van materiële welstand, maar dat is
niet beslist noodzakelijk. Het gezin van
een kleine zelfstandige b.v. kan het
materieel gesproken moeilijker hebben
dan dat. van een vakarbeider, toch is
de sfeer 'er anders. De vrienden met wie
hij omgaat hebben materieel een
levensdoel, dat zich onderscheidt van
dat van de arbeiders. De zelfstandig
heid, kenmerk van de middenstander,
drukt haar eigen stempel op deze mens;
het maatschappelijk doel van de opvoe
ding van de kinderen, alsmede het op-
voedings-milieu liggen anders. En dit
alles zijn niet zo maar beweringen,
maar de praktijk van het leven toont
de gevolgen van deze verschillen over
duidelijk aan.
Wat te zeggen b.v. van het feit dat
het aantal non-paschanten beduidend
hoger ligt in uitgesproken arbeiders
parochies dan in parochies met een
andere bevolkingsopbouw. En deze
verschillen zijn zo sprekend en liggen
zo algemeen, dat er geen plaats meer is
voor twijfel over de juistheid hiervan.
Wij kunnen plaatsen in Nederland noe
men waar het percentage non-practi-
santen in arbeiders-parochies rond de
dertig ligt, in niet-arbeiders-parochies
rond de tien. De rapporten van prof.
Zeegers van het K.S.K.I. tonen dit ver
schijnsel overduidelijk aan. Men leze
daarnaast eens het door ons reeds eer
der geciteerde „Bronnenboek", beho
rende bij de rapporten over de maat
schappelijke verwildering van onze
hedendaagse jeugd. We spreken nu nog
niet over een noodzakelijk verschil in
huishoudelijke voorlichting, over woon-
cultuur en woninginrichting, over een
andere inhoud van het begrip christe
lijke soberheid, zoals deze mede wor
den beïnvloed en bepaald door de
materiële welstand en maatschappelijke
positie van de betrokkenen. Indien geen
andere redenen voor een ruime stands-
gewijze beïnvloeding aanwezig waren
dan de bovenbedoelde godsdienstige en
maatschappelijke opvoeding, dan zou
dit naar onze mening reeds een vol
doende pleidooi zijn voor een organisa
tie van arbeidersvrouwen, onder eigen
verantwoordelijkheid aan een eigen
programma werkende. Wanneer wij met
arbeidersvrouwen hierover spreken,
ontmoeten wij practlsch slechts begrip,
voor haar is deze zaak geen probleem.
Moge dit inzicht ook groeien bij hen,
die de verantwoordelijkheid voor het
geheel dragen. Het geheel is zwak, In
dien de samenstellende delen niet sterk
zijn.
De Amerikaanse ambassadeur in Ne
derland, en mevrouw Chapin hebben ons
land Vrijdagmiddag met een „Dakota"
van de Amerikaanse Luchtmacht verla
ten. De heer en mevrouw Chapin wer
den namens de Nederlandse regering
uitgeleide gedaan door de staatssecreta
ris van Marine, vice-admiraal H. C. W.
Moorman en diens echtgenote.
Vrijdagavond heeft prof. dr. J. B.
Kors, voorzitter van de Nederlandse
Televisie Stichting, de overleden heer
G. de Clercq, in leven penningmeester
der N.T.S. en voorzitter van de
A.V.R.O., herdacht in een bijzondere
uitzending, welke aan het normale
televisie-programma van de V.A.R.A.
vooraf ging.
„De Nederlandse Televisie Stichting
heeft een groot verlies getroffen", zo
zei prof. Kors. „Wij betreuren dit heen
gaan van een man. die zijn gehele leven
een grote werkkracht aan de dag heeft
gelegd, en die in de laatste jaren van
zijn leven' ook voor dé televisie veel
heeft gedaan. Voor deze man, met een
zwakke gezondheid, die aan het eind
van zijn leven een groot lijden heeft
moeten dragen, heeft een ieder de
grootste bewondering. Wij dragen zijn
geestkracht in onze herinnering mee en
als voorzitter van de N.T.S. passen mij
woorden van hulde en dank".
