Deen maakt studie van het
Schiermon nikoogs
De noodzaak van organisatie
Experimenten van Charles Eyck ml
K
W
A
PAPINI DOET EEN UITVAL
Y
Medische journa
istiek
E
ttUfmumtHBo
Mensen zonder
houvast
AKKERT]!
Promotie in Kopenhagen in zicht
fe
De schrijver maakt moeilijke
tijden door
l.sl
Tergende zenuwpijn
HET MANDEMENT DER BISSCHOPPEN
Persoonlijk apostolaat
en liefde
J'
Grafische export in 1953
sterk gedaald
„Roeping" stelt vragen
aan de orde
LITERAIRE KRONIEK
ZATERDAG 7 AUGUSTUS 1954
PAGINA 5
100.00ste in de Valkenburgse
gemeentegrot
i mm
De moeilijkheden der medische voorlichting -
Een wens voor goede gezondheid ten afscheid
Artifex-orgelconcert
Cabaret Wim Sonneveld
bij U te hebben,
die helpen direct!
Liturgische weekkalender
Arne Spenter
Lyngby met zijn vrouw op Schiermonnikoog.
ent»
Er is, naar aanleiding van het
Mandement der Nederlandse bis
schoppen van verschillende kan
ten nogal wat kritiek los gekomen op
wat men noemde de organisatieplicht
van de katholieken. Dat in ons land,
krachtens het volkskarakter, organi
seren vaak verdacht veel op over-or-
ganiseren, op organiseren óm het or
ganiseren lijkt, staat in wezen hier
totaal buiten. Wel is het waar, dat,
als Nederlandse katholieken aan orga
niseren doen, zij juist, omdat zij Ne
derlanders zijn, evenals hun overige
licht overdreven. Maar,
landgenoten, ucnt organisatie-
Soals gezegd, dat ra»" u
Wijs mens rekening houdt om het we-
Zenlijke van de zaak niet in het ge
drang te doen komen.
Als katholieken beschouwen wij het
georganiseerd samenwerken 'n0,!
daad als onze plicht. De Kerk heett
dat steeds geleerd; pausen en bis-
schoppen hebben de gelovigen op de
noodzaak hiervan gewezen en alle
gezonde initiatieven in dit opzicht
r^ngemoedigd en goedgekeurd. Van
,j °testantse zijde i? onlangs bij mon-
<m,™an prof- Banning in „Wending"
dien^t"ler 4, jaargang 9) het gods-
Oro-ot- geboden-zun van christelijke
hof? a^ies radicaal afgewezen. Hij
stempelde deze opvatting zelfs als
oatgoderii >n .de oud-bijbelse zin", en
maakt de bisschoppen het verwijt,
dat het Mandement opnieuw de or
ganisaties als noodzakelijk voorstelt.
W(j kunnen hier onmogelijk met hem
i?SLFaan- Voor ons is het boven alle
iw\)iei verheven, dat Christus zelf ons
merin is voorgegaan. Heeft Hü niet
z-Un zichtbare Kerk op aarde gesticht
en haar een duidelijk omschreven
Vorm gegeven in haar hiërarchische
'nrichting? Heeft Hij haar niet de
sacramenten geschonken, uitwendig
Waarneembare tekenen, die de genade
Saven, welke zij aanduiden? Zyn Kerk-
0P-aarde is een gemeenschap, een or
ganisatie, precies zoals ook het mys-
ileke Lichaam een organisch ge
joel is. Zijn apostelen vormden een
College, een groep, die in onderling
Overleg, geleid door de H. Geest, de
™ereld introk om het Evangelie te
Prediken. Overal werden gemeenten,
kerken, gemeenschappen gesticht om
Samen, in georganiseerd verband, de
«oddelijke geheimen te vieren.
Heel de geschiedenis door heeft het
"egrip gemeenschap op de voorgrond
gestaan, omdat samenwerking geboden
Jvas. De apostolaatsopdracht, die Chris
tus aan Zijn Kerk gegeven heeft, maakt
Organisatie onmisbaar. Dat ligt duide-
l0k in de menselijke natuur die sociaal
yan aard is. Een wereld van enkelin
gen zou onbestaanbaar zijn. De mensen
'ebben elkander nodig in alle opzich
ten. Zonder regeling, zonder organisa
tie is geen geordende samenleving
'enkbaar. Op alle gebieden van het
{even wordt dit dan ook vanzelfspre
kend toegepast. Wat zou er bv. in een
krote stad terecht komen van de le
vensmiddelen-, de water-, de electrici-
jeitsvoorziening, wat van het verkeer,
'et zakenleven enz., wanneer dit niet
3 grote schaal georganiseerd was?
