Een Franciscaan als conferfilmoperateur,
liedjeszanger en scenarioschrijver
"AKKERTJES11
Dr. L. A. H. Albering
z
SLECHTE ETERS
E
Tijdgenoten
VOOR 'N KWARTJE NAAR DE BIOS
VAN PATER NAAT
LUXE-PAARDJE VAN HET S.F.L.
VOORKEUR VOOR WILD-WEST
üi
ESsïffl
J
Ifei |SI 1
iÊÊÊÊÊÈÊÈÈÊSÈÈSÊÈm
JMM
jÈ BH WBÊ
i
ZATERDAG 10 APRIL 1954
PAGINA 7
Scholen en lijken
Waarom tooh?
helpen direct I
ev
Spoorwegongeval bil
Rotterdam
Geen persoonlijke
ongelukken
Ook cineast
|p£ f! fwj -
„Eén hapje voor Oma,v één hapje voor Opa
en nóg een hapje../' Het helpt weinig: U moet
de diepere oorzaken van het gebrek aan
eetlust kennen
Uitslag verkiezingen
voor televisie
Achter een vrij deftige gevel aan het bijzonder def
tige Rapenburg in Leiden staat een Franciscaner
pater aan de microfoon en zingt vol toewijding,
een beter lied waardig, de beste schlager van het ogen
blik, „O mein Papa". Wanneer het jonge publiek echter
niet enthousiast genoeg reageert, schakelt hij zonder
aarzelen over op de Moulin "Rouge en als dan de hele
Zaal meebrult, heeft hij z'n doel bereikt. Het gaat er hem
slechts om de jongens enige ogenblikken bezig te hou
den, totdat de zaal vol is en iedereen zijn plaats gevon
den heeft zonder daarbij tot al te krachtdadige expan
sies overgegaan te zijn. Geen beter middel dan zingen,
denkt pater Raymund van Sasse van Ysselt O.F.M.,
Het is zeven jaar geleden heef be
scheiden begonnen. De eerste
keer waren er maar 35 jongens
en de stomme film, die pater Raymund
draaide, kon hen slechts matig beko
ren. Doch spoedig ging het beter, voor
al toen er eenmaal een geluidsprojector
was aangeschaft en de jongens elkaar
doorgaven, dat je op het Rapenburg
voor een kwartje naar de film kon.
„komen er iedere Zondag ongeveer
•f n- erd' verdeeld over drie voor
stellingen. Een keef zijn het er zelfs
duizend geweest en met dit record is
de Leidse kwartjes-bioscoop wellicht
de grootste van Nederland.
Het werk is pater Raymund dan ook
een beetje boven het hoofd gegroeid.
Hij kan het alleen niet meer af en
heeft vier ordebewaarders - onder wie
een soldaat van het Leger des Heils -
aangesteld om het publiek in toom te
houden. Bij het in- en uitgaan is er zelfs
een agent nodig om het verkeer te re
gelen.
Wie dit weet, verwondert zich niet,
dat hij geen luxueuze zaal betreedt.
Het is een oude kale pijpenla met smal
le hoge vensters, die met jute zijn
Afgeschermd Op het podium staat het
^vitte doek opgesteld en midden in de
*aal, op een tafel en een kist, bevindt
such de projector. De toeschouwers zit
ten op afgedankte bioscoopstoelen,
daarvan er tijdens iedere voorstelling
Vast en zeker een sneuvelt, omdat de
Jongens gewend zijn op hun eigen wijze
•e reageren.
