Deen maakt studie van het Schiermon nikoogs De noodzaak van organisatie Experimenten van Charles Eyck ml K W A PAPINI DOET EEN UITVAL Y Medische journa istiek E ttUfmumtHBo Mensen zonder houvast AKKERT]! Promotie in Kopenhagen in zicht fe De schrijver maakt moeilijke tijden door l.sl Tergende zenuwpijn HET MANDEMENT DER BISSCHOPPEN Persoonlijk apostolaat en liefde J' Grafische export in 1953 sterk gedaald „Roeping" stelt vragen aan de orde LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1954 PAGINA 5 100.00ste in de Valkenburgse gemeentegrot i mm De moeilijkheden der medische voorlichting - Een wens voor goede gezondheid ten afscheid Artifex-orgelconcert Cabaret Wim Sonneveld bij U te hebben, die helpen direct! Liturgische weekkalender Arne Spenter Lyngby met zijn vrouw op Schiermonnikoog. ent» Er is, naar aanleiding van het Mandement der Nederlandse bis schoppen van verschillende kan ten nogal wat kritiek los gekomen op wat men noemde de organisatieplicht van de katholieken. Dat in ons land, krachtens het volkskarakter, organi seren vaak verdacht veel op over-or- ganiseren, op organiseren óm het or ganiseren lijkt, staat in wezen hier totaal buiten. Wel is het waar, dat, als Nederlandse katholieken aan orga niseren doen, zij juist, omdat zij Ne derlanders zijn, evenals hun overige licht overdreven. Maar, landgenoten, ucnt organisatie- Soals gezegd, dat ra»" u Wijs mens rekening houdt om het we- Zenlijke van de zaak niet in het ge drang te doen komen. Als katholieken beschouwen wij het georganiseerd samenwerken 'n0,! daad als onze plicht. De Kerk heett dat steeds geleerd; pausen en bis- schoppen hebben de gelovigen op de noodzaak hiervan gewezen en alle gezonde initiatieven in dit opzicht r^ngemoedigd en goedgekeurd. Van ,j °testantse zijde i? onlangs bij mon- <m,™an prof- Banning in „Wending" dien^t"ler 4, jaargang 9) het gods- Oro-ot- geboden-zun van christelijke hof? a^ies radicaal afgewezen. Hij stempelde deze opvatting zelfs als oatgoderii >n .de oud-bijbelse zin", en maakt de bisschoppen het verwijt, dat het Mandement opnieuw de or ganisaties als noodzakelijk voorstelt. W(j kunnen hier onmogelijk met hem i?SLFaan- Voor ons is het boven alle iw\)iei verheven, dat Christus zelf ons merin is voorgegaan. Heeft Hü niet z-Un zichtbare Kerk op aarde gesticht en haar een duidelijk omschreven Vorm gegeven in haar hiërarchische 'nrichting? Heeft Hij haar niet de sacramenten geschonken, uitwendig Waarneembare tekenen, die de genade Saven, welke zij aanduiden? Zyn Kerk- 0P-aarde is een gemeenschap, een or ganisatie, precies zoals ook het mys- ileke Lichaam een organisch ge joel is. Zijn apostelen vormden een College, een groep, die in onderling Overleg, geleid door de H. Geest, de ™ereld introk om het Evangelie te Prediken. Overal werden gemeenten, kerken, gemeenschappen gesticht om Samen, in georganiseerd verband, de «oddelijke geheimen te vieren. Heel de geschiedenis door heeft het "egrip gemeenschap op de voorgrond gestaan, omdat samenwerking geboden Jvas. De apostolaatsopdracht, die Chris tus aan Zijn Kerk gegeven heeft, maakt Organisatie onmisbaar. Dat ligt duide- l0k in de menselijke natuur die sociaal yan aard is. Een wereld van enkelin gen zou onbestaanbaar zijn. De mensen 'ebben elkander nodig in alle opzich ten. Zonder regeling, zonder organisa tie is geen geordende samenleving 'enkbaar. Op alle gebieden van het {even wordt dit dan ook vanzelfspre kend toegepast. Wat zou er bv. in een krote stad terecht komen van de le vensmiddelen-, de water-, de electrici- jeitsvoorziening, wat van het verkeer, 'et zakenleven enz., wanneer dit niet 3 grote schaal georganiseerd was? etzelfde geldt ook op geestelijk ge- lied. De Evangelieverkondiging moet