etzelfde geldt ook op geestelijk ge-
lied. De Evangelieverkondiging moet
Olgens goed geregelde en verantwoor
de methoden ter hand worden geno
den. Bovendien moet God niet alleen
'oor de afzonderlijke mens, maar ook
'oor de gemeenschap als zodanig ge-
?erd en gediend worden. Waarheen
uien zich ook keert of wendt, altijd
jycer staat men voor de noodzaak van
rfganisatie. In samenwerking
i'cchts is iets goeds en duurzaams te
"«reiken, ook al omdat de mens het
ij'rnulerende voorbeeld van anderen
ehoeft.
H -Van de eerste tijden van haar (d.i.
j,® Kerk) geschiedenis af," zegt de
o*Us, „hebben de gelovigen zich dan
>CK' met goedvinden van hun bisschop-
verbonden in bijzondere verenigin-
»hp die betrekking hebben op de
lev«st verscheiden uitingen van het
gehen- En de H. Stoel heeft nooit op
steen"n ze goed te keuren en te
Meer dan duidelijk blijkt dit b.v.
uit de rijke en sterk variëren-
«chiii verscheidenheid van de ver
tes yupe kloosterorden en congrega-
«tle beantwoorden zij in hun doel-
li
stellingen aan bepaalde scherp gevoel
de behoeften van de tijd, waarin zij
gesticht zijn. Ook hier stond voorop:
slechts in samenwerking, in organisa
tie dus, kan men het goed bereiken,
dat nagestreeft wordt. Hoeveel chari
tatieve verenigingen zijn er in de loop
van de tijd niet voortgekomen uit de
apostolaatstaak der Kerk? En nog
steeds voelt men de behoefte nieuwe
belangen gezamenlijk te behartigen,
omdat er anders enkel maar energie
nutteloos verspild wordt.
Wij hebben boven gezegd, dat het
samenwerken in georganiseerd ver
band dat op stoffelijk en tijdelijk ge
bied algemeen als een noodzaak wordt
gevoeld ook op geestelijk terrein geldt.
Wij voegen er nu aan toe, dat het
daar nog onvergelijkelijk veel belang
rijker is uit hoofde van wat hier let
terlijk op het spel staat. Niets meer
en niets minder n.l. dan het eeuwig
heil van de mensheid. Wij hebben al
vaak er op gewezen, dat onze hoogste
en voornaamste taak is de vestiging
en uitbreiding van het Rijk Gods in
onze harten en in de wereld. Ofschoon
dit in wezen het werk is van de ge
nade, moet het toch met menselijke
middelen en inspanningen tot stand
komen. Voor alles is het een kwestie
van samenwerken, van organisatie. Of,
anders gezegd, een kwestie van een
heid. Eenheid maakt macht, verdeeld
heid verzwakt. Hierop doelen de bis
schoppen, wanneer zij in het Mande
ment zeggen: De geschiedenis van
de Kerk en van het katholieke leven
laat zien, dat bloeitijden van godsdien-
stig leven meestal samengingen met
de opbloei van allerlei apostolische en
charitatieve activiteiten in daartoe ge-
eigende verenigingen en instellingen.
Het is dan ook niet toevallig, dat de
doorvoering van de veelvuldige H.
Communie en de daaruit gevolgde op-
blo®1 van het geestelijk leven in ons
vaderland evenwijdig liep met het uit-
iYan apostolische werkzaam-
in het katholiek organisatieleven.
Op wereldlijk terreinzijn op
initiatief van vooruitziende en apos
tolische leken, daarbij gesteund en
geleid door priesters, onder volle
goedkeuring van de bisschoppen ver
enigingen tot stand gekomen om de
meest bedreigde klassen tot hogere
welstand te brengen en ze tevens
te vrijwaren voor de grote gevaren,
die dreigden an de kant van neu
trale en onchristelijke verenigingen.
Niemand immers kan het risico
aanvaarden zo brede lagen van het
katholieke volk over te laten aan de
vele stromingen, die er op uit zijn
ze voor haar doeleinden te winnen.
In de tegenwoordige wereld, waarin
alles in grote verbanden geschiedt, is
organisatie eenvoudig onmisbaar Het
is echter voor het katholieke leven
van het grootste belang, dat men daar
bij op diepgang en innerlijke groei
evenzeer bedacht is als op ledental
en uitwendige kracht. En vooral is het
nodig ervoor te waken, zoals de paus
heeft gezegd, bij het organiseren niet
tot een benepen exclusivisme te ver
vallen. Aan ieder moet binnen het
kader van de organisatie genoeg ruim
te gelaten worden om persoonlijke ei
genschappen en gaven te ontplooien
bij alles, wat dienen kan tot welzijn
en stichting.
