In het verleden ligt het heden
Na Brussel is Amsterdam naar voren getreden
Fokker „Friendship" in het
centrum der aandacht
EEN KUNSTENAAR schrijft
HANDBOEK
een
c
TIJDGENOTEN
v
l
Dr. Piet Kasteel
N
Muiderkringin oprichting
De ongekroonde
koning^
en
Van de F-7b naar de F-27?
Vervanger van werkpaardvan de
luchtvaartde Dakota
Eerste aardbeien
Neem Blikgroenten in \£«CVa<el
Gerard Knuüelders üierde boek
Voortzetting van Hooft's traditie
Zeven maal zeven
leden
NOGMAALS DE HOOFDSTAD
K.L.M. internationaal
presenteerblad
Generaal Ongeschoeide
Carmelieten t
het gesprek van de dag) „Heb je dat van die
blikgroenten gelezen
Brand in magazijn van
broodfabriek
INTERESSE VOOR
BREED TERREIN
LITERAIRE KRONIEK
V..
J
Een romanticus
ZATERDAG 13 MAART 1954
PAGINA 5
Voor vlijtige handen
in schoonmaakgetij: Hamea-Gelel
Verzorger van critische
uitgaven der mystieken
Marechaussee-reserve
Topfiguren ontslagen
Cora Canne Meyer naar
Parijs
-
'i lil
Da leden komen minstens eenmaal per
Varkenspest in Alphen
a. d. Rijn
Het moet op de buitenlander wel een
Vreemde indruk maken, dat wij nog
altijd aan het twisten zijn over de
vraag wat onze hoofdstad is. Blijk
baar is het begrip „hoofdstad" niet
makkelijk te omschrijven. Betekent
hoofdstad alleen maar voornaamste
stad? Waarom is Haarlem dan de
hoofdstad van Noord-Holland? In het
algemeen verbindt men het begrip
hoofdstad aan dat van regeringszetel
Zo is het met onze provinciale
hoofdsteden, zo is het ook in het bui
tenland. Parijs, Wenen, Kopenhagen
en Moskou zijn hoofdsteden, omdat in
die steden de regeringszetel gevestigd
is. Bij ons evenwel ligt de situatie
enigszins anders, en het oude gezeg
de: in het verleden ligt het heden, is
ook hier van toepassing.
Het Nederlandse volk, dat in de stor
men van de Grote Volksverhuizing ge
boren werd, en waarvan Friezen, Fran
ken en Saksen de voornaamste bouw
stenen hebben gevormd, bleef de eerste
eeuwen ondergedoken in een groot
Frankisch rijk, dat geheel West- en
Midden-Europa omvatte. Door allerlei
oorzaken viel dat rijk uiteen in talrijke
leenstaatjes, waarvan er ook vele in
deze streken lagen zoals Brabant.
Vlaanderen, Limburg, Utrecht, Gelder
en Friesland. Hertogen, bisschoppen en
graven, die hierover regeerden, waren
ten opzichte van elkaar volkomen on
afhankelijk. en ruzieden onderling zoals
de grote staten van onze moderne tijd.
Een Franse hertog, Philips van Bour-
gondië, slaagde er tenslotte in, verschil
lende van deze staatjes te verenigen,
Waalse en Nederlandse. Op de duur
werd dit opkomende rijk meer Neder
lands dan Frans en daarom verlegde
Philips de regeringszetel van Dijon naar
Brussel, een stad in het voornaamste
hertogdom: Brabant. Brussel werd
de eerste hoofdstad der Ne
derlanden, en bleef dat ook, toen
Karei V „het rijk der 17 Nederlanden"
in 1543 voltooide.
In Brussel zetelden de landvoogden,
de plaatsvervangers van de vorst, in
Brussel boden de edelen het bekende
smeekschrift aan aan de landvoogdes
Margaretha, in Brussel hield Willem
van Oranje in 1577 zijn intocht.
Onder Philips II, zoon en opvolger
van Karei V, is er in de Nederlanden
een opstand uitgebroken, die eerder de
haam verdient van treurspel dan van
roemrijke 80-jarige oorlog. De Neder
landen zijn in tweeën gescheurd, en zijn
dat tot op heden gebleven, met
al de noodlottige economische, cultu
rele en internationaal-politieke gevol
gen, die daaruit zouden voortvloeien.
De Noordelijke Nederlanden werden
onafhankelijk en constitueerden zich
tot..Republiek der Zeven Provinciën:
de Zuidelijke bleven met Spanje ver
bonden en dus ook de hoofdstad Brus
sel.
Het woord van Robespierre, dat de
republiek in Frankrijk in 1792 steels-
gewijze binnendrong geldt ook voor
ons. De Republiek der Zeven Provin
ciën is niet gesticht, maar toevalliger
wijze dhtstaan. De voornaamste rege
ringsorganen: Raad van State en Sta-
ten-Generaal werden sedert 1588
voor goed in Den Haag gevestigd, de
stad, die tot op heden regeringszetel
gebleven is. Maar de Republiek was
een statenbond d.w.z. de centrale re
gering had praktisch niet veel te be
tekenen; elk der 7 gewesten beschouw
de zich als volkomen souverein. On
der die Zeven nam Holland de eerste
plaats in, en daar de gewestelijke be
sturen weer uit afgevaardigden be
stonden van de stadsbesturen, speel
den de steden van Holland de baas,
met name Amsterdam, dat na de ver
overing van Antwerpen in 1585 door
Parma, eerst de economische hoofd
stad der Republiek werd en in de
gouden eeuw de handelsmetropool
der wereld.
