Bevolkingsgroei motorische
kracht voor econ. bestel
Politieke integratie-theorie van
Nederhorst is onjuist
Geen animo voor „twee stappen
voorwaartséén achterwaarts
Frankrijk op de tweesprons
Duits rumoer over film
van Hitler's leven
Eert praatje over speelgoed
H
Aanvaardbaar
standpunt
Ministersconferentie van Klein Europa
„Tot vijf over twaalf'
Idealisme of sakelijk doel?
MIN. ZIJLSTRA ANTWOORDT KAMER
VERWARRING IN
DE ASSEMBLÉE
ZATERDAG 28 NOVEMBER 1953
PAGINA 7
Gemeenschappeli j ke
markt primair
Waar het bij speelgoed op aankomt is of het
geschikt is voor de leeftijd van het kind
Corpschef Gemeentepolitie
Onstwedde eervol
ontslagen
mm
li
de
(Van onze parlementaire redacteur)
De eerste, die gisteren de achttien sprekers over Economische Zaken heeft
beantwoord, was minister prof. J. Zijlstra. In een uiterst gedegen beschou
wing, waarin de minister zijn beleid nader heeft toegelicht is daarbij zo
ongeveer alles wat de economie van Nederland betreft aangeroerd. Ook heeft
de minister de heer Nederhorst met zijn theorie over de politieke integratie
van repliek gediend en hem de onjuistheid daarvan aangetoond. Hij sprak
ruim twee uur en vroeg allereerst de aandacht voor een juiste typering van
de huidige economische situatie, die hij heel anders zag dan mr. van Leeuwen
en anderen. Hij gaf wel toe, dat wij van een aarzelende conjunctuur kunnen
spreken, maar met sombere voorspellingen moet men toch voorzichtig zijn.
Op de eerste plaats is een prognose altijd een precaire zaak en bovendien
is de economische structuur thans heel anders dan voorheen. Als factor, die
Voor de stabiliteit van onze economie van belang is, noemde de minister
allereerst de bevolkingsgroei, waarvan de positieve waarde voor het con
junctuurverloop volkomen ten onrechte niet wordt begrepen. Het is juist
een van de meest motorische krachten voor het economisch bestel. Ook voor
de investeringen op lange termijn is dit van belang. Met de technische ont
wikkeling en het hoge niveau van de defensie-uitgaven zijn dit de factoren,
die de minister tot de zg. „autonome impulsen" rekende. Daarbij moet de
techniek echter steeds door een beleidvol ondernemerschap worden gesteund.
Een tweede elementair gezichtspunt is, dat wij economisch in die mate van
het buitenland afhankelijk zijn, dat het effect van een goede politiek in
eigen land vrijwel wordt opgeheven door invloeden van buiten.
De minister vond dat mr. van Leeu
wen zich al te veel naar het verleden
had gericht, vooral met het oog op zijn
fiscale bezwaren. Hij had niet het be
wijs geleverd dat de regering met de
mond predikt wat zij met het belas
tingstelsel vernietigt. Er is inderdaad
een tijd geweest waarin de belastingen
een fractie waren van wat zij nu zijn,
maar toen waren ook de investeringen
een fractie van de huidige.
Structureel meende de minister dat
Nederland is aangewezen op arbeids
intensieve productie. Van arbeids
intensiviteit naar hersenintensiviteit
is er slechts één stap. Hoog ge
schoolde arbeid zal een brede en
ruime scholing vereisen en daarme
de zijn wij al weer ver van het eco
nomisch terrein afgedwaald, zo
merkte hij op, en zitten wij in de
onderwijssfeer, waaruit blijkt hoe
diep ingrijpend de problemen zijn
die ons thans bezighouden.
Wij moeten ons beleid op lange ter
mijn uitstippelen en ons niet in de war
laten brengen door korte conjunctuur
schommelingen. Met prof. Kohnstam
was hij het niet eens dat thans het woord
is aan de overheid. Wat betreft export
en industrialisatie is dit woord op de
eerste plaats aan het bedrijfsleven. De
minister stelde de heer Janssen gerust
ten aanzien van de snode plannen die
„"1:!1?nd met de EBU zou hebben. Zo n
tut „„0<ipt het niet als het op de prak-
wel fp11 I' zou men indruk
hardt ii? krijgen uit wat minister Er-
Hii maal in redevoeringen vertelt,
van d V00rts te kennen, dat het tempo
not ëtcei van de deviezenreserves
den Xv°r u err! een vraagpunt is gewor-
voorraacl gelukken over een deviezen-
ruim vier milliard, waar
van de waarde ruim voldoende zou zijn
om gedurende vier jaar een aanmerke
lijke werkloosheid effectief te bestrij
den. Zeker is het de vraag, of wij door
moeten gaan met het aflossen van over
heidsschuld en of in het algemeen een
lagere schuld wel altijd beter is dan een
hogere.
