Paus aan Pius XII wijdt encycliek de maagdelijke staat De Kerk en de Joden V Eendrachtige Nederlands manifestatie van letterkundigen o Bronzen beeldjes uit Sardinië ■li! p, s Leer van de Kerk opnieuw geformuleerd VANDAAG begint de verkoop van Zomerzegels Onderdeel van oecumenische werkzaamheid B SPION VOOR MOSKOU DE VRIJHEID SMAAKT NAAR PIJN" Tegen Drieduizend jaar oud besluit tot afschaffing van Nationale Feestdag mt Op de planken Koninginnedag in Oost en West SACRA VIRGINITAS Prentbriefkaarten aanvaardbaar voor aestheet en handel blijken onvindbaar MODERNE STUDIE GROEPEN nationale snipperdag IliliM VUUR EN AS 2000 landgenoten op receptie bij H.C. te Djakarta mm Besef Van Vrijheid kwijt Het leven Vraagt een symbool dTe'n Tt A M „TX* r,po!1 4 ZATERDAG 1 MEI 1954 PAGINA Oude stad onder zand gevonden Sproeten? SPRUTOL Bij weerbarstige: Sprutol-Sterk. NATUURLIJK WEER IN DE KI ff HAR In de Wesf EN WAT DE „CROONER" AANGAAT Gistermiddag is in de Osservatore Romano een nieuwe encycliek gepubli ceerd, getiteld „Sacra Virginitas", die Z, H. Paus Pius XII, op 25 Maart, het feest van Maria Boodschap, aan de bisschoppen over de gehele wereld heeft gericht. Het pauselijk document omvat twee pagina's druks en handelt over het coelibaat der priesters en over de gelofte van kuisheid der kloosterlingen. Ernstig bezorgd over de dwalingen, die sedert enige jaren hieromtrent Worden verspreid, brengt de H. Vader in dit pauselijk rondschrijven de kerkelijke leer op dit punt opnieuw in herinnering. De titel van de encycliek: »De heilige maagdelijkheid" moet zo worden begrepen, dat het woord Maagdelijkheid niet alleen in de traditionele betekenis wordt aangehaald, namelijk de lichamelijke ongereptheid in het sexuele, maar ook, en wel in het bijzonder, in de betekenis van de maagdelijke staat der kloosterlingen, der seculiere geestelijkheid en van alle personen, die zich in de wereld aan Werken van naastenliefde wijden. In Afghanistan heeft een Franse ar- Ohaeologische expeditie onder dertig ftieter zand een oude stad gevonden van ïuim twee duizend jaar voor Christus, aldus een Indisch ingenieur, lid van de expeditie. De stad ligt ruim duizend me ter boven de zeespiegel op-een bijna on toegankelijk plateau, dat aan drie zij den door hoge bergen is omgeven, ten Zuiden van Kandahar, de op een na grootste stad in Afghanistan. Op de gebouwen van de stad, die van Wit bepleisterde rode baksteen zijn op getrokken, is de verf nog zichtbaar. Aardewerk met tekeningen van vijgen bladen en berggeiten er op en bronzen beelden wijzen op het bestaan van een Vijfduizend jaar oude beschaving.- De encycliek zet vervolgens uiteen, wat de Katholieke doctrine leert over de vernevenheid van de maagdelijke staat boven het huwelijk. De H. Vader wijst moderne dwalingen af en geeft waardevolle adviezen met betrekking tot de beoefening der volmaakte kuis heid. Daarbij verdienen bijzondere aan dacht de motieven, waarom de maagde lijke staat boven het huwelijk verheven moet worden geacht. Men mag echter niet zo gaat de H. Vader letterlijk voort van het huwelijk afzien om re denen van zelfzucht of uit vrees voor de lasten, die er aan verbonden zijn of uit een farizeïsch en hoogmoedig ver langen naar lichamelijke ongereptheid, doch alleen om zich vrijer en meer vol komen aan de dienst van God en van de naaste te kunnen wijden. Het afzien van het gerechtvaardigde genot der echtelijke liefde en van de Advertentie Van vandaag af zijn op alle postkan toren en bij de honderden plaatselijke comité's de Zomerzegels weer ver krijgbaar. Zij zullen tot en met 30 Juni Verkocht worden en zij