In het verleden ligt het heden Na Brussel is Amsterdam naar voren getreden Fokker „Friendship" in het centrum der aandacht EEN KUNSTENAAR schrijft HANDBOEK een c TIJDGENOTEN v l Dr. Piet Kasteel N Muiderkringin oprichting De ongekroonde koning^ en Van de F-7b naar de F-27? Vervanger van werkpaardvan de luchtvaartde Dakota Eerste aardbeien Neem Blikgroenten in \£«CVa<el Gerard Knuüelders üierde boek Voortzetting van Hooft's traditie Zeven maal zeven leden NOGMAALS DE HOOFDSTAD K.L.M. internationaal presenteerblad Generaal Ongeschoeide Carmelieten t het gesprek van de dag) „Heb je dat van die blikgroenten gelezen Brand in magazijn van broodfabriek INTERESSE VOOR BREED TERREIN LITERAIRE KRONIEK V.. J Een romanticus ZATERDAG 13 MAART 1954 PAGINA 5 Voor vlijtige handen in schoonmaakgetij: Hamea-Gelel Verzorger van critische uitgaven der mystieken Marechaussee-reserve Topfiguren ontslagen Cora Canne Meyer naar Parijs - 'i lil Da leden komen minstens eenmaal per Varkenspest in Alphen a. d. Rijn Het moet op de buitenlander wel een Vreemde indruk maken, dat wij nog altijd aan het twisten zijn over de vraag wat onze hoofdstad is. Blijk baar is het begrip „hoofdstad" niet makkelijk te omschrijven. Betekent hoofdstad alleen maar voornaamste stad? Waarom is Haarlem dan de hoofdstad van Noord-Holland? In het algemeen verbindt men het begrip hoofdstad aan dat van regeringszetel Zo is het met onze provinciale hoofdsteden, zo is het ook in het bui tenland. Parijs, Wenen, Kopenhagen en Moskou zijn hoofdsteden, omdat in die steden de regeringszetel gevestigd is. Bij ons evenwel ligt de situatie enigszins anders, en het oude gezeg de: in het verleden ligt het heden, is ook hier van toepassing. Het Nederlandse volk, dat in de stor men van de Grote Volksverhuizing ge boren werd, en waarvan Friezen, Fran ken en Saksen de voornaamste bouw stenen hebben gevormd, bleef de eerste eeuwen ondergedoken in een groot Frankisch rijk, dat geheel West- en Midden-Europa omvatte. Door allerlei oorzaken viel dat rijk uiteen in talrijke leenstaatjes, waarvan er ook vele in deze streken lagen zoals Brabant. Vlaanderen, Limburg, Utrecht, Gelder en Friesland. Hertogen, bisschoppen en graven, die hierover regeerden, waren ten opzichte van elkaar volkomen on afhankelijk. en ruzieden onderling zoals de grote staten van onze moderne tijd. Een Franse hertog, Philips van Bour- gondië, slaagde er tenslotte in, verschil lende van deze staatjes te verenigen, Waalse en Nederlandse. Op de duur werd dit opkomende rijk meer Neder lands dan Frans en daarom verlegde Philips de regeringszetel van Dijon naar Brussel, een stad in het voornaamste hertogdom: Brabant. Brussel werd de eerste hoofdstad der Ne derlanden, en bleef dat ook, toen Karei V „het rijk der 17 Nederlanden" in 1543 voltooide. In Brussel zetelden de landvoogden, de plaatsvervangers van de vorst, in Brussel boden de edelen het bekende smeekschrift aan aan de landvoogdes Margaretha, in Brussel hield Willem van Oranje in 1577 zijn intocht. Onder Philips II, zoon en opvolger van Karei V, is er in de Nederlanden een opstand uitgebroken, die eerder de haam verdient van treurspel dan van roemrijke 80-jarige oorlog. De Neder landen zijn in tweeën gescheurd, en zijn dat tot op heden gebleven, met al de noodlottige economische, cultu rele en internationaal-politieke gevol gen, die daaruit zouden voortvloeien. De Noordelijke Nederlanden werden onafhankelijk en constitueerden zich tot..Republiek der Zeven Provinciën: de Zuidelijke bleven met Spanje ver bonden en dus ook de hoofdstad Brus sel. Het woord van Robespierre, dat de republiek in Frankrijk in 1792 steels- gewijze binnendrong geldt ook voor ons. De Republiek der Zeven Provin ciën is niet gesticht, maar toevalliger wijze dhtstaan. De voornaamste rege ringsorganen: Raad van State en Sta- ten-Generaal werden sedert 1588 voor goed in Den Haag gevestigd, de stad, die tot op heden regeringszetel gebleven is. Maar de Republiek was een statenbond d.w.z. de centrale re gering had praktisch niet veel te be tekenen; elk der 7 gewesten beschouw de zich als volkomen souverein. On der die Zeven nam Holland de eerste plaats in, en daar de gewestelijke be sturen weer uit afgevaardigden be stonden van de stadsbesturen, speel den de steden van Holland de baas, met