Bisschoppelijk Mandemen tl954 D INLEIDING II i MAANDAG 31 MEI 1954 pagina i 3. GODSDIENST EN LEVEN GODSDIENST EN MAATSCHAPPE LIJK LEVEN GEEN VALS SPIRI TUALISME HUMANISME VAN HET KRUIS PERSOONLIJKHEID EN ORGANISATIE VRIJHEID EN EENHEID OPENHEID EN GESLOTENHEID PRIESTER EN LEEK ONDER LEIDING VAN DE BISSCHOPPEN 19. GROOTSE TAAK OP SOCIAAL TERREIN DE KATHOLIEKE SOCIALE ORGANISATIES KERNVORMING EN PERSOONLIJKHEIDS' VORMING WAARDE VAN HEf LIDMAATSCHAP AANSPORING TO?- DE PRIESTERS (Wordt vervol* De katholiek in het openbare leven van deze tijd De viering van net eeuwteest van het herstel der hiërarchie was een grote voldoening voor uw Bisschoppen en naar Wij vertrouwen ook voor ons gelovige katholieke volk. Zij was de uiting van het dankbare bewustzijn, dat de katho lieke Kerk van Nederland onder Gods zegen tot een zekere groei en volwassenheid was gekomen. Katholiek Nederland trad naar voren li» een zekere rijpheid en volheid, als een levend organisme, waarin naast de vitale organen van gezinnen, parochies en bisdommen velerlei instituten en ver enigingen vaste vorm hadden gekregen, als een klein maar waardig onderdeel van de ene heilige katholieke Kerk. Het deed ons allen goed de woorden te beluis teren. die onze Opperherder zowel per soonlijk als bij monde van zijn Afgezant op dat plechtig moment tot ons sprak. Ofschoon wij ook hierover in nederig heid en besei van eigen zwakheid en onvermogen met Sint Paulus moeten ge tuigen: ..non quasi ex nobis" (II Cor 3. 5). dat dit niet aan onze verdiensten mag toegeschreven worden, toch mogen wij vaststellen, dat dit gelukkige resultaat van een eeuw van godsdienstig leven en apos tolaat mag worden toegeschreven aan de trouw, waarmee Herders en gelovigen zich hebben gehouden aan de richtlijnen van de Pausen, aan de vaste en wijze leiding welke door Onze voorgangers aan het gelovige volk werd gegeven, aan de volg zaamheid, eenheid en solidariteit, waarmee priesters en gelovigen hebben gewerkt en gestreden, aan het élan waarmee werd ge werkt aan de opbouw van het Godsrijk, naar binnen en naar buiten. God vraagt van ons, dierbare gelovigen, dat wij dat werk voortzettendat wij ons bezinnen, telkens weer opnieuw, op de situatie van het ogenblik, dat wij met beleid en eendracht de oplossing zoe ken voor de nieuwe problemen en noden welke het leven, dat volgens het woord Gods ,,een strijd" is, met zich meebrengt. 2. Het is steeds moeilijk, dierbare gelo vigen, de situatie van een bepaald ogen blik goed te zien. Zeker is, dat er zich In Nederland momenteel veel wijzigingen en kenteringen merkbaar maken. Enerzijds is er een verblijdende bezinning in vele geesten, anderzijds is er echter veruiter lijking en verwarring. Er is een groeiend verlangen naar meer eigen en meer ver antwoord geestelijk leven, maar er is ook veel vervlakking en verzinnelijking. Er zijn vele spontane impulsen naar ver nieuwing en verdieping naast een toene mende ontkerkelijking. Terwijl velen ver langen naar een meer persoonlijke hou ding tegenover en oen meer persoonlijke beleving van onze leer en onze rijkdom in Christus, lopen sommigen van hen het gevaar dat zij de waarde en de noodzaak van onze verbondenheid en eenheid uit het oog verliezen. In wezen is dit een ver langen naar méér geest, waarbij echter tevens de vorm in het oog gehouden moet worden, welke nodig is om die geest niet alleen persoonlijk, maar vooral ook samen te beleven en aan de medemensen mede te delen. In het algemeen leven wij in een tijd, waarin alles meer overeenkomstig zijn psychologische diepte en echtheid beoor deeld en gewaardeerd wordt. Dit verklaart de neiging van de moderne mens om de waarde en betekenis der dingen scherp te onderscheidenhet echte van de schijn, het innerlijke van de vorm, het blijvend wezenlijke van de tijdelijke vorm, dat wat in zich noodzakelijk is van hetgeen wet telijk is voorgeschreven. Dit streven hoeft men geenszins te betreuren; het kan ons échter en dieper maken; maar het moet met voorzichtigheid worden beleefd en worden geleid, om de nodige eerbied te behouden voor de wet en voor de positieve leiding van het gezag, en om geen afbreuk te doen aAn vormen en instituten, welke met veel moeite en offers zijn opgebouwd en waarin de mogelijkheid en een waar borg is gelegen om verder te bouwen aan een christelijke gemeenschap. In deze tijd van ontwikkeling voelen Wij Ons gesteld voor het probleem in welke conse quentie het vruchtbare beleid van Onze voorgangers moet worden gehandhaafd, wanneer men daarbij bezinning op en aanpassing aan de nieuwe tijd en de nieuwe mens volledig tot gelding wil doen komen. Dit bracht Ons er toe om. na het licht van de heilige Geest te hebben afgesmeekt en na veel beraad, het katholieke volk van Nederland een mandement voor te leggen over „De katholiek in het open bare leven van deze tijd". Wij vertrou wen op de geest van geloof, waarmee gij, evenals uw voorouders, de lering en lei ding van uw Herders steeds in religieuse eerbied en grote volgzaamheid pleegt op te nemen, niet alleen ten aanzien van waarheden welke Wij u op gezag van God en zijn Kerk voorhouden, maar ook in zaken van practisch beleid, waarin Wij als uw door God gestelde Herders leiding moeten geven. De christelijke levensbeschouwing, dier bare gelovigen, omvat en doordringt heel ons leven. Wij moeten God dienen en liefhebben uit heel ons hart en met al onze krachten. De gods dienst Is geen bijkomstige factor, maar raakt ons hele wezen. God maakte ons tot zijn echte kinderen; wij werden „deel achtig aan de goddelijke natuur". Nooit mogen wij ons losmaken van dit kind schap Gods en al onze handelingen moe ten overeenstemmen met onze bovenna tuurlijke waardigheid en roeping. „Hetzij we eten, hetzij wij drinken, hetzij wij wat ook doen" (Cfr I Car" 10,31), wij moeten het doen als kinderen Gods en het moet strekken tot verheerlijking van de Vader en tot heiliging van ons zelf. Met een nieuw woord zegt men tegenwoordig, dat heel onze levenshouding geïntegreerd moet worden in onze geestelijke verheffing tot kind van God, waardoor alles van waarde wordt voor het eeuwige leven. Wie dit beseft, dierbare gelovigen, zal elke scheiding tussen godsdienst en leven als eer. iundamentele dwaling verwerpen, van godsdienstig liberalisme tot atheïstisch humanisme toe. Ons leven moet van God zijn en voor God geleefd worden. ..Zonder geloof is het onmogelijk welgevallig te zijn aan God; want wie tot God wil nade ren, moet geloven dat Hij bestaat en belo ng Is voor hen die Hem zoeken" (Hebr. 11, 6). Het geloof moet beginnen bij die diepe erkenning van God en van onze ver houding tot God. Wie de „alpha en omega" van het leven niet kent en erkent, zal zeifs de zin van het leven niet vatten. Nog onlangs hebben Wij u onderhouden over het geloof als de grondslag van chris telijk leven en werken. Helaas, het gelovige en diepe besef, dat de mens als kind van God, van God is en voor God moet leven, heeft in de laatste tijd sterk geleden. Het lijkt Ons een eerste eis van deze tijd, met Gods genade te streven naar een versterking en verlevendiging van het ge loof in God. Wie leeft uit een echt Gods besef, kan vruchtbaar werken in het tijde lijke. zonder het gevaar te lopen zich te verliezen in de vele eisen die het moderne leven stelt. Als christenen moeten wij daarin een steun zijn voor de mede-chris tenen en wegwijzers voor de niet-christenen. 