Als het licht uitgaat, is het even
ftil. Men voelt de spanning om wat
*omen gaat. Maar binnen drie minu
ten komt het commentaar los; de jon
gens hebben dan ai in de gaten hoe
«e film zal zijn. „Geen pest an", zeg-
ken ze, wanneer er na vijf minuten
dog geen schot gevallen is. Maar wor
den hen in de eerste scène al een
baar lijken voor de voeten geworpen,
™an is 't een moord-film. Er wordt
kefloten en gejoeld, gescholden en ge
juicht. Wee de bandiet, die het waagt
?P de ranch een paard te stelen en
ju de vlucht te struikelen; het geloei
■it de zaal is vernietigender dan het
"«•engste vonnis van de sheriff. En als
dan op het laatste moment de cowboys
®P hun snelle paarden uitrukken om
de ontdekte bende in te rekenen 11a
fan hevig vuurgevecht, zit niet één
Jongen nog op zijn plaats, staan allen
doven op de stoelen en wordt hun ge
juich, dat aan meer geciviliseerde
frommel vliezen de hoogste eisen stelt,
degeleid door het krakken van een
jdoelzitting, die de strijd tegen trappe
lende jongensvoeten heeft moeten op-
keven.
VY7 ie enigermate thuis is op het
W gebied van de jeugdfilms zal
T pater Raymund onmiddellijk
Jragen: Welke films draait U en hoe
komt U iedere Zondag aan een ande-
fe? Meteen zit de filmpater op zijn
'tokpaardje.
Er is een enorm gebrek aan goede
■Ugdïilms, vertelt hij. Nederland heeft
'actisch niets anders dan „Trouwe
t meraden" van Niestadt. We zijn dus
het buitenland aangewezen, voorna-
ketten uit vliegtuigen wierpen. Helaas
mankeerde er wel het een en ander
aan de technische afwerking; het
geluid was bepaald slecht. De vol
gende film, weer naar een scenario
van pater Raymund en loór hem
geregisseerd, was „Het Geheim van
de Valkhorst", weer een verhaal over
boeven, die door jongens ontmaskerd
en overmeesterd werden, tegen de
romantische achtergrond van een oud
kasteel. Pater Raymund moest de
productie echter stopzetten, ook om
dat zijn plannen financieel moeilijk
te realiseren waren.
Hij geeft de moed echter niet op.
Als lid van de jeugdfilmkeuring van
het instituut „Film en Jeugd", dat
vijf bekende schrijvers van jeugdboe
ken verzocht heeft een scenario in
te zenden, heeft pater Raymund er
zelf zijn „Blauwe Expres!' aan toege
voegd. Van de zes scenario's werden
er drie goedgekeurd. Vermoedelijk
zal in de komende zomervacantie
reeds met de verfilming van de
Blauwe Expres begonnen worden.
Het gebrek aan goede jeugdfilms is
echter niet het enige probleem, dat bij
de kwartjes-bioscoop ter sprake komt,
Eerst dient de vraag gesteld te wor
den of het wel aanbeveling verdient
een dergelijke jeugd-bioscoop te exploi
teren en daardoor de jeugd film-rmnded
te maken.
Maakt U zich geen illusies, zegt
nater Raymond zeer beslist. De jongens
directeur-operateur van de LeiSse kwartjes-bioscoop, die
door de jongens ook wel pater Naat genoemd wordt,
omdat zij wel eens ooit van patronaat gehoord hebben,
het oude Gezellen-huis aan Leidens mooiste gracht, dat
sedert 1947 door het Sint Franciscus Liefdewerk als
Don Boscohuis geëxploiteerd wordt. Aan deze naam
dankt pater Raymund zijn apdere bijnaam, pater Bosco.
Weer andere jongens, leden van het S.F.L., noemen hem
gewoon aalmoezenier. En zo heeft hij nog wel meer
namen, maar allen kennen hem in Leiden als de film-
pater. In welke volksbuurt van Leiden pater Raymund
ook opduikt, overal vragen de jongens: „Wat krijgen
we Zondag, pater? Weer vechten? Oorlog of cowboys?"
gaan toch naar de bioscoop; niemand
die hen er van af kan houden. Don is
het in ieder geval beter voor hen films
te draaien, die wij speciaal uitgezocht
hebben en die goed, althans niet
slecht zijn. Bovendien, wat doen de
jongens anders op Zondagmiddag? Ze
slenteren maar wat op straat en wie
weet wat daar gebeurt, rijzen zijn ha
ren te berge. In huis heeft dit soort
jongens geen enkele ontspanning, ze
ker niet in de oude kleine krotten van
de volksbuurten. Zij moeten dus wel
de straat op, weer of geen weer. Wat
kunnen wij dan beter doen? Wanneer
de jongens bij ons zijn, kunnen ze al
thans geen straatschennerij bedrijven.