blijven geldig tot 31 December 1955. De opbrengst van de toeslag op deze zegels wordt door het bestuur van de Stichting „Comité voor de zomerpost- zegels" verdeeld onder een groot aan tal instellingen, die zich met volksge zondheid, maatschappelijk werk en cul turele zorg bezig houden. Een kwart van de opbr -ngst wordt gereserveerd voor werk Van'plaatselijk eri regionaal Delang, de rest wordt landelijk besteed. Het Erefonds voor oud-verpleegsters |al ditmaal ook delen in de opbrengst. Evenals de Katholieke Stichting voor «et Asthm-atische kind. Vorig jaar was de netto opbrengst ruim 132.000.- ondanks de watersnood ruim 1000.- meer dan het jaar daar voor. De Zomerzegels winnen dus aan Populariteit. Zo kon vorig jaar o.a. aan de t.b.c.-bestrijding een respectabel be drag van 17.000 worden uigekeerd en kreeg het Voorzieningsfonds voor Kun stenaars bijna ƒ20.000.-. Vele kleintjes blaken snel en ongemerkt één grote. Behalve door de verkoop van Zomer- ïegels tracht de Stichting „Comité voor de Zomerpostzegels" door de verkoop Van prentbriefkaarten de opbrengst te Vergroten. De handelaren in prentbriefkaarten hebben zich tegen de verkoop van kaar ten ten behoeve van charitatieve doel einden verzet. Zij menen ernstig in hun debiet te worden geschaad door deze verkoop. Het Comité voor de Zomer postzegels had een willig oor voor de gerezen bezwaren en heeft zich bereid verklaard de verkoop via de handel te leiden. Over de te volgen werkwijze kon men het heel wel eens worden, doch de samenwerking kon ten slotte niet tot stand komen daar geen overeenstem ming kon worden verkregen omtrent de ontwerpen van de kaarten. Het Comité voor de Zomerpostzegels wilde de eind beslissing hebben over de afbeeldingen op de kaarten daar zij de aesthetische uitvoering van groot belang acht. De door het Comité voorgestelde ontwerpen achtte de handel onverkoopbaar. Wat de handel verkoopbaar achtte kon geen genade vinden in de ogen van het Co mité. De slotconclusie was, dat, wan neer het Comité voor de Zomerpostze gels prentbriefkaarten verkoopt, die naar de mening van de prentbriefkaar tenhandelaren onverkoopbaar zijn, van concurrentie geen sprake kan zijn. Het Comité voor de Zomerpostzegels heeft nu het plan in overweging om in overleg met de Permanente Prijsvraag Commissie een landelijke prijsvraag uit te schrijven met als onderwerp het ont werpen van een aantal prentbriefkaar ten, die behalve aesthetisch verantwoord ook verkoopbaar moeten zijn. eel meer dan vroeger heeft de wereld tegenwoordig belangstel- ling voor de Joden en het Jo- r|endom. Wil men voor dit verschijnsel *eh verklaring zoeken, dan ligt het mor de hand te denken aan de lot- pvallen van het Joodse volk in de patste tijd. De gruwelijke vervolgingen p'&araan zij vóór en tijdens de tweede mreldoorlog hebben blootgestaan, de ;°gingen van niet-Joodse zijde om hen ?veel mogelijk hiertegen te beveiligen, daardoor men als van zelf ertoe kwam j'ch te bezinnen op zijn eigen houding j®genover deze mensen, en niet op de patste plaats de stichting van de .caat Israël, dat alles is ongetwijfeld 5?rzaak van de tegenwoordige belang- CeUing voor de Joden en wat men j gaan noemen het probleem van het ^endorn. Dit soort belangstelling ligt JJ historisch, sociaal, politiek en psy- t<j°'°gisch, kortom op zuiver menselijk nrrein.