Paus
aan
Pius XII wijdt encycliek
de maagdelijke staat
De Kerk en de Joden
V
Eendrachtige
Nederlands
manifestatie van
letterkundigen
o
Bronzen beeldjes uit
Sardinië
■li!
p,
s
Leer van de
Kerk opnieuw geformuleerd
VANDAAG begint de verkoop
van Zomerzegels
Onderdeel van oecumenische
werkzaamheid
B
SPION VOOR MOSKOU
DE VRIJHEID SMAAKT NAAR PIJN"
Tegen
Drieduizend jaar oud
besluit tot afschaffing van
Nationale Feestdag
mt
Op de planken
Koninginnedag in Oost en West
SACRA VIRGINITAS
Prentbriefkaarten aanvaardbaar voor
aestheet en handel blijken onvindbaar
MODERNE STUDIE
GROEPEN
nationale snipperdag
IliliM
VUUR EN AS
2000 landgenoten op receptie bij
H.C. te Djakarta
mm
Besef Van Vrijheid kwijt
Het leven Vraagt een
symbool
dTe'n Tt A M
„TX* r,po!1
4
ZATERDAG 1 MEI 1954
PAGINA
Oude stad onder zand
gevonden
Sproeten? SPRUTOL
Bij weerbarstige: Sprutol-Sterk.
NATUURLIJK WEER IN DE KI
ff
HAR
In de Wesf
EN WAT DE „CROONER"
AANGAAT
Gistermiddag is in de Osservatore Romano een nieuwe encycliek gepubli
ceerd, getiteld „Sacra Virginitas", die Z, H. Paus Pius XII, op 25 Maart, het
feest van Maria Boodschap, aan de bisschoppen over de gehele wereld heeft
gericht. Het pauselijk document omvat twee pagina's druks en handelt over
het coelibaat der priesters en over de gelofte van kuisheid der kloosterlingen.
Ernstig bezorgd over de dwalingen, die sedert enige jaren hieromtrent
Worden verspreid, brengt de H. Vader in dit pauselijk rondschrijven de
kerkelijke leer op dit punt opnieuw in herinnering. De titel van de encycliek:
»De heilige maagdelijkheid" moet zo worden begrepen, dat het woord
Maagdelijkheid niet alleen in de traditionele betekenis wordt aangehaald,
namelijk de lichamelijke ongereptheid in het sexuele, maar ook, en wel in
het bijzonder, in de betekenis van de maagdelijke staat der kloosterlingen,
der seculiere geestelijkheid en van alle personen, die zich in de wereld aan
Werken van naastenliefde wijden.
In Afghanistan heeft een Franse ar-
Ohaeologische expeditie onder dertig
ftieter zand een oude stad gevonden van
ïuim twee duizend jaar voor Christus,
aldus een Indisch ingenieur, lid van de
expeditie. De stad ligt ruim duizend me
ter boven de zeespiegel op-een bijna on
toegankelijk plateau, dat aan drie zij
den door hoge bergen is omgeven, ten
Zuiden van Kandahar, de op een na
grootste stad in Afghanistan.
Op de gebouwen van de stad, die van
Wit bepleisterde rode baksteen zijn op
getrokken, is de verf nog zichtbaar.
Aardewerk met tekeningen van vijgen
bladen en berggeiten er op en bronzen
beelden wijzen op het bestaan van een
Vijfduizend jaar oude beschaving.-
De encycliek zet vervolgens uiteen,
wat de Katholieke doctrine leert over
de vernevenheid van de maagdelijke
staat boven het huwelijk. De H. Vader
wijst moderne dwalingen af en geeft
waardevolle adviezen met betrekking
tot de beoefening der volmaakte kuis
heid. Daarbij verdienen bijzondere aan
dacht de motieven, waarom de maagde
lijke staat boven het huwelijk verheven
moet worden geacht. Men mag echter
niet zo gaat de H. Vader letterlijk
voort van het huwelijk afzien om re
denen van zelfzucht of uit vrees voor
de lasten, die er aan verbonden zijn of
uit een farizeïsch en hoogmoedig ver
langen naar lichamelijke ongereptheid,
doch alleen om zich vrijer en meer vol
komen aan de dienst van God en van
de naaste te kunnen wijden.
