Bevolkingsgroei motorische kracht voor econ. bestel Politieke integratie-theorie van Nederhorst is onjuist Geen animo voor „twee stappen voorwaartséén achterwaarts Frankrijk op de tweesprons Duits rumoer over film van Hitler's leven Eert praatje over speelgoed H Aanvaardbaar standpunt Ministersconferentie van Klein Europa „Tot vijf over twaalf' Idealisme of sakelijk doel? MIN. ZIJLSTRA ANTWOORDT KAMER VERWARRING IN DE ASSEMBLÉE ZATERDAG 28 NOVEMBER 1953 PAGINA 7 Gemeenschappeli j ke markt primair Waar het bij speelgoed op aankomt is of het geschikt is voor de leeftijd van het kind Corpschef Gemeentepolitie Onstwedde eervol ontslagen mm li de (Van onze parlementaire redacteur) De eerste, die gisteren de achttien sprekers over Economische Zaken heeft beantwoord, was minister prof. J. Zijlstra. In een uiterst gedegen beschou wing, waarin de minister zijn beleid nader heeft toegelicht is daarbij zo ongeveer alles wat de economie van Nederland betreft aangeroerd. Ook heeft de minister de heer Nederhorst met zijn theorie over de politieke integratie van repliek gediend en hem de onjuistheid daarvan aangetoond. Hij sprak ruim twee uur en vroeg allereerst de aandacht voor een juiste typering van de huidige economische situatie, die hij heel anders zag dan mr. van Leeuwen en anderen. Hij gaf wel toe, dat wij van een aarzelende conjunctuur kunnen spreken, maar met sombere voorspellingen moet men toch voorzichtig zijn. Op de eerste plaats is een prognose altijd een precaire zaak en bovendien is de economische structuur thans heel anders dan voorheen. Als factor, die Voor de stabiliteit van onze economie van belang is, noemde de minister allereerst de bevolkingsgroei, waarvan de positieve waarde voor het con junctuurverloop volkomen ten onrechte niet wordt begrepen. Het is juist een van de meest motorische krachten voor het economisch bestel. Ook voor de investeringen op lange termijn is dit van belang. Met de technische ont wikkeling en het hoge niveau van de defensie-uitgaven zijn dit de factoren, die de minister tot de zg. „autonome impulsen" rekende. Daarbij moet de techniek echter steeds door een beleidvol ondernemerschap worden gesteund. Een tweede elementair gezichtspunt is, dat wij economisch in die mate van het buitenland afhankelijk zijn, dat het effect van een goede politiek in eigen land vrijwel wordt opgeheven door invloeden van buiten. De minister vond dat mr. van Leeu wen zich al te veel naar het verleden had gericht, vooral met het oog op zijn fiscale bezwaren. Hij had niet het be wijs geleverd dat de regering met de mond predikt wat zij met het belas tingstelsel vernietigt. Er is inderdaad een tijd geweest waarin de belastingen een fractie waren van wat zij nu zijn, maar toen waren ook de investeringen een fractie van de huidige. Structureel meende de minister dat Nederland is aangewezen op arbeids intensieve productie. Van arbeids intensiviteit naar hersenintensiviteit is er slechts één stap. Hoog ge schoolde arbeid zal een brede en ruime scholing vereisen en daarme de zijn wij al weer ver van het eco nomisch terrein afgedwaald, zo merkte hij op, en zitten wij in de onderwijssfeer, waaruit blijkt hoe diep ingrijpend de problemen zijn die ons thans bezighouden. Wij moeten ons beleid op lange ter mijn uitstippelen en ons niet in de war laten brengen door korte conjunctuur schommelingen. Met prof. Kohnstam was hij het niet eens dat thans het woord is aan de overheid. Wat betreft export en industrialisatie is dit woord op de eerste plaats aan het bedrijfsleven. De minister stelde de heer Janssen gerust ten aanzien van de snode plannen die „"1:!1?nd met de EBU zou hebben. Zo n tut „„0<ipt het niet als het op de prak- wel fp11 I' zou men indruk hardt ii? krijgen uit wat minister Er- Hii maal in redevoeringen vertelt, van d V00rts te kennen, dat het tempo not ëtcei van de deviezenreserves den Xv°r u err! een vraagpunt is gewor- voorraacl gelukken over een deviezen- ruim vier milliard, waar van de waarde ruim voldoende zou zijn om gedurende vier jaar een aanmerke lijke werkloosheid effectief te bestrij den. Zeker is het de vraag, of wij door moeten gaan met het aflossen van over heidsschuld en of in het algemeen een lagere schuld wel altijd beter is dan een hogere. Handelspolitiek Sprekend over de handelspolitiek zei minister Zijlstra dat ons doel er op ge richt blijft om een volledige liberalisa tie te bereiken van grondstoffen