Vraaggesprek minister Witte
WONINGTEKORT en WO?
"77 Rond I960 het eind H8"
in ïeiiwe l°°n- mnde eUmde
In Alkmaar begint de
victorie van de snor
IN WONINGBOUW
GEEN STAGNATIE
Middenstand in
verkeerde hoek
v'
ZATERDAG 10 JULI 1954
PAGINA 9
Ieder krijgt de snor
die hij verdient
Albany eert Nijmegen
1^11(10 lil DCiadU j B Yyufp min;ster van Wederopbouw en mÊIÈÊ!ÈÈSÊÊm
<*v«.vr
vVü.
Minister H. J. B. Witte
Advertentie
„Waarschijnlijk in etappes. De huren
van de oude woningen liggen nu ge
middeld veertig percent hoger dan in
1940. Als de bouwkosten niet aanzienlijk
stijgen, zouden de economische huren
van de nieuwe woningen zich kunnen
stabiliseren op een niveau van 200 tot
270 percent boven die van 1940. Voor
de oude woningen zou het percentage
dan kunnen liggen by 200. Maar dat
hangt natuurlijk ten nauwste samen met
de vraag, of oude dan wel nieuwe wo
ningen meer gewild zijn. Als de keuze
eenmaal vrij is, bepaalt de gewildheid
van het object de markt."
„De noodzaak in korte tijd voorzienin
gen te treffen, heeft vaak geleid tot
een massale productie, waarin elk spoor
van een menswaardige bouwcultuur
zoek is. Bestaat excuseert U dit har
de woord, Excellentie deze dwang
tot het bouwen van troosteloze com
plexen nog in even hoge mate als di
rect na de oorlog?"
„Van dwang kan absoluut geen spra:
ke zijn. Iedereen mag bouwen, zoals hu
dat zelf wil, met dien verstande dat
de huren der woningwetwoningen aan
bepaalde maxima gebonden zijn. Ik geef
toe, dat dit zekere beperkingen oplegt.
Maar aan de bouwkosten van premie
woningen zijn geen beperkingen opge
legd. Bij deze woningen is de huur
prijs alleen afhankelijk van de kostprijs.
Als U van dwang wilt spreken, kan er
alleen van economische dwang sprake
zijn. Ook de premie bouwer kan zich
namelijk niet permitteren, huizen te
bouwen, die te hoge huren moeten op
brengen. Er zijn nog te veel goedkope,
ja zelfs veel te goedkope oude woningen
en de huren daarvan „bederven" de
markt. Daarom probeert men nieuwe
woningen te bouwen, waarvan de huren
niet zoveel hoger liggen. Aldus' verhin
dert de druk op de huren der oude
woningen een rendabele exploitatie van
dure nieuwbouw. U kunt ook zeggen
om even een stokpaardje van stal te
halen dat de oude huren het woon-
peil drukken. Deze toestand kan alleen
veranderen, als wij door hogere wel
vaart in staat gesteld worden, meer
huur te betalen."
„Maar is het geen ervaringsfeit,
Excellentie, dat de mensen niet meer
zoals vroeger bereid zijn, een rede
lijk deel van hun inkomen aan huur
te besteden?"
„Inderdaad. Daarom kan aan alle
verlangens ten aanzien van de woning
ook niet worden voldaan. Maar het te
genwoordige huurpeil ls nu eenmaal
een uitvloeisel van het totale loon-
en prijzenbeleid. In de huidige loon-
en prijspolitiek zit ook werkelijk niet
veel speling, vooral voor de lagere
inkomensgroepen niet. Om op hetzelf
de niveau te kunnen leven als vóór
de oorlog zou het inkomen ongeveer
verdrievoudigd moeten zijn. Maar wie
kan zich zo gelukkig noemen? Neemt
U bijvoorbeeld een arbeider in een
middelgrote stad. Die betaalde daar
vroeger gemiddeld 4,50 per week aan
huur, thans 6,- Voor een nieuw ge
subsidieerd huls van hetzelfde genre
moet hij 8,- neertellen. Wil hy een
beter huis hebben, dan moet hij zelfs
6,- èi 10,- per week betalen. Dit is
voor de meesten in verhouding tot de
huur van een vooroorlogs huis te veel".
„Geeft men ook niet de voorkeur aan
een oude woning, omdat die ruimer en
beter is, Excellentie?"
„Ik kan U de verzekering geven, dat
de nieuwe arbeiderswoningen tegen
woordig zeker doorgaans niet kleiner
en slechter zijn dan vroeger. Integen
deel. Toen werd trouwens voor de ar-
(Van onze cdrrespondent)
„Ik heb nog veel werk in'portefeuil
le. Al heb ik mijn ambt als hoogle
raar in Groningen neergelegd, het be
tekent zeker niet dat ik ga rusten.