Het afzien van het gerechtvaardigde
genot der echtelijke liefde en van de
Advertentie
Van vandaag af zijn op alle postkan
toren en bij de honderden plaatselijke
comité's de Zomerzegels weer ver
krijgbaar. Zij zullen tot en met 30 Juni
Verkocht worden en zij blijven geldig
tot 31 December 1955.
De opbrengst van de toeslag op deze
zegels wordt door het bestuur van de
Stichting „Comité voor de zomerpost-
zegels" verdeeld onder een groot aan
tal instellingen, die zich met volksge
zondheid, maatschappelijk werk en cul
turele zorg bezig houden. Een kwart
van de opbr -ngst wordt gereserveerd
voor werk Van'plaatselijk eri regionaal
Delang, de rest wordt landelijk besteed.
Het Erefonds voor oud-verpleegsters
|al ditmaal ook delen in de opbrengst.
Evenals de Katholieke Stichting voor
«et Asthm-atische kind.
Vorig jaar was de netto opbrengst
ruim 132.000.- ondanks de watersnood
ruim 1000.- meer dan het jaar daar
voor. De Zomerzegels winnen dus aan
Populariteit. Zo kon vorig jaar o.a. aan
de t.b.c.-bestrijding een respectabel be
drag van 17.000 worden uigekeerd en
kreeg het Voorzieningsfonds voor Kun
stenaars bijna ƒ20.000.-. Vele kleintjes
blaken snel en ongemerkt één grote.
Behalve door de verkoop van Zomer-
ïegels tracht de Stichting „Comité voor
de Zomerpostzegels" door de verkoop
Van prentbriefkaarten de opbrengst te
Vergroten.
De handelaren in prentbriefkaarten
hebben zich tegen de verkoop van kaar
ten ten behoeve van charitatieve doel
einden verzet. Zij menen ernstig in hun
debiet te worden geschaad door deze
verkoop. Het Comité voor de Zomer
postzegels had een willig oor voor de
gerezen bezwaren en heeft zich bereid
verklaard de verkoop via de handel te
leiden. Over de te volgen werkwijze kon
men het heel wel eens worden, doch de
samenwerking kon ten slotte niet tot
stand komen daar geen overeenstem
ming kon worden verkregen omtrent de
ontwerpen van de kaarten. Het Comité
voor de Zomerpostzegels wilde de eind
beslissing hebben over de afbeeldingen
op de kaarten daar zij de aesthetische
uitvoering van groot belang acht. De
door het Comité voorgestelde ontwerpen
achtte de handel onverkoopbaar. Wat
de handel verkoopbaar achtte kon geen
genade vinden in de ogen van het Co
mité. De slotconclusie was, dat, wan
neer het Comité voor de Zomerpostze
gels prentbriefkaarten verkoopt, die
naar de mening van de prentbriefkaar
tenhandelaren onverkoopbaar zijn, van
concurrentie geen sprake kan zijn.
Het Comité voor de Zomerpostzegels
heeft nu het plan in overweging om in
overleg met de Permanente Prijsvraag
Commissie een landelijke prijsvraag uit
te schrijven met als onderwerp het ont
werpen van een aantal prentbriefkaar
ten, die behalve aesthetisch verantwoord
ook verkoopbaar moeten zijn.
eel meer dan vroeger heeft de
wereld tegenwoordig belangstel-
ling voor de Joden en het Jo-
r|endom. Wil men voor dit verschijnsel
*eh verklaring zoeken, dan ligt het
mor de hand te denken aan de lot-
pvallen van het Joodse volk in de
patste tijd. De gruwelijke vervolgingen
p'&araan zij vóór en tijdens de tweede
mreldoorlog hebben blootgestaan, de
;°gingen van niet-Joodse zijde om hen
?veel mogelijk hiertegen te beveiligen,
daardoor men als van zelf ertoe kwam
j'ch te bezinnen op zijn eigen houding
j®genover deze mensen, en niet op de
patste plaats de stichting van de
.caat Israël, dat alles is ongetwijfeld
5?rzaak van de tegenwoordige belang-
CeUing voor de Joden en wat men
j gaan noemen het probleem van het
^endorn. Dit soort belangstelling ligt
JJ historisch, sociaal, politiek en psy-
t<j°'°gisch, kortom op zuiver menselijk
nrrein.- Daarnaast is echter ook een
Hm l°£ische belangstelling gegroeid. In
ta'i oecumenische gesprek over Gods
^«spiannen met de mensheid en de
sjiphting der Kerk, „het nieuwe Isra-
1k neemt het oude Israël een voor
do?6 Plaats in- Niet minder zal men
h A-
evenwel moeten bezinnen op de
gAhouding van de Kerk tot het te-
L^oordige Jodendom, over welks toe-
Lrjstig lot Sint Paulus spreekt in de
la» ukken 9 t jt 11 van zijn brief
A de Romeinen.
