Krotopruiming of nieuwbouw
een ernstig dilemma
Woningtekort en vervanging van krotten
strijden om prioriteit
HONGERTOCHTEN, PESSIMISME EN PARTISANEN
Gekwetst idealisme en allerlei
spanningen
Ervaringen der jeugd
Even nadenken
Ruimer contingent voor eerst
komende drie jaar
In liet zand
van MARS
Denk er eens
over na
i - r
Vermist vliegtuig
gevonden
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 14 NOVEMBER 1953
PAGINA 5
tSeChvr£
>i*"
WÊÊHfmlm Mlil
tStudeer Spaan*
In IJsselmeer
Philips komt met nieuw
T.V.-toestel
door ARTHUR C. CLARKE
Zingende schrijfmachine
K.R.O. slaat nieuwe wegen in
Doof dat znnrbranden
op Uv maag.
m (Van onze redacteur)
A Jn den lande, in talloze plaatsen, verrijzen
ynitenkant van de steden nieuwe royaal aa
aan
royaal aange-
j - --
"•i sn woonwijken met veel licht en ruimte. Aan de
?a%s, de Srote steden zijn omvangrijke complexen in
eilt !t!' steden op zichzelf. Bij de kleinere conglomeraties
bescheidener uitbreidingsplannen, maar waar
kijkt, de bouwactiviteit is in volle gang. De
ook
r}em WoonwV^en zVn bet troetelkind van voortvarende
kor eesters. Zij kunnen echter hun ogen niet sluiten
ffeiiZe n onder probleem op stedebouwkundig gebied, dat
kt v r ols het woningtekort om een oplossing schrééuwt:
öat e sanering van de veelal vervallen binnensteden,
°Pruinfiaar^ 9aat aan de dringende noodzaak van krot-
°Ude >ln0- In tal van steden en stadjes treft men een
5eii P1 aare- goeddeels uitgewoond, zeer kleine wonin-
°P erh redelijke voorzieningen, waarin veel gezinnen
tüonin°armelijke wijze huizen. Daarnaast zijn vele oude
M-rig n In de loop der tijden veranderd van bestem-
hin ®r 2®Jn kleine bedrijfjes in gehuisvest, waarin
Öoen ^gelijk in de dicht bevolkte stadskern goed zaken
rMen-l' maar die spotten met de eisen van hygiëne en
aCi.n.yron 7.oov ttolo ninm An-vo „„.t.
Sr
vpt. oanzien. Zeer vele van deze huizen verkeren
ballen staat.
ni^0rdt in ons lond alles op alles gezet, om te komen
ewwbouw het streven om te komen tot een bouw
van 65.000 woningen per jaar spreekt voor zich maar
daarbij wordt niet vergeten de noodzaak van vervanging
van de vele slechte woningen. Het is eigenlijk tragisch,
dat woningtekort en vervanging van krotten strijden om
prioriteit. Beide problemen zijn urgent, maar toch altijd
moge men bedenken, dat het. beter is te hebben een slechte
woning dan géén woning. Intussen is minister Witte, die
in Juni van dit jaar de „commissie krotopruiming en
sanering" heeft geïnstalleerd, diligent. Van het woning
contingent heeft hij in de komende drie jaar twaalfduizend
woningen beschikbaar gesteld voor de vervanging van
oude en nieuwe woningen. Daarbij is bepaald, dat de ge
meenten dat deel, dat verkregen is in verband met de ver
vanging, op zijn minst moeten gebruiken. Hoe nu han
delen de gemeenten in deze ingewikkelde situatie: bouw
van nieuwe of vervanging van vervallen woningen, waar
van het een al even dringend is als het andere. Niet steeds
is het bij het nog steeds schreeuwende tekort mogelijk
voor beide facetten een redelijke oplossing te vinden
Maar, zonder een voorbeeld te willen stellen, de gang van
zaken in Vlaardingen en Gorkum mag toch wel zeer
bevredigend genoemd worden. Deskundigen van Weder
opbouw en Volkshuisvesting steken desgevraagd niet on
der stoelen of banken, dat zij de oplossing in deze steden
voor deze steden als de juiste zien. Zij kunnen zelfs
de manier, waarop hier het grote probleem van de krot
woning wordt aangepakt, toejuichen.
De woningnood is wellicht het
meest besproken onderwerp in
ons land. Velen zuchten onder
de gevolgen ervan en zien al geruime
tyd uit naar een hetere huisvesting.
Een zeer belangrijk aspect van dit
allesomvattende vraagstuk is het pro
bleem van de krotopruiming, de be
tere huisvesting dus van degenen die
in zeer slechte behuizingen wonen.
Dit gaat niet alleen de gemeentebe
sturen aan, maar ook talloze anderen
die sociaal inzicht hebben. Al zullen
wellicht gemeentebestuurders en al
degenen die rechtstreeks met woning
problemen en krotopruiming te ma
ken hebben voor de in nevenstaande
reportage beschreven situaties en op
lossingen in enkele gemeenten de
meeste belangstelling kunnen op
brengen.
7% T aar men zegt, heerst er bij het publiek een zekere oorlogsboekenmoeheid,
j \l Edoch, de auteurs gaan rustig voort met het van zich afschrijven van
-L juist die ervaringen, welke een „gewoon mens" maar het liefst zo snel
mogelijk vergeet of uit zijn bewustzijn verdringt. Wie zich er ooit toe zou
zetten na te gaan, hoe „de oorlog" in de naoorlogse Nederlandse literatuur zijn
weerslag vond, heeft een op heden nog gestaag groeiende stapel romans in
directe beschouwing te nemen.
In directe beschouwing. Want in
wezen is het natuurlijk zó, dat vrijwel
geen hedendaags auteur buiten de erva
ringsinvloed van de oorlog om schep
pend werkzaam kan zijn.