Er moeten nog heel wat verslagen ge
maakt worden over verschillende tot
dusver gedane onderzoekingen. Zo zijn
er jaren achtereen opgravingen ge
daan in de stad Utrecht. De resulta
ten hiervan zijn nog steeds niet ge
publiceerd. Ook zal ik in de toekomst
nog wel verschillende onderzoekingen
verrichten, al zal dit werk wel moei
lijker voor rnjj worden. Archaeologie
is in vele opzichten een technische
wetenschap en er zijn allerlei materi
alen en apparaten voor nodig, die mij
nu niet meer zo gemakkelijk ten dien
ste staan. Op het ogenblik ben ik nog
bezig met onderzoekingen in Amster
dam en dit werk moet eerst nog af".
Wij zitten tegenover prof. dr. A. ,E.
van Giffen, de in geheel West-Europa
bekend geworden archaeoloog, die on
langs zijn afscheidscollege heeft gege
ven in verband met zijn aftreden als
hoogleraar in de praehistorie en de Ger
maanse archaeologie aan de Rijksuni
versiteit te Groningen.
In het Biologisch-Archaeologisch In
stituut, waar in de ruime zalen het ver
re verleden spreekt uit het overzichte
lijk geëxposeerde materiaal, belangrijke
vondsten uit langdurige en nauwgezette
onderzoekingen, stond prof. van Giffen
ons te woord.
De geleerde is 14 Maart j.l. zeventig
jaar geworden, maar men ziet het hem
niet aan. Gedurende zijn vruchtdragen
de leven heeft hij enorm veel activitei
ten ontplooid, tal van internationale con
tacten gelegd en al dat werk was moge
lijk, omdat de geleerde voortgestuwd
wordt door een grote liefde voor de ar
chaeologie.
Dr. Albert Egges van Giffen werd ze
ventig jaar geleden te Noordhorn gebo
ren. HÜ studeerde biologie aan de Uni
versiteit ie Groningen en oudheidkun
de te Leiden en promoveerde in 1913.
In 1917 werd hij conservator Zoölogie
aan de Groningse Universiteit. Reeds
in 1909 werd het wetenschappelijk toe
zicht op terpen toevertrouwd aan de
jeugdige drs van Giffen en hij werd
toen reeds geschetst als „een man die
toegerust was met veel kennis." Het
terpenonderzoek werd destijds gesteund
door het Natuurkundig Genootschap te
Groningen, het Universiteitsfonds, het
Museum van Oudheden te Groningen,
het Friesch Genoootschap te Leeuwar
den, de Geologische Commissie van de
Kon. Akademie van Wetenschappen te
Amsterdam en de Regering van het
Groothertogdom Oldenburg.
In 1120 werd dr. van Giffen directeur
van het Biologisch-archaeologisch
instituut der Rijksuniversiteit te
Groningen, in 1930 werd hij Lector in
de praehistorie en de Germaanse Ar
chaeologie, in 1919 buitengewoon hoog
leraar te Groningen en in 1946 ook in
Amsterdam aan de Gemeentelijke Uni
versiteit.
In het Noorden heeft prof. van Gif
fen een werkplaats gesticht voor on
derzoek, die een grote faam heeft
gekregen ver buiten de landsgrenzen.
In de historie van de wetenschap zal
worden opgetekend dat Groningen in
het tweede kwart van de 20e eeuw
de beoefening van de Nederlandse
praehistorie heeft beheerst.
Het toezicht op de Rijks- en pro
vinciale hunnebedden hoopt prof. van
Giffen te blijven uitoefenen. Verder wil
hij spoedig beginnen aan het grote ver
slag van het terpenonderzoek. Zo hier
en daar zullen dan nog wat onderzoe
kingen gedaan worden, o.m. in Aduard.
Tenslotte hoopt deze archaeoloog nog
wat te kunnen reizen door binnen- en
buitenland om eens een kijkje te nemen
hjjoudheidkundige onderzoekingen,
die door collegae worden gedaan.
Bij de herdenking van het tweede
eeuwfeest van de stichting van Albany
in de staat New York heeft het stads
bestuur van Albany besloten de Union-
medal toe te kennen aan de Nijmeegse
journalist Piet Biesthorst.
Volgens de burgemeester van Albany
wil zijn stad in het verlenen van deze
onderscheiding aan de heer Biesthorst,
die redacteur van „De Gelderlander" is,
de gehele bevolking van Nijmegen eren
voor de prettige betrekkingen tussen
Nijmegen en Albany, dat kort na de
bevrijding Nijmegen heeft geadopteerd.