Handelspolitiek
Sprekend over de handelspolitiek zei
minister Zijlstra dat ons doel er op ge
richt blijft om een volledige liberalisa
tie te bereiken van grondstoffen uit het
dollargebied. Hij was van mening dat
de concurrentie thans zodanig werkt,
dat men kan aamlemen dat lagere prij
zen voor ingevoerde grondstoffen ook
in de prijzen van het eindproduct in ons
land tot uiting zullen komen, zy het
met enige vertraging omdat de pry.
zen der grondstoffen altijd meer flexi
bel zijn. Hij waarschuwde voor grote
verwachtingen van export-faciliteiten,
daar de factoren die de export voorna-
meiyk beheersen zijn: de koopkracht in
het buitenland, de handelsbelemmerin
gen en de aanbodsituatie in Nederland
waarby de kwaliteit een grote rol speelt.
Wel blijft de overheid diligent en on
derzoekt zij ieder geval op zichzelf. Is
het nut bewezen, dan worden credieten
gegeven. Dat wij agressief moeten zijn
in onze handelspolitiek is een stelregel
waar ook de regering van uit gaat maar
de handelspolitieke strategie brengt
mede dat de Kamer daarvan het fijne
niet te weten kan komen.
De kolenprijzen vertonen inderdaad
de door de Kamer genoemde marge van
100 pet tussen kost- en verkoopsprijs
van de mijnen. De componenten van dat
verschil kon de minister aangeven:
vracht, egalisatiefonds, winstmarge, om
zetbelasting en groothandelscommissie
waren de voornaamste.
Voor de Artillerie Inrichtingen wordt
de adequate vorm voor een staatsbedrijf
met spoed gezocht. De minister moet
Volendam teleurstellen daar het niet
mogelijk is deze gemeente als ontwik
kelingsgebied in het industrialisatieplan
op te nemen. De normen laten dit niet
toe. Daaraan moet strikt worden vast
gehouden omdat er anders te veel van
deze gebieden zouden komen. De siga
rettenindustrie zal door de concurren
tie zelf uit de moeilijkheden moeten
worden geholpen.
Merkwaardige climax
De heer Nederhorst heeft nog voor een
merkwaardige climax gezorgd. Enkele
dagen geleden heeft hij in de Kamer
betoogd, dat hij een gemeenschappelijke
markt slechts als een secundair doel
Wenst te zien van de Europese politieke
integratie. Hij zou willen streven naar
een meer beperkte vorm van samen-
Werking, n.l. een gemeenschappelijke
conjunctuurbeheersing door middlel van
gemeenschappelijke monetaire en budge-
taire politiek. De Kamer had deze ver
klaring, waarin de PvdA zich distan
tieerde van het standpunt dier Neder
landse regering, vooral met het oog op
de zo juist begonnen ministers-confe-
ïentie, zeer onjuist gevonden.
Minister Zijlstra hield de heer Neder
horst voor. dat men toch eerst zal moe
ien komen tot een vrije uitwisseling van
Boederen en dat daarna pas de con-
lanctuurbeheersing met de middelen
fT Oeleide economie aan de orde kan
zVn. De minister vond dit zelfs
li v vanzelfsPrekend, dat hij er eigen-
Jk weinig woorden aan besteedde. Al-
oen merkte nog op. dat hij geen heil
in het plan van de heer Nederhorst,
m met het doel van een gezamenlijke
njunctuurpolitiek voor ogen een soort
sprekscentrum te vormen om de juiste
PafTS V00-r economisch beleid te be-
t en- w\i hebben waarlijk al voldoende
Prekscentra, zo betoogde de minister.
een K.S.G., een O.E.E.C. en nog
veel meer. Wij hebben nu alleen nog
maar een centrum van de daad nodig om
aan de slag te kunnen gaan.
Verre van overtuigd te zijn beklom
echter de heer Nederhorst het spreek
gestoelte, om vandaar een betoog te
houden, waarin hij de integratie verge
leek met een gasput. die olie laat spui
ten. De olie stelde daarbij de economi
sche integratie voor, het gas de Euro
pese Defensie Gemeenschap. Wanneer nu
de economische integratie slechts kans
ziet onder de politieke druk van de
E.D.G. omhoog te komen, aldus de heer
Nederhorst. dan zou men tot Sint Jutte-
mis moeten discussiëren over de econo
mische integratie, wanneer het gas eens
zou verdwijnen.
Nu trok hij de volgende conclusie: door
de binding van economische en politieke
integratie uit de actuele sfeer te halen
en naar studie-commissies en ambtelijke
bureaux te verwijzen, zijt gij. Blaisse,
die mij verwijten maakt, bezig de
economische integratie van de politieke
juist los te maken. Gij doet precies wat
Frankrijk doet. waar politieke integra
tie in wezen slechts de E.D G. betreft.
Gij doet juist dat, wat gij wilt voorkomen
en waarvan ge meent, dat ik er niet vol
doende aan medewerk.
