BEECKESTEYN, ontluisterd landgoed
langs de weg Haarlem-Velsen
**Jectrische installaties
LUIDSPREKENDE
TELEFOON-INSTALLATIES
Agnietje en de Geelvinck s van Oosterhout
Haarlemmer in opstand tegen
parvenu's
N
Mgr. Huibers 55 jaar priester
DE WEEK IN STAD EN STREEK
heringa wuthrich
Bisschop met zorgzaamheid van
waarachtige herder
Herstel mogelijk en verantwoord
De prettige buren
GESCHIKT VOOR CONFERENTIE-OORD,
ONTVANGST-CENTRUM EN MUSEUM
SffiWrWK?™
Herinneringsbord
SCHOOLBOEKEN
ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1954
PAGINA 3
Benijdenswaardig bezit
Liever geen ziekenhuis
BIJ „VAN GELDER"
EEN LIEFDE IN DE HAARLEMMERHOUT
TWEE EMERITI
JUBILEREN
Het feest van pastoor
A. Suidgeest en pastoor
J. F. van der Meer
\r H. DE VRIES
RADIO MOORS
Ontluisterd, en gehavend staat
daar het oude „Beeckesteyn".
Wellicht zal onze tijd er een mo
derne bestemming aan weten te
geven.
e haastige automobilist, die zijn gaspedaal wat dieper intrapt in de
1 hoop nog juist de pont te kunnen halen, zal geen tijd hebben om er
naar te kijken. Maar alle overige, minder haastige weggebruikers,
Vinden op hun weg van Haarlem naar Velsens ponten aan de linkerkant van
de weg, schuil gaand onder een smerig groene camouflage-kleur, „Beecke-
s*eyn", een van de landgoederen, die in vroeger eeuwen tezamen het zege-
Dralend Kennemerland vormden. Op dit landgoed speelt zich de historie af,
die Marie van Zeggelen beschrijft in haar boek „Een liefde in Kennemer-
Und". De bezetter liet het als een ruïne achter. De tand des tijds, baldadige
Jeugd en grijpgrage vingers, belust op het daklood, deden de rest. Reeus
sedert jaren hebben regen en wind vrij spel in wat eens tot de luister be
hoorde van Noord-Kennemerland. Er is geen beschermende hand meer naar
Uitgestoken Het staat er, ontdaan van alle luister, gehuld in de grauw-groene
hekledin- waarmee de bezetter het aan het oog probeerde te onttrekken. En
aan d» nverkant van de weg zijn enorme bulten van bergen opgeworpen,
houwt de mens van de 20ste eeuw een tunnel onder het Noordzeekanaal. Die
zelfde moderne mens, levend in de eeuw der techniek, zal te beslissen heb
ben of Beeckesteyn als herinnering, als zeldzame herinnering aan wat eens
^fepralend Kennemerland gestalte gaf, bewaard zal d ij
Er is, samengesteld door een com
missie van deskundigen, een rapport
over Beeckesteyn verschenen, dat de
leden van de gemeenteraad van Vel-
een. die hierover Dinsdagavond in
eerste instantie gaan discussiëren, tot
zal, diene.n- In dit rapport
L architectonische vormgeving
yan het huis met de bijgebouwen op
zichzelf reeds als hoogst belangrijk en
Waardevol aangemerkt. Het is niet en
kel representatief voor de 18e eeuwse
houwkunst, doch bovendien naar het
algemeen oordeel van deskundigen
daarvan een uitzonderlijk fraai voor
beeld. Het behoud van Beeckesteyn is
daarom van zo groot belang, omdat
het een der laatste overblijfselen is
\an de honderden buitens, die Neder-
land in de 17e en 18e eeuw hebben
gesierd en waarvan er niet minder dan
een 60-ta) in de naaste omgeving van
v eisen hebben gestaan.
Naar de mening van de commissie
's de cultuurhistorische waarde van
beeckesteyn zó groot, dat de vraag
Of daarvoor thans of later een hestem-
dat dè Commissie m ,ne^emt niet weg'
felsen van oordeel B' en W' van
meerdere redenen ls> dat er om
vraag of Vonr r> aar)leiding is om de
Beeckesteyn een be-
schappelijk verband bewaren van deze
oude architectuur.
