Door persoonlijke, onbaatzuchtige ontmoeting is nog veel met de „massa-jeugd55 te bereiken Wat zien deze jongens en meisjes nog in verkering en huwelijk? Interviews met de jeugd Octrooiraad bedreigd door desorganisatie Sint Willibrord-Zondag Pre-fabricated jacbtpaleis Nieuwe moeilijkheden rond de bromfiets... Oplossing Rapport Mgr. Hoogveld-Instituut vandaag verschenen door Mgr. Hoogveld Instituut Mentaliteit bij vele scholen moet veranderen Dag van bezinning over het binnenlands apostolaat ZIELZORGERS MOETEN DEELGENOTEN VAN MILIEU DER ONGESCHOOLDEN ZIJN Personeelstekort wreekt zich De school is niet aangepast aan hun intelligentiepeil Wat is een fietsbel? WOENSDAG 4 NOVEMBER 1953 PAGINA 4 Verpleegsters in de ziekenhuizen Bindende pensionnering ■HÉ Gen.-maj. Simatupang Zijn functie van chef-staf opgeheven De minister van O., K. en W. heeft enkele jaren geleden aan een zevental wetenschappelijke instituten verzocht hem rapport uit te brengen over de groep der jeugd, die veelal met de term „massajeugd" wordt aangeduid. Zes van deze instituten hebben naar aanleiding hier van in 1952 gezamenlijk een publicatie over de maatschappelijke verwil dering van de jeugd samengesteld Een deel van de rapporten, waar zij hun uitspraken op baseerden, is 'dit jaar verschenen in het „Bronnen boek", aan welke publicatie wij enkele maanden geleden aandacht hebben geschonken in ons blad. Van de zevende instelling, het Mgr. Hoogveld Instituut te Nijmegen, heeft men tot nu toe evenwel wat de onderhavige materie betreft nog niets gehoord. Vandaag is echter verschenen de studie „Moderne Jeugd op haar weg naar Volwassenheid", waarin ook het Nijmeegse instituut zijn visie geeft op het genoemde vraagstuk. Men is met een afzonderlijke publi catie gekomen, niet omdat er nu ook een „eigen, katholiek" rapport moest verschijnen, doch omdat het Mgr. Hoogveld Instituut een geheel andere methode van onderzoek heeft gevolgd. De meer sociologisch georiënteerde instituten hebben zich namelijk gebaseerd op gegevens, verstrekt door mensen, die vrij en soms zeer intensief met de jeugd in contact komen, jeugdleiders, sociale werksters, doktfiren enz. Hierdoor kwam ongetwijfeld uiterst interessant materiaal bijeen en het Bronnenboek met eindrapport zijn dan ook documenten ge worden, die veel te denken geven_ Het meer psychologisch ingestelde Mgr. Hoogveld Instituut echter heeft met alle waardering voor het werk van de zuster-instellingen gemeend, dat een directe methode van onderzoek de voorkeur verdiende. Men is van mening, dat degenen, die in contact met de jeugd staan, Ach dikwijls niet bewust zijn van hun eigen aprioristische instelling, die zij uit hun eigen milieu meebrengen. Zij kunnen zich te weinig realiseren, dat zij de jeugd bijna altijd ontmoeten in reactie op hun specifieke sociale werkzaamheid. Bovendien krijgen afwijkende en opvallende gedragingen gemakkelijk te veel reliëf. Om deze bezwaren te ondervangen, is men bij de onderzoekingen in Brabant en Limburg en te Nijmegen te werk gegaan volgens de directe methode: die van het interview met een groot aantal jongens en meisjes. Tachtig speciaal geïnstrueerde en getrainde enquêteurs en enquêtrices hebben hierbij op basis van een zorgvuldig samengestelde vragenlijst met de jeugdigen boven de 14 jaar in totaal 765 gesprekken gevoerd, die gemid deld drie uur duurden. (Ook 12- en 13-jarigen zijn geïnterviewd, maar dit materiaal is niet uitgewerkt). In vele gevallen volgde daarna nog een huisbezoek, om het beeld te completeren. Op deze wijze ontstond een stu die, weliswaar een beperkter terrein bestrijkend, maar dieper ingaand op de details. Het Bronnenboek stelde zeer alarmerend een probleem aan de orde; het rapport van het Mgr. Hoogveld Instituut komt dichter bij een antwoord op do vraag wat er aan dit probleem te doen valt. In het nevenstaande geven wij nadere bijzonderheden over de studie „Moderne Jeugd op haar weg naar Volwassenheid". Het Mgr. Hoogveld Instituut heeft voor zijn onderzoek, dat twee jaar geduurd heeft, een aantal plaatsen gekozen, waar de urbanisatie en industria