Een Franciscaan als conferfilmoperateur, liedjeszanger en scenarioschrijver "AKKERTJES11 Dr. L. A. H. Albering z SLECHTE ETERS E Tijdgenoten VOOR 'N KWARTJE NAAR DE BIOS VAN PATER NAAT LUXE-PAARDJE VAN HET S.F.L. VOORKEUR VOOR WILD-WEST üi ESsïffl J Ifei |SI 1 iÊÊÊÊÊÈÊÈÈÊSÈÈSÊÈm JMM jÈ BH WBÊ i ZATERDAG 10 APRIL 1954 PAGINA 7 Scholen en lijken Waarom tooh? helpen direct I ev Spoorwegongeval bil Rotterdam Geen persoonlijke ongelukken Ook cineast |p£ f! fwj - „Eén hapje voor Oma,v één hapje voor Opa en nóg een hapje../' Het helpt weinig: U moet de diepere oorzaken van het gebrek aan eetlust kennen Uitslag verkiezingen voor televisie Achter een vrij deftige gevel aan het bijzonder def tige Rapenburg in Leiden staat een Franciscaner pater aan de microfoon en zingt vol toewijding, een beter lied waardig, de beste schlager van het ogen blik, „O mein Papa". Wanneer het jonge publiek echter niet enthousiast genoeg reageert, schakelt hij zonder aarzelen over op de Moulin "Rouge en als dan de hele Zaal meebrult, heeft hij z'n doel bereikt. Het gaat er hem slechts om de jongens enige ogenblikken bezig te hou den, totdat de zaal vol is en iedereen zijn plaats gevon den heeft zonder daarbij tot al te krachtdadige expan sies overgegaan te zijn. Geen beter middel dan zingen, denkt pater Raymund van Sasse van Ysselt O.F.M., Het is zeven jaar geleden heef be scheiden begonnen. De eerste keer waren er maar 35 jongens en de stomme film, die pater Raymund draaide, kon hen slechts matig beko ren. Doch spoedig ging het beter, voor al toen er eenmaal een geluidsprojector was aangeschaft en de jongens elkaar doorgaven, dat je op het Rapenburg voor een kwartje naar de film kon. „komen er iedere Zondag ongeveer •f n- erd' verdeeld over drie voor stellingen. Een keef zijn het er zelfs duizend geweest en met dit record is de Leidse kwartjes-bioscoop wellicht de grootste van Nederland. Het werk is pater Raymund dan ook een beetje boven het hoofd gegroeid. Hij kan het alleen niet meer af en heeft vier ordebewaarders - onder wie een soldaat van het Leger des Heils - aangesteld om het publiek in toom te houden. Bij het in- en uitgaan is er zelfs een agent nodig om het verkeer te re gelen. Wie dit weet, verwondert zich niet, dat hij geen luxueuze zaal betreedt. Het is een oude kale pijpenla met smal le hoge vensters, die met jute zijn Afgeschermd Op het podium staat het ^vitte doek opgesteld en midden in de *aal, op een tafel en een kist, bevindt such de projector. De toeschouwers zit ten op afgedankte bioscoopstoelen, daarvan er tijdens iedere voorstelling Vast en zeker een sneuvelt, omdat de Jongens gewend zijn op hun eigen wijze •e reageren. Als het licht uitgaat, is het even ftil. Men voelt de spanning om wat *omen gaat. Maar binnen drie minu ten komt het commentaar los; de jon gens hebben dan ai in de gaten hoe «e film zal zijn. „Geen pest an", zeg- ken ze, wanneer er na vijf minuten dog geen schot gevallen is. Maar wor den hen in de eerste scène al een baar lijken voor de voeten geworpen, ™an is 't een moord-film. Er wordt kefloten en gejoeld, gescholden en ge juicht. Wee de bandiet, die het waagt ?P de ranch een paard te stelen en ju de vlucht te struikelen; het geloei ■it de zaal is vernietigender dan het "«•engste vonnis van de sheriff. En als dan op het laatste moment de cowboys ®P hun snelle paarden uitrukken om de ontdekte bende in te rekenen 11a fan hevig vuurgevecht, zit niet één Jongen nog op zijn plaats, staan allen doven op de stoelen en wordt hun ge juich, dat aan meer geciviliseerde frommel vliezen de hoogste eisen stelt, degeleid door het krakken van een jdoelzitting, die de strijd tegen trappe lende jongensvoeten heeft moeten op- keven. VY7 ie enigermate thuis