Oostpriesterh ulp heeft voor hen de kerstboom ontstoken M" u Bejaarden uit het rampgebiei vieren oud en nieuw WINTERHANDEN EN -VOETEN U' Glimp van geluk in kinderogen In Henri Dunanthuis Woudschoten: ZATERDAG 2 JANUARI 1954 PAGINA 7 Doet het pijn, wanneer zij U bij de jaarwisseling stevig de hand drukken? FRED THOMAS Ontheemde jeugd zingt het Kerstlied Wij heiben de kinderen der ontheemden het kerstlied horen zingen, in het vaderland van dit kerstlied zelf. Het was op een tocht per auto, die ons voiren zou door Beieren en Opper-Oostenrijk, langs de kampen der vluchtelin&n. Pater Wiro van Aken zat aan het stuur en naast hem Martien Coppens, <e fotograaf. En wij hadden ons achter geïnstalleerd naast een enorme skpel pakjes en dozen, zoals die trouwens ook de bagageruimte vulde. Dasr was een volledige kerststal bij en allerlei om een kerstboom te versieren, en verder honderden kleine geschenken, om kinderen mee gelukkig te maken.Zo zijn wij de bestelauto's vooruit gereden, die volgen zouden van uit Den Ebsch, met al de grote, de nuttige pakketten, de jaarlijkse Kerst zendingen van Oostpriesterhulp Nederland. Pakketten, die ginds de pries ters der kynpen in spanning verbeidden, om straks temidden van hun kudde niet met hgc handen te staan. De verjaagde en verstrooide kudde, verjaagd en verstnoid als zij zelf, voor wie het zoveelste Kerstmis ver van huis en haard, in armoe en ontreddering, nauwelijks nog de smaak heeft van het verleden, slechts een herinnering aan wat alles anders en beter was geweest. Mensen, woe en murw, hun gezichten en kleren vaal als het leven, dat zij leiden, e<n enkeling niet nog iets van vroegere welvaart, een afgedragen bontjas ir de modder. Alleen de ogen der kinderen blinken: in vreugdeloos heid gebcren, hunkeren zij naar vreugde. Wij hebben hen het kerstlied horen zingen, ir iets als een zaal, maar weinig beter dan een stal, en het heeft ons misschien de diepste Kerstontroering geschonken, tot dusver van ons leven. De wereld was zo schoon op deze vooravond van Kerstmis. Eindelijk, na een langet zachte herfst begonnen de eerste vlokken te dwarrelen en later op onze tocht reden wij door het be sneeuwde landschap, bergen en bossen, velden en dorpen, zo van onder Gods suikerstrooier. De kerkjes, nu eens hoog boven on®' Weer laag in het dal, met de huizen rondom als uit een Neurenberg'1' sPeelgoeddoos, waren allemaal kïein' me^ zo'n uivormige spits en smalle, hoge vensters, precies als op een ouderwetse Kerstkaart, die n}eI} tegen het licht moet houden. Met het uur dekte de sneeuw hen dieper in. Wij konden nog ITaa1r langzaam voort over de wegen- Andere auto's hadden de kettingen onder. En de sneeuwrekken overal langs de berm kregen nu einde lijk hun taak, hier in dit land van de aitoos witte Kerst. Heel onze tocht zou trouwens door één groot Kerstland ëaan: Overal in steden en dorpen, die wij passeerden, waren de straten met dennegroen versierd. Overal stonden Kerstbomen langs de weg. Overal brandden de Adventskronen. En zelfs de avondduistere Autobahn was telkens gemarkeerd met de iicnt- bloei van een Kerstboom, tussen op- en afgaand verkeer. Kerst bomen met witte lichtjes, leerden wij onderhand, waren Duitse bomen Kerstbomen met bonte lichtjes, in alle kleuren als uit een Advertentie OOSTPRIESTERHULP WENST U ZALIG NIEUWJAAR Pater Wiro van Aken Den Bosch Giro 34348 bar, Amerikaanse. Maar Kerstbomen waren het allemaal en de grote Tankstellen ten Noorden van Frank fort, met de poëtische naam van Auto-Engel, hadden er zelfs vier, naar alle windstreken één, zoals het een Engel op de vooravond van Kerst betaamt. In