name Amsterdam, dat na de ver overing van Antwerpen in 1585 door Parma, eerst de economische hoofd stad der Republiek werd en in de gouden eeuw de handelsmetropool der wereld. Amsterdam werd binnen een eeuw tijd viermaal uitgelegd. Het was de voornaamste Kamer der VOC en der WIC; de zetel van de directie van de Levantse handel, de stapelplaats der Indische specerijen. Een bewaard ge bleven tabel vermeldt, dat in de win termaanden van 1644-'45 in 't totaal 793 schepen de Sont passeerden, waarvan er 702 als bestemming hadden eeu Nederlandse haven, en daarvan weer 594 de haven van Amsterdam. Zo is 't begrijpelijk, dat deze stad ook een grote invloed had op de politieke gang van zaken; oorlog voeren, vrede sluiten, het al dan niet handhaven der neutraliteit, het was alles afhankelijk van de hou ding van Amsterdam. Dit legde dan ook zijn wil op aan Den Haag. De burgemeesters van Amster- sterdam waren „de ongekroonde konin gen van de Republiek," het gevoel van zelfstandigheid, dat het stadsbestuur en de bevolking van Amsterdam kenmerk te is tot op heden merkbaar gebleven: Amsterdam bukt nog niet graag voor Den Haag! Stadhuis werd paleis De omwenteling van 1795, die de Republiek der Zeven Provinciën deed bezwijken, en de Bataafse Republiek in het leven riep, is in Amsterdam begonnen. En toen de Franse keizer Napoleon in 1806 zijn broer Lodewijk Napoleon hier tot koning aanstelde, begreep deze onmiddellijk, dat de regeringszetel verplaatst diende te worden naar de grootste stad van Nederland, waar het economische en culturele leven zich in velerlei zin concentreerde. In de nieuw0 Nederlandse eenheidsstaat was het een dwaasheid de regering gevestigd te laten in een economisch, cultureel en politiek onbetekenende plaats als Den Haag, dat nooit een stad geweest was in staatsrechtelijke zin. Want juist daarom werd in 1588 Den Haag als regeringszetel gekozen, omdat het zelf geen stemhebbende stad was, en dus geen overwicht kon doen gelden over de andere steden en gewesten. De grondslag voor deze uitverkiezing was er nu niet meer: het gezag van de een- Advertentie (Van onze luchtvaartredacteur) Niet alleen onder het tweehonderdtal studenten in de vliegtuigbouw, die er vorige week in Delft getuige van waren, dat luitenant-generaal Aler een lans brak voor de Nederlandse vliegtuig-industrie, zal zijn uitlating de nodige beroering hebben veroorzaakt. Als president-directeur der K.L.M. immers heeft hij in luchtvaartkringen, naar onze mening, een millioenenproject van de Nederlandse vliegtuigindustrie opnieuw in het brandpunt der belangstelling geplaatst: de Fokker F-27 „Friendship". verkocht, dan is dit millioenenproject evenwel een schadepost voor de schat kist. „Het zou een groot nationaal belang sijn indien de KLM-vloot uitgerust zou kunnen worden met vliegtuigen van de Nederlandse luchtvaartindustrie." *o heeft de heer Aler in zijn causerie verklaard. Hij heeft daar aan toege voegd dat dat naar zijn mening zal hioeten gebeuren en ook zal kunnen gebeuren, als alle betrokkenen bereid si.in de handen ineen te slaan. Hoe en °f dit idee in de verre toekomst ver wezenlijkt zal worden is thans niet bepalen, maar voor de eerst volgende laren lijkt ons de situatie minder on overzichtelijk. Er staat op het ogenblik m ons land namelijk maar één Neder lands passagiersvliegtuig „op stapel" en dat is de Fokker F-27 „Friendship." In de Fokkerfabrieken te Amsterdam v-ordt reeds geruime tijd gewerkt aan twee proto-types van de „Friendship," die zeer waarschijnlijk in de 2de helft tan het volgend jaar gereed zullen liin. En het staat vast, dat ook de KLM cr dan mee zal gaan proefvliegen. Nederland biedt het voordeel van de goedkope arbeidsmarkt, maai deson danks zijn ook in ons land de kosten Van de eerste ontwikkeling van een vliegtuig natuurlijk enorm hoog Vooi- dat een machine compleet is afgelp- ^erd gaat er voor iedere kilo van het ,°taalgewicht in ons land ongeveer een adrag van duizend gulden gemoeid. De da endship" komt de vliegtuigindustrie dfrdoor op ongeveer vijftien millioen «dlden te staan. ^Desondanks zullen er volgend jaar j. ®d proto-types van gereedkomen lanH beeft hiervoor van het Nedei- lin Instituut voor Vliegtuigontwikke- boif een voorschot ontvangen op de beta i een voorschot, dat uiteindelijk N i v w°rdt door