D
Ernstige critiek op bestuurs
beleid in Ned. N.-Guinea
WAT ZIJN WITTE POKKEN?
w
Getekenden
Veel te weinig studie gemaakt van
behoeften en positie van de
autochthone bevolking
Mensen van
de Radio
Drs. Jean Eyckeler
HONDERDJARIG BESTAAN VAN
HET K.N.M.I. GEVIERD
Bureelchefs en leden oude garde
met onderscheiding geëerd
PARLEMENTAIRE MISSIE RAPPORTEERT
S.M.M.
'J
ZATERDAG 30 JANUARI 1954
bovè
O rang Sur aha ja
G -
op Wisselmeren
Bij echte of zwarte pokken is het sterftecijfer
hoog, maar witte pokken zijn minder gevaar
lijk dan mazelen
BEROEPSKEUZE OP
KATH. SCHOOL
e Kerk, die Jezus Christus, onze
Verlosser, gesticht heeft, is voor
alle mensen bedoeld; zij is het
ormale middel, de normale weg voor
i n orn hun eeuwige eindbestemming
bereiken. Dat weet zij zeer goed en
Ït haar werken en lering is erop ge-
'eht deze goddelijke opdracht zo goed
'T'ogelijk te vervullen. Duidelijk komt
in haar liturgie tot uiting. Zo b.v.
^eer in de H. Mis van morgen, de 4e
fandag na Driekoningen, waarin wij
®raan herinnerd worden, dat alle volke-
etl geroepen zijn tot het heil.
De bedoeling is natuurlijk, dat wij
boor de verschillende gebeden, lezin-
tn? en gezangen tot nadenken komen,,
f, het overwegen van Gods heilsplan-
met de mensheid, zoals wij die uit
openbaring kennen. Eigenlijk is het
dat men de liturgische teksten on
gelijk met enige aandacht kan lezen,
,°0der onmiddellijk te worden wakker
®eschud, zonder de grote achtergronden
rtan het leven te zien, zijn oorsprong en
?°®1. Als gelovige mensen denken wij
ban ook direct aan de manier, hoe wij
dat doel moeten bereiken. De Kerk rijst
'an voor onze geest op, als het enige,
/oor alle tijden en plaatsen geldende
foilsinstituut voor de mensheid, met
."aar genademiddelen, haar leer en haar
;e'ding. Als wij eenmaal zover zijn, ligt
Pet voor de hand, dat allerlei grote pro-
«ken op ons afstormen, die om een
ddtwoord vragen. Als God wil, dat alle
'ddnsen in de hemel komen, waarom
zijn er dan nog zoveel heidenen, zoveel
dansen die buiten hun schuld de god-
Joiijke openbaring en de éne, ware
Kerk niet kennen? Waarom zijn er zo-
Veel andersdenkenden, die èf het ware
geloof niet kennen óf zich ervan heb
ben losgemaakt en een eigen richting
tin gegaan. En vooral, waarom zijn er
^oveei katholieken, die de onuitspreke-
tike rijkdom van hun geloof en be
voorrechting nauwelijks beseffen, of er
Onverschillig voor zijn; die niets begrij
pen van de geweldige opdracht, die God
dUp heeft gegeven ten opzichte van de
Gereld. En tenslotte, omdat er tegen
woordig zoveel over gesproken en ge
dreven wordt, misschien wel de drin
gendste vraag: Waarom raakt de mens-
beid in onze tijd hoe langer hoe meer
Van God verwijderd, neemt de ontker
stening van de wereld zulk een ontstel
ende omvang aan, dat men wel moet
fonstateren, dat wij volledig op de ver-
geerde weg zijn, precies de verkeerde
bant uitgaan.
Het is natuurlijk onmogelijk op al
"sze vragen „even" een antwoord te
geven. Dat is ook niet onze bedoeling,
"ij hebben alleen maar met U willen
bordenken op de H. Mis van morgen,
U duidelijk maken, dat men die niet
^listig kan lezen zonder ongerust te
gorden. En dan komt weer, als van
gif, een andere vraag in ons op, die
N' eigen leven in zijn diepste wezen
(5tkt. Hoe staan wij, Katholieken, die
°th de overtuiging hebben, door God
groepen te zijn om het mensdom, de
Wereld de weg naar God te leren, tegen-
6ver de afschuwelijke ontkerstening van
°hze tijd. Hoe moeten wij daartegen-
°Ver staan. Laten wij vandaag daarover
®Ven nadenken.
Wij moeten daarbij uitgaan van het
?Penbaringsgegeven, dat de mensheid
centrum, of, zo U wilt, het voor
naamste doel is van de Schepping. Heel
het verlossings- en heilsplan Gods is op
mens gericht. Daarvoor heeft God
gplfs niet omgezien tegen het offer van
?jjh enige Zoon. De verlossing zelf is
ï>n zich absoluut volmaakt. God heeft
r,aardoor alle voorwaarden geschapen
cm-, het ons mogelijk te maken, weer
ste£ oorspronkelijke, eeüwige emdbe-
Jossijpihg te bereiken. Maar die ver-
in-hl8 is „slechts" een verlossing-
S i n s e 1, d.w.z. Christus heeft
de
Sing
v
hl O g c l ij k h e i d tot onze verlos-
C in het leven geroepen: voor de
erwerkelijking van die moge-
lijkheid is onze medewerking in het
goddelijke heilsplan opgenomen. Chris-
tus' Kerk, d.i. de apostelen, hun opvol
gers en al de leden van die Kerk heb
ben van God de strikte opdracht ont
vangen de verlossing uit te breiden, te
bestendigen en te voltooien. Omdat het
•verlossingswerk geheel op net boven
natuurlijk vlak ligt, is het onmogelijk
te verwezenlijken zonder bovennatuur*-
hike krachten. En die krijgen wij van
de Kerk, wat betekent van Christus.