Zonder dat hij ooit typische oorlogs
verhalen bedoelde te schrijven, is een
jong auteur als Ferdinand Langen toch
bij voortduring bezig de oorlog te over
winnen. Omdat hij een humoristisch
11/ anneer men maar lang genoeg
'V °P hetzelfde aambeeld blijft ha-
Op H meren zegt men, dan dringt er
den duur toch wel wat door in hoof-
GoMeri harten van hen, die dat horen,
^erk beschouwd is dat het, wat de
Stop/| m haar liturgie voortdurend doet.
opnieuw herinnert zij ons aan
"ite
e r
Vertr?en' Maar heel in het bizonder
«ymvun iivi iiuici li z,ij uiio aan
Wri 6 levcnswaarheden, aan ons doel,
manier, waarop wij dat moeten
foe.
„jen u z^ ons telkens weer, dat onze
is het Rijk Gods te helpen uit-
V ,aen, het Lichaam van Christus op
l. °üwen. Evenals de Kerk in wezen
itiat hi'ssiekerk is, zo zijn wij, haar lede-
2 °P de eerste plaats de apostelen
l'pr, /hristus. Ons is de opdnacht gege-
te j/ijn Verlossing voort te zetten en
biecj 3®stendigen door zoveel mogelijk
15 mensen deelachtig te maken aan
ruchten daarvan: het eeuwige heil.
'heler Waai'heid vormt altijd op een of
Sod. wijze een deel van de liturgische
iet. Verering der Kerk van haar bid-
eh prediken.
kje0eten wij dit nog bewijzen? Voor
2 Aandachtig de formulieren van de
'a1st v°lft; b.v., is dat zonder meer
b;(?] ,°nds duidelijk. Nemen wij als voor-
<V.r,a ecns de vorige Zondag en deze.
'"szn week hebben we St. Willibror-
k'Of,} dag gevierd. Bij die gelegenheid
'Post i el nadrukkelijk gewezen op de
u- Oplicht van alle gelovigen in
te.pj 'zonder ten aanzien van onze me-
lljjgierlanders. Even tevoren deed de
f» w?0ndag hetzelfde in verband met
V |f Wereld. De H. Mis van morgen,
Alfde 2,5e Zondag na Pinksteren, de-
°hin die van de Zondag na Drie-
Vmt>Seni komt weer opnieuw op dat
tangen on?, *n„de verschillende ge-
ouwen op Zijn barmhartigheid; wij
JSaen om Zijn hulp, opdat wij Zo goed
,.°gelijk onze taak hier op aarde mogen
Afvullen.
Höan komt het Epistel een passage uit
brief van St Paulus aan de Thessa-
C.H-enzen. Deze mensen hebben zijn
(iw'king uitstekend ter harte geno-
zozeer zelfs, dat zij door de Apos-
en voorbeeld worden gesteld aan
Adderen. De hoogste lof, die denk
tij n 's, wordt hun toegezwaaid, n.l. dat
Co wolgers geworden zijn van de Heer.
voitoJf>eten zij voortleven en de eind-
verwachten, die eens zal be-
Op jj 'rlligd worden door Gods Zoon.
e hs wijze leert ons de liturgie, aan
°p 'od van de H. Schrift, dat wij hier
Cf'e rTrde. °P weg zijn naar een doel, dat
teln ?Ps5eid vanaf het begin reeds ge
ilet God® Ma^lge heJreniginS van alleT1
feit te doen woJ?m dle hereniging een
king door cv?eP Is onze medewer-
«taat ons daartoe 'i!gfsc2?akeld HÜzelf
genadehulp bij, en dl w i'Ii goddelijke
gen vraagt daar nadrukten-*? Van mor"
Wijl zij ons in de Commun^™'
b?ste troost schenkt, die maar denth
|f- „Voorwaar Ik zeg U: wat gij "ok fe
?«t gebed zult vragen, gelooft' dat Éli
zuit verkrijgen en het zal u ge;
«bieden!" Zeer duidelijk blijkt hieruit
j5 Waarheid van Jezus woord: Ik zal u
(j„n als wezen achterlaten. Wij zijn in
Wereld geplaatst met een duidelijke
Vaf/acht, maar om die te kunnen ver-
tej'6n wordt ons goddelijke hulp toege-
h6?d- Onze Apostolische taak wordt in
bas angelie nog eens afzonderlijk met
Zei(rük onderstreept. Daar spreekt Jezus
ih®t °v®r Zijn Rijk. Hij vergelijkt het
«6tl ?®n mosterdzaadje, dat uitgroeit tot
fPr-]s °om, waarin de vogelen des he-
zullen nestelen. En ook met zuur-
het hele meel doordringt. Met
Paar ?ehjkenissen duidt Jezus onmisken-
ls °fti a aan' dat ^'-in Kerk bedoeld
Ook, hele aarde te omvatten, maar
Oeti dat zij, vóór dit doel bereikt is,
Everi ontwikkeling moet doormaken.
°in u:|s het mosterdzaadje tijd behoeft
?dUrdn Snoeien tot een boom en net
bele n,6® eerst na verloop van tijd het
Aerkdoodrokken heeft, zo gaat de
telken, °°r de eeuwen heen terwijl zij
tot zj aangroeit, steeds meer mensen
/an qu treht, tot eenmaal het Lichaam
1 der 1Stus §eheel is voltooid, het ge-
Zal q, Uitverkorenen volledig. Dan pas
Op a!,lstus, bij Zijn tweede komst hier
Voltoog, Zijn Verlossing voor goed
ïnti
«n de
Ossen
blijft het onze taak onszelf
2U "HJAU Iicx UI1Z.C taan. unoccix
en, nief6 op die komst v00r te berei-
°ok don adeen door zelfheiliging, maar
op f een apostolisch leven, dat er
door pL.ht is zoveel mogelijk mensen
r'stus te winnen.
