Chefs van Staven keren zich
gen. Dürst Britt
tegen
IVOROL
'RENTREE VAN JAN H. EEKHOUT
„Vlucht naar de vijand"
O
Het verwijt van onverdraag
zaamheid
Slaap en slapeloosheid
w
Gewapende macht is slechts
instrument der regering
Geen eigen wil
Elke land
een brillant
Vaardig stuk huisvlijt gaat te water
Belijdenis zonder
achtergrond
Universele verlossing
D
De gevel van Nijmegens station
DE KERK EN DE JODEN V
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 29 MEI 1954
PAGINA 5
Nederlander in bestuur van
„Notre Dame de Banneux"
Assen krijgt beeld van
Bart je
Gen.-maj. Bongers t
Financiële besprekingen
BelgiëNederland
O.m. over convertibiliteit
Slapeloosheid is een ernstig probleem met
velerlei oorzaken en dus ook velerlei
bestrijdingsmiddelen
Liturgische weekkalender
tengevolge van de snelle communicatie
middelen zo goed als steeds te ver
wezenlijken is, aldus de vice-admiraal,
dient iedere militair zich te realiseren,
dat hij als dienaar van de Staat, ook en
zeker als hij deel uitmaakt van de hoog
ste bevelvoering, steeds moet handelen
in de geest van de door de regering ge
geven orders, waarbij uiteraard alleen
de regering in staat is deze orders te
toetsen aan het algemeen belang. De
overige militaire dienen vanzelfsprekend
overeenkomstig de van hun superieuren
De drie chefs van staven hebben ieder aan de onder hun bevelen staande
wilitairen hun standpunt kenbaar gemaakt over de 21 Mei door generaal b.d.
J- J. W. Dürst Britt geuite woorden betreffende de eerste politionele actie
,n Indonesië.
Zoals bekend, heeft generaal Dürst Britt in een vergadering van het
*.eteranenlegioen te Amsterdam o.m. het volgende gezegd: „De eerste poli-
«onele actie in Indonesië werd helaas stopgezet. Toen hadden we alles nog
Kunnen bereiken. Als er ooit een moment geweest is, dat het leger niet had
Roeten gehoorzamen, was het op de dag, dat deze eerste actie moest worden
Sestaakt. Het klinkt misschien oproerig en in strijd met de krijgstucht, maar
staat nog altijd in de voorschriften, dat militairen eigen initiatief moeten
®emen, wanneer zij menen, dat men in de hoogste kringen niet goed is in
gelicht."
.Alle drie de chefs van staven laten
Uitkomen, dat generaal Dürst Britt
huns inziens in de laatste aangehaalde
Zin een verkeerde interpretatie geeft
^an artikel 12 van het reglement be
treffende de krijgstucht. Het tweede
hd van dit artikel wordt door de chef
Van de Generale Staf, generaal B. R.
F. F. Hasselman, in zijn geheel aan
gehaald. Het luidt als volgt:
Indien het een militair blijkt, dat, als
gevolg van wijziging der omstandig-
Peden sedert het ogenblik, waarop het
hevel gegeven werd of van het bestaan
»an een andere toestand ter plaatse dan
h°or de lastgever werd verondersteld,
'®n hem door een meerdere gegeven
dienstbevel niet uitvoerbaar is of de
Uitvoering daarvan in strijd zou zijn met
net algemeen of militair belang, waarop
het bevel betrekking had, zal hij de
zedelijke moed hebben om, wanneer
nieuwe bevelen niet of niet tijdig door
hem kunnen gevraagd of verkregen
V'orden, zelfstandig te handelen. Hij zal
dan zijn eigen inzicht volgen naar ge
lang van de omstandigheden of van de
door hem bevonden toestand. In zodanig
geval zal hij echter de lastgever ten
spoedigste in kennis stellen met de door
hem getroffen maatregelen en met de
reden der afwijking of niet-nakoming
Van het ontvangen bevel."
..De chef van de Generale Staf zegt In
*Ün schrijven o.m. het volgende: „De
gewapende macht, fundament van de
®taat, is altijd en overal niet meer en
hiet minder dan instrument der regering.
heeft mitsdien geen eigen wil, doch
tot enige plicht de bevelen der overheid
atipt en loyaal uit te voeren." De aan
gehaalde bepaling uit het reglement be
treffende de krijgstucht betreft de ver
houding van de militair tot zijn mili
taire meerdere, aldus de chef Generale
Staf verder. Er is volgens hem slechts
eén geval, waarin de militair en ook
de niet-militair het recht en de plicht
«eeft gehoorzaamheid te weigeren, na
melijk om der consciëntie wille. Dit is.
