Oostpriesterh ulp heeft voor hen
de kerstboom ontstoken
M"
u
Bejaarden uit het rampgebiei
vieren oud en nieuw
WINTERHANDEN EN -VOETEN
U'
Glimp van geluk
in kinderogen
In Henri Dunanthuis Woudschoten:
ZATERDAG 2 JANUARI 1954
PAGINA 7
Doet het pijn, wanneer zij U bij de jaarwisseling
stevig de hand drukken?
FRED THOMAS
Ontheemde jeugd
zingt het Kerstlied
Wij heiben de kinderen der ontheemden het kerstlied horen zingen, in
het vaderland van dit kerstlied zelf. Het was op een tocht per auto,
die ons voiren zou door Beieren en Opper-Oostenrijk, langs de kampen der
vluchtelin&n. Pater Wiro van Aken zat aan het stuur en naast hem Martien
Coppens, <e fotograaf. En wij hadden ons achter geïnstalleerd naast een
enorme skpel pakjes en dozen, zoals die trouwens ook de bagageruimte
vulde. Dasr was een volledige kerststal bij en allerlei om een kerstboom te
versieren, en verder honderden kleine geschenken, om kinderen mee gelukkig
te maken.Zo zijn wij de bestelauto's vooruit gereden, die volgen zouden van
uit Den Ebsch, met al de grote, de nuttige pakketten, de jaarlijkse Kerst
zendingen van Oostpriesterhulp Nederland. Pakketten, die ginds de pries
ters der kynpen in spanning verbeidden, om straks temidden van hun kudde
niet met hgc handen te staan. De verjaagde en verstrooide kudde, verjaagd
en verstnoid als zij zelf, voor wie het zoveelste Kerstmis ver van huis en
haard, in armoe en ontreddering, nauwelijks nog de smaak heeft van het
verleden, slechts een herinnering aan wat alles anders en beter was geweest.
Mensen, woe en murw, hun gezichten en kleren vaal als het leven, dat zij
leiden, e<n enkeling niet nog iets van vroegere welvaart, een afgedragen
bontjas ir de modder. Alleen de ogen der kinderen blinken: in vreugdeloos
heid gebcren, hunkeren zij naar vreugde. Wij hebben hen het kerstlied horen
zingen, ir iets als een zaal, maar weinig beter dan een stal, en het heeft ons
misschien de diepste Kerstontroering geschonken, tot dusver van ons leven.
De wereld was zo schoon op deze
vooravond van Kerstmis. Eindelijk, na
een langet zachte herfst begonnen de
eerste vlokken te dwarrelen en later op
onze tocht reden wij door het be
sneeuwde landschap, bergen en bossen,
velden en dorpen, zo van onder Gods
suikerstrooier. De kerkjes, nu eens
hoog boven on®' Weer laag in het
dal, met de huizen rondom als uit een
Neurenberg'1' sPeelgoeddoos, waren
allemaal kïein' me^ zo'n uivormige spits
en smalle, hoge vensters, precies als op
een ouderwetse Kerstkaart, die n}eI}
tegen het licht moet houden. Met het
uur dekte de sneeuw hen dieper in. Wij
konden nog ITaa1r langzaam voort over
de wegen- Andere auto's hadden de
kettingen onder. En de sneeuwrekken
overal langs de berm kregen nu einde
lijk hun taak, hier in dit land van de
aitoos witte Kerst.