Amsterdam werd binnen een eeuw
tijd viermaal uitgelegd. Het was de
voornaamste Kamer der VOC en der
WIC; de zetel van de directie van de
Levantse handel, de stapelplaats der
Indische specerijen. Een bewaard ge
bleven tabel vermeldt, dat in de win
termaanden van 1644-'45 in 't totaal 793
schepen de Sont passeerden, waarvan
er 702 als bestemming hadden eeu
Nederlandse haven, en daarvan weer
594 de haven van Amsterdam. Zo is 't
begrijpelijk, dat deze stad ook een grote
invloed had op de politieke gang van
zaken; oorlog voeren, vrede sluiten, het
al dan niet handhaven der neutraliteit,
het was alles afhankelijk van de hou
ding van Amsterdam. Dit legde
dan ook zijn wil op aan Den
Haag. De burgemeesters van Amster-
sterdam waren „de ongekroonde konin
gen van de Republiek," het gevoel van
zelfstandigheid, dat het stadsbestuur en
de bevolking van Amsterdam kenmerk
te is tot op heden merkbaar gebleven:
Amsterdam bukt nog niet graag voor
Den Haag!
Stadhuis werd paleis
De omwenteling van 1795, die de
Republiek der Zeven Provinciën deed
bezwijken, en de Bataafse Republiek
in het leven riep, is in Amsterdam
begonnen. En toen de Franse keizer
Napoleon in 1806 zijn broer Lodewijk
Napoleon hier tot koning aanstelde,
begreep deze onmiddellijk, dat de
regeringszetel verplaatst diende te
worden naar de grootste stad van
Nederland, waar het economische en
culturele leven zich in velerlei
zin concentreerde. In de nieuw0
Nederlandse eenheidsstaat was het een
dwaasheid de regering gevestigd te
laten in een economisch, cultureel en
politiek onbetekenende plaats als Den
Haag, dat nooit een stad geweest was
in staatsrechtelijke zin.
Want juist daarom werd in 1588 Den
Haag als regeringszetel gekozen, omdat
het zelf geen stemhebbende stad was,
en dus geen overwicht kon doen gelden
over de andere steden en gewesten. De
grondslag voor deze uitverkiezing was
er nu niet meer: het gezag van de een-
Advertentie
(Van onze luchtvaartredacteur)
Niet alleen onder het tweehonderdtal studenten in de vliegtuigbouw, die
er vorige week in Delft getuige van waren, dat luitenant-generaal Aler een
lans brak voor de Nederlandse vliegtuig-industrie, zal zijn uitlating de nodige
beroering hebben veroorzaakt. Als president-directeur der K.L.M. immers
heeft hij in luchtvaartkringen, naar onze mening, een millioenenproject van de
Nederlandse vliegtuigindustrie opnieuw in het brandpunt der belangstelling
geplaatst: de Fokker F-27 „Friendship".
verkocht, dan is dit millioenenproject
evenwel een schadepost voor de schat
kist.
„Het zou een groot nationaal belang
sijn indien de KLM-vloot uitgerust zou
kunnen worden met vliegtuigen van
de Nederlandse luchtvaartindustrie."
*o heeft de heer Aler in zijn causerie
verklaard. Hij heeft daar aan toege
voegd dat dat naar zijn mening zal
hioeten gebeuren en ook zal kunnen
gebeuren, als alle betrokkenen bereid
si.in de handen ineen te slaan. Hoe en
°f dit idee in de verre toekomst ver
wezenlijkt zal worden is thans niet
bepalen, maar voor de eerst volgende
laren lijkt ons de situatie minder on
overzichtelijk. Er staat op het ogenblik
m ons land namelijk maar één Neder
lands passagiersvliegtuig „op stapel" en
dat is de Fokker F-27 „Friendship."
In de Fokkerfabrieken te Amsterdam
v-ordt reeds geruime tijd gewerkt aan
twee proto-types van de „Friendship,"
die zeer waarschijnlijk in de 2de helft
tan het volgend jaar gereed zullen
liin. En het staat vast, dat ook de KLM
cr dan mee zal gaan proefvliegen.
Nederland biedt het voordeel van de
goedkope arbeidsmarkt, maai deson
danks zijn ook in ons land de kosten
Van de eerste ontwikkeling van een
vliegtuig natuurlijk enorm hoog Vooi-
dat een machine compleet is afgelp-
^erd gaat er voor iedere kilo van het
,°taalgewicht in ons land ongeveer een
adrag van duizend gulden gemoeid. De
da endship" komt de vliegtuigindustrie
dfrdoor op ongeveer vijftien millioen
«dlden te staan.