lisatie in verschillende phasen van ontwikkeling zijn. Met name Maastricht als een oude fabrieksstad en daarnaast Den Bosch, omdat men hier te maken heeft met een stad met een enigszins gelijke historie als Maastricht, doch waar meer de handel dan de industrie is beoefend Men ging naar Eindhoven om de situatie in een jonge, snel gegroeide' fabrieksstad op ■te nemen en naar Roosendaal, om ook een klein industriecentrum in het onderzoek te betrekken. In de Mijnstreek, waar men op zeer gecompli ceerde situaties stuitte, zijn enige gegevens ter' kennismaking" ver gaard. Verder werd te Nijmegen enig materiaal verzameld, omdat het instituut daar nu eenmaal gevestigd is. Om aan de gegevens meer reliëf te geven, is voorts ook in het plaatsje Meerlo de jeugd onder de loupe genomen Meerlo, een dorp met nog weinig invloed van de stad en met overwegend een boerenbevolking. (Van onze Haagse redacteur) Bij geen enkele jongen of meisje is de ontwikke lingsgang precies gelijk aan die van een ander. Niettemin kan men toch een algemene scheids lijn trekken tussen geschoolden en ongeschoolden. Zo wijst een analyse van de buurt bijvoorbeeld uit, dat over het algemeen het gezin, waar de ongeschoolde jongeren uit voortkomen, meer „open" is en bij dat der geschoolde jongeren meer gesloten. In het eerste geval doet zich een onmacht voor om de vaak nivellerende invloed van de buurt te weren. Men hoort uit deze ge zinnen wel een sterke critiek op „de buurt", maar te gelijk ziet men een volop deelnemen aan het buurt- leven. Een duidelijk verschil valt ook aan te wijzen in de houding tegenover het werk: de geschoolden hebben een zeker arbeidsperspectief en de ongeschoolden mis sen dit over het algemeen. De geschoolden voelen zich vaak beter en de ongeschoolden zijn in hun ogen min der. Opvallend is echter, dat de ongeschoolde jongens en meisjes zich er maar betrekkelijk zelden bewust van schijnen te zijn, dat de geschoolde jongeren op hen neerzien. Het leven van de geschoolden wordt klaar blijkelijk niet als ideaal gezien; men leeft in een an dere wereld. Met het bovenstaande is beknopt het essentiële ele ment weergegeven uit de slotbeschouwing van het rap port „Moderne Jeugd op haar weg naar Volwassen heid"; een slotbeschouwing, welke de balans is van de bepaald minutieuze studie, die het Mgr. Hoogveld Insti tuut heeft gewijd aan de situatie onder de jongeren in het Zuiden des lands. Het rapport komt ook tot een advies inzake de te nemen maatregelen. Gesteld wordt, dat het in het ge heel niet noodzakelijk is, dat de nieuwe industrie-centra ontwortelde opeenhopingen van mensenmassa's wor den. Een van de belangrijkste stimulerende factoren in het milieu is de oriëntatie der jeugdigen door een ge zonde traditie. In vele gemeenschappen in het Zuiden voelen de jongens en meisjes zich nog lang aan de tra ditie gebonden. Ontkend wordt niet, dat er milieu's zijn, waar de traditie door de ingrijpende veranderin gen in de structuur der maatschappelijke verhoudingen verstard is en haar concrete zinrijkheid verloren heeft, maar dit neemt niet weg, dat er nog altijd gebieden zijn, waar men met hulpactiviteiten bij de traditie kan aan knopen als men de bevolking weerbaar wil maken. Bij deze en andere arbeid moeten degenen, die zich met het vormings- en ontspanningswerk bezig houden, de jeugd kunnen zien, begrijpen en van haar houden, zoals zij werkelijk is, d.w.z. mèt haar, wellicht ver sluierde, mogelijkheden. Voorwaarde is hierbij o.a. een zeker afstand nemen van de eigen ontwikkelingsgang. De eerste en belangrijkste hulp, die gegeven moet wor den, is die van de persoonlijke en onbaatzuchtige ont moeting met waarlijk geestelijk volwassen mensen. Men heeft namelijk bij de gesprekken, die met allerlei jongens en meisjes gevoerd zijn, vaak een grote „aan spreekbaarheid" ervaren. Het vertrouwen van vele proefpersonen werd vrij gemakkelijk gewonnen als men hen maar voldoende „open" tegemoet trad. Een tweede punt van belang is, dat zich speciaal in de buurten, waar ongeschoolde arbeiders wonen, een afhankelijkheid van de publieke