4. De mens is echter niet enkel individu, hij is tevens sociaal wezen en levend lid maat van de menselijke gemeenschap. Voor het aardse en tijdelijke welzijn is hij verbonden in de levende gemeenschap van de burgerlijke maatschappij; voor het geestelijke en eeuwige heil maakt de christen deel uit van de levende gemeen schap der Kerk. Uit de samenleving en samenwerking van de mensen ontstaat het openbare leven. Ook dit openbare leven moet gekerstend worden. De incarnatie van het goddelijke in het menselijke bleef niet staan bij de persoon van Jesus Christus: zij duurt voort en wil alles doordringen. Zij wil uiteindelijk het heelal betrekken in de herschepping, die in Christus' mensheid begon, zoals gezegd wordt in het Boek der Openbaring: „Zie, Ik maak alles nieuw" (Apoc. 21, 5). Zij wil in dit stadium van de heilsgeschie denis natuur en techniek instrumenten doen zijn tot Gods verheerlijking en hen tevens dienstbaar maken aan de belangen en net heil van de nieuwe mens. Zij wil vooral de mens opnemen in de orde der menswording en hem laten delen in het godmenselijk leven van. Hem, „uit wiens volheid wij allen ontvangen hebben". (Jo. 1. 16). Maar daarmee wil zi) ook het gemeenschapsleven van de mensen ..instaurare in Christo" (Eph. 1, 10), her stellen in Christus, terugbrengen onder Christus, het Hoofd. Ook van het open bare leven is Christus verlosser en koning! In de theocentrische levensstijl van de middeleeuwen was de mens wellicht even zwak ais nu, maar het levenskader, zoals het bepaald werd door de christelijke leer en de christelijke instellingen, was op God gericht en hielp de mens voor God te leven. Ook in deze meer anthropocentrische tijd zal een harmonie verwerkelijkt moeten worden, waarin het geschapene zijn plaats weet ten opzichte van het enig absolute, waarin de profane waarden geïntegreerd worden in het christelijk perspectief. Dan zal ook het openbare leven weer strekken tot verheerlijking van God en tevens de sfeer scheppen, waarin de enke ling zowel zijn tijdelijk als zijn eeuwig welzijn kan nastreven en bewerken. 5. Op maatschappelijk gebied moet dus alle scheiding tussen godsdienst en leven verworpen worden. Wel bestrijken Kerk en staat een eigen gebied; zij hebben beiden een eigen doel en een daaraan beantwoor dende eigen autonomie. Kerkelijk en wereldlijk terrein mogen niet vereenzel vigd worden en wij moeten „de keizer geven wat de keizer toekomt en God wat God toekomt" (Matth. 22, 21). Maar daarom zijn beide levensgebieden geenszins te scheiden. Bij alle werkelijk onderscheid tussen Kerk en burgerlijke maatschappij blijft het leven één, en mag dat leven ook het openbare niet losgemaakt worden van God en godsdienst. Daarom moeten Kerk en staat ook samenwerken, en er moet geestelijke harmonie bestaan tussen ons persoonliik en ons maatschap pelijk leven Hier dieroare gelovigen, ugi otnze taak om mee te werken aan de opbouw van een christelijke maatschappij, en daardoor aan de bloei en de uitbreiding van het Godsrijk op aarde. Reeds als mens zijn wij daartoe verplicht krachtens onze sociale menselijke natuur: als christen moeten wij dat nog veel meer, „omdat wij lede maten van elkander zijn" (Eph. 4, 25) en vóór alles de liefde der broederschap moeten bezitten. Wij kunnen geen goede mensen en geen goede christenen zijn, als wij geen goede médemensen en geen echt christelijke leden van de menselijke ge meenschap zijn. Sociale rechtvaardigheid en liefde zijn deugden, welke even goed uit het kindschap Gods voortvloeien, als onze persoonlijke rechtvaardigheid en onze persoonlijke liefde tot God. Gelijk een kind geen goed en trouw kind kan zijn van zijn ouders, wanneer het tevens geen goed en trouw medelid wil zijn van het hele gezin, zo kan de mens ook geen goed kind van de Vader in de hemel zijn, als hij tevens niet waarachtig broeder en zuster wil zijn in het grote gezin der menselijke gemeenschap, zowel van de maatschapptl als van de Kerk 6. Wie dit beseft, dierbare gelovigen, zal in zijn leven en optreden twee extremen, die beide een dwaling bevatten, vermijden: hij zal niet „in de wereld en van de wereld" willen zijn, gelijk tegenwoordig zovelen schijnen te menen, maar hij zal evenmin een houding aannemen, welke Paus Pius XH een „vals spiritualisme" (Toespraak van Paus Pius XII tot de Kath. Vrouwenbond op 11 Sept. 1947) heeft ge noemd, volgens hetwelk de ware katholiek zich zou moeten afhouden van de zaken van de wereld. Er Is een „wereld" die wij moeten vluchten, maar er is ook een wereld die wij moeten kerstenen! Met onze heilige Vader wijzen Wij u dan ook met alle nadruk op de „heilige verantwoorde lijkheid", die de christenen hebben in het maatschappelijk leven, en met hem noemen Wij de mentaliteit, volgens welke de chris tenen zich zouden moeten distancieren van de vraagstukken van de wereld, d.i. van de levende en tobbende mensheid, een „vals spiritualisme". Uit het evange lie moeten ook volledige maatschappelijke consequenties getrokken worden, en wie dit „een waarlijk integraal en christelijk humanisme" wil noemen, beduidt hiermee in ieder geval een zaak die heilig en nood zakelijk is. Ook schone schijn is hier verderfelijk. De heilige Vader sprak in 1947: „Onder het voorwendsel, de Kerk te be houden voor het gevaar, dat zij zich zou verliezen in de sfeer van het tijdelijke, gaat een tientallen jaren geleden uitgegeven wachtwoord voort met zich in de wereld aanhang te verschaffenterugkeer naar het louter geestelijke. Hieronder verstaat mende Kerk nauw te beperken tot het terrein van het strikt dogmatisch onder richt. het opdragen van ,het heilig Mis offer en het toedienen van de heilige Sacramenten, en haar te ontzeggen iedere schrede en zelfs iedere blik op het gebied van het openbare leven, alsmede iedere bemoeiing met de burgerlijke of sociale orde. Alsof het dogma niet te maken zou hebben met alle gebieden van het menselijk leven, alsof de geheimen van het geloof met hun bovennatuurlijke rijkdommen zich er van zouden moeten onthouden het leven der enkelingen in stand te houden en te ster ken en tengevolge daarvan het openbare leven in harmonie te brengen met de wet van God en het te doordringen van Chris tus' geest! Een dusdanige vivisectie is een voudig anti-katholiek". „Geheel in tegenstelling met het voorgaande zo vervolgt de Paus moet het wacht woord zijn: voor het geloof, voor Chris tus, in de grootst mogelijke mate, tegen woordigheid overal waar de levensbelangen op het spel staan en waar beraadslaagd wordt over wetten die betrekking hebben op de eredienst, het huwelijk, de school, de sociale orde, overal waar door de opvoeding aan de geestesgesteldheid van een volk wordt gewerkt. Doch ongelukki gerwijze moet men er al te vaak de af wezigheid der katholieke organisaties be treuren" (T.z.p. Vertaling in Kath. Archief 2 (1947) 604-605). Wij kunnen niet nalaten, dierbare gelo vigen, U hier de woorden weer te geven, die onze heilige Vader reeds in 1941 tot de wereld heeft gesproken uit