^Desondanks zullen er volgend jaar
j. ®d proto-types van gereedkomen
lanH beeft hiervoor van het Nedei-
lin Instituut voor Vliegtuigontwikke-
boif een voorschot ontvangen op de
beta i een voorschot, dat uiteindelijk
N i v w°rdt door de regering, die net
dé rn 'mmers subsidieert. Als Fokker
vwachines weet te plaatsen moet de
Iudk hitfabriek het voorschot weer te-
Soetalen. Wordt de „Friendship" niet
Als de K.L.M. daarentegen enkele
van deze machines aan haar vloot toe
voegt, dan maakt Fokker een goede
kans dat er ook in het buitenland be
langstelling voor dit type zal ontstaan,
want de uitstekende naam die de K.L.M.
ook buiten onze grenzen geniet, maakt
haar in dit opzicht tot een uitstekend
presenteerblad.
De K.L.M. zal naar onze overtui
ging nooit in staat zijn met uitsluitend
Nederlandse vliegtuigen te opereren,
maar de aanschaffing van Fokker
„Friendships" is geenszins uitgesloten.
Op de foto die dit artikel vergezelt
staat de nieuwe president-directeur
van de K.L.M.. toen nog chef van de
vliegtechnische dienst, voor een F-76-
3m, een van de twaalf Fokkertypes,
die onder het embleem van de K.L.M.
gevlogen hebben. Wanneer er zich
geen tegenslagen voordoen zou het
ons niet verwonderen als dit aantal
in de komende jaren met de „Friend
ship" tot dertien zal worden uitge
breid.
De „Friendship" is een tweemotorige.
geheel metalen hoogdekker, die uitge
rust is met twee Rolls-Royce „Dart"
schroefturbines. Het vliegtuig, dat 28
tot 36 passagiers kan vervoeren, is be
stemd voor vluchten op de korte en
middenafstanden. Fokker heeft er ver
scheidene bijzondere beveiligingen m
aangebracht, o.a. versterkte liggers in
de buik van het vliegtuig en tegen de
vliegriching in geplaatste stoelen. De
F-27 is ontworpen als plaatsvervanger
van de Dakota, het „werkpaard" van de
luchtvaart, dat reeds geruime tijd om
aflossing vraagt. Ook in het buitenland
ontwerpt men echter speciaal voor dit
doel nieuwe types.
Aan de Delftse groentenveiling werden
gistermiddag de eerste aardbeien aan
gevoerd door de kweker E. C Bentvel
zen van Den Hoorn. De vruchten brach
ten 19 cent per stuk op.
heidsstaat had het gezag van steden en
gewesten vervangen. En zo mocht het
als symbolisch voor de overplaatsing
worden beschouwd, dat Lodewijk Napo
leon op 7 Juli 1806 de overbrenging ge
lastte van de oude, op Spanje en Enge
land veroverde vlaggen, van het
Binnenhof naar de grote Burgerzaal
van het stadhuis van Amsterdam, dat
hij op 20 April 1808 met grote plechtig
heid en veel militair vertoon in zijn
nieuwe hoofdstad, het paleis op de Dam
betrok.
Zijn koninklijke heerlijkheid zou maar
twee jaar meer duren. Bij het decreet
van Rambouillet van 9 Juli 1810 werd
ons land bij Frankrijk ingelijfd en Am
sterdam werd verheven tot derde hoofd
stad van het Franse keizerrijk. (Parijs,
Rome, Amsterdam). Charles Francois
Lebrun, hertog van Plaisance, zou als
Gouverneur-Generaal in Amsterdam
resideren.
Ofschoon de bevrydlngs-omwente-
ling in 1813, na de val van Napoleon,
in Amsterdam begonnen, in haar aan
vang bleef steken, waardoor Den
Haag de leiding kon overnemen, was
het toch de geest van Amsterdam, die
domineerde: „Het vaderland kan
door Oranje, maar moet niet alleen
o m Oranje hersteld worden; de Am
sterdamse burgerij zal voor de verlos
sing des vaderlands alles, voor het
verdreven stamhuis van Oranje vee)
veil hebben, maar geen Oranje-om
wenteling bij uitsluiting dulden."
Prinsgezinden en Patriotten werden
dank zij Amsterdam tot een nationale
eenheid samengesnoerd.
Amsterdam in 1813
Op 30 November 1813 landde Prins
Willem, zoon van de laatste stadhouder
Willem V, te Scheveningen. Het was
juist gezien, dat de Prins onmiddellijk
na zijn terugkeer naar Amsterdam ging.
Of men de Prins de stadhouderlijke of
de souvereine waardigheid zou aanbie
den, kon Den Haag niet beslissen, maar
alleen het oude patriottische Amster
dam, dat meer dan twee eeuwen lang
zo dikwijls de stadhouders getrotseerd
had en hun de voet dwars gezet. Op 2
December 1813 kon Kemper uit naam
van Amsterdam en van geheel Neder
land spreken: „Het is geen Willem VI,
die het Nederlandse volk teruggevraagd
heeft, maar Willem I, die als souverein
vorst regeren zal." „Leve Willem de
Eerste onze Souverein, De Prins moet
koning van Holland zijn", zo klonk het
door de Amsterdamse straten.
Niet in Den Haag, maar in Amsterdam
is de moderne monarchie in Nederland
uitgeroepen en bevestigd. Op 30 Maart
1814 zal Willem I in de Nieuwe Kerk de
eed afleggen op de grondwet.