ij6 6 theologische belangstelling voor
<J0rAraagstukken, die met het Joden
lijm samenhangen, heeft in de jongste
W 0r>der de Katholieken gestalte ge
daan*1 in de stichting van de „R.K.
the0? van Israël", een werkgroep van
Sim die onder auspiciën van de
£aanri„hibrord -vereniging door diep-
St.lirlip 'n "he*t#ar in-yinht in Hé»7P
tifohi 6 studie 'n beter inzicht in deze
KstapTen .tracht te krijgen. Van Pro-
K**ad
ïlaat]ntse zijde bestaat „De hervormde
Gaöi A00r de verhouding van Kerk en
de i„Sedert enige tijd wordt door
®ei(j aen van beide Raden een gere-
i'anj Scsprek gehouden om door ge-
k'hgen -e inspanning dieper door te
k®rste 111 de schriftuurgegevens. Als
2?®ft hvTueht van deze samenspreking
ii' Wiiru Katholieke Maandschrift der
A de .Prd-vereniging „Het Schild"
l-aflevering van dit jaar twee
n gepubliceerd van een Katho-
lieke en een reformatorische theoloog.
De theologische bezinning op het
vraagstuk van het Jodendom dateert
van de allerlaatste tijd. Nu deze be
langstelling er eenmaal is, mogen wij
met voldoening „eindelijk" verzuch
ten. En wel, omdat het een feit
is, dat men zich, zonder rekening te
houden met het Jodendom in verleden
en toekomst, geen volledig beeld kan
vormen van Gods Heilsplannen met de
mensheid, zoals deze tot uiting komen
in de Kerk. In enkele volgende arti
kelen hopen wjj hierop nader in te
gaan.
ehalve het verdiepen van het the
ologisch inzicht in het z.g. „mys
terie van Israël" stelt de Raad
van Israël zich ook ten doel een einde
te maken aan de zeer onchristelijke,
maar, helaas, veel verbreide antipathie
tegenover de Joden. Alleen al het feit,
dat het practisch ondoenlijk is dit on
derwerp aan te snijden zonder van alle
kanten veelsoortige opmerkingen en
kritiek te moeten verwachten, wijst
erop, dat dit thema niet eenvoudig is,
maar uiterst gecompliceerd. Vooral ook
hierom, omdat de redenen, die men
meent te hebben om onvriendelijk over
„de" Joden te denken, bij kritisch toe
zien vaak uiterst vaag en weinig over
tuigend blijken te zijn, zo men zich al
niet, naar aanleiding van een persoon
lijke ervaring, een mening heeft ge
vormd, die dan, volkomen onverant
woord, uitgestrekt wordt tot het hele
volk. Over het algemeen mag men
wel zeggen, dat de houding, die velen
tegenover de Joden aannemen, meest
al wordt bepaald door een complex
van min of meer vage sentimenten en
ressentimenten, die, kritiekloos aan
vaard en doorgegeven, een gedragslijn
bestendigen, waarvan de innerlijke te
genstrijdigheid met ons geloof niet of
nauwelijks meer gevoeld wordt.
Maar hoe men het ook keert of
wendt, elk anti-semitisme, dat door de
Kerkelijke overheid werd gedefinieerd
als „de haat jegens het volk, dat
eertijds door God was uitverkoren", is
en blijft uit den boze en lijnrecht in
strijd met het Evangelie.
Het is daarom zonder meer de plicht
van elke Christen het anti-semitisme
vooral in eigen kring naar best ver
mogen te bestrijden. Eenvoudig omdat
het belangrijkste gebod van het Evan
gelie de naastenliefde is, die zich moet
uitstrekken tot alle mensen van elk
ras, elke stand en nationaliteit, óók tot
onze vijanden.
