De TURKSE REPUBLIEK is een voornaam
bondgenoot van het Westen geworden
Dertig jaar geleden aanvaardde Kemal
Ataturk de erfenis der sultans
HENRI BRUNING, dinger naar 't Absolute
Strijd als levensbeginsel
„Van ziel en aarde"
Frankrijk is de oorlog moe
WONDER VAN DE STIJGENDE
PRODUCTIECURVE
P ris-»*
MUEZZINS BEKLIMMEN WEER DE MINARETTEN
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 31 OCTOBER 1953
PAGINA 5
In Noord^ndia:
Koppensnellers doden
25 bestuursambtenaren
HET SEIZOEN DER DICHTERS (6)
Kan Indo-China op
eigen benen staan?
Tot de belangrijkste werken, die zijn geschreven met
betrekking tot het Vredesverdrag van Versailles,
behoort zeker het boek van Harold Nicolson:
Peacemaking 1919". In het eerste hoofdstuk beschrijft
hij, hoe zijn gedachten toen, als jong diplomaat, werden
beheerst door bepaalde voorstellingen van volkeren,
over wier toekomstig lot hij mede zou beslissen. Een
lang verblijf in Constantinopel, zo deelt hij mede, had
hem ervan overtuigd, dat de Turken achter hun slape
rig masker impulsen verborgen van allerdierlijkste
wildheid. „De Turken hebben hoegenaamd niets bijge
dragen tot de vooruitgang der mensheid: zij zijn een
ras van Anatolische stropers; mijn enige wens was, dat
re bij het Vredesverdrag naar Anatolië verbannen zou
den worden." De sultans van Turkije, de Soleimans, de
Mohammeds en de Selims, hadden geregeerd over het
grootste rijk tussen Caesar en Victoria, maar hun be
wind was vastgelopen in een bureaucratische verwar
ring, de Turken werden in de landen van het Westen
beschouwd als woestelingen uit een Aziatische achter
buurt, hun gezamenlijke kracht was voor iedereen zicht
baar weggesmolten en de doodsstrijd van de „zieke man
aan de Bosporus" kon alleen honderdvijftig jaar duren,
omdat de internationale tegenstellingen elkaar in even
wicht hielden. De laatste euveldaad, die het Ottomaanse
Rijk voor zijn rekening nam, was een bondgenootschap
met de Centrale mogendheden in de oorlog van 1914
1918. Onder de druk van de oorlog viel het Rijk uiteen,
de nederlaag was onafwendbaar en Frankrijk, Grieken
land en Italië stonden likkebaardend gereed om de
erfenis te verdelen. Niets I$ek onwaarschijnlijker, dan
dat het juist Turkije zou wezen, dat de overmacht der
geallieerden trotseerde en dat door een inwendige ver
nieuwing een nieuwe bloei bereikte. Deze week is het
dertig jaar geleden, dat de Turkse republiek werd ge
sticht.
In April 1920 stelden de geallieerden
»oor Turkije het vredesverdrag van
sèvres op en de Griekse regering onder
jenizelos kreeg toestemming om een
jTii aanzienlijke troepenmacht in Tur
fje aan land te zetten, die de bepalingen
^an het verdrag moest afdwingen. Maar
®en jonge Turkse generaal besloot, dat
-bn land niet onder dit juk zou door-
«aan. Hij organiseerde een krachtig
volksverzet, dat de sultan in Constanti-
in heftige verlegenheid bracht.
~le jonge generaal was Moestafa Kemal.
man, die de schepper werd van het
meuwe Turkije, de vader van alle Tur-
Ataturk. Hij had de loop van de
^jschiedenis mee, want in October 1920
lann* Zoning Alexander van Grieken-
p. a gebeten door een aap. Winston
jA,rchill schrijft in „The World Crisis":
te m misscllien geen overdrijving op
«pn j dat een kwart millioen men-
JJ,0°r de beet van deze aap de dood
Bloedvergiftiging maakte een
aan het leven van de jonge mo-
Griekenlanri1 had tot SevolS. dat er in
d™ „biand, nieuwe verkiezingen wer
den gehouden. De regering-Venizelos
leed een nederlaag en een ander kabinet
kwam aan het bewind, dat veel minder
kon rekenen op de sympathie van de
toch reeds oorlogsmoede geallieerden.
Het Griekse detachement in Turkije
^Jlerd aan zijn lot overgelaten en
^toestafa Kemal rukte zegevierend op.
ke gember 1921 versloeg hij de Grie-
kw= i de Sakaria-rivier. Zijn hoofd
je,_lef op de Anatolische hoogvlakte,
kleine Angora, werd voortaan de
UWe regeringszetel, Ankara.