Op 28 Nov. 1840 is het wederom
Amsterdam, waar Neerlands tweede
koning, Willem II, ingehuldigd wordt,
en op 12 Mei 1849 legde Willem III
de eed af op de grondwet, wederom
in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. En
na deze vorsten zullen onze twee
vorstinnen: Koningin Wilhelmina op 6
Sept. 1898 en Koningin Juliana op 4
Sept. 1948 in overeenstemming met
artikel 51 van de grondwet, Haar hoge
waardigheid in Amsterdam op Zich
nemen: „De Koning, de regering aan
vaard hebbende, wordt zodra mogelijk
plechtig beëdigd en ingehuldigd bin
nen de stad Amsterdam in een open
bare en verenigde vergadering der
Staten-Generaal".
Hoewel we mogen betreuren, dat de
regeringszetel gevestigd is en ook wel
gevestigd zal blijven in Den Haag, is
er toch geen twijfel aan, of historisch,
maar ook op andere gronden komt de
titel van hoofdstad des lands toe aan
Amsterdam, waarvan Vondel heeft
gedicht:
Aan Aemstel en aan Y.
Daer doet zich heerlijck open,
Zij, die als Keyserin
„De kroon draagt van Europen.
G. J. ROOYMANS
Op zijn visitatiereis in Zuid-Amerika
is Pater Silverio a Sancta Teresia, ge
neraal van de ongeschoeide Carmelie
ten, ten gevolge van een kortstondige
ziekte, te Mexico overleden.
Julian Gomes Fernandez werd 8 Maart
1878 te Escabados in de provincie Burgos
(Spanje) geboren. Hij trad 4 Juli 1895
in de orde der ongeschoeide Carmelie
ten; werd geprofest vijf Juli 1896 en
priester gewijd in de kathedraal van
Burgos, 27 Juni 1902. Daarna studeer
de hy theologie aan de Gregoriana te
Rome en volgde nadien colleges aan het
instituut van de Propaganda Fide. Na
de voltooiing van zijn studies keerde
hij naar Spanje terug, waar hij belast
werd met de directie van de uitgeverij
„El Monte Carmelo". Deze functie ver
vulde hij tot 1913, toen hij door het ge
neraal definitorium officieel werd aan
gesteld tot geschiedschrijver van de or
de.
In 1915 begint hij als historicus zijn
20-delige studie „Biblioteca' mistica
carmelitana" met een critische uitgave
van de werken van de grote Teresia
en Joannes van het Kruis. Uit 1922
dateert zijn standaardwerk „Geschie
denis van de ongeschoeide Carmel in
Spanje, Portugal en Amerika", dat
eerst in 1952 met het vijftiende deel
zal worden beëindigd.
In 1933 wordt hij tot provinciaal ge
kozen van de jonge provincie Burgos,
in 1937 volgt zijn benoeming tot generaal
definitor, in 1946 wordt hij vicaris-ge
neraal en in 1947 gaat hij de hoogste
functie bekleden in de orde: Praeposi-
tus generaal.
Om zijn vele wetenschappelijke on
derzoekingen in Spanje en Latijns
Amerika wordt hij in 1952 door caudillo
Franco begiftigd met de hoogste Spaan
se onderscheiding: het grootkruis in de
orde van Alfonsus XI.
Als schrijver heeft hij zeer verdien-
stelpk werk geleverd voor zijn orde op
het gebied van literatuur, geschiedenis,
apologetiek en mystiek, zodat hij met
recht de vruchtbaarste publicist wordt
genoemd van de Teresiaanse hervor
ming. Bij zy'n gouden priesterfeest heeft
de orde dit weten te erkennen in de
vorm van een lijvig boekdeel: zelo ze-
latus sum (Met ijver heb ik geijverd),
dat hem ter ere werd uitgegeven.
Als generaal overste heeft hij de eer
ste stoot gegeven tot het bouwen van
de nieuwe theologische faculteit der
Carmelieten te Rome, een werk waar
van hij de voltooiing niet heeft mogen
beleven.
Met hem is een groot Carmeliet heen
gegaan en een groot geleerde.
(Van onze correspondent)
Aan enkele leden van de z.g. topcom
missie van de marechausse-reserve is
eervol ontslag verleend wegens ondis
ciplinaire houding.
Zoals bekend hebben de vrijwilligers
van de marechaussee-reserve in de Noor
delijke provincies met massale ontslag
neming gedreigd, wanneer voor hen op
korte termijn geen vastomlijnde taak
was vastgesteld. Tot degenen aan wie
dit ontslag is verleend behoren de heren
G. P. Jr. uit Emmen en A. H. A. uit
Leeuwarden. De heer P. is voorzitter
van de topcommissie en heeft vorige
week op de vergadering te Assen, waar
de vrijwilligers zo onomwonden van
hun ontevredenheid hebben blijk gege
ven, een rede gehouden, waarin hij cri-
tiek leverde op de gang van zaken. Ook
de heer A. heeft op deze vergadering
de ontevredenheid der vrijwilligers ver
tolkt. Beide heren maakten deel uit
van de redactie van het maandblad De
Schakel, het contactorgaan der vrijwil
ligers.