De directeur van de A.V.R.O., de heer
Repko. heeft Vrijdagmiddag twaalf uur de
heer De Clercq herdacht, Hij heeft aange
kondigd, dat Zondagmiddag twaalf uur de
ondervoorzitter der A.V.R.O., dr. H. Mol-
nuijsen, een herdenkingsrede zal uitspre
ken.
Zoals wij vroeger voor de snoep-
tafel hebben gestaan, in zo'n
water- en vuurnerinkje, het
losse koper in onze hand gekneld en
lang kiezend en keurend, zo onder
gaan wij vandaag eenzelfde emotie,
wanneer bij een tweedehands boek
winkel, buiten voor het raam, de
allergoedkoopste rommel ligt uitge
stald: zoek maar uit voor één, twee
kwartjes. Want wij weten uit erva
ring, dat men daar soms de heerlijk
ste vondsten kan doen, heel oude en
sleetse uitgaven, die als een kost
baar kleinood mee naar huis wor
den genomen. Ook van de week
weer: uit het lange gelid van have
loze afleggertjes dolven wij opeens
een groene, heel ouderwetse band
omhoog: Peter Rosegger. Prompt of
ferden wij ons kwartje en de boek
verkoper bleek vertederd: Mijn laat
ste Rosegger'tje, zei hij, ik heb ze ook
zelf allemaal gelezen. En opeens was
er een warme verstandhouding tus
sen ons, veel meer dan het kwartje
loonde. Wij bleven nog eve:i praten,
eenstemmig in de waardering voor
de vergeten schrijver, en toen hebben
wij ons naar huis gehaast om gauw
te bladeren in het boek: „Hoch vom
Dachstein", Stiermarkse schetsen, die
Rosegger in de zomer van 1891 in
Krieglach heeft geschreven.
Want Peter Rosegger is de schrij
ver van onze jeugd geweest, veel
meer dan Cooper, Aimard, Karl May.
Een boek in het bijzonder heeft ons
hevig geïmponeerd: Het eeuwige
Vuur, dat wij pas later in het Duits
zouden leren kennen als Der Gott-
sucher. Stellig een boek boven onze
leeftijd, maar dat op de twaalfjarige
een diepe indruk heeft gemaakt. En
het wonderlijke is, dat wij nil nog,
na dertig jaar, als wij het weer eens
ter hand nemen, opnieuw saan zijn
ban niet kunnen ontkomen, de sfeer van
die vreemde, verre Alpenwereld, nog
even geheimzinnig. Wij hadden graag
zo'n woudboerenknaap willen wezen,
een groen hoedje met haneveer op
en een Lederhosen aan, in plaats van
het baretje en ons beste matrozen
pak En als wij lazen, hoe zo'n knaap
dagelijks op de hoogvlakte zwierf en
naar de hemel keek,, hebben wij niet
gerust voor ook wij iets dergelijks
hadden, eenzaam vis a vis met de
blauwe lucht. Onze hoogvlakte was
wel niet pal naast de deur, maar toch
voor een enkele maal bereikbaar: de
Blinkert, het hoge duin bij Kraantje
Lek, tussen Haarlem en Zandvoort.