is op het W gebied van de jeugdfilms zal T pater Raymund onmiddellijk Jragen: Welke films draait U en hoe komt U iedere Zondag aan een ande- fe? Meteen zit de filmpater op zijn 'tokpaardje. Er is een enorm gebrek aan goede ■Ugdïilms, vertelt hij. Nederland heeft 'actisch niets anders dan „Trouwe t meraden" van Niestadt. We zijn dus het buitenland aangewezen, voorna- ketten uit vliegtuigen wierpen. Helaas mankeerde er wel het een en ander aan de technische afwerking; het geluid was bepaald slecht. De vol gende film, weer naar een scenario van pater Raymund en loór hem geregisseerd, was „Het Geheim van de Valkhorst", weer een verhaal over boeven, die door jongens ontmaskerd en overmeesterd werden, tegen de romantische achtergrond van een oud kasteel. Pater Raymund moest de productie echter stopzetten, ook om dat zijn plannen financieel moeilijk te realiseren waren. Hij geeft de moed echter niet op. Als lid van de jeugdfilmkeuring van het instituut „Film en Jeugd", dat vijf bekende schrijvers van jeugdboe ken verzocht heeft een scenario in te zenden, heeft pater Raymund er zelf zijn „Blauwe Expres!' aan toege voegd. Van de zes scenario's werden er drie goedgekeurd. Vermoedelijk zal in de komende zomervacantie reeds met de verfilming van de Blauwe Expres begonnen worden. Het gebrek aan goede jeugdfilms is echter niet het enige probleem, dat bij de kwartjes-bioscoop ter sprake komt, Eerst dient de vraag gesteld te wor den of het wel aanbeveling verdient een dergelijke jeugd-bioscoop te exploi teren en daardoor de jeugd film-rmnded te maken. Maakt U zich geen illusies, zegt nater Raymond zeer beslist. De jongens directeur-operateur van de LeiSse kwartjes-bioscoop, die door de jongens ook wel pater Naat genoemd wordt, omdat zij wel eens ooit van patronaat gehoord hebben, het oude Gezellen-huis aan Leidens mooiste gracht, dat sedert 1947 door het Sint Franciscus Liefdewerk als Don Boscohuis geëxploiteerd wordt. Aan deze naam dankt pater Raymund zijn apdere bijnaam, pater Bosco. Weer andere jongens, leden van het S.F.L., noemen hem gewoon aalmoezenier. En zo heeft hij nog wel meer namen, maar allen kennen hem in Leiden als de film- pater. In welke volksbuurt van Leiden pater Raymund ook opduikt, overal vragen de jongens: „Wat krijgen we Zondag, pater? Weer vechten? Oorlog of cowboys?" gaan toch naar de bioscoop; niemand die hen er van af kan houden. Don is het in ieder geval beter voor hen films te draaien, die wij speciaal uitgezocht hebben en die goed, althans niet slecht zijn. Bovendien, wat doen de jongens anders op Zondagmiddag? Ze slenteren maar wat op straat en wie weet wat daar gebeurt, rijzen zijn ha ren te berge. In huis heeft dit soort jongens geen enkele ontspanning, ze ker niet in de oude kleine krotten van de volksbuurten. Zij moeten dus wel de straat op, weer of geen weer. Wat kunnen wij dan beter doen? Wanneer de jongens bij ons zijn, kunnen ze al thans geen straatschennerij bedrijven. Al had ons werk geen enkel ander re sultaat dan dat wij iedere Zondagmid dag en -avond achthonderd jongens Pater „Naat" voor de voorstelling. Orde handhaven betekent zingen en, als er even niet gezongen wordt, spreken met forse stem. enige uren van de straat hielden, dan was het toch reeds nuttig werk. Maar er is meer. Door onze keuze van films bereiken we misschien, dat vooral de oudere jongens - er komen hier s avonds ook veel jongemannen van 18 tot 25 jaar - iets critischer worden in hun filmkeus. Voor hen draaien we meestal andere films dan 's middags voor de kleinen. Opmerke lijk is hoe b.v. een film als ,,'t Schot is te Boord" van Herman van der Horst wel degelijk de belangstelling heeft. Vraag daarom niet, gaat pater Raymund verder, of dit werk apos