BEECKESTEYN, ontluisterd landgoed langs de weg Haarlem-Velsen **Jectrische installaties LUIDSPREKENDE TELEFOON-INSTALLATIES Agnietje en de Geelvinck s van Oosterhout Haarlemmer in opstand tegen parvenu's N Mgr. Huibers 55 jaar priester DE WEEK IN STAD EN STREEK heringa wuthrich Bisschop met zorgzaamheid van waarachtige herder Herstel mogelijk en verantwoord De prettige buren GESCHIKT VOOR CONFERENTIE-OORD, ONTVANGST-CENTRUM EN MUSEUM SffiWrWK?™ Herinneringsbord SCHOOLBOEKEN ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1954 PAGINA 3 Benijdenswaardig bezit Liever geen ziekenhuis BIJ „VAN GELDER" EEN LIEFDE IN DE HAARLEMMERHOUT TWEE EMERITI JUBILEREN Het feest van pastoor A. Suidgeest en pastoor J. F. van der Meer \r H. DE VRIES RADIO MOORS Ontluisterd, en gehavend staat daar het oude „Beeckesteyn". Wellicht zal onze tijd er een mo derne bestemming aan weten te geven. e haastige automobilist, die zijn gaspedaal wat dieper intrapt in de 1 hoop nog juist de pont te kunnen halen, zal geen tijd hebben om er naar te kijken. Maar alle overige, minder haastige weggebruikers, Vinden op hun weg van Haarlem naar Velsens ponten aan de linkerkant van de weg, schuil gaand onder een smerig groene camouflage-kleur, „Beecke- s*eyn", een van de landgoederen, die in vroeger eeuwen tezamen het zege- Dralend Kennemerland vormden. Op dit landgoed speelt zich de historie af, die Marie van Zeggelen beschrijft in haar boek „Een liefde in Kennemer- Und". De bezetter liet het als een ruïne achter. De tand des tijds, baldadige Jeugd en grijpgrage vingers, belust op het daklood, deden de rest. Reeus sedert jaren hebben regen en wind vrij spel in wat eens tot de luister be hoorde van Noord-Kennemerland. Er is geen beschermende hand meer naar Uitgestoken Het staat er, ontdaan van alle luister, gehuld in de grauw-groene hekledin- waarmee de bezetter het aan het oog probeerde te onttrekken. En aan d» nverkant van de weg zijn enorme bulten van bergen opgeworpen, houwt de mens van de 20ste eeuw een tunnel onder het Noordzeekanaal. Die zelfde moderne mens, levend in de eeuw der techniek, zal te beslissen heb ben of Beeckesteyn als herinnering, als zeldzame herinnering aan wat eens ^fepralend Kennemerland gestalte gaf, bewaard zal d ij Er is, samengesteld door een com missie van deskundigen, een rapport over Beeckesteyn verschenen, dat de leden van de gemeenteraad van Vel- een. die hierover Dinsdagavond in eerste instantie gaan discussiëren, tot zal, diene.n- In dit rapport L architectonische vormgeving yan het huis met de bijgebouwen op zichzelf reeds als hoogst belangrijk en Waardevol aangemerkt. Het is niet en kel representatief voor de 18e eeuwse houwkunst, doch bovendien naar het algemeen oordeel van deskundigen daarvan een uitzonderlijk fraai voor beeld. Het behoud van Beeckesteyn is daarom van zo groot belang, omdat het een der laatste overblijfselen is \an de honderden buitens, die Neder- land in de 17e en 18e eeuw hebben gesierd en waarvan er niet minder dan een 60-ta) in de naaste omgeving van v eisen hebben gestaan. Naar de mening van de commissie 's de cultuurhistorische waarde van beeckesteyn zó groot, dat de vraag Of daarvoor thans of later een hestem- dat dè Commissie m ,ne^emt niet weg' felsen van oordeel B' en W' van meerdere redenen ls> dat er om vraag of Vonr r> aar)leiding is om de Beeckesteyn een be- schappelijk verband bewaren van deze oude architectuur. De commissie is van mening, dat de bestemmingsmogelijkheden vrij be perkt zijn, omdat daarvoor slechts in aanmerking