De mezzosopraan-zangeres van de Ned.
Opera, Cora Canne Meyer, gaat, met
steun van het „Institut Frangais" te Am
sterdam, voor enige weken naar Parys,
om zich daar te bekwamen in het Franse
repertoire. Zy zal lessen gaan nemen by
Charles Panzera en Noemie Perugia. Het
hoofd van de sectie kamermuziek van de
„Radiodiffusion Frangaise", Pierre Cap-
devielle, heeft Cora Canne Meyer uitge
nodigd om voor radio Parys te zingen.
Advertentie
Mijn man zei: „Dat moest jij ook eens
doen!" Toen zei ik: „Jó, waar praat je
over, ik heb een paar keer per wéék
blikgroenten. Hoe dacht je dan, dat Ik
tegenwoordig aan die variatie kom? Bij
blikgroenten kun je kiezen: spersieboon-
tjes, snijbonen, andijvie, spinazie, wortel
tjes, doperwten en noem maar op.
Allemaal zomergroenten
op de wintertafel."
1
Een felle brand heeft het magazijn
van Öe N.V. Twentse broodfabriek en
warenhandel „De Concurrent" aan de
Wilhelminakade te Enschede vernield.
In het magazijn lag een grote hoeveel
heid zeer brandbaar materiaal opgesla
gen, o.a. papier voor het verpakken van
allerhande broodsoorten, alsmede grote
hoeveelheden meel. Er ontstond een
enorme rookontwikkeling. De brand
weer tastte met dertien stralen het vuur
aan en wist de brand tot de bovenver
dieping te beperken. Doordat grote hoe
veelheden bluswater de bakkerij in zijn
gestroomd moet het bedrijf voorlopig
stilstaan. De N.V. „De Concurrent" zal
in een andere broodfabriek de produc
tie voortzetten.
onflicten tussen uitgevers en auteurs lopen meer dan eens over de keuze
van een boektitel. De uitgever wil dat die titel zo pakkend mogelijk is. De
auteur mogelijkerwijs ook, maar hij wil toch vóór alles, dat de titel zijn
boek dekt en niet meer belooft dan de inhoud geeft.
Vooral wetenschappelijke auteurs hebben dienaangaande een sterk verant
woordelijkheidsgevoel en verkiezen dikwijls een fantasieloze, maar correcte titel
boven een suggestieve, die de kans op misleiding inhoudt.
Gerard Knuvelder, die ons in vier
even degelijke als boeiende folianten
het verhaal doet van zijn jarenlange
omgang met de Nederlandse literatuur
van de vroegste middeleeuwen tot aan
de eerste wereldoorlog, noemde zijn
werk in alle bsecheidenheid; „Hand
boek tot de geschiedenis der Neder
landse letterkunde" Natuurlijk strikt
genomen is Knuvelders tetralogie een
„handboek;" een waardiger titel voor
dit werk is eigenlijk niet te bedenken.
Men kan er in studeren en wie voor
neerlandicus blokt zou dom doen, in
dien hij het niet als betrouwbare gids
„bij de hand" hield.
Maar het boek is veel meer. Het
geeft ideale inside-information over de
ontwikkeling onzer letterkunde aan de
lezer die er nu eens wat meer en voor
al wat meer intiems van wil weten dan
de gewone handboekjes vertellen en
voor wie anderzijds de veeldelige stan
daarduitgave, „Geschiedenis van de let
terkunde der Nederlanden," onder
hoofdredactie van prof. dr. F. Baur, met
medewerking van een groot aantal tijd
perkspecialisten, te gedetailleerd en te
kostbaar is.
Handboekschrijver Knuvelder heeft
de onoverschatbare aantrekkelijkheid
van èn wetenschapsman èn kunste
naar te zijn. Wy wezen hierop reeds
in onze kroniek van 28 April 1951,
toen de eerste delen van Knuvelders
handboek aan de orde waren. Nu het
vierde deel onze aandacht gevangen
houdt, wordt nog een derde kwali
teit van de auteur Knuvelder zicht
baar: hij is een man met interesse
voor een veel breder terrein dan dat
der schone letteren.
Men merkt dit in dit vierde deel het
duidelijkst, waar hij handelt over de
figuur van Geerten Gossaert, die na
zpn geruchtmakende bundel „Experi
menten" (1911) als dichter definitief
zweeg, maar als prof. C. Gerretson in
toenemende mate creatief werd. Knu
velder laat ons zien, hoe deze politieke
en economische publicist van de oppo
sitie logisch uit de „geheel mateloze"
poëet is voortgesproten en daarna
bespreekt hij Gerretsons voornaamste
publicaties („Geschiedenis der Konink
lijke" en „Coens eerherstel"), als be
horende tot de letteren in breder, te
weten cultuurhistorisch, verband. Dat is
(Van onze parlementaire redacteur)
orig jaar is dr. Piet Kasteel,
gezant der Nederlanden in
Chili, weer naar zijn verre
post in Santiago de Chile terugge
keerd. Zij, die, tussen haakjes, ver
onderstellen, dat het leven van een
diplomaat alleen maar door Zuide
lijke zon beschenen wordt, mogen
bedenken, dat, afgezien van de ver
antwoordelijkheden van het ambt,
de opvoeding van de kinderen voor
deze beroepsuitstedigen de nodige
zorgen meebrengt. Dr. Kasteel en
zijn vrouw hebben vier van hun vyf
kinderen ergens ter wereld moeten
achterlaten. Een, die wordt opgeleid
tot Jezuïet, in Amerika; een, die
evenals zijn vader de doctorsbul gaat
halen, in Leuven; een meisje in New
York en een in Nederland.