tolische vruchten afwerpt. Het gaat wel uit van het S.F.L., maar daar is dan ook alles mee gezegd. We proberen niet de jongens doelbewust te beinvloeden. Een collega heeft het één keer geprobeerd met een heel kort woordje tussen twee films door; de jongens floten hem van het po dium af. Ik heb in de Vasten wel eens een serieuze film willen draai en, „Joseph in Dothan", b.v. Maar de meeste jongens liepen de zaal uit en anderen brulden: „Kwartje terug". Een doodenkele keer komt er eens een jongen naar je toe, die contact zoekt. Soms kan men hem dan over hevelen naar èen S.F.L.-club. Maar veel is het niet. Advertentie li. slijk op Engeland, waar Mary Field jjSor Arthur Rank zeer goede jeugd huis maakt, zoals De Spoorzoekers Jfüsh Christmas). Frankrijk heeft R enkele, o.a. van la Maurice, en j Hitsland is ook begonnen, maar he- Oas nog niet op 16 mm. Dan zijn er jj^hzelfspi okend nog de films van Wil- sahi Boyd met cowboy Hopaiong Cas- o ay en oudere films met Rint-tin-tin. s~hada heeft een goede serie met D^geaat Refew van de bereden politie jjj als men dan ook de Amerikaanse kJJJs nog neemt met het zangwonder lm. "y Breen, is de voorraad ongeveer ij Seput. Voor de rest moeten we het Vo„„maar doen met normale films, die koT.Alïe leeftijden of voor 14 jaar ge- Jrd zijn. Hfs h- Er heeft zich gistermiddag een spoor wegongeval voorgedaan in de omgeving van Rotterdam, n.l. op de plaats waar de ceintuurbaan, die naar het station Rotterdam-Noord leidt, zich afscheidt van de lijn SchiedamRotterdam. Uit de richting Schiedam kwam om streeks tien minuten over half een een treinstel aangereden, bestaande uit een locomotief met een aantal wagons, ge laden met kolen. De trein was bestemd voor het station Roterdam-Noord. Op de splitsing van de spoorbaan, waar de trein dus af moest zwenken naar Rot terdam-Noord, zijn echter door onbe kende oorzaak de locomotief en twee der wagons doorgereden in de richting Rotterdam, de derde en volgende wa gens zwenkten de ceintuurbaan op, in de richting van station Noord. Ze kwa men niet ver, want al spoedig ontspoor den de eerset drie wagons, waarvan er twee omvielen. Aan de bovenleidingen van de ceintuurbaan is nog al wat schade aangebracht. Er hebben zich geen persoonlijke ongevallen voorge daan. Hoe komt 'n mens ertoe se cretaris te wor den van zulk een wonderlijke en moeilijke V vereniging als een politieke partij? Ziedaar de eerste vraag, die rijst, als men zijn aandacht concentreert op de opge wekte Saks, die dr. L. A. H. Albe- ring is, de secretaris van de KVP. Partijsecretarissen kunnen heel ge makkelijk kamerlid worden en vroeg of laat zijn ze ministeriabele mensen, maar als ze zover geko men zijn behoeft niemand te vragen hoe dat gegaan is. Het een vloeit uit het ander voort, maar er schijnt niets te zien in het leven van een man, waarvan het partij secretaris schap een logisch sequeel is te ach ten. Dr. Albering was vroeger een leraar en wel in het Nederlands. Naast dit leraarschap, door hem in Breda en voor de jongste Wereld oorlog uitgeoefend, was hij een man van vele sociale werkebdigheden. De Leeszaal, het Wit-Gele Kruis, Sint Adelbert waren de onderwerpen van zijn vrije tijdsbesteding. Soortgelijke combinaties van be langstelling komen bij vele leraren voor, maar om er wijs uit te kun nen worden, wat ze bij dr. Albe- ring betekenden, zou men moeten weten in welke verhouding ze tot elkander stonden. Men kan leraar worden, omdat men niets beters weet te doen of uit een soort van familie-erfelijkheid, èn sociaal wer ker bij wijze van tijdverdrijf en om de verveling te doden, waaraan men als leraar lijdt; of om lucht te geven aan de energie, die men meent in het leraarsambt niet voldoende kwijt te kunnen. Men kan leraar