Neurenberg, in Regens- burg, in München kondigden grote spandoeken de Christkindlmarkt aan. Wij hadden haar het liefst in Neurenberg bezocht, in het avond uur als zij sprankelt van licht. Zo als wij op die markt hadden willen speuren naar misschien nog her of der iets van het vroegere Neuren- berger speelgoed. In onze prille jeugd stonden er in de Mozes en Aaronstraat, tussen Dam en Voor burgwal, ook nog huisjes tegen de Nieuwe kerk. Eén er van was het bierhuis Scheltema, thans het jour nalistencafé op de Pijpenmarkt. En in het andere was een speelgoed winkel gevestigd: „De Stad Neuren berg". Dat is onze eerste kennisma king geweest met deze vermaarde stad, thans zagen .wij haar terug in een vluchtig passeren: de middel eeuwse muren en wachttorens, de hooggenokte oude daken, machtig speelgoed voor grote mensen, maar even reddeloos gehavend en ver nield door het helse vuurwerk van diezelfde grote mensen. Zou er ergens in die stad van vandaag nog zo'n spanen doos te vinden zijn, die ooit onze jeugd had verblijd, zo'n ova len spanen doos als uit „De Stad Neu renberg" in de Mozes- en Aaronstraat, waarvan wij ons precies nog de inhoud herinneren, van speelgoedkerkje en speelgoedhuisjes en mannetjes met stijve benen en koeien en schapen, alles van hout en bont beschilderd, en boompjes met bloemkool-kronen. En vooral met dat heel aparte reukje, dat alles omgaf, de reuk van een stuk kin dergeluk. Misschien dat de hyper-geper- fectionneerde electrische Marklin-trei- nen of zo'n volmaakte Steiff-autoped, heel de luxueuze uitstalling van het mooiste speelgoed ter wereld, voor kin deren van vandaag ook nog een geurtje bezit en de kleine roes van vreugde, die het schenkt, niet minder hun deel is. Want dat moet wel het geheim van Het armste kamp heeft de kerststal uit Nederland cadeau gekregen. Pater Wiro van Aken, als een witte Kerstman, heeft honderden kinderhanden gevuld, een glimp van vreugde in de grote, grauwe onherbergzaamheid van de wereld der verjaagden. (Foto's Martien Coppens speelgoed-fabricerend Neurenberg zijn, Marklin niet minder dan eens dat spanen doosje uit de Mozes en Aaron straat. Voor de Christkindlmarkt in Neurenberg hadden wij echter geen tijd en pas later in München zouden wij haar zien, in de volle glorie van het late middaguur. Zeshonderd jaar oud is deze markt en de sfeer is er nog hele maal van vroeger. Al de kramen vol bonte prullaria, een feest van licht en glinstering, al de kramen met beelden, beeldjes en stallen, met rotspapier en mossen en honderd fragmenten van een compleet Kerstlandschap. Al de kramen met lekkernijen, met vers gepofte kastanjes, Lebkuchen en gebrande amandelen. Met de verlichte Kerst bomen hoog boven alles uit. En vooral met dat wonderlijk schavotje, met den negroen en zilveren sterren rijkelijk ge drapeerd, waarop vier ouderwetse mu zikanten, mannen met bolhoeden en bouffantes, heel de middag lang op hun pistons Kerstliederen staan te blazen. Ver buiten de steden De kampen der ontheemden liggen een goed eind buiten de steden. Het omvangrijke Valka- Lager by Neurenberg, waar verjaag den van 26 verschillende nationalitei ten door elkander wonen, gaat schuil lTX te Alleen de pelsmuts herinnert nog aan het verleden, toen ook deze man zonder land en zonder huis een gezeten boer was op het voorvaderlijk erf. in de bossen pal bij het machtige, onvoltooid gebleven stadion, dat Hitier zich hier had gedroomd. Overal in het kamp heeft men het zicht op het tiental hoge, massieve, rechthoe kige torens, die ooit de monster-arena hadden moeten markeren. Zij staan er ais om de eeuwen te weerstreven en thans reeds