opinie voordoet, welke aan dwang gelijk komt. Men controleert elkaar: men sanctionneert of wijst af. Hieruit volgt de noodzaak, dat zij, die zich hier met de jeugd bezig houden, in zekere zin deelgenoten van het milieu moeten zijn. Dit geldt vooral op zielzorgelijk terrein. :v-; 0 De Kroonprins van Saoedi-Arabië, Saoed, heeft bij een Britse firma voor pre- fabricated-woningen een „draagbaar" jachtpaleisje besteld, dat dezer dagen uit Engeland zal worden verscheept naar Saoedi-Arabië. Het „Paleis" bestaat uit een groep pre-fabricated gebouwtjes, gemaakt van aluminium. Elk ge bouwtje kan in een klein uur worden samengesteld of afgebroken. Het geheel kan worden gedragen door kamelen. (Van onze Haagse redacteur) Eind 1951 had het Bureau voor de Industriële Eigendom te Den Haag bij zijn behandeling van ingediende oc trooiaanvragen een stapel van een klei ne 24.000 nog niet afgewerkte dossiers. Eind vorig jaar was deze reeds niet ge ringe achterstand toegenomen tot ruim 26.000 octrooi-aanvragen. Achter deze cijfers ligt het verschijnsel, dat het aan tal octrooi-aanvragen steeds groter wordt: ieder jaar brengt er ongeveer een dui zend meer in de bus dan het daaraan voorafgaande; in de veertig jaren van zijn bestaan heeft de Octrooiraad meer dan 175.000 gevallen ter behandeling gekregen. Maar daarnaast is er nóg een factor, welke de grote achterstand by dit werk verklaart: de Octrooiraad is wat zijn personeel betreft reeds gerui me tijd onvoldoende geëquipeerd en dit personeelstekort wreekt zich temeer nu de octrooiaanvragen steeds gecom pliceerder worden. De moeilijkheid, waar men mee kampt is, dat de salariëring van ingenieurs in rijksdienst het uiterst moeilijk maakt het corps van de vooronderzoeker, die over octrooi-aanvragen het eerste ad vies moeten uitbrengen, op peil te hou den. Men heeft uit Indonesië terugko mende ingenieurs kunnen aantrekken, maar daarmee is het ongezonde van de personeelsformatie niet weggewerkt. De gemiddelde leeftijd van de ingenieurs bij de Octrooiraad bearaagt thans 45 jaar; het blijkt vrijwel onmogelijk vol doende jonge krachten, die door hun opleiding vertrouwd zijn met de jongste ontwikkeling der techniek, aan te trek ken. Deze situatie werkt cumulatief op de achterstand in het werk. In het jongste jaarverslag wordt in nog krachtiger bewoordingen dan het vorige jaren reeds geschiedde gewezen •p de ernstige consequenties, welke hier- voortvloeien. Gewaarschuwd wordt, dat, wanneer er geen verandering ten goede komt, de Octrooiraad binnenkort niet meer in staat zal zijn de hem door de wet opgelegde taak te vervullen. Nog enkele jaren voortgaande op de huidige weg zal de raad dusdanig gedesorgani seerd raken, dat herstel binnen afzien bare tijd niet meer mogelijk zal blijken. Het tekort aan ingenieurs doet zich, naar wij vernemen, zowel voor in de electrotechnische, de werktuigbouwkun dige, als in de chemische sector. De arbeid der vooronderzoekers beweegt zich op hetzelfde niveau als research- werk; het rijkssalaris, dat de Octrooi raad ingevolge het Bezoldigingsbesluit kan bieden, blijft echter niet onaanzien lijk ten achter bij hetgeen het bedrijf» leven de researchwerker betaalt. In een vergadering van de Vereni ging van Ziekenhuizen in Nederland is met algemene stemmen besloten aan de minister van Sociale Zaken en Volks gezondheid te verzoeken de pensionne ring van de verpleegsters in de zieken huizen bindend te verklaren en onder te brengen bij het Pensioenfonds Volks gezondheid en Maatschappelijk Werk Het is de bedoeling de verpleegsters na haar diplomering te verzekeren van een pensioen. De wijkverpleegsters die inde toekomst in dienst komen van de Kruis verenigingen, zullen in het bezit zijn van een polis waardoor of een hoger pensioen kan worden verzekerd of het premiebedrag lager zal liggen. Alleen voor de verpleegsters in de overheids- ziekenhuizen, die dus onder het Burger lijk Pensioenfonds vallen, bestaat nog geen overgangsregeling. Een vraagstuk van de eerste orde, ook in het „Bronnenboek" her haaldelijk ter sprake gebracht, is het woningprobleem. In