En daarbij tekenen onze Bisschop
pen aan: „Wanneer ons collectief en
georganiseerd apostolaat maar altijd
voortkomt uit dat echt persoonlijk apo-
tolaat, dus uit de liefde, dan zullen
wij de nederigheid en de soepelheid
bezitten om niet eng en egoïstisch te
zijn en om ruimte en mogelijkheid
open te laten zowel voor andere krach
ten als voor nieuwe vormen."
L.
De Valkenburgse gemeentegrot heeft
vijf dagen eerder dan het vorige jaar
de 100.000ste bezoeker geboekt. Het
was mevrouw Th. Robbemont-Van
Gent uit Den Haag.
In het Romeinse gedeelte van de
grot werd zij toegesproken door bur
gemeester Breekpot en verrast met
bloemen en een tegel. Op de daarvoor
speciaal geprepareerde mergelwand
vereeuwigde de 100.000ste het gedenk
waardige feit door het plaatsen van
haar handtekening.
Schiermonnikoog heeft rond achthon
derd inwoners, bijna een dozijn vereni
gingen en een eigen taal: het Schier-
monnikoogs, een merkwaardig Fries
dialect, moeilijk om te leren en aan
genaam om te horen.
Met het eiland gaat het best. De be
langstelling voor deze parel op de grens
van Noordzee en Wad wordt steeds gro
ter. De belangstelling voor dat dozijn
verenigingen is redelijk, maar de be
langstelling voor de taal van Schiermon
nikoog is danig aan het tanen. Daarom
is het des te merkwaardiger, dat deze
taal, waarvan weliswaar de phoneticus
prof. Eykmann een beschrijving heeft
gegeven, doch die nooit uitvoerig is be
studeerd, thans het onderwerp vormt
voor een proefschrift, waarop, binnen
afzienbare tijd een Deen aan de univer
siteit van Kopenhagen zal promoveren.
De germanist Arne Spenter uit Lyng
by, assistent voor Duits aan de univer
siteit van Kopenhagen, leraar aan de
handelshogeschool en leraar Frans, ver
toeft momenteel op het eiland voor het
verzamelen van gegevens voor dit proef
schrift, dat zowel voor de Nederlandse
als voor de Friese taalstudie van grote
betekenis kan zijn. Het Schiermonnik-
oogs vertoont namelijk vele sporen van
het Fries en is sterk door het Neder
lands beïnvloed.
De heer Spenter, die behalve het
Duits en Frans ook Grieks, Sanskriet,
Pools en Russisch heeft bestudeerd,
die uiteraard vloeiend Engels spreekt,
maar die naarnaast ook het Neder
lands en het Fries beheerst, is op
merkwaardige wijze aan dit onder
werp voor een proefschrift gekomen.
In 1951 studeerde hij in Leiden Fries
bij professor Fokkema en Nederlands
bij professor Kloeke. In die periode
viel zijn aandacht op het Schiermon-
nikoogs, dat zoals gezegd nog nimmer
het onderwerp van een uitgebreide
studie heeft gevormd. Hij reisde naar
het Noorden en bleef twee maanden
op het eiland.
Kort geleden is hij teruggekeerd om
verdere gegevens te verzamelen. Hij
heeft een uitvoerig kaartsysteem aan
gelegd en alhoewel hij ogenschijnlijk met
zijn vrouw als toerist op het eiland
vertoeft, heeft hij handen vol werk. Hij
moet het namelijk voor het bijeenbren
gen van zijn gegevens hebben van de
oude garde en van de mensen van mid
delbare leeftijd, met wie hij een veel
vuldig contact heeft. Het Schiermonnik-
oogs schijnt namelijk langzaamaan uit
te zullen sterven. De jongeren spreken
onder elkaar Nederlands of soms iets,
dat wel op Schiermonnikoogs lijkt, maar
dat toch niet het echte oude Schiermon
nikoogs met talrijke eigen uitdrukkingen
en woorden is. De heer Spenter heeft
zich het Schiermonnikoogs ook eigen
gemaakt, hoe moeilijk het ook is. De
werkwoorden in het Schiermonnikoogs
zijn volgens de heer Spenter nog onre
gelmatiger dan de Franse en inderdaad
of men het werkwoord maken nu in
het Frans of in het Schiermonnikoogs
moet vervoegen: het maakt niet zo heel
veel verschil. Maken is in het Schier
monnikoogs „metje" en ik maak is
„ik metje" ik maakte is „ik maoke"
en ik heb gemaakt is „ik hew moake".
