Krotopruiming of nieuwbouw een ernstig dilemma Woningtekort en vervanging van krotten strijden om prioriteit HONGERTOCHTEN, PESSIMISME EN PARTISANEN Gekwetst idealisme en allerlei spanningen Ervaringen der jeugd Even nadenken Ruimer contingent voor eerst komende drie jaar In liet zand van MARS Denk er eens over na i - r Vermist vliegtuig gevonden LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 14 NOVEMBER 1953 PAGINA 5 tSeChvr£ >i*" WÊÊHfmlm Mlil tStudeer Spaan* In IJsselmeer Philips komt met nieuw T.V.-toestel door ARTHUR C. CLARKE Zingende schrijfmachine K.R.O. slaat nieuwe wegen in Doof dat znnrbranden op Uv maag. m (Van onze redacteur) A Jn den lande, in talloze plaatsen, verrijzen ynitenkant van de steden nieuwe royaal aa aan royaal aange- j - -- "•i sn woonwijken met veel licht en ruimte. Aan de ?a%s, de Srote steden zijn omvangrijke complexen in eilt !t!' steden op zichzelf. Bij de kleinere conglomeraties bescheidener uitbreidingsplannen, maar waar kijkt, de bouwactiviteit is in volle gang. De ook r}em WoonwV^en zVn bet troetelkind van voortvarende kor eesters. Zij kunnen echter hun ogen niet sluiten ffeiiZe n onder probleem op stedebouwkundig gebied, dat kt v r ols het woningtekort om een oplossing schrééuwt: öat e sanering van de veelal vervallen binnensteden, °Pruinfiaar^ 9aat aan de dringende noodzaak van krot- °Ude >ln0- In tal van steden en stadjes treft men een 5eii P1 aare- goeddeels uitgewoond, zeer kleine wonin- °P erh redelijke voorzieningen, waarin veel gezinnen tüonin°armelijke wijze huizen. Daarnaast zijn vele oude M-rig n In de loop der tijden veranderd van bestem- hin ®r 2®Jn kleine bedrijfjes in gehuisvest, waarin Öoen ^gelijk in de dicht bevolkte stadskern goed zaken rMen-l' maar die spotten met de eisen van hygiëne en aCi.n.yron 7.oov ttolo ninm An-vo „„.t. Sr vpt. oanzien. Zeer vele van deze huizen verkeren ballen staat. ni^0rdt in ons lond alles op alles gezet, om te komen ewwbouw het streven om te komen tot een bouw van 65.000 woningen per jaar spreekt voor zich maar daarbij wordt niet vergeten de noodzaak van vervanging van de vele slechte woningen. Het is eigenlijk tragisch, dat woningtekort en vervanging van krotten strijden om prioriteit. Beide problemen zijn urgent, maar toch altijd moge men bedenken, dat het. beter is te hebben een slechte woning dan géén woning. Intussen is minister Witte, die in Juni van dit jaar de „commissie krotopruiming en sanering" heeft geïnstalleerd, diligent. Van het woning contingent heeft hij in de komende drie jaar twaalfduizend woningen beschikbaar gesteld voor de vervanging van oude en nieuwe woningen. Daarbij is bepaald, dat de ge meenten dat deel, dat verkregen is in verband met de ver vanging, op zijn minst moeten gebruiken. Hoe nu han delen de gemeenten in deze ingewikkelde situatie: bouw van nieuwe of vervanging van vervallen woningen, waar van het een al even dringend is als het andere. Niet steeds is het bij het nog steeds schreeuwende tekort mogelijk voor beide facetten een redelijke oplossing te vinden Maar, zonder een voorbeeld te willen stellen, de gang van zaken in Vlaardingen en Gorkum mag toch wel zeer bevredigend genoemd worden. Deskundigen van Weder opbouw en Volkshuisvesting steken desgevraagd niet on der stoelen of banken, dat zij de oplossing in deze steden voor deze steden als de juiste zien. Zij kunnen zelfs de manier, waarop hier het grote probleem van de krot woning wordt aangepakt, toejuichen. De woningnood is wellicht het meest besproken onderwerp in ons land. Velen zuchten onder de gevolgen ervan en zien al geruime tyd uit naar een hetere huisvesting. Een zeer belangrijk aspect van dit allesomvattende vraagstuk is het pro bleem van de krotopruiming, de be tere huisvesting dus van degenen die in zeer slechte behuizingen wonen. Dit gaat niet alleen de gemeentebe sturen aan, maar ook talloze anderen die sociaal inzicht hebben. Al zullen wellicht gemeentebestuurders en al degenen die rechtstreeks met woning problemen en krotopruiming te ma ken hebben voor de in nevenstaande reportage beschreven situaties en op lossingen in enkele gemeenten de meeste belangstelling kunnen op brengen. 