- Daarnaast is echter ook een Hm l°£ische belangstelling gegroeid. In ta'i oecumenische gesprek over Gods ^«spiannen met de mensheid en de sjiphting der Kerk, „het nieuwe Isra- 1k neemt het oude Israël een voor do?6 Plaats in- Niet minder zal men h A- evenwel moeten bezinnen op de gAhouding van de Kerk tot het te- L^oordige Jodendom, over welks toe- Lrjstig lot Sint Paulus spreekt in de la» ukken 9 t jt 11 van zijn brief A de Romeinen. ij6 6 theologische belangstelling voor <J0rAraagstukken, die met het Joden lijm samenhangen, heeft in de jongste W 0r>der de Katholieken gestalte ge daan*1 in de stichting van de „R.K. the0? van Israël", een werkgroep van Sim die onder auspiciën van de £aanri„hibrord -vereniging door diep- St.lirlip 'n "he*t#ar in-yinht in Hé»7P tifohi 6 studie 'n beter inzicht in deze KstapTen .tracht te krijgen. Van Pro- K**ad ïlaat]ntse zijde bestaat „De hervormde Gaöi A00r de verhouding van Kerk en de i„Sedert enige tijd wordt door ®ei(j aen van beide Raden een gere- i'anj Scsprek gehouden om door ge- k'hgen -e inspanning dieper door te k®rste 111 de schriftuurgegevens. Als 2?®ft hvTueht van deze samenspreking ii' Wiiru Katholieke Maandschrift der A de .Prd-vereniging „Het Schild" l-aflevering van dit jaar twee n gepubliceerd van een Katho- lieke en een reformatorische theoloog. De theologische bezinning op het vraagstuk van het Jodendom dateert van de allerlaatste tijd. Nu deze be langstelling er eenmaal is, mogen wij met voldoening „eindelijk" verzuch ten. En wel, omdat het een feit is, dat men zich, zonder rekening te houden met het Jodendom in verleden en toekomst, geen volledig beeld kan vormen van Gods Heilsplannen met de mensheid, zoals deze tot uiting komen in de Kerk. In enkele volgende arti kelen hopen wjj hierop nader in te gaan. ehalve het verdiepen van het the ologisch inzicht in het z.g. „mys terie van Israël" stelt de Raad van Israël zich ook ten doel een einde te maken aan de zeer onchristelijke, maar, helaas, veel verbreide antipathie tegenover de Joden. Alleen al het feit, dat het practisch ondoenlijk is dit on derwerp aan te snijden zonder van alle kanten veelsoortige opmerkingen en kritiek te moeten verwachten, wijst erop, dat dit thema niet eenvoudig is, maar uiterst gecompliceerd. Vooral ook hierom, omdat de redenen, die men meent te hebben om onvriendelijk over „de" Joden te denken, bij kritisch toe zien vaak uiterst vaag en weinig over tuigend blijken te zijn, zo men zich al niet, naar aanleiding van een persoon lijke ervaring, een mening heeft ge vormd, die dan, volkomen onverant woord, uitgestrekt wordt tot het hele volk. Over het algemeen mag men wel zeggen, dat de houding, die velen tegenover de Joden aannemen, meest al wordt bepaald door een complex van min of meer vage sentimenten en ressentimenten, die, kritiekloos aan vaard en doorgegeven, een gedragslijn bestendigen, waarvan de innerlijke te genstrijdigheid met ons geloof niet of nauwelijks meer gevoeld wordt. Maar hoe men het ook keert of wendt, elk anti-semitisme, dat door de Kerkelijke overheid werd gedefinieerd als „de haat jegens het volk, dat eertijds door God was uitverkoren", is en blijft uit den boze en lijnrecht in strijd met het Evangelie. Het is daarom zonder meer de plicht van elke Christen het anti-semitisme vooral in eigen kring naar best ver mogen te bestrijden. Eenvoudig omdat het belangrijkste gebod van het Evan gelie de naastenliefde is, die zich moet uitstrekken tot alle mensen van elk ras, elke stand en nationaliteit, óók tot onze vijanden. Een speciale reden tot bestrijding van vreugde, welke het gezin geeft, is in de ogen der Kerk slechts gerechtvaardigd omwille van het streven naar een hoger doel. De encycliek wijst ook met nadruk cp de geestelijke vruchten van het coe libaat zonder nochtans te ontkennen, dat door de gehuwde leken op het ge bied1 van apostolaat veel goeds tot stand