allerdiepste overtuiging en met hartstochtelijke liefde: „O, ongelukkig wanbegrip van het werk van God! Zij noemden zich wijs en werden dwaas. Alsof de eerste uitwerking der genade niet Juist bestond in het ondersteu nen van onze oprechte pogingen om elke dag de geboden van God na te leven, als afzonderlijke personen en als leden van de maatschappij; alsof in de ziel van de Kerk al niet tweeduizend jaar heeft ge leefd en blijft leven het gevoel van collectieve verantwoordelijkheid van allen voor allen, een verantwoordelijkheidsgevoel, dat de geesten gedreven heeft en nog steeds blijft drijven tot heldhaftige naas tenliefde van de landbouwende monniken, van de bevrijders van slaven, van de ver plegers van zieken, van de brengers van geloof, van beschaving en wetenschap aan alle volken, met de bedoeling om maat schappelijke toestanden te scheppen, die alleen in staat zijn het voor allen mogelijk en gemakkelijk te maken een leven te leiden, dat de mens en de christen waar dig is. Maar gij, u bewust en diep over tuigd van deze heilige verantwoordelijk heid, weest gij tenminste in het diepst van uw ziel nooit tevreden met een alge mene middelmatigheid der maatschappelijke toestanden, waarin het merendeel der men sen niet in staat is, tenzij met heldhaf tige beoefening van deugd, de goddelijke wetten na te leven, wetten die toch altijd en in alle gevallen onaantastbaar zijn" (Radiorede van Paus Pius XII op 1 Juni 1941 ter herdenking van de encycliek „Rerum novarum". A.A.S. 33 (1941) 195). 7. Onze houding tegenover het leven en onze taak in de wereld moeten worden gezien in het licht van de verhouding van het natuurlijke en het bovennatuurlijke in de toestand waarin de mens na de erf zonde verkeert. Ook hierover bestaan mis vattingen naar beide zijden. Het is een fundamentele dwaling, wanneer de mens niet of niet voldoende rekening houdt met het dogma van de erfzonde en met de feitelijkheid van onze persoonlijke zwakheid en zondigheid. Het is onjuist altijd maar weer eenzijdig te wijzen op de eigen waarde van het menselijk lichaam en op de eigen grootheid van de mens. Nergens komt de waarde van het mense lijk lichaam en de grootheid van de mens meer naar voren dan in het Christendom, dat weet hoe de waarde van de mens en van zijn menselijk lichaam groot gewor den is door het Kruis. Het Woord is juist mens geworden uit medelijden met het arme mensdom, om ons te verlossen door het Kruis. De zonde bracht de dood in de wereld en net Kruis het leven. Wie de zonde niet erkent en het Kruis niet aanvaardt, blijft in de dood en zal het leven niet hebben. Als Christus in ons leeft, kan dat alleen door een verlossende incarnatie, en wij zullen Hem nooit kun nen volgen zónder zijn Kruis op te nemen in schuldbesef en boete. Als wij van een humanisme mogen spreken, kan dat alleen zijn het humanisme van het Kruis. Wie zichzelf wil vinden, zal zichzelf moeten verliezen uit liefde tot God, cn wie met Christus wil verrijzen, zal eerst met Hem moeten sterven, sterven aan zijn zondige natuur, sterven ook aan de zondige wereld. 8. Maar dat betekent niet, dat de christen, wegens deze bovennatuurlijke instelling en deze wedergeboorte in Christus, de waar den der natuur en der natuurlijke krach ten en deugden zou ontkennen of verklei nen. Wel is er een tweevoudige wet in onze ledematen, maar de genade Gods komt ons ter hulp en „is ons voldoende" (II Cor. 12. 9; cfr Rora. 7, 23). Even goed als wij met die genade onze natuurlijke neiging tot het kwade kunnen beheersen en onze zouden kunnen uitboeten, even goed kunnen wij met diezelfde genade de krachten van onze natuur gebruiken tot verheerlijking van God en tot vervolmaking van ons zelf. Alles wat goed en edel is in onze natuur kan en moet geheiligd worden door de genade „Zonder Mij kunt ge niets doen" (Jo. 15, 5), leert ons Jesus, maar toch mo gen wij met Paulus zeggen, dat wij alles kunnen in Hem die ons versterkt» (Cfr Phil. 4, 13). Daarom hoeven wij ook voor niemand onder te doen in waardering voor de natuurlijke deugden, zoals daar zijn gemeenschapszin, vaderlandsliefde, burger zin, medelijden, karaktervastheid. Integen deel, ai deze deugden krijgen in de orde der openbaring en genade nog veel hogere waarde, en door het Kruis een grotere kracht 9. Wij zullen Christus in de wereld moeten brengen allereerst door persoonlijke heili ging en persoonlijk getuigen. In die geest sprak Paus Pius XII in 1946 tot de pas ge creëerde Kardinalen „De Kerk gaat eerst en vooral vooruit in de diepte, daarna pas in uitbreiding en ex pansie. Ze zoekt op de eerste plaats de mens zelf. Ze spant zich in om de mens te vormen, om hem in gelijkenis met God te vormen en te vervolmaken. Haar werk wordt voltrokken in de diepte van ieders hart, maar het heeft zijn weerslag op heel hel leven en op al de domeinen van ieders activiteit. Met de mensen die zo gevormd zijn bereidt de Kerk een grondslag voor, waarop de gemeenschap veilig kan rusten" (toespraak van 20 Febr. 1946, A.A.S. 38 (1946) 143). Wij verheugen Ons dan ook zeer, dierba re gelovigen, dat in ons land het besef meer en meer doorbreekt, dat wij allereerst behoefte hebben aan echte christelijke per soonlijkheden, die eerlijk trachten het volle evangelie te beleven en streven naar de „mannenmaat van de volmaakte Christus" (Eph. 4 131 De theologie somt nun daarbij te hulp door een taal te spreken, die ook voor de belang stellende leek verstaanbaar is en waarin dogma en leven verbonden worden. Het ge bedsleven van vele leken put steeds meer uit de rijke en oude schatten van de li turgie, en hun spiritualiteit vertoont, even als die van de priesters, gelukkig een meer schriftuurlijk karakter. Velen vragen om meer persoonlijke leiding en hebben behoef te aan dieper en inniger geestelijk leven. Zij zijn niet meer tevreden met algemeen heden en eenzijdig moraliserende vermanin gen, maar vragen naar de positieve en rijke inhoud van Gods woord. De Katholieke Ac tie tracht langs de weg van kernvorming apostolisch ingestelde persoonlijkheden te vormen ten dienste van parochie, gezin en beroep en het gehele georganiseerde katho lieke leven. De jeugdbeweging streeft naar intensieve persoonlijke vorming van haar leden. De godsdienstige verenigingen zoe ken steeds meer naar de verwezenlijking van haar eerste doelstellingbewuste en consequente christenen te vormen. Aiom is er verlangen en beweging naar meer per soonlijke vorming en persoonlijke beleving van het evangelie. Wij steunen van harte iedere poging, die onder leiding van de kerkelijke overheid tracht hernieuwd en verdiept geestelijk leven te wekken „in de diepte van ieders hart", zoals de heilige Vader zegt, en zodoende waarachtig chris telijke persoonlijkheden te vormen. 