Wijze zelfbeperking
Misschien had hij zijn militaire sue-
cessen kunnen uitbreiden, misschien
had hij de troon kunnen bestijgen.
maar de rauwe generaal van de Saka
ria was in die dingen een wijs man.
Hij stemde toe in een conferentie met
de geallieerden, die op 11 October 1922
leidde tot een wapenstilstand. Op 23
Augustus van het volgende jaar kwam
een nieuw vredesverdrag tot stand,
dat van Lausanne. Turkije deed defi
nitief afstand van de Arabische pro
vincies en het legde zich neer bij een
demilitarisering van de gebieden langs
de toegangen tot de Zwarte Zee. Die
laatste bepaling werd in 1936 herzien
bij het Verdrag van Montreux. Inmid
dels was de Nationale Assemblee in
Ankara bijeengekomen en op 29 Octo
ber 1923 nep zij de republiek uit.
Moestafa Kemal werd de eerste presi-
dent.
Kemal Pasja had in 1910 de manoeuvres
in Frankrijk bijgewoond en hij had zich
toen zo geërgerd en geschaamd over het
opzien, dat zijn prachtige rode fez baar
de bij de Panjzenaars, dat hij zich voor
het eerst in zijn leven een hoed aan
schafte. Die hoed, zo placht hij later te
zeggen, heeft kleintjes gekregen. De fez
werd het symbool van een laakbaar
verleden. De toenmalige Franse ambas
sadeur in Ankara, graaf De Chambrun,
vertelt hoe hij aanwezig was bij een
officieel diner op 29 October, de natio
nale feestdag. De Eg^lische gezant ver-
scheen in gala met fez. Kemal Ataturk
gaf een "eken aan de muziek en begat
zich op de maat van een Turks wijsje
naar de Egyptenaar, fluisterde hem
enkele woorden in het oor en evaI}
zagen de aanwezigen, hoe een dl
de fez op ec zilveren blad wegdr g.
En de president nodigde alle diplomaten
uit de dienaar met zijn blad in trioml te
volgen. De verbanning van de fez was
het zinnebeeld van een snelle revolutie-
In 1924 werd het califaat en de jurisdic
tie van religieuze rechtbanken afge
schaft. Alle Ottomaanse titels, zoals
pasja, bey en effendi, verdwenen. Het
voorschrift, dat de vrouwen hun gelaat
met een sluier moesten bedekken, en
allerlei vormen van Oosterse pracht
werden dingen van het verleden.
Een van de belangrijkste punten op
Ataturk's programma was de
scheiding van kerk en staat. In dat
opzicht was de republikeinse stroming
in Turkije nauw verwant aan die in
Frankrijk. Medewerkers van de presi
dent lieten veelal zelfs geen twijfel be
staan aan hun anti-Islamietische gezind
heid. En nog steeds neemt de regering
in Ankara een uitermate koele houding
aan ten opzichte van de scholen voor
nationale en religieuze minderheden. Zo
bestaat er een wet van 23 Maart 1931,
die Turkse kinderen verbiedt lager
In de Noord-Indiase provincie Assam
zijn in het gebied der Aborheuvels een
25-taj burgerlijke en militaire autori
teiten door woeste stammen overval
len. Tenminste tien hunner zijn gedood.
De bestuursambtenaren waren bezig
geschenken uit te delen aan kinderen,
toen de benden, waarschijnlijk koppen
snellers, uit de bergen kwamen opzet
ten en met minstens 500 man aanvielen.
De centrale regering van India heeft
onmiddellijk een afdeling van het leger
laar Assam gezonden. Er hebben zich
«le laatste jaren in dit gebied herhaal
delijk gevallen van koppensnellen voor-
<edaan.
onderwijs te genieten op buitenlandse
scholen. Evenals in andere sectoren van
het maatschappelijk leven zijn de twee
voornaamste streken op het officiële
kompas: nationalisme en saecularisme.
Maar desniettemin heeft de Islam
krachtig stand gehouden; sterker nog,
de godsdienst wint dagelijks terrein en
het land is voor 98 pet. Moslem. Er zijn
talrijke moskeeën in het land en de be
roemdste, zoals de Sultan Achmed,
Ayasofia, staan aan de Gouden Hoorn.
In het moderne Turkije ziet men de
muezzins de slanke minaretten bestijgen
om de gelovigen mee te delen, dat het
tijd is voor gebed. In sommige Oosterse
landen maken de muezzins daarbij ge
bruik van luidsprekers, die zij van de
begane grond kunnen bedienen, maar in
Turkije gaan ze waardig en ingetogen
naar boven en ze roepen daar met eigen
stem.