"bs opia een levenstaak, waaraan wij
?en on,2 ogenblik van ons bestaan mo-
"en aan God6" zonder or>trouw te wor-
^1 H
fan mfzf omgen leert ons de liturgm
f'ij indrval?' l Saat er maar om, dat
5 Wii Ho u -»»-ven willen nadenken,
!6ven ,vii /I- Mis volgen. Doen wij dat,
wei van goed rekenschap van bet
IfOUer o f 'even, waartoe het misfor-
1'jae u;tnoH,°Ct ?p niet mis te verstane
,,'n Offer wonen wij het hei-
?''j kunnen op de heste manier, die
|fren wij n wensen. Want dan confron-
jfet de erotf2'welbewust en ernstig
Hbene tf°ta taak. die wij op aarde
b'iize en j oryj'tten: ieder moet op zijn
h6rken Z1'n omstandigheden mee-
t'tk, aan de „ona-ultbreidinS van G°ds
zielen e®ddlng van de onsterfelij-
aak is v 1onzer medemensen. En die
VaS aandee!' zó Pereoonlijk, dat
»3ngbaar ,-i "aaraan absoluut onver-
Kojb nadenken V® zal ontkennen, dat
^den ie, en dan toch wel zeer se-
toch wel zeer ge
L.
De door de industrialisatie sterk
groeiende gemeente Vlaardingen van
1946 af is de bevolking gestegen van
40.000 tot 55.000 inwoners en binnen twee
jaar verwacht men 60.000 personen te
moeten huisvesten heeft vanouds een
dicht bebouwde binnenstad, waar niet
alleen een aantal krotten staat, maar ook
tal van bedrijfspanden die in vervallen
staat verkeren en een aantal woningen,
die euphemistisch gezegd minder
goed zijn. Tegelijk met het ontwerpen
van een nieuw centrum dat zal moeten
voldoen aan de eisen die het grotere be
volkingsaantal stelt, speelt hier het
probleem van de sanering. In de bin
nenstad zullen 1500 panden moeten ver
dwijnen en de gemeente heeft een be
gin hiermede gemaakt door successieve
lijk een groot aantal panden aan te
kopen. Vlaardingen heeft op geheel vrij
willige bases reeds ongeveer 800 van
dergelijke panden verworven en er gaat
geen raadsvergadering voorbij of op de
agenda paraderen voorstellen tot de
aankoop van oude en vervallen panden.
Wat meer zegt, het is niet alleen bij
plannen gebleven. Reeds zijn verschei
dene straten gesloopt en heeft men
nieuwe panden gebouwd. In de Fransen
straat heeft men acht wel niet florissan
te. maar degelijke, winkelpanden ge
bouwd. Eerlang komen er zeven nieuwe
bij. De korte Hoogstraat, een conglo
meratie van vervallen woningen en oude
pakhuizen, is geamoveerd. Aan beide
zijden is de grond bouwrijp gemaakt
en aanstonds zullen hier twintig nieu
we winkelpanden verrijzen. In het ver
vallen complex van de Biersloot- en
Liesveltstegen. waar de huizen „rug aan
rug" gebouwd zijn een bespotting van
de huidige woningopvattingen is de
slopershamer al geducht aan het werk
geweest Dertig oude huizen zijn hier
gesloopt. Hier komt binnen niet al te
lange tijd Vlaardingens nieuwe winkel
centrum met. grote panden, drie woon
lagen en bedrijfsruimten. Voor wie thans
de in zeer slechte staat verkerende
huizen ziet is het haast ongelooflijk dat
hier aanstonds een royaal centrum komt
met reminiscenties aan de Rotterdamse
Lijnbaan.
De krotopruiming was hier dringende
noodzaak. Hier was sprake van zede
lijke nood als gevolg van de slechte be
huizingen, de kinderpolitie was in deze
buurten geen vreemde verschijning, de
vrouwen verslonsden en de buurtbewo
ners werkten degenererend op de om
geving. Men heeft degenen die de krot
ten verlaten hebben niet zonder meer
in de nieuwe woonwijken geplant. Op
de eerste plaats ligt hier de huurprijs
te hoog, vervolgens ontbrak het de
mensen aan „woonbeschaving" waardoor
zij in de nieuwe wjjken niet zouden
passen en tenslotte hebben zij er geen
enkele lust toe, geaard als zij zijn in het
centrum van de stad, naar de buitenwij
ken te verhuizen. Men heeft hun een
beter huis gegeven, als 't enigszins kon
in het centrum, en degenen wier plaats
z'|' 'nnamen, doen verhuizen naar de
tenkffL.gebouwde woningen aan de bui-
stemmin311 de s*ad- Alles met volle in-
schuifsvseteün de betrokkenen. Dit op-
honderd gu5den°!doet heel goed> Door
betalen heeft d de verhuiskosten te
vergemakkelijkt gemeente de overstap
Intussen overweegt men in deze
voortvarende wethouder T. de Bruiin
met veel succes zijn vaderlijke zor
gen uitstrekt over degenen, die een
nieuw huis nodig hebben of een oud
dringend moeten verlaten, bijzondere
maatregelen te treffen voor de grote
gezinnen. Men streeft er naar, hen
naar grotere bestaande woningen
over te brengen. Volkshuisvesting
en Sociale Zaken zoeken naar een
oplossing en men vertrouwt dat de
financiële basis gevonden kan wor
den.
Ook Gorkum zit met de erfenis
van een oude te dicht bebouwde
binnenstad. Uit een rapport van 1941,
dat zeker nog gold na de oorlog, te
kenen wij aan, dat 769 woningen in
de binnenstad een huur „deden" van
f 1 tot f 3 per week, dat 221 wonin
gen geen keuken hadden. 172 slechts
één vertrek dat rechtstreeks in ver
binding stond met de buitenlucht,
dat er 700 bedsteden waren, waar
van 319 nog gebruikt werden
Een gelukkige omstandigheid bij de
sanering, die in 1947 is begonnen,
was, dat van de woningen van de
oude stadskern slechts 16.7 pet. be
woond werd door de eigenaars. Het
is namelijk gemakkelijker een eige
naar, die slechte huizen verhuurt,
maar.?r n'e* een bewoont, te bewe
gen zijn pand te doen amoveren, dan
hem te noodzaken zijn eigen huisje,
al is het nog zo slecht, te verlaten.