komt een gebruik, dat niet strijdig is met het karakter van huis en omgeving. Een aantrekkelijke be stemmingsmogelijkheid lijkt de com missie Beeckesteyn te doen inrichten als conferentie-oord, waarbij de bijge bouwen als oyernachtings-accomodatie en de oranjerie als aula zouden kun nen worden benut. Het aansluitend ter rein ondersteunt deze bestemming op ideale wijze. Door een combinatie met een andere bestemming^mogelijkheid, n.l. die van ontvangstcentrum voor gemeentelijke en andere instanties of belangrijke bedrijven, zou bovendien een oplossing gevonden kunnen worden voor de problemen, die thans op dit punt bestaan. Voor een gemeente van de grootte en importantie als Velsen zal een dergelijk representatief gebou wen-complex en park als dat van Beeckesteyn een benijdenswaardig be zit zijn waarbinnen na verloop van enkele jaren velerlei activiteit op me nig gebied zich stellig zal ontwikkelen. In verband hiermede heeft de com missie zich ook afgevraagd of er geen aanleiding zou bestaan om Beeckesteyn te doen inrichten als museum. Teza men met Beverwijk is Velsen ongetwij feld te beschouwen als een regionale kern, die volkomen losstaat van de steden Amsterdam en Haarlem. An ders dan deze steden echter beschikt Velsen (en evenmin Beverwijk) over een museum voor de schone kunsten en in het kader van de pogingen, die door het gemeentebestuur en speciaal door B. en W. worden gedaan voor de ontwikkeling van het culturele peil van de Velsense samenleving, zou de stich ting van een museum stellig verant woord zijn, al zal vanzelfsprekend de inrichting daarvan vanwege de kosten slechts in langzaam tempo kunnen ge schieden. Het komt de commissie verder voor, dat ook een combinatie van conferentie-oord, ontvangst-centrum en museum mogelijk is. In deze combinatie zouden in Beeckesteyn bovendien exposities van diverse aard gehouden kunnen worden. Concurren tie met plannen van andere instel lingen en organisaties behoeft naar de mening van de commissie niet te worden gevreesd, omdat het voor Beeckesteyn gedachte museum een eigen karakter zal kunnen dragen. Dat Beeckesteyn enigermate excen trisch zou liggen, zal naar het oordeel van de commissie geen overwegend be zwaar kunnen opleveren. Museumbe- zoek is vrijwel nooit een toevallig be zoek van passerenden en zij, die een expositie wensen te gaan zien, laten zich stellig niet door de ligging van het doel van hun voorgenomen bezoek weerhouden. De commissie heeft tenslotte nog na gegaan of wellicht ook inschakeling van Beeckesteyn in de eventuele plan nen tot bouw van een nieuw zieken huis mogelijk zou zijn. Zij meent, dat zulks zeker het geval is, mits terwille van het ongeschonden behoud van het unieke karakter van huis en park, geen opstallen worden geplaatst binnen het centrale parkplan. Overigens is het niet onverschillig op welke wijze een ziekenhuisbouw tot stand zal worden gebracht. Indien de stichting van een ziekenhuis op het overblijvende terrein mogelijk zou zijn, zou naar de me ning van de commissie het huis Bee ckesteyn zeker als administratiege bouw of wellicht ook als zusterhuis dienst kunnen doen. Dat een dergelijke bestemming minder aantrekkelijk is dan een van de eerder voorgestelde bestemmingen, behoeft volgens de com missie geen betoog. Huis ,en park moeten volgens de commissie als één geheel gezien wor den. Zij vindt het van het grootste belang, dat restauratie van het huis onverbrekelijk verbonden is aan een herstel van de oorspronkelijke parkaan- leg, Mocht de gemeente geen van de door de commissie