uit het dollargebied. Hij was van mening dat de concurrentie thans zodanig werkt, dat men kan aamlemen dat lagere prij zen voor ingevoerde grondstoffen ook in de prijzen van het eindproduct in ons land tot uiting zullen komen, zy het met enige vertraging omdat de pry. zen der grondstoffen altijd meer flexi bel zijn. Hij waarschuwde voor grote verwachtingen van export-faciliteiten, daar de factoren die de export voorna- meiyk beheersen zijn: de koopkracht in het buitenland, de handelsbelemmerin gen en de aanbodsituatie in Nederland waarby de kwaliteit een grote rol speelt. Wel blijft de overheid diligent en on derzoekt zij ieder geval op zichzelf. Is het nut bewezen, dan worden credieten gegeven. Dat wij agressief moeten zijn in onze handelspolitiek is een stelregel waar ook de regering van uit gaat maar de handelspolitieke strategie brengt mede dat de Kamer daarvan het fijne niet te weten kan komen. De kolenprijzen vertonen inderdaad de door de Kamer genoemde marge van 100 pet tussen kost- en verkoopsprijs van de mijnen. De componenten van dat verschil kon de minister aangeven: vracht, egalisatiefonds, winstmarge, om zetbelasting en groothandelscommissie waren de voornaamste. Voor de Artillerie Inrichtingen wordt de adequate vorm voor een staatsbedrijf met spoed gezocht. De minister moet Volendam teleurstellen daar het niet mogelijk is deze gemeente als ontwik kelingsgebied in het industrialisatieplan op te nemen. De normen laten dit niet toe. Daaraan moet strikt worden vast gehouden omdat er anders te veel van deze gebieden zouden komen. De siga rettenindustrie zal door de concurren tie zelf uit de moeilijkheden moeten worden geholpen. Merkwaardige climax De heer Nederhorst heeft nog voor een merkwaardige climax gezorgd. Enkele dagen geleden heeft hij in de Kamer betoogd, dat hij een gemeenschappelijke markt slechts als een secundair doel Wenst te zien van de Europese politieke integratie. Hij zou willen streven naar een meer beperkte vorm van samen- Werking, n.l. een gemeenschappelijke conjunctuurbeheersing door middlel van gemeenschappelijke monetaire en budge- taire politiek. De Kamer had deze ver klaring, waarin de PvdA zich distan tieerde van het standpunt dier Neder landse regering, vooral met het oog op de zo juist begonnen ministers-confe- ïentie, zeer onjuist gevonden. Minister Zijlstra hield de heer Neder horst voor. dat men toch eerst zal moe ien komen tot een vrije uitwisseling van Boederen en dat daarna pas de con- lanctuurbeheersing met de middelen fT Oeleide economie aan de orde kan zVn. De minister vond dit zelfs li v vanzelfsPrekend, dat hij er eigen- Jk weinig woorden aan besteedde. Al- oen merkte nog op. dat hij geen heil in het plan van de heer Nederhorst, m met het doel van een gezamenlijke njunctuurpolitiek voor ogen een soort sprekscentrum te vormen om de juiste PafTS V00-r economisch beleid te be- t en- w\i hebben waarlijk al voldoende Prekscentra, zo betoogde de minister. een K.S.G., een O.E.E.C. en nog veel meer. Wij hebben nu alleen nog maar een centrum van de daad nodig om aan de slag te kunnen gaan. Verre van overtuigd te zijn beklom echter de heer Nederhorst het spreek gestoelte, om vandaar een betoog te houden, waarin hij de integratie verge leek met een gasput. die olie laat spui ten. De olie stelde daarbij de economi sche integratie voor, het gas de Euro pese Defensie Gemeenschap. Wanneer nu de economische integratie slechts kans ziet onder de politieke druk van de E.D.G. omhoog te komen, aldus de heer Nederhorst. dan zou men tot Sint Jutte- mis moeten discussiëren over de econo mische integratie, wanneer het gas eens zou verdwijnen. Nu trok hij de volgende conclusie: door de binding van economische en politieke integratie uit de actuele sfeer te halen en naar studie-commissies en ambtelijke bureaux te verwijzen, zijt gij. Blaisse, die mij verwijten maakt, bezig de economische integratie van de politieke juist los te maken. Gij doet precies wat Frankrijk doet. waar politieke integra tie in wezen slechts de E.D G. betreft. Gij doet juist dat, wat gij wilt voorkomen en waarvan ge meent, dat ik er niet vol doende aan medewerk. De beschuldiging eindigde met een verwijt dat de heer Blaisse dit alles in een sfeer van politieke gevoeligheden naar voren heeft gebracht en spannin gen had gemaakt. Hij had eenvoudig na de verklaring van de econoom Ne derhorst als politicus moeten verkla ren. dat hij met