worden omdat men een wetenschappelijke be langstelling heeft en niet ver genoeg kan komen om een geleerde te zijn. Leraren van dat slag echter ontmoet men zelden op een sociaal neventer rein. Men kan echter ook leraar worden uit paedagogische belang stelling en dan is men bijzonder ge schikt voor het sociale arbeidsveld, want paedagogie is een sociale trek in de mens. Dr. Albering is geen leraar ge worden uit erfelijke traditie. Hij stamt uit een familie van boeren uit het Duits-Twentse grensgebied, waaruit zich kooplieden ontwikkeld hebben, die in Groningen belandden. En hoeveel hij ook afweet van de Vier Heemskinderen, waarover hij in 1934 zijn proefschrift schreef, het lijkt toch niet geheel zeker, dat hij nu juist de taalwetenschap om haar- zelfs wil het meest bemind heeft. Maar men kan in de Vier Heems kinderen wel zien een verhaal met een sociale inslag en men kan in het leraarschap van dr. Albering heel goed zien de paedagogisch-sociale belangstelling van een man, die me dedeelzaam van natura en daad krachtig is, een doener kortom. Hij koos dan ook niet de wiskunde of de scheikunde als zijn vak, maar de taal en daarvan bij voorkeur de Ne derlandse taal, die het natuurlijke voertuig is van onze Nederlandse ge dachten. Taal is heel veel tegelijk. Taal is wat de geleerden linguistiek noemen. Taal is wat de aesthe- ten litteratuur noemen. Taal is wat dr. Albering een sociale wetenschap noemt. Dit is zeer typerend voor hem. Hij is geen geleerde en even- "7 Twee steunpilaren van de K.V.P. Op de voorgrond dr. L. Albering, op dr achtergrond prof. C. Romme. min een aestheet of een kunstenaar. Zijn geprefereerde ontspanning is een detectiveroman en het lijkt even karakteristiek dat juist dit zijn ont spanning is, als dat dit zijn enige ontspanning genoemd mag worden. Dr. Albering is een man, die zich van de taal bedient om uit te zen den, wat hij meent en gelooft en om te ontvangen wat anderen aan menin gen en gedachten hebben terug te sturen naar hem. In hem is geen breuk aanwezig tussen de taalleraar en de sociale werker. Dat alles zijn verschillende functies van een en de zelfde capaciteit in een zeer bepaalde toestelling van intellectuele en psy chische verhoudingen. Hij praat al tijd en met iedereen, en als hij niet praat is het alleen omdat hij schrijft wat overigens practisch hetzelfde is en dat is zijn beroep zo goed als zijn ontspanning. Daarin is in de mens Albering geen onderscheid of breuk. En waarschijnlijk daarom zal hij ook wel altijd een goed gehu meurd en bepaald opgewekt man zijn. Het haken naar het onbereik bare, naar dat, wat hij niet heeft, de heilige ontevredenheid van de gedre vene naar een steeds wijkende hori zon is hem vreemd. Hij is een geluk kig man, bereid om iedere dag God de Heer te prijzen, dat hij zo aange naam leeft met zijn capaciteiten, met het werk, dat hij ervoor als uitlaat gevonden heeft, met zijn gezin waar mee hij het goed getroffen heeft. Natuurlijk, het is 'gemakkelijk te praten achteraf. Een man waar te nemen in een gevestigde positie, maakt het niet al te moeilijk in ziin karakter lijnen te vinden, die hem als het ware voor die positie predis poneerden. Het is een kunstje, waar voor men op zijn hoede moet zijn. Natuurlijk ligt in dr. Albering's ka rakter niets besloten, dat hem tot het noodlottige gevolg van het secreta riaat der K.V.P. moest voeren. Niets voor zover wij mensen het bij de huidige stand der psychologische wetenschap kunnen waarnemen al thans. Dr. Albering had om maar iets te noemen ook in de illegali teit, waarin hij als sociale daadmens natuurlijk zijn rol moest spelen, ge fusilleerd kunnen worden. En dan was alles plotseling afgelopen ge weest. Ma er is een geheimzinnige band tussen karakter