Jij maakt is echter „do maokeste".
Enfin, zo gaat dat dan door.
De heer Spenter heeft voorts al vele
woorden vastgelegd, die nergens meer
voorkomen. Hij is daartoe ook in staat
door de Schiermonnikoogse gastvrij
heid, uit hoofde waarvan hij bij iedereen
kan aankloppen. Vooral bij de oude
eilanders komt de heer Spenter graag,
te meer, omdat die hem ook nog iets
over de geschiedenis van het eiland
kunnen vertellen, dat hem te pas kan ko
men bij het navorsen van de geschiede
nis van het Schiermonnikoogs, waarvan
zo bitter weinig bekend is. Zo zal de
heer Spenter met een schat van gege
vens naar Lyngby terugkeren. Maar
zelfs daar heeft hij nog contact met
Schiermonnikoog, want sinds 1951 is hij
abonné op het gestencilde nieuwsblad
dat het eiland bezit, namelijk de een
maal per veertien dagen verschijnende
„Dorpsbode". En, wat daar aan Schier
monnikoogs in staat wordt in Lyngby
van A tot Z gespeld.
Blijkens de gegevens welke het me
dedelingenblad voor het Nederlands
tijdschriftenwezen heeft ontleend aan
het jaarverslag over 1953 van de Stich
ting Grafisch Exportcentrum moet. voor
het afgelopen jaar voor het eerst in de
geschiedenis van de S.G.E. melding
worden gemaakt van een teruggang in
de totale waarde van de grafische ex
port, welke echter in hoofdzaak op re
kening van de export naar Indonesië,
welke geweldig terugliep, moet worden
gesteld.
De verwachting voor 1954 is verdere
daling van het totale exportcijfer. Deze
verwachting is mede gegrond op de
omstandigheid, dat het plotseling ont
staan van nieuwe exportmarkten met
valt te verwachten.
Advertentie
VOLGENDE WEEK ZONDAG
e Limburgse kunstenaar Charles Eyck is dermate veelzijdig, dat hij wel eens een duizendkunstenaar wordt
1 genoemd. Hij maakte niet alleen naam als schilder, maar ook als beeldhouwer, glazenier, graficus en cerami-
cus. Wat thans opvalt op een expositie van zijn werk in het Heerlense raadhuis, is zijn experimenteren met een
weinig gebezigd materiaal: chamotte. Chamotte is vuurvast aardewerk, dat in de ceramische industrie een dienende
functie vervult bij het bakken der producten. Eyck maakt daarvan nu tegels en tegeltableaux. Hierboven een tableau,
Maria-boodschap voorstellende en bestemd voor een kerkje in het Brabantse dorpje Oosterbeers. Het heeft een expressio
nistische, drastische lineatuur, stemmige kleuren en is bijzonder decoratief.
an Giovanni Papini, de stijfhoof
dige nestor van de Italiaanse
pennevoerders, is bij De Beuk
een boekje aphorismen over de „De
Schrijver" 1) uitgekomen. Papini, au
teur van het indertijd geruchtmakende
Rode en Zwarte Boek van Gog, neemt
hierin de schrijver in bescherming te
gen al degenen, die hem naar het
leven staan, met name de critici.
Nooit doet de schrijver het bij de
criticus goed. „Wanneer zijn boeken
goed verkocht worden: geen wonder!
Het is een geest binnen ieders bereik,
een schrijver voor blikslagers en kap
pers, hij valt bij veel te veel mensen
in de smaak: foei, wèg ermee! Wan
neer niemand ze koopt: het is een mis
lukt schrijver, een belofte, die niets
heeft opgeleverd, een strovuur. Hij
„Roeping", een katholieke culturele
'periodiek, die de aandacht verdient,
brengt bij voorkeur modernistisch gra
fisch werk onder de aandacht van
zijn lezers. Hierboven een vignet van
Johan van der Bol.
heeft zijn weg niet weten te vinden,
hij is niet „menselijk", hij weet de
juiste snaar niet te roeren, hij trèft
je niet, enz."