Al had ons werk geen enkel ander re
sultaat dan dat wij iedere Zondagmid
dag en -avond achthonderd jongens
Pater „Naat" voor de voorstelling.
Orde handhaven betekent zingen
en, als er even niet gezongen
wordt, spreken met forse stem.
enige uren van de straat hielden, dan
was het toch reeds nuttig werk.
Maar er is meer. Door onze keuze
van films bereiken we misschien, dat
vooral de oudere jongens - er komen
hier s avonds ook veel jongemannen
van 18 tot 25 jaar - iets critischer
worden in hun filmkeus. Voor hen
draaien we meestal andere films dan
's middags voor de kleinen. Opmerke
lijk is hoe b.v. een film als ,,'t Schot
is te Boord" van Herman van der
Horst wel degelijk de belangstelling
heeft.
Vraag daarom niet, gaat pater
Raymund verder, of dit werk apos
tolische vruchten afwerpt. Het gaat
wel uit van het S.F.L., maar daar
is dan ook alles mee gezegd. We
proberen niet de jongens doelbewust
te beinvloeden. Een collega heeft het
één keer geprobeerd met een heel
kort woordje tussen twee films door;
de jongens floten hem van het po
dium af. Ik heb in de Vasten wel
eens een serieuze film willen draai
en, „Joseph in Dothan", b.v. Maar
de meeste jongens liepen de zaal uit
en anderen brulden: „Kwartje terug".
Een doodenkele keer komt er eens
een jongen naar je toe, die contact
zoekt. Soms kan men hem dan over
hevelen naar èen S.F.L.-club. Maar
veel is het niet.
Advertentie
li.
slijk op Engeland, waar Mary Field
jjSor Arthur Rank zeer goede jeugd
huis maakt, zoals De Spoorzoekers
Jfüsh Christmas). Frankrijk heeft
R enkele, o.a. van la Maurice, en
j Hitsland is ook begonnen, maar he-
Oas nog niet op 16 mm. Dan zijn er
jj^hzelfspi okend nog de films van Wil-
sahi Boyd met cowboy Hopaiong Cas-
o ay en oudere films met Rint-tin-tin.
s~hada heeft een goede serie met
D^geaat Refew van de bereden politie
jjj als men dan ook de Amerikaanse
kJJJs nog neemt met het zangwonder
lm. "y Breen, is de voorraad ongeveer
ij Seput. Voor de rest moeten we het
Vo„„maar doen met normale films, die
koT.Alïe leeftijden of voor 14 jaar ge-
Jrd zijn.
Hfs h-
Er heeft zich gistermiddag een spoor
wegongeval voorgedaan in de omgeving
van Rotterdam, n.l. op de plaats waar
de ceintuurbaan, die naar het station
Rotterdam-Noord leidt, zich afscheidt
van de lijn SchiedamRotterdam.
Uit de richting Schiedam kwam om
streeks tien minuten over half een een
treinstel aangereden, bestaande uit een
locomotief met een aantal wagons, ge
laden met kolen. De trein was bestemd
voor het station Roterdam-Noord. Op de
splitsing van de spoorbaan, waar de
trein dus af moest zwenken naar Rot
terdam-Noord, zijn echter door onbe
kende oorzaak de locomotief en twee
der wagons doorgereden in de richting
Rotterdam, de derde en volgende wa
gens zwenkten de ceintuurbaan op, in
de richting van station Noord. Ze kwa
men niet ver, want al spoedig ontspoor
den de eerset drie wagons, waarvan er
twee omvielen. Aan de bovenleidingen
van de ceintuurbaan is nog al wat
schade aangebracht. Er hebben zich
geen persoonlijke ongevallen voorge
daan.