Den Bosch bijvoorbeeld is bij bijna eender de der onderzochte gevallen gecon stateerd, dat de verdeling der kamers bij de ongeschoolde arbeidersjeugd niet vol doet aan de eerste eisen. Te Eindhoven en in de Mijnstreek is de situatie wel iswaar veel beter, maar in Roosendaal is zij weer uitermate slecht. Hier blijft 58% beneden de maat van elementaire eisen; in Maastricht zelfs 64%! Uit de Bosstraatbuurt in laatstgenoemde ge meente wordt gerapporteerd, dat meer dan 71% van de huizen niet onderhou den is. Men noemt als oorzaak hiervoor de geringe zorg voor de woningen door de huiseigenaren, die niets anders doen dan huur trekken. De slaapkamerverde ling is zeer ongunstig: het slapen van jongens en meisjes boven de school leeftijden in één kamer of tezamen met de ouders komt in 70% der gevallen voor. Meestal speelt hier tekort aan plaatsruimte de hoofdrol, maar soms is men ook te hulpeloos om bepaalde mo gelijkheden, die er wél zijn, te benutten. Zo heeft men een gezin aangetroffen, waar de meisjes van 12 en 9 jaar bij de ouders sliepen, terwijl er nog een goeie" en een rommelkamer was Voor wat het probleem van „de straat" betreft: men kan wel zeggen, dat de volks jeugd te veel uithuizig is, maar dat is te begrijpen, aangezien zij thuis dikwijls niet over ruimte beschikt om zich te amuseren. Hiervoor moeten meer gelegenheden worden geschapen. Het feit kan niet genegeerd worden, dat ongeschoolde meis'es, zodra ze op de fabriek zijn, aan uitgaan beginnen te doen. Men kan hen hier niet van af hou den; er blijft dus niets anders over dan te zorgen, dat zij zich op goedkope en gezellige wijze in een verantwoord mi lieu kunnen vermaken, inclusief het dansen. Zeker zo belangrijk als materiële hulpverlening is te trachten het individu in staat te stellen zichzelf te hel pen in zijn materiële moeilijkhe den. Zo kortweg geformuleerd klinkt dit nogal cru, maar de gedachte, welke hieraan ten grondslag ligt is, dat materiële hulpverlening maar heel matig de persoonlijke weerbaar heid tegen moeilijkheden vergroot en daarom ook niet direct bij de ouders de sfeer van paedagogische onmacht ver betert. Men dient de ouders raad te ver schaffen, o.m. paedagogische voorlich ting. Het wordt in het geheel niet on waarschijnlijk geacht, dat cursussen voor moeders en vaders, mits geheel aange past aan de mentaliteit van deze mensen, belangstelling zullen ondervinden. De adviezen zullen wel uiterst concreet moeten zijn en direct moeten slaan op de feitelijke omstandigheden. Elke idealise ring van de werkelijkheid is voor de be nadering van deze mensen fataal. Men moet er rekening mee houden, dat hun ruimtewereld maar heel beperkt is. Om het duidelijk te zeggen: het kan zijn, dat de pastoor of kapelaan, die hun wjjk veel bezoekt, iets voor hen bete kent, maar dat is dan een puur per soonlijke band - het wil nog niet zeggen, dat de parochiegroepering hun daarom iets zegt. Hoezeer adviezen nodig kunnen zijn leert het voorbeeld van een jongen met een spits verstand en een duidelijke technische interesse met name voor het autovak (hij gaat bij alle garages rondneuzen)door het falen van de ou ders bij de beroepskeuze is hij echter zo maar ergens op een fabriek terecht ge komen, waar zijn beroepswens niet ge honoreerd kan worden Onomwonden herhaalt het rapport van het Mgr. Hoogveld Instituut wat het onderwijs betreft hetgeen ook in het „Bronnenboek" tot uitdrukking kwam: de school is niet aangepast noch aan het intelligentiepeil, noch aan de concrete levenssfeer van de groep die de ongeschoolde arbeiders levert. Zjj buit in feite haar moge lijkheden niet genoeg uit. Zowel voor de groep, waar de on geschoolden uit voortkomen als die der geschoolden Is het van buitenge woon belang, dat de school meer impliceert voor veel scholen echter een mentaliteitsverandering. Een an dere wens is, dat men kome tot een sociaal-paedagogische bijscholing van het onderwijzend personeel, vanwege de honorering bijvoorbeeld in de vorm van een akte L.O. Het doel daarvan zou moeten zijn inzicht te geven in de sociologische, psycholo gische en paedagogische