Maar overigens heeft er in het
leven van dr. Kasteel inderdaad heel
wat zon geschenen. Het was zelfs
min of meer symbolisch, dat na een
zonnig herfstverlof. de regen niet
eerder begon te stromen dan op de
dag, waarop dit Zondagskind weer
in de Skymaster stapte.
Begonnen als redacteur van De
Tijd en spreker voor het Gilde van
de Klare Waarheid de muren van
het zaaltje in de Amsterdamse Laza-
russteeg daveren er nog van trok
hij naar het staatkundig hart van
Nederland als parlementsredacteur
van de Maasbode en hoofdredacteur
van Herstel, medewerker aan Het
Schild, De Opmars en menig ander
periodiek. Daarna werd hij, met het
doctoraat in de klassieke letteren op
een proefschrift over dr. Abraham
Kuyper in zijn zak, de klassieke
bevestiging van het gevleugelde
woord, dat de journalistiek tot alles
leidt, mits men tijdig uit de karos
weet te springen. Karos is in dit ge
val misschien wel het juiste woord.
De stijl van Piet Kasteel is een an
dere dan die van de moderne kran
ten. Zij was ouderwets-hartstochte
lijk, zonder echter ouderwets te zijn.
Men herinnere zich slechts het arti
kel, dat hij schreef over Nolens in
ons blad bij de onthulling van diens
standbeeld in Venlo in September
vorig jaar. Een stuk, waarin de mens
Nolens even recht op u afkwam als
Charles Vos dat in steen had ge
suggereerd, met alle waardigheid en
gezag van de regent, fors en impo
sant. Een stuk, dat insloeg als een
donderpreek.
Het huidige geslacht kan inmid
dels alle bewondering hebben voor
de wijze, waarop Piet Kasteel het
vak van journalist beoefende in een
tijd, waarin dit van gezapigheid niet
geheel vreemd was. Wijlen professor
Cobbenhagen heeft hij eens onder
schot gehad in de jaren, toen heel
Nederland met spanning zat te wach
ten op de beslissing, die Colijn zou
gaan nemen met de gulden. In een
entre-nous van twintig minuten had
hy zijne hooggeleerde leeggepompt
en zonder dat het slachtoffer zich
van iets bewust was, het hele geval
even later doorgetelefoneerd naar
zyn krant. Een paar uur daarna las
men in Tilburg in het avondblad het
antwoord op de brandende vraag: is
devaluatie zedelijk verantwoord? De
korte inhoud van een driedelig stan
daardwerk over de monetaire kwes
tie, dat eerdaags zou verschijnen,
had hp er maar even aangeknoopt.
Zo heeft Piet Kasteel menig grapje
uitgehaald, ook toen hy „Excellen
tie" was geworden. Het artikel over
Nolens is geschreven in een nacht na
een vermoeiende autotocht uit
Frankrijk, uit pure sportiviteit. Hp
was een van de weinige journalisten,
die tot de ongenaakbare Nolens was
doorgedrongen en zelfs een hartelijk
contact met hem had gehad.
Als gouverneur van de Neder
landse Antillen heeft hy op Curagao
eens met dezelfde levendigheid ge
reageerd op het verlangen van de
Staten om de hu-
welijkswetgeving te
veranderen en de
misbruiken onmO'
gelijk te maken,
die buitenlanders
zich meer en
neer permitteerden,
door op Curagao hun echtscheidin
gen juridisch te komen regelen. Dat
was midden in oorlogstijd, maar de
Londense heren konden niet zo in
spanning verkeren over het lot van
het Koninkrijk, of zij hadden op het
laatste ogenblik toch in de gaten
gekregen, welke vooruitstrevende
krachten in Willemstad aan het werk
waren. Van Heuven Goedhart stuur
de een ijl-telegram met een verzoek
om opheldering. Gouverneur Kasteel
had de kaarten juist geschud. Nog
dezelfde dag keurden de Staten het
wetsontwerp, dat ook op hun initia
tief was ingediend, goed. Die avond
ging er een spoed-telegram naar
Londen terug: „Wetsontwerp heden
door Staten aanvaard door mij ge
contrasigneerd." Londen kreeg de
beslissing te slikken. Nooit is be
kend geworden, hoe deze tactiek de
regering is bevallen.
Wy hebben de indruk, dat men er
"V s M
destijds niet slecht aan heeft gedaan
in het door en door Katholieke Zuid-
Amerika deze wakkere Nederlander
op een van de verste posten in het
Koninkrijk, de Legación de Holanda,
te Santiago de Chile, de vertegen
woordiging van zijn land toe te ver
trouwen. De rapporten, die de Eco
nomische Voorlichtingsdienst sinds
dien uit Chili ontvangt, zijn lang niet
de slechtste, die Den Haag via de
Buitenlandse Dienst van het Plein
bereiken.