aanbevolen bestem mingen kunnen overnemen, dan nog zal een aanvaardbare bestemming zich te zijner tijd ongetwijfeld presenteren. De voortschrijdende uitbreiding en ont wikkeling van de gemeente maakt het aannemelijk, dat de door restauratie verkregen ruimte binnen afzienbare tijd een nuttig gebruik zal vinden. Indien men er toe zou kunnen be sluiten huis en park gezamenlijk te herstellen, zou men de beschikking krij gen over een hier te lande, als elders, uniek complex, getuigende van de cul turele en historische glorietijd van ons land. Gezien het feit, dat in Beecke steyn het enige buiten bewaard is ge bleven, waar de twee-eenheid huis en tuin nog aanwezig is, moet het herstel als een daad van het hoogste belang worden beschouwd. Gelet op de zeer belangrijke historische en culturele waarde van het huis Beeckesteyn, zal naar de mening van de commissie al les moeten worden gedaan om dit laatste en unieke restant van het „ze gepralend Kennemerland" voor de toe komst te behouden, ook indien zulks zware geldelijke offers zou vergen. Als tijdelijke bewaarder van het door vori ge geslachten nagelaten cultuurbezit rust op het thans levende geslacht de plicht dit bezit in stand te houden en ongeschonden aan de later levenden over te dragen. stemming kan - -- het onderzoek ,!VOrden aangewezen, in nog daarselatl betrekken. Immers lijk gezien len> dat het maatschappe- nuttiffl Onverantwoord te achten is, ruimte, die een gerestau- de reerd eebrniwefc'festeyn zou opleveren, on- riio laten, zal een gebruik van ruimfo .j. nan het omgeving, j - meer levendmaken. Daar- ,°or zal het nog meer voldoen aan "at oogmerk ter bereiking waarvan de restauratie ter hand genomen zou moe ren worden n 1. het in levend maat- karakt'lrn'e' m'ts aangepast akter van bouwwerk en o geheel Advertentie HAARLEM hl het begin van dit jaar besloot de Infectie van Van Gelder's Papierfabrie- om aan personeelsleden die de Ven- ^"(schap met pensioen verlaten, een klei- herinnering mee te geven in de vorm een wandbord in Delfts blauw. .het bord dat vervaardigd wordt door bekende plaeteelfabriek, heeft een k'Smeter van 29 cm. In het middenvak l?vindt zich een tekening van een oud- "tlandse schepkuip, met op de achter end een grote rol papier op de kern, {dat men hierop de tegenstelling ziet het verleden en het heden. In de rij- j randversiering komen een drietal motormerken voor, zoals deze vroeger en nu nog slechts sporadisch f^den gebruikt, terwijl onder in de e "d het monogram van V.G.Z. is aan dacht. V0, nsl°tte bevat het middengedeelte de blende woorden; lev r herinnering aan uw werkzaam j5" bij Van Gelder Zonen N.V." en din naast de ïaartallen van indiensttre- g en vertrek, terwijl eveneens aan leny°°rzijde de naam van het betref- Personeelslid wordt vermeld. V.Q®~r het aantal gepensionneerden van doenf zeer groot is, is het helaas on- lie,.; 1Jk om aan ieder hunner alsnog een direct'eringsbord te Seven, waarom de i>Gn J®. hesioot, om hiermede te begin niet Dee' degenen, die na 1 Januari 1954 *eiki "*°en zijn gegaan. De eerste uit- Dlaatsv;-..?