achtergrond van het werk. Voor de jaren na de schooltijd dient de weerbaarheid tegen de ongunstige invloed van het werk te worden ver hoogd. Het argument, dat dit de tevre denheid over het werk niet zal bevor deren, mag niet gelden: deze tevreden heid kan juist een teken van relatief geringe geestelijke ontwikkeling zijn. Men heeft geconstateerd, dat vele on geschoolden niet vervuld zijn van hun werk zoals de puber, die nieuwe waar den in zijn leven ontdekt. Men mag aannemen, dat het werk zelf voor hen weinig of geen waarden bezit: het is een passief ingeschakeld worden in een activiteit zonder dat het een persoon lijk deelnemen in deze activiteit is. Bij de meisjes blijkt veelal, dat de „gezel ligheid" op de fabriek, waar zij van spreken, niet betrekking heeft op eeh volwaardig gemeenschapscontact, maar op een compensatie van eigen onzelf standigheid. Het rapport beveelt o.m. zowel voor jongens als voor meisjes verhoging van de intrede-leeftijd in de fabriek aan. Hulpeloos tegenover sexualiteit De moderne jeugd staat op haar weg naar volwassenheid doorgaans zeer hulpeloos tegenover de sexualiteit: van thuis heeft zij in deze geen leiding te verwachten en tot een zelfstandig zoe ken is zij niet in staat. Van het ont breken van leiding bij de ouders geeft dit rapport tal van illustraties. Alle ouders, die men expliciet hiernaar ge vraagd heeft, achten het wenselijk zelf de nodige voorlichting te geven, doch 72% der ouders achtte dit inmiddels practisch ondoenlijk. In de groep van 20 tot en met 22 jaar komt het nog vrij frequent voor, dat men niet „op de hoogte" is. Dat is één consequentie; de andere, welke heel wat meer voor komt, is, dat de jeugdigen door leef tijdgenoten worden „ingelicht". Dit laatste was het geval bij 75% der on geschoolde jongens en meisjes, die ge ïnterviewd zijn. De ouders zijn veelal opgelucht, wanneer zij bespeuren, dat hun kinderen het een en ander weten: men is te geremd om zelf te spreken. Geconcludeerd wordt, dat zolang de ouders niet bereid zijn hun taak in dit opzicht te vervullen, instanties van dezelfde wereld- en levensbeschouwing, na verkregen toestemming, hier als noodoplossing de voorlichting zouden dienen over te nemen. Hoe kortzichtig men ook verder is kan blijken uit het feit, dat bij vele huisbezoeken over gebrek aan woon- ruimte werd geklaagd, maar slechts zelden op grond van het feit, dat het samenslapen van jongens en meisjes of van kinderen met de ouders voor de sexuele ontwikkeling ongewenst is. Waar wel voorlichting aan de kinde ren gegeven wordt staat zij vaak los van het morele: er dreigen bijvoorbeeld voor de meisjes gevaren en daartegen worden zij uit practische overwegingen gewaarschuwd. Men brengt beducht heid bij voor de „schande" van een on gehuwd moederschap, maar een eigen lijk strikt godsdienstig motief wordt nauwelijks gevonden. Dit valt ook niet zozeer te verwonderen, waar in de kring der ongeschoolde jongeren bij ouders, broers of zusters zelf het „moe ten trouwen" zo veelvuldig is voorge vallen. Toevallig verkregen d.w.z niet expliciet gevraagde inlichtingen geven hiervan het volgende beeld: in Meerlo-Tienray in geen enkel geval, maar te Eindhoven in 21% der onder zochte gevallen, te Roosendaal bij 26%, in de Mijnstreek bij 31%, in Den Bosch bij ruim 38% en te Maastricht bij 42%. Een andere, hiermee weer zijdelings verband houdende, factor is de wijze, waarop huwelijk en gezinsleven worden gedachten- en wenswereld der onge schoolde arbeiders sterk gedevalueerd te zijn. Een van de zorgvuldig uitge wogen vragen in de gesprekken, wel ke gevoerd zijn, ging over wat men nu de geschikste leeftijd achtte om te gaan trouwen. Van een onbevangen reactie hierop was echter nauwelijks sprake; de vraag had voor de categorie der on geschoolden iets wrangs, omdat zij, die getrouwd zijn, veelal moesten trouwen en omdat de anderen vreesden, dat hun dit ook zou kunnen overkomen. Hieruit blijkt, dat de keuze niet vrij geweest is of zal zijn. Het rapport zegt voorts, dat zich op beangstigende wijze de vraag opdringt wat deze jongens en meisjes nu