Een speciale reden tot bestrijding van
vreugde, welke het gezin geeft, is in de
ogen der Kerk slechts gerechtvaardigd
omwille van het streven naar een hoger
doel. De encycliek wijst ook met nadruk
cp de geestelijke vruchten van het coe
libaat zonder nochtans te ontkennen,
dat door de gehuwde leken op het ge
bied1 van apostolaat veel goeds tot stand
is gebracht. Doch de Paus maakt erop
opmerkzaam, dat verreweg het grootste
deel van de liefdewerken der Kerk ge
sticht zijn en geleid worden door pries
ters en door vrouwelijke en mannelij
ke kloosterlingen, zoals ziekenhuizen,
scholen, weeshuizen en werken van so
ciale bijstand. Om dan nog niet te spre
ken van de ordes en congregaties, die
zich aan het apostolaat in de missies wij
den. Een zo rijke activiteit zou zégt
de Paus practisch onmogelijk zijn
indien zij moest afhangen van de zorgen
van hen, die de verplichting hebben een
gezin te onderhouden.
De leer van de Kerk over de maag
delijkheid is in onze dagen dikwijls in
vergetelheid geraakt, of ze werd een
voudigweg genegeerd. De H. Vader
wijst er bovendien op, dat sommigen
een overwaardering hechten aan de rol,
die het geslachtsleven zou hebben op het
bewaren van het evenwicht in heel het
zieleleven en waardoor de geestelijke en
soms zelfs lichamelijke vereniging der
gehuwden gemaakt wordt tot een on
ontbeerlijk middel om de christelijke
volmaaktheid te bereiken.
Tanslotte geeft de H. Vader waarde
volle raadgevingen tot beoefening der
maagdelijkheid. In verband hiermede
waarschuwt hij tegen moderne opvat
tingen wélke zich bij de priesteroplei
ding voordoen. Verschillenden blijken
n.l. van mening te zijn, dat het noodza
kelijk is, seminaristen en jonge religeu-
zen op ongecontroleerde wijze met de
gevaren der wereld in aanraking te
brengen, om hen in de praktijk te leren
de maagdelijkheid te beoefenen en zich
tegen gevaren te leren wapenen. Op de
gevaren van zulke methoden wijst de
encycliek, die daarbij herinnert aan de
eeuwenoude en beproefde voorschriften
van voorzichtigheid en wijs beleid.
Advertentie
„In October 1938 trad ik in dienst van de Russische geheime
dienst. Tijdens drie beslissende oorlogsjaren was ik mede
werker van de rode spionnage-groep, die van Zwitserland
uit tegen Duitsland arbeidde. De berichten, die tk via mijn
geheime zender aan Moskou doorgaf, waren van grote invloed
op de afloop van de oorlog. Ik was een sleutelfiguur in de
groep, die haar voelhorens had uitgestrekt tot in het hart
van het Duitse oppercommando. Het waren mijn informaties,
die het de Russen mogelijk maakten, de Duitse opmars voor
Moskou tot staan te brengen. Mijn relaas berust slechts op
feiten. Iedere gebeurtenis en iedere persoon, die daarin
beschreven wordt, is reëel en volkomen in overeenstemming
met de werkelijkheid."
Met deze nuchtere, maar indrukwekkende mededeling leidt
de Engelsman Alexander Foote, die later met Moskou brak, zijn
memoires in over zijn werkzaamheden als spion in Russische
dienst Tn het volgende nummer beginnen wij met de publicatie
van dit relaas van een Sowjet-spion, dat verbluffende feiten
weergeeft en in geheel de wereld diepe indruk heeft gemaakt.
Laat G zich deze belangwekkende publicatie niet ontgaan en
neem nog vandaag een abonnement op de Katholieke Illustratie,
administratie-adres: Nassauplein 1, Haarlem, voor 30 ct. per
week of f 3.90 per kwartaal.
p de dag, waarop deze kroniek verschijnt, staan er opgewekte verslagen
van de Oranjefeestvieringen in de krant en onwillekeurig zal men het een
beetje zuur vinden op deze plaats thans onderstaand relaas te lezen. Ik
realiseer me dit wel en red me uit de ietwat pijnlijke situatie, maar met het
advies: lees deze kroniek over enkele dagen nog eens over, als het kan op
de vooravond van de vijfde Mei,kort voordat wij even enkele tientallen
seconden achtereen een nationaal moment van stilte buitenshuis en binnens
kamers zullen betrachten. Aan die enkele tientallen seconden is tot op heden
nog door geen overheid getornd. We kunnen eensgezind en gesanctionneerd
„hen die vielen" herdenken. Maar de viering van datgene, waarvoor zij vielen,
hebben we op het moment, dat u dit leest, er juist op zitten. Wil iemand het
op 5 Mei alsnog doen, omdat hij op 30 April meende slechts in een Koninginne
dagstemming te kunnen verkeren, dan zal hij, aldus de regering, een snipper
dag moeten nemen.