7% T aar men zegt, heerst er bij het publiek een zekere oorlogsboekenmoeheid, j \l Edoch, de auteurs gaan rustig voort met het van zich afschrijven van -L juist die ervaringen, welke een „gewoon mens" maar het liefst zo snel mogelijk vergeet of uit zijn bewustzijn verdringt. Wie zich er ooit toe zou zetten na te gaan, hoe „de oorlog" in de naoorlogse Nederlandse literatuur zijn weerslag vond, heeft een op heden nog gestaag groeiende stapel romans in directe beschouwing te nemen. In directe beschouwing. Want in wezen is het natuurlijk zó, dat vrijwel geen hedendaags auteur buiten de erva ringsinvloed van de oorlog om schep pend werkzaam kan zijn. Zonder dat hij ooit typische oorlogs verhalen bedoelde te schrijven, is een jong auteur als Ferdinand Langen toch bij voortduring bezig de oorlog te over winnen. Omdat hij een humoristisch 11/ anneer men maar lang genoeg 'V °P hetzelfde aambeeld blijft ha- Op H meren zegt men, dan dringt er den duur toch wel wat door in hoof- GoMeri harten van hen, die dat horen, ^erk beschouwd is dat het, wat de Stop/| m haar liturgie voortdurend doet. opnieuw herinnert zij ons aan "ite e r Vertr?en' Maar heel in het bizonder «ymvun iivi iiuici li z,ij uiio aan Wri 6 levcnswaarheden, aan ons doel, manier, waarop wij dat moeten foe. „jen u z^ ons telkens weer, dat onze is het Rijk Gods te helpen uit- V ,aen, het Lichaam van Christus op l. °üwen. Evenals de Kerk in wezen itiat hi'ssiekerk is, zo zijn wij, haar lede- 2 °P de eerste plaats de apostelen l'pr, /hristus. Ons is de opdnacht gege- te j/ijn Verlossing voort te zetten en biecj 3®stendigen door zoveel mogelijk 15 mensen deelachtig te maken aan ruchten daarvan: het eeuwige heil. 'heler Waai'heid vormt altijd op een of Sod. wijze een deel van de liturgische iet. Verering der Kerk van haar bid- eh prediken. kje0eten wij dit nog bewijzen? Voor 2 Aandachtig de formulieren van de 'a1st v°lft; b.v., is dat zonder meer b;(?] ,°nds duidelijk. Nemen wij als voor- <V.r,a ecns de vorige Zondag en deze. '"szn week hebben we St. Willibror- k'Of,} dag gevierd. Bij die gelegenheid 'Post i el nadrukkelijk gewezen op de u- Oplicht van alle gelovigen in te.pj 'zonder ten aanzien van onze me- lljjgierlanders. Even tevoren deed de f» w?0ndag hetzelfde in verband met V |f Wereld. De H. Mis van morgen, Alfde 2,5e Zondag na Pinksteren, de- °hin die van de Zondag na Drie- Vmt>Seni komt weer opnieuw op dat tangen on?, *n„de verschillende ge- ouwen op Zijn barmhartigheid; wij JSaen om Zijn hulp, opdat wij Zo goed ,.°gelijk onze taak hier op aarde mogen Afvullen. Höan komt het Epistel een passage uit brief van St Paulus aan de Thessa- C.H-enzen. Deze mensen hebben zijn (iw'king uitstekend ter harte geno- zozeer zelfs, dat zij door de Apos- en voorbeeld worden gesteld aan Adderen. De hoogste lof, die denk tij n 's, wordt hun toegezwaaid, n.l. dat Co wolgers geworden zijn van de Heer. voitoJf>eten zij voortleven en de eind- verwachten, die eens zal be- Op jj 'rlligd worden door Gods Zoon. e hs wijze leert ons de liturgie, aan °p 'od van de H. Schrift, dat wij hier Cf'e rTrde. °P weg zijn naar een doel, dat teln ?Ps5eid vanaf het begin reeds ge ilet God® Ma^lge heJreniginS van alleT1 feit te doen woJ?m dle hereniging een king door cv?eP Is onze medewer- «taat ons daartoe 'i!gfsc2?akeld HÜzelf genadehulp bij, en dl w i'Ii goddelijke gen vraagt daar nadrukten-*? Van mor" Wijl zij ons in de Commun^™' b?ste troost schenkt, die maar denth |f- „Voorwaar Ik zeg U: wat gij "ok fe ?«t gebed zult vragen, gelooft' dat Éli zuit verkrijgen en het zal u ge; «bieden!" Zeer duidelijk blijkt hieruit j5 Waarheid van Jezus woord: Ik zal u (j„n als wezen achterlaten. Wij zijn in Wereld geplaatst met een duidelijke Vaf/acht, maar om die te kunnen ver- tej'6n wordt ons goddelijke hulp toege- h6?d- Onze Apostolische taak wordt in bas angelie nog eens afzonderlijk met Zei(rük onderstreept. Daar spreekt Jezus ih®t °v®r Zijn Rijk. Hij vergelijkt het «6tl ?®n mosterdzaadje, dat uitgroeit tot fPr-]s °om, waarin de vogelen des he- zullen nestelen. En ook met zuur- het hele meel doordringt. Met Paar ?ehjkenissen duidt Jezus onmisken- ls °fti a aan' dat ^'-in Kerk bedoeld Ook, hele aarde te omvatten, maar Oeti dat zij, vóór dit doel bereikt is, Everi ontwikkeling moet doormaken. °in u:|s het mosterdzaadje tijd behoeft ?dUrdn Snoeien tot een boom en net bele n,6® eerst na verloop van tijd het Aerkdoodrokken heeft, zo gaat de telken, °°r de eeuwen heen terwijl zij tot zj aangroeit, steeds meer mensen /an qu treht, tot eenmaal het Lichaam 1 der 1Stus §eheel is voltooid, het ge- Zal q, Uitverkorenen volledig. Dan pas Op a!,lstus, bij Zijn tweede komst hier Voltoog, Zijn Verlossing voor goed ïnti «n de Ossen blijft het onze taak onszelf 2U "HJAU Iicx UI1Z.C taan. unoccix en, nief6 op die komst v00r te berei- °ok don adeen door zelfheiliging, maar op f een apostolisch leven, dat er door pL.ht is zoveel mogelijk mensen r'stus te winnen. "bs opia een levenstaak, waaraan wij ?en on,2 ogenblik van ons bestaan mo- "en aan God6" zonder or>trouw te wor- ^1 H fan mfzf omgen leert ons de liturgm f'ij indrval?' l Saat er maar om, dat 5 Wii Ho u -»»-ven willen nadenken, !6ven ,vii /I- Mis volgen. Doen wij dat, wei van goed rekenschap van bet IfOUer o f 'even, waartoe het misfor- 1'jae u;tnoH,°Ct ?p niet mis te verstane ,,'n Offer wonen wij het hei- ?''j kunnen op de heste manier, die |fren wij n wensen. Want dan confron- jfet de erotf2'welbewust en ernstig Hbene