Over één ding is dr. Kasteel ver
baasd geweest tijdens zijn verblijf in
Nederland. Er waren besprekingen
over de Katholieke eenheid op til.
„Waar praten we over? De ruggen
tegen elkaar, de juiste mannen op
hun post en aanpakken," was zijn
reactie. In zijn ogen fonkelde het
vuur van de mannen van de Lazarus-
steeg.
GERARD KNUVELDER,
romanticus èn wetenschapsman.
niet alleen origineel, het is bovenal
juist en terzake. In eenvoudige be
woordingen wordt het probleem Gos-
saert-Gerretson als volgt trefzeker ge
schetst:
Terecht bande, meent Gossaert,
Plato de dichters uit zijn ideale staat;
zij immers zijn „niet van deze we
reld." Niets rechtvaardiger, niets na
tuurlijker dan ook, dan dat de sa
menleving, figuurlijk gesproken, Mees
ter Droomer in zijn hemd laat staan.
Zij zijn er ook allerminst bij gebaat
in deze wereld geïncorporeerd te wor
den tenzij deze wereld uit de
geest herboren werdezelfs niet
door haar erkend te worden: „de
dichter is van godswege een paria; en
deze vloek weze zijn zegen!"
Anderzijds echter en daarvan is
de jonge Gossaert zich vrij spoedig
bewust geworden voert de vrijheid
van de dichter deze, wanneer zij ma
teloos wordt uitgekuurd, naar de hel
van de bandeloosheid. Dit inzicht nu
heeft hem er toe gebracht zijn leven
op een zeker ogenblik vrijwillig te
onderwerpen aan eên uitwendige
norm, i.e. die van de maatschappij,
die als antipode van de dichterlijke
vrijheid ageert. Vrijwillig heeft hij
zich, om de vormeloosheid te ont
gaan, gebonden aan de maatschappij
en haar eisen. Hierin is gelegen de
diepste verklaring van het in zyn
tyd opzienbarende verschijnsel van
het zwijgen van de dichter. G e r r i t-
son heeft de dichter als zo
danig verloochend terwille
van de burger. De intrede in het
„klooster" Sociëtas Mundi dwong
hem zijn dichterlijke kuren in be
dwang te houden.
Zyn zelfonderwerping aan uiterlijke,
maatschappelijke vormen is overi
gens niet van een leien dakje gegaan,
noch heeft zij geleid tot de verlooche
ning van zyn wezenlijke natuur. Een
ordelijk, maatschappelijk „burger," in
de corrupte zin van het woord, is
Gossaert nooit geworden. Want al
heeft hy dan, uit zelfbehoud, de mon
nikspij aangetrokken, in oppositie
met zijn aangeboren, tot tuchteloos
heid neigende vrijheidsdrang
achter de monnikspij bleef de vrij
buiter Reinaert leven. Waar hij de
kans kreeg, wees hy op de vlekken
die het kleed bezoedelden. Zonder
De onlangs 70 jaar
geworden prof. C.
Gerretson, die thans
voor de C. H. U.
een zetel bezit in
de Eerste Kamer en
in 1911 onder de
schuilnaam Geer
ten Gossaert de
geruchtmakende
dichtbundel „Expe
rimenten" publi
ceerde. Over diens
merkwaardige zwij
gen nadien als dich
ter schrijft Gerard
Knuvelder in zijn hierbij besproken
„Handboek" een inzichtgevende, hier
ten dele aangehaalde, verklaring.
beeldspraak: hy voegde zich welis
waar, noodgedwongen, in de burger
maatschappij, maar voelde zich al
leen maar dan redelijk wel, als hy
deze maatschappij bestrijden kon.
Vandaar zijn eeuwige, onophoudelijke
oppositie."
iet alleen by Gossaert-Gerritson,
de thans zeventigjarige, ook bij
de bespreking van prof. ,T. Hui
zinga's oeuvre blijkt, dat Knuvelder een
man is, die de literaire uiting in groot
verband ziet. Knuvelder noemt Huizin-
ga „de meest spectaculaire figuur" van
essayist naar voren kwamen. MetFruin
is Huizin ga (18 7 2-1 94 5) onze
enige historicus van wie men
de „Verzamelde Werken" heeft
uitgegeven. Dit feit, aldus Knuvel
der, kenmerkt zijn niveau, „dat ontstond
uit samenwerking van twee factoren die
elkaar in evenwicht houden: zijn weten
schappelijke akribie (stiptheid) en zijn
verbeeldingskracht. De eerste factor
maakt hem tot geleerde, de tweede tot
de kunstzinnige verbeelder van het ver
leden; als man van veelzijdige belang
stelling, verfijnde smaak en artistieke
begaafdheid, was Huizinga in staat gro
te episodes en hun verschijningsvormen
geestelijk te omvatten en daarin voor
komende gestalten en levensverschyn-
selen dramatisch te groeperen."
Kijk, op dit laatste komt het aan in
de ogen van Knuvelder. Omdat Huizin
ga „verbeeldingen" geeft, hoort hij in
dit Handboek der Nederlandse letter
kunde wezenlijk thuis.