Toch heeft de afschaffing van de
godsdienstige rechtbanken een leemte
geschapen, maar die werd al dadelijk
opgevuld door de grondwet en een bur
gerlijk wetboek, dat in grote trekken
was overgenomen uit Zwitserland. In
dit verband moet nog opgemerkt wor
den. dat het wetboek van strafrecht is
gecopieerd van het pre-fascistische Italië
en dat het wetboek van koophandel is
ontleend aan de Duitse wetgeving.
Ataturk was meer republikein dan de
mocraat. Hij legde de grondslag voor een
democratisch bestel, maar hij had veel
te veel op zijn programma staan om
langdurige disputen, laat staan critiek
op zijn werk te kunnen gedogen. Onder
zijn persoonlijke leiding werd de strijd
aangebonden met het analphabetisme.
Alphabefisch doolhof
Het oude Turkse alphabet was een on
overzichtelijke nachtmerrie van Arabi
sche krabbels geworden, waarin slechts
enkele bevoorrechten het juiste pad
wisten te vinden. Ataturk ging zelf pra
ten met een aantal taalkundigen en in
October 1928 werd een nieuw, Latijns
alphabet afgekondigd. De president
reisde zelf met schoolbord en krijt door
het land om les te geven in lezen en
schrijven. Hij keerde zelfs terug naar
Constantinopel, dat nu Istanboel heette
en waar hij sinds 1919 niet meer geweest
was.
Hij nodigde de fine-fleur van de stad
op een groot bal in het voormalige
paleis van de sultan en gekleed in rok
gaf hij de aanwezigen eerst een half uur
les in TurksInplaats van de Vrijdag
werd voortaan de Zondag ingesteld als
rustdag, de Islamietische kalender werd
vervangen door de Gregoriaanse. Ata
turk nam het metrieke stelsel over, gaf
zijn onderdanen allemaal achternamen,
verbood harems en vernietigde elke
tegenstand. Op een avond in 1926 gaf hij
een champagne-fuif voor de buitenland
se diplomaten in Ankara. Toen de heren
rich de volgende morgen naar huis be
ffen, zagen ze op een groot plein de
lichamen hangen van alle oppositielei-
rs, onder wie oude vrienden van de
president.
letterlijk- nu T.ets en "iemand en
dn On noj geschiedde per comman-
het tiid vLg6geven egenbük achtte hij
z n am°hr *?!LnieT^ oppositie. Hij
»enZ\"an™
k V- deze L,bcra]e Republikeinse
partij te tam naar zijn smaak en hij eiste
krachtiger taal en meer activiteit Toen
ze daar gehoor aan gaven, schafte hij de
oppositie voor de tweede maal af: „De
mensen moeten zich voorlopig niet met
de politiek bemoeien; laten ze zich maar
wijden aan handel en landbouw". Ata
turk leidde een zwaar leven, waarin
ontzaglijk veel werk werd verricht,
maar waarin ook tal van uitspattingen
voorkwamen, die uiteindelijk zijn ge
zondheid ondermijnden en verwoes tem
In 1938 stierf hij, als het ware J™st °P
tijd, want Turkije was.*angz
de jaren te boven, dat het aan deJaa
van één krachtige figuur de toêkomst
moest worden binnengeleid. Het begon
zich zelf te roeren. Dat bleek wel du d -
lijk, toen de partij van Ataturk, de Re
publikeinse Volkspartij, nu drie jaar
geleden bij de verkiezingen een duide
lijke nederlaag leed. Wel werden er over
en weer tal van verwijten en verdacht
makingen geuit, maar de nieuwe partij,
de Democraten, kwam op volkomen
ordelijke wijze aan de macht.
Onder de sultans waren de Turken
soldaat, ambtenaar of boer. De
eerste president van de repu
bliek was nog een soldaat geweest. De
tweede, Ismet Inönü, was een ambte
naar. Maar met de derde, de Demo
craat Celal Bayar, greep een nieuwe
categorie naar de macht, de zaken
lieden en de financiers. Hier en
daar stuurden de Democraten een
andere koers dan de Republikeinen.
Ze schaften het overheidsmonopolie op
alcohol en lucifers af en vervingen de
Staatsadministratie der Koopvaardij
door de Maritieme Bank, waarin de
overheid 51 pet. van de aandelen
kreeg. Maar overigens bleef de alge
mene lijn precies dezelfde.