tf°ta taak. die wij op aarde b'iize en j oryj'tten: ieder moet op zijn h6rken Z1'n omstandigheden mee- t'tk, aan de „ona-ultbreidinS van G°ds zielen e®ddlng van de onsterfelij- aak is v 1onzer medemensen. En die VaS aandee!' zó Pereoonlijk, dat »3ngbaar ,-i "aaraan absoluut onver- Kojb nadenken V® zal ontkennen, dat ^den ie, en dan toch wel zeer se- toch wel zeer ge L. De door de industrialisatie sterk groeiende gemeente Vlaardingen van 1946 af is de bevolking gestegen van 40.000 tot 55.000 inwoners en binnen twee jaar verwacht men 60.000 personen te moeten huisvesten heeft vanouds een dicht bebouwde binnenstad, waar niet alleen een aantal krotten staat, maar ook tal van bedrijfspanden die in vervallen staat verkeren en een aantal woningen, die euphemistisch gezegd minder goed zijn. Tegelijk met het ontwerpen van een nieuw centrum dat zal moeten voldoen aan de eisen die het grotere be volkingsaantal stelt, speelt hier het probleem van de sanering. In de bin nenstad zullen 1500 panden moeten ver dwijnen en de gemeente heeft een be gin hiermede gemaakt door successieve lijk een groot aantal panden aan te kopen. Vlaardingen heeft op geheel vrij willige bases reeds ongeveer 800 van dergelijke panden verworven en er gaat geen raadsvergadering voorbij of op de agenda paraderen voorstellen tot de aankoop van oude en vervallen panden. Wat meer zegt, het is niet alleen bij plannen gebleven. Reeds zijn verschei dene straten gesloopt en heeft men nieuwe panden gebouwd. In de Fransen straat heeft men acht wel niet florissan te. maar degelijke, winkelpanden ge bouwd. Eerlang komen er zeven nieuwe bij. De korte Hoogstraat, een conglo meratie van vervallen woningen en oude pakhuizen, is geamoveerd. Aan beide zijden is de grond bouwrijp gemaakt en aanstonds zullen hier twintig nieu we winkelpanden verrijzen. In het ver vallen complex van de Biersloot- en Liesveltstegen. waar de huizen „rug aan rug" gebouwd zijn een bespotting van de huidige woningopvattingen is de slopershamer al geducht aan het werk geweest Dertig oude huizen zijn hier gesloopt. Hier komt binnen niet al te lange tijd Vlaardingens nieuwe winkel centrum met. grote panden, drie woon lagen en bedrijfsruimten. Voor wie thans de in zeer slechte staat verkerende huizen ziet is het haast ongelooflijk dat hier aanstonds een royaal centrum komt met reminiscenties aan de Rotterdamse Lijnbaan. De krotopruiming was hier dringende noodzaak. Hier was sprake van zede lijke nood als gevolg van de slechte be huizingen, de kinderpolitie was in deze buurten geen vreemde verschijning, de vrouwen verslonsden en de buurtbewo ners werkten degenererend op de om geving. Men heeft degenen die de krot ten verlaten hebben niet zonder meer in de nieuwe woonwijken geplant. Op de eerste plaats ligt hier de huurprijs te hoog, vervolgens ontbrak het de mensen aan „woonbeschaving" waardoor zij in de nieuwe wjjken niet zouden passen en tenslotte hebben zij er geen enkele lust toe, geaard als zij zijn in het centrum van de stad, naar de buitenwij ken te verhuizen. Men heeft hun een beter huis gegeven, als 't enigszins kon in het centrum, en degenen wier plaats z'|' 'nnamen, doen verhuizen naar de tenkffL.gebouwde woningen aan de bui- stemmin311 de s*ad- Alles met volle in- schuifsvseteün de betrokkenen. Dit op- honderd gu5den°!doet heel goed> Door betalen heeft d de verhuiskosten te vergemakkelijkt gemeente de overstap Intussen overweegt men in deze voortvarende wethouder T. de Bruiin met veel succes zijn vaderlijke zor gen uitstrekt over degenen, die een nieuw huis nodig hebben of een oud dringend moeten verlaten, bijzondere maatregelen te treffen voor de grote gezinnen. Men streeft er naar, hen naar grotere bestaande woningen over te brengen. Volkshuisvesting en Sociale Zaken zoeken naar een oplossing en men vertrouwt dat de financiële basis gevonden kan wor den. Ook Gorkum zit met de erfenis van een oude te dicht bebouwde binnenstad. Uit een rapport van 1941, dat zeker nog gold na de oorlog, te kenen wij aan, dat 769 woningen in de binnenstad een huur „deden" van f 1 tot f 3 per week, dat 221 wonin gen geen keuken hadden. 