De beschuldiging eindigde met een
verwijt dat de heer Blaisse dit alles in
een sfeer van politieke gevoeligheden
naar voren heeft gebracht en spannin
gen had gemaakt. Hij had eenvoudig
na de verklaring van de econoom Ne
derhorst als politicus moeten verkla
ren. dat hij met het oog op de minis
tersconferentie over dit alles maar
liever niet had willen spreken
Kamer in raadselen
Een hoogst merkwaardige aanval,
vooral omdat de heer Nederhorst en
niet de heer Blaisse degene is geweest,
die met deze zaak op een ongelukkig
moment naar voren was gekomen. Van
wege het late uur is er vermoedelijk
Mr. H. W. van Doorn uit Rotterdam, lid
van het bestuur van de Katholieke
Volkspartij en voorzitter van de K.V.P.,
kring Rotterdam, die candidaat gesteld
is voor het voorzitterschap van de
K. V. P.
geen antwoord meer op gevolgd, zodat
de Kamer min of meer in raadselen
uiteen ging.
Bij ons persoonlek overheerst de
indruk, dat de socialisten hier niet de
visie van minister Zijlstra en van een
groot deel van de Kamer willen aan
vaarden, dat men, alvorens conjunctuur-
politiek op Europa toe te passen, eerst
de gemeenschappelyke markt in vrij
heid moet laten groeien door de grenzen
op te heffen. Er was, als onze veronder
stelling juist is, wel degelijk een prin
cipiële kwestie aan de orde en, gezien
in het kader van de zes landen, zelfs
een zeer belangrijke. Het vooruitzicht,
dat er tegelijk met de politieke Euro
pese eenheid een grote Europese markt
zou ontstaan, schijnt weinig aanlokke
lijk te zijn voor de socialisten, die zich
juist zo knus en behaaglijk als de be
heersers van de nationale huishoudin
gen hebben geïnstalleerd. De heer
Nederhorst heeft echter in zijn repliek
de indruk trachten te vestigen, dat
slechts politieke naiveteit de fractie van
de P.v.d.A. heeft verleid om op de voor
avond van de Haagse ministersconferen
tie dit thema aan de orde te stellen.
(Van onze speciale verslaggever)
De ministers van Buitenlandse Zaken uit de landen
van Klein-Europa hebben zich op de tweede dag van
hun Haagse conferentie stilzwijgend verenigd met het
denkbeeld van hun Nederlandse collega, mr. J. W.
Beyen, om bepaalde vraagstukken, die verband houden
met de vestiging van een Europese Politieke Gemeen
schap, te reserveren voor een studiecommissie, waarin
alle betrokken landen zijn vertegenwoordigd. Minister
Beyen was zelf van mening, dat Parijs een verstandig
gekozen zetel voor de commissie zou zijn, maar daar
omtrent is nog geen beslissing genomen.
De Nederlandse delegatie heeft ver
der, onder enig belangrijk voorbehoud,
een concessie gedaan met betrekking
tot eventueel te houden rechtstreekse
Europese verkiezingen voor de zgn.
Volkerenkamer. Tot dusver heeft zij de
eis gesteld, dat dergelijke rechtstreekse
verkiezingen pas drie jaar na de tot
standkoming van een Europese ge
meenschap zouden worden gehouden
en dan nog volgens een Europese kies
wet. Die termijn heeft zij thans laten
vallen en de eerste Europese verkie
zingen mogen, wat haar betreft, ge
schieden volgens de nationale kieswet
ten. Mits er in de studiecommissie ech
ter Van tevoren overeenstemming
wordt bereikt over de modaliteiten,
die belangrijke verschillen in de on
derlinge kieswetgevingen kunnen over
bruggen.
De lotgevallen van het z.g. plan-
Beyen hebben aanleiding gegeven
tot nogal wat misverstand. De theo
retische uiteenzetting, die de Neder
landse minister in de conferentie
heeft gehouden, was niet, zoals ver
ondersteld werd, bedoeld als een
noodoplossing, maar als een bijdrage
tot opheldering. Van tweeën één, zei
mr. Beyen, ófwel we moeten door
gaan met de Europese Politieke Ge
meenschap, maar dan hoort daar de
geleidelijke vestiging van een Euro
pese markt onverbrekelijk bij, óf we
moeten onze Luxemburgse resolutie
van 10 September 1952 intrekken en
berusten in de gedachte, dat, zoals
minister Beyen opmerkte, ook de
processie van Echternach tot haar
doel geraakt: twee stappen Voor
waarts, één achterwaarts.
Er is niemand, die er serieus over
denkt, om op de resolutie van Luxem
burg terug te komen. Dan blijft er na
tuurlijk de vraag naar de competentie
van de Politieke Gemeenschap. Dat
moeilijke probleem zullen de ministers
vermoedelijk verwijzen naar de stu
diecommissie van hoge ambtenaren en
experts. Misschien, dat die commissie
in het voorjaar zo ver is, dat de mi
nisters elkaar dan weer kunnen ont
moeten.
Beide zittingen van gisteren hebben
de delegaties besteed aan een artikels-
gewijze behandeling van het „tableau
synoptique", een door het secretariaat
opgestelde samenvatting van de con
clusies, waartoe de plaatsvervangers in
Rome zijn gekomen. De ministers be
schreven deze beschouwing van alle
punten van overeenstemming en van
geschil als zeer nuttig, hoewel ook de
hernieuwde formulering van hun over
eenstemming nog een ogenblik tot con
troverses dreigde te leiden. Dat wist
men evenwel te vermijden en, zoals
vroeger ook al het geval is geweest,
kon men het met name eens worden
over hoofdstukken betreffende de
Europese Uitvoerende Raad en de Raad
van Nationale Ministers.