®! ongeveer eind Augustus e dir ?n' riUllen ooi'6 ho°Pt, dat zij die dit bord tijd z„nangen' zich nog vele iaren °nderr,„ herinneren, welke zij aan thing hebben gewerkt. a hun trouwen zijn Johan en Agnietje gaan wonen in een statig en deftig koopmanshuis aan de Kleine Houtweg. We zouden hen nu lang en gelukkig kunnen laten leven en zelf op een ander onderwerp over gaan, ware het niet, dat onze belangstelling voor het gewone leven van alle dag in de zeventiende eeuw ons er toe brengt met een zekere nieuwsgierig heid het jonge paar te blijven volgen. De wittebroodsweken zijn met feestjes en partijen voorbijgegaan. Er komen nu dagen, dat Agnietje en Johan alleen zijn in hun gezellige huis, naar beider smaak ingericht en door kunstwerken van vrienden en tijdgenoten gesierd. Op zekere dag betrappen wij hen op een vrij scherpe woordenwisseling. Klaarblijkelijk meent Johan zijn vrouw iets te moeten verwijten. Agnietje verweert zich koppig, omdat ze zich zeker van haar zaak voelt. De reden van deze onenigheid? Agnietje's bezoeken bij de buren, wat verder weg, helemaal aan het einde van de Kleine Houtweg. Ze frequenteert de Geelvincken van Oosterhout, hetgeen niet naar de zin is van de deftige Haarlemse brouwerszoon, die Johan is. Natuurlijk zal hij wel bijdraaien, tien tegen een, dat Agnietje straks aan de arm van Johan bij de Geelvinck's een bezoek gaat afleggen. Ieder ander zou er zeer op gesteld zyn door de Amsterdamse burgemees tersfamilie ontvangen te worden, maar an rnompelde zoiets van parvenu's. „Kijk eens, Agniet, dat je een keer bij ^emensen op beleefdheidsvisite geweest Dent, is tot daar aan toe, maar meen Veen welg<?stelde Haarlemse familie, die eeuwenlang van betekenis was m de stad, de mindere is van die door allerlei practjjken rjjk gewor den kooplieden als de Geelvinck's'' Hij ging er voor zitten. „De grootvader van jouw aangebeden burgemeester van Amsterdam, was een eenvoudig schip pertje. Zijn vader heeft met de wa tergeuzen gekaapt, trouwde met een dienstmeisje en begon een winkeltje in erwten en bonen en scheepsvictualiën od de Nieuwendijk. „Maar toen hu m 1624 stierf, zat hü toch maar fijntjes op de Herengracht." gooide Agnietje er verstoord tussen. „Dat watergeusschippertje had blijk baar meer hersens en zakengeest in zijn hoofd dan menige opgeblazen Haar lemse brouwer." Johan deed of hij haar niet hoorde. Hij glimlachte flauwtjes. „De zoon van de watergev.s, dat heerschap van Oos terhout", vervolgde hij, ,,is volgens vrij algemeen bekende gegevens de man ge worden door zeeroverij." „Dat is schandelijk overdreven we dervoer Agnietje. „Hij heeft hard ge werkt, zette met een paar familieleden een Compagnie op touw, en heeft in zijn jeugd jarenlang op de Geelvinck gevaren, het schip, waarmee hi) ruk- dommen verdiende." .Door aan vriend en vijand te leve- ren en de roof niet te schuwen,"liet Johan er koppig op volgen. ,,De geoorloofde handelsmoraal in heel Holland," wist Agnietje. „Is de zaak daarmee goedgepraat," vroeg Johan, en het vraagteken was groot. „Het is niet aan ons dit op te lossen," water. Bijzonder mooi was namelijk de verbinding over het IJ langs Spaarn- dam en Haarlem naar de Hout. De waterweg zal door Geelvinck wel het meeste gebruikt zijn, wanneer hij na de beslommeringen in de stad de rust van zijn buiten zocht. JAN B. (Foto Nell Herbert) Nog vers in onze herinnering ligt de glorieuze tocht, die mgr. J. P. Huibers door de Bollen streek naar zijn bisschopsstad Haar lem maakte, enkele uren vol zon en licht, aan de vooravond van zijn gou den priesterfeest. Dat is nu vijf jaar geleden en nog steeds mogen zijn diocesanen in hun bisschop een episcopus, dat wil zeg gen een „opziener", begroeten die met indrukwekkende vitaliteit zijn bis dom doortrekt, vormend en predi kend, met de zorgzaamheid van de waarachtige herder. Hoge ouderdom is een zegen en een last tegelijk; mgr. Huibers torst die last met mannelijke kracht en draagt er aldus toe bij, hem in zijn zorg je gens anderen ten zegen te doen zijn. De