Sedert eeuwen, vastgelegd in de laatste
'egels van ons Wilhelmus.
Daar laat de dichter, nadat hij Oranje
eerst heeft doen zeggen, dat hij „den
Koning tot genen tijde heeft veracht",
ter verklaring, waarom hij nochtans in
opstand is gekomen, zeggen:
„Dan dat ick Godt den Heere
der Hoochsten Majesteit
heb moeten obedieren
in der gerechtigheidt."
De chef Marinestaf en bevelhebber
oer zeestrijdkracht, vice-admiraal A. de
Dooy, legt er de nadruk op, dat het
zelfstandig handelen van de militair
afhankelijk wordt gesteld van de vraag
of nieuwe bevelen niet of niet tijdig
Ooor hem kunnen worden gevraagd of
Verkregen. Nog daargelaten, dat zulks
gekregen orders te handelen en deze uit
te voeren in de geest zoals zij zijn be
doeld.
De chef Luchtmachtstaf, luitenant-
generaal A. Baretta, zegt, dat artikel 12
lid 2 van het reglement betreffende de
krijgstucht beoogt de militaire comman
dant onder zeer bijzondere omstandig
heden eigen initiatief en verantwoorde
lijkheid te laten en dat het niet geschre
ven is om een duidelijk bevel van de
wettige overheid te doorkruisen. Im
mers artikel 11 van het reglement be
treffende de krijgstucht bepaalt, dat het
de militair nimmer geoorloofd is hem
gegeven dienstbevelen afhankelijk te
stellen van zijn oordeel omtrent hun
strekking en' doelmatigheid. Hij heeft
daaraan te voldoen te goeder trouw en
naar zijn beste weten en kunnen.
De bataljonscommandant van de voor
malige V-brigade één van de briga
des, welke 4 Augustus 1947 opdracht
hadden de politionele actie in Midden-
Java uit te voeren hebben in een
vergadering te kennen gegeven, dat zij
zich volkomen distanciëren van hetgeen
door de generaal-majoor b.d. H. J. J.
D. Dürst Britt op de propaganda-bij-
eenkomst van het Veteranen Legioen
Nederland naar voren gebracht is, en
wel omdat zij dit beschouwen als een
ondermijning van de krijgstucht in casu
een aantasting van de gehoorzaam
heidsplicht van ieder militair, ongeacht
rang of stand.
Advertentie
Mgr. L. J. Kerkhof's, bisschop van
Luik, heeft benoemd als medebestuurs
lid van de Stichting „Notre Dame de
Banneux", de heer L. J. Olivers te Maas
tricht. Genoemde Stichting, die haar
zetel te Banneux heeft, heeft tot doel de
oprichting en het onderhoud van kapel
len, kerken, basiliek en andere monu
menten ter ere van de Maagd der Ar
men, Koningin der natiën, te Banneux
Notre Dame, gemeente Louveignée of
waar ook ter wereld.
In het bestuur dat uit 19 leden be
staat, werden slechts twee buitenlanders
opgenomen en wel één Amerikaan en
één Nederlander. Zoals bekend is de
heer Olivers de oprichter van de afd.
Nederland der Internationale Gebeds
unie van O. L. Vrouw van Banneux,
waarvan het centrale bureau te Maas
tricht is gevestigd. Toen de afdeling
Nederland 4 Augustus 1951 in een Stich
ting werd omgezet, heeft mgr. dr. G.
Lemmens, bisschop van Roermond, de
heer Olivers tot directeur van deze
Stichting benoemd.
Het Amerikaanse ministerie van Buiten
landse Zaken heeft bekend gemaakt, dat Ne
derland heeft voorgesteld de „inkomstenbe
lasting conventie 1948" tussen de twee lan
den uit te breiden tot de Nederlandse An
tillen.
De bedoeling van de conventie is om het
dubbel heffen van belasting te vermijden
T~"v e manier waarop Jan H. Eekhout, die in de oorlog „fout" is geweest en
I die zich daarna door de Ereraad voor letterkundigen een publiceerver-
■LS bod voor de tijd van tien jaren zag opgelegd, onlangs zijn rentrée als
schrijver heeft gemaakt, is niet van die aard, om aan het juichen te gaan. Dat
lag ook niet in de verwachting, zal Jan H. Eekhout zeggen; immers, zijn boek
wil heel nadrukkelijk niet meer zijn dan het onverbloemd getuigenis van een
man die faalde, en die weten wil dat hij faalde. Zoiets kan respect afdwingen.