Heel onze tocht zou trouwens
door één groot Kerstland ëaan:
Overal in steden en dorpen, die wij
passeerden, waren de straten met
dennegroen versierd. Overal stonden
Kerstbomen langs de weg. Overal
brandden de Adventskronen. En
zelfs de avondduistere Autobahn was
telkens gemarkeerd met de iicnt-
bloei van een Kerstboom, tussen
op- en afgaand verkeer. Kerst
bomen met witte lichtjes, leerden
wij onderhand, waren Duitse
bomen Kerstbomen met bonte
lichtjes, in alle kleuren als uit een
Advertentie
OOSTPRIESTERHULP
WENST U
ZALIG NIEUWJAAR
Pater Wiro van Aken
Den Bosch Giro 34348
bar, Amerikaanse. Maar Kerstbomen
waren het allemaal en de grote
Tankstellen ten Noorden van Frank
fort, met de poëtische naam van
Auto-Engel, hadden er zelfs vier, naar
alle windstreken één, zoals het een
Engel op de vooravond van Kerst
betaamt. In Neurenberg, in Regens-
burg, in München kondigden grote
spandoeken de Christkindlmarkt
aan. Wij hadden haar het liefst in
Neurenberg bezocht, in het avond
uur als zij sprankelt van licht. Zo
als wij op die markt hadden willen
speuren naar misschien nog her of
der iets van het vroegere Neuren-
berger speelgoed. In onze prille
jeugd stonden er in de Mozes en
Aaronstraat, tussen Dam en Voor
burgwal, ook nog huisjes tegen de
Nieuwe kerk. Eén er van was het
bierhuis Scheltema, thans het jour
nalistencafé op de Pijpenmarkt. En
in het andere was een speelgoed
winkel gevestigd: „De Stad Neuren
berg". Dat is onze eerste kennisma
king geweest met deze vermaarde
stad, thans zagen .wij haar terug in
een vluchtig passeren: de middel
eeuwse muren en wachttorens, de
hooggenokte oude daken, machtig
speelgoed voor grote mensen, maar
even reddeloos gehavend en ver
nield door het helse vuurwerk van
diezelfde grote mensen.
Zou er ergens in die stad van vandaag
nog zo'n spanen doos te vinden zijn, die
ooit onze jeugd had verblijd, zo'n ova
len spanen doos als uit „De Stad Neu
renberg" in de Mozes- en Aaronstraat,
waarvan wij ons precies nog de inhoud
herinneren, van speelgoedkerkje en
speelgoedhuisjes en mannetjes met
stijve benen en koeien en schapen, alles
van hout en bont beschilderd, en
boompjes met bloemkool-kronen. En
vooral met dat heel aparte reukje, dat
alles omgaf, de reuk van een stuk kin
dergeluk. Misschien dat de hyper-geper-
fectionneerde electrische Marklin-trei-
nen of zo'n volmaakte Steiff-autoped,
heel de luxueuze uitstalling van het
mooiste speelgoed ter wereld, voor kin
deren van vandaag ook nog een geurtje
bezit en de kleine roes van vreugde,
die het schenkt, niet minder hun deel
is. Want dat moet wel het geheim van
Het armste kamp heeft de kerststal uit Nederland cadeau gekregen.
Pater Wiro van Aken, als een witte Kerstman, heeft honderden kinderhanden
gevuld, een glimp van vreugde in de grote, grauwe onherbergzaamheid van de
wereld der verjaagden.
(Foto's Martien Coppens
speelgoed-fabricerend Neurenberg zijn,
Marklin niet minder dan eens dat
spanen doosje uit de Mozes en Aaron
straat. Voor de Christkindlmarkt in
Neurenberg hadden wij echter geen tijd
en pas later in München zouden wij
haar zien, in de volle glorie van het
late middaguur. Zeshonderd jaar oud is
deze markt en de sfeer is er nog hele
maal van vroeger. Al de kramen vol
bonte prullaria, een feest van licht en
glinstering, al de kramen met beelden,
beeldjes en stallen, met rotspapier en
mossen en honderd fragmenten van een
compleet Kerstlandschap. Al de kramen
met lekkernijen, met vers gepofte
kastanjes, Lebkuchen en gebrande
amandelen. Met de verlichte Kerst
bomen hoog boven alles uit. En vooral
met dat wonderlijk schavotje, met den
negroen en zilveren sterren rijkelijk ge
drapeerd, waarop vier ouderwetse mu
zikanten, mannen met bolhoeden en
bouffantes, heel de middag lang op
hun pistons Kerstliederen staan te
blazen.
Ver buiten de steden
De kampen der ontheemden
liggen een goed eind buiten de
steden. Het omvangrijke Valka-
Lager by Neurenberg, waar verjaag
den van 26 verschillende nationalitei
ten door elkander wonen, gaat schuil
lTX te
Alleen de pelsmuts herinnert nog aan het verleden, toen
ook deze man zonder land en zonder huis een gezeten
boer was op het voorvaderlijk erf.