Door ons lidmaatschap van de Kerk
treden wij in het bovennatuurlijk le-
^en- Waardoor ons bidden en werken
'ehnatuurlijk vruchtbaar wordt.
r» n deze wereld, die vijandig is aan
goed te leven en echt apostel te
Zijn, is echter zeer moeilijk. Daarom
heeft God de leden van Christus' Kerk
hitgerust met een dermate overstelpen
de rijkdom van genadehulp, dat wij
daaruit alleen al kunnen opmaken, hoe
belangrijk in Gods oog de redding van
bet mensdom is.
Het lidmaatschap van de Kerk
Schenkt ons de heiligmakende genade,
daardoor wij uit kracht van de inwoning
der H. Drievuldigheid in onze zielen
deelhebben aan het goddelijk leven, dus
bitterlijk „vergoddelijkt" worden. Te
kens ontvangen wij de ingestorte godde-
hjke deugden en de hele staat zedelijks
deugden. Daarbij leven wij, als ledema-
ten van het mystieke Lichaam, uit cn
Poor de kracht van Christus, zelf God.
Pie van dat lichaam het hoofd is. De
ledematen vormen onderling de éne
Kerk, de lijdende, de strijdende en de
Zegepralende Kerk, met een onderlinge
beïnvloedbaarheidsmogelijkheid-ten-goe
de. Wij, de strijdende Kerk, bezitten bo
vendien de zeven Sacramenten, die het
bele leven omvatten, zodat een lid van
Christus'Kerk niets kan doen, tot de on
bekendste dingen toe, wat niet onder
de bovennatuurlijke hulp van een of
•heer Sacramenten valt. Enige daarvan
drukken zelfs een onuitwisbaar merkte
nen in onze zielen, zodat wij de „gete
kenden" van God zijn voor heel ons
Jeven. Daarbij komt dan nog, dat ons
®ven onder de speciale bescherming
ttaat van een engelbewaarder, van onze
Patroonheilige, van doopsel en vormsel,
^an de beschermheilige van onze pa
rochie, van de vereniging, het ambt of
tf®t beroep, waartoe wij behoren, van St.
"°seph, de beschermer der hele Kerk. Het
geloofspunt van de Gemeenschap der
Heiligen, d.i. de bovennatuurlijke saam
horigheid en eenheid van de leden van
Christus' Lichaam, is de grond, waarop
de onophoudelijke hulp en voorspraak
?/eunt van alle hemelingen, die in het
'jeht van Gods eeuwige waarheid duide
lijk inzien van hoeveel belang het werk
ban da Strijdende Kerk op aarde is voor
Cods heilsplannen, en daaraan mede-
horken door hun machtige voorbede.
.Men mag dan ook zonder overdrij
ving zeggen, dat wij, Katholieken, da
?ele hemel voortdurend aan onze zijde
hebben om ons bij te staan bij de uit
leiding van Gods Rijk op aarde. De
Vraag is nu maar: wat doen wij met
heze onmetelijke rijkdom? God heeft
°hs daarmee uitgerust, omdat Hij bij de
Uitvoering van Zijn heilsplannen
naar eigen beschikking de mensen
JjOdig heeft. Dat is voor ons een onnoe
mlijke eer, een bevoorrechting, een
uitverkiezing, die wij ons waardig moe-
tonen.
poen wij dat? Is er aan onze levens-
r'Dze te zien, dat wij „anders" zijn dan
««deren. Wij zijn de „getekenden" van
v*°u. gewijd tot Zijn kinderen (door
K®t doopsel) en tot strijders voor zijn
aak (door het Vormsel). Wij zijn de
««roepenen, die een onvergankelijk,
ettelijk merkteken dragen van toege-
'Jden aan God. Blijkt dat uit ons le
un, uit onze woorden, ons gedrag? Wij
in Gods frontsoldaten, met de hele
ïha £1 als helpend „thuisfront". Onze
°ht is „in beginsel" onweerstaanbaar,
vraag, of de communale trek van de
au'oohthone gemeenschap bij de Pa
poea's niet kan aansluiten aan moderne
coöperatieve vormen. Het spreekt hier
over, naar aanleiding van het voort
varende werk van een coöperatie, die
een actief Hoofd Plaatselijk Bestuur in
Genjem, op 35 km. van Hollandia, heeft
opgericht. Spontaan waren de Papoea's
ontvankelijk gebleken voor de plannen
en opvallend waren het inzicht en het
verantwoordelijkheidsbesef van leiden
de personen uit de bevolking. Zij ble
ken het werk aan te kunnen. Het Gou
vernement heeft voor deze zaak een
buitengewone belangstelling.