is gebracht. Doch de Paus maakt erop opmerkzaam, dat verreweg het grootste deel van de liefdewerken der Kerk ge sticht zijn en geleid worden door pries ters en door vrouwelijke en mannelij ke kloosterlingen, zoals ziekenhuizen, scholen, weeshuizen en werken van so ciale bijstand. Om dan nog niet te spre ken van de ordes en congregaties, die zich aan het apostolaat in de missies wij den. Een zo rijke activiteit zou zégt de Paus practisch onmogelijk zijn indien zij moest afhangen van de zorgen van hen, die de verplichting hebben een gezin te onderhouden. De leer van de Kerk over de maag delijkheid is in onze dagen dikwijls in vergetelheid geraakt, of ze werd een voudigweg genegeerd. De H. Vader wijst er bovendien op, dat sommigen een overwaardering hechten aan de rol, die het geslachtsleven zou hebben op het bewaren van het evenwicht in heel het zieleleven en waardoor de geestelijke en soms zelfs lichamelijke vereniging der gehuwden gemaakt wordt tot een on ontbeerlijk middel om de christelijke volmaaktheid te bereiken. Tanslotte geeft de H. Vader waarde volle raadgevingen tot beoefening der maagdelijkheid. In verband hiermede waarschuwt hij tegen moderne opvat tingen wélke zich bij de priesteroplei ding voordoen. Verschillenden blijken n.l. van mening te zijn, dat het noodza kelijk is, seminaristen en jonge religeu- zen op ongecontroleerde wijze met de gevaren der wereld in aanraking te brengen, om hen in de praktijk te leren de maagdelijkheid te beoefenen en zich tegen gevaren te leren wapenen. Op de gevaren van zulke methoden wijst de encycliek, die daarbij herinnert aan de eeuwenoude en beproefde voorschriften van voorzichtigheid en wijs beleid. Advertentie „In October 1938 trad ik in dienst van de Russische geheime dienst. Tijdens drie beslissende oorlogsjaren was ik mede werker van de rode spionnage-groep, die van Zwitserland uit tegen Duitsland arbeidde. De berichten, die tk via mijn geheime zender aan Moskou doorgaf, waren van grote invloed op de afloop van de oorlog. Ik was een sleutelfiguur in de groep, die haar voelhorens had uitgestrekt tot in het hart van het Duitse oppercommando. Het waren mijn informaties, die het de Russen mogelijk maakten, de Duitse opmars voor Moskou tot staan te brengen. Mijn relaas berust slechts op feiten. Iedere gebeurtenis en iedere persoon, die daarin beschreven wordt, is reëel en volkomen in overeenstemming met de werkelijkheid." Met deze nuchtere, maar indrukwekkende mededeling leidt de Engelsman Alexander Foote, die later met Moskou brak, zijn memoires in over zijn werkzaamheden als spion in Russische dienst Tn het volgende nummer beginnen wij met de publicatie van dit relaas van een Sowjet-spion, dat verbluffende feiten weergeeft en in geheel de wereld diepe indruk heeft gemaakt. Laat G zich deze belangwekkende publicatie niet ontgaan en neem nog vandaag een abonnement op de Katholieke Illustratie, administratie-adres: Nassauplein 1, Haarlem, voor 30 ct. per week of f 3.90 per kwartaal. p de dag, waarop deze kroniek verschijnt, staan er opgewekte verslagen van de Oranjefeestvieringen in de krant en onwillekeurig zal men het een beetje zuur vinden op deze plaats thans onderstaand relaas te lezen. Ik realiseer me dit wel en red me uit de ietwat pijnlijke situatie, maar met het advies: lees deze kroniek over enkele dagen nog eens over, als het kan op de vooravond van de vijfde Mei,kort voordat wij even enkele tientallen seconden achtereen een nationaal moment van stilte buitenshuis en binnens kamers zullen betrachten. Aan die enkele tientallen seconden is tot op heden nog door geen overheid