maken zij de indruk van ergens uit de oertijd te stammen, on wezenlijk, demonisch, reusachtige offerzuilen, waarop het geluk en het leven van millioenen aan de vernieti ging zijn prijsgegeven. En werd het lot van al de duizenden, hier in het Valka-Lager, niet uiteindelijk door die torens bepaald? Daarom moet men er steeds weer naar kijken, tussen de troosteloze barakken, en sprekende met de mensen, die hier in de ban der torens in het verschiet hun misère met zich dragen als iets van hun eigen wezen. Ook die Baltische barones met nog een schijn van weelde in haar make up. Ook die totaal verpauperde Slowaak met lange gele haren onder zijn hoed uit en afgetrapte vodden van schoenen, zeulend met zijn etens- gamel naar de centrale keuken. Hij weigert een sigaret en duwt schichtig de lens van de fotograaf uit zijn ge zichtsveld. Het Valka-Lager, Landshut, Traun bij Linz, het beeld is overal eender en wordt eentonig. Ook aan het gezicht der ellende dreigt men te wennen. Er is in de kampen niets van Kerststemming te merken. Ten dele opzettelijk. Een zielzorger zei ons, dat men de uiterlijk heid vermijden wilde, geen Kerstbomen buiten, geen versieringen, die immers maar dissoneren zouden in deze grauwe wereld, waar zelfs de eerste sneeuw, als zij straks valt, nauwelijks iets aan ver- mooien kan. In de kerkjes hangt de Adventskrans: drie kaarsen hebben ge brand. Hier komt de stal en mogelijk wat sparregroen en in de heilige nacht het licht der kaarsen. De mensen moe ten weer leren het Kerstfeest thuis te vieren, hoe primitief en hoe naargeestig dat thuis ook mag zijn. Het Kerstfeest is niet in de Heimat gebleven, toen alles nog bij het oude was, het Kerst feest is overal en zijn vrede voor alle mensen, die het goede nastreven willen. Al zal er veel heimwee zijn in deze dagen, het verlangen naar de grond, waarop het voorgeslacht soms eeuwen heeft geleefd, nu vervreemd en in vreemde, vijandige hand. En heim wee kan teisteren, erger dan de pest. Iets van de sfeer van het Oost- Europese dorp vonden wij terug in Traun bij Linz. Was het de hoge pels muts der mannen? Of kwam het door de ganzen, de vele varkens, die ge houden werden, gevoederd met afval van het afval? Het gegak der ganzen was het enig gerucht in de winterse stilte. De ganzen waren waakzaam en zeer agressief. Als wij hen naderden kwamen zij ons in slagorde tegemoet, halzen en snavels gestrekt in de lucht, luidruchtig, signalen gevend. Er liepen ook kippen rond, erg armetierig, moeizaam hun kostje bescharrelend in modder en prut. Wanneer zij ge huisvest waren geweest in de wonin gen der mensen hier, zou dit naar onze begrippen redelijk hebben ge leken. Toch bleken enkele bewoners van die barakken nog iets huiselijks te hebben gemaakt, in zoverre het samenhokken van grotere gezinnen in niet meer dan een tweetal beperkte ruimten daartoe iets mogelijk liet. En de „tüchtige Hausfrau" uit deze con treien had dikwijls nog kans gezien iets in te maken voor de winter vruchten of marmelade. Die potten en flessen prijkten meestal in het slaap vertrek der ouders, waar het echtelijk bed, zorgzaam gespreid, naar boeren- aard het voornaamste en hier enige „pronkstuk" vormt in de algehele schamelheid. Ooit zijn bijna al deze mensen wel varende boeren ge weest, Donau-Zwa- ben uit het Banaat en elders in Joego slavië. Saksers, die zich zeven eeuwen geleden in Zeven burgen hadden ge vestigd en met vlijt en spaar zaamheid van ge slacht op geslacht hun bedrijven tot ontwikkeling ge bracht. Nu is het, zover zij de grote verschrikking heb ben overleefd, een massa van paupers geworden, de mees ten zonder