het oog op de minis tersconferentie over dit alles maar liever niet had willen spreken Kamer in raadselen Een hoogst merkwaardige aanval, vooral omdat de heer Nederhorst en niet de heer Blaisse degene is geweest, die met deze zaak op een ongelukkig moment naar voren was gekomen. Van wege het late uur is er vermoedelijk Mr. H. W. van Doorn uit Rotterdam, lid van het bestuur van de Katholieke Volkspartij en voorzitter van de K.V.P., kring Rotterdam, die candidaat gesteld is voor het voorzitterschap van de K. V. P. geen antwoord meer op gevolgd, zodat de Kamer min of meer in raadselen uiteen ging. Bij ons persoonlek overheerst de indruk, dat de socialisten hier niet de visie van minister Zijlstra en van een groot deel van de Kamer willen aan vaarden, dat men, alvorens conjunctuur- politiek op Europa toe te passen, eerst de gemeenschappelyke markt in vrij heid moet laten groeien door de grenzen op te heffen. Er was, als onze veronder stelling juist is, wel degelijk een prin cipiële kwestie aan de orde en, gezien in het kader van de zes landen, zelfs een zeer belangrijke. Het vooruitzicht, dat er tegelijk met de politieke Euro pese eenheid een grote Europese markt zou ontstaan, schijnt weinig aanlokke lijk te zijn voor de socialisten, die zich juist zo knus en behaaglijk als de be heersers van de nationale huishoudin gen hebben geïnstalleerd. De heer Nederhorst heeft echter in zijn repliek de indruk trachten te vestigen, dat slechts politieke naiveteit de fractie van de P.v.d.A. heeft verleid om op de voor avond van de Haagse ministersconferen tie dit thema aan de orde te stellen. (Van onze speciale verslaggever) De ministers van Buitenlandse Zaken uit de landen van Klein-Europa hebben zich op de tweede dag van hun Haagse conferentie stilzwijgend verenigd met het denkbeeld van hun Nederlandse collega, mr. J. W. Beyen, om bepaalde vraagstukken, die verband houden met de vestiging van een Europese Politieke Gemeen schap, te reserveren voor een studiecommissie, waarin alle betrokken landen zijn vertegenwoordigd. Minister Beyen was zelf van mening, dat Parijs een verstandig gekozen zetel voor de commissie zou zijn, maar daar omtrent is nog geen beslissing genomen. De Nederlandse delegatie heeft ver der, onder enig belangrijk voorbehoud, een concessie gedaan met betrekking tot eventueel te houden rechtstreekse Europese verkiezingen voor de zgn. Volkerenkamer. Tot dusver heeft zij de eis gesteld, dat dergelijke rechtstreekse verkiezingen pas drie jaar na de tot standkoming van een Europese ge meenschap zouden worden gehouden en dan nog volgens een Europese kies wet. Die termijn heeft zij thans laten vallen en de eerste Europese verkie zingen mogen, wat haar betreft, ge schieden volgens de nationale kieswet ten. Mits er in de studiecommissie ech ter Van tevoren overeenstemming wordt bereikt over de modaliteiten, die belangrijke verschillen in de on derlinge kieswetgevingen kunnen over bruggen. De lotgevallen van het z.g. plan- Beyen hebben aanleiding gegeven tot nogal wat misverstand. De theo retische uiteenzetting, die de Neder landse minister in de conferentie heeft gehouden, was niet, zoals ver ondersteld werd, bedoeld als een noodoplossing, maar als een bijdrage tot opheldering. Van tweeën één, zei mr. Beyen, ófwel we moeten door gaan met de Europese Politieke Ge meenschap, maar dan hoort daar de geleidelijke vestiging van een Euro pese markt onverbrekelijk bij, óf we moeten onze Luxemburgse resolutie van 10 September 1952 intrekken en berusten in de gedachte, dat, zoals minister Beyen opmerkte, ook de processie van Echternach tot haar doel geraakt: twee stappen Voor waarts, één achterwaarts. Er is niemand, die er serieus over denkt, om op de resolutie van Luxem burg terug te komen. Dan blijft er na tuurlijk de vraag naar de competentie van de Politieke Gemeenschap. Dat moeilijke probleem zullen de ministers vermoedelijk verwijzen naar de stu diecommissie van hoge ambtenaren en experts. Misschien, dat die commissie in het voorjaar zo ver is, dat de mi nisters elkaar dan weer kunnen ont moeten. Beide zittingen van gisteren hebben de delegaties besteed aan een artikels- gewijze behandeling van het „tableau synoptique", een door het secretariaat opgestelde samenvatting van de con clusies, waartoe de plaatsvervangers in Rome zijn gekomen. De ministers be schreven deze beschouwing van alle punten van overeenstemming en van geschil als zeer