Op de Blinkert, ónze hoogvlakte,
hadden wij een kleine duinpan voor
ons alleen, waar wij dan zaten en
lazen en op onze rug ongestoord naar
de hemel konden kijken. Al naar
het seizoen bloeide de duinroos, rie
pen de vogels en streek de wind door
de helm. Wij voelden ons even geluk
kig in de verwachting van het leven
als ooit de jonge Rosegger noog op
zijn Alm. Later zijn wij hier dik
wijls terug geweest, altijd weer naar
diezelfde duinpan, om te mediteren
over de verwachting van toen en wat
er van terecht kwam. Soms gingen wij
in het vroege voorjaar en vlogen de
wulpen over ons heen. Of wij zochten
de laatste warmte van de najaarszon
in de luwte van het duin. En heel
vaak lazen wij, om de stemming te
cultiveren, nog weer uit altijd dat
zelfde boek. Wij hebben sindsdien
het halve oeuvre van Rosegger on
der de ogen gehad, heel ouderwetse
boeken, maar niet minder dan Roth
en Zweig, verhalend van een verloren
wereld, de droom van het oude Euro
pa, in niets méér belichaamd dan
in 'de levensatmosfeer van de Donau-
monarchie. t
Toen wij zo langzarnerhand op de
grote hoogvlakte, die des levens,
waren belönd, hebben wij onze be
zoeken slechts spaarzaam herhaald.
Tot dat tweedehands boekje en het
mooie weer der afgelopen najaarsda
gen ons weer naar de Blinkert heb
ben gevoerd, om nog eens de illusie
te beleven. De illusie, dat wij de we
reld van Rosegger betraden, volgend
van Overveen uit, het pad langs de
Zanderij vaart, een échte dalketel in,
Aan de voet van onze „Dachstein"
Kraantje Lek.
met dennen en lariksen tegen de
berghang en de kruising op hoog ni
veau van de spoorlijn naar Zand
voort: ooit voor onze verbeelding de
Semmering-baan. „Hoch vóm Dach
stein" hielden wij onder de arm ge
kneld, om straks in onze duinpan er
rustig van te genieten. Het dal van
de Zanderijvaart was nog even ro
mantisch als voorheen. De vaart zelf
bruiste wel niet als een bergbeek,
maar het water was klaar tot op de
bodem; alleen de forellen ontbraxen.
Langs het pad, waar in het voorjaar
de hyacinten bloeien, het hele dal vol
doezelzoete geur, stonden nu asters en
dahlia's, en het rook naar de herfst,
de diepe, sterke lucht der verganke
lijkheid. Wij wisten, dat het pad
straks stijgen zou, de gouden poort
van het najaarsbos in, om met een
grote bocht oinnendoor, tenslotte de
Blinkert te bereiken, aan de kant
van het dum.
Zo was het altijd geweest, dertig jaar
geleden, twintig jaar en ook nog twee.
Zorgeloos liepen wij voort, verdiept in
onze gedachten, al helemaal in die
ontruktheid aan tijd en situatie, die
ons werkelijk het geloof gaf van ergens
te dwalen tussen Alpl en Mürzuschlag,
in het vaderland van de schrijver. Zo
hadden wij nauwlijks oog voor een bord
je „Doodlopende weg"; langs alle
mooie wegen van Nederland staan zul
ke bordjes, misschien was ook dit er
altijd geweest. Tot een spiksplinter
nieuw hek, dwars over het pad, en met
deskundig en afdoende gespannen prik
keldraad. ons plotseling de weg ver
sperde en daarmee het beloofde land.
Eén ogenblik raakten wij in paniek,
om dan, na minuten lang dralen, moe
en gelaten het pad terug te gaan, nu
langs de grote, normale weg alsnog
naar de voet van de Blinkert.
In de uitspanning
„Kraantje Lek" verna
men wij het vonnis.
Alles hier in de omge
ving, waar wij ons
vrijelijk hadden bewo
gen, was thans afgezet.
Te veel schade aan bos
en duin. En inderdaad,
toen wij de Blinkert
beklommen en de
richting namen naar
onze vertrouwde duin
pan, versperde ook
hier een hek de weg.
De duinpan onzer
jeugd was onbereik
baar geworden, een
doodlopende weg, en
een doodgelopen illu
sie. Wij zijn afgedaald
naar Kraantje Lek,
hebben koffie gedron
ken en de eekhoorn
in ons gevoed met
beukenootjes van de
berm. „Hoch vom
Dachstein"
hebben wij
niet meer
opgeslagen.