De landbouw
Aan de irjjiSbuw wordt een korte
nassage gewijd, waaruit blijkt, dat de
(Van onze parlementaire redacteur)
Het rapport van de parlementaire missie naar Nieuw-Guinea bevat over de
toestanden in dit rijksdeel waardevolle gegevens, terwijl met gepaste vrij
moedigheid ongezouten kritiek op het bestuursbeleid wordt gegeven. Het is
een compilatie van tal van gegevens, rapporten en documenten, verzameld
tijdens de reis, die acht leden van de beide Kamers der Staten-Generaal in
de afgelopen zomer hebben gemaakt, geassisteerd door een van de griffiers
der Tweede Kamer. Over zeer veel heeft de missie een eigen oordeel ge
geven, waarin zij vaak tot scherpe afkeuring komt van de manier, waarop
de overheid is opgetreden, of ndgelaten heeft op te treden. Daarnaast worden
vele richtlijnen gegeven omtrent de wijze waarop de zaken in de toekomst
dienen te worden aangepakt.
Ernstige kritiek bevat het rapport omtrent kwesties als het ontbreken van
enige sociale zorg, het niet opgewassen zijn van de gezondheidsdienst tegen
de taak, om Nieuw-Guinea verantwoord te verzorgen, mensonwaardige toe
standen bij de volkshuisvesting, die hier en daar werden aangetroffen, het
ontbreken van enige lijn in de bosexploitatie een van de hachelijkste
zaken, waar het Gouvernement voor staat zuinigheid, die de wijsheid
bedriegt op het gebied der luchtkartering, een verkeerde geest en opbouw
van het bestuursapparaat, tekort aan ambtenaren en administratieve hulp,
het ontbreken van selectie in het ambtenarenapparaat en van een behoor
lijke rechtspositie voor de overheidsdienaren. Geconstateerd wordt, dat het
huidige belastingstelsel op Nieuw-Guinea niet deugt, dat men zeer ernstig
tekort is geschoten door de Papoea's geen duidelijke rechten op hun grond
toe te kennen, waarover ernstige ontstemming is ontstaan en dat de geld-
sanering niet het beoogde doel heeft bereikt, daar de verwachting van een
prijsdaling zo goed als niet in vervulling is gegaan.
Ook wat het onderwijs betreft, zijn
de acht mannen van het Nederlandse
parlement gestoten op wonderlijke
toestanden, die zij eensgezind als ge
brekkig kwalificeren. Het is volgens
hen beslist noodzakelijk, dat op korte
termijn gestreefd wordt naar een on
derwijssysteem, dat beter is afgestemd
op de behoeften en de positie van de
autochthone bevolking, van welk
vraagstuk veel te weinig studie is ge
maakt. Eensgezind is men ook van
oordeel, dat gebruik wordt gemaakt
van het Nederlands als voertaal, al
erkent men, dat het Maleis een voor
sprong moest hebben, omdat nu een
maal vele ambtenaren en employé's
aan de traditie vasthouden. Gesteld
wordt echter, dat het Nederlands als
medium voor het contact met de Wes
terse cultuur is aan te bevelen. Con
tact met Nederland is nodig om de
autochthonen zover te brengen, dat
zij leidende functies in het volksleven
kunnen vervullen. Thans worden
leerboekjes en wandkaarten echter
nog uit Djakarta geïmporteerd
Taak van hel onderwijs
Het rapport valt uiteen in een min
derheids- en een meerderheidsstand
punt, wanneer sommige principiële
kwesties aan de orde komen, als het
toevertrouwen van het onderwijs aan
missie en zending. De meerderheid acht
dit in de gegeven omstandigheden juist,
daar de Papoea nu eenmaal een nieuw
levenspatroon zal moeten aannemen,
hetgeen een zodanige geestelijke om
schakeling betekent, dat de leiding
daarbij een geestelijke, positief ge
richte eenheid moet vormen. De min
derheid van de acht mannen is echter
van mening, dat deze zienswijze er toe
zou leiden, dat Nieuw-Guinea in geeste
lijke zin, maar ook organisatorisch tot
het gebied der kerken zou worden. Ze
acht dit onverenigbaar met de situatie
in Nederland en met de belangen van
Nieuw-Guinea en spreekt daarbij van
„belasten van de Papoea's met gods
diensttwisten". Er moet volgens deze
minderheid in Nieuw-Guinea een staats
gezag zijn, dat onafhankelijk is van
kerkelijke organisaties en er moet
plaats zijn voor buitenkerkelijk onder
wijs
Unaniem spreekt de groep haar grote
waardering uit voor de toewijding,
waarmede zovelen werkzaam zijn in
het belang van de uitbreiding van
Christendom en beschaving. In het rap
port wordt veel aandacht besteed aan
de opbouw van het missie- en zendings
werk. De geschiedenis van het ontstaan
van de beide zelfstandige ressorten van
de Katholieke Kerk: de apostolische
prefectuur van Hollandia en het apos
tolisch vicariaat van Merauke, wordt
uitvoerig vermeld met de karakteristiek
van het missiewerk. De resultaten wor
den uiteengezet: (7000 katholieken in
Merauke, 31.000 in Hollandia), terwijl
enkele problemen, waarmede de missie
te kampen heeft, worden vermeld. Aan
het werk van de zending wordt een pas
sage van ongeveer gelijke lengte gewijd.
Een merkwaardige kwestie als de
strijd om het katholiek middelbaar on
derwijs in Hollandia, wordt uitvoerig
uitgeplozen met behulp van bijlagen,
die nodig zijn, om te ontdekken, dat in
het no-g aan het begin van zijn meest
primitieve ontwikkeling staande land
dezelfde gevoeligheden en moeilijkhe
den op onderwijsterrein zijn gelegen als
in Nederland tijdens en na de school
strijd.