Stamhoofd met staf en mantel, een der praehistorische bronsplastieken uit
Sardinië.
inds gisteren kan men in het
Amsterdams Stedelijk Museum die
praehistorische bronzen uit Sar
dinië bewonderen, die in het Gemeen
temuseum van Den Haag al zozeer de
aandacht hebben getrokken. Zij moe
ten van 2000 tot 1000 jaar vóór Chris
tus zijn gemaakt; ze zijn heel klein,
maar bijzonder expressief en door hun
sobere directheid verrassend „mo
dern". Eén haalt er misschien 30 cm.,
maar aan de hierbij afgebeelde foto's
kan men zien, dat de beeldjes zó goed
,van proportie zijn, dat die kleine af-
metingen in het geheel niet storend
zijn.
Dat de belangstelling voor deze
oude kunst herleefd is, is natuurlijk
niet geheel toevallig. Zoals men al
lerwegen in de moderne kunst kan
waarnemen, inspireert zij zich sterk
op primitieve en archaïsche kunstvor
men, zoals het hele leven hunkert
naar directe en oprechte uitingen, ont
daan van flauwe franje.
het anti-semitisme geeft dr. van der
Ploeg aan, als hij zegt, dat de Chris
ten die moet zien in de plaats, die
het volk Israël zo lang in de heilsge
schiedenis heeft ingenomen. Eenmaal
was het Gods bijzonder uitverkoren
volk, en al heeft het het Evangelie
niet aanvaard, het Joodse volk is er
nog steeds als getuige van Gods uit
verkiezing en goddelijke gunstbewijzen.
Bovendien zal het, naar een woord van
de apostel, worden „gered" (Rom.11,26).
Op het eep en ander in verband met
deze zaken komen wij nog nader terug.
L.
Twee strijders in wapenrusting.
Dit besluit van de regering, waarbij
dus de vijfde Mei niet langer als na
tionale bevrijdingsfeestdag wordt er
kend, heeft met name in letterkundige
kring sterke gevoelens van onbehagen
opgewekt, zó sterk, en zo unaniem, dat
negen (d.w.z. al onze) letterkundige en
algemeen culturele tijdschriften behoef
te hadden in één gemeenschappelijke
uitgave protest aan te tekenen tegen de
mentaliteit waaruit dit besluit voortkom -
stig is.
Dit nummer is niet lang geleden ver
schenen onder de titel „Nationale Snip
perdag". De er in samenwerkende tijd
schriften zijn: Het boek van Nu, Cri-
tisch Bulletin, De Gids, Kroniek van
Kunst en Cultuur, Maatstaf, De Nieuwe
Stem, Ontmoeting, Podium en Roeping.
Het nummer, uitgegeven in de plaats
van de afzonderlijke April-nummers
van gènoemde tijdschriften, werd in
kort tijdsbestek tot stand gebracht. Het
idee er toe werd namelijk pas geboren
na de Kamerzitting van 3 Februari 1954,
toen het besluit tot afschaffing werd
genomen nadat een goed bedoelde in
terpellatie de zaak alleen maar erger
had gemaakt, want toen is dat minis
teriële woord gevallen: „Men mag een
snipperdag nemen!", waarmee, aldus
mevr. A. H. Nijhoff in dit nummer,
thans „iedere manifestatie van protest
(bijv. door een gemeenlijk nederleggen
van het werk op de vijfde Mei) a priori
is ontkracht".
In deze zinsnede kan men iets van de
ressentimenten, die in dit nummer troef
zijn, horen doorklinken. „Nationale
Snipperdag" is een protestsehrijven.