Bij overplaatsing van de bewoners
van deze krotten ondervond mer ern
stige belemmering door het grote huur-
verschil. Daar de Gorkumers, ook
die in het oude stadsdeel, een redelijke
woonbeschaving schijnen te hebben
kon men hen vaak rechtstreeks naar
de nieuwbouw overplanten. Een deel
is via opschuiving in beter bewoonbare
panden terechtgekomen
Ziehier nu het resultaat van zes jaar
krotopruiming en sanering in Gorkum.
In 1947 kwamen 53 nieuwe woningen
gereed, waardoor 103 goede „Opschuifwo-
ningen" verkregen werden en 20 krot
ten aan de bewoning konden worden
„Rug aan rug" staan de vervallen
woningen in het Vlaardingse Bier-
sloot- en Liesveltsteegcomplex.
Deze wijk gaat geheel tegen de
grond, om plaats te maken voor
het nieuwe, ruime winkelcentrum
met grote zaken. Krotopruiming
tegelijk met sanering van de bin
nenstad.
In de Fransenstraat zijn acht
nieuwe, winkels gebouwd (foto
links). Dit blok ziet er degelijk
uit, meer niet. Dit is ook een se
cundaire straat in de ontworpen
winkelwijk. Het nieuw te bouwen
complex in Biersloot en Liesvelt
wordt imposanter van opzet.
onttrokken; in 1948 kwamen eveneens
53 nieuwe woningen gereed, waardoor
129 goede „opschuifwoningen" verkregen
werden en 20 krotten aan de bewoning
konden worden onttrokken; verder
kortheidshalve 1949: 147 nieuwe
woningen, 306 opschuifwoningen, 19
krotten onbewoonbaar; 1950: 101 nieu
we woningen, 231 opschuifwoningen, 27
krotten onbewoonbaar; 1951: 337 nieuwe
woningen, 328 opschuifwoningen, 44
krotten onbewoonbaar; 1952: 229 nieu
we woningen, 476 opschuifwoningeii, 29
krotten onbewoonbaar; 1953 tot Juni:
65 nieuwe woningen, 66 opschuifwonin
gen, 5 krotten onbewoonbaar.
Men zal moeten toegeven, dat in deze
twee gemeenten de aanpak van het
probleem degelijk en verantwoord is
geschied. Er zullen vanzelfsprekend ook
andere gemeenten zijn, waar men zich
intensief bezighoudt met het probleem
van de krotopruiming, maar waar men
ook komt, steeds zal de nieuwbouw
met de vervanging van oude woningen
om de voorrang strijden. Voor tal van
gemeentebesturen geen gemakkelijke
taak het juiste midden te vinden.
Oud-minister In 't Veld heeft inder
tijd bij de benadering van het probleem
van de krotopruiming er vooral de na
druk op gelegd haar te laten dienen als
middel om gedurende een reeks van ja
ren een zo groot mogelijke stabiliteit
in de bouwnijverheid te bereiken. Te
recht vreesde hij, dat na de inhaal van
het kwantitatieve woningtekort een
grote teruggang in de woningbouwnij-
verheid zou plaats vinden. De inhaal
van het kwalitatieve tekort zou het ont
staan van grote werkloosheid wellicht
verhinderen, zo meende hij. Minister
Witte heeft er bij de installatie van de
„Commissie krotopruiming en sanering"
op gewezen, dat de gevreesde teruggang
van de bouwnijverheid niet een zaak is
die pas over vele jaren zal spelen. Lan
delijk gezien is de bouwnijverheid nog
vele jaren vol belast, maar regionaal
liggen de stukken anders. In sommige
provincies is al aanzienlijk op het wo
ningtekort ingelopen en het lijkt, aldus
de minister, onaanvaardbaar, dat het
daar aanwezige bouwapparaat voor eni
ge jaren practisch wordt stilgelegd om
eerst nadat landelijk het woningtekort
is ingehaald voor de krotvervanging weer
te worden ingeschakeld. Het is dan de
vraag, of er nog wel een behoorlijk
bou\Vapparaat in die provincie over zou
zijn.
Mede met het oog hierop heeft mi
nister Witte het kwantum von het aan
tal te vervangen krotwoningen voor de
komende jaren op het dubbele gesteld.
Voor de vervanging van oude en ver
vallen woningen is er voor de jaren
1954 tot en met 1956 een contingent van
12.000 woningen beschikbaar gesteld
6000 daarvan zijn over de provincies
verdeeld op basis van de ouderdom en
de kwaliteit der woningen. Een aantal
van 3.000 is toegewezen aan de provin
cies met de hoogste percentages over
bevolkte woningen waar overigens de
eigenlijke woningnood deze term ge
zien in het licht van louter tekort aan
woningen, niet in dat van een tekort
aan goede woningen sneller opgelost
zal zijn dan elders, t.w. Groningen,
Friesland, Drenthe en Zeeland en de
Zuidhollandse eilanden. De resterende
3000 woningen zijn centraal gereser
veerd ten behoeve van verwerkelijking
van saneringsplannen. Van het over de
provincies verdeelde aantal van 9000
woningen is op deze wijze 48.4 pet toe
gewezen aan de provincies Gro
ningen Friesland en Drenthe, hoewel in
deze drie provincies slechts 11.8 pet van
de bevolking van ons land woonachtig
is.