Economie en arbeidsmarkt
Lezenswaardig is, wat de parlemen
tariërs schrijven over de economische
vraagstukken. Daarbij staat een be
schouwing over het arbeidspotentieel
op de voorgrond. Dit blijkt duidelijk
met hoeveel totaal andere factoren en
omstandigheden in een land als Nieuw-
Guinea rekening moet worden gehou
den. Men hoopt onder de 350,000 thans
onder bestuur staande Papoea's binnen
enkele jaren een maximaal van 16.000
20.000 arbeidskrachten in loondienst
te kunnen brengen. Wil men dit be
reiken, zo merkt het rapport op, dan
zal goede sociale en medische verzor
ging nodig zijn, een goede arbeids
inspectie moeten worden ingesteld en
vooral ook beter onderwijs op grote
schaal moeten worden gegeven. Socio
logisch liggen op dit terrein zeer moei
lijke vraagstukken. Moeten de gehuw
den zich met hun gezinnen blijvend
vestigen in de plaats waar zij werken?
Of dient te worden vastgehouden aan
het uitgangspunt, dat elke autochthone
gemeenschap moet worden beschermd?
Thans volgt men een systeem, waarbij
arbeidskrachten worden gerecruteerd,
om voor een jaar in loondienst te gaan
werken. Keren zij terug in hun ge
meenschap, dan teren zij vaak lang op
wat zii verdiend hebben, zodat hun
arbeidskracht voor het productieproces
verloren gaat.
Interessant is in dit verband ook wat
het rapport opmerkt over deze actuele
vooruitzichten nog onzeker zijn, maar
wel vele latente mogelijkheden omvat
ten, die vooral voor de export van pri
mair belang zullen zijn De grootste be
wondering heeft men voor de prestaties
der Koninklijke Shell.
Op landbouwgebied heeft de groep
heel wat genoteerd, dat lang niet zo op
timistisch klinkt als dit nieuws uit
Genjem. Met de Landbouw Voorlich
tingsdienst worden enkele harde noten
gekraakt en uit een verslag van een
bezoek van minister Kernkamp aan een
groen.tenbedri.jf bij Hollandia, enige
weken voordat de 'parlementaire mis
sie daar de ministeriële voetstappen
drukte, komt de meest felle kritiek op
het regeringsbeleid naar voren. Dit
verslag is echter niet voorzien van een
conclusie door de leden van de parle
mentaire missie. Men heeft het in
extenso vermeld, omdat het type
rend is voor wat er zoal leeft oneer tfp-
genen die in Nieuw-Guinea een be
staan willen opbouwen.
De situatie onder hen wordt ge
kenmerkt door zeer vele spannin
gen, die wel hun hoogtepunt vinden
bij de groep Indische Nederlanders
en kolonisten. Onder dezen zijn de
D.E.T.A.-jongens (arbeiders na -
niet vlak vóór, zoals het rapport
abusievelijk vermeldt de souve-
reiniteitsoverdracht aangetrokken
door de overheid voor de Dienst
Economische en Technische Aange
legenheden) wel het meest penibele
vraagstuk. Er is hun van alles be
loofd: voeding, huisvesting, over
komst van familieleden uit Indone
sië en toekomstmogelijkheden. Het
is alles op een grote teleurstelling
en verbittering uitgelopen. De rap
porteurs laten niet na de overheid
er op te wijzen dat zij ten opzichte
van deze groep verplichtingen heeft,
die dringend dienen te worden na
gekomen.
Kennelijk met iets minder animo
maakt het rapport melding van de acti
viteit die de groep Indische Nederlan
ders aan de dag legt, die zich heeft
verenigd in het z.g. Nieuw-Gumea
Verbond. Dit wil de Indische Neder
landers een recht toekennen op Nieuw-
Guinea als „stamland" en noemt de In
dische Nederlander het „kind ven Ne
derland", terwijl de Papoea het „pleeg
kind" zou zijn
Het rapport geeft een heel goed in
zicht in de verschillende elementen
Van 14 Augustus tot 5 September
van het vorige jaar zijn acht leden
van de Staten-Generaal in Nieuw-
Guinea geweest om zich te infor
meren omtrent de situatie waarin dit
gebiedsdeel verkeert. Zij hebben i"
die periode van drie weken een af
stand van 6100 km afgelegd, dank
zij de medewerking van de Ma
rine, de KLM en de Koninklijke-
Shell, die met het gouvernement
steeds paraat waren om de heren
van dienst te zijn. De reis begon in
de hoofdstad Hollandia, vanwaar
achtereenvolgens bezocht werden:
het eiland Biak, de Wisselmeren,
Scroei (de voornaamste stad van het
eiland Japen), Monokwari, Fakfak,
Sorong, Steenkool, Merauke, Tanah-
merah aan de Boven-Digoel, Hol
landia. Het resultaat van deze reis,
die mede door mr. G. Huigcns. grif
fier van de Tweede Kamer is mee
gemaakt, is een lijvig rapport van
94 kolommen druk, met een bjjlage-
verzameling van nog eenu 86 kolom.
Dit respectabel werkstuk is heden
aan de beide Kamers der Staten-
Generaal aangeboden, die er de op
dracht toe hadden gegeven. Het zal
vermoedelijk tegelijk met de begro
ting voor Nieuw-Guinea over '54 in
de komende maanden worden be
handeld.
Het gezelschap bestond uit de vol
gende leden: Uit de Eerste Kamer
de heren H. Algra (AR) H. J. de
Dreu (PvdA) en jhr. mr. G. A. M.