eigen lijk in een verkering zien. Ten aanzien van de huwelijkspartner is het opval lend hoe weinig genuanceerd de eisen vaak zijn. Het duidelijkst spreekt dit wel in Den Bosch, waar de ondervraag de meisjes practisch niets anders ver langden dan economische waarborg en affectieve zorg; op het tweede plan ko men dan nog uiterlijke aantrekkelijk heid en verdraagzaamheid. Dat is alles. De huwelijkspartners staan in de le venswereld der jeugdige ongeschoolden onverbonden naast elkaar. De verwach tingen. die de meisjes hebben van het huwelijk zijn ger'ng; het geloof, dat men een eigen leven zou kunnen op bouwen, ontbreekt. De studie stelt n.a.v. een en ander o.m. de kwestie van de vriendschappen tussen jongens en meisjes aan de orde. Deze doen zich zeer algemeen voor, maar als men er over spreekt, dan is het altijd afwijzend. Het zou echter wenselijk zijn dit vraagstuk op meer positieve wijze te entameren. Men moet de jeugd de zin van bepaalde gewoon ten zoals bijvoorbeeld, dat men niet voor een bepaalde leeftijd met jongens, c.q. meisjes moet gaan lopen bijbren gen. Te weinig mogelijkheden voor vrije tijds-besteding Veel aandacht wordt in het rapport ook geschonken aan de wijzen van vrije tijdsbesteding; de geschoolden tonen zich hierin actiever en nemen meer aan allerlei vormings- en ontspanningswerk deel dan de ongeschoolden. Bij de onge schoolden moet het accent vooral val len op het wekken van een veelal slui merend waardenperspectief, bij de ge schoolden meer op het verinnerlijken van dit perspectief. Men ontkomt niet aan de indruk, dat voor het beoefenen van allerlei activi teiten de reële mogelijkheden vooral voor de ongeschoolden gering zijn, o.m. omdat deze mogelijkheden niet genoeg binnen hun levenssfeer worden, gebracht en onvoldoende aan hun levenssituatie worden aangepast. En hiermee is men weer gekomen bij wat wel het „Leit motiv" van dit rapport mag heten, na melijk, dat men deze jeugd dient te be naderen langs de wegen van haar eigen milieu. Waarbij het slotwoord ander maal is, dat dit een persoonlijke en on baatzuchtige ontmoeting moet zijn. Hlx p :pf J -xf xp?? is ss s, iM| mmu De minister zonder Portefeuille, mr. J. M. A. H. Luns, is Dinsdagmorgen naar Zweden vertrokken, waar hij zal deelnemen aan de proefvaart van de „Kungsholm", het vlaggeschip van de ZwedenAmerïka-lijn, dat in Vlis- singen werd gebouwd. De minister werd uitgeleide gedaan door zijn echt genote, de chef van het Protocol, mr. W. van Tets, de Zweedse gezant in Nederland, de heer S. W. Dahlman en zijn echtgenote. De heer Van Tets neemt met een handdruk afscheid van de minister. De Zweedse gezant en mevr. Dahlman kijken toe. Het hoge percentage van de onkerkelijkheid in ons land omstreeks 1.700.000 Nederlanders behoren niet tot een kerkelijk genootschap vindt zijn diepste oorzaak in de ontkerstening van het milieu: een treurige erfenis van de vorige eeuw, toen onze huidige maatschappij zich vormde in een tijd, waarin de Kerk van Christus niet meer het algemeen aanvaarde openbare geweten was. De belangrijkste taak van het St. Willibrord-Apostolaat bestaat in de kerstening van de omgeving, waarin wij leven. Zondag 8 November is het St. Willibrorddag, speciaal gewijd aan het apostolaat in eigen land. De katholieken staan hier nog onwen nig tegenover. In Nederland is name lijk het idee gegroeid, dat de plicht tot apostolaat zich beperkt tot de jaarlijk se bijdrage voor de zwartjes en tot het gebed voor die vele, en vooral verre volkeren, die Christus nog niet kennen. Deze mentaliteit is lang een belemme ring geweest voor het opbloeien van het apostolaat in eigen land. Sedert 1940 is hier plotseling een verandering in ge komen. Er bestaat sindsdien een verras send snel groeiende belangstelling voor het oecumenische werk, d.w.z. de terug brenging tot de ene Kerk van Christus van alle afgedwaalden en vervreemden. Opmerkelijk is, dat deze drang zich vcoral toont bij de jeugd, zowel in krin gen van de zich ontwikkelende arbei der, alsook in de wereld van de stu denten en jonge intellectuelen. Het suc ces van de verschillende