Hoe komt 'n
mens ertoe se
cretaris te wor
den van zulk
een wonderlijke
en moeilijke V
vereniging als
een politieke partij? Ziedaar de
eerste vraag, die rijst, als men zijn
aandacht concentreert op de opge
wekte Saks, die dr. L. A. H. Albe-
ring is, de secretaris van de KVP.
Partijsecretarissen kunnen heel ge
makkelijk kamerlid worden en
vroeg of laat zijn ze ministeriabele
mensen, maar als ze zover geko
men zijn behoeft niemand te vragen
hoe dat gegaan is. Het een vloeit
uit het ander voort, maar er schijnt
niets te zien in het leven van een
man, waarvan het partij secretaris
schap een logisch sequeel is te ach
ten. Dr. Albering was vroeger een
leraar en wel in het Nederlands.
Naast dit leraarschap, door hem in
Breda en voor de jongste Wereld
oorlog uitgeoefend, was hij een man
van vele sociale werkebdigheden. De
Leeszaal, het Wit-Gele Kruis, Sint
Adelbert waren de onderwerpen
van zijn vrije tijdsbesteding.
Soortgelijke combinaties van be
langstelling komen bij vele leraren
voor, maar om er wijs uit te kun
nen worden, wat ze bij dr. Albe-
ring betekenden, zou men moeten
weten in welke verhouding ze tot
elkander stonden. Men kan leraar
worden, omdat men niets beters
weet te doen of uit een soort van
familie-erfelijkheid, èn sociaal wer
ker bij wijze van tijdverdrijf en om
de verveling te doden, waaraan men
als leraar lijdt; of om lucht te geven
aan de energie, die men meent in
het leraarsambt niet voldoende kwijt
te kunnen. Men kan leraar worden
omdat men een wetenschappelijke be
langstelling heeft en niet ver genoeg
kan komen om een geleerde te zijn.
Leraren van dat slag echter ontmoet
men zelden op een sociaal neventer
rein. Men kan echter ook leraar
worden uit paedagogische belang
stelling en dan is men bijzonder ge
schikt voor het sociale arbeidsveld,
want paedagogie is een sociale trek
in de mens.
Dr. Albering is geen leraar ge
worden uit erfelijke traditie. Hij
stamt uit een familie van boeren uit
het Duits-Twentse grensgebied,
waaruit zich kooplieden ontwikkeld
hebben, die in Groningen belandden.
En hoeveel hij ook afweet van de
Vier Heemskinderen, waarover hij in
1934 zijn proefschrift schreef, het
lijkt toch niet geheel zeker, dat hij
nu juist de taalwetenschap om haar-
zelfs wil het meest bemind heeft.
Maar men kan in de Vier Heems
kinderen wel zien een verhaal met
een sociale inslag en men kan in
het leraarschap van dr. Albering heel
goed zien de paedagogisch-sociale
belangstelling van een man, die me
dedeelzaam van natura en daad
krachtig is, een doener kortom. Hij
koos dan ook niet de wiskunde of
de scheikunde als zijn vak, maar de
taal en daarvan bij voorkeur de Ne
derlandse taal, die het natuurlijke
voertuig is van onze Nederlandse ge
dachten.
Taal is heel veel tegelijk. Taal
is wat de geleerden linguistiek
noemen. Taal is wat de aesthe-
ten litteratuur noemen. Taal is wat
dr. Albering een sociale wetenschap
noemt. Dit is zeer typerend voor
hem. Hij is geen geleerde en even-
"7 Twee steunpilaren van de K.V.P. Op
de voorgrond dr. L. Albering, op dr
achtergrond prof. C. Romme.
min een aestheet of een kunstenaar.