jaren door, en in welke functie ook, heeft het katholieke volk in mgr. Huibers allereerst de pastorale figuur gezien, de bezorgde en hartelijke mens, die de volheid van, het pries terschap ontving in het bisschops ambt. Geboren in Amsterdam op 15 Novem ber 1875, werd mgr. Huibers op 15 Augustus 1899 tot priester gewijd. Pre cies een maand later kwam zijn benoe ming tot kapelaan in Moordrecht en drie jaar lang heeft de jonge priester daar kunnen werken, totdat hij op 18 Augustus 1902 geroepen werd naar Lei den, de stad, waarmede hij door fami lieband zo nauw verbonden was. In de oude Mon Père-parochie en onder lei ding van de onvergetelijke Deken Des- sens, bij wiens overlijden in 1929 hij zulk een magistrale lijkrede zou houden, werd hij de volkskapelaan in de ware zin van het woord. En met dankbare herinneringen denkt de bisschop nu nog terug aan die mooie jaren, waarin hü o.m. mede-oprichter was van de „Vrien denkring" en directeur van zijn gelief de Aartsbroederschap der H. Familie. Ook de Sleutelstad zag hem slechts drie jaren binnen haar singels, want op 21 September 1905 vertrok kapelaan Huibers naar het klein seminarie „Ha- geveld", toen nog gevestigd te Voorhout. Wie ook nu nog de goed gescyleerde zinnen beluistert, waarmede mgr. Huibers zijn gehoor toespreekt, zal zich er niet over verbazen, dat de jonge leraar daar o.m. Nederlandse literatuurgeschiedenis en rhetorica do ceerde. In zijn Hageveldse studenten tijd vervulde hij verschillende rollen in tragedies, en was het dus wonder, dat hij als leraar belast werd met de leiding van het studenten-toneel? Sinds Vondels tijd was „Samson" niet meer gespeeld en de talentvolle regis seur was de eerste, die het spel weer op het toneel bracht. Die eigen wereld, waarin de leraar zich tevens de pastor toonde bij de vor ming der seminaristen, moest verlaten worden, toen hij op 7 Mei 1916 kape laan werd in „De Liefde" te Amster dam, de stad van zijn geboorte; echter met de opdracht een nieuwe parochie voor te bereiden. Die Amsterdamse tijd is al even gelukkig geweest, maar moei lijk tevens. Want al kreeg de bouw van van de kerk in de Chasséstraat, toege wijd aan Onze Lieve Vrouw van Altijd durende Bijstand, haar beslag, pastoor Huibers, als zodanig benoemd op 20 Oc tober 1917, stond voor de niet eenvoudi ge taak van zijn jonge parochie een hechte gemeenschap te maken. Of hij daarin geslaagd is? Vraag het de men sen van de Chassé en zij zullen u zeg gen; hij was een echte pastoor. Node zagen de Amsterdammers in West hun pastoor vertrekken, toen hij op 11 Au gustus 1928 tot Deken en pastoor van Hoorn werd benoemd. De West-Friezen hebben kunnen er varen, met hoeveel belangstelling hun Deken-Pastoor met hen meeleefde, ac tiviteiten stimulerend en initiatieven steunend. Voor hen was het eigenlijk geen verrassing, dat hun geestelijk lei der werd geroepen tot het bisschops ambt. Op 16 December 1935 kwam het bericht, dat Deken Huibers be noemd was tot bisschop van Haarlem als opvolger van mgr. J. D. J. Aengenent; op 13 Januari 1936 kwam hij naar Haarlem en op 11 Februari van datzelfde jaar werd hij tot bisschop gewijd. Ruim achttien jaar zetelt mgr. Hui bers nu op de bisschoppelijke zetel. Zijn episcopaat, dat reeds in de moei lijke crisisjaren begon, werd verzwaard in de drukkende bezettingstijd en kreeg in de na-oorlogse tijd te kampen met problemen, die haast bovenmenselijk schenen. Wij doelen hier op de crisis, die het geestelijk leven thans doormaakt en op het grote gebrek aan kerken. Toen de bisschop op 10 Maart 1936 zijn