Verbeeldingen. Verbeelding. In dit
woord vangt men vrijwel alles op wat
voor de echte kunstenaar kenmerkend
is Vrijwel alle -ismen zijn hieruit af te
leiden: als gedifferentieerde manieren
waarop de verbeelding zich uitdrukt en
gedifferentieerde levenshoudingen die
de verbeeldingskracht ons afdwingt
De houding die Knuvelder persoon-
lyk het meest „ligt" is die van de ro
manticus. Het is een wel zeer bijzonde
re waarde van zijn Handboek, dat onze
literatuur er als nooit tevoren in wordt
gezien vanuit de romantische gezichts
hoek. Aan het derde deel, dat in grote
trekken onze saai geheten negentiende
eeuw behandelt, gaat een zeer uitvoe
rige inleiding over de Romantiek als
Europees verschijnsel vooraf. Het vier
de deel, dat van 1880 tot en met de
figuren die vóór de eerste wereldoor
log hun draai vonden loopt, geeft ons
de doorwerking van die officiële Ro
mantiek te zien.
In een vijfde deel, dat binnen af
zienbare tijd zal verschijnen, wil Knu
velder, losstaand van dit Handboek, het
„onvoltooid verleden" van 1916 tot
1940 behandelen. We zien er met veel
verwachting naar uit. Het zal ongetwij
feld, ook losstaand, het eenmansstem-
pel dragen, hetwelk aan dit gehele werk,
zeg maar: lévenswerk, zulk een eigen
overtuigingswaarde geeft.
NICO VERHOEVEN
Gerard Knuvelder: Handboek tot
de geschiedenis der Nederlandse letter
kunde van de aanvang tot heden. Vier
de deel. Uitg. L.C.G. Malmberg, 's-Her-
togenbosch 1953.
Op 15 Maart a.s. zal in de Ridderzaal
van het Muiderslot ten overstaan van
notaris mr. J. Winkel een stichting in
het leven worden geroepen onder de
naam „Vrienden van het Muiderslot".
Artikel 2 van de stichtingsstatuten
luidt: „De stichting heeft ten doel de
traditie van de 17de-eeuwse Muider
kring naar beste vermogen voort te zet
ten en het Muiderslot een eigen beteke
nis in het hedendaagse cultuurleven te
geven."
De stichting beoogt haar doel te ver
wezenlijken met het in het leven roepen
van een cultureel genootschap de Mui
derkring.
De hedendaagse Muiderkring zal vol
gens de statuten ten hoogste vyftig wer
kende leden hebben en bestaan uit zeven
afdelingen, elk van zeven werkende
leden. De zeven afdelingen worden ge
vormd door: dichters en prozaïsten; lit
terair- en kunsthistorici en essayisten;
toneelspelers en voordrachtskunste
naars; scheppende en uitvoerende mu
sici; beeldende kunstenaars en architec
ten; industriëlen en economen, en ten
slotte overheidspersonen.
De 50ste plaats is bestemd voor een
prominent Nederlander, al dan niet
vallend buiten voornoemde groepering.
Als werkend lid komen in aanmer
king actieve, vooraanstaande personen
in de maatschappelijke sector, welke
correspondeert met de afdeling.
Het lidmaatschap wordt verleend voor
het leven, met dien verstande, dat een
werkend lid bij het "bereiken van de
75-jarige leeftijd verder als honorair
lid wordt beschouwd.
jaar, omstreeks 21 Mei, (Hooft's sterf
dag) in plenaire zitting in het Muider
slot bijeen. Tijdens die zitting wordt
door een der leden een wetenschappe-
lijk-culturele voordracht gehouden met
gelegenheid tot gedachtenwisseling. Dan
volgt een gemeenschappelyk banket en
daarna een kunstzinnige manifestatie,
eveneens verzorgd door de leden.
Het stichtingsbestuur bestaat (in al-
phabetische volgorde) uit de volgende
personen: de burgemeester van Hilver
sum, de heer J. J. G. Boot, ir. E. L. A.
Driessen (Hilversum), jhr. H. W. C.
Hooft van Woudenberg (Amsterdam),
slotvoogd Ton Koot, prof. dr. Garmt
Stuiveling (Hilversum), mw. H. van
VoolenKasten (Amsterdam) en oom
Jan van Zutphen.
Contacten met de kernen der te vor
men zeven afdelingen zijn reeds gelegd.
In Mei 1954 hoopt de Muiderkring zijn
eerste plenaire zitting in het Muiderslot
te houden.
Voor niet-leden zal eens per jaar een
artistieke manifestatie worden georga
niseerd, voornamelijk ten bate van een
sociaal, liefdadig of cultureel doel. De
zetel van de stichting is het Muiderslot.
Onder de veestapel van de veehou
der C. v. Muiswinkel aan de Linden-
hovestraat te Alphen aan den Rijn is
varkenspest uitgebroken. De gezond
heidsdienst gelastte dat de gehele var-
kansstapel van 45 stuks moest worden
afgemaakt. Uitbreiding van deze zeer
gevreesde ziekte by dieren is niet ge
constateerd.