Zijn geprefereerde ontspanning is
een detectiveroman en het lijkt even
karakteristiek dat juist dit zijn ont
spanning is, als dat dit zijn enige
ontspanning genoemd mag worden.
Dr. Albering is een man, die zich
van de taal bedient om uit te zen
den, wat hij meent en gelooft en om
te ontvangen wat anderen aan menin
gen en gedachten hebben terug te
sturen naar hem. In hem is geen
breuk aanwezig tussen de taalleraar
en de sociale werker. Dat alles zijn
verschillende functies van een en de
zelfde capaciteit in een zeer bepaalde
toestelling van intellectuele en psy
chische verhoudingen. Hij praat al
tijd en met iedereen, en als hij niet
praat is het alleen omdat hij schrijft
wat overigens practisch hetzelfde
is en dat is zijn beroep zo goed
als zijn ontspanning. Daarin is in de
mens Albering geen onderscheid of
breuk. En waarschijnlijk daarom zal
hij ook wel altijd een goed gehu
meurd en bepaald opgewekt man
zijn. Het haken naar het onbereik
bare, naar dat, wat hij niet heeft, de
heilige ontevredenheid van de gedre
vene naar een steeds wijkende hori
zon is hem vreemd. Hij is een geluk
kig man, bereid om iedere dag God
de Heer te prijzen, dat hij zo aange
naam leeft met zijn capaciteiten, met
het werk, dat hij ervoor als uitlaat
gevonden heeft, met zijn gezin waar
mee hij het goed getroffen heeft.
Natuurlijk, het is 'gemakkelijk te
praten achteraf. Een man waar te
nemen in een gevestigde positie,
maakt het niet al te moeilijk in ziin
karakter lijnen te vinden, die hem
als het ware voor die positie predis
poneerden. Het is een kunstje, waar
voor men op zijn hoede moet zijn.
Natuurlijk ligt in dr. Albering's ka
rakter niets besloten, dat hem tot het
noodlottige gevolg van het secreta
riaat der K.V.P. moest voeren. Niets
voor zover wij mensen het bij de
huidige stand der psychologische
wetenschap kunnen waarnemen al
thans. Dr. Albering had om maar
iets te noemen ook in de illegali
teit, waarin hij als sociale daadmens
natuurlijk zijn rol moest spelen, ge
fusilleerd kunnen worden. En dan
was alles plotseling afgelopen ge
weest. Ma er is een geheimzinnige
band tussen karakter en lot, en dr.
Albering moest kennelijk niet gefu
silleerd worden, doch zijn aanleg
vervullen in het secretariaat van de
K.VP. Waarom van de K.V.P.?
Ook dat ligt niet in de vakjes van
zijn karakter opgeborgen, maar men
dient toch wel te bedenken, dat ka
tholieken uit de diaspora strijdbare
mensen zijn, vurig, apologetisch, wer
vend. Wat moet hij in de K.V.P. in
wezen anders doen dan werven?
Men behoeft daarbij niet in de
eerste plaats te denken aan leden,
maar wel aan inzichten. Hij moet
mensen doen begrijpen, waarom zij
een katholieke partij behoren te
steunen, hij moet hen doen begrijpen
wat daar voor goeds in is, wat hun
verantwoordelijkheden zijn, wat hun
bewustzijn als leden van een groep
globaal genomen en in deze tijd ge
zien van hen vergt.
j>Het is om deze reden dat pater
stn. ,mund enige jaren geleden de
en a, .„schoenen heeft aangetrokken
in jeugdfilms is gaan maken,
samenwerking met de Pareival-
Tilburg. Het eerste product
„De Zwarte Panter", gespeeld
^Om* J. UUWl gCOl-JCUAVA
»e o Ipngens en vaders van net Leid-
•ïïinb-i 1 een sPanuend verhaal over
elaars, die in de duinen pak-
y - - - -V j
Het gaat niet allemaal even officieel in de Leidse jongensbioscoop. Dit b.v. is
de ingangscontrole. Dringen en duwen, toch kan je er niet in zonder kaartje.