Het is dan ook helemaal niet onze bedoeling tegenover deze man en zijn getui
genis de onverzoenlijke te spelen. Maar wanneer wij vinden dat deze rentrée
niet om te juichen is, dan bedoelen we daar iets mee, dat goeddeels buiten
het enge probleem van fout-zijn en v:eer-goed-worden om gaat; dan bedoelen
we daar mee, dat Jan H. Eekhouts eerste naoorlogse boek, „Vlucht naar de
vijand" o.i. niet recht op de man af zegt waar hem de schoen heeft gewron
gen. En wij menen deze hoogst pijnlijke critiek te kunnen gronden in het feit,
dat zijn boek nóch het koele relaas is van een man, die alleen om feiten en
beweegredenen maalt, noch de geestesvrucht van een „homme de lettres". Zijn
boek is vlees noch vis. Wij weten eigenlijk niet, hoe wij het recht kunnen doen.
van overtuiging, daar zij de aard
van het falenten grofste
verdoezelt.
Paul Nijland had voor 99 pet. een
ander dan Jan H. Eekhout mogen zijn,
als de 1 pet. die ons het ware wezen
van schrijver en romanheld kan open
baren maar tot gelding was gebracht.
Ik vraag mij af, welk geloof, ongeloof,
of desnoods welke hoop of wanhoop,
wordt hier gesteld tegenover ,,het su
blieme levensgeloof" der oorlogsjaren?
Ik vraag mij af: Heeft het publiekelijk
(Van onze correspondent)
Anne de Vries, Nederlands meest gelezen
'chrijver, is dezer dagen vijftig jaar gewor
den. Ter gelegenheid hiervan heeft het be-
*tuur van het Drents Genootschap hem het
°ntwerp aangeboden van een beeldhouw
werk van zijn bekendste schepping „Bar-
tje".
-„Pp. 4 September a.s., kort voordat de
onrijvcr zijn tweede reis naar Suriname
®aat maken, zal in Assen, de geboortpelaats
an de schrijver, het beeld worden onthuld.
T?e de Vries zal hierbij aanwezig zijn.
dotIAt beeld zal worden vervaardigd door
houtnisterdamse beeldhouwster Suus Berk-
Op 68-jarige leeftijd overleed Vrijdag te
Maastricht generaal majoor b.d. J. C. J.
Bongers. Hij verbleef een groot deel van
lÜn leven in Indonesië.
verdiensten van generaal Bongers
ke 2en door ta' van onderscheidingen er-
rirtL vel'wierf hij o.m. de eretekens
Oder in de orde van de Nederlandse
la,uw' ridder in de orde van Oranje Nas-
hki' het ereteken voor belangrijke krijgs-
wf'fijven te Atjeh met gesp 1911-1914, het
'Obilisatie-Oorlogskruis, het onderschei-
'nSsteken langdurige dienst als officier
n net Mobilisatiekruis 19141918.
m
Vrijdagavond kwam er in de hoofdstad
wel een fraai staaltje huisvlijt aan het
daglicht: op de Prinsengracht werd n.l.
met man en macht gewerkt, om de
zelfgemaakte kruiser van de heer A. J.
Wijnberg „te water" te laten. De kel-
derstoep van de woning moest worden
weggebroken om het scheepje uit de
kelder te krijgen. De heer Wijnberg
begon met het bouwen van een kano;
een B.M. was het vervolg, en tenslotte
kwam er deze Zweedse Volksbakdek-
kruiser bij, die in drie maanden van
harde arbeid werd vervaardigd. De
heer Wijnberg, die een verwoed visser
is, wacht nu met spanning op de eerste
Juni
Advertentie
Volgens „Le Soir" zal de Belgische
minister van Financiën, Liebaert, op
1 Juni a.s. zijn Nederlandse collega,
minister J. van der Kieft, te Brussel
ontvangen. De heer Liebaert zal een
conferentie voorzitten, waaraan o.a.
ook de gouverneur van de Belgische
Nationale Bank, Frere, zal deelnemen-
De besprekingen zullen in het bijzonder
gaan over de convertibiliteit der valuta,
de transfer van kapitalen in Benelux
en de introductie van Nederlandse aan
delen op de Belgische markt.
180 m
het Ntjrn"9 's de Sevel, die de Spoorwegen voor de gerestaureerde resten van
i^chts 3se- siation hebben laten zetten. De vernieuwigmn daarachter zijn
een ®Vmmter, o.m. is er een nieuwe hall tot stand gekomen. In de gevel
muu r tor'en van dertig meter hoog aangebracht. Links daarvan is
ur 6 meter hoog, rechts 8 meter. Zoals reeds bericht, wordt een en
ander Dinsdag 1 Juni a.s. officieel in gebruik genomen.
ieafamilk.