Turkije wenst niet beschouwd te wor
den als een Oosters land. Het doet de
uiterste moeite om een Europese rol te
vervullen. Dat de Democraten er zoveel
eerder in geslaagd zijn de aandacht van
het Westen te trekken dan de Republi
keinen, is in de eerste plaats het gevolg
van de Amerikaanse steun, die sinds
Maart 1947 krachtens de Truman Doctri
ne aan Turkije is verleend. Maar verder
heeft daar het voorbereidende werk van
Ataturk en Inönü ook enorm toe bijge
dragen. Bij het begin van dit jaar over
schreed de Amerikaanse hulp de 400
millioen dollar. Zo konden de veeteelt,
de fruitteelt, de mijnbouw en de visserij
sterk worden uitgebreid. In de jaren
1939 tot 1950 produceerde Turkije jaar
lijks 7.5 millioen ton graan. Aan tarwe
bestond toen een chronisch gebrek,
ondanks het feit, dat de Turken bewe
ren, dat dit gewas in hun land is ont
staan. In 1952 bedroeg de graanoogst
ruim 12 millioen ton en daarvan kon
ongeveer 2 millioen ton worden uitge
voerd. Op het ogenblik staat Turkije op
de vierde plaats in de rij van tarwe-
exporteurs! In 1950 schatte men het aan
tal landbouwtractoren op 5000. Thans
zijn het er zes maal zo veel. Het voor
naamste centrum voor de kolenwinning,
Zonguldak aan de Zwarte Zee, heeft
kortgeleden een nieuwe haven gekregen,
opgeleverd door de Koninklijke Neder
landse Maatschappij voor Havenwerken.
De productie van katoen is tegenwoordig
niet alleen genoeg om de industrie te
Kayseri aan het werk te houden, maar
er kan ongeveer evenveel van worden
uitgevoerd als van de beroemde Turkse
tabak. Een kwart van de Turkse uitvoer
wordt gevormd door vijgen, noten en
Op 10 November 1938 overleed in
het paleis Dolma Bagtsje aan de
Bosporus de eerste president van
de Turkse republiek, Moestafa Ke
mal, die zich zelf de achternaam
Ataturk gaf, „vader der Turken".
Onder grote belangstelling had
toen de voorlopige bijzetting plaats
van zijn stoffelijk overschot. In de
heuvels buiten Ankara is nu een
geweldig mausoleum gebouwd, dat
hem tot definitieve rustplaats zal
strekken.
Sultana-rozijnen. Het oude ambacht van
de tapijtknopers is nog steeds in ere en
overal ter wereld vinden hun producten
via Smyrna een weg.
Militaire waarde
Men schat, dat de Turkse republiek
thans dertig divisies onder de wapenen
heeft. Naar verluidt zouden zes daarvan
gepantserd zijn. Het verhaal gaat, dat
bij een militaire parade in Ankara de
Russische ambassadeur zich overboog
naar zijn Amerikaanse collega en fluis
terde: „Dat is alles met elkaar 24 uur
vechten." Wat daar van zij, de Verenig
de Statèn laten niets ongedaan om de
Turkse bondgenoot te versterken. In
1948 trad Ankara toe tot het Europees
Herstelprogramma. Het jaar daarna
werd Turkije lid van de Raad van Euro
pa en in Februari 1952 werd het een vol
waardig lid van de Noord-Atlantische
Verdragsorganisatie. Als partner is Tur
kije de moeite waard. Van oudsher ver
toont de bevolking soldateske trekken.
In Korea leden de Turken méér verlie
zen dan de Engelsen.
En ten opzichte van Rusland hebben
zij weinig reden tot zachtere gevoelens.
In 1945 eiste de Sovjet-Unie een wijzi
ging van het verdrag van Montreux,
bases aan de toegangen tot de Zwarte
Zee en overdracht van de Oostelijke
Turkse provincies Kars en Ardahan. Dat
was niet meer of minder dan een poging
om Turkije naar het leven te staan.
President Inönü zei toen in November:
„Niemand kan enige aanspraak doen
gelden op delen van het Turkse grond
gebied. Wij leven met ere en wensen
met ere te sterven." Weliswaar heeft het
Kremlin zijn optreden gematigd en de
aanspraken op Kars en Ardahan sinds
dien laten vallen, maar bepaald vriend
schappelijk is de wederzijdse verhouding
heslist niet.