nuttig, hoewel ook de hernieuwde formulering van hun over eenstemming nog een ogenblik tot con troverses dreigde te leiden. Dat wist men evenwel te vermijden en, zoals vroeger ook al het geval is geweest, kon men het met name eens worden over hoofdstukken betreffende de Europese Uitvoerende Raad en de Raad van Nationale Ministers. De Uitvoerende Raad zal in een ver enigd Europa de rol moeten vervullen van een kabinet. Bondskanselier Ade nauer heeft zijn bezwaren laten vallen tegen de verkiezing van de executieve der Politieke Gemeenschap door de Raad van Nationale Ministers. De Raad van Nationale Ministers krijgt een dub bele taak. Zijn bestaan dient in de eer ste plaats om duidelijk te maken, dat het niet de bedoeling is één enkele super-staat te vestigen in plaats van de zes deelnemende nationale staten en verder moet deze raad de samenwer king bevorderen tussen de Europese Gemeenschap en de nationale regerin gen. De secretaris-generaal van de Raad van Europa, Marschal, neemt als waar nemer aan de conferentie deel. Aan het einde van de ochtendzit ting kwamen de ministers in directe aanraking met de pers. Bondskanse lier Adenauer moest wat zeggen over De Haagse con ferentie is tot nu toe meer met problemen dan met de op lossing er van geconfronteerd geweest. De moeilijkheden achtervolgden de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken Joseph Bech zelfs tot op een receptie in het vroegere Haagse stadhuis. Maar dit pro bleem was spoe dig uit de we reld geholpen: de kop soep werd niet zo heet gedronken als zij werd op gediend. de Sovjet-nota inzake een conferentie van de Grote Vier. „Ik ken de tekst nog niet", zei hij. „het schijnen dit keer maar acht bladzijden te zijn. Maar", en dr. Adenauer maakte een vaag ge baar, „het kan best zijn dat er mor gen wéér een nota komt". Of de Franse crisis geen mooie gelegenheid voor de Russen was: „Sie haben recht d'rein geschossen", zei hij. Gisteravond zijn de ministers in Amsterdam de gasten van H.M. de Koningin geweest op een banket in het Paleis op de Dam. De Franse Nationale Vergadering heeft de afgelopen tien dagen van gedachten gewisseld over de Euro pese politiek der regering. Het was al weer ruim twee en een half jaar geleden, dat een Europees debat op grote schaal werd gehouden in het Palais de Bourbon, waar de Assemblée bijeen pleegt te komen. De regering van premier Joseph Laniel meende er goed aan te doen de stemming van de afgevaardigden inzake de Europese politiek te peilen, alvorens Georges Bidault, de minister van Buitenlandse Zaken, naar Den Haag zou reizen om daar tezamen met de vijf andere ministers van Buiten-» landse Zaken van Klein Europa te spreken over de vor ming van een Europese Politieke Gemeenschap. Boven dien worden de heren Laniel en Bidault op 4 December op Bermuda verwacht, om samen met Churchill, Eden, Eisenhower en Foster Dulles de vraagstukken van de algemene wereldpolitiek en vooral de toekomst van Duitsland te bespreken. De Assemblée heeft het de regering niet gemakkelijk gemaakt. Het debat kwam loodzwaar op gang en werd weliswaar bijzonder waardig gehouden, maar kon vooral in het buitenland een indruk van onoverzichtelijkheid niet vermijden. Minister Bidault stortte verleden week Vrijdag ineen tijdens het uitspreken van een rede over de Franse buitenlandse politiek, een toespraak, die alge meen beschouwd werd als „dé rede van zijn carrière". De bewindsman was oververmoeid. In twee dagen had hij niet meer geslapen en de toenemende spanning over de afloop van het debat werd hem op de duur te veel. Uit de besprekingen kwam één zaak duidelijk naar voren: Nagenoeg geen van de afgevaardigden voelde er iets voor, om Frankrijks positie in Europa los te zien van die ten opzichte van de deelgenoten in de Franse Unie. Men wilde zich wel opwerpen als voorvechter van de Europese éénwording, mits met name de Afri kaanse delen van de Franse Unie mede worden opgeno men in een Europese gemeenschap. De verhouding van Frankrijk tot de andere landen van de Franse Unie is wezenlijk anders dan die van Engeland ten aanzien van het Gemenebest. Frankrijk is economisch en politiek nauw verbonden met zijn „Empire" en het loslaten van deze betrekkingen ten gunste van nauwere Verbindingen met een Europese Gemeenschap zou van een gebrek aan politiek inzicht getuigen. De Assemblée stelde zich dan ook vrijwel als één man op het standpunt, dat de bin ding van de Unie niet mocht