in de bossen pal bij het machtige,
onvoltooid gebleven stadion, dat
Hitier zich hier had gedroomd. Overal
in het kamp heeft men het zicht op
het tiental hoge, massieve, rechthoe
kige torens, die ooit de monster-arena
hadden moeten markeren. Zij staan er
ais om de eeuwen te weerstreven en
thans reeds maken zij de indruk van
ergens uit de oertijd te stammen, on
wezenlijk, demonisch, reusachtige
offerzuilen, waarop het geluk en het
leven van millioenen aan de vernieti
ging zijn prijsgegeven. En werd het
lot van al de duizenden, hier in het
Valka-Lager, niet uiteindelijk door
die torens bepaald? Daarom moet men
er steeds weer naar kijken, tussen de
troosteloze barakken, en sprekende
met de mensen, die hier in de ban
der torens in het verschiet hun misère
met zich dragen als iets van hun eigen
wezen. Ook die Baltische barones met
nog een schijn van weelde in haar
make up. Ook die totaal verpauperde
Slowaak met lange gele haren onder
zijn hoed uit en afgetrapte vodden
van schoenen, zeulend met zijn etens-
gamel naar de centrale keuken. Hij
weigert een sigaret en duwt schichtig
de lens van de fotograaf uit zijn ge
zichtsveld.
Het Valka-Lager, Landshut, Traun bij
Linz, het beeld is overal eender en
wordt eentonig. Ook aan het gezicht
der ellende dreigt men te wennen. Er is
in de kampen niets van Kerststemming
te merken. Ten dele opzettelijk. Een
zielzorger zei ons, dat men de uiterlijk
heid vermijden wilde, geen Kerstbomen
buiten, geen versieringen, die immers
maar dissoneren zouden in deze grauwe
wereld, waar zelfs de eerste sneeuw, als
zij straks valt, nauwelijks iets aan ver-
mooien kan. In de kerkjes hangt de
Adventskrans: drie kaarsen hebben ge
brand. Hier komt de stal en mogelijk
wat sparregroen en in de heilige nacht
het licht der kaarsen. De mensen moe
ten weer leren het Kerstfeest thuis te
vieren, hoe primitief en hoe naargeestig
dat thuis ook mag zijn. Het Kerstfeest
is niet in de Heimat gebleven, toen
alles nog bij het oude was, het Kerst
feest is overal en zijn vrede voor alle
mensen, die het goede nastreven willen.
Al zal er veel heimwee zijn in deze
dagen, het verlangen naar de grond,
waarop het voorgeslacht soms eeuwen
heeft geleefd, nu vervreemd en in
vreemde, vijandige hand. En heim
wee kan teisteren, erger dan de pest.
Iets van de sfeer van het Oost-
Europese dorp vonden wij terug in
Traun bij Linz. Was het de hoge pels
muts der mannen? Of kwam het door
de ganzen, de vele varkens, die ge
houden werden, gevoederd met afval
van het afval? Het gegak der ganzen
was het enig gerucht in de winterse
stilte. De ganzen waren waakzaam en
zeer agressief. Als wij hen naderden
kwamen zij ons in slagorde tegemoet,
halzen en snavels gestrekt in de lucht,
luidruchtig, signalen gevend. Er liepen
ook kippen rond, erg armetierig,
moeizaam hun kostje bescharrelend
in modder en prut. Wanneer zij ge
huisvest waren geweest in de wonin
gen der mensen hier, zou dit naar
onze begrippen redelijk hebben ge
leken. Toch bleken enkele bewoners
van die barakken nog iets huiselijks
te hebben gemaakt, in zoverre het
samenhokken van grotere gezinnen in
niet meer dan een tweetal beperkte
ruimten daartoe iets mogelijk liet. En
de „tüchtige Hausfrau" uit deze con
treien had dikwijls nog kans gezien
iets in te maken voor de winter
vruchten of marmelade. Die potten en
flessen prijkten meestal in het slaap
vertrek der ouders, waar het echtelijk
bed, zorgzaam gespreid, naar boeren-
aard het voornaamste en hier enige
„pronkstuk" vormt in de algehele
schamelheid.