De commissie is van mening, dat
de bestemmingsmogelijkheden vrij be
perkt zijn, omdat daarvoor slechts in
aanmerking komt een gebruik, dat niet
strijdig is met het karakter van huis
en omgeving. Een aantrekkelijke be
stemmingsmogelijkheid lijkt de com
missie Beeckesteyn te doen inrichten
als conferentie-oord, waarbij de bijge
bouwen als oyernachtings-accomodatie
en de oranjerie als aula zouden kun
nen worden benut. Het aansluitend ter
rein ondersteunt deze bestemming op
ideale wijze. Door een combinatie met
een andere bestemming^mogelijkheid,
n.l. die van ontvangstcentrum voor
gemeentelijke en andere instanties of
belangrijke bedrijven, zou bovendien
een oplossing gevonden kunnen worden
voor de problemen, die thans op dit
punt bestaan. Voor een gemeente van
de grootte en importantie als Velsen
zal een dergelijk representatief gebou
wen-complex en park als dat van
Beeckesteyn een benijdenswaardig be
zit zijn waarbinnen na verloop van
enkele jaren velerlei activiteit op me
nig gebied zich stellig zal ontwikkelen.
In verband hiermede heeft de com
missie zich ook afgevraagd of er geen
aanleiding zou bestaan om Beeckesteyn
te doen inrichten als museum. Teza
men met Beverwijk is Velsen ongetwij
feld te beschouwen als een regionale
kern, die volkomen losstaat van de
steden Amsterdam en Haarlem. An
ders dan deze steden echter beschikt
Velsen (en evenmin Beverwijk) over
een museum voor de schone kunsten
en in het kader van de pogingen, die
door het gemeentebestuur en speciaal
door B. en W. worden gedaan voor de
ontwikkeling van het culturele peil van
de Velsense samenleving, zou de stich
ting van een museum stellig verant
woord zijn, al zal vanzelfsprekend de
inrichting daarvan vanwege de kosten
slechts in langzaam tempo kunnen ge
schieden.
Het komt de commissie verder
voor, dat ook een combinatie van
conferentie-oord, ontvangst-centrum
en museum mogelijk is. In deze
combinatie zouden in Beeckesteyn
bovendien exposities van diverse aard
gehouden kunnen worden. Concurren
tie met plannen van andere instel
lingen en organisaties behoeft naar
de mening van de commissie niet
te worden gevreesd, omdat het voor
Beeckesteyn gedachte museum een
eigen karakter zal kunnen dragen.
Dat Beeckesteyn enigermate excen
trisch zou liggen, zal naar het oordeel
van de commissie geen overwegend be
zwaar kunnen opleveren. Museumbe-
zoek is vrijwel nooit een toevallig be
zoek van passerenden en zij, die een
expositie wensen te gaan zien, laten
zich stellig niet door de ligging van
het doel van hun voorgenomen bezoek
weerhouden.
De commissie heeft tenslotte nog na
gegaan of wellicht ook inschakeling
van Beeckesteyn in de eventuele plan
nen tot bouw van een nieuw zieken
huis mogelijk zou zijn. Zij meent, dat
zulks zeker het geval is, mits terwille
van het ongeschonden behoud van het
unieke karakter van huis en park, geen
opstallen worden geplaatst binnen het
centrale parkplan. Overigens is het
niet onverschillig op welke wijze een
ziekenhuisbouw tot stand zal worden
gebracht. Indien de stichting van een
ziekenhuis op het overblijvende terrein
mogelijk zou zijn, zou naar de me
ning van de commissie het huis Bee
ckesteyn zeker als administratiege
bouw of wellicht ook als zusterhuis
dienst kunnen doen. Dat een dergelijke
bestemming minder aantrekkelijk is
dan een van de eerder voorgestelde
bestemmingen, behoeft volgens de com
missie geen betoog.
Huis ,en park moeten volgens de
commissie als één geheel gezien wor
den. Zij vindt het van het grootste
belang, dat restauratie van het huis
onverbrekelijk verbonden is aan een
herstel van de oorspronkelijke parkaan-
leg, Mocht de gemeente geen van de
door de commissie aanbevolen bestem
mingen kunnen overnemen, dan nog
zal een aanvaardbare bestemming zich
te zijner tijd ongetwijfeld presenteren.