De Uitvoerende Raad zal in een ver
enigd Europa de rol moeten vervullen
van een kabinet. Bondskanselier Ade
nauer heeft zijn bezwaren laten vallen
tegen de verkiezing van de executieve
der Politieke Gemeenschap door de
Raad van Nationale Ministers. De Raad
van Nationale Ministers krijgt een dub
bele taak. Zijn bestaan dient in de eer
ste plaats om duidelijk te maken, dat
het niet de bedoeling is één enkele
super-staat te vestigen in plaats van de
zes deelnemende nationale staten en
verder moet deze raad de samenwer
king bevorderen tussen de Europese
Gemeenschap en de nationale regerin
gen. De secretaris-generaal van de Raad
van Europa, Marschal, neemt als waar
nemer aan de conferentie deel.
Aan het einde van de ochtendzit
ting kwamen de ministers in directe
aanraking met de pers. Bondskanse
lier Adenauer moest wat zeggen over
De Haagse con
ferentie is tot
nu toe meer
met problemen
dan met de op
lossing er van
geconfronteerd
geweest. De
moeilijkheden
achtervolgden de
Luxemburgse
minister van
Buitenlandse
Zaken Joseph
Bech zelfs tot
op een receptie
in het vroegere
Haagse stadhuis.
Maar dit pro
bleem was spoe
dig uit de we
reld geholpen:
de kop soep
werd niet zo
heet gedronken
als zij werd op
gediend.
de Sovjet-nota inzake een conferentie
van de Grote Vier. „Ik ken de tekst
nog niet", zei hij. „het schijnen dit keer
maar acht bladzijden te zijn. Maar",
en dr. Adenauer maakte een vaag ge
baar, „het kan best zijn dat er mor
gen wéér een nota komt". Of de
Franse crisis geen mooie gelegenheid
voor de Russen was: „Sie haben recht
d'rein geschossen", zei hij.
Gisteravond zijn de ministers in
Amsterdam de gasten van H.M. de
Koningin geweest op een banket in
het Paleis op de Dam.
De Franse Nationale Vergadering heeft de afgelopen
tien dagen van gedachten gewisseld over de Euro
pese politiek der regering. Het was al weer ruim
twee en een half jaar geleden, dat een Europees debat op
grote schaal werd gehouden in het Palais de Bourbon,
waar de Assemblée bijeen pleegt te komen. De regering
van premier Joseph Laniel meende er goed aan te doen
de stemming van de afgevaardigden inzake de Europese
politiek te peilen, alvorens Georges Bidault, de minister
van Buitenlandse Zaken, naar Den Haag zou reizen om
daar tezamen met de vijf andere ministers van Buiten-»
landse Zaken van Klein Europa te spreken over de vor
ming van een Europese Politieke Gemeenschap. Boven
dien worden de heren Laniel en Bidault op 4 December
op Bermuda verwacht, om samen met Churchill, Eden,
Eisenhower en Foster Dulles de vraagstukken van de
algemene wereldpolitiek en vooral de toekomst van
Duitsland te bespreken.
De Assemblée heeft het de regering niet gemakkelijk
gemaakt. Het debat kwam loodzwaar op gang en werd
weliswaar bijzonder waardig gehouden, maar kon vooral
in het buitenland een indruk van onoverzichtelijkheid
niet vermijden. Minister Bidault stortte verleden week
Vrijdag ineen tijdens het uitspreken van een rede over
de Franse buitenlandse politiek, een toespraak, die alge
meen beschouwd werd als „dé rede van zijn carrière".
De bewindsman was oververmoeid. In twee dagen had
hij niet meer geslapen en de toenemende spanning over
de afloop van het debat werd hem op de duur te veel.
Uit de besprekingen kwam één zaak duidelijk naar
voren: Nagenoeg geen van de afgevaardigden voelde
er iets voor, om Frankrijks positie in Europa los te zien
van die ten opzichte van de deelgenoten in de Franse
Unie. Men wilde zich wel opwerpen als voorvechter
van de Europese éénwording, mits met name de Afri
kaanse delen van de Franse Unie mede worden opgeno
men in een Europese gemeenschap. De verhouding van
Frankrijk tot de andere landen van de Franse Unie is
wezenlijk anders dan die van Engeland ten aanzien van
het Gemenebest. Frankrijk is economisch en politiek
nauw verbonden met zijn „Empire" en het loslaten van
deze betrekkingen ten gunste van nauwere Verbindingen
met een Europese Gemeenschap zou van een gebrek aan
politiek inzicht getuigen. De Assemblée stelde zich dan
ook vrijwel als één man op het standpunt, dat de bin
ding van de Unie niet mocht worden aangetast.
In Europa zelf blijft de angst voor Duitsland bestaan.