Ooit zijn bijna al
deze mensen wel
varende boeren ge
weest, Donau-Zwa-
ben uit het Banaat
en elders in Joego
slavië. Saksers, die
zich zeven eeuwen
geleden in Zeven
burgen hadden ge
vestigd en met
vlijt en spaar
zaamheid van ge
slacht op geslacht
hun bedrijven tot
ontwikkeling ge
bracht. Nu is het,
zover zij de grote
verschrikking heb
ben overleefd, een
massa van paupers
geworden, de mees
ten zonder perspec
tief, want emigratie
biedt slechts 'n be
perkte uitkomts. Een
aantal van hen vindt
nog werk als hulp-
arbeider bij de
bouwbedrijven in
Linz, dat zich op
Amerikaanse wijze
uitbreidt en in be
trekkelijk korte tijd
zijn inwonertal ver
dubbelen zag. Linz,
dat eens de lie-
velingsstad is ge
weest van Adolf
Hitler, en waarom
heen thans de vluch
telingenkampen
wijd en zijd liggen verspreid, het een
nog armzaliger dan het ander als had-
het landschap schurft. Behalve Volks
duitsers wonen hier Kroaten en Slove-
nen, Hongaren en Ukraïners, Balten,
Bosniërs, heel de lappendeken van na
tionaliteiten, zoals die voor het grootste
deel verenigd is geweest om de Habs-
burgse troon, in de gelukkige dagen
van weieer.
de tragiek van midden- en
Oost-Europa wordt men hier
telkens geconfronteerd. Milan
heet een jongetje, dat ons schuchter
de hand toesteekt. En op die naam
draait meteen de historie terug:
Milan, Draga, Obrenowitsj, Karageor-
gewitsj, Nikita met de snorren en het
geborduurde mutsje. Ali heet een
ventje uit Bosnië, Mohammedaans op
gevoed, maar pas geleden door de
kamppastoor gedoopt. AIi is Bosnië—
Herzegowina, Serajewo, Franz Ferdi
nand, Prinzip. Geschiedenis allemaal
en bijna romantisch naast de man van
vandaag, Tito, wiens schaduw reikt
tot over dit kamp. Want velen wonen
hier, die slechts ternauwernood de hel
van zijn vernietigingsdorpen hebben
overleefd, in de jaren 1945'47, de
kampen des doods, waar soms hon
derd mensen per dag van honger ge
storven zijn. Er zijn gezinnen hier.
die in die tijd vader of moeder, en
drie, vier kinderen hebben verloren.
Ook de pastoor van Traun, de zeer-
eerwaarde heer Pfuhl, heeft zo'n Tito-
kamp overleefd, waar van de 17.000
samengedrevenen er 10.000 bezweken
zijn. Toen hij in '47 in dit kamp kwam,
was hij de eerste zielzorger en vond de
mensen van kerk en godsdienst ver
vreemd. Nood leert bidden, zegt het
spreekwoord, maar de werkelijkheid is
toch eerder, dat het leed op de duur
murw maakt en afstompt, en alle hoop
en vertrouwen op het hogere doodt. Met
het familieleven in het oude milieu is
ook het gebedsleven te loor gegaan; de
krachten van traditie en overlevering,
zoals ooit in de dorpsgemeenschap
thuis, werken niet meer. Zo is de pas
toor, zelf Donau-Zwaab, opnieuw gaan
opbouwen, moeizaam van de grond af
aan, en weet hij langzaam maar zeker
het contact te herstellen met het goede,
dat toch in de mensen van huis uit
woont. Hij leeft als zij in een barak,
gehorig tot drie woningen ver. Hij heeft
een bescheiden kerkje, waar aan de
vooravond van het Maria-jaar de
Madonna der vluchtelingen, door een
bevriend beeldhouwer vervaardigd, een
plaats heeft gekregen. En de jeugd komt
naar hem toe en blijft hem trouw. Tal
van volwassenen evenwel zijn teleurge
steld en verbitterd. In hun grootste nood
hadden zij gehoopt op een gèbaar van
de Christenheid, op de hulp der Wereld
kerk, de huisgenoten des geloofs. Omdat
die is uitgebleven, moesten zij verkom
meren.
Lichtpunt in het duister
Oostpriesterhulp heeft de Caritas
terzijde gestaan om zoveel maar mo
gelijk was het leed te verzachten. Zij
heeft met haar 14 rijdende kapellen,
dit grootse geschenk van Katholiek
Nederland, de troost der Kerk ge
bracht aan de meest veriatenen. En zjj
heeft ook naar vermogen bijgedragen
tot het lenigen van de nood. Oost
priesterhulp is dan ook een lichtpunt
geworden in het voor velen zo don
kere heden, een blijde klank, een
schoon begrip. En zo zijn dan ook de
kinderen samengestroomd overal in
de kampen, waar pater Wiro van
Aken aan de vooravond van Kerstmis
de kaarsen is komen ontsteken aan de
inderhaast gekapte en opgestelde
bomen. Het waren Hollandse kaars
jes en Hollandse kransjes en
allerlei spul van vaderlandsen
huize, dat in die bomen kwam. En
ook een Nederlands stalletje reisde
mee om tenslotte in het kamp, dat
hij 't hardst nodig had, achter te
blijven. Verder werden op wit gedek
te tafels de kleine geschenken uitge
stald, waarvan wij een auto vol
hadden meegenomen, speciaal en al
leen voor de kinderen.