De voortschrijdende uitbreiding en ont
wikkeling van de gemeente maakt het
aannemelijk, dat de door restauratie
verkregen ruimte binnen afzienbare
tijd een nuttig gebruik zal vinden.
Indien men er toe zou kunnen be
sluiten huis en park gezamenlijk te
herstellen, zou men de beschikking krij
gen over een hier te lande, als elders,
uniek complex, getuigende van de cul
turele en historische glorietijd van ons
land. Gezien het feit, dat in Beecke
steyn het enige buiten bewaard is ge
bleven, waar de twee-eenheid huis en
tuin nog aanwezig is, moet het herstel
als een daad van het hoogste belang
worden beschouwd. Gelet op de zeer
belangrijke historische en culturele
waarde van het huis Beeckesteyn, zal
naar de mening van de commissie al
les moeten worden gedaan om dit
laatste en unieke restant van het „ze
gepralend Kennemerland" voor de toe
komst te behouden, ook indien zulks
zware geldelijke offers zou vergen. Als
tijdelijke bewaarder van het door vori
ge geslachten nagelaten cultuurbezit
rust op het thans levende geslacht de
plicht dit bezit in stand te houden en
ongeschonden aan de later levenden
over te dragen.
stemming kan - --
het onderzoek ,!VOrden aangewezen, in
nog daarselatl betrekken. Immers
lijk gezien len> dat het maatschappe-
nuttiffl Onverantwoord te achten is,
ruimte, die een gerestau-
de
reerd
eebrniwefc'festeyn zou opleveren, on-
riio laten, zal een gebruik van
ruimfo .j. nan het
omgeving,
j - meer levendmaken. Daar-
,°or zal het nog meer voldoen aan
"at oogmerk ter bereiking waarvan de
restauratie ter hand genomen zou moe
ren worden n 1. het in levend maat-
karakt'lrn'e' m'ts aangepast
akter van bouwwerk en o
geheel
Advertentie
HAARLEM
hl het begin van dit jaar besloot de
Infectie van Van Gelder's Papierfabrie-
om aan personeelsleden die de Ven-
^"(schap met pensioen verlaten, een klei-
herinnering mee te geven in de vorm
een wandbord in Delfts blauw.
.het bord dat vervaardigd wordt door
bekende plaeteelfabriek, heeft een
k'Smeter van 29 cm. In het middenvak
l?vindt zich een tekening van een oud-
"tlandse schepkuip, met op de achter
end een grote rol papier op de kern,
{dat men hierop de tegenstelling ziet
het verleden en het heden. In de rij-
j randversiering komen een drietal
motormerken voor, zoals deze vroeger
en nu nog slechts sporadisch
f^den gebruikt, terwijl onder in de
e "d het monogram van V.G.Z. is aan
dacht.
V0, nsl°tte bevat het middengedeelte de
blende woorden;
lev r herinnering aan uw werkzaam
j5" bij Van Gelder Zonen N.V." en
din naast de ïaartallen van indiensttre-
g en vertrek, terwijl eveneens aan
leny°°rzijde de naam van het betref-
Personeelslid wordt vermeld.
V.Q®~r het aantal gepensionneerden van
doenf zeer groot is, is het helaas on-
lie,.; 1Jk om aan ieder hunner alsnog een
direct'eringsbord te Seven, waarom de
i>Gn J®. hesioot, om hiermede te begin
niet Dee' degenen, die na 1 Januari 1954
*eiki "*°en zijn gegaan. De eerste uit-
Dlaatsv;-..?®! ongeveer eind Augustus
e dir ?n'
riUllen ooi'6 ho°Pt, dat zij die dit bord
tijd z„nangen' zich nog vele iaren
°nderr,„ herinneren, welke zij aan
thing hebben gewerkt.
a hun trouwen zijn Johan en Agnietje gaan wonen in een statig en
deftig koopmanshuis aan de Kleine Houtweg. We zouden hen nu lang
en gelukkig kunnen laten leven en zelf op een ander onderwerp over
gaan, ware het niet, dat onze belangstelling voor het gewone leven van alle
dag in de zeventiende eeuw ons er toe brengt met een zekere nieuwsgierig
heid het jonge paar te blijven volgen. De wittebroodsweken zijn met feestjes
en partijen voorbijgegaan. Er komen nu dagen, dat Agnietje en Johan alleen
zijn in hun gezellige huis, naar beider smaak ingericht en door kunstwerken
van vrienden en tijdgenoten gesierd. Op zekere dag betrappen wij hen op
een vrij scherpe woordenwisseling. Klaarblijkelijk meent Johan zijn vrouw
iets te moeten verwijten. Agnietje verweert zich koppig, omdat ze zich zeker
van haar zaak voelt. De reden van deze onenigheid? Agnietje's bezoeken bij
de buren, wat verder weg, helemaal aan het einde van de Kleine Houtweg.