perspec tief, want emigratie biedt slechts 'n be perkte uitkomts. Een aantal van hen vindt nog werk als hulp- arbeider bij de bouwbedrijven in Linz, dat zich op Amerikaanse wijze uitbreidt en in be trekkelijk korte tijd zijn inwonertal ver dubbelen zag. Linz, dat eens de lie- velingsstad is ge weest van Adolf Hitler, en waarom heen thans de vluch telingenkampen wijd en zijd liggen verspreid, het een nog armzaliger dan het ander als had- het landschap schurft. Behalve Volks duitsers wonen hier Kroaten en Slove- nen, Hongaren en Ukraïners, Balten, Bosniërs, heel de lappendeken van na tionaliteiten, zoals die voor het grootste deel verenigd is geweest om de Habs- burgse troon, in de gelukkige dagen van weieer. de tragiek van midden- en Oost-Europa wordt men hier telkens geconfronteerd. Milan heet een jongetje, dat ons schuchter de hand toesteekt. En op die naam draait meteen de historie terug: Milan, Draga, Obrenowitsj, Karageor- gewitsj, Nikita met de snorren en het geborduurde mutsje. Ali heet een ventje uit Bosnië, Mohammedaans op gevoed, maar pas geleden door de kamppastoor gedoopt. AIi is Bosnië— Herzegowina, Serajewo, Franz Ferdi nand, Prinzip. Geschiedenis allemaal en bijna romantisch naast de man van vandaag, Tito, wiens schaduw reikt tot over dit kamp. Want velen wonen hier, die slechts ternauwernood de hel van zijn vernietigingsdorpen hebben overleefd, in de jaren 1945'47, de kampen des doods, waar soms hon derd mensen per dag van honger ge storven zijn. Er zijn gezinnen hier. die in die tijd vader of moeder, en drie, vier kinderen hebben verloren. Ook de pastoor van Traun, de zeer- eerwaarde heer Pfuhl, heeft zo'n Tito- kamp overleefd, waar van de 17.000 samengedrevenen er 10.000 bezweken zijn. Toen hij in '47 in dit kamp kwam, was hij de eerste zielzorger en vond de mensen van kerk en godsdienst ver vreemd. Nood leert bidden, zegt het spreekwoord, maar de werkelijkheid is toch eerder, dat het leed op de duur murw maakt en afstompt, en alle hoop en vertrouwen op het hogere doodt. Met het familieleven in het oude milieu is ook het gebedsleven te loor gegaan; de krachten van traditie en overlevering, zoals ooit in de dorpsgemeenschap thuis, werken niet meer. Zo is de pas toor, zelf Donau-Zwaab, opnieuw gaan opbouwen, moeizaam van de grond af aan, en weet hij langzaam maar zeker het contact te herstellen met het goede, dat toch in de mensen van huis uit woont. Hij leeft als zij in een barak, gehorig tot drie woningen ver. Hij heeft een bescheiden kerkje, waar aan de vooravond van het Maria-jaar de Madonna der vluchtelingen, door een bevriend beeldhouwer vervaardigd, een plaats heeft gekregen. En de jeugd komt naar hem toe en blijft hem trouw. Tal van volwassenen evenwel zijn teleurge steld en verbitterd. In hun grootste nood hadden zij gehoopt op een gèbaar van de Christenheid, op de hulp der Wereld kerk, de huisgenoten des geloofs. Omdat die is uitgebleven, moesten zij verkom meren. Lichtpunt in het duister Oostpriesterhulp heeft de Caritas terzijde gestaan om zoveel maar mo gelijk was het leed te verzachten. Zij heeft met haar 14 rijdende kapellen, dit grootse geschenk van Katholiek Nederland, de troost der Kerk ge bracht aan de meest veriatenen. En zjj heeft ook naar vermogen bijgedragen tot het lenigen van de nood. Oost priesterhulp is dan ook een lichtpunt geworden in het voor velen zo don kere heden, een blijde klank, een schoon begrip. En zo zijn dan ook de kinderen samengestroomd overal in de kampen, waar pater Wiro van Aken aan de vooravond van Kerstmis de kaarsen is komen ontsteken aan de inderhaast gekapte en opgestelde