Wij zullen ons vooral de kinderen
blijven herinneren, zoals zij daar samen
kwamen in Traun, het kamp in Opper
Oostenrijk, dat immers het vaderland is
van het Kerstlied bij uitnemendheid,
dat als geen ander de ontroering van
dit feest weet op te roepen: Stille
Nacht, Heilige Nacht! Toen zij het
samen zongen in het licht van de bran
dende boom, de kleine Zwaben en Sak
sers, Kroaten en Slovenen, Hongaren en
Balten en de donkerogige, pas gedoopte
Ali voorop, hebben wij ons omgekeerd.
Wat misschien de schuld van welke vol
wassene ook mocht wezen, deze kinde
ren hadden aan hun lot part noch deel.
Geboren en opgegroeid in de misère
wisten zij niet anders dan dat. Maar
hier waren mensen van heel ver geko
men en hadden de boom versierd en de
lichtjes ontstoken en de Kerststal voor
hen neergezet. En de pater in het wil
had verteld van andere kinderen, ginds
in een ander land, die van hetgeen zij
bezaten al de kleine geschenken, uitgel
staid onder de boom, hadden wilier
meedelen.
De kinderen zongen: Ihr Kinder,
kommet, o kommet doch all, Zul
Krippe hier kommet, in Bethlehem!
Stall. Zij zongen heel hun repertoire!
Es ist ein Ros entsprungen en het lied
van de Kerstboom: Am Weihnachtsl
baum die Lichter brennen, wie glanzl
es festlich, lieb und mild. Van terzijda
hebben wij hen gadegeslagen, da
kleine uitgestotenen uit de wereld
van vandaag, de barakken- en bunl
kerjeugd, kinderen zonder vaderland!
kinderen zonder toekomst. Maar otf
dit ogenblik gelukkig, als alle ander!
kinderen waar ook ter wereld, in du
toverschijn van het kaarslicht, in du
ban van het wonder van Kerstboom
en stal. Nog eenmaal zongen zij: Still!
Nacht, Heilige Nacht, om dan, aarzel
lend en bescheiden, vóór naar du
tafel te komen, waar pater Wiro aan
het uitdelen ging, de kleine, begerig!
handen vulde, tientallen, honderdtal!
len van kinderen, die nu allemaal!
met een glimp van vreugde terug df
kou ingingen, de grote onherbergl
zaamheid van kamp en thuis. Es
waren enkelen, die bij de boom biel
ven staan, wachtende tot het laatstq
kaarsje was uitgegloeid.
(Van onze verslaggever)
Het wilde water dat in de rampzalige
noodnacht de Brabantse landbouwge
bieden van de Fijnaart en Nieuwe Vos-
semeer binnendrong, is reeds lang weer
teruggedrongen, doch voor een deel van
de bewoners heeft het leven nog steeds
niet zijn oude bedding gevonden. Mis
schien zal dit nooit meer geschieden,
want zij zijn oud van dagen en niet
meer in staat om zelf weer aan de
ploeg te gaan staan. Zij wonen bij hun
kinderen, bij „ons Piet" of bij „ons
Trui" en zijn er zo een beetje aan ge
wend geraakt dat er met hun geschoven
en over hun geregeerd wordt.
De uitnodiging van het Rode Kruis
aan een veertigtal hunner om oud en
nieuw te komen vieren in het Henri
Dunanthuis in debossen van Woud-
schoten bij Zeist hebben ze lang ge-
(Van onze medische medewerker)
it de grond van ons hart wensen
wij u. terwijl u dit leest alsnog
een Zalig Nieuwjaar en danken
wij u voor uw goede wensen. Wat zegt
u? Of ik een beetje voorzichtig wil
zijn als ik u de hand druk? Ja, ik
zie het al. Winterhanden hè? Toeval
lig, dat u nu juist hier begint te lezen,
want in dit stukje ga ik daar iets over
vertellen.