Olgens goed geregelde en verantwoor de methoden ter hand worden geno den. Bovendien moet God niet alleen 'oor de afzonderlijke mens, maar ook 'oor de gemeenschap als zodanig ge- ?erd en gediend worden. Waarheen uien zich ook keert of wendt, altijd jycer staat men voor de noodzaak van rfganisatie. In samenwerking i'cchts is iets goeds en duurzaams te "«reiken, ook al omdat de mens het ij'rnulerende voorbeeld van anderen ehoeft. H -Van de eerste tijden van haar (d.i. j,® Kerk) geschiedenis af," zegt de o*Us, „hebben de gelovigen zich dan >CK' met goedvinden van hun bisschop- verbonden in bijzondere verenigin- »hp die betrekking hebben op de lev«st verscheiden uitingen van het gehen- En de H. Stoel heeft nooit op steen"n ze goed te keuren en te Meer dan duidelijk blijkt dit b.v. uit de rijke en sterk variëren- «chiii verscheidenheid van de ver tes yupe kloosterorden en congrega- «tle beantwoorden zij in hun doel- li stellingen aan bepaalde scherp gevoel de behoeften van de tijd, waarin zij gesticht zijn. Ook hier stond voorop: slechts in samenwerking, in organisa tie dus, kan men het goed bereiken, dat nagestreeft wordt. Hoeveel chari tatieve verenigingen zijn er in de loop van de tijd niet voortgekomen uit de apostolaatstaak der Kerk? En nog steeds voelt men de behoefte nieuwe belangen gezamenlijk te behartigen, omdat er anders enkel maar energie nutteloos verspild wordt. Wij hebben boven gezegd, dat het samenwerken in georganiseerd ver band dat op stoffelijk en tijdelijk ge bied algemeen als een noodzaak wordt gevoeld ook op geestelijk terrein geldt. Wij voegen er nu aan toe, dat het daar nog onvergelijkelijk veel belang rijker is uit hoofde van wat hier let terlijk op het spel staat. Niets meer en niets minder n.l. dan het eeuwig heil van de mensheid. Wij hebben al vaak er op gewezen, dat onze hoogste en voornaamste taak is de vestiging en uitbreiding van het Rijk Gods in onze harten en in de wereld. Ofschoon dit in wezen het werk is van de ge nade, moet het toch met menselijke middelen en inspanningen tot stand komen. Voor alles is het een kwestie van samenwerken, van organisatie. Of, anders gezegd, een kwestie van een heid. Eenheid maakt macht, verdeeld heid verzwakt. Hierop doelen de bis schoppen, wanneer zij in het Mande ment zeggen: De geschiedenis van de Kerk en van het katholieke leven laat zien, dat bloeitijden van godsdien- stig leven meestal samengingen met de opbloei van allerlei apostolische en charitatieve activiteiten in daartoe ge- eigende verenigingen en instellingen. Het is dan ook niet toevallig, dat de doorvoering van de veelvuldige H. Communie en de daaruit gevolgde op- blo®1 van het geestelijk leven in ons vaderland evenwijdig liep met het uit- iYan apostolische werkzaam- in het katholiek organisatieleven. Op wereldlijk terreinzijn op initiatief van vooruitziende en apos tolische leken, daarbij gesteund en geleid door priesters, onder volle goedkeuring van de bisschoppen ver enigingen tot stand gekomen om de meest bedreigde klassen tot hogere welstand te brengen en ze tevens te vrijwaren voor de grote gevaren, die dreigden an de kant van neu trale en onchristelijke verenigingen. Niemand immers kan het risico aanvaarden zo brede lagen van het katholieke volk over te laten aan de vele stromingen, die er op uit zijn ze voor haar doeleinden te winnen. In de tegenwoordige wereld, waarin alles in grote verbanden geschiedt, is organisatie eenvoudig onmisbaar Het is echter voor het katholieke leven van het grootste belang, dat men daar bij op diepgang en innerlijke groei evenzeer bedacht is als op ledental en uitwendige kracht. En vooral is het nodig ervoor te waken, zoals de paus heeft gezegd, bij het organiseren niet tot een benepen