Daar komt bij, dat de geografische
ligging van Turkije voor de Westerse
strategie grote voordelen biedt. Be
schikt men over vliegvelden op de
vlakte van Adana, dan is men maar
enkele uren vliegens verwijderd van de
belangrijke industriële centra van Zuid-
Rusland. Bommenwerpers, die opstijgen
in Noord-Afrika, zouden boven Turkije
jagerssteun kunnen krijgen en voorts
vormt Turkije een bedreiging in de
flank van elke mogendheid, die de olie
velden van Perzië en Irak in haar bezit
zou trachten te krijgen. De Amerikanen
hebben dat zeer wel begrepen.
De Joint American Mission for Mili
tary Aid to Turkey (JAMMAT) is om
vangrijker dan soortgelijke vertegen
woordigingen elders in de wereld.
Grote bedragen worden besteed aan
de verbetering van de binnenlandse
verbindingen en ruim 1400 Ameri
kaanse instructeurs bevinden zich in
het land. Sinds 28 Februari 1953 is
Turkije bovendien met Joegoslavië en
Griekenland verbonden in het Balkan
pact, dat een sterk militair karakter
draagt. Economische tegenstellingen
moesten daarbij over het hoofd wor
den gezien, want de drie landen zijn
eikaars felste concurrenten op de
tabaksmarkt en Turkije en Grieken
land treden bovendien nog eens met
elkaar in het krijt op de zuidvruchten-
markt. Bovendien is daar thans de
hernieuwde actualiteit van de kwestie.
Triëst. die mogelijk eveneens belem
merend zal werken op dit pact.
Hardnekkig verleden
Dertig jaar is het geleden, dat Turkije
een republiek werd. In die tijd is het
aanschijn van dat land op vele plaatsen
grondig veranderd. Maar tegelijkertijd
is veel van het oude toch blijven be
staan. Er bestaan nog streken, waar de
vrouwen zwaar gesluierd rondlopen. In
de buurt van Izmir, het vroegere Smyr
na, komen nog jaarlijks de pelgrims
naar de „Panaya Kapulu", het huisje,
waar volgens de overlevering Maria
heeft geleefd en waar zij gestorven en ten
hemel gestegen zou zijn. In het Noorden
staat de besneeuwde top van de Ararat,
waar geleerden de ark van Noë trachten
te vinden. Verder Zuidelijk zijn de ber
gen, waar Alexander de Grote over heen
trok op weg naar Syrië en Egypte. In de
streek van Adana, rondom de oude stad
Tarsus, waar Sint Paulus opgroeide,
mondt een smalle kustvlakte uit in de
vlakten van Cilicia. Dit is het land van
de katoen, het suikerriet, sinaasappelbo
men en bananen, het rijke diepe Zuiden
van Turkije met zijn sub-tropisch kli
maat. Nog verderop komen de Arabische
gebieden met het begin van de eindeloze
woestijnen, die zich uitstrekken van de
Turkse grens tot de verste uitlopers van
het Arabische schiereiland. Het analpha
betisme is nog lang niet uitgeroeid en
de armoe is soms groot. Veel is in Tur
kije gebleven zoals het was en ook op de
dertigste verjaardag van de republiek
beklimt de muezzin de minaret om de
gelovigen aan te sporen tot gebed. H. N.
In Turkije, waar de sultans meer dan vier eeuwen lang de titel voerden van
„aanvoerder der gelovigen", „verdediger van de wet" en drager van de mantel van
den Profeet", was de republiek niet bij machte de Islam blijvend uit te bannen.
Overal trekken de moskeeën weer duizenden vrome Moslems. Men ziet hier een
moskee in Edime.
een dichterschap vandaag is zo voor zichzelf een tweesnijdend zwaard als
f het dichterschap van de nu ruim 50-jarige Henri Bruning. Bruning. gebo-
ren in 1900, in de twintiger jaren een der zogenaamde jong-katholieken;
broer van de jonggestorven veelbelovende Gerard Bruning; in de dertiger jaren
allengs vereenzamend in zijn geestdriftig pogen „het heilig leen van zijn leven in
dienst te stellen van de Waarheid; in de veertiger jaren een verblind kruisvaarder
voor de Idee van een nieuw levensbewustzijn", kwaad avontuur met een fa
lende God en thans, in de vijftiger jaren, door schade en schande weer rijper
en wijzer geworden, opnieuw een dinger naar het Absolute.
Ziedaar in het kort het zijnsrelaas van deze mens en dichter. Onwillekeurig
krijgt onze formulering iets pathetisch; onze zinsbouw iets krampachtigs. On
willekeurig, maar tevens gewild. Want zó, pathetisch en krampachtig, maar te
vens groots en aangrijpend, doet dit dichterschap zich aan ons voor.