worden aangetast. In Europa zelf blijft de angst voor Duitsland bestaan. De Franse afgevaardigden hebben zich vrijwel allen hier over uitgesproken. Sommigen, 'en dat waren vooral de katholieken en socialisten, voelden het meest voor een inschakeling van Duitsland in het Europese leven, waar door dit land niet opnieuw in staat zou zijn, naar de macht te grijpen. Deze leden waren van mening, dat men Duitsland de kans moest geven om zich volledig in te schakelen, zij het onder bepaalde garanties van de zijde van Engeland en Amerika. De meer rechts-georiënteerde afgevaardigden achten het gevaar-Duitsland zó groot, dat een samengaan met dit land in een Europese gemeen schap te grote gevaren opleverde voor de positie van Frankrijk. rij de stemming gisteravond kreeg Laniel de meer derheid. Steeds meer bleek er een grote verdeeldheid te bestaan tussen de leden van de Nationale Verga dering. Maar ook ih de boezem van het kabinet zelf vielen harde woorden. De voormalige Gaullisten, aangemoedigd door de weifelende houding van de Assemblée, dreigden uit de regering te zullen treden, wanneer Laniel vasthield aan zijn onverknipte Europa-politiek. Een socialistische motie in de Nationale Vergadering, die de regering steunde, werd na door de katholieken te zijn overge nomen door een meerderheid van de Kamer verwor pen, dank zij de felle agitatie van de Gaullisten. Tenslotte zag premier Laniel geen andere oplossing dan de ver trouwenskwestie te verbinden aan een motie van de heer Garret, waarin het vertrouwen wordt uitgesproken in het beleid van de regering met betrekking tot de Europese politiek. In deze motie wordt verwezen naar de rege ringsverklaring van Laniel, uitgesproken bij gelegenheid van zijn ambtsaanvaarding. Hierin verklaarde de rege ring te zullen streven naar Europese samengroei en de Kamer heeft zich toen in meerderheid achter Laniel ge schaard. De stemming van gisteren heeft de regering dus het leven gered. Er is dus nu een mogelijkheid om het Franse prestige, dat zo ernstig heeft geleden door de gebeurtenissen van de laatste dagen, enigszins te herstel len. Minister Bidault kon door het slepende debat in Parijs niet naar Den Haag komen, tengevolge waarvan de Haagse conferentie weer geen bindende beslissingen kan nemen. Op 4 December moet de minister naar Ber muda. Een demissionnaire regering kon Frankrijk daar onmogelijk vertegenwoordigen. Intussen hebben de Russen de uitnodiging aanvaard, om een conferentie van vier te doen houden over de toekomst van Duitsland. Ook hier, zeker hier, zal Frankrijk vertegenwoordigd moeten zijn. wil het tenminste enige stem hebben bij de vaststelling van een toekomstige politiek. De Franse Assemblée heeft op het laatste ogen blik haar demo cratische verant woordelijkheid te genover het land, maar ook die van het land tegen over Europa be grepen. Op 17 December wordt een nieuwe presi dent van de Re publiek gekozen. Daarna moet de regering automa tisch aftreden. Vóór het echter zover is, zullen er enige belangrijke beslissingen moe ten worden geno men en Frank- Premier Joseph Laniel, de Bretonse rijk kan zich niet heerboer, koppig en vasthoudend, die veroorloven om door de vertrouwenskwestie te stellen, afwezig te zijn Frankrijk opnieuw uit de impasse heeft wanneer het zo- gehaald. Voor hoelang echter? ver is. De weigering van de ministers van binnenlandse zaken der negen West- Duitse landen om Adolf Hitler in eigen persoon als filmheld in de Duitse bio scopen te introduceren, heeft alom in de Bondsrepubliek wolken stof doen op waaien. Er zijn heftige discussies aan de gang over de wijsheid en rechtma tigheid van dit besluit en over de grond wettelijke complicaties, die het zou kun nen hebben. „Tot vijf minuten over twaalf", zo heet de geruchtmakende film, die een kleine Muenchense onder neming heeft tezamen geplakt uit al dan niet vertoonde filmrollen, die de in eenstorting van het „Duizendjarige Rijk" hebben overleefd. Smalfilms uit het privé bezit van „de familie Hitier" iopgenomen door des Fuehrers schoon zuster Frau Fegelein, vormen de clou van het geval. Wolfgang Hartwig, de man die de film heeft gemaakt, heeft ook vruchten geplukt van de boom der door Goebbels verboden prenten. Bo vendien heeft hij de archieven van de Parijse „Pathé" en van de Japanse film reportage doorgesnuffeld. De film is driemaal herzien om de be denkingen van de controle der Duitse filmindustrie weg te nemen. De film