exclusivisme te ver vallen. Aan ieder moet binnen het kader van de organisatie genoeg ruim te gelaten worden om persoonlijke ei genschappen en gaven te ontplooien bij alles, wat dienen kan tot welzijn en stichting. En daarbij tekenen onze Bisschop pen aan: „Wanneer ons collectief en georganiseerd apostolaat maar altijd voortkomt uit dat echt persoonlijk apo- tolaat, dus uit de liefde, dan zullen wij de nederigheid en de soepelheid bezitten om niet eng en egoïstisch te zijn en om ruimte en mogelijkheid open te laten zowel voor andere krach ten als voor nieuwe vormen." L. De Valkenburgse gemeentegrot heeft vijf dagen eerder dan het vorige jaar de 100.000ste bezoeker geboekt. Het was mevrouw Th. Robbemont-Van Gent uit Den Haag. In het Romeinse gedeelte van de grot werd zij toegesproken door bur gemeester Breekpot en verrast met bloemen en een tegel. Op de daarvoor speciaal geprepareerde mergelwand vereeuwigde de 100.000ste het gedenk waardige feit door het plaatsen van haar handtekening. Schiermonnikoog heeft rond achthon derd inwoners, bijna een dozijn vereni gingen en een eigen taal: het Schier- monnikoogs, een merkwaardig Fries dialect, moeilijk om te leren en aan genaam om te horen. Met het eiland gaat het best. De be langstelling voor deze parel op de grens van Noordzee en Wad wordt steeds gro ter. De belangstelling voor dat dozijn verenigingen is redelijk, maar de be langstelling voor de taal van Schiermon nikoog is danig aan het tanen. Daarom is het des te merkwaardiger, dat deze taal, waarvan weliswaar de phoneticus prof. Eykmann een beschrijving heeft gegeven, doch die nooit uitvoerig is be studeerd, thans het onderwerp vormt voor een proefschrift, waarop, binnen afzienbare tijd een Deen aan de univer siteit van Kopenhagen zal promoveren. De germanist Arne Spenter uit Lyng by, assistent voor Duits aan de univer siteit van Kopenhagen, leraar aan de handelshogeschool en leraar Frans, ver toeft momenteel op het eiland voor het verzamelen van gegevens voor dit proef schrift, dat zowel voor de Nederlandse als voor de Friese taalstudie van grote betekenis kan zijn. Het Schiermonnik- oogs vertoont namelijk vele sporen van het Fries en is sterk door het Neder lands beïnvloed. De heer Spenter, die behalve het Duits en Frans ook Grieks, Sanskriet, Pools en Russisch heeft bestudeerd, die uiteraard vloeiend Engels spreekt, maar die naarnaast ook het Neder lands en het Fries beheerst, is op merkwaardige wijze aan dit onder werp voor een proefschrift gekomen. In 1951 studeerde hij in Leiden Fries bij professor Fokkema en Nederlands bij professor Kloeke. In die periode viel zijn aandacht op het Schiermon- nikoogs, dat zoals gezegd nog nimmer het onderwerp van een uitgebreide studie heeft gevormd. Hij reisde naar het Noorden en bleef twee maanden op het eiland. Kort geleden is hij teruggekeerd om verdere gegevens te verzamelen. Hij heeft een uitvoerig kaartsysteem aan gelegd en alhoewel hij ogenschijnlijk met zijn vrouw als toerist op het eiland vertoeft, heeft hij handen vol werk. Hij moet het namelijk voor het bijeenbren gen van zijn gegevens hebben van de oude garde en van de mensen van mid delbare leeftijd, met wie hij een veel vuldig contact heeft. Het Schiermonnik- oogs schijnt namelijk langzaamaan uit te zullen sterven. De jongeren spreken onder elkaar Nederlands of soms iets, dat wel op Schiermonnikoogs lijkt, maar dat toch niet het echte oude Schiermon nikoogs met talrijke eigen uitdrukkingen en woorden is. De heer Spenter heeft zich het Schiermonnikoogs ook eigen gemaakt, hoe moeilijk het ook is. De werkwoorden in het Schiermonnikoogs zijn volgens de heer Spenter nog onre gelmatiger dan de Franse en inderdaad of men het werkwoord maken nu in het