De Franse afgevaardigden hebben zich vrijwel allen hier
over uitgesproken. Sommigen, 'en dat waren vooral de
katholieken en socialisten, voelden het meest voor een
inschakeling van Duitsland in het Europese leven, waar
door dit land niet opnieuw in staat zou zijn, naar de
macht te grijpen. Deze leden waren van mening, dat men
Duitsland de kans moest geven om zich volledig in te
schakelen, zij het onder bepaalde garanties van de zijde
van Engeland en Amerika. De meer rechts-georiënteerde
afgevaardigden achten het gevaar-Duitsland zó groot,
dat een samengaan met dit land in een Europese gemeen
schap te grote gevaren opleverde voor de positie van
Frankrijk.
rij de stemming gisteravond kreeg Laniel de meer
derheid. Steeds meer bleek er een grote verdeeldheid
te bestaan tussen de leden van de Nationale Verga
dering. Maar ook ih de boezem van het kabinet zelf vielen
harde woorden. De voormalige Gaullisten, aangemoedigd
door de weifelende houding van de Assemblée, dreigden
uit de regering te zullen treden, wanneer Laniel vasthield
aan zijn onverknipte Europa-politiek. Een socialistische
motie in de Nationale Vergadering, die de regering
steunde, werd na door de katholieken te zijn overge
nomen door een meerderheid van de Kamer verwor
pen, dank zij de felle agitatie van de Gaullisten. Tenslotte
zag premier Laniel geen andere oplossing dan de ver
trouwenskwestie te verbinden aan een motie van de heer
Garret, waarin het vertrouwen wordt uitgesproken in het
beleid van de regering met betrekking tot de Europese
politiek. In deze motie wordt verwezen naar de rege
ringsverklaring van Laniel, uitgesproken bij gelegenheid
van zijn ambtsaanvaarding. Hierin verklaarde de rege
ring te zullen streven naar Europese samengroei en de
Kamer heeft zich toen in meerderheid achter Laniel ge
schaard.
De stemming van gisteren heeft de regering dus het
leven gered. Er is dus nu een mogelijkheid om het
Franse prestige, dat zo ernstig heeft geleden door de
gebeurtenissen van de laatste dagen, enigszins te herstel
len. Minister Bidault kon door het slepende debat in
Parijs niet naar Den Haag komen, tengevolge waarvan
de Haagse conferentie weer geen bindende beslissingen
kan nemen. Op 4 December moet de minister naar Ber
muda. Een demissionnaire regering kon Frankrijk daar
onmogelijk vertegenwoordigen. Intussen hebben de Russen
de uitnodiging aanvaard, om een conferentie van vier te
doen houden over de toekomst van Duitsland. Ook hier,
zeker hier, zal Frankrijk vertegenwoordigd moeten zijn.
wil het tenminste enige stem hebben bij de vaststelling
van een toekomstige politiek. De Franse Assemblée heeft
op het laatste ogen
blik haar demo
cratische verant
woordelijkheid te
genover het land,
maar ook die van
het land tegen
over Europa be
grepen. Op 17
December wordt
een nieuwe presi
dent van de Re
publiek gekozen.
Daarna moet de
regering automa
tisch aftreden.
Vóór het echter
zover is, zullen er
enige belangrijke
beslissingen moe
ten worden geno
men en Frank-
Premier Joseph Laniel, de Bretonse rijk kan zich niet
heerboer, koppig en vasthoudend, die veroorloven om
door de vertrouwenskwestie te stellen, afwezig te zijn
Frankrijk opnieuw uit de impasse heeft wanneer het zo-
gehaald. Voor hoelang echter? ver is.
De weigering van de ministers van
binnenlandse zaken der negen West-
Duitse landen om Adolf Hitler in eigen
persoon als filmheld in de Duitse bio
scopen te introduceren, heeft alom in de
Bondsrepubliek wolken stof doen op
waaien. Er zijn heftige discussies aan
de gang over de wijsheid en rechtma
tigheid van dit besluit en over de grond
wettelijke complicaties, die het zou kun
nen hebben. „Tot vijf minuten over
twaalf", zo heet de geruchtmakende
film, die een kleine Muenchense onder
neming heeft tezamen geplakt uit al
dan niet vertoonde filmrollen, die de in
eenstorting van het „Duizendjarige
Rijk" hebben overleefd. Smalfilms uit
het privé bezit van „de familie Hitier"
iopgenomen door des Fuehrers schoon
zuster Frau Fegelein, vormen de clou
van het geval. Wolfgang Hartwig, de
man die de film heeft gemaakt, heeft
ook vruchten geplukt van de boom der
door Goebbels verboden prenten. Bo
vendien heeft hij de archieven van de
Parijse „Pathé" en van de Japanse film
reportage doorgesnuffeld.
De film is driemaal herzien om de be
denkingen van de controle der Duitse
filmindustrie weg te nemen. De film is
verschenen op het programma van veer"
tig Duitse bioscopen. Vertoningen voor
de Bondsregering en voor afgevaardig
den van de bondsdag waren daaraan
vooraf gegaan. Op de dag, waarop Hit-
Ier in eigen persoon op het doek zou
treden, trommelde de nieuwe minister
van binnenlandse zaken in Bonn, dr.