Ze frequenteert de Geelvincken van Oosterhout, hetgeen niet naar de zin is
van de deftige Haarlemse brouwerszoon, die Johan is. Natuurlijk zal hij wel
bijdraaien, tien tegen een, dat Agnietje straks aan de arm van Johan bij de
Geelvinck's een bezoek gaat afleggen.
Ieder ander zou er zeer op gesteld
zyn door de Amsterdamse burgemees
tersfamilie ontvangen te worden, maar
an rnompelde zoiets van parvenu's.
„Kijk eens, Agniet, dat je een keer bij
^emensen op beleefdheidsvisite geweest
Dent, is tot daar aan toe, maar meen
Veen welg<?stelde Haarlemse
familie, die eeuwenlang van betekenis
was m de stad, de mindere is van
die door allerlei practjjken rjjk gewor
den kooplieden als de Geelvinck's'' Hij
ging er voor zitten. „De grootvader
van jouw aangebeden burgemeester van
Amsterdam, was een eenvoudig schip
pertje. Zijn vader heeft met de wa
tergeuzen gekaapt, trouwde met een
dienstmeisje en begon een winkeltje in
erwten en bonen en scheepsvictualiën
od de Nieuwendijk.
„Maar toen hu m 1624 stierf, zat hü
toch maar fijntjes op de Herengracht."
gooide Agnietje er verstoord tussen.
„Dat watergeusschippertje had blijk
baar meer hersens en zakengeest in
zijn hoofd dan menige opgeblazen Haar
lemse brouwer."
Johan deed of hij haar niet hoorde.
Hij glimlachte flauwtjes. „De zoon van
de watergev.s, dat heerschap van Oos
terhout", vervolgde hij, ,,is volgens vrij
algemeen bekende gegevens de man ge
worden door zeeroverij."
„Dat is schandelijk overdreven we
dervoer Agnietje. „Hij heeft hard ge
werkt, zette met een paar familieleden
een Compagnie op touw, en heeft in
zijn jeugd jarenlang op de Geelvinck
gevaren, het schip, waarmee hi) ruk-
dommen verdiende."
.Door aan vriend en vijand te leve-
ren en de roof niet te schuwen,"liet
Johan er koppig op volgen.
,,De geoorloofde handelsmoraal in heel
Holland," wist Agnietje.
„Is de zaak daarmee goedgepraat,"
vroeg Johan, en het vraagteken was
groot.
„Het is niet aan ons dit op te lossen,"
water. Bijzonder mooi was namelijk de
verbinding over het IJ langs Spaarn-
dam en Haarlem naar de Hout. De
waterweg zal door Geelvinck wel het
meeste gebruikt zijn, wanneer hij na
de beslommeringen in de stad de rust
van zijn buiten zocht.
JAN B.
(Foto Nell Herbert)
Nog vers in onze herinnering ligt
de glorieuze tocht, die mgr. J.
P. Huibers door de Bollen
streek naar zijn bisschopsstad Haar
lem maakte, enkele uren vol zon en
licht, aan de vooravond van zijn gou
den priesterfeest.
Dat is nu vijf jaar geleden en nog
steeds mogen zijn diocesanen in hun
bisschop een episcopus, dat wil zeg
gen een „opziener", begroeten die met
indrukwekkende vitaliteit zijn bis
dom doortrekt, vormend en predi
kend, met de zorgzaamheid van de
waarachtige herder.
Hoge ouderdom is een zegen en een
last tegelijk; mgr. Huibers torst die
last met mannelijke kracht en draagt
er aldus toe bij, hem in zijn zorg je
gens anderen ten zegen te doen zijn.
De jaren door, en in welke functie
ook, heeft het katholieke volk in mgr.