bomen. Het waren Hollandse kaars jes en Hollandse kransjes en allerlei spul van vaderlandsen huize, dat in die bomen kwam. En ook een Nederlands stalletje reisde mee om tenslotte in het kamp, dat hij 't hardst nodig had, achter te blijven. Verder werden op wit gedek te tafels de kleine geschenken uitge stald, waarvan wij een auto vol hadden meegenomen, speciaal en al leen voor de kinderen. Wij zullen ons vooral de kinderen blijven herinneren, zoals zij daar samen kwamen in Traun, het kamp in Opper Oostenrijk, dat immers het vaderland is van het Kerstlied bij uitnemendheid, dat als geen ander de ontroering van dit feest weet op te roepen: Stille Nacht, Heilige Nacht! Toen zij het samen zongen in het licht van de bran dende boom, de kleine Zwaben en Sak sers, Kroaten en Slovenen, Hongaren en Balten en de donkerogige, pas gedoopte Ali voorop, hebben wij ons omgekeerd. Wat misschien de schuld van welke vol wassene ook mocht wezen, deze kinde ren hadden aan hun lot part noch deel. Geboren en opgegroeid in de misère wisten zij niet anders dan dat. Maar hier waren mensen van heel ver geko men en hadden de boom versierd en de lichtjes ontstoken en de Kerststal voor hen neergezet. En de pater in het wil had verteld van andere kinderen, ginds in een ander land, die van hetgeen zij bezaten al de kleine geschenken, uitgel staid onder de boom, hadden wilier meedelen. De kinderen zongen: Ihr Kinder, kommet, o kommet doch all, Zul Krippe hier kommet, in Bethlehem! Stall. Zij zongen heel hun repertoire! Es ist ein Ros entsprungen en het lied van de Kerstboom: Am Weihnachtsl baum die Lichter brennen, wie glanzl es festlich, lieb und mild. Van terzijda hebben wij hen gadegeslagen, da kleine uitgestotenen uit de wereld van vandaag, de barakken- en bunl kerjeugd, kinderen zonder vaderland! kinderen zonder toekomst. Maar otf dit ogenblik gelukkig, als alle ander! kinderen waar ook ter wereld, in du toverschijn van het kaarslicht, in du ban van het wonder van Kerstboom en stal. Nog eenmaal zongen zij: Still! Nacht, Heilige Nacht, om dan, aarzel lend en bescheiden, vóór naar du tafel te komen, waar pater Wiro aan het uitdelen ging, de kleine, begerig! handen vulde, tientallen, honderdtal! len van kinderen, die nu allemaal! met een glimp van vreugde terug df kou ingingen, de grote onherbergl zaamheid van kamp en thuis. Es waren enkelen, die bij de boom biel ven staan, wachtende tot het laatstq kaarsje was uitgegloeid. (Van onze verslaggever) Het wilde water dat in de rampzalige noodnacht de Brabantse landbouwge bieden van de Fijnaart en Nieuwe Vos- semeer binnendrong, is reeds lang weer teruggedrongen, doch voor een deel van de bewoners heeft het leven nog steeds niet zijn oude bedding gevonden. Mis schien zal dit nooit meer geschieden, want zij zijn oud van dagen en niet meer in staat om zelf weer aan de ploeg te gaan staan. Zij wonen bij hun kinderen, bij „ons Piet" of bij „ons Trui" en zijn er zo een beetje aan ge wend geraakt dat er met hun geschoven en over hun geregeerd wordt. De uitnodiging van het Rode Kruis aan een veertigtal hunner om oud en nieuw te komen vieren in het Henri Dunanthuis in debossen van Woud- schoten bij Zeist hebben ze lang ge- (Van onze medische medewerker) it de grond van ons hart wensen wij u. terwijl u dit leest alsnog een Zalig Nieuwjaar en danken wij u voor uw goede wensen. Wat zegt u? Of ik een beetje voorzichtig wil zijn als ik u de hand druk? Ja, ik zie het al. Winterhanden hè? Toeval lig, dat u nu juist hier begint te lezen, want in dit stukje ga ik daar iets over vertellen. Statistisch komt deze aandoening het meest