en lot, en dr. Albering moest kennelijk niet gefu silleerd worden, doch zijn aanleg vervullen in het secretariaat van de K.VP. Waarom van de K.V.P.? Ook dat ligt niet in de vakjes van zijn karakter opgeborgen, maar men dient toch wel te bedenken, dat ka tholieken uit de diaspora strijdbare mensen zijn, vurig, apologetisch, wer vend. Wat moet hij in de K.V.P. in wezen anders doen dan werven? Men behoeft daarbij niet in de eerste plaats te denken aan leden, maar wel aan inzichten. Hij moet mensen doen begrijpen, waarom zij een katholieke partij behoren te steunen, hij moet hen doen begrijpen wat daar voor goeds in is, wat hun verantwoordelijkheden zijn, wat hun bewustzijn als leden van een groep globaal genomen en in deze tijd ge zien van hen vergt. j>Het is om deze reden dat pater stn. ,mund enige jaren geleden de en a, .„schoenen heeft aangetrokken in jeugdfilms is gaan maken, samenwerking met de Pareival- Tilburg. Het eerste product „De Zwarte Panter", gespeeld ^Om* J. UUWl gCOl-JCUAVA »e o Ipngens en vaders van net Leid- •ïïinb-i 1 een sPanuend verhaal over elaars, die in de duinen pak- y - - - -V j Het gaat niet allemaal even officieel in de Leidse jongensbioscoop. Dit b.v. is de ingangscontrole. Dringen en duwen, toch kan je er niet in zonder kaartje. (Van onze medische medewerker) Een dezer dagen las ik het vol gende: „Er zijn twee soorten kinderen. De ene soort stelt ons voor problemen, de andere be staat niet". Deze uitspraak is de aanleiding geweest om weer eens een immer actueel probleem met u te behandelen, en wel: het slechte eten. Meestal begint deze moeilijk heid als het kind zestien maanden oud is. Natuurlijk kan er al veel vroeger een totaal gebrek aan be langstelling blijken voor alles wat met eten te maken heeft, wat dan meestal reden tot heftige ongerust heid van de moeder is. En al zal die ongerustheid gelukkig niet altijd gegrond blijken, in zo'n geval is het goed het "kind eens grondig door de huisdokter te laten nakijken, omdat er voor slecht eten allerlei lichame lijke oorzaken kunnen bestaan. Toch wilde ik het met u over een ander soort slechte eters hebben. Kleuters, die met een 'ang gezicht en met lange tanden achter hun bordje zitten. Met veel moeite zijn er nog een paar hapjes naar bin nen gegaan. Eén hapje voor Oma, één hapje voor Opa en nóg een hapje voor iemand anders en dan is het afgelopen. Dat heeft meestal een andere reden. Over duimzuigen en bedwateren sprekend, heb ik in deze kroniek al eens gezegd, dat deze hebbelijkheid vaak het gevoig is van een vermeend of werkelijk tekort aan moederlijke zorg en ge negenheid, of van een achterstelling bij een nieuw broertje of zusje, dat in het begin natuurlijk alle zorg en belangstelling voor zich opeist. Der gelijke kinderen kunnen nu op al lerlei manieren proberen weer in het middelpunt der belangstelling te komen: door te gaan duimzuigen, door in bed te plassen of door slecht te gaan eten. Dat is in het geheel geen uiting van een sluw of kwaad aardig karakter, maar een onver bloemde en onberedeneerde reactie van het kinderlijk verlangen om de moederlijke zorg en belangstelling weer voor zich op te eisen. Dit is op zichzelf geen reden tot ongerustheid. Wel moeten wij de oorzaak, die de aanleiding vormt voor dit slecht eten wegnemen. Het kind moet dui delijk kunnen merken, dat ondanks de geboorte van een nieuw broertje of zusje, moeders liefde en genegen heid dezelfde gebleven zijn. ntussen heeft het kind de ver keerde gewoonte aangenomen van slecht eten. En ook als we de oorzaak daarvan menen opgespoord en weggenomen te hebben, dan nog zullen wij het kind van deze ge woonte moeten afhelpen. Dit kunnen wij het best doen door het zo in te kleden, dat het kind de indruk