Frans of in het Schiermonnikoogs moet vervoegen: het maakt niet zo heel veel verschil. Maken is in het Schier monnikoogs „metje" en ik maak is „ik metje" ik maakte is „ik maoke" en ik heb gemaakt is „ik hew moake". Jij maakt is echter „do maokeste". Enfin, zo gaat dat dan door. De heer Spenter heeft voorts al vele woorden vastgelegd, die nergens meer voorkomen. Hij is daartoe ook in staat door de Schiermonnikoogse gastvrij heid, uit hoofde waarvan hij bij iedereen kan aankloppen. Vooral bij de oude eilanders komt de heer Spenter graag, te meer, omdat die hem ook nog iets over de geschiedenis van het eiland kunnen vertellen, dat hem te pas kan ko men bij het navorsen van de geschiede nis van het Schiermonnikoogs, waarvan zo bitter weinig bekend is. Zo zal de heer Spenter met een schat van gege vens naar Lyngby terugkeren. Maar zelfs daar heeft hij nog contact met Schiermonnikoog, want sinds 1951 is hij abonné op het gestencilde nieuwsblad dat het eiland bezit, namelijk de een maal per veertien dagen verschijnende „Dorpsbode". En, wat daar aan Schier monnikoogs in staat wordt in Lyngby van A tot Z gespeld. Blijkens de gegevens welke het me dedelingenblad voor het Nederlands tijdschriftenwezen heeft ontleend aan het jaarverslag over 1953 van de Stich ting Grafisch Exportcentrum moet. voor het afgelopen jaar voor het eerst in de geschiedenis van de S.G.E. melding worden gemaakt van een teruggang in de totale waarde van de grafische ex port, welke echter in hoofdzaak op re kening van de export naar Indonesië, welke geweldig terugliep, moet worden gesteld. De verwachting voor 1954 is verdere daling van het totale exportcijfer. Deze verwachting is mede gegrond op de omstandigheid, dat het plotseling ont staan van nieuwe exportmarkten met valt te verwachten. Advertentie VOLGENDE WEEK ZONDAG e Limburgse kunstenaar Charles Eyck is dermate veelzijdig, dat hij wel eens een duizendkunstenaar wordt 1 genoemd. Hij maakte niet alleen naam als schilder, maar ook als beeldhouwer, glazenier, graficus en cerami- cus. Wat thans opvalt op een expositie van zijn werk in het Heerlense raadhuis, is zijn experimenteren met een weinig gebezigd materiaal: chamotte. Chamotte is vuurvast aardewerk, dat in de ceramische industrie een dienende functie vervult bij het bakken der producten. Eyck maakt daarvan nu tegels en tegeltableaux. Hierboven een tableau, Maria-boodschap voorstellende en bestemd voor een kerkje in het Brabantse dorpje Oosterbeers. Het heeft een expressio nistische, drastische lineatuur, stemmige kleuren en is bijzonder decoratief. an Giovanni Papini, de stijfhoof dige nestor van de Italiaanse pennevoerders, is bij De Beuk een boekje aphorismen over de „De Schrijver" 1) uitgekomen. Papini, au teur van het indertijd geruchtmakende Rode en Zwarte Boek van Gog, neemt hierin de schrijver in bescherming te gen al degenen, die hem naar het leven staan, met name de critici. Nooit doet de schrijver het bij de criticus goed. „Wanneer zijn boeken goed verkocht worden: geen wonder! Het is een geest binnen ieders bereik, een schrijver voor blikslagers en kap pers, hij valt bij veel te veel mensen in de smaak: foei, wèg ermee! Wan neer niemand ze koopt: het is een mis lukt schrijver, een belofte, die niets heeft opgeleverd, een strovuur. Hij „Roeping", een katholieke culturele 'periodiek, die de aandacht verdient, brengt bij voorkeur modernistisch gra fisch werk onder de aandacht van zijn lezers. Hierboven een vignet van Johan van der Bol. heeft zijn weg niet weten te vinden, hij is niet „menselijk", hij weet de juiste snaar niet te roeren, hij trèft je niet, enz." Deze vinnige, voor Papini kenmer kende uitval is mede gericht op het gehele tijdschriftenleven, inzoverre dit