172 slechts één vertrek dat rechtstreeks in ver binding stond met de buitenlucht, dat er 700 bedsteden waren, waar van 319 nog gebruikt werden Een gelukkige omstandigheid bij de sanering, die in 1947 is begonnen, was, dat van de woningen van de oude stadskern slechts 16.7 pet. be woond werd door de eigenaars. Het is namelijk gemakkelijker een eige naar, die slechte huizen verhuurt, maar.?r n'e* een bewoont, te bewe gen zijn pand te doen amoveren, dan hem te noodzaken zijn eigen huisje, al is het nog zo slecht, te verlaten. Bij overplaatsing van de bewoners van deze krotten ondervond mer ern stige belemmering door het grote huur- verschil. Daar de Gorkumers, ook die in het oude stadsdeel, een redelijke woonbeschaving schijnen te hebben kon men hen vaak rechtstreeks naar de nieuwbouw overplanten. Een deel is via opschuiving in beter bewoonbare panden terechtgekomen Ziehier nu het resultaat van zes jaar krotopruiming en sanering in Gorkum. In 1947 kwamen 53 nieuwe woningen gereed, waardoor 103 goede „Opschuifwo- ningen" verkregen werden en 20 krot ten aan de bewoning konden worden „Rug aan rug" staan de vervallen woningen in het Vlaardingse Bier- sloot- en Liesveltsteegcomplex. Deze wijk gaat geheel tegen de grond, om plaats te maken voor het nieuwe, ruime winkelcentrum met grote zaken. Krotopruiming tegelijk met sanering van de bin nenstad. In de Fransenstraat zijn acht nieuwe, winkels gebouwd (foto links). Dit blok ziet er degelijk uit, meer niet. Dit is ook een se cundaire straat in de ontworpen winkelwijk. Het nieuw te bouwen complex in Biersloot en Liesvelt wordt imposanter van opzet. onttrokken; in 1948 kwamen eveneens 53 nieuwe woningen gereed, waardoor 129 goede „opschuifwoningen" verkregen werden en 20 krotten aan de bewoning konden worden onttrokken; verder kortheidshalve 1949: 147 nieuwe woningen, 306 opschuifwoningen, 19 krotten onbewoonbaar; 1950: 101 nieu we woningen, 231 opschuifwoningen, 27 krotten onbewoonbaar; 1951: 337 nieuwe woningen, 328 opschuifwoningen, 44 krotten onbewoonbaar; 1952: 229 nieu we woningen, 476 opschuifwoningeii, 29 krotten onbewoonbaar; 1953 tot Juni: 65 nieuwe woningen, 66 opschuifwonin gen, 5 krotten onbewoonbaar. Men zal moeten toegeven, dat in deze twee gemeenten de aanpak van het probleem degelijk en verantwoord is geschied. Er zullen vanzelfsprekend ook andere gemeenten zijn, waar men zich intensief bezighoudt met het probleem van de krotopruiming, maar waar men ook komt, steeds zal de nieuwbouw met de vervanging van oude woningen om de voorrang strijden. Voor tal van gemeentebesturen geen gemakkelijke taak het juiste midden te vinden. Oud-minister In 't Veld heeft inder tijd bij de benadering van het probleem van de krotopruiming er vooral de na druk op gelegd haar te laten dienen als middel om gedurende een reeks van ja ren een zo groot mogelijke stabiliteit in de bouwnijverheid te bereiken. Te recht vreesde hij, dat na de inhaal van het kwantitatieve woningtekort een grote teruggang in de woningbouwnij- verheid zou plaats vinden. De inhaal van het kwalitatieve tekort zou het ont staan van grote werkloosheid wellicht verhinderen, zo meende hij. Minister Witte heeft er bij de installatie van de „Commissie krotopruiming en sanering" op gewezen, dat de gevreesde teruggang van de bouwnijverheid niet een zaak is die pas over vele jaren zal spelen. Lan delijk gezien is de bouwnijverheid nog vele jaren vol belast, maar regionaal liggen de stukken anders. In sommige provincies is al aanzienlijk op het wo ningtekort ingelopen en het lijkt, aldus de minister, onaanvaardbaar, dat het daar aanwezige bouwapparaat voor eni ge jaren practisch wordt stilgelegd om eerst nadat landelijk het woningtekort is ingehaald voor de krotvervanging weer te worden ingeschakeld. Het is dan de vraag, of er nog wel een behoorlijk bou\Vapparaat in die provincie over zou zijn. Mede met het oog hierop heeft mi nister Witte het kwantum von het aan tal te vervangen krotwoningen voor de komende jaren op het dubbele gesteld. Voor de vervanging van oude en ver vallen woningen is er voor de jaren 1954 tot en met 1956 een contingent van 12.000 woningen beschikbaar gesteld 6000 daarvan zijn over de provincies verdeeld op basis van de ouderdom en de kwaliteit der woningen. Een aantal van 3.000 is toegewezen aan de provin cies met de hoogste percentages over bevolkte woningen waar overigens de eigenlijke woningnood deze term ge zien in het licht van louter tekort aan woningen, niet in dat van een tekort aan goede woningen sneller opgelost zal zijn dan elders, t.w. Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland en de Zuidhollandse eilanden. De resterende 3000 woningen zijn centraal gereser veerd ten behoeve van verwerkelijking van saneringsplannen. Van het over de provincies verdeelde aantal van 9000 woningen is op deze wijze 48.4 pet toe gewezen aan de provincies Gro ningen Friesland en Drenthe, hoewel in deze drie provincies slechts 11.8 pet van de bevolking van ons land woonachtig is. Gaat de huidige minister dus in op de suggestie van zijn voorganger dat er geen stilstand mag komen in de bouwnijverheid, waar te lande ook, en dat daarvoor krotopruiming dienstig is, zijn uitgangspunt ls an ders. Hij wijst, met de Pausen en alle sociale hervormers op de on meetbare waarde, die een goede huisvesting voor het mateniële en geestelijke welzijn der bevolking heeft. Hij bevindt zich ln goed ge zelschap. Niemand minder dan Schaepman heeft immers eens ge zegd: „Wie aan de geweldige plaag van de sociale