eerste kerk consacreerde de Sint Petruskerk te Leiden kon hij niet vermoeden, dat hem met de kerkenbouw zulke zware zorgen te wachten zouden staan. „Helpt de bisschop kerken bouwen" is een slagzin geworden, die een kind thans verstaat. Onvermoeibaar en als nog in de kracht van zijn jaren trekt mgr. Huibers naar alle streken van zijn bisdom om een nieuwe kerk te consacreren, steeds weer een langdu rige en vermoeiende plechtigheid. Heel het diocees zal Zaterdag 15 Au gustus met zijn bisschop meeleven en velen zullen ongetwijfeld tegenwoor dig zün bü de pontificale Avondmis, welke de bisschop die dag zal op dragen op het terrein van „Hageveld" te Heemstede. Van kerkelijke zijde kwam de waar dering voor zün werk door zijn benoe ming tot assistent-bisschop bij de pau selijke troon in 1948 en tot ere-kanun- nik van het kapittel van Gent in 1947. De burgelijke overheid eerde hem bü zün benoeming tot Ridder in Orde van de Nederlandse Leeuw in 1938 en later bü zün gouden priesterfeest, toen hü in diezelfde Orde bevorderd werd tot Commandeur. De toewijding en liefde van zün diocesanen zullen tenslotte de bisschop ervan overtuigen, dat zijn werk onder alle moeilü'kheden tot zegen strekt. Zondag 15 Augustus zal het 65-jarig priesterfeest gevierd worden van de zeereerw. heer A. Suidgeest, emeritus pastoor van Hem en Venhuizen, thans woonachtig in Huize „Sint Agnes" te Voorhout. De jubilaris zal 's morgens om 8 uur een stille H. Mis opdragen, om half 10 draagt pastoor P. Vollebregt de plechtige H. Mis op. Het feest van emeritus-pastoor J. F. van der Meer (60 jaar priester) wordt die dag gevierd met een plechtige H. Mis om 9.15 uur in de Dekenale kerk aan de Jansstraat te Haarlem. De offi ciële receptie wordt 's middags gehou den van 14.30 tot 15.30 uur in het R.K. Militair Tehuis aan het Donkere Begijn hof te Haarlem. Advertentie voor alle inrichtingen voor ouderwijs SCHOOLBOEKHANDEL Jiicobijncstruat j Ged. Oude Gracht 2717a PHIU RADIO Advertentie Van ouds bekend. Tel. 14601» Officieel Philips-reparateur Kruisstraat 38 - Haarlem stelde Agnietje scherp. „Geelvinck is nu burgemeester van Amsterdam, lid van Gecommitteerden. Hij heeft een prachtige staat van dienst. Een man om respect voor te hebben." „Een parvenu als alle anderen van zijn soort," bromde Johan. „Wat doen die heren? Hun burgerlüke naampjes veranderen, schilders hun uitgestreken gezichten op schutters- en regenten stukken laten vereeuwigen, kastelen en buitenplaatsen voor een krats van ver lopen adel overnemen en bü een buiten landse vorst bedelen om 'n titel. Bah! Ik veracht deze mensen." „Wanneer je de Geelvincken gespro ken had, zou je er heel anders over denken. Het zün prettige mensen, die zich op de verworven titels en rükdom- men niet laten voorstaan. Het is er gezellig in huis. Ga een keer mee en kom dan op je oordeel terug." „Ik zou in de kortste keren ruzie heb ben," sprak Johan tegen. „Dat denk je maar. De Geelvincken zijn verstandig genoeg om te weten, hoe een lid van een eerbiedwaardig ge slacht voor zich in te nemen. Bedenk bovendien, dat jü alles wat je bezit eenvoudig geërfd hebt en bewonder dan de goede smaak van mensen, die jü parvenu's noemt." We laten de jonggehuwden met hun kibbelpartij alleen. We zün er immers van overtuigd, hen straks bij Jan Geel vinck hun opwachting te zien maken. Is de doopceel van deze Amsterdam mer gelicht, ons interesseert nu te we ten, hoe hü er toe kwam zich even buiten Haarlem een huis te laten bou wen. 3"en dele is het ons bekend, want toen we in deze opstellen-reeks