Schroeder, echter al zijn landelijke col
lega's bijeen. Zij besloten kort en goed
de vertoning te verbieden.
Daarmee was de strijd geopend tussen
(Van onze medische medewerker)
et kan voor niemand een verras
sing meer zijn. dat ik in deze
Sint Nicolaastijd met een praatje
over speelgoed bij u binnen kom. Laat
ik daarom niet langer dralen en het
onderwerp meteen aansnijden.
Ons idee omtrent het zijn van het
speelgoed hangt natuurlijk ten nauwste
samen met de opvatting, die wij heb
ben over de betekenis van het spel en
het spelen. Als ik mij niet vergis, zijn
wij reeds een andere keer tot de con
clusie gekomen, dat hieromtrent ver
schillende meningen mogelijk en ook
houdbaar zijn. Het spel zou zijn enige
waarde ontlenen louter aan het plezie
rige van het bezig zijn met iets. Het
zou een oefenen zijn van de zintuigen,
een scherpen van het verstand, kortom
een voorbereiding op de realiteit van
het leven, maar het zou ook de uiting
kunnen zijn van de wens om groot en
volwassen te zijn. Naar gelang van de
leeftijd van het kind zullen bepaalde
kwaliteiten van het spel meer op de
voorgrond treden.
Goed speelgoed hoeft daarom niet
duur te zijn. Waar het op aankomt is
of het geschikt is voor de leeftijd van
het kind, dat er mee moet spelen. Duur
speelgoed is vaak minder in trek dan
eenvoudige dingetjes, die ook nog
ruimte overlaten aan de zo grote fan
tasie van de kleintjes. Wij zijn ge
neigd over het algemeen heel andere
eisen te stellen. Wij zijn verrukt van
een zo natuurgetrouw mogelijke na
bootsing van de werkelijkheid of wor
den geboeid door technische snufjes.
En toch kan Lies de uit oude lappen
en restjes, recht toe recht aan ineen-
geflanste pop, zonder welke Nelleke
zelfs niet slapen kan, gerust zijn, zij
heeft geen concurrentie te vrezen van
de wat geborneerd mamma-zeggende
piaspop. die zó mooi is, dat zij zelfs
alleen maar op Zondag uit de kast ge
haald wordt.
Het eerste speelgoed van de zuigeling
is zijn eigen handje, dat hij aanhoudend
beweegt en met grote aandacht bekijkt.
Hij bekijkt het kortbij, hij bekijkt het
op een afstand, steekt het in zijn
mondje en leert op die manier alleriei
dingen. Hij legt verband tussen wat hij
ziet en wat hij voelt en zelfs wat hij
proeft. De meeste babies doen dit als
ze een maand of zes zijn. Prachtig
speelgoed is dan zo'n snoer van die ge
kleurde plastic ballen, dat wij in de
wieg of in de kinderwagen 'kunnen
ophangen en waar je urenlang met
aandacht naar kunt liggen kijken. Wat
later gaan ze ernaar grijpen en dan
wordt het tijd voor allerlei beestjes,
die makkelijk afwasbaar zijn.
Onze kleine gaat nu naar de box
verhuizen en daar zal hij een hele
collectie speelgoed om zich heen ver
zamelen. dingen, die voortaan zijn ge
luk zullen uitmaken en die niets be
hoeven te kosten. Doosjes, rolletjes,
klosjes, blokjes, die anders weggegooid
werden, blijken opeens van grote waar
de. Dan komt er een dag, waarop je
ontdekt, dat je met je rommeltjes la
waai kunt maken. De handboeken zijn
het er unaniem over eens dat je dan
negen maanden bent. Een bel is dan
iets heerlijks!
Als je één jaar geworden bent en
dus niet meer naar het consultatiebu
reau voor zuigelingen gaat. omdat je
nu officieel kleuter bent. dan ga je je
interesseren voor prentenboeken. Niet
dat je ook maar iets geeft om het
haantje en de kippetjes en het koetje
boe of weet ik wat, maar die prach
tige kleuren. Oh! Oh! De verwerking
van die verschillende kleuren tot fi-
guurvormen, dat is pas een volgende
trap. De voorstelling wint dan aan in
teresse en de kleur raakt op de achter
grond.
Zo om en nabij de twee jaar gaat een
kind het prettig vinden om iets te trek
ken of te duwen. Tijd dus voor wagen
tjes. beestjes op wielen en dergelijke.
Dan komt ook langzaam maar zeker de
tijd van de kruiwagen en de kinder
wagen voor oudere kleuters tot een
jaar of vier. Hollen en draven hossen
en springen kunnen ze dan en ze lijken
onvermoeibaar. Dat is allemaal prach
tig als het mooi weer is en ze met
vriendjes kunnen spelen of naar har
telust in de zandbak kunnen ploeteren.