registrerend, corrigerend en stimule rend wil inwerken op de eigentijdse kunst en cultuur. Wat valt er te be praten? alle „drum und dran" is zin loos timmeren aan de weg. „Rede nicht, Künstler, bilde!" verzuchtte Goethe reeds. Wat Papini op zijn ei gen wijze doet, is slechts een her nieuwd stellen van het probleem, dat zo oud is als de critiek-zelfdoet de critiek ooit iets anders dan achter de feiten aanlopen, of maakt zij toch wel aantekeningen in de marge van het leven die de moeite waard zijn? Het een met het ander voor waar houden de, kan men in elk geval wel zeggen, dat de critiek tiert, naarmate de scheppende krachten in de kunst kwij nen. En bijaldien zou het overwegend beschouwelijk karakter van onze he dendaagse tijdschriften symptomatisch zijn. Het scheppende werk komt in die tijdschriften onvoldoende aan bod. Op de voorgrond treedt het essay. Theoretisch probleem? Aldus om te beginnen in „Roeping" 2), waarin J. Peters C.SS.R. een ver handeling heeft gepubliceerd over „De dichter als probleem voor de wijsgeer". Kèn de wijsgeer wel belangstelling hebben voor de dichter vraagt deze auteur zich af. Staan hier niet als uitersten nuchtere bezinning en vurige bezieling, critische reflexie en sponta ne intuïtie tegenover elkaar? Kunnen wijsgerige waarheid en dichterlijke waarheid elkaar ergens dekken? Hier heeft men nu weer zo'n theore tisch probleem, waarvoor een gewoon sterveling onmogelijk warm kan lopen Cbi »én ha wi saèhato 4>r<str ptüthe ttatQG men cht hesim i GIOVANNI PAPINI, stijfhoofdig nestor van de Ita liaanse pennevoerders. (Van onze medische medewerker) Nooit weten wij precies, waarmee wij Zaterdag een medische kro niek zullen vullen, voordat wij voor onze schrijfmachine zijn gezeten en de afgelopen week nog eens aan ons geestesoog voorbij hebben laten gaan. Dan doemt er meestal iets op, dat ons overkomen is en dat stof ge noeg oplevert voor tien kronieken. Nu wij ons voor de laatste maal opmaken om ons aan deze taak te gaan wijden, zoeken wij naar iets passends en iets belangrijks. En waarom zou dat niet de medische kroniek zelf zijn? Het zal na 74 medische kronie ken van onze hand wel geen onthul ling zijn, als ik zeg, dat ik van me ning ben, dat medische voorlichting, in de vorm van populair geschreven artikelen in krant en tijdschrift, in be langrijke mate kan bijdragen tot be vordering van de volksgezondheid. Ik kan mij geen machtiger en doeltref fender middel voorstellen, om de vele misvattingen, die er juist op dit ter rein heersen, van onkunde tot bijge loof, te bestrijden. Maar ik moet daar onmiddellijk aan toevoegen, dat ik er terdege van overtuigd ben, dat er aan dit soort journalistiek ook grote ge varen verbonden zijn. Die gevaren zijn er vele. Allereerst is daar de sensationele ondeskundige voorlichting door leken, in de vorm van nieuwsberichten. Hoeveel onzin hebben wij hier en daar onlangs nog kunnen lezen over de Friese tweeling en alles, wat daarmee samenhing, al gebiedt de eerlijkheid mij te vermel den, dat een en ander in het algemeen toch nog buitengewoon kies behandeld is. Diezelfde onkunde leidt tot vaak maar al te voorbarige publicaties over beweerde nieuwe geneesmiddelen en geneeswijzen van ziekten zoals kanker. Het kan niet uitblijven, dat deze me dedelingen verwachtingen wekken, wel ke meestentijds slechts door bittere teleurstelling gevolgd worden. Boven dien kan zich hierbij gemakkelijk de situatie voordoen, dat het vertrouwen in de behandelende geneesheer ge schokt wordt omdat deze niet op de hoogte blijkt van deze z.g. nieuwe ge neeswijze, en of niet bereid gevon den wordt om deze nieuwe methode zo maar zonder behoorlijk ervarings materiaal uit de vakliteratuur, toe te passen. en bijna even groot gevaar