10 Niemand kan echter voorbij aan het feit, dat de mens een sociaal wezen is, en dat in zijn sociale aanleg de mogelijkheid ligt tot de hogere ontwikkeling van zijn persoon lijkheid. Zelfs voor zijn persoonlijke heili ging, maar vooral voor het apostolaat, kan de mens dan ook niet buiten maatschappe lijke vormen. De Paus zegt daarover: „Ook het organiseren behoort tot het apostolaat van de Kerk. Christus zelf heeft haar een duidelijk omschreven vorm gege ven" (Schrijven van Paus Pius XII aan de Zwitserse Bisschoppen van 1943. Kath. Arch. 7 (1952) 858). „Van de eerste tijden van haar geschiede nis af hebben de gelovigen zich dan ook, met het goedvinden van hun Bisschoppen, verbonden in bijzondere verenigingen, die betrekking hebben op de mee:* verscheide ne uitingen van het leven. En de heilige Stoel heeft nooit opgehouden ze goed te keuren en te prijzen." (Toespraak van Paus Pius XII tot de pas gecreëerde Kardi nalen op 20 Febr. 1946. A.A.S. 38 (1946) 149). De geschiedenis van de Kerk en van het katholieke leven laat zien, dat bloeitijden van godsdienstig leven meestal samengin gen met de opbloei van allerlei apostolische en caritatieve activiteiten in daartoe geëi gende verenigingen en instellingen. Het is dan ook niet toevallig, dat de doorvoering van de veelvuldige heilige Communie en de daaruit gevolgde opbloei van het gees telijk leven, in ons vaderland evenwijdig liep met het uitgroeien van apostolische werkzaamheid in het katholiek organisatie leven. 11. Op wereldlijk terrein golden daarvoor in ons land bijzondere redenen, die nog steeds aanwezig zijn, deels minder maar deels ook meer klemmend dan in het ver? leden. Op initiatief van vooruitziende en apos tolische leken, daarbij gesteund en geleid door priesters, zijn onder volle goedkeuring van de Bisschoppen verenigingen tot stand gekomen, om de meest bedreigde klassen tot hogere welstand te brengen en ze te vens te vrijwaren voor de grote gevaren, die dreigden van de kant van neutrale of onchristelijke verenigingen. Waar men de ze weg tijdig en doelbewust is opgegaan, zijn de katholieken niet vervreemd van de Kerk maar veelal zelfs actief geworden in het katholieke leven in tegenstelling met elders, waar de gevaren niet tijdig konden worden gekeerd. Niemand kan het risico aanvaarden, zo brede lagen van het katho lieke volk over te laten aan de vele stro mingen, die er op uit zijn ze voor haar doeleinden te winnen. Het doel van deze Katholieke verenigin gen is trouwens niet alleen geweest de zwakkeren en de zwaksten vooruit te hel pen en hen te bewaren in het heilig geloof. Van het begin af aan heeft de leiders voor de geest gestaan, de leden te vormen in de christelijke leer en de katholieke be ginselen, en hun krachten te bundelen ter doorvoering van een hervorming van de maatschappij ,,in de geest van het evange lie", zoals Pius XI zegt in de aanhef van „Quadragesimo anno". Nu deze verenigin gen zijn uitgegroeid volgens de bedoelingen van de oprichters, en zelfs sterker dan zij hadden durven verwachten, is er geen re den, er minder belangstelling voor te to nen; integendeel, wie goed ziet, zal juist nu de tijd gekomen achten om de volle vruch ten te plukken van de arbeid en de offers van het verleden, om de maatschappij zo goed mogelijk uit te bouwen in christelijke zin en zo op de beste wijze de ware be langen van het volk te dienen. Het ligt zelfs in de lijn van de ontwikke ling, dat de groei van de maatschappij leidt tot een rijkere en meer gedifferentieerde organisatie. Niet alleen het veranderde in zicht, maar ook de natuurlijke drang van de omstandigheden en een hogere ontwikke ling leiden tot de organische opbouw van de maatschappij, welke door de sociale leer van de Kerk steeds is gepropageerd. Steeds meer levensgebieden worden in het geordend maatschappelijk leven opgenomen; steeds meer worden de belanghebbenden door de overheid betrokken in het overleg op hoger en lager niveau, en zelfs met openbaar ge zag bekleed. Wanneer wij de regeling en ordening van deze levensgebieden niet wil len overlaten aan de burgerlijke overheid alleen, dan zal het maatschappelijk leven naar voren moeten treden - en hoe kan dat anders dan georganiseerd -; en als wij in ons levensbeschouwelijk verdeelde land de katholieke opvattingen willen doen gelden, dan kan dit in het algemeen in een geor dende maatschappij moeilijk anders dan or ganisatorisch. 12. Wij menen dan ook op ons land te moeten toepassen, wat Paus Pius XII schreef aan de Zwitserse Bisschoppen „Al kan weliswaar een overmatig orga niseren, vooral op godsdienstig gebied, schadelijk werken, toch is er omgekeerd een gemakzuchtige organisatiemoeheid, die in onze dagen beslist niet op haar plaats is" (Schrijven aan de Zwitserse bisschoppen 1943; t.a p.) De grote dingen gebeuren in de zich zelf besturende wereld van vandaag in grote verbanden. Wij zouden het als een misvat ting en een minder gelukkige reactie zien, als de drang naar meer persoonlijkheid een nadelige terugslag zou hebben op het katholiek organisatieleven. Wanneer wij meer in de diepte willen werken, moeten wij toch de uiterlijke gelederen niet verzwak ken. Wet moet men goed bedenken, dat er in het kerkelijk en maatschappelijk le ven groei en ontwikkeling moet zijn, en dat vormen en methoden van apostolaat telkens weer gecorrigeerd moeten worden, gelijk een boom op gezette tijden gesnoeid moet worden. Critisch onderzoek en correc tie zijn daarom gezond, mits gedragen door begrip en waardering, en met zuiver ge voel voor leiding, welke de kerkelijke over heid in deze geeft Ook moet ons apostolaat en onze actie op alle terreinen nieuw élan putten uit bezinning op onze christelijke idealen. In het licht van oorsprong en doel der orga nisaties zullen de bestuurders de juiste waardering kunnen hebben voor het werk, waaraan zij zich geven, en zullen zij niet uit het oog verliezen, dat concrete vormen en methoden, hoe belangrijk ook, een re latieve waarde hebben. Op diepgang en in nerlijke groei zal men evenzeer bedacht moeten zijn als op ledental en uitwendige kracht. Dan zal er ook altijd voldoende ruimte gelaten worden tot ontplooiing van persoonlijke gaven, en zal het gevaar ver meden kunnen worden van verstarring en exclusiviceee Ook dat neeft onze heilige Vader de Paus! ons duidelijk voorgehouden, toen hij zei ,,De gedachte zij verre van Ons, de or ganisatie te geringschatten oi haar waar de te onderschatten, als factor van aposto laat; Wij achten haar integendeel zeer hoog; vooral in een wereld waarin de tegenstan ders van de Kerk steunen op de hechte massa van hun organisaties. Maar zij moet niet tot benepen exclusivisme leiden. Laat voor eenieder binnen het kader van uw or ganisatie genoeg ruimte open, om persoon lijke eigenschappen en gaven te ontplooi en bij alles wat dienen kan tot welzijn en tot stichting en verheugt u, wanneer gij buiten uw rangen anderen, door Gods geest geleid, hun broeders voor Christus ziet winnen" (Toespraak van Paus Pius XII tot het Congres voor Lekenapostolaat van 7—14 Oct. 1951. Kath. Archief 6 (1951) 884) Wanneer ons collectief en georganiseerd apostolaat maar altijd voortkomt uit dat echt persoonlijk apostolaat, dus uit de lief de. dan zullen wij de nederigheid en de soepelheid bezitten om niet eng en egoïstisch te zijn, en om ruimte en mogelijkheid open te laten, zowel voor andere krachten als voor nieuwe vormen. 