getornd. We kunnen eensgezind en gesanctionneerd „hen die vielen" herdenken. Maar de viering van datgene, waarvoor zij vielen, hebben we op het moment, dat u dit leest, er juist op zitten. Wil iemand het op 5 Mei alsnog doen, omdat hij op 30 April meende slechts in een Koninginne dagstemming te kunnen verkeren, dan zal hij, aldus de regering, een snipper dag moeten nemen. Stamhoofd met staf en mantel, een der praehistorische bronsplastieken uit Sardinië. inds gisteren kan men in het Amsterdams Stedelijk Museum die praehistorische bronzen uit Sar dinië bewonderen, die in het Gemeen temuseum van Den Haag al zozeer de aandacht hebben getrokken. Zij moe ten van 2000 tot 1000 jaar vóór Chris tus zijn gemaakt; ze zijn heel klein, maar bijzonder expressief en door hun sobere directheid verrassend „mo dern". Eén haalt er misschien 30 cm., maar aan de hierbij afgebeelde foto's kan men zien, dat de beeldjes zó goed ,van proportie zijn, dat die kleine af- metingen in het geheel niet storend zijn. Dat de belangstelling voor deze oude kunst herleefd is, is natuurlijk niet geheel toevallig. Zoals men al lerwegen in de moderne kunst kan waarnemen, inspireert zij zich sterk op primitieve en archaïsche kunstvor men, zoals het hele leven hunkert naar directe en oprechte uitingen, ont daan van flauwe franje. het anti-semitisme geeft dr. van der Ploeg aan, als hij zegt, dat de Chris ten die moet zien in de plaats, die het volk Israël zo lang in de heilsge schiedenis heeft ingenomen. Eenmaal was het Gods bijzonder uitverkoren volk, en al heeft het het Evangelie niet aanvaard, het Joodse volk is er nog steeds als getuige van Gods uit verkiezing en goddelijke gunstbewijzen. Bovendien zal het, naar een woord van de apostel, worden „gered" (Rom.11,26). Op het eep en ander in verband met deze zaken komen wij nog nader terug. L. Twee strijders in wapenrusting. Dit besluit van de regering, waarbij dus de vijfde Mei niet langer als na tionale bevrijdingsfeestdag wordt er kend, heeft met name in letterkundige kring sterke gevoelens van onbehagen opgewekt, zó sterk, en zo unaniem, dat negen (d.w.z. al onze) letterkundige en algemeen culturele tijdschriften behoef te hadden in één gemeenschappelijke uitgave protest aan te tekenen tegen de mentaliteit waaruit dit besluit voortkom - stig is. Dit nummer is niet lang geleden ver schenen onder de titel „Nationale Snip perdag". De er in samenwerkende tijd schriften zijn: Het boek van Nu, Cri- tisch Bulletin, De Gids, Kroniek van Kunst en Cultuur, Maatstaf, De Nieuwe Stem, Ontmoeting, Podium en Roeping. Het nummer, uitgegeven in de plaats van de afzonderlijke April-nummers van gènoemde tijdschriften, werd in kort tijdsbestek tot stand gebracht. Het idee er toe werd namelijk pas geboren na de Kamerzitting van 3 Februari 1954, toen het besluit tot afschaffing werd genomen nadat een goed bedoelde in terpellatie de zaak alleen maar erger had gemaakt, want toen is dat minis teriële woord gevallen: „Men mag een snipperdag nemen!", waarmee, aldus mevr. A. H. Nijhoff in dit nummer, thans „iedere manifestatie van protest (bijv. door een gemeenlijk nederleggen van het werk op de vijfde Mei) a priori is ontkracht". In deze zinsnede kan men iets van de ressentimenten, die in dit nummer troef zijn, horen doorklinken. „Nationale Snipperdag" is een protestsehrijven. Maar het is méér dan dit. Een protest kan door de regering en door wie maar wil voor kennisgeving aangenomen en dan terzijde gelegd worden. Maar het merendeel van de zestig bijdragen in dit nummer kan niet straffeloos door een bestuurder en door willekeurig welk