Maar ook als het buiten regent moeten
ze hun drang tot bezig zijn naar har
telust kunnen uitleven. Dan is niets zo
onderhoudend als dingen die ze uit
elkaar kunnen nemen en in elkaar
kunnen zetten, speelgoed, dat ruimte
laat aan een zekere „scheppingsdrang"
een blokkendoos, boetseerklei, of een
stompe schaar om papier mee te ver
knippen. Meisjes van deze leeftijd zijn
dol op serviesjes, bezempjes, poetslap
pen. strijkijzertjes en ander huishoude
lijk speelgoed.
Het nabootsen van de realiteit of het
groot willen zijn is bij oudere kinderen
nog belangrijker. Speelgoed waarmee
ze iets kunnen maken of waarmee ze
een bepaalde rol kunnen spelen is dan
erg geliefd. Het speelgoed mag boven
dien iets ingewikkelder worden. De
nog altijd aanwezige bewegingsdrang
kan zich prachtig ontladen via schom
mel. ringen en rekstok.
Schoolgaande kinderen vragen zelf
om bepaalde dingen of krijgen bepaal
de hobbies; in elk geval de keuze van
het speelgoed vormt dan geen probleem
meer. het probleem verandert dan. Het
wordt een toezien, een leiden van de
ontspanning van het opgroeiende kind,
wat weer iets heel anders is. En daar
over misschien een volgende keer meer.
Van S.
Vertoning in Hamburg
De socialistische regering van Ham
burg heeft het enige dagen geleden
door het West-Duitse ministerie van
binnenlandse zaken uitgevaardigde ver
bod voor de vertoning van de film over
het leven van Hitier opgeheven.
Naar haar mening bestaat er geen ge
vaar voor de openbare orde en daarom
zal de film in Hamburg vertoond kun
nen worden.
de voor- en tegenstanders van het pro
duct. De meningen verschillen namelijk,
uitgezonderd bij de ministers, onder al
le deskundigen. Terwijl enerzijds deze
vertoning van Hitler-zoals-hij-werkelijk-
was wordt beschouwd als een soort heil
zame zelfcritiek voor het Duitse volk,
wordt er anderzijds een soort vertraagd
eerherstel voor de leider en zijn fameu
ze kliek in gezien. Weer anderen erken-
men weliswaar grif, dat alle intimiteiten
en van ouds bekende glansstukken uit
Hitiers loopbaan nu alleen nog maar
belachelijk kunnen werken, maar zij
vrezen, dat alle stramme paraaes, die
tussen deze spotprenten zijn gevoegd de
geestdrift van de Duitse jeugd om zich
opnieuw in de uniform te steken zou
bevorderen. Weer nog anderen plaatsten
de film in het kader van de algemene
ziekte van de Duitse amusementspers,
brede schijnwerpers te laten stralen
over de korte glansperioden van het
bouwvallige Derde Rijk. Verder heeft
de liberale partij plechtig verklaard, dat
het verbod van de film alleen reeds ge
rechtvaardigd is, omdat de maker met
onvoldoende middelen de uitbeelding
van de voor ons volk zo tragische stof
heeft gewaagd.
Tenslotte zijn er ook nuchtere over
wegingen van juristen, die voorspellen,
dat de producenten alle kans maken
em met een beroep op de grondwet een
rechtsgeding tegen het verbod te win
nen. Dan zou al het rumoer tenslotte al
leen maar kosteloze reclame zijn ge
weest.
De producenten zouden daarbij vele
deskundigen aan hun zijde vinden, wan
neer zij zouden beweren, dat de prent
maar gemaakt is om Hitler in al zijn
verderfelijkheid uit te beelden. Ander
zijds hebben zij echter niet kunnen ont
kennen, dat niemand minder dan Frau
Fegelein, de zuster van Hitiers geliefde
Eva Braun, tot de drijvende krachten
van het geval behoort. Zij heeft name
lijk al haar heimelijke privé-films niet
voor niets ter beschikking gesteld en
zich een dragelijk aandeel in de op
brengst laten verzekeren. Voor een we-
duwenpensioen heeft haar echtgenoot
die bij het scheiden der nazi-markt in
Hitiers bunker als hoge S.S.-leider
werd onttroond en vermoord, namelijk
niet gezorgd.
Nu heeft het rumoer over de film nog
langere nasleep gekregen omdat de
Bondsregering het plan heeft opgevat,
nu ook maar Theteen door te tasten naar
de geïllustreerde weekbladen, waar se
dert jaar en dag soortgelijke Hitler-me-
moires de voornaamste trekpleisters
vormen. Dr. Schroeder heeft de op
dracht gekregen om een wetsontwerp
uit te werken, waardoor de overheid in
de toekomst zou kunnen ingrijpen tegen
alle publicaties in woord en beeld, die
ae nazi's verheerlijken.
Dat dat een moeilijke opdracht wordt,
daarover is men het in Bonn al wel eens.
Juist de film „Tot vijf over twaalf"
heeft al wel aangetoond hoever de me
ningen uiteenlopen over wat „verheer
lijken" is en wat het tegendeel.