schuilt in medische vragenrubrieken. Het spreekt vanzelf, dat zelfs de meest bekwame arts niet in staat is, schriftelijk advies, te geven aan een patiënt, die hij met onderzocht heeft U ziet het, er zijn dus uit overwe- gingen van kiesheid en wüs beleid nogal strakke grenzen gesteld, aan wat men voor een groot publiek, zo als een krantenlezend publiek nu een maal is, kan behandelen en ik kan' mij voorstellen, dat U zich enigszins bezorgd afvraagt, waarover men dan nog zonder scrupules kan schrijven. Ais U deze kroniek geregeld gevolgd hebt, dan weet u, dat dat nogal meevalt. Er zijn onderwerpen te over, die be trekking hebben op de gezondheidsleer, de preventieve geneeskunde, de volks gezondheid en de sociale geneeskunde, terwijl eventueel ook nieuwe, doch en met wiens levensomstandigheden hij niet bekend is, tenzij dit advies zou mogen luiden: raadpleeg Uw huis arts! Trouwens ook geheel in 't algemeen gestelde artikelen, waarin diagnosti sche en therapeutische problemen besproken worden, horen niet thuis in nieuwsbladen of ontspanningslectuur. Welke ziekte iemand heeft en hoe die ziekte het best bestreden kan worden, kan alleen een arts, dank zij jaren lange studie en ruime ervaring, ge noegzaam beoordelen. Dergelijke arti kelen vergroten alleen de angst, be vorderen de pietluttigheid en werken het zelf dokteren, met de daaraan ver bonden fatale gevolgen maar in de hand en hebben dus een averechtse uitwerking. Daarbij komt nog, dat der gelijke onderwerpen dermate verband houden met bestaande persoonlijke ge voelens, dat daardoor het juiste be grip van een artikel vaak verhinderd wordt. En de kans om misverstaan te worden is toch al zo groot, hoe voorzichtig men het ook aanlegt. Dat is niet alleen onaangenaam, maar wat veel erger is, het kan voor de lezer nadelig zijn. Blijkbaar gunt men zich niet altijd de moeite om goed te lezen wat er staat, om na te gaan of de schrijver zich vóór of tégen iets uitspreekt. reeds bezonken inzichten in de ge neeskunde zich voor een bespreking zeer wel lenen. En niet alleen, dat dit zonder schade geschieden kan, want dat zou nog maar een pover argument zijn, neen de positieve re sultaten van dit soort geneeskundige journalistiek zijn overal merkbaar. De jongere generatie heeft afgedaan met de, als bijgeloof zo hardnekkig voort woekerende bakerpraat. Men is ge wonnen voor 'n gezonde manier van leven, licht en lucht zijn in de woning toegelaten, de moderne voedingsleer wint terrein. Men heeft de weg naar het consultatiebureau gevonden, men is overtuigd van het nut van inenting tegen bepaalde ziekten. Er bestaat een grote bereidheid om zich te laten doorlichten, om als donor bloed te ge ven voor 'n zieke medemens, kort om, er is meer inzicht gekomen in de machten en de krachten, die het le ven van de mens in zieke en gezonde dagen beheersen. Hiertoe hoop ook ik met deze kro nieken iets te hebben bijgedragen. Drukke bezigheden elders hebben mij gedwongen, de redactie van dit blad te verzoeken, deze taak door een an der te laten voortzetten. Het ogenblik is gekomen om U ten afscheid gezond heid te wensen! Van S. maar waar juist in deze tijd eenieder, die zich even bezint op wat tegenwoor dig „kunst" is en „kunstcritiek", mee te maken krijgt. De kunst-zelf is op discussiabele grondslag komen te staan. Bij herhaling vragen de dichters zich af: waarom dicht ik? Wat is de zin van mijn schrijven? Welke waarheid is de mijne? In hetzelfde nummer van „Roeping" schrijft Gabriël Smit in zijn maandelijks journaal: Zich bezinnen op zijn dichterschap is voor de dich ter niets minder dan zijn plicht. Want dichten is zijn wijze van zijn. Het is zijn geluk (zelfs wanneer hij het als een vloek ervaart) en omdat het zijn geluk is, is het