BEGROTING 1955 SLUIT MET TEKORT
VAN 568 MILLIOEN (v.j. 841 millioen)
VERSTEVIGING VAN ECONOMISCHE
POSITIE NAGESTREEFD
Gunstige conjunctuur zal
in 1955 voortduren
Op lange termijn nog grote
moeilijkheden mogelijk
Vooral t.a.v. export en werkgelegenheid
BEGROTING IN CIJFERS
Besteding inkomsten
van het Rijk
millioen
t.m. '57
Voor defensie 1350
per jaar van 1955
r
DE STAAT
als werkgever
Staatsschuld met
f 1773 min. gedaald
A
Totale besteding in deze periode
ca. 5 milliard
VJ
DE ECONOMISCHE ONTWIKKELING VAN NEDERLAND
BETALINGSBALANS NOG ACTIEF IN
EERSTE HELFT VAN 1954
V..
J
Nadelig saldo Staats-
balans gedaald in '53
In 1954 in totaal
f 1750 milln. besteed
DINSDAG 21 SEPTEMBER 1954
PAGINA 7
P® Rijksbegroting; 1955 sluit inet een tekort van 568 millioen, tegen een
tekort van 841 millioen volgens de vermoedelijke uitkomsten begroting
1954 en een tekort van 1199 millioen op de oorspronkelijk vastgestelde
begroting 1954.
Ret totaal der uitgaven wordt geraamd op (>583 millioen, tegen vermoede-
Jjjk 1954 7161 millioen en oorspronkelijk vastgesteld 1954 6716 millioen,
hier staat tegenover een uitkomstentotaal van 6015 millioen tegen resp.
6320 millioen en 5517 millioen in 1954. Gewone Dienst, de Buitengewone
Dienst I en het Landbouwegalisatiefonds wijzen tezamen een nadelig saldo
®an voor 1955 van 8 millioen, tegen voordelig saldo van 119 millioen op
"e vermoedelijke uitkomsten begroting 1954 en een nadelig saldo van 595
jhillioen volgens oorspronkelijk vastgestelde begroting 1954. De Buitengewone
Dienst II vertoont een nadelig saldo van 560 millioen tegen 960 millioen
Vermoedelijk 1954 en 604 millioen oorspronkelijk vastgesteld 1954.
De ontwerpbegroting voor 1955 toont
®ver het algemeen een bevredigend
beeld; zij staat in het licht van de te
genwoordige gunstige economische ont
wikkeling en is gebaseerd op de veron
derstelling, dat een betrekkelijk gunsti
ge wereldconjunctuur ook in 1955 zal
Voortduren. De monetaire toestand kan
Sezond worden genoemd. Het streven
''St ten grondslag om met behulp van
de Rijksfinanciën bij te dragen tot een
evenwichtige verdere ontwikkeling van
de gunstige conjunctuur en tevens te
komen tot een verdere versteviging
Van de Nederlandse economische posi
tie, opdat daardoor een verantwoorde
oasis wordt verkregen voor een nieuwe
Verlichting van lasten
.In 1955 zal de nog resterende verzwa
ring van de belastingdruk, die destijds
verband met het defensieprogramma
tverd ingevoerd, l.omen te vervallen.
Voor de jaren 1956 en volgende ligt
*ehter een verdergaande vermindering
Van fiscale druk in het voornemen, zo-
pel op het gebied van de directe belas
tingen in de persoonlijke sfeer (inkom
sten- en loonbelasting) als op het gebied
pan de kostprijsvernogende belastingen.
Deze fiscale verlichtingen zullen, ver-
Keieken met de bestaande toestand,
hcerkomen on een bedrag van 500
a 550 millioen. Onder meer is bij de
Vaststelling van dit bedrag rekening
Kehouden met een nieuwe huurverho
ging.
Wanneer de ontwikkeling van het be
talingsverkeer met het buitenland in
1955 daartoe de mogelijkheid biedt, zal
borden voortgegaan met het treffen
Van maatregelen in de kapitaalsector,
tt'elke strekken tot aanwending van een
herder accres van de deviezenvoorraad,
Onder meer door vervroegde aflossing
Van buitenlandse schuld.
Jaar
ling dat de gunstige conjuncturele ont
wikkeling in ons land ook in 1955 nog
voortgang zal hebben.