krijgt, dat het helemaal niet belangrijk gevonden wordt oi het zijn bord leeg eet of niet. Wij moeten het niet dwingen om aan ta fel te blijven zitten, totdat het zijn bordje leeggegeten heeft. Niet bij dc volgende maaltijd weer komen „ari dragen met het bord, dat nog steed: niet leeggeten is. Niet als voorwaar de voor het toetje stellen, dat hel eerst al het andere eten op moet hebben. Zoals bij zoveel opvoedingsproble men, kunnen wij dat der slechte eters pas uit de wereld helpen, ais wij het motief daarvoor doorzien nebben. Wij moeten het eten als iets heel gewoons gaan beschouwen en er geen bijzondere aandacht aan chenken. Het kind merkt dan al jauw, dat het niet in het middelpunt er belangstelling kan komen door slecht te eten en houdt vanzelf met dit spelletje op. Bovendien kweken wij op deze manier nog de zelfwerk zaamheid aan, doordat wij het kind zelf dit besluit laten nemen, wat de karaktervorming ten goede komt Van S. iedaar dus de taak van een ma van dit samenstel van eigen schappen. Alle eigenschap per hebben hun beperkingen en alle be oerkingen markeren op hun beurt ri< eigenschappen. Als dr. Albering prac tisch, nuchter en zakelijk is, dan i? hij geen poëet der politiek afschu welïjke gedachte voor het Neder landse politieke brein, maar Schu man in Frankrijk is dit wel doch dan kan hij een goed organisatoi zijn, wat Schuman nu weer niet is Als hij sociaal bewogen is, dan is in die richting de bron van zijn idealis tische bezieling in het maatschappe iijke te zoeken, maar dan ligt daarin ook zijn openheid voor veel, wat hij in dat maatschappelijke terrein ont moet, voor mensen met hun geheei andere gedachten, voor ontwikkelin gen en tendenties, ook als ze niet convergeren met die, waarvoor hij zich nu eenmaal geplaatst heeft, zijn besef van de betrekkelijkheid ten slotte van zijn eigen waarheden en meningen. Dr. Albering is krachtens de op vatting van zijn functie een tacticus en een paedagoog, een schoolmees ter, zou men mogen zeggen, met alle waarden en begrenzingen die dit woord onvermijdelijk inhoudt Hij heeft een partij-apparaat moe ten opbouwen uit een complete ruïne en hij moet dagelijks dat apparaat in stand houden en doen functionneren, terwijl het veel te klein is en de middelen om het uh te breiden en te systematiseren ontbreken. In de katholieke wereld ontbreken die middelen tot syste matisering gemeenlijk, waar men ook komt. Dat weet hij, en hij aan vaardt het opgewekt, uiteindelijk in het besef, dat ook dit een symp toom is van de stand onzer eman cipatie. Het betekent practisch, dai men dagelijks zichzelf en zijn medewerkers moet opwekken tot de geestelijke acrobatie van de improvisatie, maar het beekem ook het élan, de stootkracht, de fantasie, zij het dan dat die ietwat ruig en ongepolijst kan uitvallen Het betekent naar buifen, dat men een kiezerscorps moet bespelen, ter wijl men het nauwelijks in de hand kan houden, via velerlei commissies en eindeloze vormen van beraad en overleg en ontelbare reeksen spreek beurten en wat daar dan nog weer aan nuttige gezelligheid op pleegt t* volgen. Het is een nooit aflatende spanning, een eeuwig paraat zijn, een grote mate van begrip en een zicb verplaatsen kunnen in de gedachten van anderen voor zover het de mens gegeven is dat allemaal o, te brengen. De grote moeilijkheid is, dat er ln al dat werk een ongewisse factor is. Dr. Albering ziet de K.V.P. als een partij in volle ontwikkeling, maar van ontwikkelingen kan niemand het eindpunt of het moment van sta bilisatie voorzien. Die ontwikkeling ligt voor hem ingesloten tussen de confessionele partij en de program partij, en dit laatste ziet hij als hel na te streven ideaal: de katholieken, die kiezen, omdat het program de volledige