de regering, die net dé rn 'mmers subsidieert. Als Fokker vwachines weet te plaatsen moet de Iudk hitfabriek het voorschot weer te- Soetalen. Wordt de „Friendship" niet Als de K.L.M. daarentegen enkele van deze machines aan haar vloot toe voegt, dan maakt Fokker een goede kans dat er ook in het buitenland be langstelling voor dit type zal ontstaan, want de uitstekende naam die de K.L.M. ook buiten onze grenzen geniet, maakt haar in dit opzicht tot een uitstekend presenteerblad. De K.L.M. zal naar onze overtui ging nooit in staat zijn met uitsluitend Nederlandse vliegtuigen te opereren, maar de aanschaffing van Fokker „Friendships" is geenszins uitgesloten. Op de foto die dit artikel vergezelt staat de nieuwe president-directeur van de K.L.M.. toen nog chef van de vliegtechnische dienst, voor een F-76- 3m, een van de twaalf Fokkertypes, die onder het embleem van de K.L.M. gevlogen hebben. Wanneer er zich geen tegenslagen voordoen zou het ons niet verwonderen als dit aantal in de komende jaren met de „Friend ship" tot dertien zal worden uitge breid. De „Friendship" is een tweemotorige. geheel metalen hoogdekker, die uitge rust is met twee Rolls-Royce „Dart" schroefturbines. Het vliegtuig, dat 28 tot 36 passagiers kan vervoeren, is be stemd voor vluchten op de korte en middenafstanden. Fokker heeft er ver scheidene bijzondere beveiligingen m aangebracht, o.a. versterkte liggers in de buik van het vliegtuig en tegen de vliegriching in geplaatste stoelen. De F-27 is ontworpen als plaatsvervanger van de Dakota, het „werkpaard" van de luchtvaart, dat reeds geruime tijd om aflossing vraagt. Ook in het buitenland ontwerpt men echter speciaal voor dit doel nieuwe types. Aan de Delftse groentenveiling werden gistermiddag de eerste aardbeien aan gevoerd door de kweker E. C Bentvel zen van Den Hoorn. De vruchten brach ten 19 cent per stuk op. heidsstaat had het gezag van steden en gewesten vervangen. En zo mocht het als symbolisch voor de overplaatsing worden beschouwd, dat Lodewijk Napo leon op 7 Juli 1806 de overbrenging ge lastte van de oude, op Spanje en Enge land veroverde vlaggen, van het Binnenhof naar de grote Burgerzaal van het stadhuis van Amsterdam, dat hij op 20 April 1808 met grote plechtig heid en veel militair vertoon in zijn nieuwe hoofdstad, het paleis op de Dam betrok. Zijn koninklijke heerlijkheid zou maar twee jaar meer duren. Bij het decreet van Rambouillet van 9 Juli 1810 werd ons land bij Frankrijk ingelijfd en Am sterdam werd verheven tot derde hoofd stad van het Franse keizerrijk. (Parijs, Rome, Amsterdam). Charles Francois Lebrun, hertog van Plaisance, zou als Gouverneur-Generaal in Amsterdam resideren. Ofschoon de bevrydlngs-omwente- ling in 1813, na de val van Napoleon, in Amsterdam begonnen, in haar aan vang bleef steken, waardoor Den Haag de leiding kon overnemen, was het toch de geest van Amsterdam, die domineerde: „Het vaderland kan door Oranje, maar moet niet alleen o m Oranje hersteld worden; de Am sterdamse burgerij zal voor de verlos sing des vaderlands alles, voor het verdreven stamhuis van Oranje vee) veil hebben, maar geen Oranje-om wenteling bij uitsluiting dulden." Prinsgezinden en Patriotten werden dank zij Amsterdam tot een nationale eenheid samengesnoerd. Amsterdam in 1813 Op 30 November 1813 landde Prins Willem, zoon van de laatste stadhouder Willem V, te Scheveningen. Het was juist gezien, dat de Prins onmiddellijk na zijn terugkeer naar Amsterdam ging. Of men de Prins de stadhouderlijke of de souvereine waardigheid zou aanbie den, kon Den Haag niet beslissen, maar alleen het oude patriottische Amster dam, dat meer dan twee eeuwen lang zo dikwijls de stadhouders getrotseerd had en hun de voet dwars gezet. Op 2 December 1813 kon Kemper uit naam van Amsterdam en van geheel Neder land spreken: „Het is geen Willem VI, die het Nederlandse volk teruggevraagd heeft, maar Willem I, die als souverein vorst regeren zal." „Leve Willem de Eerste onze Souverein, De Prins moet koning van Holland zijn", zo klonk het door de Amsterdamse straten. Niet in Den Haag, maar in Amsterdam is de moderne monarchie in Nederland uitgeroepen en bevestigd. Op 30 Maart 1814 zal Willem I in de Nieuwe Kerk de eed afleggen op de grondwet. Op 28 Nov. 1840 is het wederom Amsterdam, waar Neerlands tweede