J. Ruijs de Beerenbrouck (KVP). Uit
de Tweede Kamer de heren F. H. van
de Wetering (CH) 3. G. H. Corne-
lissen (VVD), J. de Kadt (PvdA),
mr. Th M. J. de Graaf (KVP) en dr.
W. L. G. Lemalre (KNP).
De stammen bij de Wisselmeren,
zo zegt het rapport,, toonden zich
zeer verrast door de komst van zo
veel blanke mensen, die men daar
„Orang Surabaja" noemde. (De eer
ste blanke was iemand die van Soe-
■•ahaJa kwamI
omdat het een Goddelijke, macht is
Als wij ze maar gebruiken!
Wanneer de Kerk haar opdracht niet
kan vervullen, ligt dat aan ons! Met de
ons gegeven talenten, d.i. hier de boven
natuurlijke hulpmiddelen, waarmee God
ons heeft toegerust, moeten wij woe
keren. Ze onbenut laten staat gelijk m"t
het talent begraven. Daarom heeft Chris
tus Zijn oordeel duidelijk uitgespro
ken! Aan ons: uit dit alles de juiste ge
volgtrekking te maken. L.
Missionaris op bezoek in een Papoea-nederzetting.
waaruit de bevolking van Nieuw-Gui
nea is samengesteld en onderscheidt ook
onder de Papoea's allerlei groenen en
trappen van ontwikkeling. Naast de
350.000 autochthonen die onder bestuur
staan, zijn er 400.000 die men nog niet
kent. Er ziin stads-Panoea's, waaraan
een afzonderlijk hoofdstuk wordt ge
wijd, en er ziin Papoea's die in ere bin
nenlanden leven. Heel anders zijn de
kustbewoners dan zij die diep in het
land wonen. Er zijn er die zich politiek
nog niets bewust zijn en een kleine
groep met, ideeën en verlangens, die
enige vaste vorm hebben aangenomen.
Wat zij allen, voor zover men ze kent.
gemeen hebben is het verlangen, dat de
Nederlandse souvereiniteit over het ge
biedsdeel Nieuw-Guinea gehandhaafd
zal blijven. „Moge ons land blijven on
der de mantel van rechtvaardigheid en
liefde, de grote vader, de regering van
Nederland", zo luidt de tekst van de
motie van de Kankain Kankare op Biak,
die 20 Augustus plechtig aan de parle
mentaire delegatie uit Nederland werd
overhandigd en waarin enkele voorstel
len worden gedaan, die op een vrij ver
gevorderd politiek bewustzijn duiden.
Er wordt zelfs in gevraagd om onder
wijs in Nederland en avondcursussen
in de Nederlandse taal voor de 99 pet
van de ambtenaren, Landskinderen, die
het Nederlands niet verstaan.
Defensie door de Marine
Aan deze verlangens naar erkenning
wordt door de rapporteurs ook tegemoet
gekomen in hun hoofdstuk dat aan de
defensie van Nieuw-Guinea is gewiid.
Algemeen is de Missie van oordeel, dat
deze uitsluitend aan de Marine moet
worden toevertrouwd. Dit zou betekenen
verdediging door de vloot, de M.L.D
en het korps Mariniers. Dit laatste zou
een groot contingent moeten omvatten
Daarnaast dient echter met de oprichting
van een Papoea-brigade te worden be
gonnen, gerecruteerd op de eerste
plaats uit de voormalige Papoea-batail-
lons. Daarna kunnen de jongere gene
raties in aanmerking komen. Aan deze
Papoea-brigade zouden een aparte sta
tus moeten worden gegeven, een aparte
vlag, een naam en insignes.
Evenals de parlementaire missie dat
voor de gehele ontwikkeling en open
legging van het land aanbeveelt, meent
zij, dat ook bij het opstellen van een
program voor deze brigade de hulp
mede ingeroepen moet worden van we
tenschappelijk gevormde 'ethnologen,
sociologen, psychologen en andere des
kundigen. Nauwkeurige planning is een
advies, dat als een rode draad door het
rapport heenloopt
(Van onze medische medewerker)
at zijn witte pokken? Een
vraag, die mij begrijpelijker
wijze in de afgelopen dagen
nogal eens gesteld is. Witte pokken
zijn geen echte pokken, maar alastrim.
Al betekent dat een hele geruststel
ling, de naam alastrim heeft voor de
ouderen onder ons toch geen prettige
klank, want meerderen van hen lopen
wellicht nog rond met op de boven
arm de littekens van de pokkenvac-
cinatie bij gelegenheid van de z.g.
alastrim-epidemie te Rotterdam.
Er. het is achteraf gebleken, dat de
alastrim-epidemie, waaraan men zo'»
slechte herinneringen heeft, een echte
pokkenepidemie is geweest. Vandaar
het foudroyant verloop.
Rotterdam werd op 24 Mei 1929 be
smet door een matroos, die thuis
kwam uit Sabang, waar hij besmet
was met echte ofwel zwarte pokken.
Op 3 Juni werd zijn vrouw ziek, op
19 Juni een matroos, die zijn maat
eens was komen opzoeken en op 24
Juni het niet gevaccineerde kind van
het viertal dat onze matroos het zij
ne kon noemen. Kort daarna bedroeg
het totale aantal gevallen in Neder
land 449 met 23 doden. Door deze
gang van zaken heeft de vrij onschul
dige alastrim ten onrechte de kwa
lijke reputatie gekregen, die het mo
menteel nog steeds heeft.