Statistisch komt deze aandoening
het meest voor in de winter, met een
top in de maanden Januari en Febru
ari. Het is gebleken dat vooral voch
tige koude ons wat dit betreft geen
goed doet. De „drogere" echte winter
kou bezorgt ons veel minder overlast.
Dat zal wel komen doordat het warm
teverlies van de huid bij vochtig weer
veel groter is. Het herhaaldelijk bloot
stellen van de huid aan temperaturen
die eigenlijk nog ver boven het vries
punt liggen is schadelijker, dan het
een enkele maal blootstellen van de
huid aan hevige koude. In bepaalde
beroepen, die meer van „natte" kou
te lijden hebben treft men ook meer
patiënten aan: dienstboden, wasvrou
wen enz. Bovendien blijken ondervoe
ding en het wonen in slecht verwarm
de huizen het ontstaan sterk te be
vorderen. Zo gauw het buiten ook
maar even minder guur en kil wordt,
tegen de zomer dus, zien wij dan ook
dat de winterhanden en voeten vanzelf
genezen.
De verschijnselen van deze kwaal
mag ik eigenlijk wel bekend veron
derstellen. De naam suggereert ons,
dat deze aandoening alleen maar aan
handen en voeten voorkomt. Maar dat
wil niet zeggen, dat andere lichaams
delen ervan gevrijwaard zouden blij
ven. Hoewel in mindere mate zien
wij het ook wel eens aan de oren, neus
of wangen. De huid vertoont daar dan
blauwrode plekken. Dat komt omdat
de vaatjes van de huid verslappen.
Normaal maakt koude de huidvaatjes
nauwer, de huid ziet bleek, maar als
die toestand te lang duurt verslappen
die vaatjes toch weer, raken a.h.w.
oververmoeid en daardoor treedt dan
die blauwrode kleur op. Omdat deze
slappe vaatjes een veel groter diame
ter gekregen hebben gaat het bloed
daar langzamer doorheen stromen en
wordt de huid daardoor weer minder
goed van voedingsstoffen voorzien.
Dat heeft weer ten gevolge dat de
huid meer vulnerabel, meer kwets
baar wordt en dus gemakkelijker stuk
gaat. Wij zien dan ook op de plekken,
die het meest aan buigen blootgesteld
zijn, kloofjes optreden. Zo ontstaat dan
het bekende beeld van winterhanden
en -voeten. De klachten bestaan voor
namelijk uit pijn en jeuk.
Komt deze aandoening bij jonge
meisjes aan de benen voor, dan
spreekt men tegenwoordig nogal eens
van „koubenen", een ziektebeeld dat
eigenlijk ontstaan is door de mode
van de te korte rokken en de te dun
ne kousen. Het been verkleurt niet
alleen maar zwelt ook op. Een zwel
ling, die helaas niet verdwijnt bij de
seizoenswisseling.
w belangstelling zal vanzelfspre
kend meer uitgaan naar de
vraag hoe wij een en ander
kunnen voorkomen en eventueel be
handelen. Daarover het volgende. In
de eerste plaats moeten wij ervoor
zorgen, dat de huid voldoende tegen
de koude beschermd wordt door hand
schoenen, wollen sokken, wollen in
plaats van te dunne nylonkousen, vol
doende lange rokken en voldoende
onderkleding. Op de tweede plaats
moeten wij zorgen voor een goede
bloedcirculatie: geen knellende schoe
nen, geen snoerende kousenbanden. Ik
noem dit op de tweede plaats, omdat
ik nu eenmaal geen twee dingen tege
lijk kan zeggen, maar een goede cir
culatie is even belangrijk als een be
hoorlijke bedekking van de huid.
Bij het handen wassen kunnen wij,
als wij last van winterhanden hebben,
beter gebruik maken van overvette
babyzeep en een nagelborsteltje. Laten
wij vooral niet denken, dat het schui
eren de handen ruw zou maken. De
nagelborstel maakt de handen juist
zacht. Belangrijk is ook de handen
goed af te drogen. Na het wassen kun
nen wij de handen inwrijven met wat
glycerine. Let wel: glycerine verdund
met een paar druppels water. Nooit
glycerine alleen, dat zou de handen
juist uitdrogen, omdat glycerine hy-
groscopisch, vochtaantrekkend, is.