Zijn wezenstrek is strijden. Strijden
met God en om God; hetgeen in dit ge
val hetzelfde is als: strijden met zich
zelf. Elk vers is hiervan het levend be
wijs. De dichter ervaart God voortdu
rend als: zijn eigen tekortschieten als
mens. In zekere zin is God niet zijn
hoop, maar zijn wanhoop. Niet zijn vrede,
maar zijn diepste onrust. Niet (of niet
allereerst) zijn einddoel, maar zijn ver
trekpunt. Hij weet zich als mens uit
Gods wezen gevallen in de onvolmaakte
tijdsorde der aarde en'het is zijn taak
op die aarde Gods aanwezigheid waar
te maken. Zo kan men het tenminste
stellen, 't Is maar één manier. Men kan
het centrale probleem van dit dichter
schap nog op andere wijze vatten, ech
ter zonder veel kans de bloedige wer
kelijkheid ervan ooit volledig recht te
doen.
De Zwanenbroederschap, gevestigd te
's-Hertogenbosch, heeft aan de broeder
lijke maaltijd plots bezoek ontvangen
van de zwanenbroeder Prins Bernhard,
die een prachtige grote levende zwaan
meebracht. De Prins heeft de gehele
broederlijke maaltijd bijgewoond.
Laat ons het houden op dit thema:
geestelijke strijd. Een hele scala van
begrippelijkheden gaat hier dan onmid
dellijk mee samen hangen. Doel van
de strijd is vrede. Zo zou het moeten
zijn tenminste. Maar voor een dinger
als Henri Bruning betekent „vrede" in
de practijk slechts overgave, want op
overwinning is niet te hopen. Het wdord
„vrede" valt bij concretisering meteen
uiteen in twee tegendelen. Het wordt
een: „het een of het ander." Het zal,
zolang de dichter leeft, nóch het een
nóch het ander zijn. Vrede blijft slechts
een problematisch ideaal, dat misschien
bij het sterven in vervuiling gaat, maar
bij leven en welzijn nooit.
Terug dus naar een levenslange strijd,
die nu als het ware een doel in zich
zelf wordt. Een levensbeginsel. Maar
dit kan ook niet waar zijn. Strijd im
mers betekent disharmonie; verstoring
Bijna een etmaal aan één stuk heeft
de Franse Nationale Vergadering
deze week gedebatteerd over
r-t,- ten aanzien van Indo-
a. Donderdagmorgen tegen half
zeven werd met 315 tegen 251 stemmen
,.,mo. leaangenomen, die algemeen
- ,als een succes voor de re-
gei mg-Damel, maar waarin het woord
„vertrouwen' toch niet voorkwam. Zou
van ^el1,SrilvJalting moeten geven
van de debatten, dan kan men nog het
beste zeggen, dat nu sterker dan ooit is
gebleken, dat Frankrijk langzamer
hand schoon genoeg heeft van de oor
log in Indo-China. Afgezien van 'n steeds
sterker tot uiting komende oorlogsmoe
heid zijn daar voornamelijk twee rede
nen voor. In de eerste plaats dringen La
os, Cambodja en Vietnam steeds sterker
aan op volstrekte onafhankelijkheid.
Dat zijn dus niet de aanhangers van de
communistische Vietminh, maar de sta
ten, die door Frankrijk zijn gedacht
als toekomstige partners in een nieuwe
Franse Unie. Met Laos heeft Frankrijk
ruim veertien dagen geleden een over
eenkomst gesloten, die aan dit Indo-
Chinese gebied grotere zelfstandigheid
beloofde en premier Laniel zei in de
loop van de parlementaire debatten te
hopen, dat deze overeenkomst vrucht
baar zou werken ten opzichte van de
relaties met Vietnam en Cambodja.
Het Vietnamese parlement in Saigon
heeft in dit verband echter nogal op
zienbarende geluiden doen horen, want.
het nam een motie aan over de betrek
kingen met een nieuwe Unie, die be
paald anti-Frans en misschien ook wel
anti-Unie was. Laniel hoopt, dat men
in Saigon gekalmeerd zal worden door
de toezeggingen aan Laos, maar de
kans is evenmin uitgesloten, dat men
in de Laotiaanse hoofdstad nieuwe
ontevredenheid zal opdoen, als men
kennis neemt van de Vietnamese eisen.
Een van de maatregelen, waarop de
Nationale Vergadering in haar motie
aandringt, betreft dan ook de versterking
van de nationale legers in Indo-China.