Gaat de huidige minister dus in
op de suggestie van zijn voorganger
dat er geen stilstand mag komen in
de bouwnijverheid, waar te lande
ook, en dat daarvoor krotopruiming
dienstig is, zijn uitgangspunt ls an
ders. Hij wijst, met de Pausen en
alle sociale hervormers op de on
meetbare waarde, die een goede
huisvesting voor het mateniële en
geestelijke welzijn der bevolking
heeft. Hij bevindt zich ln goed ge
zelschap. Niemand minder dan
Schaepman heeft immers eens ge
zegd: „Wie aan de geweldige plaag
van de sociale hervorming de hand
wil slaan heeft in eerste instantie
te rekenen met de verbetering van
de arbeiderswoningen", en pater
Muckermann S.J.: „In werkelijk
heid is het vraagstuk van de huis-
Advertentie
DE 2de WERELDTAAL
Conversatie en Handelscorrespondentie
Het gemakkelijkst
en het voordeligst bij
Vraagt dut zo spoedig
mogelijk ons gratis
prospectus. HILVERSUM
Bekende Schriftelijke Cursus
vesting zozeer met de totale struc
tuur van de levensproblematiek
verweven, dat het als wezenlijk be
slissend moet worden beschouwd."
Hoezeer de minister ook de noodzaak
van krotopruiming inziet, hij kan niet
verder gaan dan centraal een contin
gent toe te wijzen. Hij is o.i. terecht
van mening dat de centrale overheid
zich er van moet onthouden voor een
bepaalde keuze voorkeur te tonen. Met
het oog op de plaatselijke woningsitua
tie, die van gemeente tot gemeente zeer
sterk verschilt, moet de vraag of tot
het opruimen van krotten kan worden
overgegaan, in de eerste plaats door de
gemeenten zelf worden beantwoord.
Nu het sociale besef vooral sinds de
oorlog meer en meer baan breekt mag
men verwachten dat de gemeenten meer
aandacht dan ooit zullen besteden aan
dit probleem, naast het eenvoudig stre
ven naar opheffen van de woningnood
door nieuwbouw. De geschetste situaties
in de enkele door ons genoemde ge
meenten moge haar daarbij zoal niet
ten voorbeeld strekken dan toch de rich
ting waarin het probleem zou kunnen
worden benaderd aangeven.
Naar wjj gisteren nog in een deel van
onze oplage konden melden heeft schip
per Hessel Korf van de U.K. 28 mede
gedeeld de vermiste straaljager tussen
Marken en Urk in het IJsselmeer te
hebben aangetroffen. Hij zag de staart
van het toestel boven het water uitste
ken. Van de zijde van de Luchtmacht
voorlichtingsdienst wordt ons echter
medegedeeld dat officiële opsporings
instanties, die Vrijdag de gehele dag
naarstig hebben gezocht, nog geen spoor
van het vermiste vliegtuig hebben ge
vonden.
Een zakje met lichtgevend poeder, dat
van het verongelukte toestel afkomstig
kan zijn, is op Urk aangespoeld. Gezien
de windrichting en andere omstandig
heden is het zeer goed mogelijk, dat het
inderdaad is komen aandrijven van de
plaats vijf kilometer ten Zuiden van
Marken, waar de U.K. 28 het wrak zou
hebben aangetroffen.
schrijver is, merkt men dat niet zo. De
sfeerbepalende achtergrond van zijn
werk is en blijft echter de oorlog met
zijn grote en kleine tragiek. Zou men
echter romans als Langens „Jacques en
Jacquelien" en (heel ander voorbeeld)
„De avonden" van Simon van het Reve
tot de oorlogsliteratuur rekenen, dan
werd de stapel niet meer te overzien.
Rechtstreeks willen wij dus slechts tot
de oorlogsliteratuur rekenen die boe
ken, waarin onmiddellijk wordt gehan
deld over een oorlogservaring, of over
een menselijk probleem, dat door die
oorlog in het leven werd geroepen. De
stapel is dan nog indrukwekkend genoeg.
Enkele grepen: Allereerst Arthur van
Schendel met zijn posthuum verschenen
„Een zindelijke wereld"; in 1942 in Italië
geschreven en later door de schrijver
herroepen, omdat „de hier beschreven
toestanden afwijken van de werkelijk
heid, welke hij bij zijn terugkeer in Ne
derland leerde kennen". Het is een voor
beeld van een vergevingsgezinde, idea
listische, maar irreële afrekening met
Zijn verleend de eremedailles, ver
bonden aan de Orde van Oranje Nas
sau: in zilver aan de heer J. van der
Meiden te Amsterdam, loodschef bij de
Nieuwe Rijnvaart-Mij. N.V. en in
brons aan de heer J. Buitenhuis, te
Amsterdam, sorteerder bij de Kon.
Ned. Stoomboot Mij. N.V.
hen wier houding fout of slap was in
de oorlog. Indirect ook een voorbeeld
van de teleurstelling en de uitzichtloos
heid waarin veler idealisme na de be
vrijding verkeerde.
Van de ouderen naar de jongeren gaande
noemen wij nu: Gerard van Eckeren met
,,De Paarden van Holst" en „Klopsymfonie",
Maurits Dekker met „De laars op de nek",
S Vestdijk met „Pastorale 1943" en „Be-
vijdingsfeest", Adriaan van der Veen met
„Zuster ter zee". Frank Wilders (Fokke
Sierksma) met „Grensconflict", Bert Schier-
beek met „Terreur tegen terreur" en „Ge
broken horizon", Gerrit Kouwenaar met
„19-Nu" en „Ik was geen soldaat", W. F.
Hermans met „Het behouden huis", Alfred
Kossmann met „De nederlaag" en G. K. van
het Reve met „De ondergang van de fami
lie Boslowits". Sinds kort moeten aan deze
(onvolledige) reeks worden toegevoegd de
namen van Til Brugman met „Spannin
gen"!) en H. J. Oolbekkink met „Met lege
handen" 2).