is verschenen op het programma van veer" tig Duitse bioscopen. Vertoningen voor de Bondsregering en voor afgevaardig den van de bondsdag waren daaraan vooraf gegaan. Op de dag, waarop Hit- Ier in eigen persoon op het doek zou treden, trommelde de nieuwe minister van binnenlandse zaken in Bonn, dr. Schroeder, echter al zijn landelijke col lega's bijeen. Zij besloten kort en goed de vertoning te verbieden. Daarmee was de strijd geopend tussen (Van onze medische medewerker) et kan voor niemand een verras sing meer zijn. dat ik in deze Sint Nicolaastijd met een praatje over speelgoed bij u binnen kom. Laat ik daarom niet langer dralen en het onderwerp meteen aansnijden. Ons idee omtrent het zijn van het speelgoed hangt natuurlijk ten nauwste samen met de opvatting, die wij heb ben over de betekenis van het spel en het spelen. Als ik mij niet vergis, zijn wij reeds een andere keer tot de con clusie gekomen, dat hieromtrent ver schillende meningen mogelijk en ook houdbaar zijn. Het spel zou zijn enige waarde ontlenen louter aan het plezie rige van het bezig zijn met iets. Het zou een oefenen zijn van de zintuigen, een scherpen van het verstand, kortom een voorbereiding op de realiteit van het leven, maar het zou ook de uiting kunnen zijn van de wens om groot en volwassen te zijn. Naar gelang van de leeftijd van het kind zullen bepaalde kwaliteiten van het spel meer op de voorgrond treden. Goed speelgoed hoeft daarom niet duur te zijn. Waar het op aankomt is of het geschikt is voor de leeftijd van het kind, dat er mee moet spelen. Duur speelgoed is vaak minder in trek dan eenvoudige dingetjes, die ook nog ruimte overlaten aan de zo grote fan tasie van de kleintjes. Wij zijn ge neigd over het algemeen heel andere eisen te stellen. Wij zijn verrukt van een zo natuurgetrouw mogelijke na bootsing van de werkelijkheid of wor den geboeid door technische snufjes. En toch kan Lies de uit oude lappen en restjes, recht toe recht aan ineen- geflanste pop, zonder welke Nelleke zelfs niet slapen kan, gerust zijn, zij heeft geen concurrentie te vrezen van de wat geborneerd mamma-zeggende piaspop. die zó mooi is, dat zij zelfs alleen maar op Zondag uit de kast ge haald wordt. Het eerste speelgoed van de zuigeling is zijn eigen handje, dat hij aanhoudend beweegt en met grote aandacht bekijkt. Hij bekijkt het kortbij, hij bekijkt het op een afstand, steekt het in zijn mondje en leert op die manier alleriei dingen. Hij legt verband tussen wat hij ziet en wat hij voelt en zelfs wat hij proeft. De meeste babies doen dit als ze een maand of zes zijn. Prachtig speelgoed is dan zo'n snoer van die ge kleurde plastic ballen, dat wij in de wieg of in de kinderwagen 'kunnen ophangen en waar je urenlang met aandacht naar kunt liggen kijken. Wat later gaan ze ernaar grijpen en dan wordt het tijd voor allerlei beestjes, die makkelijk afwasbaar zijn. Onze kleine gaat nu naar de box verhuizen en daar zal hij een hele collectie speelgoed om zich heen ver zamelen. dingen, die voortaan zijn ge luk zullen uitmaken en die niets be hoeven te kosten. Doosjes, rolletjes, klosjes, blokjes, die anders weggegooid werden, blijken opeens van grote waar de. Dan komt er een dag, waarop je ontdekt, dat je met je rommeltjes la waai kunt maken. De handboeken zijn het er unaniem over eens dat je dan negen maanden bent. Een bel is dan iets heerlijks! Als je één jaar geworden bent en dus niet meer naar het consultatiebu reau voor zuigelingen gaat. omdat je nu officieel kleuter bent. dan ga je je interesseren voor prentenboeken. Niet dat je ook maar iets geeft om het haantje en de kippetjes en het koetje boe of weet ik wat, maar die prach tige kleuren. Oh! Oh! De verwerking van die verschillende kleuren tot fi- guurvormen, dat is pas een volgende trap. De voorstelling wint dan aan in teresse en de kleur raakt op de achter grond. Zo om en nabij de twee jaar gaat een kind het prettig vinden om iets te trek ken of te duwen. Tijd dus voor wagen tjes. beestjes op wielen en dergelijke. Dan komt ook langzaam maar zeker de tijd van de kruiwagen en de kinder wagen voor oudere kleuters tot een jaar of vier. Hollen en draven hossen en springen kunnen ze dan en ze lijken onvermoeibaar. Dat is allemaal prach tig als het mooi weer is en ze met vriendjes kunnen spelen of naar har telust in de zandbak kunnen ploeteren. Maar ook als het buiten regent moeten ze hun drang tot bezig zijn naar har telust