Deze vinnige, voor Papini kenmer
kende uitval is mede gericht op het
gehele tijdschriftenleven, inzoverre dit
registrerend, corrigerend en stimule
rend wil inwerken op de eigentijdse
kunst en cultuur. Wat valt er te be
praten? alle „drum und dran" is zin
loos timmeren aan de weg. „Rede
nicht, Künstler, bilde!" verzuchtte
Goethe reeds. Wat Papini op zijn ei
gen wijze doet, is slechts een her
nieuwd stellen van het probleem, dat
zo oud is als de critiek-zelfdoet de
critiek ooit iets anders dan achter de
feiten aanlopen, of maakt zij toch wel
aantekeningen in de marge van het
leven die de moeite waard zijn? Het
een met het ander voor waar houden
de, kan men in elk geval wel zeggen,
dat de critiek tiert, naarmate de
scheppende krachten in de kunst kwij
nen. En bijaldien zou het overwegend
beschouwelijk karakter van onze he
dendaagse tijdschriften symptomatisch
zijn. Het scheppende werk komt in die
tijdschriften onvoldoende aan bod. Op
de voorgrond treedt het essay.
Theoretisch probleem?
Aldus om te beginnen in „Roeping"
2), waarin J. Peters C.SS.R. een ver
handeling heeft gepubliceerd over „De
dichter als probleem voor de wijsgeer".
Kèn de wijsgeer wel belangstelling
hebben voor de dichter vraagt deze
auteur zich af. Staan hier niet als
uitersten nuchtere bezinning en vurige
bezieling, critische reflexie en sponta
ne intuïtie tegenover elkaar? Kunnen
wijsgerige waarheid en dichterlijke
waarheid elkaar ergens dekken?
Hier heeft men nu weer zo'n theore
tisch probleem, waarvoor een gewoon
sterveling onmogelijk warm kan lopen
Cbi »én ha wi saèhato 4>r<str
ptüthe ttatQG men cht hesim
i
GIOVANNI PAPINI,
stijfhoofdig nestor van de Ita
liaanse pennevoerders.
(Van onze medische medewerker)
Nooit weten wij precies, waarmee
wij Zaterdag een medische kro
niek zullen vullen, voordat wij
voor onze schrijfmachine zijn gezeten
en de afgelopen week nog eens aan
ons geestesoog voorbij hebben laten
gaan. Dan doemt er meestal iets op,
dat ons overkomen is en dat stof ge
noeg oplevert voor tien kronieken. Nu
wij ons voor de laatste maal opmaken
om ons aan deze taak te gaan wijden,
zoeken wij naar iets passends en iets
belangrijks. En waarom zou dat niet
de medische kroniek zelf zijn?
Het zal na 74 medische kronie
ken van onze hand wel geen onthul
ling zijn, als ik zeg, dat ik van me
ning ben, dat medische voorlichting,
in de vorm van populair geschreven
artikelen in krant en tijdschrift, in be
langrijke mate kan bijdragen tot be
vordering van de volksgezondheid. Ik
kan mij geen machtiger en doeltref
fender middel voorstellen, om de vele
misvattingen, die er juist op dit ter
rein heersen, van onkunde tot bijge
loof, te bestrijden. Maar ik moet daar
onmiddellijk aan toevoegen, dat ik er
terdege van overtuigd ben, dat er aan
dit soort journalistiek ook grote ge
varen verbonden zijn.
Die gevaren zijn er vele. Allereerst
is daar de sensationele ondeskundige
voorlichting door leken, in de vorm
van nieuwsberichten. Hoeveel onzin
hebben wij hier en daar onlangs nog
kunnen lezen over de Friese tweeling
en alles, wat daarmee samenhing, al
gebiedt de eerlijkheid mij te vermel
den, dat een en ander in het algemeen
toch nog buitengewoon kies behandeld
is. Diezelfde onkunde leidt tot vaak
maar al te voorbarige publicaties over
beweerde nieuwe geneesmiddelen en
geneeswijzen van ziekten zoals kanker.
Het kan niet uitblijven, dat deze me
dedelingen verwachtingen wekken, wel
ke meestentijds slechts door bittere
teleurstelling gevolgd worden. Boven
dien kan zich hierbij gemakkelijk de
situatie voordoen, dat het vertrouwen
in de behandelende geneesheer ge
schokt wordt omdat deze niet op de
hoogte blijkt van deze z.g. nieuwe ge
neeswijze, en of niet bereid gevon
den wordt om deze nieuwe methode
zo maar zonder behoorlijk ervarings
materiaal uit de vakliteratuur, toe
te passen.
en bijna even groot gevaar schuilt
in medische vragenrubrieken.