hervorming de hand wil slaan heeft in eerste instantie te rekenen met de verbetering van de arbeiderswoningen", en pater Muckermann S.J.: „In werkelijk heid is het vraagstuk van de huis- Advertentie DE 2de WERELDTAAL Conversatie en Handelscorrespondentie Het gemakkelijkst en het voordeligst bij Vraagt dut zo spoedig mogelijk ons gratis prospectus. HILVERSUM Bekende Schriftelijke Cursus vesting zozeer met de totale struc tuur van de levensproblematiek verweven, dat het als wezenlijk be slissend moet worden beschouwd." Hoezeer de minister ook de noodzaak van krotopruiming inziet, hij kan niet verder gaan dan centraal een contin gent toe te wijzen. Hij is o.i. terecht van mening dat de centrale overheid zich er van moet onthouden voor een bepaalde keuze voorkeur te tonen. Met het oog op de plaatselijke woningsitua tie, die van gemeente tot gemeente zeer sterk verschilt, moet de vraag of tot het opruimen van krotten kan worden overgegaan, in de eerste plaats door de gemeenten zelf worden beantwoord. Nu het sociale besef vooral sinds de oorlog meer en meer baan breekt mag men verwachten dat de gemeenten meer aandacht dan ooit zullen besteden aan dit probleem, naast het eenvoudig stre ven naar opheffen van de woningnood door nieuwbouw. De geschetste situaties in de enkele door ons genoemde ge meenten moge haar daarbij zoal niet ten voorbeeld strekken dan toch de rich ting waarin het probleem zou kunnen worden benaderd aangeven. Naar wjj gisteren nog in een deel van onze oplage konden melden heeft schip per Hessel Korf van de U.K. 28 mede gedeeld de vermiste straaljager tussen Marken en Urk in het IJsselmeer te hebben aangetroffen. Hij zag de staart van het toestel boven het water uitste ken. Van de zijde van de Luchtmacht voorlichtingsdienst wordt ons echter medegedeeld dat officiële opsporings instanties, die Vrijdag de gehele dag naarstig hebben gezocht, nog geen spoor van het vermiste vliegtuig hebben ge vonden. Een zakje met lichtgevend poeder, dat van het verongelukte toestel afkomstig kan zijn, is op Urk aangespoeld. Gezien de windrichting en andere omstandig heden is het zeer goed mogelijk, dat het inderdaad is komen aandrijven van de plaats vijf kilometer ten Zuiden van Marken, waar de U.K. 28 het wrak zou hebben aangetroffen. schrijver is, merkt men dat niet zo. De sfeerbepalende achtergrond van zijn werk is en blijft echter de oorlog met zijn grote en kleine tragiek. Zou men echter romans als Langens „Jacques en Jacquelien" en (heel ander voorbeeld) „De avonden" van Simon van het Reve tot de oorlogsliteratuur rekenen, dan werd de stapel niet meer te overzien. Rechtstreeks willen wij dus slechts tot de oorlogsliteratuur rekenen die boe ken, waarin onmiddellijk wordt gehan deld over een oorlogservaring, of over een menselijk probleem, dat door die oorlog in het leven werd geroepen. De stapel is dan nog indrukwekkend genoeg. Enkele grepen: Allereerst Arthur van Schendel met zijn posthuum verschenen „Een zindelijke wereld"; in 1942 in Italië geschreven en later door de schrijver herroepen, omdat „de hier beschreven toestanden afwijken van de werkelijk heid, welke hij bij zijn terugkeer in Ne derland leerde kennen". Het is een voor beeld van een vergevingsgezinde, idea listische, maar irreële afrekening met Zijn verleend de eremedailles, ver bonden aan de Orde van Oranje Nas sau: in zilver aan de heer J. van der Meiden te Amsterdam, loodschef bij de Nieuwe Rijnvaart-Mij. N.V. en in brons aan de heer J. Buitenhuis, te Amsterdam, sorteerder bij de Kon. Ned. Stoomboot Mij. N.V. hen wier houding fout of slap was in de oorlog. Indirect ook een voorbeeld van de teleurstelling en de uitzichtloos heid waarin veler idealisme na de be vrijding verkeerde. Van de ouderen naar de jongeren gaande noemen wij nu: Gerard van Eckeren met ,,De Paarden van Holst" en „Klopsymfonie", Maurits Dekker met „De laars op de nek", S Vestdijk met „Pastorale 1943" en „Be- vijdingsfeest", Adriaan van der Veen met „Zuster ter zee". Frank Wilders (Fokke Sierksma) met „Grensconflict", Bert Schier- beek met „Terreur tegen terreur" en „Ge broken horizon", Gerrit Kouwenaar met „19-Nu" en „Ik was geen soldaat", W. F. Hermans met „Het behouden huis", Alfred Kossmann met „De nederlaag" en G. K. van het Reve met „De ondergang van de fami lie Boslowits". Sinds kort moeten aan deze (onvolledige) reeks worden toegevoegd de namen van Til Brugman met „Spannin gen"!) en H. J. Oolbekkink met „Met lege handen" 2). Schuldig of niet? Om met laatstgenoemde te beginnen. Oolbekkink is de jongste van hen allen. Hij werd geboren in 1931. Toen de oorlog uitbrak was hij nog een broekje van de lagere school. In die oorlog is hij vroeg wijs geworden. Wijs, dat wil hier dan zeggen: de menselijke nood die oorlog heet is niet onopgemerkt aan hem voor bijgegaan. Het werd vrede. De