De besmettelijkheid van witte pok
ken is minstens zo groot als van echte
pokken. Het gevaar voor dodelijke af
loop van zo'n besmetting is echter
veel en veel kleiner. Het sterftecijfer
van lijders aan witte pokken is hoog
uit 0,4%; dat van degenen die besmet
zijn met echte of zwarte pokken ligt
echter tussen de 12 en 20%. Een en
ander komt er dus op neer, dat ma
zelen nog een veel gevaarlijker ziekte
is. Ik hoop, dat dit U voldoende ge
rust kan stellen.
Over het verloop van witte pokken
het volgende: De patiënten hebben
enkele dagen hoge koorts, voelen
zich ziek en ellendig; daarna vertoont
zich de uitslag, terwijl tegelijkertijd
de patiënt zich veel betpr gaat voe
len, zulks in tegenstelling tot de gang
van zaken bij echte pokken.
De behandeling van pokken, of het
nu witte, of zwarte zijn, is ge
heel praeventief. Dat wil dus
zeggen, dat wij de ziekte moeten
trachten te voorkomen, omdat wij er
nog geen geneesmiddel tegen kennen.
Hoe doen wij dat dan? Wel, door vac
cinatie. En dat dit een uitstekend
middel is kan blijken uit de statistiek,
Een bevolking, die voordat ze gevac-
cineerd is, een sterftecijfer voor pok
ken van 12% vertoont, heeft na vac-
cinatie tegen deze ziekte een sterfte
cijfer van bijna 0%. Er is aan deze
behandeling echter een groot nadeel
verbonden. Wij zien wel eens na
vaccinatie encephalitis postvaccinalis
optreden (wat niet anders zeggen wil
dan een entsteking van de hersenen
na pokkenvaccinatie) hetgeen een
ernstige ziekte is, met grote kans op
dodelijke afloop.
Dat was de reden, dat de wette
lijke verplichting tot vaccinatie van
het schoolkind in ons land indertijd
buiten werking werd gesteld. Het
spreekt vanzelf dat deze bepaalde
vorm van hersenontsteking het onder
werp we-rd van diepgaand onderzoek.
Hoewel de oorzaak van deze aandoe
ning nog steeds onbekend is, is wel
komen vast te staan, dat men prac-
tisch geen last heeft van deze com
plicatie als men maar vaccineert in
het eerste levensjaar. In verband
daarmede werden ook de wettelijke
bepalingen weer veranderd.
Het inentingsbesluit van 12 April
1940 legt de ouders de verplichting op
een bewijs ever te leggen, dat hun
kind voordat het de leeftijd van eén
jaar bereikt heeft, is ingeënt, of de
reden op te geven, waarom de inen
ting achterwege is gebleven. Deze
redactie maakt dat deze verplichting
niet zwaar drukt. Gevolg daarvan is
dat de vaccinatietoestand van het Ne
derlandse volk schrikbarend achter
uitgaat. Werden in 1925 nog 170.000
personen gevaccineerd, in 1942 nog
maar nauwelijks de helft van dit aan
tal. Dat betekent dus, dat als er eens
een echte pokkenepidemie zou uit
breken, wat gezien de toename van 't
internationale verkeer goed mogelijk
is, de weerstand van het Nederlandse
volk niet zo heel erg groot zou zijn.
Het lijkt mij dus verstandig, dat wij
ervoor gaan zorgen dat deze vaccina
tietoestand weer op peil komt, door
onze kleintjes beneden het jaar vrij
willig te laten vaccineren. Beneden
het jaar is de kans op encephalitis
postvaccinalis zo klein (1/2000 16000H.
dat we ons daar geen zorgen over
hoeven te maken.
Van S.
Pater drs. Jean Eyckeler S.M.M.
is een stevig gebouwde zoon
van het Limburgse land. Hij
houdt van gezelligheid, vertellen,
toneelspelen, sigaren en duiven. Hü
heeft de spontane lach van een arge
loos mens en kent alle personen uit
de Bijbel even goed als zijn vroegere
schoolkameraden in zijn geboorte
plaats Sittard. Zijn fantasie en zijn
grondige kennis van zaken stellen
hem in staat om het Heilig Land te
bevolken met de duizenden Bijbelse
figuren, die daar eens hun grote da
den hebben gesteld. Daden, die de
rector van het grote tehuis in het
stille Betuwse plaatsje Druten dage
lijks overweegt en herbeleeft. „Fiet
sen helpt mii niets", zei hij tegen de
dokter, die zich zorgen maakte om
zijn schaarse recreatie, „de Bijbel
fietst altijd met mij mee".
De zusters van „Boldershof" verba
zen zich niet als zij hun rector
enthousiast horen roepen: „Ik heb
het gevonden.
Laten we die
bode gewoon
vermoorden",
want dan zit de
rector met een
„man van de
K.R.O." een Bij
bels hoorspel te
maken.
Hij kan de
brave zusters
soms overrom
pelen met de
verklaring, dat
Marcus een
Limburger ge
weest moet ziin,
„die vergeten
ook altijd wat".
Zijn preken gaan
altijd over de
Bijbel, „ik kan
nergens anders
over preken. Ik
ben een viool
met maar één
snaar."