Aan de uitgave gaat een inleiding van
Anton van Duinkerken vooraf. Geen li
teraire inleiding, evenmin een verzoek
om onze clementie. Van Duinkerken wil
ons als oud vriend van de auteur op
diens verzoek een bondig inzicht geven
in ,het geval Eekhout." Het is zeer te
waarderen dat hij hiertoe bereid was en
men kan het geheel met hem eens zijn
waar hij zijn betoog laat culmineren in
de opmerking: „Niemand kan barm-
hartigheid eisen. Men kan haar enkel
vragen. Geen groter kwaad is aan de
zaak der maatschappelijke reclassering
van politieke delinquenten gedaan dan
dat men eisenderwijze barmhartigheid
voor rechtvaardigheid gesteld heeft wil
len zien. Ook met het evangelie in de
hand kan men geen gemest kalf laten
slachten, wanneer de weergekeerde
zoon een handelszaak in zwijnendraf zou
willen openen! Er moet berouw zijn
voor vergiffenis."
Nu vinden wij het openbaar berouw
betonen een min of meer genante aan
gelegenheid. Er moeten ten aanzien
van een schuldvraag als waarvan bij
Jan H. Eekhout het hart vol is, fijn
gevoeliger formuleerwijzen te vinden
zijn dan in „Vlucht naar de vijand"
worden betracht. Deze publieke tolle-
narij, ook al hoeft zij echt berouw niet
uit te sluiten, heeft zoveel vertoon om
zich heen en blijft daarenboven zo
oppervlakkig waar het er om gaat
ons iets mee te delen over de persoon
lijkheidsstructuur die in dit geval vrij
wel alles begrijpelijk en vergefelijk
zou maken, dat men zich er liefst
maar zo ver mogelijk van distancieert.
Zoals Van Duinkerken ergens in zijn
inleiding opmerkt, dat hij nooit begreep
en nog niet begrijpt, waarop Eekhout
zijn illusies van heilige kameraadschap
vestigde, zo begrijp ik niet wat Eekhout
met dit boe eigenlijk belijden wil-
Het schijnt mij toe, dat deze rouw
moedig weergekeerde zoon in wezen
wél een handelszaak in draf heeft ge
opend. Zijn boek althans is spoeling;
feiten en fictie zijn er zodanig in door-
eengemengd, dat het resultaat onpret
tig troebel is.
Paul Nijland, de trieste held uit
„Vlucht naar de vijand," is voor 99 pet.
te vereenzelvigen met Jan H. Eekhout.
Er worden over hem namelijk zoveel
biografische en zelfs bibliografische bij
zonderheden meegedeeld dat zijn iden
titeit voor de Burgerlijke Stand wel
vaststaat. Wij vernemen o.a. dat hij ge
boren werd in de uiterste zuidwesthoek
van zijn land en dat hij Vlaanderen
door en door kent, voorts dat hij het
nationaal epos der Finnen aan het ver
talen was toen de oorlog uitbrak, dat
hij in Frieslan3 woont, dat hij de veel
gelezen schrijver is van een roman over
een pastoor en dat hij tijdens de oorlog
is opgetreden als vertolker van een bun
del hedendaagse Duitse gedichten.
Laatstgenoemde mededeling wordt ge
volgd door de treffende correctie: „niet
eens alle verzen stammen uit de Hit-
lertijd." Dit zinnetje uit een gesprek,
dat nog tijdens de oorlog werd ge
voerd, zodat het woord „Hitlertijd" een
anachronisme is, zeker in een dialoog
tussen twee nat.-socialisten, dit zinne
tje irriteert mij verschrikkelijk, omdat
ik er een verontschuldiging in hoor
doorklinken, die mij in deze vorm en
op deze toon ten stelligste ongepast
voorkomt voor een man die i n w e r-
kelijkheid in zijn inleiding tot zijn
bundel „Grootduitsche dichtkunst" neer
schreef
„Groot-Duitschland zingt en zijn zin
gen is een religieuze handeling. Want
het Nationaal Socialisme is niet enkel
een „politiek," het is, in zijn diepste
gronden, een sublieme levensbeschou
wing en een subliem levensgeloof."
Deze regels uit 1942 waren, hoe men
er verder ook over denke, een belijde
nis. „Vlucht naar de vijand" is ook een
belijdenis; de belijdenis van het falen
der voorgaande. Maar deze tweede be
lijdenis mist méér en in menselijk op
zicht kwalijker dan de eerste de kracht
betonen van rouwmoedigheid zin, wan
neer aan het publiek ten enen male een
inzicht in de gemoedsgesteldheid van
de zondaar in actie onthouden blijft?