koning, Willem II, ingehuldigd wordt, en op 12 Mei 1849 legde Willem III de eed af op de grondwet, wederom in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. En na deze vorsten zullen onze twee vorstinnen: Koningin Wilhelmina op 6 Sept. 1898 en Koningin Juliana op 4 Sept. 1948 in overeenstemming met artikel 51 van de grondwet, Haar hoge waardigheid in Amsterdam op Zich nemen: „De Koning, de regering aan vaard hebbende, wordt zodra mogelijk plechtig beëdigd en ingehuldigd bin nen de stad Amsterdam in een open bare en verenigde vergadering der Staten-Generaal". Hoewel we mogen betreuren, dat de regeringszetel gevestigd is en ook wel gevestigd zal blijven in Den Haag, is er toch geen twijfel aan, of historisch, maar ook op andere gronden komt de titel van hoofdstad des lands toe aan Amsterdam, waarvan Vondel heeft gedicht: Aan Aemstel en aan Y. Daer doet zich heerlijck open, Zij, die als Keyserin „De kroon draagt van Europen. G. J. ROOYMANS Op zijn visitatiereis in Zuid-Amerika is Pater Silverio a Sancta Teresia, ge neraal van de ongeschoeide Carmelie ten, ten gevolge van een kortstondige ziekte, te Mexico overleden. Julian Gomes Fernandez werd 8 Maart 1878 te Escabados in de provincie Burgos (Spanje) geboren. Hij trad 4 Juli 1895 in de orde der ongeschoeide Carmelie ten; werd geprofest vijf Juli 1896 en priester gewijd in de kathedraal van Burgos, 27 Juni 1902. Daarna studeer de hy theologie aan de Gregoriana te Rome en volgde nadien colleges aan het instituut van de Propaganda Fide. Na de voltooiing van zijn studies keerde hij naar Spanje terug, waar hij belast werd met de directie van de uitgeverij „El Monte Carmelo". Deze functie ver vulde hij tot 1913, toen hij door het ge neraal definitorium officieel werd aan gesteld tot geschiedschrijver van de or de. In 1915 begint hij als historicus zijn 20-delige studie „Biblioteca' mistica carmelitana" met een critische uitgave van de werken van de grote Teresia en Joannes van het Kruis. Uit 1922 dateert zijn standaardwerk „Geschie denis van de ongeschoeide Carmel in Spanje, Portugal en Amerika", dat eerst in 1952 met het vijftiende deel zal worden beëindigd. In 1933 wordt hij tot provinciaal ge kozen van de jonge provincie Burgos, in 1937 volgt zijn benoeming tot generaal definitor, in 1946 wordt hij vicaris-ge neraal en in 1947 gaat hij de hoogste functie bekleden in de orde: Praeposi- tus generaal. Om zijn vele wetenschappelijke on derzoekingen in Spanje en Latijns Amerika wordt hij in 1952 door caudillo Franco begiftigd met de hoogste Spaan se onderscheiding: het grootkruis in de orde van Alfonsus XI. Als schrijver heeft hij zeer verdien- stelpk werk geleverd voor zijn orde op het gebied van literatuur, geschiedenis, apologetiek en mystiek, zodat hij met recht de vruchtbaarste publicist wordt genoemd van de Teresiaanse hervor ming. Bij zy'n gouden priesterfeest heeft de orde dit weten te erkennen in de vorm van een lijvig boekdeel: zelo ze- latus sum (Met ijver heb ik geijverd), dat hem ter ere werd uitgegeven. Als generaal overste heeft hij de eer ste stoot gegeven tot het bouwen van de nieuwe theologische faculteit der Carmelieten te Rome, een werk waar van hij de voltooiing niet heeft mogen beleven. Met hem is een groot Carmeliet heen gegaan en een groot geleerde. (Van onze correspondent) Aan enkele leden van de z.g. topcom missie van de marechausse-reserve is eervol ontslag verleend wegens ondis ciplinaire houding. Zoals bekend hebben de vrijwilligers van de marechaussee-reserve in de Noor delijke provincies met massale ontslag neming gedreigd, wanneer voor hen op korte termijn geen vastomlijnde taak was vastgesteld. Tot degenen aan wie dit ontslag is verleend behoren de heren G. P. Jr. uit Emmen en A. H. A. uit Leeuwarden. De heer P. is voorzitter van de topcommissie en heeft vorige week op de vergadering te Assen, waar de vrijwilligers zo onomwonden van hun ontevredenheid hebben blijk gege ven, een rede gehouden, waarin hij cri- tiek leverde op de gang van zaken. Ook de heer A. heeft op deze vergadering de ontevredenheid der vrijwilligers ver tolkt. Beide heren maakten deel uit van de redactie van het maandblad De Schakel, het contactorgaan der vrijwil ligers. De mezzosopraan-zangeres van de Ned. Opera, Cora Canne Meyer, gaat, met steun van het „Institut Frangais" te Am sterdam, voor enige weken naar Parys, om zich daar te bekwamen in het Franse repertoire. Zy zal lessen gaan nemen by Charles Panzera en Noemie Perugia. Het hoofd van de sectie kamermuziek van de „Radiodiffusion Frangaise", Pierre Cap- devielle, heeft Cora Canne Meyer uitge nodigd om voor radio Parys te zingen. Advertentie Mijn man zei: „Dat moest jij ook eens doen!" Toen zei ik: „Jó, waar praat je over, ik heb een paar keer per wéék blikgroenten. Hoe dacht je dan, dat Ik tegenwoordig aan die variatie kom? Bij blikgroenten kun je kiezen: spersieboon- tjes, snijbonen, andijvie, spinazie, wortel tjes, doperwten en noem maar op. Allemaal zomergroenten op de wintertafel." 1 Een felle brand heeft het magazijn van Öe N.V. Twentse broodfabriek en warenhandel „De Concurrent" aan de Wilhelminakade te Enschede vernield. In het magazijn lag een grote hoeveel heid zeer brandbaar materiaal opgesla gen, o.a. papier voor het verpakken van allerhande broodsoorten, alsmede grote hoeveelheden meel. Er ontstond een enorme rookontwikkeling. De brand weer tastte met dertien stralen het vuur aan en wist de brand tot de bovenver dieping te beperken. Doordat grote hoe veelheden bluswater de bakkerij in zijn gestroomd moet het bedrijf voorlopig stilstaan. De N.V. „De Concurrent" zal in een andere broodfabriek de produc tie voortzetten. onflicten tussen uitgevers en auteurs lopen meer dan eens over de keuze van een boektitel. De uitgever wil dat die titel zo pakkend mogelijk is. De auteur mogelijkerwijs ook, maar hij wil toch vóór alles, dat de titel zijn boek dekt en niet meer belooft dan de inhoud geeft. Vooral wetenschappelijke auteurs hebben dienaangaande een sterk verant woordelijkheidsgevoel en verkiezen dikwijls een fantasieloze, maar correcte titel boven een suggestieve, die de kans op misleiding inhoudt. Gerard Knuvelder, die ons in vier even degelijke als boeiende folianten het verhaal doet van zijn jarenlange omgang met de Nederlandse literatuur van de vroegste middeleeuwen tot aan de eerste wereldoorlog, noemde zijn werk in alle bsecheidenheid; „Hand boek tot de geschiedenis der Neder landse letterkunde" Natuurlijk strikt genomen is Knuvelders tetralogie een „handboek;" een waardiger titel voor dit werk is eigenlijk niet te bedenken. Men kan er in studeren en wie voor neerlandicus blokt zou dom doen, in dien hij het niet als betrouwbare gids „bij de hand" hield. Maar het boek is veel meer. Het geeft ideale inside-information over de ontwikkeling onzer letterkunde aan de lezer die er nu eens wat meer en voor al wat meer intiems van wil weten dan de gewone handboekjes vertellen en voor wie anderzijds de veeldelige stan daarduitgave, „Geschiedenis van de let terkunde der Nederlanden," onder hoofdredactie van prof. dr. F. Baur, met medewerking van een groot aantal tijd perkspecialisten, te gedetailleerd en te kostbaar is. Handboekschrijver Knuvelder heeft de onoverschatbare aantrekkelijkheid van èn wetenschapsman èn kunste naar te zijn. Wy wezen hierop reeds in onze kroniek van 28 April 1951, toen de eerste delen van Knuvelders handboek aan de orde waren. Nu het vierde deel onze aandacht gevangen houdt, wordt nog een derde kwali teit van de auteur Knuvelder zicht baar: hij is een man met interesse voor een veel breder terrein dan dat der schone letteren. Men merkt dit in dit vierde deel het duidelijkst, waar hij handelt over de figuur van Geerten Gossaert, die na zpn geruchtmakende bundel „Experi menten" (1911) als dichter definitief zweeg, maar als prof. C. Gerretson in toenemende mate creatief werd. Knu velder laat ons zien, hoe deze politieke en economische publicist van de oppo sitie logisch uit de „geheel mateloze" poëet is voortgesproten en daarna bespreekt hij Gerretsons voornaamste publicaties („Geschiedenis der Konink lijke" en „Coens eerherstel"), als be horende tot de letteren in breder, te weten cultuurhistorisch, verband. Dat is (Van onze parlementaire redacteur) orig jaar is dr. Piet Kasteel, gezant der Nederlanden in Chili, weer naar zijn verre post in Santiago de Chile terugge keerd. Zij, die, tussen haakjes, ver onderstellen, dat het leven van een diplomaat alleen maar door Zuide lijke zon beschenen wordt, mogen bedenken, dat, afgezien van de ver antwoordelijkheden van het