verantwoordelijk Nederlander worden genegeerd, omdat het nauwgezet weer geeft wat de betekenis en de consequen tie is van het nationale onver mogen om de vijfde Mei als bevrij dingsdag te vieren. Want dit staat wel vast: de regering verbiedt geen feest in dien de natie eenparig dit feest wil. Het gaat hier om een nationaal onvermogen, dat door een regerings besluit „slechts" bezegeld werd. Over de hoofden onzer regeerders heen richten de uiteenzettingen in dit nummer zich uitsluitend op onszelf. An ders geformuleerd: de patiënt stelt de diagnose van zijn eigen - dodelijk - ge val. „Dokter ik ben mijn vrijheid kwijt. Ik weet niet meer wat bevrijd zijn is. Ik zie geen realiteit meer in de sym boliek van een nationale feestdag. Zou ik dit besef en deze realiteit nog terug kunnen krijgen? Het is een levensnood zaak voor me". De contribuerende dichters aan dit nummer zeggen het in beeldspraken die op hetzelfde neerkomen. Enkele voorbeelden uit een rijke over vloed. Yge Foppema in „NABETRACHTING": Wij zeiden: het uur der bevrijding vergeten wij nimmermeer, maar de vrijheid verloor haar wijding en wij gedenken niet meer, want zieners zijn witte raven en zalig is hij die volhardt Laat de doden hun doden begraven, wij begraven ons hart. Rie Cramer, evenals de navolgende dichteres en dichter, meent dat wij min der van de vrijheid begrijpen dan zij die er voor vielen: O vrijheid, vrijheid, vrijheid onge meten! Hoe is het bonzen van ons hart be daard! Hebben slechts zij Uw vreugd voor goed geweten, die U zich offerden, van U bezeten? Was onze kleinheid zó groot offer waard? Clara Eggink in een „Quatrijn": Lig rustig, doden van 't heroisch uur Ter wereld is geen dankbaarheid van duur Ziehier waarvoor het sterven U be waart: Socrates' beker en Jehanne's vuur. En Victor E. van Vriesland: Mijn engel is van mij heengegaan, Die koos zich een ander tot doel, Nog ligt bloed op de straten, maar wij zien het niet, wij willen het niet zien. Met rust gelaten willen wij worden, prettig praten, gezellig zijn, onszelf het stomme gillen van het zwarte bloed op de straten besparen, zitten, zitten, niet rillen om wat heerlijk was te bevechten, doch zwaar te dragen: vrijheid, eigen plicht tot recht, louterend stijgen tot wasdom, tot het beslechten van strijd om onszelf. Want vrede is liefde, zelf binnentreden in een nieuwe orde van onzegbare vrijheid, van hart tot hart even verschillend als één, van alle leven het eigenst en het verst. Verklaren helpt niet, zwijgend openbaren in daden van telkens weer ontoerei kend geduld, in heimwee naar steeds wij kend bestel. Oorlog is leed, doch zeker heden van woede, haat en pijn; vrede is de onzekerheid van geluk, dagen van schepping en vernedering, uren die langer dan eeuwigheden duren, eeuwen m seconden opgeslagen. Te groot, te groot voor ons. Laten anderen het doen, wij blijven pra ten, durven het uur der bevrijding niet aan; wijken uit voor de wijding tot de strijd die vrede heet, laten het stomme bloed gillen in de stra ten, durven de dag niet kennen, noch het uur, kiezen de as, verraden het vuur. GABRIEL SMIT Uit: „Nationale Snipperdag". Die dacht aan een vrij en een nieuw bestaan. Ik bleef alleen met mijn doden, Met de hele wereld vol doden. Het leven gaat door, maar zij, al leen zij Zijn goed ontkomen en waarlijk vrij. „De vrijheid smaakt naar pijn", met deze woorden besluit de dichter Guil- laume van der Graft zijn bijdrage aan dit nummer. En als dit enige algemene geldingskracht bezit, dan heeft men hier wellicht een oorzaak bij d hand voor ons tanend vrijheidsbesef. Wat naar pijn smaakt proeven wij ongaarne. Lie