Huibers allereerst de pastorale figuur
gezien, de bezorgde en hartelijke
mens, die de volheid van, het pries
terschap ontving in het bisschops
ambt.
Geboren in Amsterdam op 15 Novem
ber 1875, werd mgr. Huibers op 15
Augustus 1899 tot priester gewijd. Pre
cies een maand later kwam zijn benoe
ming tot kapelaan in Moordrecht en
drie jaar lang heeft de jonge priester
daar kunnen werken, totdat hij op 18
Augustus 1902 geroepen werd naar Lei
den, de stad, waarmede hij door fami
lieband zo nauw verbonden was. In de
oude Mon Père-parochie en onder lei
ding van de onvergetelijke Deken Des-
sens, bij wiens overlijden in 1929 hij
zulk een magistrale lijkrede zou houden,
werd hij de volkskapelaan in de ware
zin van het woord. En met dankbare
herinneringen denkt de bisschop nu nog
terug aan die mooie jaren, waarin hü
o.m. mede-oprichter was van de „Vrien
denkring" en directeur van zijn gelief
de Aartsbroederschap der H. Familie.
Ook de Sleutelstad zag hem slechts
drie jaren binnen haar singels, want
op 21 September 1905 vertrok kapelaan
Huibers naar het klein seminarie „Ha-
geveld", toen nog gevestigd te Voorhout.
Wie ook nu nog de goed gescyleerde
zinnen beluistert, waarmede mgr.
Huibers zijn gehoor toespreekt, zal
zich er niet over verbazen, dat de
jonge leraar daar o.m. Nederlandse
literatuurgeschiedenis en rhetorica do
ceerde. In zijn Hageveldse studenten
tijd vervulde hij verschillende rollen
in tragedies, en was het dus wonder,
dat hij als leraar belast werd met
de leiding van het studenten-toneel?
Sinds Vondels tijd was „Samson" niet
meer gespeeld en de talentvolle regis
seur was de eerste, die het spel weer
op het toneel bracht.
Die eigen wereld, waarin de leraar
zich tevens de pastor toonde bij de vor
ming der seminaristen, moest verlaten
worden, toen hij op 7 Mei 1916 kape
laan werd in „De Liefde" te Amster
dam, de stad van zijn geboorte; echter
met de opdracht een nieuwe parochie
voor te bereiden. Die Amsterdamse tijd
is al even gelukkig geweest, maar moei
lijk tevens. Want al kreeg de bouw van
van de kerk in de Chasséstraat, toege
wijd aan Onze Lieve Vrouw van Altijd
durende Bijstand, haar beslag, pastoor
Huibers, als zodanig benoemd op 20 Oc
tober 1917, stond voor de niet eenvoudi
ge taak van zijn jonge parochie een
hechte gemeenschap te maken. Of hij
daarin geslaagd is? Vraag het de men
sen van de Chassé en zij zullen u zeg
gen; hij was een echte pastoor. Node
zagen de Amsterdammers in West hun
pastoor vertrekken, toen hij op 11 Au
gustus 1928 tot Deken en pastoor van
Hoorn werd benoemd.
De West-Friezen hebben kunnen er
varen, met hoeveel belangstelling hun
Deken-Pastoor met hen meeleefde, ac
tiviteiten stimulerend en initiatieven
steunend. Voor hen was het eigenlijk
geen verrassing, dat hun geestelijk lei
der werd geroepen tot het bisschops
ambt.
Op 16 December 1935 kwam het
bericht, dat Deken Huibers be
noemd was tot bisschop van
Haarlem als opvolger van mgr. J. D. J.
Aengenent; op 13 Januari 1936 kwam
hij naar Haarlem en op 11 Februari
van datzelfde jaar werd hij tot bisschop
gewijd.
Ruim achttien jaar zetelt mgr. Hui
bers nu op de bisschoppelijke zetel.
Zijn episcopaat, dat reeds in de moei
lijke crisisjaren begon, werd verzwaard
in de drukkende bezettingstijd en kreeg
in de na-oorlogse tijd te kampen met
problemen, die haast bovenmenselijk
schenen. Wij doelen hier op de crisis,
die het geestelijk leven thans doormaakt
en op het grote gebrek aan kerken.