langs de buitenplaatsen van de gouden eeuw zwierven, is het ons duidelpk geworden, dat de rük geworden Amsterdammers seizoen-forensen werden, om tenminste in de zomermaanden de beklemming van de stad te ontvluchten en in de vrüe natuur te zün. Niet alleen de Amsterdammers deden zo, ook de Haar lemse brouwers lieten buitenplaatsen in de omgeving van de stad bouwen. Jan Geelvinck deed dus wat de gewoon te van zün stand was, toen hü een groot weiland tussen Hout en Spaarne, nog gelegen onder de jurisdictie van Heem stede, in 1632 kocht,om daarop, nadat bomen waren geplant, enkele jaren later een niet te groot, maar aardig buiten te stichten, dat hij Oosterhout noemde. Het huis was uit Amsterdam gemakke lijk per karos te bereiken. Ook over 't Pastoor Van der Meer, vitaal en vol levenslust; voorwaar geen cle- ricale balling! Wie kent in Haarlem niet de bijkans onverslijtbare pas toor Van der Meer? Zestig jaar priester - „sjonge, dat is me wat," zegt hij zelf maar het formele „emeritus" geldt voor hem toch maar ten dele. Met zijn vier en tachtig jaren „sjonge, waar haalt een mens die jaren van daan," zegt hij zelf is hij per slot de jongste kapelaan van de dekenale parochie. Vitaal en vol levenslust houdt hij contact met de jachtende wereld om hem heen, hij staat er midden in, er wel voor zorgend, dat zijn kamer in de pastorie aan de Jans straat een rustpunt is voor velen, die wat op verhaal willen komen. In die oase van hartelijkheid en vriendschap is hij een voortreffe lijk gastheer en wellicht daarom telt hij nog zovele vrienden en worden er nog dagelijks mensen aan die kring toegevoegd. Hij is in geen geval een cleri- cale balling, die op een eenzaam eiland toeft, hij heeft niet afge daan om vergeten te worden en wanneer hij in zijn oude parochie van Driehuis, van waaruit hij ne gentien jaar geleden met emeri taat ging, terugkeert, dan klinkt nog over straat „Hallo Anna, hé daar Hein, hoe gaat het met' jul lie?" Ja, pastoor Van der Meer is onverslijtbaar. In die zestig jaar is de ene vriend na de andere hem ontvallen „sjonge, wat zijn er toch al veel doodgegaan," zegt hij zef maar steeds weer zijn de open gevallen plaatsen aangevuld met nieuwe krachten, die een slag orde vormen rond deze priester van de oude garde, een generaal, die nog weet te commanderen en gul is met onderscheidingen, waar dit van pas komt. Die onderscheidingen worden dan gegeven in de vorm van verzen, ernstig of uitbundig, vol vrome hulde of met kostelijke toespelin gen, liederen met of zonder refrei nen, en de opgeruimde emeritus heeft niet geaarzeld ons een hulde- lied voor pater Borromaeus de Greeve voor te zingen, geïnspireerd op het bekende „Marleentje", zij het dan, dat hier sprake was van Borromeentje. De jubilerende pastoor heeft wat van de wereld gezien, en daarom kan hij vertellen, lange verhalen, waarin het vereden ook voor de bezoeker gestalte krijgt en als in een panoramische projectie voor ogen wordt getoverd. Dat levert dan een spannend verhaal op, men selijk door de stille verdrietighe den en fanfaronnerende feestklan ken, een verhaal ook, dat culmi neert in de pastorie van Driehuis, waaraan zovelen, ook de Santpoor ters, die toen nog onder zijn pas torale zorg vielen, hun eigen her inneringen bewaren. Dat hoogtepunt is nu verleden tijd, maar men kan toch moeilijk zeggen, dat de neergang gekomen is. De rust is pastoor Van der Meer gegund, doch graag ziet hij die rust verstoord om met een glas fonkelende wijn te klinken of de kaarten te schudden. Vraagt u hem maar, hoe skaat