Toch zou het
leven van pater
Eyckeler waar
schijnlijk een geheel andere loop
genomen hebben als niet bij Nijme
gen de Heilig Landstichting had
gestaan. Toen de enthousiaste pastoor
A. Suys dit merkwaardige gebouwen
complex in zijn parochie had gesticht,
kwamen er in de zomermaanden veel
geestelijken van allerlei ordes om de
bezoekers rond te leiden. Een hunner
werd een bijzondere vriend van pas
toor Suys, die bijzonder was ingeno
men met de boeiend vertellende,
jonge Montfortaan. In 1921 werd
pater Eyckeler „vast aan de Heilig
Landstichting verbonden. Hij nam de
zaak ernstig op en ging Bijbelexegese
studeren in Nijmegen. Later kwamen
daar nog wat jaren aan de „Ecole du
Louvre" en enige reizen naar het
Heilig Land bij maar de superieu
ren waakten er wel voor, dat de
enthousiaste student niet doctoreerde.
Zij hadden iets anders met hem voor.
Nederland heeft genoeg knappe Bij
belkenners, maar geen goede popula-
risators, moeten zij gedacht hebben.
Pater Eyckeler, die al zijn examens
met lof had gemaakt, bleef doctoran
dus en treurde er niet om. Hij had
zijn terrein verkend en een levens
taak gevonden. Elk middel dat er te
vinden was om het goede Roomse
volk te voeren naar de Bijbel greep
hij aan. Tot 1944 bleef hij aan de
Landstichting verbonden. Tienduizen
den heeft hij er rondgeleid en met
zijn merkwaardige beeldende taal tot
dénken gestemd. „Nee, hier zijn geen
engeltjes", zei hij in de Kerststal,
„die zijn voor de herders. Hier zitten
ze in de zorg, want ze hebben een
kindje gekregen". In 1928 kreeg pater
Eyckeler de hoofdredactie van het
tijdschrift „Het Heilig Land". Dat
bood hem de gelegenheid om de rijke
schat van Bijbelse wetenschap, die
de vaklitteratuur hem bood, in bre
dere kring uit te dragen. Doch steeds
was er in hem een conflict tussen de
wetenschapsman, die een intens ge
not kon beleven aan het wegen en
overwegen van een enkele omstreden
zin, en de verteller, de zielzorger, die
het Goddelijk Woord opnieuw tot
leven wilde wekken bij de massa.
„Ze lezen veel te weinig. Dat ene
kalenderblaadje dat Zondags van de
preekstoel komt waaien is blijkbaar
nog geen aansporing genoeg."
Nu hij een vast spreekgestoelte in
de radio heeft gekregen, is pater
Eyckeler tevreden. Het moge vreemd
klinken voor de velen, die zijn vlotte,
originele uitzendingen beluisteren,
maar de tekst ligt al drie weken
tevoren kant en klaar gereed. „Wat
spelenderwijs door de radio komt is
de vrucht van ernstige studie. Geen
woord is onverantwoord", zegt pater
Eyckeler, die het moeizame proces
van bijeenbrengen van het materiaal
en het verwerken tot een vlot betoog
maar al te goed kent. Weken lang
loopt hij er mee rond, dan „rolt het
in een uur uit de machine". Veel pro
testanten luisteren naar deze „vrolij
ke Christen", die soms zo verrassend
beeldend over de Bijbel kan spreken.
Ze zullen misschien hun wenkbrauw
fronsen als hij zegt, dat Jezus nooit
„op studie" is geweest, maar ze zul
len telkens weer
it op hem afstem
men, want pater
Eyckeler is de
enige spreker in
de radio, die Bij
belse zaken actu
eel kan maken
alsof ze vandaag
in de krant heb
ben gestaan.
Pater Eyckeler
staat er nog
steeds verbaasd
over. dat het
radio-experi
ment hem is ge
lukt. Hij weigert
lezingen met
lichtbeelden te
geven, omdat
hij alleen kan
spreken als hij
de mensen voor
zich ziet, maar
zijn causerieën
vanuit die „dooie
kamer" gaan
hem toch zeer
goed af. Hij heeft
dan ook de rou
tine al van 1928, toen hij al de lijdens
meditaties hield voor de K.R.O.
vanuit het, inmiddels verdwenen,
„Torentje" in Amsterdam.
Zijn vaste rubriek „Uit het Boek der
Boeken" is van het stofzuigeruurtje
in de morgen naar de middag en ver
volgens naar een goed tijdstip op de
avond verhuisd. Geleidelijk aan is de
naam van pater Eyckeier ook bij
hoorspelen en schoolradio versche
nen. Zo bespeelt pater Eyckeler op
zijn 65ste jaar „neen, ik heb geen
plannen om met pensioen te gaan"
bijna alle communicatiemiddelen, die
er zijn, om zijn ideaal te verwezen
lijken Zijn causerieën gaan in druk
naar alle vaste abonné's. Ze verschij
nen bovendien jaarlijks in boekvorm
en vormen een repertoirestuk in de
eetzalen van vele kloosters. Hij wenst
geen geleerde te worden genoemd.
„Je zou wel stom zijn als je er na
dertig jaren nog niets van wist",
maar alle bekende exegeten werken
graag aan zijn tijdschrift. Ze weten
echter, dat de hoofdredactie niet van
„droge kost" houdt. Ergens in zijn
omvangrijke dagtaak vindt pater
Eyckeler dagelijks een uurtje voor
zijn duiven. Hij is een vooraanstaand
lid van de plaatselijke vereniging
„Maas en Waal" en heeft al menige
eerste prijs bij vluchten of tentoon
stellingen weggesleept. Voor de oor
log heeft pater Eyckeler voor propa
ganda van „Het Heilig Land" alle
katholieke en protestantse pastorieën
van Nederland bezocht. Hij deed de
merkwaardige ontdekking, 'dat. er bij
de protestantse broeders dikwijls
meer belangstelling voor zijn werk
was dan bij de eigen geloofsgenoten.