voor in de winter, met een top in de maanden Januari en Febru ari. Het is gebleken dat vooral voch tige koude ons wat dit betreft geen goed doet. De „drogere" echte winter kou bezorgt ons veel minder overlast. Dat zal wel komen doordat het warm teverlies van de huid bij vochtig weer veel groter is. Het herhaaldelijk bloot stellen van de huid aan temperaturen die eigenlijk nog ver boven het vries punt liggen is schadelijker, dan het een enkele maal blootstellen van de huid aan hevige koude. In bepaalde beroepen, die meer van „natte" kou te lijden hebben treft men ook meer patiënten aan: dienstboden, wasvrou wen enz. Bovendien blijken ondervoe ding en het wonen in slecht verwarm de huizen het ontstaan sterk te be vorderen. Zo gauw het buiten ook maar even minder guur en kil wordt, tegen de zomer dus, zien wij dan ook dat de winterhanden en voeten vanzelf genezen. De verschijnselen van deze kwaal mag ik eigenlijk wel bekend veron derstellen. De naam suggereert ons, dat deze aandoening alleen maar aan handen en voeten voorkomt. Maar dat wil niet zeggen, dat andere lichaams delen ervan gevrijwaard zouden blij ven. Hoewel in mindere mate zien wij het ook wel eens aan de oren, neus of wangen. De huid vertoont daar dan blauwrode plekken. Dat komt omdat de vaatjes van de huid verslappen. Normaal maakt koude de huidvaatjes nauwer, de huid ziet bleek, maar als die toestand te lang duurt verslappen die vaatjes toch weer, raken a.h.w. oververmoeid en daardoor treedt dan die blauwrode kleur op. Omdat deze slappe vaatjes een veel groter diame ter gekregen hebben gaat het bloed daar langzamer doorheen stromen en wordt de huid daardoor weer minder goed van voedingsstoffen voorzien. Dat heeft weer ten gevolge dat de huid meer vulnerabel, meer kwets baar wordt en dus gemakkelijker stuk gaat. Wij zien dan ook op de plekken, die het meest aan buigen blootgesteld zijn, kloofjes optreden. Zo ontstaat dan het bekende beeld van winterhanden en -voeten. De klachten bestaan voor namelijk uit pijn en jeuk. Komt deze aandoening bij jonge meisjes aan de benen voor, dan spreekt men tegenwoordig nogal eens van „koubenen", een ziektebeeld dat eigenlijk ontstaan is door de mode van de te korte rokken en de te dun ne kousen. Het been verkleurt niet alleen maar zwelt ook op. Een zwel ling, die helaas niet verdwijnt bij de seizoenswisseling. w belangstelling zal vanzelfspre kend meer uitgaan naar de vraag hoe wij een en ander kunnen voorkomen en eventueel be handelen. Daarover het volgende. In de eerste plaats moeten wij ervoor zorgen, dat de huid voldoende tegen de koude beschermd wordt door hand schoenen, wollen sokken, wollen in plaats van te dunne nylonkousen, vol doende lange rokken en voldoende onderkleding. Op de tweede plaats moeten wij zorgen voor een goede bloedcirculatie: geen knellende schoe nen, geen snoerende kousenbanden. Ik noem dit op de tweede plaats, omdat ik nu eenmaal geen twee dingen tege lijk kan zeggen, maar een goede cir culatie is even belangrijk als een be hoorlijke bedekking van de huid. Bij het handen wassen kunnen wij, als wij last van winterhanden hebben, beter gebruik maken van overvette babyzeep en een nagelborsteltje. Laten wij vooral niet denken, dat het schui eren de handen ruw zou maken. De nagelborstel maakt de handen juist zacht. Belangrijk is ook de handen goed af te drogen. Na het wassen kun nen wij de handen inwrijven met wat glycerine. Let wel: glycerine verdund met een paar druppels water. Nooit glycerine alleen, dat zou de handen juist uitdrogen, omdat glycerine hy- groscopisch, vochtaantrekkend, is. Bevordering van de bloedsomloop door speciale gymnastiekoefeningen, b.v. de handen enkele minuten boven het hoofd houden en ze dan weer naar beneden brengen en dat enkele malen achter elkaar, en door wisselbaden is vaak weldadig en van groot nut. Men houdt dan tweemaal per dag het zieke lichaamsdeel gedurende een half uur, afwisselend drie minuten in warm en een halve minuut in koud water. Wanneer wij ons hier een beetje aan houden, dan zal het met de ellen de van de winterhanden en -voeten nogal loslopen, ook als het een strenge winter zou worden. Van S. 