Advertentie
De heer Van der Mandere (Henry
Charles Glaude Jacob, voor zijn kin
deren „Daddy") werd 70 jaren gele
den in Amsterdam geboren. Hoewei
hij reeds 45 jaren Hagenaar, is, hei
geen wij aan zijn stem te oordelen
nooit betwijfeld hadden, voelt hij
zich nog volkomen een zoon van de
oude stad aan het IJ. „Een geboren
Amsterdammer wordt nooit een Ha
genaar"., Oorspronkelijk stamt zijn
familie uit Zeeland. Een van zijn
voorouders was burgemeester van
Vlissingen er is danr nog steeds
een v d. Manderestraait en diens
zoon knipte in 1751 een sierlijk sil
houet met een heilwens op Prins
Willem IV. Betje Wtolff was hem
daarbij behulpzaam.. Geen wonder
dat de jonge Henry? liefde voor de
geschiedenis
had. Op zijn 15e
jaar zat hij in
de Universiteits
bibliotheek aan
het Singel uit
voerige kwar
tierstaten te ma
ken van de fa
milie van Napo
leon. De leraar
geschiedenis van
de „Tweede
Vijfjarige", aan
het Roelof Hart-
plein, de heer
J. de Vries, wak
kerde zijn liefde
voor de historie
nog aan. Doch
de veelbeloven
de leerling lokte
niet het onder
wijs, maar de
journalistiek. Als
17-jarige leerling-journalist schreef
hij buitenlandse overzichten in de
Goessche Courant een familie-/
bezit en werd daardoor automa-,'
tisch lid van de plaatselijke sociëteit.'
In een wijde kring zwierf hij rond
de Residentie, waar zijn uiteindelijke
bestemming zou liggen. Van Goes
naar Nijmegen (Nimwegen zegt de
heer v. d. Mandere), vandaar naar
Groningen en in 1908 naar de Nieuwe
Courant in Den Haag.
Dertig jaren later kreeg hij zijn
vast spreekgestoelte in de aether,
toen de A.V.R.O. hem uitnodigde om
Dinsdagsavonds aanvankelijk vóór,
later na de Bonte Dinsdagavondtrein
het buitenlands'overzicht te hou
den. Nederland leerde toen een van
de meest karakteristieke stemmen
van de aether kennen. „Zijn stem
kraakt nog erger dan die van dr. P.
H. Ritter Jr schreef Het Vrije Volk.
Imitators weten zich nog steeds van
succes verzekerd als zij de heer v. d.
Mandere nadoen. Men kan zonder
risico zeggen, dat de heer v. d. Man
dere de meest geïmiteerde stem van
Nederland is. Dit is een van de
typische gevolgen van het feit, dat
radio zuiver auditief is en daardoor
de aandacht uitsluitend op de stem
concentreert. Want wie de heer v. d.
Mandere persoonlijk ontmoet, be
merkt na enige momenten niet meer
dat hij „bredge" zegt in plaats van
bridge en „peurt" in plaits van poort.
Hij is een nog vitale verschijning
met sprekende, gezonde gelaatstrek
ken en met de allure van een zaken
man van goeden huize, die veel aan
sport heeft gedaan. Hij heeft nog
steeds de neiging om te veel werk op
zich te nemen. Daarom wordt hij, op
milde wijze, door zijn familie gecon
troleerd. Het wekelijkse buitenlandse
overzicht is slechts een bescheiden
onderdeel van zijn werkzaamheden.
.Dinsdagsmorgens zet hij zijn lezing op
papier. „De huidige politiek is zo
dynamisch, dat je er niet eerder aan
kunt beginnen." Hij leest dagelijks
ongeveer tien buitenlandse kranten
en tijdschriften. „De beste lijkt mij
de Neue Züricher Zeitung", en maakt
daaruit notities. „Voor de rest reken
ik op mijn geheugen."