13. Er moet altijd ruimte blijven voor vrijheid en initiatief, als er tegelijkertijd maar voldoende eenheid is in beginsel en ideaal, om tenslotte zoveel mogelijk één te zijn in plan en methode. Het eerste is een bewijs van de vitaliteit van een beweging of vereniging, en voorwaarde om bij te blij ven en vooruit te komen; de eenheid is echter noodzakelijk om te slagen. Wanneer katholieken onder elkander verschillen, leidt dit gemakkelijk tot onenigheid en twist. Maar wanneer leiders twisten, hoe zal dat als de maat wordt overschreden en de zin voor eenheid niet bewaard blijft geen nadelige invloed hebben op de volg zaamheid van de eenvoudige katholieken, en hoe bevreemdend zal het werken op mensen die staan buiten ons geloof? Ook hier horen wij wederom de waarschuwende stem van onze waakzame Opperherder „Weest één Laat niet toe, dat de demon der verdeeldheid en der tweedracht bij u binnendringt en zo de band van een heid met andere groeperingen die even nood zakelijk zijn, losser maakt. Zo was het reeds in vroeger tijden, maar zo is het bijzon der nunu het huis in vlammen dreigt op te gaan, nu van alle kanten hevige aanvallen worden gedaan, nu het moedig en geordend optreden van alle katholieke krachten op alle fronten dringend noodza kelijk is" (Toespraak van Paus Pius XII tot de academici van de K.A. op Pink steren 1953. Kath. Archief 7 (1953) 595). Zo menen Wij, dierbare gelovigen, dat bij alle zoeken naar nieuwe vormen, bij alle aanpassing aan nieuwe noden en situaties, bij alle respect voor elkanders mening waarbij vooral verdachtmakingen moeten worden vermeden toch altijd het grote goed der eenheid gesauveerd moet worden, en vooral ook met eerbied en volgzaam heid gewerkt móet worden in de richting welke het door God gestelde gezag aan geeft. 14. Wanneer wij overtuigd zijn van de rijkdommen van onze levensbeschouwing, van de broederschap, die ons in Christus ver bindt, en van de zending, die wij te ver vullen hebben in de wereld, zullen wij naar deze overtuiging ook onze houding bepalen tegenover het werken en streven van andersdenkenden. Wij kunnen met één woord zeggen: „de huisgenoten des geloofs" moeten zichzelf zijn en één met elkander, maar zij moeten tevens open staan voor samenwerking met allen, die werken voor het welzijn der menselijke gemeenschap. Wij willen en moeten onszelf zijn en daar om zullen wij altijd zo goed mogelijk onze eenheid moeten bewaren. Zonder deze een heid lopen wij in de eerste plaats gevaar speelbal te worden van de bedoelingen en strevingen van anderen. Ook zouden wij niet in staat zijn, eventuele gevaren en wanneer zijn die er niet? voor het wel zijn der gemeenschap en der Kerk te keren. Maar vooral, zonder hechte eenheid zijn wij zeker niet in staat waardevolle bijdra gen te leveren voor de christelijke opbouw der maatschappij. Daardoor zouden juist wij, die van God de grote gave kregen van het ware geloof en de roeping om als broeders samen te werken, op de duur als losse stenen uiteenvallen, terwijl wij zulk een hechte steun moeten en kunnen zijn, ook voor het tijdelijk welzijn der gemeenschap. Waar de katholieken hun eenheid missen, daar is de heilige Kerk haast altijd weer in de verdrukking geraakt, en wat niet minder te betreuren valt daar hebben zij zo weinig constructief kunnen meewer ken aan het welzijn der mensen in de openbare sfeer van het leven. Het heeft Ons de laatste jaren dan ook ten zeerste verontrust, dierbare gelovigen, dat er in ons land katholieken zijn, die schijnbaar zo van doorbraakgedachten vervuld zijn, dat zij voor de eenheid der katholieken weinig of geen oog meer lijken te hebben. 15. Van de andere kant willen en moe ten wij ook van harte samenwerken met allen, die waarlijk het goede van de ge meenschap beogen. Niet dus de afzijdig heid of het isolement is ons ideaal, maar wel kracht door eenheid, welke kracht wij dan gaarne met alle andere positief ge richte strevingen willen verbinden voor het heil van de gemeenschap. Wij zoeken onze eenheid niet alleen om het kwade te bestrijden, maar vooral ook om het goede mee op te bouwen, en daarom staan wij gaarne open voor al het goede, dat in het streven van onze medemensen gelegen is. Ja zelfs, hoe hechter onze eenheid is, des te meer mogen en kunnen wij openstaan voor samenwerking. Het is aan onze tijd eigen, meer in openheid te leven en royaler verbanden te leggen tussen ons en anderen. Er hebben al veelvuldige ontmoetingen plaats en er is al samenwerking op velerlei gebied. Zowel in strikte als in brede zin wordt een oecumenische houding merkbaar. Wan neer deze contacten opgenomen worden door leidende en in eigen kring goed ge vormde figuren, en wanneer wij daarbij één en sterk blijven onder elkander, zal ieder rechtgeaarde en apostolische katholiek zich hierover verheugen, uw Bisschoppen wel in de eerste plaats. Zij hebben alle oog voor deze nieuwe ontwikkeling; zij zien naast de kracht ook zeer wel de beperking, die in afgeslotenheid en exclu sieve bundeling is gelegen. Zij moeten echter allereerst het oog hebben op het geheel, omdat zij de verantwoordelijkheid dragen voor het geestelijk en eeuwig heil van allen. Openheid en verruiming mogen geen afbreuk doen aan de hechtheid van de fundamenten en de muren welke het katholieke bestel in het openbare leven schragen Daarom is de grote richtlijn die Wij u gevenéén in eigen verband en van daaruit samenwerking met anderen, met behoud van eigen zelfstandigheid. Niet in nivellering ligt het welzijn van ons volk, maar wel in samenwerking van alle positief gerichte krachten, ieder ons volk dienend volgens eigen overtuiging. 16. Wie dit overweegt, dierbare gelovigen, zal gemakkelijk twee conclusies met Ons kunnen trekken. Van de ene kant volgt hieruit immers, dat wij katholieken in het openbare leven eerder en gemakke lijker zij het als eenheid aan de zijde gaan staan van die medemensen, die ook in Christus geloven en met ons een christelijke maatschappij willen opbouwen, waarin de verheerlijking van God en het eeuwige heil der mensen als eerste norm van al het menselijk handelen en streven aanvaard wordt. Van de andere kant zal men echter moeten begrijpen, dat de maatschappelijke consequenties, die wij uit het evangelie moeten trekken, ons ook doen openstaan voor sociale strevingen van andere zijde, zolang deze in de lijn liggen van hetgeen de menselijke natuur en de sociale structuur van de gemeenschap vragen. Alleen moeten wij bij deze laat ste samenwerking met des te meer waak zaamheid aan onze hogere beginselen en met des te meer kracht aan onze eenheid vasthouden. 