Wel de duidelijkste illustratie van de
meningsverschillen over de Hitlerfilm
levert een artikel in het Donderdag ver
schenen Weekblad der Joodse gemeen
ten in Duitsland. Het blad spreekt de
mening uit, dat het besluit der ministers
onbegrijpelijk is en dat deze film aan
iedere Duitser zou moeten worden ge
toond als een waarschuwing tegen on
menselijkheid en onverdraagzaamheid,
tegen oorlog en leiderscultus.
De film zou volgens het Joodse blad
alleen in Duitsland, echter niet in het
buitenland moeten worden vertoond,
waar zij alleen maar de ressentimenten
(Vervolg van pag. 1)
De feitelijke moeilijkheid is eerst
ontstaan bij de vraag hoe de ver
tegenwoordiging, dus nu met
name de afvaardiging naar een college
als de Sociaal Economische Raad, moet
zijn. De feitelijke toestand van het ogen
blik is deze, dat de S.E.R. wordt ge
vormd door 15 vertegenwoordigers,
aangewezen door de Regering, 15 door
de centrale werkgevers-organisaties en
15 niet door d e arbeiders-centrales,
maar door de arbeiders-centrales, die
gezamenlijk de Raad van Vakcentrales
vormen, dat zijn derhalve K.A.B.,
N.V.V. en C.N.V. Naast deze drie be
staat nog een vierde vakcentrale, te
weten de Nederlandse Vakcentrale, af
gekort N.V.C. en bovendien een aantal
z.g. categorale bonden. Hiertoe rekenen
we o.a. de R.K. Bond van Mijnbeamb-
ten. Ook bestaat er een organisatie ge
naamd „De Buitendienst", een vereni
ging van inspecteurs van verzekerings
maatschappijen. De drie, zoals we ze
noemden, „de eerstgeroepenen en oud
sten in jaren", hebben tot nog toe be
denkingen tegen het erkennen van deze
beide soorten van organisaties als ge
sprekdeelnemers. Ze hebben daarvoor
twee aanvaardbare redenen. De eerste
en ogenschijnlijk minst begrijpelijke
zouden we willen aanduiden als een be
roep op het eerst geboorterecht. Om de
arbeiders goed te kunnen vertegen
woordigen is een training nodig geweest
van tientallen jaren. Deze training heeft
ook grote financiële offers gevorderd,
en vraagt deze nog steeds. Terecht stelt
men zich de vraag of het nu geheel
billijk is dat „nieuw-komers" zonder
meer kunnen profiteren van de offers
en ervaringen die anderen zich gedu
rende meer dan een'halve eeuw hebben
getroost en verworven. Dit standpunt
werd door prof. A. N. Molenaar in het
Juni-nummer van het Sociaal Maand
blad Arbeid als bedenkelijke vakvereni-
gingspolitiek gekwalificeerd en zelfs
immoreel genoemd. Wij vermogen het
verdedigen van een recht waarvoor men
zich onmeetbaar grote offers heeft ge
troost niet als immoreel te zien. Maar
er komt nog een tweede overweging bij.
Wij zullen met prof. Molenaar en
met elke verdediger van de demo
cratie een zo breed mogelijke zeggen
schap van het volk blijven voorstaan
tot in al zijn aanvaardbare consequen
ties. Maar is het aanvaardbaar dat men
de poort wagenwijd opengooit voor elke
groepering, die het b.v. met een klein
onderdeel van het beleid van de moe
der-organisatie niet eens is? Is er ook
in politicis niet een beperking opgelegd
aan al te kleine groeperingen? De deur
is niet hermetisch dichtgesmeten voor
de neus van de Nederlandse Vakcen
trale. Indien ze inderdaad voldoende
representabel kan worden geacht, d.w.z.
niet alleen over een ruim ledental be
schikt. maar ook financieel in staat is
aan de strijd van de vakbeweging een
behoorlijk aandeel te leveren, zijn de
drie deelnemers in de Raad van Vak-
eentrales stellig bereid haar de erken
ning te geven waarom wordt gevraagd.
Dan immers is het bewijs geleverd dat
zij, evenals de anderen het blijvend ver
trouwen heeft weten te veroveren van
een betekenende groep arbeiders. Dat
kan nog enige tijd duren, maar hoe
lang hebben de andere drie vakcentra
les er voor moeten vechten? Het komt
ons voor dat het standpunt van de Raad
van Vakcentrales een aanvaardbaar
standpunt is, misschien niet theoretiscn
principieel, maar principieel en prac-
tisch. En daar gaat het tenslotte om.
Enkele maanden geleden heeft de Offi
cier van Justitie bij de Groningse rechtbank
een onderzoek ingesteld naar de verhou
ding in het corps van de gemeentepolitie te
Onstwedde en naar de houding van de
corpschef, de inspecteur van politie G. J.
O. tegenover het publiek. Aan O. is met in
gang van 1 April 1954 wegens ongeschikt
heid voor de dienst eervol ontslag verleend.
Hij zal tot die datum geen dienst meer
doen.
zou kunnen terugroepen, die het Derde
Rijk gewekt heeft
Het ministerie van Buitenlandse Za
ken in Bonn heeft Donderdag laten
weten, dat het van het begin der discus
sie af de ernstigste bezwaren tegen de
film heeft gehad.