Ik vraag rnjj af, waarom Eekhout dit
boek heeft gepubliceerd. Vond hij het
zonde om het ongepubliceerd te laten
liggen? Of meende hij werkelijk door
publicatie er ran ons een inzicht te ge
ven in zijn veranderde diepste overtui
ging? Het enige waarin dit boek, zui
ver zakelijk gezien, inzicht geeft, is in
de toestanden die er na Dolle Dinsdag
hebben geheerst in sommige Duitse La
gers waar gevluchte Nederlandse en
Vlaamse nat.-socialisten een onderko
men kregen. Aan de beschrijvingen
daarvan ontleent „Vlucht naar de vij
and" ongetwijfeld enige documentaire
waarde. Maar deze waarde staat toch
wei heel erg los van de waarde, die
dit boek pretendeert te hebben: de
waarde van, aldus Van Duinkerken,
„een bekentenis-boek, dat ons vertrouwd
wil maken met het ervaringsleven van
een man, die ernstig heeft gefaald en
die zich bewust is, ernstig te hebben
gefaald."
ver enige literaire waarde spre
ken we maar niet. Deze is alleen
reeds onachterhaalbaar vanwege
Eekhouts grenzenloos taalmisbruik.
Wanneer hij zich eens een ogenblik niet
aan zgn. „sappig Vlaams" tebuiten-
gaat, dan vervalt hij in germanismen
als: „Zij was recht gerezen, ging, zon
der zich te verafscheiden."
Het gehele boek, hetzij het een frag
ment uit een biografie zonder voorhis-
torie en zonder achter- of ondergrond
is, hetzij het een sleutelroman wil zijn,
maakt op mij een het diepste wezen
van de auteur ontveinzende indruk. Het
kan en zal best een eerlijk boek zijn;
maar met eerlijkheid zonder zelfkennis,
ja, zelfs zonder enig spoor van een
drang tot zelfkennis, schiet men weinig
op.
Waar valt hier ergens het woord: ik
voelde me literair miskend, en, ik houd
van bloed-en-bodem-religie, waar?
Had Hendrik de Vries toch gelijk, toen
hij eens dit kwaadaardige rijmeritiekje
maakte: „Dat Jan H. Eekhout steek-
houdt berust op een spreekfout"^
NICO VERHOEVEN
Jan H. Eekhout: „Vlucht naar de
vijand". Uitg. Paul Brand, Bussum 1954
(Van onze medische medewerker)
„De slaap", zegt Schopenhauer er
gens, „is voor de gehele mensheid,
wat het opwinden is voor een horlo
ge". En, zoals iedere vergelijking gaat
ook deze weer enigszins mank, maar
de bedoeling van zijn uitspraak kan
niemand ontgaan. Iedereen weet trou
wens uit eigen ondervinding wel dat
de slaap hem nieuwe energie ver
schaft om weer opgewassen te zijn te
gen de problemen van de nieuwe dag.
Zelfs een kort slaapje, een tukje, tus
sen de bedrijven door is in staat nieu
we energie te verschaffen en kan
daarom van harte aanbevolen wor
den.
De slaap is een toestand van wel
dadige rust en spierontspanning, die
van zelf, zelfs tegen onze wil, elk et
maal intreedt. Waar het regelmecha
nisme van deze rhythmische functie
gelegen is kunnen wij nog niet pre
cies zeggen, al kunnen wij in de her
senen een bepaald plekje aanwijzen,
dat de naam slaapcentrum draagt. De
ze rhythmiek betreft trouwens niet
alleen ons slapen. Er zijn tal van an
dere functies waaraan het wisselen van
de dag en de nacht niet ongemerkt
voorbij gaat b.v. de urineproductie.
Het is een bekend feit, dat wij des
nachts minder urine produceren. Dit
rhythme is zelfs niet omkeerbaar, ook
als wij overdag in het donker en des
nachts bij kunstlicht leven. Ons li
chaam heeft op een of andere manier
weet van de tijd.
Ook de toestand waarin het be
wustzijn zich in de slaap bevindt is
merkwaardig. Elkeen weet uit eigen
ervaring dat hij de volgende morgen
soms de oplossing weet van een pro
bleem, waarover hij de vorige avond
te vergeefs had zitten te tobben.
Klaarblijkelijk zijn wij des nachts in
ons onderbewuste toch nog danig met
dit probleem bezig geweest. Een an
der bekend feit, dat iedereen ook uit
eigen ervaring kan vertellen, is het
precies op tijd wakker worden, ook
als we geen wekker hebben. Het tijds
bewustzijn laat ons niet in de steek.
Van de andere kant geeft de verlaag
de bewustzijnstoestand waar we ons
in bevinden, aanleiding tot verkeer
de interpretatie van waarnemingen,
die wij in de slaap doen, b.v. de wek
ker gaat, maar wij dromen over een
aanstormende trein of iets dergelijks
van welk geraas wij dan menen wak
ker te schrikken.