ambt, de opvoeding van de kinderen voor deze beroepsuitstedigen de nodige zorgen meebrengt. Dr. Kasteel en zijn vrouw hebben vier van hun vyf kinderen ergens ter wereld moeten achterlaten. Een, die wordt opgeleid tot Jezuïet, in Amerika; een, die evenals zijn vader de doctorsbul gaat halen, in Leuven; een meisje in New York en een in Nederland. Maar overigens heeft er in het leven van dr. Kasteel inderdaad heel wat zon geschenen. Het was zelfs min of meer symbolisch, dat na een zonnig herfstverlof. de regen niet eerder begon te stromen dan op de dag, waarop dit Zondagskind weer in de Skymaster stapte. Begonnen als redacteur van De Tijd en spreker voor het Gilde van de Klare Waarheid de muren van het zaaltje in de Amsterdamse Laza- russteeg daveren er nog van trok hij naar het staatkundig hart van Nederland als parlementsredacteur van de Maasbode en hoofdredacteur van Herstel, medewerker aan Het Schild, De Opmars en menig ander periodiek. Daarna werd hij, met het doctoraat in de klassieke letteren op een proefschrift over dr. Abraham Kuyper in zijn zak, de klassieke bevestiging van het gevleugelde woord, dat de journalistiek tot alles leidt, mits men tijdig uit de karos weet te springen. Karos is in dit ge val misschien wel het juiste woord. De stijl van Piet Kasteel is een an dere dan die van de moderne kran ten. Zij was ouderwets-hartstochte lijk, zonder echter ouderwets te zijn. Men herinnere zich slechts het arti kel, dat hij schreef over Nolens in ons blad bij de onthulling van diens standbeeld in Venlo in September vorig jaar. Een stuk, waarin de mens Nolens even recht op u afkwam als Charles Vos dat in steen had ge suggereerd, met alle waardigheid en gezag van de regent, fors en impo sant. Een stuk, dat insloeg als een donderpreek. Het huidige geslacht kan inmid dels alle bewondering hebben voor de wijze, waarop Piet Kasteel het vak van journalist beoefende in een tijd, waarin dit van gezapigheid niet geheel vreemd was. Wijlen professor Cobbenhagen heeft hij eens onder schot gehad in de jaren, toen heel Nederland met spanning zat te wach ten op de beslissing, die Colijn zou gaan nemen met de gulden. In een entre-nous van twintig minuten had hy zijne hooggeleerde leeggepompt en zonder dat het slachtoffer zich van iets bewust was, het hele geval even later doorgetelefoneerd naar zyn krant. Een paar uur daarna las men in Tilburg in het avondblad het antwoord op de brandende vraag: is devaluatie zedelijk verantwoord? De korte inhoud van een driedelig stan daardwerk over de monetaire kwes tie, dat eerdaags zou verschijnen, had hp er maar even aangeknoopt. Zo heeft Piet Kasteel menig grapje uitgehaald, ook toen hy „Excellen tie" was geworden. Het artikel over Nolens is geschreven in een nacht na een vermoeiende autotocht uit Frankrijk, uit pure sportiviteit. Hp was een van de weinige journalisten, die tot de ongenaakbare Nolens was doorgedrongen en zelfs een hartelijk contact met hem had gehad. Als gouverneur van de Neder landse Antillen heeft hy op Curagao eens met dezelfde levendigheid ge reageerd op het verlangen van de Staten om de hu- welijkswetgeving te veranderen en de misbruiken onmO' gelijk te maken, die buitenlanders zich meer en neer permitteerden, door op Curagao hun echtscheidin gen juridisch te komen regelen. Dat was midden in oorlogstijd, maar de Londense heren konden niet zo in spanning verkeren over het lot van het Koninkrijk, of zij hadden op het laatste ogenblik toch in de gaten gekregen, welke vooruitstrevende krachten in Willemstad aan het werk waren. Van Heuven Goedhart stuur de een ijl-telegram met een verzoek om opheldering. Gouverneur Kasteel had de kaarten juist geschud. Nog dezelfde dag keurden de Staten het wetsontwerp, dat ook op hun initia tief was ingediend, goed. Die avond ging er een spoed-telegram naar Londen terug: „Wetsontwerp heden door Staten aanvaard door mij ge contrasigneerd." Londen kreeg de beslissing te slikken. Nooit is be kend geworden, hoe deze tactiek de regering is bevallen. Wy hebben de indruk, dat men er "V s M destijds niet slecht aan heeft gedaan in het door en door Katholieke Zuid- Amerika deze wakkere Nederlander op een van de verste posten in het Koninkrijk, de Legación de Holanda, te Santiago de Chile, de vertegen woordiging van zijn land toe te ver