Maar het is méér dan dit. Een protest
kan door de regering en door wie maar
wil voor kennisgeving aangenomen en
dan terzijde gelegd worden. Maar het
merendeel van de zestig bijdragen in
dit nummer kan niet straffeloos door
een bestuurder en door willekeurig welk
verantwoordelijk Nederlander worden
genegeerd, omdat het nauwgezet weer
geeft wat de betekenis en de consequen
tie is van het nationale onver
mogen om de vijfde Mei als bevrij
dingsdag te vieren. Want dit staat wel
vast: de regering verbiedt geen feest in
dien de natie eenparig dit feest wil. Het
gaat hier om een nationaal onvermogen,
dat door een regerings besluit „slechts"
bezegeld werd.
Over de hoofden onzer regeerders
heen richten de uiteenzettingen in dit
nummer zich uitsluitend op onszelf. An
ders geformuleerd: de patiënt stelt de
diagnose van zijn eigen - dodelijk - ge
val. „Dokter ik ben mijn vrijheid kwijt.
Ik weet niet meer wat bevrijd zijn is.
Ik zie geen realiteit meer in de sym
boliek van een nationale feestdag. Zou
ik dit besef en deze realiteit nog terug
kunnen krijgen? Het is een levensnood
zaak voor me".
De contribuerende dichters aan dit
nummer zeggen het in beeldspraken
die op hetzelfde neerkomen.
Enkele voorbeelden uit een rijke over
vloed.
Yge Foppema in „NABETRACHTING":
Wij zeiden: het uur der bevrijding
vergeten wij nimmermeer,
maar de vrijheid verloor haar wijding
en wij gedenken niet meer,
want zieners zijn witte raven
en zalig is hij die volhardt
Laat de doden hun doden begraven,
wij begraven ons hart.
Rie Cramer, evenals de navolgende
dichteres en dichter, meent dat wij min
der van de vrijheid begrijpen dan zij
die er voor vielen:
O vrijheid, vrijheid, vrijheid onge
meten!
Hoe is het bonzen van ons hart be
daard!
Hebben slechts zij Uw vreugd voor
goed geweten,
die U zich offerden, van U bezeten?
Was onze kleinheid zó groot offer
waard?
Clara Eggink in een „Quatrijn":
Lig rustig, doden van 't heroisch
uur
Ter wereld is geen dankbaarheid
van duur
Ziehier waarvoor het sterven U be
waart:
Socrates' beker en Jehanne's vuur.
En Victor E. van Vriesland:
Mijn engel is van mij heengegaan,
Die koos zich een ander tot doel,
Nog ligt bloed op de straten,
maar wij zien het niet, wij willen
het niet zien. Met rust gelaten
willen wij worden, prettig praten,
gezellig zijn, onszelf het stomme
gillen
van het zwarte bloed op de straten
besparen, zitten, zitten, niet rillen
om wat heerlijk was te bevechten,
doch zwaar te dragen: vrijheid, eigen
plicht tot recht, louterend stijgen
tot wasdom, tot het beslechten
van strijd om onszelf. Want vrede
is liefde, zelf binnentreden
in een nieuwe orde van onzegbare
vrijheid, van hart tot hart even
verschillend als één, van alle leven
het eigenst en het verst. Verklaren
helpt niet, zwijgend openbaren
in daden van telkens weer ontoerei
kend
geduld, in heimwee naar steeds wij
kend
bestel. Oorlog is leed, doch zeker
heden
van woede, haat en pijn; vrede
is de onzekerheid van geluk, dagen
van schepping en vernedering, uren
die langer dan eeuwigheden duren,
eeuwen m seconden opgeslagen.
Te groot, te groot voor ons. Laten
anderen het doen, wij blijven pra
ten,
durven het uur der bevrijding
niet aan; wijken uit voor de wijding
tot de strijd die vrede heet, laten
het stomme bloed gillen in de stra
ten,
durven de dag niet kennen, noch
het uur,
kiezen de as, verraden het vuur.
GABRIEL SMIT
Uit: „Nationale Snipperdag".
Die dacht aan een vrij en een nieuw
bestaan.
Ik bleef alleen met mijn doden,
Met de hele wereld vol doden.
Het leven gaat door, maar zij, al
leen zij
Zijn goed ontkomen en waarlijk vrij.
„De vrijheid smaakt naar pijn", met
deze woorden besluit de dichter Guil-
laume van der Graft zijn bijdrage aan
dit nummer. En als dit enige algemene
geldingskracht bezit, dan heeft men hier
wellicht een oorzaak bij d hand voor
ons tanend vrijheidsbesef. Wat naar
pijn smaakt proeven wij ongaarne. Lie
ver een ongevoelig dan pijnlijk moment.