(Van onze medische medewerker)
Een dezer dagen las ik het vol
gende: „Er zijn twee soorten
kinderen. De ene soort stelt
ons voor problemen, de andere be
staat niet". Deze uitspraak is de
aanleiding geweest om weer eens
een immer actueel probleem met u
te behandelen, en wel: het slechte
eten. Meestal begint deze moeilijk
heid als het kind zestien maanden
oud is. Natuurlijk kan er al veel
vroeger een totaal gebrek aan be
langstelling blijken voor alles wat
met eten te maken heeft, wat dan
meestal reden tot heftige ongerust
heid van de moeder is. En al zal
die ongerustheid gelukkig niet altijd
gegrond blijken, in zo'n geval is het
goed het "kind eens grondig door de
huisdokter te laten nakijken, omdat
er voor slecht eten allerlei lichame
lijke oorzaken kunnen bestaan.
Toch wilde ik het met u over een
ander soort slechte eters hebben.
Kleuters, die met een 'ang gezicht
en met lange tanden achter hun
bordje zitten. Met veel moeite zijn
er nog een paar hapjes naar bin
nen gegaan. Eén hapje voor Oma,
één hapje voor Opa en nóg een
hapje voor iemand anders en dan is
het afgelopen. Dat heeft meestal een
andere reden. Over duimzuigen en
bedwateren sprekend, heb ik in
deze kroniek al eens gezegd, dat
deze hebbelijkheid vaak het gevoig
is van een vermeend of werkelijk
tekort aan moederlijke zorg en ge
negenheid, of van een achterstelling
bij een nieuw broertje of zusje, dat
in het begin natuurlijk alle zorg en
belangstelling voor zich opeist. Der
gelijke kinderen kunnen nu op al
lerlei manieren proberen weer in
het middelpunt der belangstelling
te komen: door te gaan duimzuigen,
door in bed te plassen of door slecht
te gaan eten. Dat is in het geheel
geen uiting van een sluw of kwaad
aardig karakter, maar een onver
bloemde en onberedeneerde reactie
van het kinderlijk verlangen om de
moederlijke zorg en belangstelling
weer voor zich op te eisen. Dit is op
zichzelf geen reden tot ongerustheid.
Wel moeten wij de oorzaak, die de
aanleiding vormt voor dit slecht
eten wegnemen. Het kind moet dui
delijk kunnen merken, dat ondanks
de geboorte van een nieuw broertje
of zusje, moeders liefde en genegen
heid dezelfde gebleven zijn.
ntussen heeft het kind de ver
keerde gewoonte aangenomen
van slecht eten. En ook als we de
oorzaak daarvan menen opgespoord
en weggenomen te hebben, dan nog
zullen wij het kind van deze ge
woonte moeten afhelpen.
Dit kunnen wij het best doen door
het zo in te kleden, dat het kind
de indruk krijgt, dat het helemaal
niet belangrijk gevonden wordt oi
het zijn bord leeg eet of niet. Wij
moeten het niet dwingen om aan ta
fel te blijven zitten, totdat het zijn
bordje leeggegeten heeft. Niet bij dc
volgende maaltijd weer komen „ari
dragen met het bord, dat nog steed:
niet leeggeten is. Niet als voorwaar
de voor het toetje stellen, dat hel
eerst al het andere eten op moet
hebben.