De slaapdiepte is pas enige uren na
het inslapen het grootst. Er zouden
zelfs twee soorten van slapers be
staan, n.l. morgen- en avondslapers.
Dat wil zeggen, mensen wier slaap
respectievelijk tegen de morgen, dus
na het middernachtelijk uur en an
deren waarvan de slaap voor midder
nacht zijn grootste diepte bereikt. Dit
schijnt echter sterk door de gewoon
te bepaald te worden, evenals de
slaap behoefte, die varieert van 18 uur
in het eerste levensjaar tot 6 uur in
de ouderdom en die gemiddeld 8 uur
bedraagt. De mededelingen van aller
lei beroemde lieden, die met minder
slaap tevreden zouden zijn kunnen wij
gevoeglijk ernstig betwijfelen. Meestal
halen dergelijke figuren het in de
nacht verzuimde ruimschoots in dooi
overdag een tukje te doen, in de trein
de autobus of achter het ochtend
blad.
De slapeloosheid is een ernstig pro
bleem, dat zowel van psychische als
van lichamelijke factoren afhankelijk
kan zijn. Men ziet slapeloosheid op-
Ik noemde zojuist al verschillende
jorzaken van deze kwaal en het is
duidelijk, dat al deze soorten van sla
peloosheid een andere behandeling
nodig hebben. Het zou onjuist zijn in
alle gevallen maar een slaaptabletje
te nemen en onbewogen te blijven
voor de werkelijke oorzaak van de
kwaal. Afgezien nog van het feit, dat
gewoontevorming en verslaving hier
treden bij emotionele spanningen van
verschillende aard, verder als uiting
van een neurotische toestand, soms
als een eerste uiting van een nade
rend lichamelijk onwel zijn. De oor
zaak van slapeloosheid bij heftige pij
nen kan niemand voor grote raadse
len stellen. De patiënt die enige tijd
aan slapeloosheid lijdende is, raakt in
een angstige gespannen toestand, die
hem gemakkelijk ertoe brengt naar
een slaapmiddel te grijpen.
gemakkelijk kunnen optreden bestaat
er een ander reëel gevaar bij lang
durig onoordeelkundig gebruik van
een der vele slaapmiddelen, die bijna
altijd barbituurzuurderivaten zijn. Dat
is de „agranulocytose", wat een vreem
de naam is voor een ernstige aandoe
ning van de witte bloedcellen. Enig
oordeel des onderscheids is dus wel
gewenst als men iets tegen slapeloos
heid wil gaan ondernemen,
van, S.
e geschiedenis leert ons. dat er
feitelijk in elke eeuw, dan hier
dan daar, een of soms zelfs meer
plotseling opkomende golven van anti-
Joodse gezindheid over de wereld zijn
gespoeld, waarvan sommige ontaard
den in afschuwelijke pogroms. De oor
zaak daarvan is niet steeds duidelijk.
Wel kunnen wij als vaststaand aan
nemen, dat er onder de massa onbe
wust een overigens ongecontroleerd ge
voel van vijandigheid tegen de Joden
als volk leeft, dat, evenals een vonk
bij buskruit doet, vaak door slechts
een onbeduidende aanleiding of het op
hitsen van een of andere volksmenner
tot hevige uitbarstingen kan komen.
De verklaring van deze sluimerende
vijandigheid is niet gemakkelijk. Men
heeft op allerlei wijze getracht een uit
leg voor dat verschijnsel te vinden:
psychologisch, sociaal, economisch, po
litiek en natuurlijk ook godsdienstig. Tot
dusver is het echter nog niemand ge
lukt een volkomen bevredigende ver
klaring van het hele complex van
feiten te geven, met het gevolg, dat
men tegenwoordig vrij algemeen
spreekt van het „mysterie van Isra
el", daarmee bedoelende, dat de lot
gevallen van het Joodse volk, die on
betwist enig zijn in de geschiedenis,
aan het menselijk begrip ontsnappen.
Zonder het woorjl „mysterie" hier te
veel inhoud te willen geven, wat
wij nu nog niet begrijpen, kan door
verdere studie heel goed duidelijker
worden is er toch wel veel voor te
zeggen in dit verband te denken aan
een goddelijke tussenkomst, die het
eenmaal uitverkoren volk langs voor
ons mysterieuze wegen leidt naar zijn
uiteindelijk heil.
In het geestesleven van onze tijd
neemt het woord verdraagzaamheid en
zijn tegendeel een grote plaats in.