Schuldig of niet?
Om met laatstgenoemde te beginnen.
Oolbekkink is de jongste van hen allen.
Hij werd geboren in 1931. Toen de oorlog
uitbrak was hij nog een broekje van de
lagere school. In die oorlog is hij vroeg
wijs geworden. Wijs, dat wil hier dan
zeggen: de menselijke nood die oorlog
heet is niet onopgemerkt aan hem voor
bijgegaan. Het werd vrede. De knaap
werd man; een jeugd werd afgesloten.
De verliesposten werden afgeboekt. Maar
een kleine rekening bleef kennelijk
openstaan en om vereffening vragen.
Betaald „Met lege handen" staat nu op
de kwitantie.
„Met lege handen" is het hongerwinter-
verhaal van een Amsterdamse vader die
er met zijn zestienjarige zoon met een
handkarretje op uit trekt om voedsel te
gaan halen in Overijssel. Het is een
schrijnend verhaal over gezwollen voe
ten, brekende wielspaken en al die ang
sten en misères die gepaard gingen met
het thuishalen van een zakje aardappe
len en rogge. Het verhaal gaat echter
over meer dan dit.
De vader en de zoon nemen onderweg
een Joods jongetje onder hun hoede. Als
ze, dodelijk vermoeid na een dagenlange
tocht, bijna veilig en wel thuis zijn,
wordt het jongetje door een controleren
de landwachter herkend -en afgepakt.
Om het eigen vege lijf te redden moeten
de vader en de zoon net doen of ze niet
wisten dat het jongetje Joods was en
alsof ze niets met hem te maken hadden.
Zonder een woord van afscheid laten ze
het kind in de handen van zijn vijand
achter. Wat hadden ze anders moeten
doen? Ze voelen zich schuldig, zonder
precies te weten waaraan en waarom.
En daarom voelen zij zich bij het thuis
komen alleen maar verschrikkelijk rot.
„Het menselijk tekort heeft weer eens
gezegevierd," constateert de vroegwijze
zoon.
„Ik ben bang om naar huis te gaan." zei
mijn vader toen we eindelijk op de Berla-
gebrug waren; „gek, hè?"
„Ja", antwoordde ik; „da's gek." Einde.
En men voelt hem krimpen. Dit is niet
alleen een thuiskomst met lege handen,
maar ook met een ledig hart.
Het gegeven van deze oorlogsroman
het voedsel halen in de hongerwinter is
nieuw en daarom van belang voor wie een
totaalbeeld van de oorlog in onze literatuur
wil samenstellen.
Binnenkort zal Philips een nieuw
televisietoestel op de markt brengen,
een, ontvangtoestel, waarmede niet
alleen de zender Lopik kan worden
ontvangen, maar tevens de buitenlandse
zenders, die over andere systemen wer
ken. Dit geldt vanzelfsprekend voor de
kijkers, die binnen de actie-radius dezer
zenders wonen.
(Vert, door F. van Oldenburg Ermke)
17
Breng de antenne naar de luchtbuis,
wanneer je klaar bent."
Mackay had niet veel verstand van
radio, maar hij begreep volkomen, wat
Bradley trachtte te bereiken. Op het
ogenblik zond de nietige zender van de
Ares zijn tekens naar alle richtingen het
wereldruim in. Bradley was nu van
plan om het apparaat van zijn oude ra
diobaken rechtstreeks op het uit de
koers schietende projectiel te richten
waardoor de draagwijdte van de uitge
zonden radiogolven in hoge mate ver
groot werd.
Het was ongeveer een uur later dat
Gibson Mackay tegenkwam, die zich
door het schip haastte met een ijl ge
vaarte van evenwijdig gespannen dra
den, op regelmatige afstanden vaneen
gehouden door staafjes van plastic. Hij
keek ernaar met open mond, terwijl hij
Mackay volgde naar de luchtsluis, waar
Bradley reeds ongeduldig stond te
wachten in zijn logge „luchtduikerspak'
met de helm open naast zich.
„Welke ster bevindt zich het dichtst
bij het projectiel?" vroeg Bradley.
Mackay dacht vlug na.
„Het is in geen enkel opzicht in de
buurt van de ecliptica," zei hij peinzend.
„De laatste cijfers, die ik berekend heb,
zijn laat me eens kijken decli
natie vijftien komma zoveel noordelijk,
rechte ascensie over veertien uur. Ik
geloof dat het zal zijn ik kan die din
gen nooit onthouden! ergens in Boo
tes. O ja het zal niet ver van Arctu-
rus af zijn; niet meer dan tien graden
ervan verwijderd, zou ik bij benadering
zeggen. Een minuutje, dan zal ik de
iuiste cijfers uitgewerkt hebben."
,Het is voldoende om mee te begin
nen. Ik zal de richtstraal in ieder geval
draaien. Wie zijn er nu in de zend-
kamer?"
„De kapitein en Fred. Ik heb ze op
gebeld en ze luisteren naar de monitor.
Ik zal met je in contact blijven door
de kielzender."
Bradley klapte de helm dicht en
verdween door de luchtsluis. Gibson
keek hem niet zonder afgunst na. Hij
had altijd gewenst om 'n „luchtduikers
pak" te dragen, maar hoewel hij het
onderwerp verschillende keren ter spra
ke had gebracht, bleef Norden op zijn
stuk staan: het was absoluut tegen de
regels. „Die „luchtduikerspakken" waren
ingewikkelde dingen en hij zou vergis
singen kunnen begaan en dat zou
een ontzaglijke schadepost kunnen bete
kenen en misschien een begrafenis bo
vendien onder nogal zonderlinge, nieu
we omstandigheden.
Bradley verloor geen tijd met de ster
ren te bewonderen toen hij eenmaal de
buitendeur door was. Langzaam „straal-
iagerde" hij over het glimmende opper
vlak van de kiel, totdat hij aan een
"edeelte kwam, waarvan hij de bedek
kende platen reeds opzij geschoven had.