verwerkelijking is van him politieke gedachten. Dat is zijn ideaal, zijn imponderabele norm: een vol maakt uitgebalanceerd bewustzijn, resulterend in een harmonie van zovele antagonistische factoren. Hjj moet trachten dat ideaal te be reiken, of toch minstens er zijn we zenlijke bouwstenen aan bij te dragen met practische. concrete middelen, de middelen van de organisator, van de man, die met de methoden der he dendaagse propaganda de volks consciëntie bespeelt. Hij moet in hun doelmatigheid geloven en hij demon streert ook altlid de overtuiging van zijn recht. Maar hij heeft de wijsheid gekregen niet te pretenderen, dat zijn middelen tot een wiskunstig zuiver berekende uitslag moeten leiden, louter omdat het zijn middelen zijn Want dr. Albering is geschoold als linguist en hij weet, dat de taai een sociaal verschijnsel is en niet logisch maar psychologisch. en vereniging, die een politieke partij is, moet wel een uiter mate gecompliceerde zaak ge noemd worden. Dr Albering werkt daaraan met de volle inzet van een natnur, die zichzelf verw ezenlijkt aar de uitwerking van een these, die de moeite van de verdediging volledis: waard is. HU weet zich een schakel in een ontwikkelingsgang, die ni< lang voorbije eenwen opkomt en on getelde eenwen m het vooruitzicht heeft. Hij is daarin de man van deze dag en van dit nar. noodzakelijk en te voorschijn gebracht door een evo lutie. In dat besef kan hij zich van alle verontrustende zorgen ontslagen achten. Zorgen voor elke dag heeft hij toch al in overvloed, maar die knnnen zijn verge noegdheid nooit verduisteren. De uitslagen van de verkiezingen voor de Provinciale Staten worden op 21 April, de dag van de verkiezingen, des avonds van tien tot circa twaalf uur middernacht in een extra televisie-uit zending bekend gemaakt. Commenta tors zijn prof. mr. dr. A. Diepenhorst, lid van de Eerste Kamer en dr. E. van Raalte. |r—j en politieke partij is, ontdaan van alle gewichtigheid, ff 'die haar omkleedt, een vereniging, en van een ver- eniging is de voorzitter het hoofd, de leden vormen het corpus, maar de secretaris is de ziel. Een vereniging, die een politieke partij is, is een heel ingewikkelde ver eniging. Een vereniging met uitzonderlijke organen toe gerust, die een zeer zelfstandig leven leiden. Men aarzelt of men het. woord „zelfstandig" of „onafhankelijk" moet gebruiken. Structureel, of in de biologische parallel gezien, is „onafhankelijk" een verkeerd woord. Een orgaan kan wel zelfstandig, maar niet onafhankelijk zijn. Zijn de fracties van de vereniging, die politieke partij is, wel or ganen van de partij te noemen? Formeel kan men er een interessant dispuut over houden. Materieel kan men hun verbondenheid met de partij moeilijk betwisten. Maar fractieleden zijn mensen, die een eed hebben gezworen, dat zij zonder last of ruggespraak handelen. Zij vertegen woordigen het volk naar goede constitutionele zede. Er bestaan evenveel fracties als er gemeenteraden, provin ciale staten en Kamers zijn.. Er bestaan ook evenveel fractievoorzitters en er is speciaal de voorzitter van de Tweede Kamerfractie, de grootste en de voornaamste on der de partijleiders, die er velen zijn. Als de voorzitter het hoofd is van de vereniging, wat stellen dan in dit beeld de fractieleiders voor? En wat is dan de werkzaam heid van de vereniging, die de partij is. Hoe laat dit de mocratische corpus zijn rechten gelden? Hoe handelt het? Waar speelt zich de doorstroming af van impulsen tussen dit cofpus en dat veelkoppige hoofd? Men ziet, dat een politieke partij een schrikkelijk in gewikkelde verenigirj is. Slechts één orgaan is eenvoudig en duidelijk: de secretaris. Hij is de ziel.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 7