Het is dan ook niet te verwonderen,
dat men dit begrip is gaan toepassen
op de houding van de Christenen te
genover de Joden, zozeer zelfs, dat
men de eersten heel de geschiedenis
door de grofste godsdienstige onver
draagzaamheid verwijt. Is dat recht
vaardig? In zijn algemeenheid zeer ze
ker niet. Vooreerst zijn de aanleidingen
tot Jodenvervolgingen lang niet altijd
van godsdienstige aard geweest, al is
toe te geven, dat (verkeerd begrepen)
godsdienstige opvattingen, tijdens of na
dergelijke uitbarstingen van vijandig
heid, een gerede verontschuldiging of
zelfs verantwoording aan de hand de
den. Belangrijker is echter, dat men
hier de ernstige fout begaat het ver
leden te beoordelen naar tegenwoordige
ideeën.
Elke ernstige geschiedkenner geeft
toe, dat het begrip verdraagzaamheid
met zijn moderne inhoud vroeger totaal
onbekend »as. Goede trouw en eerlij
ke overtuiging kon men bij afwijkende
godsdienstige meningen maar zeer
moeilijk veronderstellen. In deze sa
menhang herinnert dr. v. d. Ploeg aan
een woord van Sint Augustinus, die
zich geen groter dodelijk gevaar voor
de ziel kon voorstellen dan de vrijheid
van de dwaling. In deze geestesgesteld
heid leefde men tot na de Middeleeu
wen. Men was overtuigd, dat met uit
sluiting van alle andere godsdiensten,
het Christendom de enig-ware was en
handelde daarnaar. Zoals alles in deze
wereld, zo is ook het inzicht in de
waarheid aan ontwikkeling onderwor
pen. Vooral op dit punt zal geen mo
derne theoloog de mening van zijn
voorgangers uit vroeger eeuwen nog
onderschrijven.
anneer men echter tegenwoordig
de Christenen zonder meer on
verdraagzaamheid verwijt, dan
moeten wij dit toch afwijzen in zoverre
dit woord een inhoud heeft, die tegen
onze beginselen indruist. Niemand zal
nog ontkennen, dat men andermans
eerlijke overtuiging zolang die ten
minste niet de gevestigde openbare or
de bedreigt heeft te eerbiedigen, ook
indien deze van onze eigen opvatting
afwijkt. Wij kunnen er persoonlijk van
overtuigd zijn, dat die mening een dwa
ling is, maar tegelijkertijd geloven wij
aan zijn, goede trouw en de eerlijk
heid, waarmee hij naar eigen eer en
geweten handelt. Dat is zijn goed recht
en tevens zijn plicht. Tegenover een
dergelijke houding past alleen hoogach
ting.
Anders liggen de zaken evenwel,
wanneer, zoals tegenwoordig veel ge
schiedt, het verwijt van onverdraag
zaamheid of de eis van verdraagzaam-
heid-door-dik-en-dun voortkomt uit de
mening, dat er geen absolute godsdien
stige waarheid bestaat. Hiermee nog
niet tevreden, beweert men zelfs, dat
godsdienst niet meer dan een privé-
aangelegenheid is, waarmee de staat,
de politiek, kortom het hele openbare
leven geen rekening behoeft te houden.
Het is wel duidelijk, dat in zulke op
vattingen geloofskwesties totaal geen
rol spelen behalve dan in het persoon
lijke leven van ieder mens afzonderlijk.
Maar met dat persoonlijk leven heeft
niemand zich te bemoeien, terwijl men
anderzijds van ieder voor ieders hou
ding in deze volledige eerbiediging
eist. Deze mening moeten wij, als Ka
tholieken, beslist afwijzen, te meer
daar er onmiskenbaar een onverschillig
heid voor het gevaar aan ten grondslag
ligt of ook wel de gedachte, dat alle
godsdiensten gelijkwaardig zijn. Aan de
Middeleeuwer was een dergelijke op
vatting van verdraagzaamheid volko
men vreemd. Men mag daarom ook
niet verwachten, dat de Middeleeuwse
mens eerlijk en objectief beoordeeld
kan worden met hedendaagse
overigens lang niet altijd zekere
maatstaven. Wat intussen niet weg
neemt. zoals prof. v. d. Ploeg terecht
openlijk erkent, dat „vanaf de vrijwor
ding van de Kerk in 313 tot niet al
te lang geleden door Christenen, door
leden der Katholieke Kerk en soms zelfs
door kerkelijke gezagsdragers betreu
renswaardige dingen zijn gedaan.