Het spreekt vanzelf, dat zelfs de
meest bekwame arts niet in staat is,
schriftelijk advies, te geven aan een
patiënt, die hij met onderzocht heeft
U ziet het, er zijn dus uit overwe-
gingen van kiesheid en wüs beleid
nogal strakke grenzen gesteld, aan
wat men voor een groot publiek, zo
als een krantenlezend publiek nu een
maal is, kan behandelen en ik kan'
mij voorstellen, dat U zich enigszins
bezorgd afvraagt, waarover men dan
nog zonder scrupules kan schrijven. Ais
U deze kroniek geregeld gevolgd hebt,
dan weet u, dat dat nogal meevalt.
Er zijn onderwerpen te over, die be
trekking hebben op de gezondheidsleer,
de preventieve geneeskunde, de volks
gezondheid en de sociale geneeskunde,
terwijl eventueel ook nieuwe, doch
en met wiens levensomstandigheden
hij niet bekend is, tenzij dit advies
zou mogen luiden: raadpleeg Uw huis
arts!
Trouwens ook geheel in 't algemeen
gestelde artikelen, waarin diagnosti
sche en therapeutische problemen
besproken worden, horen niet thuis in
nieuwsbladen of ontspanningslectuur.
Welke ziekte iemand heeft en hoe die
ziekte het best bestreden kan worden,
kan alleen een arts, dank zij jaren
lange studie en ruime ervaring, ge
noegzaam beoordelen. Dergelijke arti
kelen vergroten alleen de angst, be
vorderen de pietluttigheid en werken
het zelf dokteren, met de daaraan ver
bonden fatale gevolgen maar in de
hand en hebben dus een averechtse
uitwerking. Daarbij komt nog, dat der
gelijke onderwerpen dermate verband
houden met bestaande persoonlijke ge
voelens, dat daardoor het juiste be
grip van een artikel vaak verhinderd
wordt. En de kans om misverstaan
te worden is toch al zo groot, hoe
voorzichtig men het ook aanlegt. Dat
is niet alleen onaangenaam, maar
wat veel erger is, het kan voor de
lezer nadelig zijn. Blijkbaar gunt men
zich niet altijd de moeite om goed te
lezen wat er staat, om na te gaan
of de schrijver zich vóór of tégen iets
uitspreekt.
reeds bezonken inzichten in de ge
neeskunde zich voor een bespreking
zeer wel lenen. En niet alleen, dat
dit zonder schade geschieden kan,
want dat zou nog maar een pover
argument zijn, neen de positieve re
sultaten van dit soort geneeskundige
journalistiek zijn overal merkbaar. De
jongere generatie heeft afgedaan met
de, als bijgeloof zo hardnekkig voort
woekerende bakerpraat. Men is ge
wonnen voor 'n gezonde manier van
leven, licht en lucht zijn in de woning
toegelaten, de moderne voedingsleer
wint terrein. Men heeft de weg naar
het consultatiebureau gevonden, men
is overtuigd van het nut van inenting
tegen bepaalde ziekten. Er bestaat
een grote bereidheid om zich te laten
doorlichten, om als donor bloed te ge
ven voor 'n zieke medemens, kort
om, er is meer inzicht gekomen in de
machten en de krachten, die het le
ven van de mens in zieke en gezonde
dagen beheersen.
Hiertoe hoop ook ik met deze kro
nieken iets te hebben bijgedragen.
Drukke bezigheden elders hebben mij
gedwongen, de redactie van dit blad
te verzoeken, deze taak door een an
der te laten voortzetten. Het ogenblik
is gekomen om U ten afscheid gezond
heid te wensen!
Van S.
maar waar juist in deze tijd eenieder,
die zich even bezint op wat tegenwoor
dig „kunst" is en „kunstcritiek", mee
te maken krijgt. De kunst-zelf is op
discussiabele grondslag komen te staan.
Bij herhaling vragen de dichters zich
af: waarom dicht ik? Wat is de zin
van mijn schrijven? Welke waarheid
is de mijne? In hetzelfde nummer van
„Roeping" schrijft Gabriël Smit in zijn
maandelijks journaal: Zich bezinnen
op zijn dichterschap is voor de dich
ter niets minder dan zijn plicht. Want
dichten is zijn wijze van zijn. Het is
zijn geluk (zelfs wanneer hij het als
een vloek ervaart) en omdat het zijn
geluk is, is het zijn plicht.
Dit is bepaald wijsgerig gezegd
Maar intussen blijft de moeilijkheid
een en ander bevredigend te verwer
kelijken. Dit is een kwestie van kun
nen. En daarmee staan we opnieuw
voor het feit, dat momenteel slechts
weinigen het kunnen. De tijd zit te
gen. De chaos blijkt te groot om geor
dend te worden binnen de palen van
een gewoon gedicht.