kunnen uitleven. Dan is niets zo onderhoudend als dingen die ze uit elkaar kunnen nemen en in elkaar kunnen zetten, speelgoed, dat ruimte laat aan een zekere „scheppingsdrang" een blokkendoos, boetseerklei, of een stompe schaar om papier mee te ver knippen. Meisjes van deze leeftijd zijn dol op serviesjes, bezempjes, poetslap pen. strijkijzertjes en ander huishoude lijk speelgoed. Het nabootsen van de realiteit of het groot willen zijn is bij oudere kinderen nog belangrijker. Speelgoed waarmee ze iets kunnen maken of waarmee ze een bepaalde rol kunnen spelen is dan erg geliefd. Het speelgoed mag boven dien iets ingewikkelder worden. De nog altijd aanwezige bewegingsdrang kan zich prachtig ontladen via schom mel. ringen en rekstok. Schoolgaande kinderen vragen zelf om bepaalde dingen of krijgen bepaal de hobbies; in elk geval de keuze van het speelgoed vormt dan geen probleem meer. het probleem verandert dan. Het wordt een toezien, een leiden van de ontspanning van het opgroeiende kind, wat weer iets heel anders is. En daar over misschien een volgende keer meer. Van S. Vertoning in Hamburg De socialistische regering van Ham burg heeft het enige dagen geleden door het West-Duitse ministerie van binnenlandse zaken uitgevaardigde ver bod voor de vertoning van de film over het leven van Hitier opgeheven. Naar haar mening bestaat er geen ge vaar voor de openbare orde en daarom zal de film in Hamburg vertoond kun nen worden. de voor- en tegenstanders van het pro duct. De meningen verschillen namelijk, uitgezonderd bij de ministers, onder al le deskundigen. Terwijl enerzijds deze vertoning van Hitler-zoals-hij-werkelijk- was wordt beschouwd als een soort heil zame zelfcritiek voor het Duitse volk, wordt er anderzijds een soort vertraagd eerherstel voor de leider en zijn fameu ze kliek in gezien. Weer anderen erken- men weliswaar grif, dat alle intimiteiten en van ouds bekende glansstukken uit Hitiers loopbaan nu alleen nog maar belachelijk kunnen werken, maar zij vrezen, dat alle stramme paraaes, die tussen deze spotprenten zijn gevoegd de geestdrift van de Duitse jeugd om zich opnieuw in de uniform te steken zou bevorderen. Weer nog anderen plaatsten de film in het kader van de algemene ziekte van de Duitse amusementspers, brede schijnwerpers te laten stralen over de korte glansperioden van het bouwvallige Derde Rijk. Verder heeft de liberale partij plechtig verklaard, dat het verbod van de film alleen reeds ge rechtvaardigd is, omdat de maker met onvoldoende middelen de uitbeelding van de voor ons volk zo tragische stof heeft gewaagd. Tenslotte zijn er ook nuchtere over wegingen van juristen, die voorspellen, dat de producenten alle kans maken em met een beroep op de grondwet een rechtsgeding tegen het verbod te win nen. Dan zou al het rumoer tenslotte al leen maar kosteloze reclame zijn ge weest. De producenten zouden daarbij vele deskundigen aan hun zijde vinden, wan neer zij zouden beweren, dat de prent maar gemaakt is om Hitler in al zijn verderfelijkheid uit te beelden. Ander zijds hebben zij echter niet kunnen ont kennen, dat niemand minder dan Frau Fegelein, de zuster van Hitiers geliefde Eva Braun, tot de drijvende krachten van het geval behoort. Zij heeft name lijk al haar heimelijke privé-films niet voor niets ter beschikking gesteld en zich een dragelijk aandeel in de op brengst laten verzekeren. Voor een we- duwenpensioen heeft haar echtgenoot die bij het scheiden der nazi-markt in Hitiers bunker als hoge S.S.-leider werd onttroond en vermoord, namelijk niet gezorgd. Nu heeft het rumoer over de film nog langere nasleep gekregen omdat de Bondsregering het plan heeft opgevat, nu ook maar Theteen door te tasten naar de geïllustreerde weekbladen, waar se dert jaar en dag soortgelijke Hitler-me- moires de voornaamste trekpleisters vormen. Dr. Schroeder heeft de op dracht gekregen om een wetsontwerp uit te werken, waardoor de overheid in de toekomst zou kunnen ingrijpen tegen alle publicaties in woord en beeld, die ae nazi's verheerlijken. Dat dat een moeilijke opdracht wordt, daarover is men het in Bonn al wel eens. Juist de film „Tot vijf over twaalf" heeft al wel aangetoond hoever de me ningen uiteenlopen over wat „verheer lijken" is en wat het tegendeel. Wel de duidelijkste illustratie van de meningsverschillen over de Hitlerfilm levert een artikel in het Donderdag ver schenen Weekblad der Joodse gemeen ten in Duitsland. Het