Als het waar is, zo redeneerde men, dat
deze landen de betrekkingen met Frank
rijk steeds minder op prijs stellen, dan
kunnen wij aan hun belangen geen
Frans bloed meer offeren. Deze oplossing
werd ook aangeprezen door de Ameri
kaanse senator Mansfield, die op een
forum van de New York Herald Tribune
verslag uitbracht van zijn reis door het
Verre Oosten.
De Franse staatssecretaris voor de
Verbonden Staten, Mare Jaquet, toonde
dezer dagen aan, dat 7.749 van de 13.658
gesneuvelden in 1952 inheemse man
schappen waren.
Een tweede reden, waarom Frankrijk
genoeg heeft gekregen van de oorlog, is
het besef, dat het niet op twee fronten
tegelijk kan strijden. In Europa moet
dan wel niet gevochten worden met de
blanke sabel, maar hier raakt de positie
van Frankrijk toch wel zeer in het ge
ding, als het ooit tot een Europees leger
mocht komen. Sinds 1919 is de Franse
politiek gericht op het scheppen van
garanties tegen een Duitse hegemonie
en als nu een belangrijk deel van zijn
zonen ver overzee verblijft, dan zal het
de Duitsers te gemakkelijker vallen om
de leiding van Europa op zich te nemen.
Aldus de mening van invloedrijke krin
gen in Parijs. Ontevredenheid in Indo-
China zelf en bedreiging van het eigen
prestige thuis leest men tussen de regels
van de volgende twee aanbevelingen in
de motie van de Nationale Vergadering:
het plegen van overleg om tot een Azia
tische vrede te komen en een evenredige
verdeling van de opofferingen over alle
vrije naties. Wat dat overleg betreft,
daar zit de regering eigenlijk een beetje
mee in de maag. Met wie moet zij
immers overleg plegen? Er zijn verschil
lende voorstellen geweest. Men moest er
de Verenigde Staten bij betrekken, zo
zei o.m. vice-premier Paul Reynaud, en
ook communistisch China. Zou men van
Mao-Tse-Toeng de verzekering krijgen,
dat hij voortaan geen steun aan de
Vietminh meer verleent, dan zou Frank
rijk zich wat gunstiger moeten uitlaten
over de toelating van communistisch
China tot de Verenigde Naties. Maar
hiertegen heeft de minister van Buiten
landse Zaken, Bidault, aangevoerd, dat
het vrijwel ondenkbaar is, dat Amerika
zich tot dergelijke besprekingen zal
lenen, vóórdat het vraagstuk-Korea is
opgelost. Directe besprekingen dan met
Ho-Tsji-Minh zelf? Ook dat belooft
echter weinig resultaat, want nog in
September heeft de leider van de Viet
minh verklaard, dat vrede voor hem al
leen betekent: totale overwinning. Hij
heeft de plannen voor een grootscheeps
herfstoffensief in kannen en kruiken en
het ziet er niet naar uit, dat de uitvallen
van generaal Navarre daar veel aan heb
ben veranderd. Aan zulk een tegenstan
der vragen om wapenstilstandsvoorwaar
den zou gelijk staan met capitulatie.
Er zijn er, ook in Nederland, die
Frankrijk in de afgelopen jaren hebben
benijd, omdat het zich van zijn strijd
tegen de Vietminh niet behoefde te laten
weerhouden door aanbevelingen van
internationale lichamen. Maar datzelfde
Frankrijk steunt thans, vermoeid en
uitgeput, het hoofd in de handen om te
peinzen over een onoplosbaar dilemma.
,,Le Monde" wil bij de bondgenoten van
Frankrijk aandringen op aflossing van
de wacht. Men zou een schema moeten
opstellen voor de repatriëring van de
Franse troepen, en de Verenigde Staten,
Groot-Brittannië en Australië daarvan
HO-TSJI-MINH
de legendarische leider van de com
munistische Vietminh.
in kennis stellen. Niet bij wijze van
ultimatum, maar louter en alleen om er
de nadruk op te leggen, dat het zó niet
langer gaat. De Amerikaanse minister
van Buitenlandse Zaken, John Foster
Dulles, heeft zijn bijdrage tot de alge
mene verwarring geleverd door te ver
klaren, dat het terugtrekken van de
Franse troepen uit Indo-China geen
crisis in de Amerikaans-Franse betrek
kingen zou veroorzaken. Begrijpelijk «'is
die uitlating alleen als een aanmoedi
gende knipoog naar de Fransen, die een
belangrijk aandeel .willen nemen in een
Europees leger. Volkomen duister is de
verklaring van Dulles voor allen, die
niet geloven, dat ex-keizer Bao Dai,
koning Sisavong Vang en koning Noro
dom Sihanoek op eigen kracht in staat
zullen zijn aan het opdringende com
munisme paal en perk te stellen.
der scheppingsorde. Als er één woord
is, dat door deze dichter met inhoud
bedeeld wordt, dan is dit wel het
woord Orde. In orde openbaart zich het
wezen Gods. In orde heeft ook ons
kindschap Gods zich te openbaren. God
en de mensenziel zijn één, zodra Gods
woord in de mens vervuld zal zijn.