Voor de oorlog ging hij voor zijn
radiotoespraak naar Hilversum. „Dan
kon ik meteen nog een uurtje van de
Bonte Trein meepakken." Nu spreekt
hij vanuit de Haagse studio van de
Regerings Voorlichtings Dienst.
Sinds de dertiger jaren is de heer
v. d. Mandere directeur en secretaris
van de Volksuniversiteit in Den Haag
aan de Mauritskade. Voordien was hij
lange jaren secretaris van de Coöpe
ratieve Bond en, „inderdaad een zeer
merkwaardige tegenstelling", van de
Bond van Ned. Indische Suikereige
naren. Ziin activiteit als algemeen
secretaris 'van de Vereniging voor
Volkenbond en Vrede tus sen de beide
wereldoorlogen bracht hem in con
tact met vele leidende regeringsper
sonen, en bezorgde her.a tevens de
benoeming tot Officier in de Orde
van Oranje Nassau (19240 en hij ont
ving, als eerste particuliere Neder
lander, de Wateier Vredesprijs
(1947). Bij de Saarverkiezingen in
1934/35 was hij Kreis inspektorgene-
'ral en organiseerde de verkiezingen.
„Ik heb toen de Saar grondig leren
kennen. De Saar is niet Duits, de
Saar is de Saar". Een tweede op
dracht van de Volkenbond bracht
hem in 1938 naar Alexandrette, dat
toen ook onrustbarend veel op de
voorpagina's van de kranten ver
scheen.
De liefde tot de geschiedschrijving
is met het stijgen der jaren niet be
koeld. Na de
oorlog alleen
schreef hij o.m.
„De Kleine Ge
schiedenis van
de Grote Oorlog"
(12.000 exempla
ren), „Dertig
jaar wereld-
strijd" en „Van
Yalta tot Korea".
Er ligt momen
teel alweer een
boek ter perse
over de politie
ke gebeurtenis
sen in de afge
lopen halve
eeuw. De schaar
se momenten,
welke daartus
sen nog resten,
besteedt de heer
v. d. Mandere
aan het geven
van lezingen door het gehele land.
Hij heeft een voorliefde voor Gro
ningen.
„Daar is een succès d'estime uitge
sloten". Hij heeft een hekel aan
treingesprekken. „Doorgaans is mijn
lectuur interessanter en bovendien
wordt ik onmiddellijk herkend'.
Zijn belezenheid is indrukwekkend
en zijn overzichten hebben een re
putatie van deskundigheid en be
trouwbaarheid. Zijn kring van luis
teraars mag men niet onderschatten,
al nodigde een vereniging de heer
v. d. Mandere uit voor een lezing op
Dinsdagavond met de woorden: „Wij
zijn vaste luisteraars van Uw bui
tenlands overzicht". Zelf hebben wij
de heer v. d. Mandere eenmaal een
lezing horen houden over Canada,
welke uitmuntte door volledigheid
en kennis van zaken. Op boeiende
wijze beschreef hij steden en land
schappen. Alle aanwezigen stonden
verbaasd toen hij aan het slot ver
klapte dat hij Canada nog nooit ge
zien had. „Ik heb er zo eens voor
mijn liefhebberij wat over gelezen".
Om dezelfde reden heeft hij zich
verdiept in de republiek San Marino,
die hem steeds heeft geïntrigeerd.
Hij heeft er nog eens, vele jaren ge
leden, een lezing over gehouden
voor de K.R.O. Hoewel niet behoud-
ziek is de heer v. d. Mandere niet
ingenomen met de moderne ge-
meenzaamheid jegens regeringsper
sonen. „Ik kan mij wel verenigen
met Winston Churchill, maar alleen
Drees vind ik beneden peil. Laat
men dan tenminste dr. Drees zeg
gen". Ook de stijl en de allure
van de Tweede Kamer ziet hij da
len. „Maar daar is een jolige minis
ter-president in het begin van deze
eeuw al mee begonnen. Die had het
over een achterwiel (rijksdaalder)
en een blikkie (onderscheiding)".