'wikt en gewogen voordat de stap werd gedaan. „Maar het kostte niks", zei Maria Bosters uit Nieuw VossemeeJ (76 jaar), „ik heb na de ramp meen van de wereld gezien als in al di! jaren tevoren". Ze zat, in haar degelijke zwarte jurk, tevreden bij de open haard te genieten van het goede leven en ta praten over de ramp. Want men be! hoeft niet lang tussen bewoners van het rampgebied te zitten of de verhalen klinken weer, heel nuchter overigens^ „Ik zei nog tegen hem: blijf hier „Den diejen zijn land ligt helemaal over het zand". „Ik zat midden in de polder en nu loopt er een kreek langa mijn huis waar je een huis in kan bou-| wen". Ofschoon het Nederlandse Rode Kruis) door een genereuze gift van de Zwit sers en vooral de Oostenrijkers sindsl October de beschikking heeft over hel moderne en prettig ingerichte Henrij Dunanthuis zou het toch niet in staal] zijn geweest om aan de ouden var dagen uit de rampgebieden enige pret-| tige weken in het tehuis aan te kunner bieden als niet het Deense Jeugd Rode Kruis een ruime gift voor dit doel had gedaan. Die gift was voldoende om katholieke) en hervormde bejaarden naar Zeist tel halen om ze daar een paar weken td bevrijden van de onvermijdelijke be! kommernissen van de inwoning en dq gedachten weer eens op een nieuv spoor te zetten. De hervormden kwamer met Kerstmis en de katholieken me| Oud en Nieuw. De oude bomen waarvar men zegt, dat ze zo moeilijk te verplan-J ten zijn, houden zich nog best onder ali| perikelen der laatste tijd. Nauwelijks dag in 't Dunanthuis was voldoende om 'i goede Brabantse land in de moderne re! creatiezaal te laten herleven. De man! nen namen hun pijp en hun speelkaar! ten en wandelden 's middags naar hel kleine etablissement in de omgeving waar een hartversterker gedronken werd en de vrouwen gingen mee. Er il ook een jonge kapelaan in het gezel-| schap en de H. Mis in alle vroegte in de eetzaal wordt goed bezocht. Ké varl Dingeman Ernest uit Heiningen (76 jaar) had het al met hem in orde ge-I bracht dat er gebiecht kon worden voot| de Eerste Vrijdag. „Wat zit hier toch een oud volk onder", zei ze jeugdig, „ik het gehoord dat er wel van 90 jaar bij zijn"J Ze liet haar kleine scherpe oogjes over het gezelschap gaan en knikte af en toe! met haar mooie Brabantse bloemenmutsj „Dingeman en ik hoeven ons geen zor-f gen meer te maken. Ons Piet bouwt de boerderij op en de andere zoor heeft een| goede baan bij de Philips". Burgemeester Janssens van Nieuwl Vossemeer, die door zgn optreden ty-| dens de ramp zeer populair is geworden! by zyn gemeentenaren, komt deze dagen! op bezoek. Hij zal het er wel juist zol vinden als wy: gemoedelijk, gezellig en| feestelijk. Tot nu toe zyn de oudjes el- 1 ke avond te laat naar bed gegaan. „Ikl slaap het later wel uit", zei er een, „noul is er veel te veel te zien. En allemaal| voor niks". En het Oude Jaar hebben ze niet metl tranen maar met oliebollen, een borrel I en een polonaise uitgeluid, 'al werden de| omgekomenen in een gebed met de ka pelaan niet vergeten.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 7