gespeeld moet worden en hij zal u de spel regels uitvoerig op papier neerzet ten. Wees dan echter ook het vers je indachtig, dat hij voor vriend Borromaeus schreef en dat luidt; Is hij in vriendenkring gezellig aan het spel Wees dan gewaarschuwd en let wel. Hij jaagt je duiten Je broekzak buiten Ook daarin is hij o zo fel. Deze feestelijke en gelukkige „oude dag" is aan pastoor Van der Meer wei-besteed. Hij mag te rugzien op een gezegend priester leven, voor zijn volk en voor hem zelf, en daarom zullen ook velen Zondag 15 Augustus naar de deke nale kerk aan de Jansstraat trek ken, waar de plechtige hoogmis wordt gezongen. Op wens van deze grote bewonderaar van Pius X „sjonge, wat een pracht-mens," zegt hij zelf zal deze plechtig heid opgeluisterd worden door volkszang. „Ik moet niet alleen juichen, heel het volk moet juichen!" Zo is het, pastoor. Hoe rustiek en even hartelijk ging het er toe, toen ik een bezoek bracht aan pastoor Suidgeest, emeritus in Huize St. Agnes te Voorhout. De nestor van de Haarlemse clerus 15 Augus tus is hij 65 jaar priester slijt daar in rust zijn laatste levensja ren; een meditatieve figuur met de kentekenen van een dorpspas toor van het goede slag. De ouder dom en niet minder de arbeid van vijftig jaren heeft deze mens ge tekend. De stilte van vijftien volle jaren, die hem na zijn afscheid van Hem en Venhuizen zijn ten deel gevallen, heeft hem toch niet vervreemd van het leven, maar Pastoor Suidgeest, meditatieve fi guur met de kentekenen van een dorpspastoor van het goede slag. het is allemaal zo anders gewor den. „Ja, ja," zegt hij bedachtzaam, „helemaal anders." En met een stevige klap op zijn knie verzekert hij met nadruk: „En altijd gelopen meneer. Daar is geen fiets aan te pas gekomen." Zo'n onderhoud met een vergrijs de priester gewijd in de eerste jaren van het episcopaat van mgr. Bottemanne heeft een eigen be koring. Deze man was student in de dagen van de tachtigers, hij was een jong priester, toen het „rijke roomse leven" begon te ontbloeien, toen de kerktorens in het Hollandse polderland de hori zon gingen accentueren, toen alles nog in evenwichtige groei was. De kuitbroek heeft hij met ere gedragen evenals de lange pand jesjas, hij behoort tot de oudsten onder de ouderen uit een tijdvak dat wij nu romantisch noemen. Maar het leven van pastoor Suid geest is niet alleen romantiek ge weest. Wel keren die tijden en met heimwee denkt hij daaraan terug nooit meer terug. De bromfietsende priester accep teert hij wel, maar niet in zijn eigen leven. Dat zal de stempel dragen van zijn enige persoonlijk heid en in zoverre heeft hij afstand gedaan van het moderne leven. Telkens frappeert het mij, hoe juist de oude garde de schone let teren kan waarderen, hoe deze mensen daarin hun vreugde heb ben gevonden en nog vinden, en natuurlijk schrijft ook pastoor Suid geest verzen. Gisteren stuurde hij mij een gedicht, dat hij deze week heeft gemaakt, een ernstig medi tatief vers, waarin hij. Maria's Hemelvaart voor zichzelf een ge lukkig voorteken vindt. „Het barnen der gevaren doet ons naar Haar opstaren, o, bid voor ons zondaren." Zo begint het vers, simpel en in blokletters geschreven. Wij spre ken niet meer van „barnen", wij kennen alleen brandende gevaren, maar het is goed eens plotseling in die barnende dagen rond de eeuwwisseling verplaatst te wor den. Het is goed ook met pas toor Suidgeest te praten, een rij zige gestalte uit het verleden, nu de nestor in het Haarlemse dio- cees.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 3