ver een ongevoelig dan pijnlijk moment. Toch, aldus in grote trekken de con clusie der opstellenschrijvers in dit hoogst belangwekkende gemeenschap pelijke tijdschriftnummer, toch is het van de grootste betekenis dat de be- Toen ik nog op kostschool was, werd ik eens gedwon gen toneel te spelen. Op grond van paedagogische redenen waarschijnlijk. Maar in geen geval omdat ik het zo goed kon. De rol die mij was toebedeeld was geen geringe. Ik moest na melijk in het tweede bedrijf een verjongingskuur ondergaan niet alleen, maar ook demonstreren. Want ik begon als stokoude man en ik zou als de stralende jonkheid zelve eindi gen. Een soort gepopulariseerde Faust- geschiedenis dus. De tekstschrijver had het zo beschikt dat ik op een gegeven moment als grijsaard met een koffer, inhoudende een flesje wonderdrank, op zou komen en dat ik na het vocht verorberd te hebben, als knaap de planken zou verlaten. Een mooie op zet. die ik van harte toejuichte. Maar u heeft het al begrepen. Wat gebeurde er toen ik, als grijsaard ver momd, de „Bühne" betrad en mijn va lies opende? Er zat geen flesje in. Niet het geringste flesje. Mijn grijsaard-zijn prolongeren kon niet; want dat paste niet in het stuk. Bovendien en dat vond ik erger beantwoordde zulks niet aan de verwachtingen van de toe schouwers. Wat deed ik dus? Ik sloot de koffer, rukte vastberaden mijn baard af en riep op levensechte Bouwmeester-toon uit: „O jeugd, wat zijt gij schoon." Sinsdien heb ik nooit meer mee mogen doen. Advertentie R T ...^r>PLWAG&NS vrijdingsdag voor ons een vierens- waardig symbool blijft. „Waar het volle zelf ontbreekt, is ook geen volksfeest. Het wordt tijd, dat men in Nederland beseft, van hoeveel cultureel-vorm e~?:de waarde een goed volksfeest kan zijn. Dat is niet in de trant van de vroecere - anje-lol, met papiertoeters, paling- stalletjes, auto-scooters, schic''enten, en andere herrieschoppers, maar dat is wel met openbare dansfestijnen, gecoss tumeerde optochten en heel de stijlvol le jolijt, waartoe andere volken, zoals het Franse op de Veertiende Juli, en het Nederlandse in de Bevrijdingsroes van 1945 in staat bleken. Het is waar lijk niet te veel gevraagd, wanneer de gemeenschapsorganen niet die feesten zelf, maar de materiële voorwaarden daartoe scheppen". Aldus B. W. Scha per. Andere essayisten, die met klem op komen voor de 5de Mei als historische feestdag, zijn Jan Romein, Garmt Stui veling en Abel J. Herzberg. Zij wjj- zen er met nadruk op, dat deze tijd om symbolen vraagt. Hun betogen worden ten scherpste onderlijnd door J. H. Plcbker, die in zijn studie „Psycholo gie ener teleurstelling" naar voren brengt, hoe de ontgoocheling van tal loze mensen van het verzet na de be vrijding berust op „psychische stoor nissen in de werkelijkheidszin tijdens de bezetting". Men had in een te ge spanning verwachting geleefd. Nu wordt men van dag tot dag door de werkelijkheid teleurgesteld. En zo kan het gebeuren, aldus Plokker, dat de Verzetstrijder gaat terug verlangen naar „de goede oude tijd" toen hij nog vech ten kon. „Het besluit van de Regering de Nationale Feestdag te laten verval len houdt wel heel weinig rekening met de psychologische factoren in hem werkzaam en kan niet anders dan zijn verbittering wekken. Dat waarvoor hij streed en dat na eindeloos zwoegen en lijden op die dag werd bereikt en waarvan die dag later het Symbool werd, schijnt nu wel als weinig belang rijk geacht te worden. De door de Re gering aangehaalde argumenten ter verdediging van haar besluit kunnen onmogelijk voor hem enige overtui gingskracht hebben. Zij stelt geen nieuw