knaap werd man; een jeugd werd afgesloten. De verliesposten werden afgeboekt. Maar een kleine rekening bleef kennelijk openstaan en om vereffening vragen. Betaald „Met lege handen" staat nu op de kwitantie. „Met lege handen" is het hongerwinter- verhaal van een Amsterdamse vader die er met zijn zestienjarige zoon met een handkarretje op uit trekt om voedsel te gaan halen in Overijssel. Het is een schrijnend verhaal over gezwollen voe ten, brekende wielspaken en al die ang sten en misères die gepaard gingen met het thuishalen van een zakje aardappe len en rogge. Het verhaal gaat echter over meer dan dit. De vader en de zoon nemen onderweg een Joods jongetje onder hun hoede. Als ze, dodelijk vermoeid na een dagenlange tocht, bijna veilig en wel thuis zijn, wordt het jongetje door een controleren de landwachter herkend -en afgepakt. Om het eigen vege lijf te redden moeten de vader en de zoon net doen of ze niet wisten dat het jongetje Joods was en alsof ze niets met hem te maken hadden. Zonder een woord van afscheid laten ze het kind in de handen van zijn vijand achter. Wat hadden ze anders moeten doen? Ze voelen zich schuldig, zonder precies te weten waaraan en waarom. En daarom voelen zij zich bij het thuis komen alleen maar verschrikkelijk rot. „Het menselijk tekort heeft weer eens gezegevierd," constateert de vroegwijze zoon. „Ik ben bang om naar huis te gaan." zei mijn vader toen we eindelijk op de Berla- gebrug waren; „gek, hè?" „Ja", antwoordde ik; „da's gek." Einde. En men voelt hem krimpen. Dit is niet alleen een thuiskomst met lege handen, maar ook met een ledig hart. Het gegeven van deze oorlogsroman het voedsel halen in de hongerwinter is nieuw en daarom van belang voor wie een totaalbeeld van de oorlog in onze literatuur wil samenstellen. Binnenkort zal Philips een nieuw televisietoestel op de markt brengen, een, ontvangtoestel, waarmede niet alleen de zender Lopik kan worden ontvangen, maar tevens de buitenlandse zenders, die over andere systemen wer ken. Dit geldt vanzelfsprekend voor de kijkers, die binnen de actie-radius dezer zenders wonen. (Vert, door F. van Oldenburg Ermke) 17 Breng de antenne naar de luchtbuis, wanneer je klaar bent." Mackay had niet veel verstand van radio, maar hij begreep volkomen, wat Bradley trachtte te bereiken. Op het ogenblik zond de nietige zender van de Ares zijn tekens naar alle richtingen het wereldruim in. Bradley was nu van plan om het apparaat van zijn oude ra diobaken rechtstreeks op het uit de koers schietende projectiel te richten waardoor de draagwijdte van de uitge zonden radiogolven in hoge mate ver groot werd. Het was ongeveer een uur later dat Gibson Mackay tegenkwam, die zich door het schip haastte met een ijl ge vaarte van evenwijdig gespannen dra den, op regelmatige afstanden vaneen gehouden door staafjes van plastic. Hij keek ernaar met open mond, terwijl hij Mackay volgde naar de luchtsluis, waar Bradley reeds ongeduldig stond te wachten in zijn logge „luchtduikerspak' met de helm open naast zich. „Welke ster bevindt zich het dichtst bij het projectiel?" vroeg Bradley. Mackay dacht vlug na. „Het is in geen enkel opzicht in de buurt van de ecliptica," zei hij peinzend. „De laatste cijfers, die ik berekend heb, zijn laat me eens kijken decli natie vijftien komma zoveel noordelijk, rechte ascensie over veertien uur. Ik geloof dat het zal zijn ik kan die din gen nooit onthouden! ergens in Boo tes. O ja het zal niet ver van Arctu- rus af zijn; niet meer dan tien graden ervan verwijderd, zou ik bij benadering zeggen. Een minuutje, dan zal ik de iuiste cijfers uitgewerkt hebben." ,Het is voldoende om mee te begin nen. Ik zal de richtstraal in ieder geval draaien. Wie zijn er nu in de zend- kamer?" „De kapitein en Fred. Ik heb ze op gebeld en ze luisteren naar de monitor. Ik zal met je in contact blijven door de kielzender." Bradley klapte de helm dicht en verdween door de luchtsluis. Gibson keek hem niet zonder afgunst na. Hij had altijd gewenst om 'n „luchtduikers pak" te dragen, maar hoewel hij het onderwerp verschillende keren ter spra ke had gebracht, bleef Norden op zijn stuk staan: het was absoluut tegen de regels. „Die „luchtduikerspakken" waren ingewikkelde dingen en hij zou vergis singen kunnen begaan en dat zou een ontzaglijke schadepost kunnen bete kenen en misschien een begrafenis bo vendien onder nogal zonderlinge, nieu we omstandigheden. Bradley verloor geen tijd met de ster ren te bewonderen toen hij eenmaal de buitendeur door was. Langzaam „straal- iagerde" hij over het glimmende opper vlak van de kiel, totdat hij aan een "edeelte kwam, waarvan hij de bedek kende platen reeds opzij geschoven had. Daaronder lag een netwerk van kabels en draden open en bloot in de gloeiende zon, en een van die kabels was reeds doorgesneden. Hij maakte vlug ee'n voor lopig