trouwen. De rapporten, die de Eco nomische Voorlichtingsdienst sinds dien uit Chili ontvangt, zijn lang niet de slechtste, die Den Haag via de Buitenlandse Dienst van het Plein bereiken. Over één ding is dr. Kasteel ver baasd geweest tijdens zijn verblijf in Nederland. Er waren besprekingen over de Katholieke eenheid op til. „Waar praten we over? De ruggen tegen elkaar, de juiste mannen op hun post en aanpakken," was zijn reactie. In zijn ogen fonkelde het vuur van de mannen van de Lazarus- steeg. GERARD KNUVELDER, romanticus èn wetenschapsman. niet alleen origineel, het is bovenal juist en terzake. In eenvoudige be woordingen wordt het probleem Gos- saert-Gerretson als volgt trefzeker ge schetst: Terecht bande, meent Gossaert, Plato de dichters uit zijn ideale staat; zij immers zijn „niet van deze we reld." Niets rechtvaardiger, niets na tuurlijker dan ook, dan dat de sa menleving, figuurlijk gesproken, Mees ter Droomer in zijn hemd laat staan. Zij zijn er ook allerminst bij gebaat in deze wereld geïncorporeerd te wor den tenzij deze wereld uit de geest herboren werdezelfs niet door haar erkend te worden: „de dichter is van godswege een paria; en deze vloek weze zijn zegen!" Anderzijds echter en daarvan is de jonge Gossaert zich vrij spoedig bewust geworden voert de vrijheid van de dichter deze, wanneer zij ma teloos wordt uitgekuurd, naar de hel van de bandeloosheid. Dit inzicht nu heeft hem er toe gebracht zijn leven op een zeker ogenblik vrijwillig te onderwerpen aan eên uitwendige norm, i.e. die van de maatschappij, die als antipode van de dichterlijke vrijheid ageert. Vrijwillig heeft hij zich, om de vormeloosheid te ont gaan, gebonden aan de maatschappij en haar eisen. Hierin is gelegen de diepste verklaring van het in zyn tyd opzienbarende verschijnsel van het zwijgen van de dichter. G e r r i t- son heeft de dichter als zo danig verloochend terwille van de burger. De intrede in het „klooster" Sociëtas Mundi dwong hem zijn dichterlijke kuren in be dwang te houden. Zyn zelfonderwerping aan uiterlijke, maatschappelijke vormen is overi gens niet van een leien dakje gegaan, noch heeft zij geleid tot de verlooche ning van zyn wezenlijke natuur. Een ordelijk, maatschappelijk „burger," in de corrupte zin van het woord, is Gossaert nooit geworden. Want al heeft hy dan, uit zelfbehoud, de mon nikspij aangetrokken, in oppositie met zijn aangeboren, tot tuchteloos heid neigende vrijheidsdrang achter de monnikspij bleef de vrij buiter Reinaert leven. Waar hij de kans kreeg, wees hy op de vlekken die het kleed bezoedelden. Zonder De onlangs 70 jaar geworden prof. C. Gerretson, die thans voor de C. H. U. een zetel bezit in de Eerste Kamer en in 1911 onder de schuilnaam Geer ten Gossaert de geruchtmakende dichtbundel „Expe rimenten" publi ceerde. Over diens merkwaardige zwij gen nadien als dich ter schrijft Gerard Knuvelder in zijn hierbij besproken „Handboek" een inzichtgevende, hier ten dele aangehaalde, verklaring. beeldspraak: hy voegde zich welis waar, noodgedwongen, in de burger maatschappij, maar voelde zich al leen maar dan redelijk wel, als hy deze maatschappij bestrijden kon. Vandaar zijn eeuwige, onophoudelijke oppositie." iet alleen by Gossaert-Gerritson, de thans zeventigjarige, ook bij de bespreking van prof. ,T. Hui zinga's oeuvre blijkt, dat Knuvelder een man is, die de literaire uiting in groot verband ziet. Knuvelder noemt Huizin- ga „de meest spectaculaire figuur" van essayist naar voren kwamen. MetFruin is Huizin ga (18 7 2-1 94 5) onze enige historicus van wie men de „Verzamelde Werken" heeft uitgegeven. Dit feit, aldus Knuvel der, kenmerkt zijn niveau, „dat ontstond uit samenwerking van twee factoren die elkaar in evenwicht houden: zijn weten schappelijke akribie (stiptheid) en zijn verbeeldingskracht. De eerste factor maakt hem tot geleerde, de tweede tot de kunstzinnige verbeelder van het ver leden; als man van veelzijdige belang stelling, verfijnde smaak en artistieke begaafdheid, was Huizinga in staat gro te episodes en hun verschijningsvormen geestelijk te omvatten en daarin voor komende gestalten en levensverschyn- selen dramatisch te groeperen." Kijk, op dit laatste komt het aan in de ogen van Knuvelder. Omdat Huizin ga „verbeeldingen" geeft, hoort hij in dit Handboek der Nederlandse