Toch, aldus in grote trekken de con
clusie der opstellenschrijvers in dit
hoogst belangwekkende gemeenschap
pelijke tijdschriftnummer, toch is het
van de grootste betekenis dat de be-
Toen ik nog op kostschool
was, werd ik eens gedwon
gen toneel te spelen. Op
grond van paedagogische
redenen waarschijnlijk.
Maar in geen geval omdat
ik het zo goed kon. De rol
die mij was toebedeeld was
geen geringe. Ik moest na
melijk in het tweede bedrijf
een verjongingskuur ondergaan niet
alleen, maar ook demonstreren. Want
ik begon als stokoude man en ik zou
als de stralende jonkheid zelve eindi
gen. Een soort gepopulariseerde Faust-
geschiedenis dus. De tekstschrijver had
het zo beschikt dat ik op een gegeven
moment als grijsaard met een koffer,
inhoudende een flesje wonderdrank,
op zou komen en dat ik na het vocht
verorberd te hebben, als knaap de
planken zou verlaten. Een mooie op
zet. die ik van harte toejuichte.
Maar u heeft het al begrepen. Wat
gebeurde er toen ik, als grijsaard ver
momd, de „Bühne" betrad en mijn va
lies opende? Er zat geen flesje in. Niet
het geringste flesje. Mijn grijsaard-zijn
prolongeren kon niet; want dat paste
niet in het stuk. Bovendien en dat
vond ik erger beantwoordde zulks
niet aan de verwachtingen van de toe
schouwers.
Wat deed ik dus? Ik sloot de koffer,
rukte vastberaden mijn baard af en
riep op levensechte Bouwmeester-toon
uit: „O jeugd, wat zijt gij schoon."
Sinsdien heb ik nooit meer mee
mogen doen.
Advertentie
R T ...^r>PLWAG&NS
vrijdingsdag voor ons een vierens-
waardig symbool blijft. „Waar het volle
zelf ontbreekt, is ook geen volksfeest.
Het wordt tijd, dat men in Nederland
beseft, van hoeveel cultureel-vorm e~?:de
waarde een goed volksfeest kan zijn.
Dat is niet in de trant van de vroecere
- anje-lol, met papiertoeters, paling-
stalletjes, auto-scooters, schic''enten,
en andere herrieschoppers, maar dat is
wel met openbare dansfestijnen, gecoss
tumeerde optochten en heel de stijlvol
le jolijt, waartoe andere volken, zoals
het Franse op de Veertiende Juli, en
het Nederlandse in de Bevrijdingsroes
van 1945 in staat bleken. Het is waar
lijk niet te veel gevraagd, wanneer de
gemeenschapsorganen niet die feesten
zelf, maar de materiële voorwaarden
daartoe scheppen". Aldus B. W. Scha
per.
Andere essayisten, die met klem op
komen voor de 5de Mei als historische
feestdag, zijn Jan Romein, Garmt Stui
veling en Abel J. Herzberg. Zij wjj-
zen er met nadruk op, dat deze tijd om
symbolen vraagt. Hun betogen worden
ten scherpste onderlijnd door J. H.
Plcbker, die in zijn studie „Psycholo
gie ener teleurstelling" naar voren
brengt, hoe de ontgoocheling van tal
loze mensen van het verzet na de be
vrijding berust op „psychische stoor
nissen in de werkelijkheidszin tijdens
de bezetting". Men had in een te ge
spanning verwachting geleefd. Nu
wordt men van dag tot dag door de
werkelijkheid teleurgesteld. En zo kan
het gebeuren, aldus Plokker, dat de
Verzetstrijder gaat terug verlangen naar
„de goede oude tijd" toen hij nog vech
ten kon. „Het besluit van de Regering
de Nationale Feestdag te laten verval
len houdt wel heel weinig rekening met
de psychologische factoren in hem
werkzaam en kan niet anders dan zijn
verbittering wekken. Dat waarvoor
hij streed en dat na eindeloos zwoegen
en lijden op die dag werd bereikt en
waarvan die dag later het Symbool
werd, schijnt nu wel als weinig belang
rijk geacht te worden. De door de Re
gering aangehaalde argumenten ter
verdediging van haar besluit kunnen
onmogelijk voor hem enige overtui
gingskracht hebben. Zij stelt geen nieuw
levend en geladen symbool in de plaats
van het zijne."