levend en geladen symbool in de plaats van het zijne." Toch is zulk een „levend en geladen Symbool" datgene wat wij meer dan brood nodig hebben, aldus laat zich de strekking van schier alle bijdragen aan deze „Nationale Snipper-(Schip per-, Splinter-) dag" samenvatten. Eb krijgen we dat symbool niet, dan zit er niets anders op dan te blijven vechten tegen de bierkaai van menselijk en bo venmenselijk misverstand. Aldus de sen tentie van het letterkundige Hof. NICO VERHOEVEN. Koninginnedag is in Djakarta gevierd met een ontvangst ten huize van de Hoge Commissaris, welke door naar schatting tweeduizend leden van de Nederlandse gemeenschap werd be zocht. Zowel in de galerijen van de ambts woning als in de met oranje lampions versierde tuin verpoosden zich vele honderden. Namens de Nederlandse ge meenschap heeft Graaf van Bylandt een telegram naar Soestdijk gezonden, waarin de Nederlandse gemeenschap aan de Koningin en Prins Bernhard en de Prinsesjes haar gelukwensen aan bood op deze nationale feestdag en waarin zij de Koningin eerbiedig ver zocht de betuiging van haar aanhanke lijkheid en trouw te aanvaarden. De Hoge Commissaris hield een korte toespraak en zei dat hij, toen hij in November in Nederland was en de eer had door de Koningin ontvangen te worden, weer mocht ervaren met hoe veel belangstelling Hare Majesteit alles volgt wat in Indonesië gebeurt en hoe zeer zij ook de Nederlandse gemeen schap in Indonesië in het hart draagt. „Zij vergeet ons niet en kent onze noden". Met het gezamenlijk zingen van het Wilhelmus werd het officiële deel van de ontvangst besloten. In Djakarta hadden vrijwel alle Nederlandse bedrijven Vrijdag de Ne derlandse vlag naast de nationale twee- kleur uitgestoken. Bij een ontvangst voor Indonesische autoriteiten en diplomaten, die 's mid dags werd gehouden, bracht de Indone sische minister van Buitenlandse Zaken, Sunarjo, de gebruikelijke heildronk uit, welke door de Nederlandse Hoge Com missaris werd beantwoord. Koninginnedag is op Curagao op tra ditionele wijze gevierd met een aubade, parade, openbaar gehoor en vele fees telijkheden. Op Aruba is weer op uitbundige wijze Koninginnedag gevierd. Het feest werd om zes uur 's ochtends ingeluid door de kerkklokken. Door de met vlaggen ver sierde straten trok een harmonie-orkest, terwijl er ook een Nederlands draai orgel speelde. Voorts werden er volks- en kinder spelen en zeil- en andere sportwedstrij den gehouden. Ook waren er een aubade en een paiade van mariniers, die buitengewoon druk bezocht werden door de op haar Paasbest geklede be volking. 's Middags was er een open baar gehoor en 's avonds een groot vuurwerk. Sir Arthur Bliss, de beroemde Engel se componist en „Master of the queen's music", heeft in een toespraak voor de koninklijke academie verklaard te ho pen dat in de zomer het geluid zou worden gedempt van „onze helse luid sprekers en afschuwelijke „jukeboxes". En wat de „crooner" aangaat, laat die uitsluitend blijven op de plaats die hem past de wiet aldus Bliss. Tijdens de Vrijdag ter gelegenheid van de verjaardag van Koningin Juli ana gehouden parade op de vliegbasis Deelen, heeft de commandant van de basis. lui tenant-kolonel-waarnemer J. C. van den Akker, een onderscheiding uitgereikt aan de sergeant-majoor-in structeur C. Overweg. Deze ontving het vliegerkruis voor moed en volhar ding, betoond van October 1943 tot Mei 1945, toen hij boordschutter was bij het 320e squadron van de Marineluchtvaart. Hij heeft aan talrijke vluchten tegen de vijand op het vaste land van Europa deelgenomen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 5