apostolische instituten in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Leiden en Utrecht en daarnaast de verschillende opleidingen tot catechist voor leken, onder leiding van de missionarissen van het Heilig Hart in de huizen van de „Una Sancta", bewijzen, dat onder de jongeren het be sef begint door te breken, dat zij als leden van de Kerk een apostolische taak hebben te vervullen, waarvoor zij zich moeten klaarmaken en waardoor zij dan in staat kunnen zijn mèè te helpen aan de uitbouw van het Mystieke Lichaam van Christus, de Kerk. De instelling van de St. Willibrord- Zondpg, welke nu voor de vijfde maal reeds zal worden gevierd in alle, bis dommen, doet langzaamaan ook in ge heel de katholieke gemeenschap de ver antwoordelijkheid ontwaken voor de zielen en het eeuwig heil van hen, die in ons eigen vaderland buiten de ware Kerk van Christus staan, of die met de Katholieke Kerk hebben gebroken. Doorleefd christendom Wij, katholieken, kunnen alleen bidden, dat onze protestantse broeders eenmaal tot de volle waarheid geleid mogen worden. Het gebed voor deze intentie heeft echter een consequen tie voor ons zelf, namelijk de volle beleving van het Christenrinm u t besef van de apostoffi"tak der te ken. De gelovige moet wedtromver- £Todp rm6lmet de gedachte, dat van de Dit betekent een algehele heroriënta- e van alle geledingen in het katholie- ,«;ven. En dit kan slechts verwezen- worden, indien het gebrek aan ge loofskennis wordt opgeheven en de godsdienstigheid niet meer teruggedron gen wordt naar binnenkamer of kerk gebouw, doch het gehele maatschappe lijk leven door desemt. Zijn de katholieken van Nederland daarvoor rijp genoeg? Pater Gerats, aal- practisch-sociale vorming geeft. Dit 'gewaardeerd: het huwelijk blijkt in de (Van onze Haagse redactie) Wat is nu in feite een fietsbel? Over deze vraag breken de deskundigen op het ogenblik het hoofd, maar tot nu toe zijn zij er niet in geslaagd, een juiste definitie te geven. Het hele probleem is opgeroepen, doordat een Italiaanse firma enige tijd geleden een apparaat in ons land heeft geïmporteerd, dat men gevoeglijk een kruising kan noe men tussen een normale fietsbel en een auto-claxon. Het instrument is bestemd Y°?r 5rom~ fietsen. Reeds lang bestaat bij de brom fietsers de behoefte aan een eigen ge luidssignaal en nu schijnt het Italiaanse product in deze behoefte te voorzien. Maar, vragen de deskundigen zich af, is het gebruik ervan nu wel wettelijk toegestaan? Volgens artikel 79, lid 2, sub. b van het Wegenverkeersregle ment moet iedere fiets voorzien zijn van een bel, welke op een afstand van vijf-en-twintig meter duidelijk hoor baar is. En nu kortgeleden de brom fietsen grotendeels gelijk zijn gesteld met normale fietsen, moeten ook deze machines van zulk een bel voorzien zijn. Er staat echter nergens in de wet te lezen, wat een „bel" nu precies voor een ding is en evenmin welk ge luid het moet voortbrengen. Of dit een helder, twinkelend geluid moet zijn of het min of meer schorre lawaai dat 1 C U-nliooncp actl, Udl het Italiaanse product voortbrengt staat nergens omschreven. De grote vraag is dus nu: is het gebruik van de „Italianen geoorloofd? Is het een nor male bel, dan is het antwoord ia is het echter een auto-claxon, dan mag gen8mogen 'n'antf all,een motorvoertui gen, mogen n auto-claxon gebruiken.. wfaermeZfrd0ingeWi^keId P™bteem dus, hSfmflft moeilijkheden rond de der™ W6er met één ziJn vermeer- De Indonesische regering heeft de reorganisatie van het ministerie van Defensie en de leiding van dit ministe rie vastgesteld! Hierdoor komt de func tie van chef-staf van de strijdkrachten, die tot nu toe werd uitgeoefend door generaal-majoor Simatupang, te verval len. De functies van de chefs van staven van land-, zee- en luchtstrijdkrachten blijven bestaan. Hun organisatie zal ge regeld worden in een Defensiewet. moezenier van de arbeid in de IJmond, meent van wel. Er is onder grote groe pen van de arbeidende bevolking een verlangen naar verdieping, naar ver nieuwing, een verlangen naar dingen, die uitgaan boven het profane