Daaronder lag een netwerk van kabels
en draden open en bloot in de gloeiende
zon, en een van die kabels was reeds
doorgesneden. Hij maakte vlug ee'n voor
lopig contact. Hij schudde bedroefd het
hoofd over dat prullewerk maar er
was haast bij. Toen vond hij Arcturus
en richtte de zender. Na een poosje
hoopvol gemanoeuvreerd te hebben,
schakelde hij zijn draagbare radio in.
„Lukt het?" vroeg hij vol spanning
Mackay's mistroostige stem kwam
door de luidspreker.
„Niet het minste resultaat. Ik zal je
doorverbinden naar ons communicatie
systeem."
Norden bevestigde Mackay's verkla
ring.
,Het signaal van het projectiel komt
nog steeds door maar het heeft nog
geen contact met ons."
Bradley was uit het veld geslagen. Hij
was er volkomen zeker van, dat het
lukken moest; hij moest de sterkte van
de zender in die ene richting minstens
tot bet tienvoudige hebben opgevoerd
Hij manoeuvreerde nog 'n paar minuten
met de zender-antenne en gaf het toen
op. Hij zag in zijn verbeelding het klei
ne projectiel met zijn geheimzinnig maa>
kostbare last reeds buiten zijn bereid
wegstuiven naar de onbekende grenzen
van het zonnestelsel en verder.
Hij riep andermaal Mackay op.
„Luister Mac," zei hij dringend. „Con
troleer die coördinanten nog eens heel
nauwkeurig en kom dan hier om zelf
eens een kans te wagen. Ik ga eens pro
beren, wat ik aan de zender kan doen."
Toen Mackay hem had afgelost snel
de Bradley naar zijn hut terug. Hij vond
daar Gibson en de rest van de beman
ning bijeen, met sombere gezichten rond
de monitor-ontvanger geschaard, waar
uit het ononderbroken fluitsignaal van
het verre en nu steeds verder voorbij
snellende projectiel met gek makende
onverschilligheid weerklonk.
Bradley had niets meer over zich van
zijn anders zo lome, bijna katachtige ma
nier van doen toen hij de koersdiagram-
men met tientallen gelijk uit de telex
trok en in het daarvoor bestemde mand
je wierp. In minder dan een seconde
had hij een paar draden in een van de
onderdelen van de zender gestoken. Ter
wijl hij aan 't werk was vuurde hij een
aantal vragen op Hilton af.
„Je hebt tamelijk veel verstand van
die transportprojectielen. Hoe lang moet
het ons signaal opvangen om tijd te heb
ben de juiste koers te vinden om ons te
bereiken?"
„Dat hangt natuurlijk van de relatie
ve snelheid af en van verschillende an
dere factoren. In dit geval, waar het
met minimum versnelling werkt, schat
ik de aanpassingsduur op tien minuten."
„En dan doet het er niets meer toe.
of ons radiobaken ook al uit zou val
len?"
„Neen. Zo gauw als het projectiel ziin
koers in onze richting wijzigt, kun je
de uitzending staken. Natuurlijk moet
je opnieuw een signaal uitzenden, wan
neer het vlak bij is, maar dat zal niet
moeilijk zijn."
„Hoelang duurt het, eer het hier is,
wannéér ik het opvang?"
„Een paar dagen, misschien gauwer.
Wat ben je nu van plan?"
„Ik probeer de zendsterkte te vergro
ten. Het zal niet van lange duur zijn,
maar het is te proberen."
Hij schakelde over naar de communi
catiedienst van het schip en riep Mac
kay op, die, niet wetende dat de zen
der was uitgeschakeld, nog steeds de
zender-antenne op Arcturus gericht
hield als een ouderwetse Wilhelm Teil
zijn kruisboog.
„Hallo, Mac, alles in orde?"
„Ik ben practisch versteend," zei
Mackay waardig. „Hoe lang moet ik
nog
„We beginnen pas. Daar gaat-ie."
(Wordt vervolgd).
Het aan de orde gestelde schuldprobleem
is minder nieuw. Bestudering van de hier
boven gegeven boekenlijst wijst uit, dat
vrijwel alle jongeren. die oorlogsromans
hebben geschreven, dit hebben gedaan in
de hoop zodoende een geheime, deels per
soonlijke, deels bovenpersoonlijke, deels
zelfs bovennatuurlijke schuld te delgen.
In Kouwenaars „Ik was geen soldaat"
bijvoorbeeld voelt een jongeman Mink zich
aansprakelijk voor de moord, die de Duit
sers op zijn vriend begingen. Hij is in ge
breke gebleven die moord te verhinderen.
De schuld wordt te meer drukkend gevoeld,
daar Mink zelf in het kamp tengevolge van
bloedvergiftiging zijn linkerhand verloor
en na de bevrijding deswege als een soort
martelaar-held wordt beschouwd. De schuld
is niet te delgen, noch bij Kouwenaar, noch
bij Oolbekkink.
Kouwenaar stuurt zijn romanheld zonder
lnikerhand de toekomst, de volwassenheid,
het volle leven in. Dat leven kan om zo te
zeggen slechts verMinkt geluk verdragen.
Oolbekkink laat vader en zoon met lege
handen thuiskomen. De symboliek is niet
minder treffend.
Het verhaal is in de ik-vorm geschreven:
vrij cynisch van toon, cynisme als ge
volg van gekwetst idealisme, cynisme uit
schaamte en iets tè navrant af en toe,
Niet zo'n gaaf en rijp werkstuk als „Ik
was geen soldaat", maar als verslag-getui-
genis toch van niet te onderschatten bete
kenis
De leer uit de les
„Spanningen" is een roman van heel
andere makelij. Het gaat hier om een
groepje intellectuelen; vrienden, die de
laatste maanden van de oorlog gezamen
lijk doorbrengen en zich tussen het hon
geren door bezig houden met de vraag:
welke leer aangaande de mens kunnen
wij uit deze bittere les trekken?