Toch is zulk een „levend en geladen
Symbool" datgene wat wij meer dan
brood nodig hebben, aldus laat zich
de strekking van schier alle bijdragen
aan deze „Nationale Snipper-(Schip
per-, Splinter-) dag" samenvatten. Eb
krijgen we dat symbool niet, dan zit er
niets anders op dan te blijven vechten
tegen de bierkaai van menselijk en bo
venmenselijk misverstand. Aldus de sen
tentie van het letterkundige Hof.
NICO VERHOEVEN.
Koninginnedag is in Djakarta gevierd
met een ontvangst ten huize van de
Hoge Commissaris, welke door naar
schatting tweeduizend leden van de
Nederlandse gemeenschap werd be
zocht.
Zowel in de galerijen van de ambts
woning als in de met oranje lampions
versierde tuin verpoosden zich vele
honderden. Namens de Nederlandse ge
meenschap heeft Graaf van Bylandt een
telegram naar Soestdijk gezonden,
waarin de Nederlandse gemeenschap
aan de Koningin en Prins Bernhard en
de Prinsesjes haar gelukwensen aan
bood op deze nationale feestdag en
waarin zij de Koningin eerbiedig ver
zocht de betuiging van haar aanhanke
lijkheid en trouw te aanvaarden.
De Hoge Commissaris hield een korte
toespraak en zei dat hij, toen hij in
November in Nederland was en de eer
had door de Koningin ontvangen te
worden, weer mocht ervaren met hoe
veel belangstelling Hare Majesteit alles
volgt wat in Indonesië gebeurt en hoe
zeer zij ook de Nederlandse gemeen
schap in Indonesië in het hart draagt.
„Zij vergeet ons niet en kent onze
noden".
Met het gezamenlijk zingen van het
Wilhelmus werd het officiële deel van
de ontvangst besloten.
In Djakarta hadden vrijwel alle
Nederlandse bedrijven Vrijdag de Ne
derlandse vlag naast de nationale twee-
kleur uitgestoken.
Bij een ontvangst voor Indonesische
autoriteiten en diplomaten, die 's mid
dags werd gehouden, bracht de Indone
sische minister van Buitenlandse Zaken,
Sunarjo, de gebruikelijke heildronk uit,
welke door de Nederlandse Hoge Com
missaris werd beantwoord.
Koninginnedag is op Curagao op tra
ditionele wijze gevierd met een aubade,
parade, openbaar gehoor en vele fees
telijkheden.
Op Aruba is weer op uitbundige wijze
Koninginnedag gevierd. Het feest werd
om zes uur 's ochtends ingeluid door de
kerkklokken. Door de met vlaggen ver
sierde straten trok een harmonie-orkest,
terwijl er ook een Nederlands draai
orgel speelde.
Voorts werden er volks- en kinder
spelen en zeil- en andere sportwedstrij
den gehouden. Ook waren er een
aubade en een paiade van mariniers,
die buitengewoon druk bezocht werden
door de op haar Paasbest geklede be
volking. 's Middags was er een open
baar gehoor en 's avonds een groot
vuurwerk.
Sir Arthur Bliss, de beroemde Engel
se componist en „Master of the queen's
music", heeft in een toespraak voor de
koninklijke academie verklaard te ho
pen dat in de zomer het geluid zou
worden gedempt van „onze helse luid
sprekers en afschuwelijke „jukeboxes".
En wat de „crooner" aangaat, laat
die uitsluitend blijven op de plaats die
hem past de wiet aldus Bliss.
Tijdens de Vrijdag ter gelegenheid
van de verjaardag van Koningin Juli
ana gehouden parade op de vliegbasis
Deelen, heeft de commandant van de
basis. lui tenant-kolonel-waarnemer J.
C. van den Akker, een onderscheiding
uitgereikt aan de sergeant-majoor-in
structeur C. Overweg. Deze ontving
het vliegerkruis voor moed en volhar
ding, betoond van October 1943 tot Mei
1945, toen hij boordschutter was bij het
320e squadron van de Marineluchtvaart.
Hij heeft aan talrijke vluchten tegen de
vijand op het vaste land van Europa
deelgenomen.