contact. Hij schudde bedroefd het hoofd over dat prullewerk maar er was haast bij. Toen vond hij Arcturus en richtte de zender. Na een poosje hoopvol gemanoeuvreerd te hebben, schakelde hij zijn draagbare radio in. „Lukt het?" vroeg hij vol spanning Mackay's mistroostige stem kwam door de luidspreker. „Niet het minste resultaat. Ik zal je doorverbinden naar ons communicatie systeem." Norden bevestigde Mackay's verkla ring. ,Het signaal van het projectiel komt nog steeds door maar het heeft nog geen contact met ons." Bradley was uit het veld geslagen. Hij was er volkomen zeker van, dat het lukken moest; hij moest de sterkte van de zender in die ene richting minstens tot bet tienvoudige hebben opgevoerd Hij manoeuvreerde nog 'n paar minuten met de zender-antenne en gaf het toen op. Hij zag in zijn verbeelding het klei ne projectiel met zijn geheimzinnig maa> kostbare last reeds buiten zijn bereid wegstuiven naar de onbekende grenzen van het zonnestelsel en verder. Hij riep andermaal Mackay op. „Luister Mac," zei hij dringend. „Con troleer die coördinanten nog eens heel nauwkeurig en kom dan hier om zelf eens een kans te wagen. Ik ga eens pro beren, wat ik aan de zender kan doen." Toen Mackay hem had afgelost snel de Bradley naar zijn hut terug. Hij vond daar Gibson en de rest van de beman ning bijeen, met sombere gezichten rond de monitor-ontvanger geschaard, waar uit het ononderbroken fluitsignaal van het verre en nu steeds verder voorbij snellende projectiel met gek makende onverschilligheid weerklonk. Bradley had niets meer over zich van zijn anders zo lome, bijna katachtige ma nier van doen toen hij de koersdiagram- men met tientallen gelijk uit de telex trok en in het daarvoor bestemde mand je wierp. In minder dan een seconde had hij een paar draden in een van de onderdelen van de zender gestoken. Ter wijl hij aan 't werk was vuurde hij een aantal vragen op Hilton af. „Je hebt tamelijk veel verstand van die transportprojectielen. Hoe lang moet het ons signaal opvangen om tijd te heb ben de juiste koers te vinden om ons te bereiken?" „Dat hangt natuurlijk van de relatie ve snelheid af en van verschillende an dere factoren. In dit geval, waar het met minimum versnelling werkt, schat ik de aanpassingsduur op tien minuten." „En dan doet het er niets meer toe. of ons radiobaken ook al uit zou val len?" „Neen. Zo gauw als het projectiel ziin koers in onze richting wijzigt, kun je de uitzending staken. Natuurlijk moet je opnieuw een signaal uitzenden, wan neer het vlak bij is, maar dat zal niet moeilijk zijn." „Hoelang duurt het, eer het hier is, wannéér ik het opvang?" „Een paar dagen, misschien gauwer. Wat ben je nu van plan?" „Ik probeer de zendsterkte te vergro ten. Het zal niet van lange duur zijn, maar het is te proberen." Hij schakelde over naar de communi catiedienst van het schip en riep Mac kay op, die, niet wetende dat de zen der was uitgeschakeld, nog steeds de zender-antenne op Arcturus gericht hield als een ouderwetse Wilhelm Teil zijn kruisboog. „Hallo, Mac, alles in orde?" „Ik ben practisch versteend," zei Mackay waardig. „Hoe lang moet ik nog „We beginnen pas. Daar gaat-ie." (Wordt vervolgd). Het aan de orde gestelde schuldprobleem is minder nieuw. Bestudering van de hier boven gegeven boekenlijst wijst uit, dat vrijwel alle jongeren. die oorlogsromans hebben geschreven, dit hebben gedaan in de hoop zodoende een geheime, deels per soonlijke, deels bovenpersoonlijke, deels zelfs bovennatuurlijke schuld te delgen. In Kouwenaars „Ik was geen soldaat" bijvoorbeeld voelt een jongeman Mink zich aansprakelijk voor de moord, die de Duit sers op zijn vriend begingen. Hij is in ge breke gebleven die moord te verhinderen. De schuld wordt te meer drukkend gevoeld, daar Mink zelf in het kamp tengevolge van bloedvergiftiging zijn linkerhand verloor en na de bevrijding deswege als een soort martelaar-held wordt beschouwd. De schuld is niet te delgen, noch bij Kouwenaar, noch bij Oolbekkink. Kouwenaar stuurt zijn romanheld zonder lnikerhand de toekomst, de volwassenheid, het volle leven in. Dat leven kan om zo te zeggen slechts verMinkt geluk verdragen. Oolbekkink laat vader en zoon met lege handen thuiskomen. De symboliek is niet minder treffend. Het verhaal is in de ik-vorm geschreven: vrij cynisch van toon, cynisme als ge volg van gekwetst idealisme, cynisme uit schaamte en iets tè navrant af en toe, Niet zo'n gaaf en rijp werkstuk als „Ik was geen soldaat", maar als verslag-getui- genis toch van niet te onderschatten bete kenis De leer uit de les „Spanningen" is een roman van heel andere makelij. Het gaat hier om een groepje intellectuelen; vrienden, die de laatste maanden van de oorlog gezamen lijk doorbrengen en zich tussen het hon geren door bezig houden met de vraag: welke leer aangaande de mens kunnen wij uit deze