Zoals bij zoveel opvoedingsproble
men, kunnen wij dat der slechte
eters pas uit de wereld helpen, ais
wij het motief daarvoor doorzien
nebben. Wij moeten het eten als iets
heel gewoons gaan beschouwen en
er geen bijzondere aandacht aan
chenken. Het kind merkt dan al
jauw, dat het niet in het middelpunt
er belangstelling kan komen door
slecht te eten en houdt vanzelf met
dit spelletje op. Bovendien kweken
wij op deze manier nog de zelfwerk
zaamheid aan, doordat wij het kind
zelf dit besluit laten nemen, wat de
karaktervorming ten goede komt
Van S.
iedaar dus de taak van een ma
van dit samenstel van eigen
schappen. Alle eigenschap per
hebben hun beperkingen en alle be
oerkingen markeren op hun beurt ri<
eigenschappen. Als dr. Albering prac
tisch, nuchter en zakelijk is, dan i?
hij geen poëet der politiek afschu
welïjke gedachte voor het Neder
landse politieke brein, maar Schu
man in Frankrijk is dit wel doch
dan kan hij een goed organisatoi
zijn, wat Schuman nu weer niet is
Als hij sociaal bewogen is, dan is in
die richting de bron van zijn idealis
tische bezieling in het maatschappe
iijke te zoeken, maar dan ligt daarin
ook zijn openheid voor veel, wat hij
in dat maatschappelijke terrein ont
moet, voor mensen met hun geheei
andere gedachten, voor ontwikkelin
gen en tendenties, ook als ze niet
convergeren met die, waarvoor hij
zich nu eenmaal geplaatst heeft, zijn
besef van de betrekkelijkheid ten
slotte van zijn eigen waarheden en
meningen.
Dr. Albering is krachtens de op
vatting van zijn functie een tacticus
en een paedagoog, een schoolmees
ter, zou men mogen zeggen, met
alle waarden en begrenzingen die
dit woord onvermijdelijk inhoudt
Hij heeft een partij-apparaat moe
ten opbouwen uit een complete
ruïne en hij moet dagelijks dat
apparaat in stand houden en doen
functionneren, terwijl het veel te
klein is en de middelen om het uh
te breiden en te systematiseren
ontbreken. In de katholieke wereld
ontbreken die middelen tot syste
matisering gemeenlijk, waar men
ook komt. Dat weet hij, en hij aan
vaardt het opgewekt, uiteindelijk
in het besef, dat ook dit een symp
toom is van de stand onzer eman
cipatie. Het betekent practisch, dai
men dagelijks zichzelf en zijn
medewerkers moet opwekken tot
de geestelijke acrobatie van de
improvisatie, maar het beekem
ook het élan, de stootkracht, de
fantasie, zij het dan dat die ietwat
ruig en ongepolijst kan uitvallen
Het betekent naar buifen, dat men
een kiezerscorps moet bespelen, ter
wijl men het nauwelijks in de hand
kan houden, via velerlei commissies
en eindeloze vormen van beraad en
overleg en ontelbare reeksen spreek
beurten en wat daar dan nog weer
aan nuttige gezelligheid op pleegt t*
volgen. Het is een nooit aflatende
spanning, een eeuwig paraat zijn, een
grote mate van begrip en een zicb
verplaatsen kunnen in de gedachten
van anderen voor zover het de mens
gegeven is dat allemaal o, te
brengen.
De grote moeilijkheid is, dat er ln
al dat werk een ongewisse factor is.
Dr. Albering ziet de K.V.P. als een
partij in volle ontwikkeling, maar
van ontwikkelingen kan niemand
het eindpunt of het moment van sta
bilisatie voorzien. Die ontwikkeling
ligt voor hem ingesloten tussen de
confessionele partij en de program
partij, en dit laatste ziet hij als hel
na te streven ideaal: de katholieken,
die kiezen, omdat het program de
volledige verwerkelijking is van him
politieke gedachten. Dat is zijn ideaal,
zijn imponderabele norm: een vol
maakt uitgebalanceerd bewustzijn,
resulterend in een harmonie van
zovele antagonistische factoren.