letter kunde wezenlijk thuis. Verbeeldingen. Verbeelding. In dit woord vangt men vrijwel alles op wat voor de echte kunstenaar kenmerkend is Vrijwel alle -ismen zijn hieruit af te leiden: als gedifferentieerde manieren waarop de verbeelding zich uitdrukt en gedifferentieerde levenshoudingen die de verbeeldingskracht ons afdwingt De houding die Knuvelder persoon- lyk het meest „ligt" is die van de ro manticus. Het is een wel zeer bijzonde re waarde van zijn Handboek, dat onze literatuur er als nooit tevoren in wordt gezien vanuit de romantische gezichts hoek. Aan het derde deel, dat in grote trekken onze saai geheten negentiende eeuw behandelt, gaat een zeer uitvoe rige inleiding over de Romantiek als Europees verschijnsel vooraf. Het vier de deel, dat van 1880 tot en met de figuren die vóór de eerste wereldoor log hun draai vonden loopt, geeft ons de doorwerking van die officiële Ro mantiek te zien. In een vijfde deel, dat binnen af zienbare tijd zal verschijnen, wil Knu velder, losstaand van dit Handboek, het „onvoltooid verleden" van 1916 tot 1940 behandelen. We zien er met veel verwachting naar uit. Het zal ongetwij feld, ook losstaand, het eenmansstem- pel dragen, hetwelk aan dit gehele werk, zeg maar: lévenswerk, zulk een eigen overtuigingswaarde geeft. NICO VERHOEVEN Gerard Knuvelder: Handboek tot de geschiedenis der Nederlandse letter kunde van de aanvang tot heden. Vier de deel. Uitg. L.C.G. Malmberg, 's-Her- togenbosch 1953. Op 15 Maart a.s. zal in de Ridderzaal van het Muiderslot ten overstaan van notaris mr. J. Winkel een stichting in het leven worden geroepen onder de naam „Vrienden van het Muiderslot". Artikel 2 van de stichtingsstatuten luidt: „De stichting heeft ten doel de traditie van de 17de-eeuwse Muider kring naar beste vermogen voort te zet ten en het Muiderslot een eigen beteke nis in het hedendaagse cultuurleven te geven." De stichting beoogt haar doel te ver wezenlijken met het in het leven roepen van een cultureel genootschap de Mui derkring. De hedendaagse Muiderkring zal vol gens de statuten ten hoogste vyftig wer kende leden hebben en bestaan uit zeven afdelingen, elk van zeven werkende leden. De zeven afdelingen worden ge vormd door: dichters en prozaïsten; lit terair- en kunsthistorici en essayisten; toneelspelers en voordrachtskunste naars; scheppende en uitvoerende mu sici; beeldende kunstenaars en architec ten; industriëlen en economen, en ten slotte overheidspersonen. De 50ste plaats is bestemd voor een prominent Nederlander, al dan niet vallend buiten voornoemde groepering. Als werkend lid komen in aanmer king actieve, vooraanstaande personen in de maatschappelijke sector, welke correspondeert met de afdeling. Het lidmaatschap wordt verleend voor het leven, met dien verstande, dat een werkend lid bij het "bereiken van de 75-jarige leeftijd verder als honorair lid wordt beschouwd. jaar, omstreeks 21 Mei, (Hooft's sterf dag) in plenaire zitting in het Muider slot bijeen. Tijdens die zitting wordt door een der leden een wetenschappe- lijk-culturele voordracht gehouden met gelegenheid tot gedachtenwisseling. Dan volgt een gemeenschappelyk banket en daarna een kunstzinnige manifestatie, eveneens verzorgd door de leden. Het stichtingsbestuur bestaat (in al- phabetische volgorde) uit de volgende personen: de burgemeester van Hilver sum, de heer J. J. G. Boot, ir. E. L. A. Driessen (Hilversum), jhr. H. W. C. Hooft van Woudenberg (Amsterdam), slotvoogd Ton Koot, prof. dr. Garmt Stuiveling (Hilversum), mw. H. van VoolenKasten (Amsterdam) en oom Jan van Zutphen. Contacten met de kernen der te vor men zeven afdelingen zijn reeds gelegd. In Mei 1954 hoopt de Muiderkring zijn eerste plenaire zitting in het Muiderslot te houden. Voor niet-leden zal eens per jaar een artistieke manifestatie worden georga niseerd, voornamelijk ten bate van een sociaal, liefdadig of cultureel doel. De zetel van de stichting is het Muiderslot. Onder de veestapel van de veehou der C. v. Muiswinkel aan de Linden- hovestraat te Alphen aan den Rijn is varkenspest uitgebroken. De gezond heidsdienst gelastte dat de gehele var- kansstapel van 45 stuks moest worden afgemaakt. Uitbreiding van deze zeer gevreesde ziekte by dieren is niet ge constateerd.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 5