Moorden op Joden, zich vergrijpen aan
hun rechtmatig bezit, hen verdenken
van misdaden als de pest door Europa
waart, dwang op hen uitoefenen om
zich te bekeren met een misplaatst be
roep op het „dwing hen binnen te tre
den" van Luc. 14.23), verbanning van
honderdduizenden, zijn zwarte bladzij
den in de geschiedenis van het Chris
tendom. Zulke- feiten bewijzen, dat men
de geest van het Evangelie, vooral het
gebod der naastenliefde om van de
rechtvaardigheid maar niet te spreken
slecht begreep en slecht in toepas
sing bracht. Hoezeer het ook noodzake
lijk is al het gebeurde tot zijn juiste
proporties terug te brengen en het te
bezien in het licht van de opvattingen,
ontwikkeling, sociale en politieke toe
standen van de tijd, waarin het ge
beurde, het verkeerde ervan mag niet
worden weggepraat of geminimali
seerd."
Men mag overigens niet vergeten,
dat de kerk in deze geen schuld treft.
Zij bezit de juiste leer, maar het in
zicht daarin moet zich, zoals reeds ge
zegd, ontwikkelen. Dat geldt nog meer
van de toepassing door „de gevallen
mens", wie dat ook zij.
In onze tijd, nu het probleem van
het Jodendom veler belangstelling heeft,
worden de inzichten stilaan zuiverder.
Vooral het besef der universele verlos
sing met alle gevolgen van dien werkt
hier uiterst verhelderend. Het Evange
lie kent geen verschil van ras noch
nationaliteit. Het geestelijk en supra
nationaal karakter van de kerk staat
niet toe de plicht der naastenliefde te
beperken. Naarmate dit besef de har
ten der mensen dieper doordringt, in
diezelfde mate mag men de groei ver
wachten van de overtuiging, dat elk
anti-semitisme principieel onchristelijk
is.
Laat ieder van ons het als zijn plicht
beschouwen in eigen omgeving deze
opvatting ingang te doen vinden. L.
ZONDAG 30 Mei: Zondag onder octaaf van
Hemelvaart; eigen mis; 2 geb. oct. van
Hemelvaart; 3 geb. H. Felix; 4 geb. voor
de Missie; Credo; prefatie en communi-
cantes van Hemelvaart; wit.
MAANDAG: O. L. Vr. Middelares van alle
genaden; eigen mis; 2 geb. H. Angela de
Merci; 3 geb. oct. van Hemelvaart: 4
geb. H. Petronilla; 5 geb. voor de Mis
sie; Credo; prefatie van O. L. Vr.: com-
municantes van Hemelvaart; wit.
Utrecht: H. Angela de Merici, maagd; mis
Dilexisti; 2 geb. oct. van Hemelvaart; 3
geb. H. Petronilla; 4 geb. voor de Mis
sie; Cerdo; prefatie en commuicontes van
Hemelvaart; wit.
DINSDAG: Mis van Hemelvaart; 2 geb.
Concede; 3 geb. voor Kerk of Paus; 4 geb.
voor de Missie; Credo; prefatie en com-
municantes van Hemelvaart; wit.
WOENSDAG: Mis van Hemelvaart; 2 geb.
H.H. Marcellinus en gez.; 3 geb. Concede;
4 geb. voor de missie; verder als Dins
dag. RoermondH.H. Marcellinus en--Pe
trus, martelaren; mis Clamaverunt; 2 geb.
Concede; 4 geb. voor de missie; verder
als Dinsdag. Roermond; H.H. Marcellinus
en Petrus, martelaren; mis Clamaverunt;
2 geb. oct. van Hemelvaart; 3 geb. voor
de Missie; Credo; prefatie en communi-
cantes van Hemelvaart; rood.
DONDERDAG: Octaafdag van Hemelvaart;
2 geb. voor de Missie (Roermond: 2 geb.
H. Martinus; 3 geb. voor de Missie); Cre
do: verder als Dinsdag.
VRIJDAG: H. Franciscus Carracciolo. belij
der; eigen mis; 2 geb. van Zondag onder
oct. van Hemelvaart; 3 geb. voor de Mis
sie; prefatie van Hemelvaart: wit; of
wel: Ter ere van H. Hart; mis van Zon
dag onder oct. van Hemelvaart: 2 geb.
voor de Missie; Credo: prefatie van He
melvaart; wit.
ZATERDAG: Vigilie van Pinksteren; eigen
mis; prefatie, communicantes, Hanc igitur
van Pinksteren; Gloria; rood.
ZONDAG 6 Juni: Hoogfeest van Pinkste
ren; eigen mis; sequentia: Credo; eigen
prefatie, communicantes en Hanc igitur;
rood.
INTENTIES VAN Z.H. DE PAUS
VOOR JUNI
Algemene intenties: Hart van Jezus, last
de zondaars in Uw Hart barmhartigheid en
heil vinden.
Missie-intentie: Hart van Jezus, doe alle
Katholieken hun eenheid met de vervolgde
Kerk in China volledig begrijpen.