Bevordering van de bloedsomloop
door speciale gymnastiekoefeningen,
b.v. de handen enkele minuten boven
het hoofd houden en ze dan weer naar
beneden brengen en dat enkele malen
achter elkaar, en door wisselbaden is
vaak weldadig en van groot nut. Men
houdt dan tweemaal per dag het zieke
lichaamsdeel gedurende een half uur,
afwisselend drie minuten in warm en
een halve minuut in koud water.
Wanneer wij ons hier een beetje
aan houden, dan zal het met de ellen
de van de winterhanden en -voeten
nogal loslopen, ook als het een strenge
winter zou worden.
Van S.
'wikt en gewogen voordat de stap werd
gedaan. „Maar het kostte niks", zei
Maria Bosters uit Nieuw VossemeeJ
(76 jaar), „ik heb na de ramp meen
van de wereld gezien als in al di!
jaren tevoren". Ze zat, in haar degelijke
zwarte jurk, tevreden bij de open haard
te genieten van het goede leven en ta
praten over de ramp. Want men be!
hoeft niet lang tussen bewoners van
het rampgebied te zitten of de verhalen
klinken weer, heel nuchter overigens^
„Ik zei nog tegen hem: blijf hier
„Den diejen zijn land ligt helemaal
over het zand". „Ik zat midden in de
polder en nu loopt er een kreek langa
mijn huis waar je een huis in kan bou-|
wen".
Ofschoon het Nederlandse Rode Kruis)
door een genereuze gift van de Zwit
sers en vooral de Oostenrijkers sindsl
October de beschikking heeft over hel
moderne en prettig ingerichte Henrij
Dunanthuis zou het toch niet in staal]
zijn geweest om aan de ouden var
dagen uit de rampgebieden enige pret-|
tige weken in het tehuis aan te kunner
bieden als niet het Deense Jeugd Rode
Kruis een ruime gift voor dit doel had
gedaan.
Die gift was voldoende om katholieke)
en hervormde bejaarden naar Zeist tel
halen om ze daar een paar weken td
bevrijden van de onvermijdelijke be!
kommernissen van de inwoning en dq
gedachten weer eens op een nieuv
spoor te zetten. De hervormden kwamer
met Kerstmis en de katholieken me|
Oud en Nieuw. De oude bomen waarvar
men zegt, dat ze zo moeilijk te verplan-J
ten zijn, houden zich nog best onder ali|
perikelen der laatste tijd. Nauwelijks
dag in 't Dunanthuis was voldoende om 'i
goede Brabantse land in de moderne re!
creatiezaal te laten herleven. De man!
nen namen hun pijp en hun speelkaar!
ten en wandelden 's middags naar hel
kleine etablissement in de omgeving
waar een hartversterker gedronken
werd en de vrouwen gingen mee. Er il
ook een jonge kapelaan in het gezel-|
schap en de H. Mis in alle vroegte in de
eetzaal wordt goed bezocht. Ké varl
Dingeman Ernest uit Heiningen (76
jaar) had het al met hem in orde ge-I
bracht dat er gebiecht kon worden voot|
de Eerste Vrijdag. „Wat zit hier toch een
oud volk onder", zei ze jeugdig, „ik het
gehoord dat er wel van 90 jaar bij zijn"J
Ze liet haar kleine scherpe oogjes over
het gezelschap gaan en knikte af en toe!
met haar mooie Brabantse bloemenmutsj
„Dingeman en ik hoeven ons geen zor-f
gen meer te maken. Ons Piet bouwt de
boerderij op en de andere zoor heeft een|
goede baan bij de Philips".
Burgemeester Janssens van Nieuwl
Vossemeer, die door zgn optreden ty-|
dens de ramp zeer populair is geworden!
by zyn gemeentenaren, komt deze dagen!
op bezoek. Hij zal het er wel juist zol
vinden als wy: gemoedelijk, gezellig en|
feestelijk. Tot nu toe zyn de oudjes el-
1 ke avond te laat naar bed gegaan. „Ikl
slaap het later wel uit", zei er een, „noul
is er veel te veel te zien. En allemaal|
voor niks".
En het Oude Jaar hebben ze niet metl
tranen maar met oliebollen, een borrel I
en een polonaise uitgeluid, 'al werden de|
omgekomenen in een gebed met de ka
pelaan niet vergeten.