bittere les trekken? Het blijkt een vrij schamele, pessimis tische leer te zijn; hetgeen op zich na tuurlijk geen critiek op de roman in houdt. De ernst, waarmee de 65-jarige Til Brugman deze praatroman heeft ge- concipiëerd dwingt het grootste respect af. De schrijfster is een stiliste; een meesteres van de breed- en wèlgebouw- de volzin. „Spanningen" is een subtiele tot in iedere wending doorwrochte ro man; een hoogstaande humane dialoog metde tijd. Toch bevredigt het werk niet voor de volle honderd percent. Zijn diepgang bezwaart de gang van het ver haal al te zeer. De romanfiguren wekken de indruk uitsluitend in het leven te zijn geroepen om dienst te doen als partners en tegenstanders in het gesprek dat Til Brugman op touw zet. Dit gesprek ne mend in de vorm waarin Til Brugman gemeend heeft het te moeten brengen, heeft men te doen met een fraaie maar wat taaie roman, waarin een aantal cul tuurdragers zichzelf en elkaar consciën tieus rekenschap geven van hun op dracht in deze tijd. „De heilige gramschap" Extra aandacht tot slot voor het de buut van een jonge Vlaming, Maurice d'Haese. Zijn reactie op de oorlog heet: „De heilige gramschap" 3). Over het algemeen hebben de jonge Vlamingen de oorlog ietwat anders er varen dan de Nederlanders. Hun ouders hadden het allemaal al eens eerder mee gemaakt, zo'n kwart eeuw geleden, toen de loopgraven dwars door België liepen. Dit feit heeft zijn stempel gedrukt op de kinderen van die ouders. De wat moei lijke verhouding tussen de oudere en de jongere generatie speelt een voorname rol in de moderne Vlaamse romankunst; ook daar waar dié romankunst de oor log, en dan speciaal het vraagstuk van collaboratie en verzet, tot onderwerp heeft. Louis-Paul Boon met „Mijn kleine oorlog", Piet van Aken met „Alleen de doden ontkomen" en Gaston Duri- breux met „De zure druiven" zijn en kele voorbeelden van jonge Vlamin gen, die de oorlog literair verwerkten of althans trachtten te verwerken. De roman van Maurice d'Haese is al lereerst belangrijk als beeld van de par- tisanenstrijd in België. Wij hebben die strijd niet zó gekend; niet zo maquis- achtig. De hoofdfiguren van „De heilige gramschap" zijn jongelui van nog geen of nauwelijks twintig jaar. Slechts wei nig woorden heeft d'Haese nodig om de gevoelswereld te suggereren, waarin deze wat weke en tegelijk overmatig geharde adolescenten zich bewegen. Ook hier gaat het weer om de delging van een niet te delgen schuld. De in een kamp omge komen vriend Hugo is nooit meer tot het leven terug te roepen. De strijd gaat voort met „heilige gramschap"; of mis schien zelfs „heilige walg", zoals een Vlaams criticus, Erik van Ruysbeek, naar aanleiding van dit boek opmerkte. Na de strijd is daar de vrede als een ontwaken in een voorgoed geschonden wereldbeeld. Maar toch: de vrede. NICO VERHOEVEN 1) Til Brugman: „Spanningen", Uitgeve rij Contact. Amsterdam 1953. 2) H. J. Oolbekkink: „Met lege handen", N.V. Em. Querido's Uitg.mij., Amsterdam 1953. 3) Maurice d'Haese: „De heilige gram schap", Uitg. Mij. Holland, Amsterdam. iiiiiimiiiiiiiiiiimmiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiii Tot op heden meenden wij, dat onze trouwe schrijfmachine zich al leen leende voor het opvoeren van onze letterproductie. In een Ameri kaans blad hebben wij echter de kunstproducten van een Spaanse dame gezien, die met dollartekens en letters hele landschappen op haar schrijfpapier toverde. En nu is de schrijfmachine ook al als muziek instrument opgedoken. Natuurlijk in het „Orkest zonder Naam". Het idee stamt uit Amerika. Zo gauw men er in de KRO-studio iets van hoor de, werden enige bejaarde schrijfma chines onttakeld, totdat z. alleen maar hard tikken konden. Gerard van Bezeij, de onverstoorbare slag werker van het naamloze orkest, liet zijn drumstel in de steek en ging achter de machine zitten met een uitgewerkte partituur voor zich. Ger de Roos zorgde voor het rate len van de wagen en de eerste vio list Johnny Ombach nam het bel letje voor zijn rekening. Met zijn drieën hebben zij, met muzikale achtergrond, de typemachine-sym- phonie er uit getimmerd. Het heeft heel wat zweetdruppels gekost, want de wagen had de ge woonte, om op het beslissende mo ment vast te lopen. Toen de defini tieve versie op de plaat kwam, stond de halve studio te luisteren, inclu sief de schrijfmachinereparateur. „Hoe klinkt het?" riep men naar de technicus. „Net als een schrijfmachine", was het antwoord. Zondagavond half negen kunt u het resultaat horen in de ,Jdelody Cocktail". Advertentie Neem een of twee Rennies als er van Uw maal eens iets „verkeerd gevallen" is. Rennies blussen dat zuurbranden da delijk. Een smakelijk middel, onfeilbaar in zijn werking en onopvallend ir te nemen. Iedere Rennie hygiënisch verpakt één voor één.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 5