Mysterie van de tijd
In een voorgaand nummer van de
Roeping" benadert de Franse essayist
Jean Danielou de kwestie van een an
dere kant, zulks onder de titel „Ge
bed en poëzie". Het interesseert hem
te weten, of de poëzie in haar wezen
een intuïtie is van de tijd. Nee, con
cludeert hij. „De tijd is haar tegen
stander". Dichten is, nu meer dan
ooit, een pogen om het verloren Para
dijs te hervinden. Poëzie verbeeldt
geen toekomstverwachting, maar heim
wee naar de oorsprong van ons zijn.
Het mysterie van de tijd, waarin de
poëzie niet vermag door te dringen,
wordt slechts onthuld door de profetie;
deze schenkt aan de tijd een positieve
inhoud door te laten zien welke plaats
die inneemt in het plan Gods.
Hoe nu poëzie en profetie te doen
samensmelten? vragen wij ons af.
Geen jong dichter van vandaag die
op zijn manier geen profeet wil zijn.
Maar het mangelt hem op zijn minst
aan heilige vervoering. Enerzijds het
mysterie van zijn oorsprong, ander
zijds de ondoorgrondelijkheid van
zijn toekomst, is zijn stem in het
koor van deze tijd voornamelijk die
van een wanhopige slangenbezweer
der.
En nu nog even terug naar Papini.
Deze besluit zijn essay, na -een opsom
ming te hebben gegeven van de di
lemma's, tegenstrijdigheden en tor
menten, die des schrijvers erfdeel zijn,
met de mededeling: niet alleen de
schrijver, maar veel soorten mensen,
onder verschillende omstandigheden,
krijgen hier hun deel van, misschien
wel alle mensen. Eigenlijk spreekt dit
vanzelf. Maar dan volgt er ook uit,
dat bepaalde theoretische tijdschrift
verhandelingen, zoals wij er hier een
paar aanhaalden, méér lezers verdie
nen dan zij krijgen. M.a.w.: doe eens
navraag naar „Roeping". Volgende
maal laten wij dan nog wat van onze
ten behoeve van
de Stichting
ACTIE „VOOR GOD"
f 30.000.00 aan waarde
volle prijzen. Verkoop
en trekking op één dag
Ggk. d. Min. v. Jutt. dato 22-5-54
lla afd. A No. L.O. 520/261A
(Vervolg van pag. Ij
we hier met de oorzaak te maken hebben,
maar wel met een oorzaak.
Een wezenlijk gelijk probleem als
hierboven omschreven dreigt op 't
ogenblik t-e ontstaan in tal van
onze plattelandsgemeenten zelf. Onze be
trekkelijk snelle omgroei naar industri
eel land vordert grondruimte en fabrieks
arbeiders. De decentralisatie van de
industrie maakt het voor de plattelands
arbeider minder noodzakelijk naar de
stad of het industriecentrum te verhui
zen. Gezien de woningsituatie zou daar
overigens een zeer geringe kans toe
bestaan. Bij herhaling hebben we een
pleidooi gevoerd voor een geleide-
1 ij k e omschakeling van de platte
landscultuur naar de meer stede
lijk georiënteerde. Naar onze mening
moet dit o.m. tot uitdrukking komen
in een minstens voorlopig blijvende ge
legenheid voor de gewezen plattelands
arbeider, trouw te blijven aan zijn tra
dities, zijn gewoonten, zijn cultuur.
Dezer dagen vergaderden we met een
aantal katholieke arbeidersleiders uit
meer dan dertig plattelandsgemeenten.
Ze waren speciaal bijeen gekomen om
wat zij noemden de „onjuiste verste
delijking" van hun dorpen eens critisch
onder de loupe te nemen. Hun algemene
klacht was, dat zij weliswaar frisse en
van modern comfort voorziene woningen
krijgen aangeboden, maar dat zij A). de
huur bijna niet kunnen opbrengen, B).
er practisch geen vierkante meter tuin
grond bij krijgen, en C). dat hun ver
boden is, in of bij deze nieuwe woningen
een varken, een geit of zelfs maar kip
pen te houden. We hadden hier niet
te doen met een stel mensen die overal
en altijd iets te mopperen hebben, maar
met mannen die iets wezenlijks in hun
leven bedreigd weten. Op zich is het vol
komen verklaarbaar dat in die mooie
moderne huisjes geen plaats is voor
kleinvee-bezit; in niets toch herinneren
deze woningen aan de „Plaatsjes" die
ingevolge de landarbeiderswet zijn ge
bouwd.