zijn plicht. Dit is bepaald wijsgerig gezegd Maar intussen blijft de moeilijkheid een en ander bevredigend te verwer kelijken. Dit is een kwestie van kun nen. En daarmee staan we opnieuw voor het feit, dat momenteel slechts weinigen het kunnen. De tijd zit te gen. De chaos blijkt te groot om geor dend te worden binnen de palen van een gewoon gedicht. Mysterie van de tijd In een voorgaand nummer van de Roeping" benadert de Franse essayist Jean Danielou de kwestie van een an dere kant, zulks onder de titel „Ge bed en poëzie". Het interesseert hem te weten, of de poëzie in haar wezen een intuïtie is van de tijd. Nee, con cludeert hij. „De tijd is haar tegen stander". Dichten is, nu meer dan ooit, een pogen om het verloren Para dijs te hervinden. Poëzie verbeeldt geen toekomstverwachting, maar heim wee naar de oorsprong van ons zijn. Het mysterie van de tijd, waarin de poëzie niet vermag door te dringen, wordt slechts onthuld door de profetie; deze schenkt aan de tijd een positieve inhoud door te laten zien welke plaats die inneemt in het plan Gods. Hoe nu poëzie en profetie te doen samensmelten? vragen wij ons af. Geen jong dichter van vandaag die op zijn manier geen profeet wil zijn. Maar het mangelt hem op zijn minst aan heilige vervoering. Enerzijds het mysterie van zijn oorsprong, ander zijds de ondoorgrondelijkheid van zijn toekomst, is zijn stem in het koor van deze tijd voornamelijk die van een wanhopige slangenbezweer der. En nu nog even terug naar Papini. Deze besluit zijn essay, na -een opsom ming te hebben gegeven van de di lemma's, tegenstrijdigheden en tor menten, die des schrijvers erfdeel zijn, met de mededeling: niet alleen de schrijver, maar veel soorten mensen, onder verschillende omstandigheden, krijgen hier hun deel van, misschien wel alle mensen. Eigenlijk spreekt dit vanzelf. Maar dan volgt er ook uit, dat bepaalde theoretische tijdschrift verhandelingen, zoals wij er hier een paar aanhaalden, méér lezers verdie nen dan zij krijgen. M.a.w.: doe eens navraag naar „Roeping". Volgende maal laten wij dan nog wat van onze ten behoeve van de Stichting ACTIE „VOOR GOD" f 30.000.00 aan waarde volle prijzen. Verkoop en trekking op één dag Ggk. d. Min. v. Jutt. dato 22-5-54 lla afd. A No. L.O. 520/261A (Vervolg van pag. Ij we hier met de oorzaak te maken hebben, maar wel met een oorzaak. Een wezenlijk gelijk probleem als hierboven omschreven dreigt op 't ogenblik t-e ontstaan in tal van onze plattelandsgemeenten zelf. Onze be trekkelijk snelle omgroei naar industri eel land vordert grondruimte en fabrieks arbeiders. De decentralisatie van de industrie maakt het voor de plattelands arbeider minder noodzakelijk naar de stad of het industriecentrum te verhui zen. Gezien de woningsituatie zou daar overigens een zeer geringe kans toe bestaan. Bij herhaling hebben we een pleidooi gevoerd voor een geleide- 1 ij k e omschakeling van de platte landscultuur naar de meer stede lijk georiënteerde. Naar onze mening moet dit o.m. tot uitdrukking komen in een minstens voorlopig blijvende ge legenheid voor de gewezen plattelands arbeider, trouw te blijven aan zijn tra dities, zijn gewoonten, zijn cultuur. Dezer dagen vergaderden we met een aantal katholieke arbeidersleiders uit meer dan dertig plattelandsgemeenten. Ze waren speciaal bijeen gekomen om wat zij noemden de „onjuiste verste delijking" van hun dorpen eens critisch onder de loupe te nemen. Hun algemene klacht was, dat zij weliswaar frisse en van modern comfort voorziene woningen krijgen aangeboden, maar dat zij A). de huur bijna niet kunnen opbrengen, B). er practisch geen vierkante meter tuin grond bij krijgen, en C). dat hun ver boden is, in of bij deze nieuwe woningen een varken, een geit of