Toen de bisschop op 10 Maart 1936
zijn eerste kerk consacreerde de Sint
Petruskerk te Leiden kon hij niet
vermoeden, dat hem met de kerkenbouw
zulke zware zorgen te wachten zouden
staan.
„Helpt de bisschop kerken bouwen"
is een slagzin geworden, die een kind
thans verstaat. Onvermoeibaar en als
nog in de kracht van zijn jaren trekt
mgr. Huibers naar alle streken van
zijn bisdom om een nieuwe kerk te
consacreren, steeds weer een langdu
rige en vermoeiende plechtigheid.
Heel het diocees zal Zaterdag 15 Au
gustus met zijn bisschop meeleven en
velen zullen ongetwijfeld tegenwoor
dig zün bü de pontificale Avondmis,
welke de bisschop die dag zal op
dragen op het terrein van „Hageveld"
te Heemstede.
Van kerkelijke zijde kwam de waar
dering voor zün werk door zijn benoe
ming tot assistent-bisschop bij de pau
selijke troon in 1948 en tot ere-kanun-
nik van het kapittel van Gent in 1947.
De burgelijke overheid eerde hem bü
zün benoeming tot Ridder in Orde van
de Nederlandse Leeuw in 1938 en later
bü zün gouden priesterfeest, toen hü
in diezelfde Orde bevorderd werd tot
Commandeur. De toewijding en liefde
van zün diocesanen zullen tenslotte de
bisschop ervan overtuigen, dat zijn werk
onder alle moeilü'kheden tot zegen
strekt.
Zondag 15 Augustus zal het 65-jarig
priesterfeest gevierd worden van de
zeereerw. heer A. Suidgeest, emeritus
pastoor van Hem en Venhuizen, thans
woonachtig in Huize „Sint Agnes" te
Voorhout. De jubilaris zal 's morgens
om 8 uur een stille H. Mis opdragen, om
half 10 draagt pastoor P. Vollebregt de
plechtige H. Mis op.
Het feest van emeritus-pastoor J. F.
van der Meer (60 jaar priester) wordt
die dag gevierd met een plechtige H.
Mis om 9.15 uur in de Dekenale kerk
aan de Jansstraat te Haarlem. De offi
ciële receptie wordt 's middags gehou
den van 14.30 tot 15.30 uur in het R.K.
Militair Tehuis aan het Donkere Begijn
hof te Haarlem.
Advertentie
voor alle inrichtingen voor ouderwijs
SCHOOLBOEKHANDEL
Jiicobijncstruat j Ged. Oude Gracht 2717a
PHIU
RADIO
Advertentie
Van ouds bekend. Tel. 14601»
Officieel Philips-reparateur
Kruisstraat 38 - Haarlem
stelde Agnietje scherp. „Geelvinck is
nu burgemeester van Amsterdam, lid
van Gecommitteerden. Hij heeft een
prachtige staat van dienst. Een man
om respect voor te hebben."
„Een parvenu als alle anderen van
zijn soort," bromde Johan. „Wat doen
die heren? Hun burgerlüke naampjes
veranderen, schilders hun uitgestreken
gezichten op schutters- en regenten
stukken laten vereeuwigen, kastelen en
buitenplaatsen voor een krats van ver
lopen adel overnemen en bü een buiten
landse vorst bedelen om 'n titel. Bah!
Ik veracht deze mensen."
„Wanneer je de Geelvincken gespro
ken had, zou je er heel anders over
denken. Het zün prettige mensen, die
zich op de verworven titels en rükdom-
men niet laten voorstaan. Het is er
gezellig in huis. Ga een keer mee en
kom dan op je oordeel terug."
„Ik zou in de kortste keren ruzie heb
ben," sprak Johan tegen.
„Dat denk je maar. De Geelvincken
zijn verstandig genoeg om te weten, hoe
een lid van een eerbiedwaardig ge
slacht voor zich in te nemen. Bedenk
bovendien, dat jü alles wat je bezit
eenvoudig geërfd hebt en bewonder
dan de goede smaak van mensen, die
jü parvenu's noemt."
We laten de jonggehuwden met hun
kibbelpartij alleen. We zün er immers
van overtuigd, hen straks bij Jan Geel
vinck hun opwachting te zien maken.