Maar wanneer zal dat ooit zijn? Weer
verwijst ons een stem naar de dood, „de
goede dood", of, in wijder verband:
naar de volheid der tijden, de verwach
ting van de wederkomst des Heren.
Gezegende orde
Soms ook wijst ons de stem terug:
naar het kind dat wij waren. Daarin is
God nog „lief":
Hoe lief is dit in God
dat Hij de bloemen vond,
het spel der kleuren en der vlinders,
de kinderen, de zomerochtendstond.
Dit is een zuivere en gezegende orde
van natuur en bovennatuur. Maar pas
op, dat ik er geen idylle van maak!, zo
denkt dan deze dichter. Het wordt zo
gauw iets soezerigs en landerigs; maar
nog steeds „lief"; liefhebbend, van lief
de getuigend:
Hoe lief is dit in God
dit zacht en snel gezoem
van de insecten in den zomernoen.
O middagstilte 'van den zomerdag
waarmede Hij zo raadselachtig
en onuitspreekbaar goed
mij tegenlacht.
Nu heeft het lang genoeg geduurd,
deze „schone orde", deze „vrede", die
een stilte voor de storm bleek te zijn.
En het ontredderde hart zingt:
Is dit Dezelfde die den afgrond vond
en die het stormtempeest ter zee
ontketent?
Dezelfde die verworpen en gewond
aan d'eigen schepslen zich heeft
uitgeleverd?
Is dit Dezelfde die mijn leven schond
Hij, die zó lief en ondoorgrondlijk Is
dat Hij de bloemen en de vlinders
vond,
den zomerwind,
en 't spelen van een kind?
Het hierboven aangehaalde gedicht is
uit Henri Bruning's vorig jaar versche
nen bundel „In vitro" 1). Ongeveer te
zelfdertijd publiceerde de dichter m
eigen beheer een cyclus „Van hemel en
aarde", geschreven in de jaren 1947
'52 2).
Beide bundels zijn aangrijpende ge
tuigenissen van de strijd van een mens
met „zijn" God. Zij zijn het onver
bloemd verslag van een persoonlijk
geestelijk avontuur; de schuldbelijdenis
van een intens-eerlijk katholiek chris
ten; variaties op de stameling:
o schone ziel in mij,
die ik niet ben, niet bén
Volgens „Laatste lied" weerspiegelt
in de subliemste en eenvoudigste be
woordingen wel de essentie van dit
dichterschap, dat op paradoxale wijze
in het teken staat van: „credo, pugno"
(ik geloof, dus ik strijd):
Ik ben niet éen met mij,
ik ben niet éen met V,
ik ben alleen en leeg
en geheel rustig nu.
Want Gij, en de ziel zijn beiden
van god'Hjken staat
hoe kan het anders dan
dat Gij mij dolen laat,
ontdaan van mijn helderst zelf,
ontledigd van U,
hoe zou ik in mogen gaan,
hier reeds, tot U?
Later zal 't anders zijn,
voor mij, voor de ziel en voor U,
later spelen wij drieën saam,
niet nu, niet nu.
Nooit met mijn ziel vereend,
nooit ook met U,
nooit was het stiller in mij,
blijder dan nu.
Wie zo'n gedicht kan schrijven, heeft,
bij al wat hij verloor en nog verliezen
zal in de strijd, toch iets essentieels ge
wonnen. Een bodemloosheid van condi
tioneel menselijk verdriet, maar een
peilloze hoogte van verlost-menselijke
gelukservaring tevens.
NICO VERHOEVEN
1) „In- vitro", Uitg. Winants, Heerlen.
2) „Van ziel en aarde". Uitg. Henri Bru
ning, Van Slichtenhorststraat 66, Nijmegen.
Voor de vijfde maal sinds 1961 is bij
Philips een ingezonden idee beloond met
een bedrag van duizend gulden. De heer
J. Vorstenbosch, werkzaam als perser in
de Glasfabriek, ontving deze beloning voor
een verbetering in de fabricage van tele
visieschermen. Voordien had hij al drie
maal een prijs, variërende van vijf to'
vijftig gulden, in de wacht gesleept.
1 f