zelfs maar kip pen te houden. We hadden hier niet te doen met een stel mensen die overal en altijd iets te mopperen hebben, maar met mannen die iets wezenlijks in hun leven bedreigd weten. Op zich is het vol komen verklaarbaar dat in die mooie moderne huisjes geen plaats is voor kleinvee-bezit; in niets toch herinneren deze woningen aan de „Plaatsjes" die ingevolge de landarbeiderswet zijn ge bouwd. We vragen ons af of hier niet te veel een politiek op korten termijn wordt ge voerd. of hier niet te veel wordt gerede neerd; we moeten hier èn het industrie probleem èn het woningprobleem gelijk tijdig oplossen; terwijl men wezenlijk vergeet dat een mens zonder een eigen cultuur een zeer arm en zich ongeluk kig voelend wezen is. We zijn ons bewust dat de zaak niet zo eenvoudig ligt als wel schijnt. We hebben te maken met een toenemend gebrek aan cultuurbodem. Ook verte genwoordigers van onze katholieke boe- renorganisaties will-en wel open oog hebben voor het redelijk verlangen van de plattelandsarbeiders, die gedwongen worden over te schakelen naar de in dustrie maar ten koste van hun per soonlijkheid daarbij hun cultuurbezit moeten prijsgeven. Wordt het niet hoog tijd dat men over dit probleem eens aan tafel gaat zitten? Of zijn we misschien al te laat? Het komt ons voor dat in ieder geval onze gemeenteraden in dit opzicht nog heel wat kunnen doen en bereiken. Het 20ste Artifex-orgelconcert zal Zondagmiddag 8 Aug. te 4.30 uur ge geven worden in de St. Jacobuskerk (Parkstr. Den Haag) door Günther Fischinger. Deze organist uit Schwa- bisch Gmünd, die o.a. bij Flor Peeters studeerde, is pas 24 jaar doch moet tot de begaafdste organisten van zijn generatie gerekend worden. Van de vele concerten die hij reeds vertolkte gaf hij er verscheidene in Nederland. Het tableau de la troupe van Wim Son- neveld's cabaret zal het a.s. seizoen be staan uit Wim Sonneveld, Joop Doderer, Karin Larsen, Frans Vasen, Conny Stu art, Kitty Kluppell, Mieke Last. Jan Staal. Aan de vleugel: Jelle de Vries, guitaar: Jan Blok. Advertentie 77"* I kan U plotseling machteloos maken. -J V Is altijd makkelijk ZONDAG 8 Augustus: 9e Zondag na Pinksteren; eigen mis; 2 geb. H. Cy- riacus; 3 geb. a cunctis; Credo; prefa tie van de H. Drieëenheid; - groen. MAANDAG: H. Joannes Maria Vian- ney, belijder; mis Os justi; 2 geb. vigilie van H. Laurentius; 3 geb. H. Romanus; laatste evang. van vigilie; wit. Of wel: Mis van vigilie; 2 geb. H. Joan nes; 3 geb. H. Romanus; paars. DINSDAG: H. Laurentius, martelaar; eigen mis; rood. WOENSDAG: H.H. Tiburtius en Su sanna, martelaren; eigen mis; 2 geb. a cunctis; 3 geb. naar keuze; rood. DONDERDAG: H. Clara, maagd; mis Dilexisti; wit. VRIJDAG: H.H. Hippolytus en Cas- sianus, martelaren; mis Salus; 2 geb. a cunctis; 3 geb. naar keuze; rood. Haarlem: H. Wigbertus, belijder; mis Os justi; 2 geb. H.H. Hippolytus en Cas- sianus; 3 geb. a cunctis; wit. ZATERDAG: Vigilie Maria ten Hemel opneming; eigen mis; 2. geb. H. Euse- bius; 3 geb. van H. Geest; (Utrecht en Haarlem: 2 geb. H. Werenfridus; 3 geb. H. Eusebius); paars. Ofwel voor Utrecht en Haarlem: H. Werenfridus, belijder; mis Justus; 2 geb. van vigilie: 3 geb. H. Eusebius; laatste evang. van vigilie; wit. ZONDAG 15 Augustus: Maria ten He melopneming; eigen mis; 2 geb. van 10e Zondag na Pinksteren; Credo; prefatie van O. L. Vr.; laatste evang. van 10e Zondag na Pinksteren; wit. culturele periodieken de revue passe ren. NICO VERHOEVEN 1) Giovanni Papini: „De schrijver", essay. Uitg. De Beuk. Stichting voor literaire publicaties. Adm. de Ruyter- weg 507, Amsterdam. 2) „Roeping", cultureel maandblad. Juni en Julinummer 1954. Uitg. Druk kerij Gianotten, Tilburg.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 5