blad spreekt de mening uit, dat het besluit der ministers onbegrijpelijk is en dat deze film aan iedere Duitser zou moeten worden ge toond als een waarschuwing tegen on menselijkheid en onverdraagzaamheid, tegen oorlog en leiderscultus. De film zou volgens het Joodse blad alleen in Duitsland, echter niet in het buitenland moeten worden vertoond, waar zij alleen maar de ressentimenten (Vervolg van pag. 1) De feitelijke moeilijkheid is eerst ontstaan bij de vraag hoe de ver tegenwoordiging, dus nu met name de afvaardiging naar een college als de Sociaal Economische Raad, moet zijn. De feitelijke toestand van het ogen blik is deze, dat de S.E.R. wordt ge vormd door 15 vertegenwoordigers, aangewezen door de Regering, 15 door de centrale werkgevers-organisaties en 15 niet door d e arbeiders-centrales, maar door de arbeiders-centrales, die gezamenlijk de Raad van Vakcentrales vormen, dat zijn derhalve K.A.B., N.V.V. en C.N.V. Naast deze drie be staat nog een vierde vakcentrale, te weten de Nederlandse Vakcentrale, af gekort N.V.C. en bovendien een aantal z.g. categorale bonden. Hiertoe rekenen we o.a. de R.K. Bond van Mijnbeamb- ten. Ook bestaat er een organisatie ge naamd „De Buitendienst", een vereni ging van inspecteurs van verzekerings maatschappijen. De drie, zoals we ze noemden, „de eerstgeroepenen en oud sten in jaren", hebben tot nog toe be denkingen tegen het erkennen van deze beide soorten van organisaties als ge sprekdeelnemers. Ze hebben daarvoor twee aanvaardbare redenen. De eerste en ogenschijnlijk minst begrijpelijke zouden we willen aanduiden als een be roep op het eerst geboorterecht. Om de arbeiders goed te kunnen vertegen woordigen is een training nodig geweest van tientallen jaren. Deze training heeft ook grote financiële offers gevorderd, en vraagt deze nog steeds. Terecht stelt men zich de vraag of het nu geheel billijk is dat „nieuw-komers" zonder meer kunnen profiteren van de offers en ervaringen die anderen zich gedu rende meer dan een'halve eeuw hebben getroost en verworven. Dit standpunt werd door prof. A. N. Molenaar in het Juni-nummer van het Sociaal Maand blad Arbeid als bedenkelijke vakvereni- gingspolitiek gekwalificeerd en zelfs immoreel genoemd. Wij vermogen het verdedigen van een recht waarvoor men zich onmeetbaar grote offers heeft ge troost niet als immoreel te zien. Maar er komt nog een tweede overweging bij. Wij zullen met prof. Molenaar en met elke verdediger van de demo cratie een zo breed mogelijke zeggen schap van het volk blijven voorstaan tot in al zijn aanvaardbare consequen ties. Maar is het aanvaardbaar dat men de poort wagenwijd opengooit voor elke groepering, die het b.v. met een klein onderdeel van het beleid van de moe der-organisatie niet eens is? Is er ook in politicis niet een beperking opgelegd aan al te kleine groeperingen? De deur is niet hermetisch dichtgesmeten voor de neus van de Nederlandse Vakcen trale. Indien ze inderdaad voldoende representabel kan worden geacht, d.w.z. niet alleen over een ruim ledental be schikt. maar ook financieel in staat is aan de strijd van de vakbeweging een behoorlijk aandeel te leveren, zijn de drie deelnemers in de Raad van Vak- eentrales stellig bereid haar de erken ning te geven waarom wordt gevraagd. Dan immers is het bewijs geleverd dat zij, evenals de anderen het blijvend ver trouwen heeft weten te veroveren van een betekenende groep arbeiders. Dat kan nog enige tijd duren, maar hoe lang hebben de andere drie vakcentra les er voor moeten vechten? Het komt ons voor dat het standpunt van de Raad van Vakcentrales een aanvaardbaar standpunt is, misschien niet theoretiscn principieel, maar principieel en prac- tisch. En daar gaat het tenslotte om. Enkele maanden geleden heeft de Offi cier van Justitie bij de Groningse rechtbank een onderzoek ingesteld naar de verhou ding in het corps van de gemeentepolitie te Onstwedde en naar de houding van de corpschef, de inspecteur van politie G. J. O. tegenover het publiek. Aan O. is met in gang van 1 April 1954 wegens ongeschikt heid voor de dienst eervol ontslag verleend. Hij zal tot die datum geen dienst meer doen. zou kunnen terugroepen, die het Derde Rijk gewekt heeft Het ministerie van Buitenlandse Za ken in Bonn heeft Donderdag laten weten, dat het van het begin der discus sie af de ernstigste bezwaren tegen de film heeft gehad.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1953 | | pagina 7