We vragen ons af of hier niet te veel
een politiek op korten termijn wordt ge
voerd. of hier niet te veel wordt gerede
neerd; we moeten hier èn het industrie
probleem èn het woningprobleem gelijk
tijdig oplossen; terwijl men wezenlijk
vergeet dat een mens zonder een eigen
cultuur een zeer arm en zich ongeluk
kig voelend wezen is.
We zijn ons bewust dat de zaak niet
zo eenvoudig ligt als wel schijnt. We
hebben te maken met een toenemend
gebrek aan cultuurbodem. Ook verte
genwoordigers van onze katholieke boe-
renorganisaties will-en wel open oog
hebben voor het redelijk verlangen van
de plattelandsarbeiders, die gedwongen
worden over te schakelen naar de in
dustrie maar ten koste van hun per
soonlijkheid daarbij hun cultuurbezit
moeten prijsgeven. Wordt het niet hoog
tijd dat men over dit probleem eens aan
tafel gaat zitten? Of zijn we misschien
al te laat? Het komt ons voor dat in
ieder geval onze gemeenteraden in dit
opzicht nog heel wat kunnen doen en
bereiken.
Het 20ste Artifex-orgelconcert zal
Zondagmiddag 8 Aug. te 4.30 uur ge
geven worden in de St. Jacobuskerk
(Parkstr. Den Haag) door Günther
Fischinger. Deze organist uit Schwa-
bisch Gmünd, die o.a. bij Flor Peeters
studeerde, is pas 24 jaar doch moet
tot de begaafdste organisten van zijn
generatie gerekend worden. Van de
vele concerten die hij reeds vertolkte
gaf hij er verscheidene in Nederland.
Het tableau de la troupe van Wim Son-
neveld's cabaret zal het a.s. seizoen be
staan uit Wim Sonneveld, Joop Doderer,
Karin Larsen, Frans Vasen, Conny Stu
art, Kitty Kluppell, Mieke Last. Jan
Staal. Aan de vleugel: Jelle de Vries,
guitaar: Jan Blok.
Advertentie
77"*
I kan U plotseling machteloos maken.
-J V Is altijd makkelijk
ZONDAG 8 Augustus: 9e Zondag na
Pinksteren; eigen mis; 2 geb. H. Cy-
riacus; 3 geb. a cunctis; Credo; prefa
tie van de H. Drieëenheid; - groen.
MAANDAG: H. Joannes Maria Vian-
ney, belijder; mis Os justi; 2 geb. vigilie
van H. Laurentius; 3 geb. H. Romanus;
laatste evang. van vigilie; wit. Of
wel: Mis van vigilie; 2 geb. H. Joan
nes; 3 geb. H. Romanus; paars.
DINSDAG: H. Laurentius, martelaar;
eigen mis; rood.
WOENSDAG: H.H. Tiburtius en Su
sanna, martelaren; eigen mis; 2 geb.
a cunctis; 3 geb. naar keuze; rood.
DONDERDAG: H. Clara, maagd; mis
Dilexisti; wit.
VRIJDAG: H.H. Hippolytus en Cas-
sianus, martelaren; mis Salus; 2 geb.
a cunctis; 3 geb. naar keuze; rood.
Haarlem: H. Wigbertus, belijder; mis
Os justi; 2 geb. H.H. Hippolytus en Cas-
sianus; 3 geb. a cunctis; wit.
ZATERDAG: Vigilie Maria ten Hemel
opneming; eigen mis; 2. geb. H. Euse-
bius; 3 geb. van H. Geest; (Utrecht en
Haarlem: 2 geb. H. Werenfridus; 3 geb.
H. Eusebius); paars. Ofwel voor
Utrecht en Haarlem: H. Werenfridus,
belijder; mis Justus; 2 geb. van vigilie:
3 geb. H. Eusebius; laatste evang. van
vigilie; wit.
ZONDAG 15 Augustus: Maria ten He
melopneming; eigen mis; 2 geb. van 10e
Zondag na Pinksteren; Credo; prefatie
van O. L. Vr.; laatste evang. van 10e
Zondag na Pinksteren; wit.
culturele periodieken de revue passe
ren.
NICO VERHOEVEN
1) Giovanni Papini: „De schrijver",
essay. Uitg. De Beuk. Stichting voor
literaire publicaties. Adm. de Ruyter-
weg 507, Amsterdam.
2) „Roeping", cultureel maandblad.
Juni en Julinummer 1954. Uitg. Druk
kerij Gianotten, Tilburg.