leven van alle dag. De aalmoezenier van de arbeid heeft tot taak de kerstening van het arbeidsmilieu, het bedrijf, dat een ex ponent is van de kapitalistische negen tiende eeuw. Als priester wocnt hij on der de werknemers, een kleine gemeen schap van lekenapostelen; van deze kern moet de nieuwe geest komen over de bedrijven, die tracht profaan en sociaal weer tot een christelijk synthese te ko men. Begrip voor anderen Vanzelfsprekend rust bij deze gigan tische taak der herkerstening van ons land een grote verantwoordelijkheid op het katholiek onderwijs. Mgr. mr. fr. Op de Coul, directeur van het Katholiek Centraal Bureau voor Onderwijs en Op voeding, stelt als voorwaarde voor eetl effectieve bijdrage tot de' herkerstening van ons land, dat de sfeer in de katho lieke scholen echt katholiek moet zijn. Dit betekent o.a., dat zij noch vijandig tegenover, noch bang voor contact met niet-katholieken is. Er moet niet alleen gesproken worden over de schoonheid van ons katholieke geloof, maar er moet iets teven van de sfeer van de Blijde Boodschap. De katholieke school kan èn door haar sfeer èn door uitdrukkelijke lessen ertoe meehelpen, dat de kinde ren een geloofsovertuiging krijgen, die aantrekt en uitnodigt, maar niet afstoot als „betweterij". Hier denkt mgr. Op de Coul met name aan het apologie-onder- wiis op middelbare schoten. In het ver leden werd wel eens te veel „weerlegd." De nieuwe apologie gaat gelukkig weer de kant uit van een geloofsrechtvaardi- gmg en verdieping, die een verantwoor de overtuiging wil aankweken en enig inzicht geven in de dwalende opvattin gen van andersdenkenden, zonder deze te verdoemen. Het is in dit verband be langrijk, dat de teerlingen moeten te ren, de anderen te verstaan. In mijn stukje van gis teren zat eigenlijk het óók pas achteraf ge merkt een stfT.A Droblematiek verscholen. Om het nog. eens in het kort samen te Vatten: de agent beschuldigde, onder de invloed van het feit dat ik een beschonkene aan de arm meevoerde, mij er van dat ik in staat van dronkenschap verkeerde. „Ik bén niet dronken", riep ik, met alle reden overigens, uit. „Dat zeggen ze allemaal", was het antwoord van de politieman. Oók niet zonder reden. Het komt inderdaad maar zelden voor dat een beschonkene voluit erkent dron ken te zijn; zeker ten overstaan van een agent. Integendeel, het behoort tot de psychologie van iemand, die in ken nelijke staat verkeert, dat hij de ken nelijkheid er van hardnekkig blijft ontkennen. Maar wat had ik anders moeten doen om de functionaris er van te overtuigen dat er wat mij be treft géén alcoholisch vuiltje aan de lucht was? Nu, ik had hem mijn adem in het gelaat kunnen blazen of ik had récht langs de rand van het trottoir kunnen gaan lopen. Maar dat zijn nu precies van die singuliere dingen, die, vooral in een agentenhoofd, de arg waan alleen maar kunnen versterken. Laten wij een anaer geval nemen. Stelt die agent had tegen mij gezegd; „Mijnheer, u bent een oplichter. Wat had ik moeten doen. Ontkennen? Nu, dat zou iedere échte oplichter óók heb ben gedaan. Zeker ik had mijn pers kaart kunnen iaten zien. Maar is het niet, behalve voor een journalist, typisch iets voor een oplichter om een pers kaart op zak te hebben? Welaan. Een bevoegde vriend heeft mij dui delijk trachten te maken, dat net alle maal een kwestie is van situatie. „Ja moet buiten bepaalde situaties zien te blijven", zei hij, „dan kan je niets ge beuren". Maar eerlijk gezegd vind ik dat maar een sombere raadgeving. Want is niet het ganse leven een sa mengebundelde reeks situaties? Wel nu, begint een mens eenmaal met het ontwijken van situaties, dan zou de laatste consequentie wel eens zelf moord kunnen wezen. Neen, ik zie eigenlijk maar één op lossing in het onderhavige probleem. Niemand zal u met enige bewijslast uit het negatieve kunnen overrompelen, indien u eenvoudig bént waarvan u be schuldigd zou kunnen worden: dron ken en oplichter en zo. Maar ik geef direct toe dat zulks ooit nogal hinderlijke consequenties mel zich mee kan brengen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 4