17. Wij mogen hier nog wijzen, dierbare gelovigen, op een gelukkige factor in de huidige ontwikkeling, die echter, door zijn betrekkelijke nieuwheid en door zijn aard, met beleid en goed begrip behandeld zal moeten wordende verhouding tussen priester en leek Met vreugde constateren Wij, dat zo talrijke leken op zovele terreinen als echte apostelen werkzaam zijn. De leken zijn hierdoor dichter bij de priesters ge komen en de priesters op hun beurt nog meer onder het volk. Het typeert onze tijd, dat de schriftuurlijke qualificatle van de Christen weer allerwegen naar voren komt: „een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterdom, een heilige natie" (I Petr. 2, 9). De problemen van de pries ter zijn de problemen van de leek gewor den. Al kan meningsverschil en spanning hier ook teken zijn van bezinning en vita liteit, toch zal de goede zaak alleen gediend kunnen worden als beiden elkaar vinden, en als de verhoudingen blijven binnen de door God gestelde orde. Wij menen dat deze in onze katholieke vereni gingen, waar de priester „adviseur" heet, maar .feitelijk de vriend en de bezieler is van de lekenleiding, een harmonische oplossing neeft gevonden. Ook constateren Wij met voldoening, dat er door onze Katholieke Actie, zowel landelijk als dio cesaan en plaatselijk, gesprekscentra zijn tot stand gekomen, waarin priester en leek, met instemming van de Bisschoppen, pro blemen en belangen, die de Kerk raken, tezamen behandelen. Het hoeft ons niet te verwonderen, dat dit nieuwe bewust zijn van de leek aangaande zijn plaats in de Kerk en deze daadwerkelijke belang stelling in het wel en wee van de Kerk nog niet overal even soepel verloopt, en men moet een zeker gevoel van span ning niet als een soort tegenstelling of vijandschap willen verstaan. Nieuwe vormen vragen tijd voor wederkerig begrip en voor aanpassing, maar men moet wel van beide zijden met goede wil en niet grote liefde voor het gemeenschappelijk ideaal bezield zijn. Enerzijds zullen onze priesters nog meer moeten gaan beseffen, dat de leken er niet alleen zijn als voorwerp van zielzorg, maar ook actief moeten deelnemen aan liturgie, apostolaat en Katholieke Actie, gelijk zij dat al zo lang en zo goed op sociaal terrein hebben gedaan, en dat zij als volwassen leden van de heilige Kerk wensen mee te spreken bij de opbouw van het Mystieke Lichaam, waartoe zij bewust willen behoren. Maar anderzijds zullen de leken de geheel eigen functie en de waardigheid van de priester nu met des te meer geloof en eerbied moeten erkennen en aanvaarden, opdat zodoende door een harmonische verbinding van volgzaamheid en samenwerking die eenheid moge gevormd worden, waarin alle leden van het Mystieke Lichaam van Christus samen „strijden met Christus op aarde". 18. De leiding van het Mystieke Lichaam der Kerk is toevertrouwd aan de Bisschop pen. God heeft de Bisschoppen gesteld om de Kerk Gods te besturen en „het heilige volk van God" te leiden. Dit „heilig bestuur' is er een van directe heiliging, van lering en leiding. Deze lei ding betreft niet alleen de apostolische werken op kerkelijk terrein, maar ook de doorvoering van het evangelie op wereld lijk gebied, dus ook de leiding van het „volk Gods" in de wereld, in geestelijk opzicht. God heeft aan de Bisschoppen een bijzondere bijstand beloofd en daar om ligt er in het trouwe volgen van de Bisschop zulk een bijzondere kracht en zegen. Dat is zichtbaar in de geschiedenis van Nederland sedert het herstel van de hiërarchie; dat was bijzonder voelbaar in critieke en gevaarlijke tijden, zoals vóór en onder de oorlog. Laat dat zo blijven, dierbare gelovigen. Al zijn de gevaren nu wellicht niet zo acuut als toen, ze zijn toch latent aanwezig, niet alleen van bui ten af, maar ook ln ons zelf en binnen onze gelederen. Dit vermaan lijkt Ons nodig, want in de stuwing van de emancipatie, in de snel heid der ontwikkeling en vooral in de verwarring der geesten, zoals deze thans in de wereld bestaat, kan ongemerkt en onbewust schade worden toegebracht aan de diepste en heiligste verhoudingen. Met Gods genade en onder aanroeping van de heilige Geest, willen Wij ook in deze ge wichtige tijd het „volk Gods" vast en veilig trachten te leiden. Wij willen in hechte verbondeheid met Onze priesters en in eerlijk beraad met leken het leidende woord spreken. Met erkenning van Ieders rechtmatige zelfstandigheid en met eerbie diging van het eigen karakter der diverse terreinen, willen Wij meer nog dan voor heen samenwerken met hen, die in de Katholieke Actie en in de katholieke sociale en sociaal-charitatieve actie werken, en zo leiding geven aan het katholieke leven in Nederland. Aan de vervulling van deze hoge plicht door Ons en aan uw trouw en medewerking, dierbare gelovigen, zal God het welzijn van ons katholieke volk verbinden. e tijdsomstandigheden vragen, dier bare gelovigen, dat Wij, in het licht van bovenstaande waarheden en aan sluitend aan de gegeven richtlijnen, nader ingaan op de houding van de katho lieken in ons land in dat deel van het open bare leven, dat in meer bijzondere zin het sociale leven genoemd wordt. Op maatschappelijk terrein zien wij ons op het ogenblik voor een grootse en ver antwoordelijke taak geplaatst; wij voelen ons gelukkig, dat wij, na al het goede dat op sociaal gebied tot stand gekomen is, nu ook meer positief en concreet kunnen gaan bouwen aan een beter, een meer geordend en vooral ook ln christelijk opzicht vol maakter maatschappelijk bestel. Voorop zij nog eens gesteld, wat de Pau sen zonder ophouden hebben verkondigd, dat zonder de aanvaarding van de christelijke grondslagen en zonder de doorvoering van de christelijke beginselen geen duurzame maatschappelijke orde en waarachtig welzijn mogelijk is. „Want Christus alleen is de enige hoeksteen", waarop én de burger lijke maatschappij én de enkeling veilig stand kunnen houden" (Encycliek „Summi Pontificatus", nr 82). 20. Het zijn deze gedachten geweest, die onze voorouders, op aansporing van Pausen en Bisschoppen, brachten tot de stichting van katholieke sociale organisaties, eerst van arbeiders en landbouwers, later van middenstanders en werkgevers, van alle maatschappelijke schakeringen, de trouw aan het christelijk beginsel en de volgzaam heid tegenover Pausen en Bisschoppen, vaak beleefd met opoffering van eigen belang en inzicht, heeft rijke vruchten voortge bracht, zowel voor het christelijk leven als voor het tijdelijk welzijn van ons volk. Onze katholieke sociale beweging heeft van haar oorsprong af in de voorste linies ge staan; ze is een stuwkracht geworden bij het scheppen van gezonde maatschappelijke toestanden; ze heeft onze arbeiders behoed tegen grote gevaren; ze heeft de werk gevers geïnspireerd tot een christelijk-socia- le houding; ze heeft in alle standen en ran gen rijke vruchten voortgebracht voor het godsdienstig leven en de christelijke levens houding der katholieken. Ze heeft bewezen, dat ook bij een snelle industrialisatie het volk kan worden behoed tegen materialis me en proletarisme. Onze katholieke organi saties hebben tenslotte de geesten rijp gemaakt en de weg bereid voor de komende maatschappelijke orde, juist zoals Pius XI dat bedoelde in de encycliek over het com munisme „Organisaties van arbeiaers, landbouwers, technici, werkgevers, studerenden en der gelijke. bestaande uit mannen en vrouwen, die leven 'u dezelfde culturele omstandig heden en als het ware door de natuur zelf in homogene groeperingen zijn samenge bracht. Volgens Onze mening zijn deze or ganisaties van groot belang, zowel om de ordening van de maatschappij tot stand te brengen welke Wij bedoelden in „Quadrage simo anno", alsook om het koningschap van Christus op alle gebieden van cultuur en arbeid te verbreiden" (Encycliek „Di- vini Redemptnric" nr Km Aan aai geiuKKige iu.sun.aal, dierbare ge lovigen, mag niemand tornen. Wij kunnen er God niet dankbaar genoeg voor zijn. 21. intussen zijn er tekenen, die er op wij zen dat het werk van onze katholieke so ciale actie minder belangstelling ondervindt. Voor een