Het blijkt een vrij schamele, pessimis
tische leer te zijn; hetgeen op zich na
tuurlijk geen critiek op de roman in
houdt. De ernst, waarmee de 65-jarige
Til Brugman deze praatroman heeft ge-
concipiëerd dwingt het grootste respect
af. De schrijfster is een stiliste; een
meesteres van de breed- en wèlgebouw-
de volzin. „Spanningen" is een subtiele
tot in iedere wending doorwrochte ro
man; een hoogstaande humane dialoog
metde tijd. Toch bevredigt het werk
niet voor de volle honderd percent. Zijn
diepgang bezwaart de gang van het ver
haal al te zeer. De romanfiguren wekken
de indruk uitsluitend in het leven te zijn
geroepen om dienst te doen als partners
en tegenstanders in het gesprek dat Til
Brugman op touw zet. Dit gesprek ne
mend in de vorm waarin Til Brugman
gemeend heeft het te moeten brengen,
heeft men te doen met een fraaie maar
wat taaie roman, waarin een aantal cul
tuurdragers zichzelf en elkaar consciën
tieus rekenschap geven van hun op
dracht in deze tijd.
„De heilige gramschap"
Extra aandacht tot slot voor het de
buut van een jonge Vlaming, Maurice
d'Haese. Zijn reactie op de oorlog heet:
„De heilige gramschap" 3).
Over het algemeen hebben de jonge
Vlamingen de oorlog ietwat anders er
varen dan de Nederlanders. Hun ouders
hadden het allemaal al eens eerder mee
gemaakt, zo'n kwart eeuw geleden, toen
de loopgraven dwars door België liepen.
Dit feit heeft zijn stempel gedrukt op de
kinderen van die ouders. De wat moei
lijke verhouding tussen de oudere en de
jongere generatie speelt een voorname
rol in de moderne Vlaamse romankunst;
ook daar waar dié romankunst de oor
log, en dan speciaal het vraagstuk van
collaboratie en verzet, tot onderwerp
heeft.
Louis-Paul Boon met „Mijn kleine
oorlog", Piet van Aken met „Alleen
de doden ontkomen" en Gaston Duri-
breux met „De zure druiven" zijn en
kele voorbeelden van jonge Vlamin
gen, die de oorlog literair verwerkten
of althans trachtten te verwerken.
De roman van Maurice d'Haese is al
lereerst belangrijk als beeld van de par-
tisanenstrijd in België. Wij hebben die
strijd niet zó gekend; niet zo maquis-
achtig. De hoofdfiguren van „De heilige
gramschap" zijn jongelui van nog geen
of nauwelijks twintig jaar. Slechts wei
nig woorden heeft d'Haese nodig om de
gevoelswereld te suggereren, waarin deze
wat weke en tegelijk overmatig geharde
adolescenten zich bewegen. Ook hier gaat
het weer om de delging van een niet te
delgen schuld. De in een kamp omge
komen vriend Hugo is nooit meer tot
het leven terug te roepen. De strijd gaat
voort met „heilige gramschap"; of mis
schien zelfs „heilige walg", zoals een
Vlaams criticus, Erik van Ruysbeek, naar
aanleiding van dit boek opmerkte. Na de
strijd is daar de vrede als een ontwaken
in een voorgoed geschonden wereldbeeld.
Maar toch: de vrede.
NICO VERHOEVEN
1) Til Brugman: „Spanningen", Uitgeve
rij Contact. Amsterdam 1953.
2) H. J. Oolbekkink: „Met lege handen",
N.V. Em. Querido's Uitg.mij., Amsterdam
1953.
3) Maurice d'Haese: „De heilige gram
schap", Uitg. Mij. Holland, Amsterdam.
iiiiiimiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii
Tot op heden meenden wij, dat
onze trouwe schrijfmachine zich al
leen leende voor het opvoeren van
onze letterproductie. In een Ameri
kaans blad hebben wij echter de
kunstproducten van een Spaanse
dame gezien, die met dollartekens
en letters hele landschappen op haar
schrijfpapier toverde. En nu is de
schrijfmachine ook al als muziek
instrument opgedoken. Natuurlijk in
het „Orkest zonder Naam". Het idee
stamt uit Amerika. Zo gauw men
er in de KRO-studio iets van hoor
de, werden enige bejaarde schrijfma
chines onttakeld, totdat z. alleen
maar hard tikken konden. Gerard
van Bezeij, de onverstoorbare slag
werker van het naamloze orkest,
liet zijn drumstel in de steek en ging
achter de machine zitten met een
uitgewerkte partituur voor zich.
Ger de Roos zorgde voor het rate
len van de wagen en de eerste vio
list Johnny Ombach nam het bel
letje voor zijn rekening. Met zijn
drieën hebben zij, met muzikale
achtergrond, de typemachine-sym-
phonie er uit getimmerd.
Het heeft heel wat zweetdruppels
gekost, want de wagen had de ge
woonte, om op het beslissende mo
ment vast te lopen. Toen de defini
tieve versie op de plaat kwam, stond
de halve studio te luisteren, inclu
sief de schrijfmachinereparateur.
„Hoe klinkt het?" riep men naar
de technicus.
„Net als een schrijfmachine", was
het antwoord.
Zondagavond half negen kunt u
het resultaat horen in de ,Jdelody
Cocktail".
Advertentie
Neem een of twee Rennies als er van
Uw maal eens iets „verkeerd gevallen"
is. Rennies blussen dat zuurbranden da
delijk. Een smakelijk middel, onfeilbaar
in zijn werking en onopvallend ir
te nemen.
Iedere Rennie hygiënisch verpakt
één voor één.