Is de doopceel van deze Amsterdam
mer gelicht, ons interesseert nu te we
ten, hoe hü er toe kwam zich even
buiten Haarlem een huis te laten bou
wen. 3"en dele is het ons bekend, want
toen we in deze opstellen-reeks langs de
buitenplaatsen van de gouden eeuw
zwierven, is het ons duidelpk geworden,
dat de rük geworden Amsterdammers
seizoen-forensen werden, om tenminste
in de zomermaanden de beklemming
van de stad te ontvluchten en in de
vrüe natuur te zün. Niet alleen de
Amsterdammers deden zo, ook de Haar
lemse brouwers lieten buitenplaatsen
in de omgeving van de stad bouwen.
Jan Geelvinck deed dus wat de gewoon
te van zün stand was, toen hü een groot
weiland tussen Hout en Spaarne, nog
gelegen onder de jurisdictie van Heem
stede, in 1632 kocht,om daarop, nadat
bomen waren geplant, enkele jaren later
een niet te groot, maar aardig buiten
te stichten, dat hij Oosterhout noemde.
Het huis was uit Amsterdam gemakke
lijk per karos te bereiken. Ook over 't
Pastoor Van der Meer, vitaal en
vol levenslust; voorwaar geen cle-
ricale balling!
Wie kent in Haarlem niet de
bijkans onverslijtbare pas
toor Van der Meer? Zestig
jaar priester - „sjonge, dat is me
wat," zegt hij zelf maar het
formele „emeritus" geldt voor
hem toch maar ten dele. Met zijn
vier en tachtig jaren „sjonge,
waar haalt een mens die jaren van
daan," zegt hij zelf is hij per
slot de jongste kapelaan van de
dekenale parochie.
Vitaal en vol levenslust houdt hij
contact met de jachtende wereld
om hem heen, hij staat er midden
in, er wel voor zorgend, dat zijn
kamer in de pastorie aan de Jans
straat een rustpunt is voor velen,
die wat op verhaal willen komen.
In die oase van hartelijkheid en
vriendschap is hij een voortreffe
lijk gastheer en wellicht daarom
telt hij nog zovele vrienden en
worden er nog dagelijks mensen
aan die kring toegevoegd.
Hij is in geen geval een cleri-
cale balling, die op een eenzaam
eiland toeft, hij heeft niet afge
daan om vergeten te worden en
wanneer hij in zijn oude parochie
van Driehuis, van waaruit hij ne
gentien jaar geleden met emeri
taat ging, terugkeert, dan klinkt
nog over straat „Hallo Anna, hé
daar Hein, hoe gaat het met' jul
lie?"
Ja, pastoor Van der Meer is
onverslijtbaar. In die zestig jaar
is de ene vriend na de andere hem
ontvallen „sjonge, wat zijn er
toch al veel doodgegaan," zegt hij
zef maar steeds weer zijn de
open gevallen plaatsen aangevuld
met nieuwe krachten, die een slag
orde vormen rond deze priester
van de oude garde, een generaal,
die nog weet te commanderen en
gul is met onderscheidingen, waar
dit van pas komt.
Die onderscheidingen worden dan
gegeven in de vorm van verzen,
ernstig of uitbundig, vol vrome
hulde of met kostelijke toespelin
gen, liederen met of zonder refrei
nen, en de opgeruimde emeritus
heeft niet geaarzeld ons een hulde-
lied voor pater Borromaeus de
Greeve voor te zingen, geïnspireerd
op het bekende „Marleentje", zij
het dan, dat hier sprake was van
Borromeentje.
De jubilerende pastoor heeft wat
van de wereld gezien, en daarom
kan hij vertellen, lange verhalen,
waarin het vereden ook voor de
bezoeker gestalte krijgt en als in
een panoramische projectie voor
ogen wordt getoverd. Dat levert
dan een spannend verhaal op, men
selijk door de stille verdrietighe
den en fanfaronnerende feestklan
ken, een verhaal ook, dat culmi
neert in de pastorie van Driehuis,
waaraan zovelen, ook de Santpoor
ters, die toen nog onder zijn pas
torale zorg vielen, hun eigen her
inneringen bewaren.