deel zien Wij daarin een symp toom van de „moeheid", die na de eerste opleving na de oorlog op verschillende ter reinen te onderkennen valt. In het algemeen is er in 's mensenleven een rhythme en in de menselijke activiteit een op- en neergang die niet behoeft 'e verontrusten, maar die toch de aandacht van de ver antwoordelijke leiders moet hebben. Ook het feit, dat wij reeds een halve eeuw op sociaal terrein werkzaam zijn geweest, en dat veel tot werkelijkheid is geworden wat vroeger nog als een bezielend ideaal moest gelden, kan zijn terugslag hebben op de ijver en toewijding waarmee gewerkt wordt. Wie echter de werkelijkheid ziet en het doel scherp voor ogen houdt, zal beseffen, dat de sociale organisaties juist nu hard nodig zijn en hij zal ze zeker niet laten verzwakken op een tijdstip, waarop zij hoop geven tot volle vruchtbaarheid te zullen ko men voor het geestelijk en tijdelijk heil van de gemeenschaD 22. Er valt de laatste jaren een zekere reserve te constateren, welke bij sommigen overgaat in onverholen critiek op de maat schappelijke organisaties. Hier zijn het veelal buitenstaanders, die sterk leven uit de persoonlijkheidsgedachte en vrezen, dat het georganiseerde leven te veel de verzor ging van de mensen aan zich zal trek ken, ten nadele van persoonlijke werkzaam heid en verantwoordelijkheid. Zij menen, dat de maatschappelijke groeperingen zich in haar eigen organisaties opsluiten en zo de sociale tegenstellingen eerder accentu eren dan ze harmonisch oplossen. Zelfs achten zij de in bepaalde opzichten sterkere maar numeriek uiteraard zwakkere leden van de maatschappij bedreigd door de geor ganiseerde machten van massale groeperin gen. Wij kunnen begrijpen, dat zulke gedach ten opkomen; ze zijn niet geheel zonder grond. Maar het zijn als men liet geheel overziet schaduwzijden van iets wat no dig is, of mogelijke gevaren, die op soepele wijze moeten worden voorkomen. Het gaat in wezen om een juiste verhouding van individu en gemeenschap, een probleem dat in iedere tijd een evenwichtige oplossing moet vinden. Katholieken mogen niet ver geten. dat de sociale leer van de Kerk fel heeft moeten ageren tegen het indivi dualisme, dat zo noodlottige gevolgen heeft gehad voor het sociale en religieuse leven van velenzij heeft steeds geijverd voor een organische maatschappij-opvatting. Het moderne leven brengt met zich mee, dat steeds grotere groepen de wisselvalligheden van het gecompliceerde leven slecht aan kunnen door samenwerking en solidariteit, en dat die groeperingen op hun beurt de weg naar elkaar moeten vinden. De inter nationale samenwerking, gericht op hogere welstand en het ondervangen van risico's voor zoveel mogelijk mensen, is daarvan een toepassing op het hoogste niveau. Het element van de gemeenschap als het be wust beleefd wordt en niet slechts passief ondergaan, een uiting van menselijke waardigheid en persoonlijkheid wordt in een hoger ontwikkelde maatschappij sterker geaccentueerd. Maar ook m een sterk ontwikkeld maat schappelijk leven is er plaats voor krachtige persoonlijkheden die leiding geven, en als de maatschappij goed geordend is en juist wordt beleefd, voor véle leidende personen op hoger en lager niveau. Leidend zijn, zo als een persoonlijkheid met talent behoort te zijn, betekent dan, dat men zich niet opsluit in een bevoorrecht isolement, maar dat men de gemeenschap dient en daaraan zijn voor rechten ontleent, en wei de gemeenschap zoals ze telkens wordt, en niet zoals ze was in het verleden. Het kan niet de taak van de Kerk zijn voorbijgaande verhou dingen in stand te houden; dit is voor haar eerder een gevaar en een constante bekoring. Haar taak is het, nieuw opkomende ver houdingen te kerstenen. 23. Sommigen, die de maatschappelijke ontwikkeling meer vanuit theologisch stand punt bezien, vrezen dat de veelzijdige en sterk georganiseerde werkzaamheid der ka tholieken in het tijdelijke, de indruk zou kun nen wekken van een streven naar invloed en macht in de wereld. Men vreest dat de Kerk te sterk gebonden wordt aan de we reld en dat haar geestelijke zending wordt omsluierd voor degenen die buiten ons hei lig geloof staan De Juiste verhouding van het geestelijke tot het tijdelijke, dierbare gelovigen, is een van de hoogste beleidsvragen, welke niet kan en mag worden opgelost door zich terug te trekken in het geestelijke, hoe zeer er ook gevaren verbonden kunnen zijn aan het zich bezig houden met het tijde lijke. De Kerk heeft tot taak het evan gelie te verkondigen voor onze tijd en onze verhoudingen; zij moet het christendom tot zuurdesem makep van onze huidige maat schappij. De geestelijke taak van de Kerk moet verwerkelijkt worden in het volle leven en kan even goed geschaad worden door sublimering als door materialisering. De Kerk zal de ziel der mensen niet kunnen winnen, als ze de mens zou verliezen. Uitgaande van het onderscheid tussen Kerk en staat, kennen wij naast de taak van de Kerk de eigen verantwoordelijkheid van de katholieken op wereldlijk terreinhet chris tendom door te voeren en gestalte te geven in het maatschappelijk leven, en zo mee te werken aan het koningschap van Christus in de wereld van heden. De katholieke leken die in deze functie naar voren treden, en met name ook de leiders van de sociale orga nisaties, zullen niet mogen vergeten dat de aandacht op hen gevestigd is en dat men zich naar 't optreden van de katholieke organisa ties onwillekeurig 'n beeld vormt van de Katholieke Kerk. Zij moeten daarom door drongen zijn van een echt christelijke bezie ling en er op bedacht, dat hun activiteiten en idealen niet te zeer omgebogen worden naar het tijdelijke, zodat men geen verschil meer zou kunnen zien tussen christelijke en niet-christelijke sociale werkers. 24. Dergelijke problemen zijn de laatste ja ren de ondergrond van soms bewogen dis cussies geweest. In een maatschappij, die leeft, werkt en denkt, moeten zij gesteld worden en opgelost in een eerlijk zoeken naar waarheid, gerechtigheid en liefde voor allen. Wij vragen Ons echter af, of deze vragen steeds met voldoende beleid en kennis van zaken worden behandeld, en of er niet te gemakkelijk gedisputeerd wordt over de ka tholieke maatschappelijke organisaties en de eenheid in het maatschappelijk leven. Wij zijn bezorgd, dat er soms achter dit verschijnsel in de diepste grond een zekere onverschilligheid en lauwheid schuil gaat. Wij krijgen wel eens de indruk, dat het oordeel beinvloed wordt door bepaalde voor ingenomenheid ten aanzien van het maat schappelijk leven. Waar deze discussie en critiek voortkomt uit apostolische bewogen heid - dit is zeker óók het geval daar zal ze gedragen moeten worden door kennis van de feitelijke verhoudingen, waardering voor het werk van anderen en begrip voor de grote directieven, die Pausen en Bisschop pen hebben gegeven. Er zijn er die schij- het maatschappel^ wplke oi nen te oordelen over leven zonder te bevroeden welke krachtige stromen van geestelijke en^nnen, invloed de katholieke organisaties v Wie uit ervaring weet van sociale s vgn cursussen, studieclubs en kernvy-£p' vor- vakkundige en levensbeschouwelijke en ming, van retraitewerk, vacantiewe zovele andere