Het aantal abonnementen uit protes
tantse kring is nog steeds hoog.
Luistert U Dinsdagavond eens naar
die merkwaardige, hoog uitschietende
stem. U zult dan begrijpen wat een
pastoor indertijd eens zei; „Als er nog
eens een vijfde evangelie gevonden
wordt, dan weten we waar dat van
daan komt."
Kr.
Bij de viering van het honderdjarig
bestaan van het Koninklijk Nederlands
Meteorologisch Instituut te De Bilt heeft
de minister van Verkeer en Waterstaat,
mr. J. Algera, vanmorgen een rede uit
gesproken.
De minister zei, dat de oprichting het
resultaat was van een door Buys Bal
lot met grote overtuiging en hardnek
kigheid bij Thorbecke gewekte belang
stelling voor een van staatswege geves
tigd instituut voor de beoefening en de
toepassing der meteorologische weten
schap.
In het gedenkboek dat over deze eeuw
is uitgegeven wordt uitvoerig stilge
staan bij de dominerende en beslissen
de invloed, welke op de groei is uitge
gaan van het 35-jarige hoofd-directeur-
schap van Buys Ballot, zowel op het ter
rein der theoretische en toegepaste me
teorologie, de maritieme meteorologie en
de geophysica als op het gebied der in
ternationale organisatie en samenwer
king.
Spr. roemde alle werkers in het insti
tuut. Inzonderheid komen daarbij naar
voren twee figuren, die gedurende onge
veer dertig jaar leiding hebben gegeven
aan twee der afdelingen, n.l. de afdeling
„weerdienst en luchtvaartmeteorologie"
en de afdeling „klimatologie en lana-
bouwmeteorologie".
Aan hun arbeid hun kennis, erva
ring, toewijding, ongeëvenaarde werk
lust en inspanning heeft het product
der werkzaamheid van het instituut
bijzonder veel te danken. En het doet
mij zeer veel genoegen, aldus spr., te
kunnen mededelen, dat het de Konin
gin heeft behaagd de heren J. M. Fok-
kens en S. van Egten, bureelchefs,
respectievelijk op de genoemde afdelin
gen, te onderscheiden door hun be
noeming tot ridder in de orde van
Oranje Nassau.
Voorts heeft het de Koningin be
haagd tot uitdrukking te brengen de
betekenis der beproefde garde van
waarnemers door de toekenning der
eremedaille, verbonden aan de orde
van Oranje Nassau, in goud, aan
W. B. M. Blommaart, termij nwaarne-
mer te St. Jansteen en de ereme
daille, verbonden aan de orde van
Oranje Nassau, in goud, aan J.
Hubregtse, regenwaarnemer te St.
Kruis.
De heer Blommaart heeft van 18 Juli
1925 tot heden de driemaaldaagse waar
nemingen op het termijnstation St. Jan
steen verricht, terwijl de heer Hubregt
se de dagelijkse regenwaarnemingen ge
durende 35 jaar heeft verzorgd.
Prins Bernhard heeft zijn hartelijke
gelukwensen jegens het jubilerende
K.N.M.I. uitgesproken. Daarbij heeft hij
aandacht gevraagd voor een ander ju
bileum, dat nauw hiermede samenhangt:
het honderdjarig bestaan van de samen
werking van het K.N.M.I. met de Ne
derlandse Koopvaardij. De prestaties
der Nederlandse, in de meteorologische
dienst ingeschakelde, zeeschepen de
z.g. selected ships mogen tot de aller
beste ter wereld gerekend worden. Dit
is vooral te danken aan de bekwaam
heid der scheepsofficieren en de toewij
ding en accuratesse, waarmede de waar
nemingen worden gedaan.
Aan een tiental gezagvoerders van de
grote vaart, die in de laatste twee jaar
op voortreffelijke wijze- aan het meteo
rologische werk ter zee hebben deelge
nomen, heeft de Prins tenslotte namens
de Koningin onderscheidingen uitge
reikt.
Op deze bijeenkomst hebben voorts
gesproken de voorzitter van het colle
ge van curatoren van het K.N.M.I., prof.
F. A. Vening Meinesz, en prof. dr. W.
Bleeker.
De voorlichting omtrent beroepskeuze
mag op de katholieke, bijzondere scho
len niet gegeven worden, tenzij met
toestemming der ouders en mits ver
zorgd door katholieke particuliere des
kundigen of door katholieke instellin
gen, welke hiertoe in het leven zijn
geroepen. Aldus heeft Mgr. dr. B. J.
Alfrink namens het Episcopaat medege
deeld aan het Katholiek Centraal Bu
reau voor Onderwijs eno Opvoeding te
Den Haag.
Mgr, Alfrink heeft deze mededeling
gedaan, naar aanleiding van de verzoe
ken om inlichtingen, die het Episcopaat
hebben bereikt over de houding, welke
de katholieke schoolbesturen moeten
aannemen ten aanzien van de verzoeken
van de zijde der Gewestelijke Arbeids-
bureaux om toegang tot de scholen te
verkrijgen, teneinde aan de leerlingen
ook via testen voorlichting «n-
trent beroepskeuze te geven. (K.N.P.),