Wie dit hoort beseft dat het ver
blijf in Den Haag de Amsterdammer
v. d. Mandere toch niet geheel on
beroerd heeft gelaten. Hij is daar
voor te veel het smalle trappetje In
het Torentje opgeweest. Hij ontkent
dat zijn stem Haags of zelfs bijzon
der is. Het geheim wil hij niet ver
klappen, doch zelf zoekt hij de oor
zaak in het feit, dat zijn „midden
toon" zwak is. Toen hij voor de
radio ging spreken, beoordeelden de
heren Vogt en de Clerq zijn stem en
gaven hem het advies om luid te
spreken. „Daardoor worden alle ef
fecten overdreven".
Hoewel hij 70 jaar is, heeft de
heer v. d. Mandere zich geen limiet
gesteld voor zijn radiowerkzaamhe
den, „Zolang de AVRO mij voor dit
werk wil handhaven, zal ik het
doen, want het is mij zeer lief
en ik kan het nog geheel aan". Wie
hem ontmoet zal dit onmiddellijk
beamen. De tekst van zijn overzicht
stuurt hij elke week trouw naar
zijn zoon overzee. „Ze schijnen er
daar wat aan te hebben, zeggen ze".
Blinkert met
Voor rekening van een firma te New
York heeft een Canadese zakenman, de
heer R. C. Bruce, aan het Engelse Ro
de Kruis en een Engelse organisatie
van vrouwelijke vrijwilligers, gratis een
hoeveelheid van 20.000 ton boter nit de
Amerikaanse overschotten aangeboden.
Het aanbod is door deze instellingen
afgewezen en de heer Bruce heeft zich
daarop in een brief gewend tot het mi
nisterie van voedselvoorziening en de
hertog van Edinburgh. Hij verklaarde,
dat het werkelijk de bedoeling is de
boter te schenken.
Het ministerie heeft gisteren op de
brief geantwoord, doch weigerde be
kend te maken, in welke zin. Ameri
kaanse boter beantwoordt niet aan de
Engelse voedselbepalingen, die voor
schrijven, dat boter niet meer dan 16%
water mag bevatten. De Amerikaanse
voorschriften houden in, dat boter een
vetgehalte van ten minste 80% moet
hebben, hetgeen betekent, dat Ameri
kaanse boter tot 20% water kan bevat
ten.
Een woordvoerder van het Engelse
ministerie van voedselvoorziening heeft
vandaag verklaard, dat het aanbod van
gratis boter uit Amerika geen veran
dering zal brengen in Engelands han
delsovereenkomsten met andere landen.
Hij deelde mede, dat dergelijke aanbie
dingen niet ten gevolge kunnen heb
ben, dat Engeland zich niet aan zija
commerciële verplichtingen houdt.
De gemeenteraad van Alphen aan den
Rijn heeft zich Vrijdag tot diep in da
nacht bezig gehouden met de toekom
stige beheersvorm van het vogelpark
Avifauna. Het voorstel van B. en W.
het beheer op te dragen aan een stich
ting, waarvan het bestuur zal bestaan
uit drie raadsleden en drie andere
Alphense ingezetenen, onder leiding van
een door B. en W. aan te wijzen lid van
hun college als voorzitter, én bijgestaan
door een raad van advies welke uit
prominente figuren uit het grote be
drijfsleven zal worden gevormd, werd
na urenlange discussies aangenomen.
Voorts werden het stichtingsbestuur de
nodige credieten verleend.
(Van onze correspondent)
De vijf gestichtswachters van de Rijks
werkinrichting in Hoorn, die vorige
week wegens plichtsverzaking zijn ont
slagen, sloten, naar thans gebleken is,
de brigadier, die hun beWaking moest
controleren in het wachtlokaal op