vormen van geestelu*fvolk« turele en sociale verheffing van ons kan niet spreken en schrijven zoals we gebeurde. Uw Bisschoppen, die door z en functie geroepen zijn tot leiding v ^rote apostolaat in zijn geheel, zien Blei harde waardering het werk van zovele werkers en zij bidden God, dat dit -aje breide en vruchtbare apparaat van ,ofen actie en geestelijk apostolaat niet ve moge gaan. 25. Wij vragen echter de leiders. d*t 10 zich blijven bezinnen op en zoeken n®'^ nieuwe vormen en methoden, om het van de sociale organisaties steeds vruchtbaar te maken en telkens weer gepast aan de noden en de instelling de tijd. Wij denken hier bepaaldelijk de Credo Pugno-clubs van de katho i arbeiders en de studiekringen van katholieke werkgevers, aan kern- en ka vorming, zoals deze gaandeweg ln organisaties tot stand gekomen zijn. in wordt terecht de weg gezien em katholieke sociale beweging qualitatie quantitatief hoger op te voeren. Dit is te meer nodig, omdat de aP0®'^ lische activiteit in de huidige situatie anders georiënteerd moet worden. te het vroeger primair om een dam "k werpen tegen gevaren van buiten. Ler- moet het apostolaat ook missionnerend ken in eigen kring. Het is u immers f bekend, dierbare gelovigen, dat er fataal proces van ontkerkelijking aafpjjen gang is er dat bepaaldelijk in de s „„jen en centra van industrie reeds zeer v door de zuigkracht van dit a-religieuse schijnsel zijn ten onder gegaan. Da®), hebben wij in alle geledingen aposi nodig, mannen en vrouwen, jongen» meisjes, die goed onderlegd zijn en zich apostolisch verantwoordelijk vheeH voor hun stand- en vakgenoten. God n niet alleen tot de priesters gezegd. „het licht der wereld" en „het zout aarde" moeten zijn. Willen wij de wv, siu be. milieu's kerstenen, willen wij de rende en lauwe leden van Gods Kerk houden, dan zal er van de echt kathoi' organisaties op de verschillende terra f(I een bewegende kracht moeten nltgnen. n dat zal alleen mogelijk zijn, als ze eer bevatten, die bereid en in staat zl'ii dag in dag uit met geduld en toewuuonl op de bres te staan, niet alleen me, vijandige tegenwerpingen te weerleg® maar vooral om onverschilligen moeo ijver in te spreken, en de verzwakten l» geloof door het wapen van het gebed e» .g- apostolisch woord tegen ondergang t®-g. hoeden. Vóór alles is het zaak aan dez» is kere broeders de ware zin en beteK - van de christelijke levenswijze te l*^et „zien" en aan de andersdenkenden zicht op de in geloof en liefde wer,„dc Kerk mogelijk te maken. Hoewel g. organisatie gevormd en door haar gerij*,,, steund, blijve de echte apostel een per» pt lijkheid, die uit eigen overtuiging e" te eigen kracht optreedt, die zich weet ai passen aan de concrete en wisselende standigheden en die zijn geestelijk en t aai apostolaat met tact en durf uitoe op persoonlijke wijze. 26. Er dient echter op gewezen te dat de betekenis en invloed van een K® get lieke sociale organisatie niet enkel uctt gemeten worden naar de getallen van pn die direct apostolisch werkzaam zijn. hIa! vionr /i o n-ntnllnM tro Ti zelfs niet naar de getallen van leken. die de vergaderingen regelmatig bezoej^j Er wordt zo gemakkelijk en geringschat gesproken over zogenaamde passieve en,Mi pieren leden. Ook het lidmaatschap °P fno- kan reeds een bekentenis zijn tot het K»^ elt lieke beginsel, waarvoor men bereid i® offer te brengen. Ook die leden zijn en ien zich verbonden met de katholieke meenschap en zijn beschermd tegen ®)i varen, die hen in ander organisator- verband zouden bedreigen. Zij ontva hun voorlichting in katholieke vakbi® en kranten, en stellen zich open voor velerlei invloeden ten goede, welke ya® onze organisaties uitgaan; zij profiteren de vele activiteiten en voorzieningen, door onze sociale organisaties op loïie'"^ wijze worden tot stand gebracht. organisaties dienen immers ook de tljuel"an belangen sociale en economische j,>- de leden. Wanneer men de aangesloten den vergelijkt met andere katholieken, ..ji ofwel niet georganiseerd zijn. ofwel !(,t aansloten bij organisaties waarin zu vSn thuishoren, dan geldt toch nog altijd flep de eersten, dat zij hun belangen u' je* binnen een Kader, waarin de juiste ,cn ginselen gehuldigd worden, dat zu ,turri daarbij openstellen voor geestelijke, ho*' ie en sociale beïnvloeding, en althans j.,.! hun lidmaatschap samenwerken niet f(r geheel voor een juiste regeling van eiale verhoudingen. Vanzelfsprekend ujK het Onze vurige wens. dat zoveel m0gn9flf leden actiet en apostolisch werken p9- vermogen en omstandigheden, maar B\\e zeer blijven Wij er op aandringen, dat katholieken lid worden van de voor bestaande sociale organisaties. of' 27. Onze priesters wijzen Wij et.„pd dat hun activiteit moet worden Lc<"r op de nieuwe tijd. Het is veelal niet 1 nodig, dat zij hun kracht besteden on js organisaties mee op te bouwen. het de tijd, dat zij met volle Prieel le toewijding moeten trachten de ledei „ji. maken tot moderne christenen en aposj, de Zij moeten hun leren het evangelie a' je® blijde boodschap te verstaan, hen t,ttpPr om het vorm te geven in het maatscne^p* lijk leven en hun laten zien, hoe z'Lni®; creet kunnen meewerken aan de kerst® van het werkmilieu. Dit werk moet v° ^jui. priesters een vreugde en voldoening Het is moeilijker dan voorheen, °mclatfiij'j meer sterken, gegroeid in het leven, meer en hoger geestelijk v„toe vragen, en omdat de zwakkeren door ende lusteloosheid en naturalisme er schien minder vatbaar voor zijn. Het „pi- echt priesterlijk werk. Zoals Sint zich richtte tot Timotheus, zo richten Ons tot de priesters in deze tijd: ,,v nle'; dig het woord; treed op, welkom weerleg, berisp en vermaan in aUlprjn£' moedigheid en met alle soort van »e (II Tim. 4, 2). In plaats van misschien te veel on' lijk te zijn voor oppervlakkige er111. t nj* deze over te nemen, moeten zu J" met alle kracht doorgaan met Het v flf van apostelen, het stichten van ker^nc pn leggen van persoonlijke contacten yoar'l eenkomsten en bij huisbezoek, enver met het opsporen van de in de d°0F"te"c «- dwaalde schapen. Van bijzondere „rsO°!L is de vorming van de christelijke V vo lijkheid tot de mannenmaat van.„c «eg 1 maakte Christus, zoals Sint Pa vjndcr,(i „Dan zullen wij geen onmondige *jingri. meer zijn, die heen en weer s Wj.t worden en voortgestuwd door cika vlaag van lering, door het ,jwal Fn mensen, door sluwe verleiding en ren Maar wij zullen de waarheid bew vo liefde en zo in ieder opzicht opgroe (gp ueiue en w ui icuci uiioiv-m. fa «c Hem, voor Christus, die het hoofa 4, 13 15). Doordat onzfi voorgangers in het is ^4 laat tijdig hun taak hebben beSrep eTvteeo. volk hier in het algemeen mot len, n van de priesters. Wij hebben gwanhoP'Fr elders de priesters in een buna te w' poging door „priester-arbeide te ie den getracht hebben weer contó^ gen tussen de Kerk en de arb jjg hopen, dat hier zo iets b°°lt ster* 0 worden. Maar dan moeten de P* cn voortgaan „alles voor allen mét Jèst zonder meeleven met degenen. u uze apostelen willen zijn. Op de®ev,arniorll?tPr het priesterschap bij uitstek op.IL prieS wijze samen met het „koninKi j schap" van de leken. trracj». -

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 4