Dat hoogtepunt is nu verleden
tijd, maar men kan toch moeilijk
zeggen, dat de neergang gekomen
is. De rust is pastoor Van der
Meer gegund, doch graag ziet hij
die rust verstoord om met een
glas fonkelende wijn te klinken of
de kaarten te schudden. Vraagt u
hem maar, hoe skaat gespeeld
moet worden en hij zal u de spel
regels uitvoerig op papier neerzet
ten. Wees dan echter ook het vers
je indachtig, dat hij voor vriend
Borromaeus schreef en dat luidt;
Is hij in vriendenkring gezellig
aan het spel
Wees dan gewaarschuwd en
let wel.
Hij jaagt je duiten
Je broekzak buiten
Ook daarin is hij o zo fel.
Deze feestelijke en gelukkige
„oude dag" is aan pastoor Van
der Meer wei-besteed. Hij mag te
rugzien op een gezegend priester
leven, voor zijn volk en voor hem
zelf, en daarom zullen ook velen
Zondag 15 Augustus naar de deke
nale kerk aan de Jansstraat trek
ken, waar de plechtige hoogmis
wordt gezongen. Op wens van deze
grote bewonderaar van Pius X
„sjonge, wat een pracht-mens,"
zegt hij zelf zal deze plechtig
heid opgeluisterd worden door
volkszang.
„Ik moet niet alleen juichen,
heel het volk moet juichen!" Zo
is het, pastoor.
Hoe rustiek en even hartelijk
ging het er toe, toen ik een
bezoek bracht aan pastoor
Suidgeest, emeritus in Huize St.
Agnes te Voorhout. De nestor van
de Haarlemse clerus 15 Augus
tus is hij 65 jaar priester slijt
daar in rust zijn laatste levensja
ren; een meditatieve figuur met
de kentekenen van een dorpspas
toor van het goede slag. De ouder
dom en niet minder de arbeid van
vijftig jaren heeft deze mens ge
tekend. De stilte van vijftien volle
jaren, die hem na zijn afscheid
van Hem en Venhuizen zijn ten
deel gevallen, heeft hem toch niet
vervreemd van het leven, maar
Pastoor Suidgeest, meditatieve fi
guur met de kentekenen van een
dorpspastoor van het goede slag.
het is allemaal zo anders gewor
den.
„Ja, ja," zegt hij bedachtzaam,
„helemaal anders." En met een
stevige klap op zijn knie verzekert
hij met nadruk: „En altijd gelopen
meneer. Daar is geen fiets aan te
pas gekomen."
Zo'n onderhoud met een vergrijs
de priester gewijd in de eerste
jaren van het episcopaat van mgr.
Bottemanne heeft een eigen be
koring. Deze man was student in
de dagen van de tachtigers, hij
was een jong priester, toen het
„rijke roomse leven" begon te
ontbloeien, toen de kerktorens in
het Hollandse polderland de hori
zon gingen accentueren, toen alles
nog in evenwichtige groei was.
De kuitbroek heeft hij met ere
gedragen evenals de lange pand
jesjas, hij behoort tot de oudsten
onder de ouderen uit een tijdvak
dat wij nu romantisch noemen.
Maar het leven van pastoor Suid
geest is niet alleen romantiek ge
weest. Wel keren die tijden en
met heimwee denkt hij daaraan
terug nooit meer terug.
De bromfietsende priester accep
teert hij wel, maar niet in zijn
eigen leven. Dat zal de stempel
dragen van zijn enige persoonlijk
heid en in zoverre heeft hij afstand
gedaan van het moderne leven.
Telkens frappeert het mij, hoe
juist de oude garde de schone let
teren kan waarderen, hoe deze
mensen daarin hun vreugde heb
ben gevonden en nog vinden, en
natuurlijk schrijft ook pastoor Suid
geest verzen. Gisteren stuurde hij
mij een gedicht, dat hij deze week
heeft gemaakt, een ernstig medi
tatief vers, waarin hij. Maria's
Hemelvaart voor zichzelf een ge
lukkig voorteken vindt.
„Het barnen der gevaren
doet ons naar Haar opstaren,
o, bid voor ons zondaren."
Zo begint het vers, simpel en
in blokletters geschreven. Wij spre
ken niet meer van „barnen", wij
kennen alleen brandende gevaren,
maar het is goed eens plotseling
in die barnende dagen rond de
eeuwwisseling verplaatst te wor
den. Het is goed ook met pas
toor Suidgeest te praten, een rij
zige gestalte uit het verleden,
nu de nestor in
het Haarlemse dio-
cees.