Hjj moet trachten dat ideaal te be
reiken, of toch minstens er zijn we
zenlijke bouwstenen aan bij te dragen
met practische. concrete middelen, de
middelen van de organisator, van de
man, die met de methoden der he
dendaagse propaganda de volks
consciëntie bespeelt. Hij moet in hun
doelmatigheid geloven en hij demon
streert ook altlid de overtuiging van
zijn recht. Maar hij heeft de wijsheid
gekregen niet te pretenderen, dat zijn
middelen tot een wiskunstig zuiver
berekende uitslag moeten leiden,
louter omdat het zijn middelen zijn
Want dr. Albering is geschoold als
linguist en hij weet, dat de taai een
sociaal verschijnsel is en niet logisch
maar psychologisch.
en vereniging, die een politieke
partij is, moet wel een uiter
mate gecompliceerde zaak ge
noemd worden. Dr Albering werkt
daaraan met de volle inzet van een
natnur, die zichzelf verw ezenlijkt aar
de uitwerking van een these, die de
moeite van de verdediging volledis:
waard is. HU weet zich een schakel
in een ontwikkelingsgang, die ni<
lang voorbije eenwen opkomt en on
getelde eenwen m het vooruitzicht
heeft. Hij is daarin de man van deze
dag en van dit nar. noodzakelijk en
te voorschijn gebracht door een evo
lutie. In dat besef kan hij zich van
alle verontrustende zorgen ontslagen
achten. Zorgen voor elke dag
heeft hij toch al in overvloed,
maar die knnnen zijn verge
noegdheid nooit verduisteren.
De uitslagen van de verkiezingen voor
de Provinciale Staten worden op 21
April, de dag van de verkiezingen, des
avonds van tien tot circa twaalf uur
middernacht in een extra televisie-uit
zending bekend gemaakt. Commenta
tors zijn prof. mr. dr. A. Diepenhorst,
lid van de Eerste Kamer en dr. E. van
Raalte.
|r—j en politieke partij is, ontdaan van alle gewichtigheid,
ff 'die haar omkleedt, een vereniging, en van een ver-
eniging is de voorzitter het hoofd, de leden vormen
het corpus, maar de secretaris is de ziel. Een vereniging,
die een politieke partij is, is een heel ingewikkelde ver
eniging. Een vereniging met uitzonderlijke organen toe
gerust, die een zeer zelfstandig leven leiden. Men aarzelt
of men het. woord „zelfstandig" of „onafhankelijk" moet
gebruiken. Structureel, of in de biologische parallel gezien,
is „onafhankelijk" een verkeerd woord. Een orgaan kan
wel zelfstandig, maar niet onafhankelijk zijn. Zijn de
fracties van de vereniging, die politieke partij is, wel or
ganen van de partij te noemen? Formeel kan men er een
interessant dispuut over houden. Materieel kan men hun
verbondenheid met de partij moeilijk betwisten. Maar
fractieleden zijn mensen, die een eed hebben gezworen,
dat zij zonder last of ruggespraak handelen. Zij vertegen
woordigen het volk naar goede constitutionele zede. Er
bestaan evenveel fracties als er gemeenteraden, provin
ciale staten en Kamers zijn.. Er bestaan ook evenveel
fractievoorzitters en er is speciaal de voorzitter van de
Tweede Kamerfractie, de grootste en de voornaamste on
der de partijleiders, die er velen zijn. Als de voorzitter
het hoofd is van de vereniging, wat stellen dan in dit
beeld de fractieleiders voor? En wat is dan de werkzaam
heid van de vereniging, die de partij is. Hoe laat dit de
mocratische corpus zijn rechten gelden? Hoe handelt het?
Waar speelt zich de doorstroming af van impulsen tussen
dit cofpus en dat veelkoppige hoofd?
Men ziet, dat een politieke partij een schrikkelijk in
gewikkelde verenigirj is. Slechts één orgaan is eenvoudig
en duidelijk: de secretaris. Hij is de ziel.