Tegenover de daling in sommige uit-
gavengroepen staan belangrijke stijgin
gen. Deze doen zich met name voor in
de begrotingen van de volgende depar
tementen als gevolg van de daarbij ver
melde oorzaken. Het Ministerie van On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen
ondervindt dit in verband met de na
tuurlijke groei van alle soorten van on
derwijs en met de bijzondere voorzie
ningen ten behoeve van het hoger onder
wijs en de bijdragen aan radio en tele
visie; Wederopbouw en Volkshuisvesting
staan voor exploitatiekosten van een
groter aantal woningwetwoningen; Ver
keer en Waterstaat hebben te maken
met kosten voor de kustverdediging,
aanleg en onderhoud van land- en wa
terwegen, kapitaalverstrekking aan de
P.T.T.; Economische Zaken verstrekken
kapitaal aan de Staatsmijnen; Land
bouw, Visserij en Voedselvoorziening
dragen de kosten van cultuurtechnische
werken; Sociale Zaken en Volksgezond
heid die van de noodvoorziening ouden
van dagen en andere sociale voorzienin
gen; Maatschappelijk Werk verstrekt
een aantal nieuwe en verhoogde subsi
dies; Overzeese Rijksdelen een bijdrage
aan Nieuw-Guinea.
In de ontwerp oegroting 1955 is ech
ter nog geen rekening gehouden met
een aantal uitgaven, die zullen voort
vloeien uit wettelijke regelingen, die op
het tijdstip der begroting nog niet tot
stand zijn gekomen. Voor zover kan wor
den overzien, kunnen uit dien hoofde in
1955 verdere uitgaven worden verwacht
voor: Opheffing der anti-culmulatiebe-
palingen voor Indische pensioenen; re-
1946
1947
1948
1949
1950
1951
1952
1953
1954
1954
1955
*1 Vermoedelijk beloop..
1 Millioenennota 1954.
1 Vermoedelijke uitkomsten.
Bij een terugblik op de ontwerp
begroting 1954 verklaart de minister
^an Financiën in zijn Millioenen-Nota,
dat tijdens de parlementaire behan
deling enkele wettelijke voorzieningen
tot stand kwamen, die voor dat jaar
additionele budgetaire uitgaven tot een
totaalbedrag v 2r millioen mee
brachten, zodat het tekort dan ook op
1199 in plaats van 995 millioen kwam te
staan. Sedert de begroting 1954 werd
vastgesteld op een uitgaventotaal van
6716 millioen, is nog een aanzienlijke
Eerdere stijging opgetreden, zodat naar
de tegenwoordige inzichten dit totaal
'161 millioen zal belopen. De minister
Vzijst hierbij op de loonronde van 1
januari jl„ de ersnelde aflossing van
buitenlandse schuld, de toeneming van
de rentelasten der gevestigde binnen
landse schuld in verband met verdere
Consolidatie van vlottende schuld.
Aangezien deze sterke verdere
Nijging van het uitgavenpeil in 1954
voor een belangrijk deel als een weer
spiegeling kan worden gezien van de
bogere welvaart, met name van de aan
zienlijk verbeterde monetaire situatie,
die in de Nederlandse volkshuishouding
tot ontwikkeling is gekomen, behoeft
Z'J. aldus de minister, in ruimer ver
band niet tot bezorgdheid reden te
S^ven. Meer nog dan het verloop der
Jitgaven, kan naar zijn oordeel de op
brengst der middelen geacht worden
fen weerslag te zijn van de groeiende
talvaart in ons land. Blijkens de ver
moedelijke uitkomsten zal het nadelig
,?ldo van de gehele dienst ad 1199 mil
joen met 358 millioen kunnen worden
Prminderd tot 841 millioen.
Alvorens nader in te gaan op een
ergelijking van de ontwerp begroting
'955 met de uitkomsten voor 1954,
b'aatst de Minister in de Millioenen-
°ta het totaal der Rijksuitgaven te
genover het nationaal inkomen. Aan
be hand van de meest recente gegevens
erkrijgt men dus de in onderstaande
-boel weergegeven resultaten. De be
jagen van het nationaal inkomen in
vy54 en 1955 hebben nog het karakter
ah ramingen.
In zijn begrotingsvergelijking 1954-
1955 verduidelijkt de Minister, dat
de Buitengewone Dienst I in de ont
werp begroting 1955 alleen uit uit
gaven en middelen bestaat, die recht
streeks voortvloeien uit de laatste we
reldoorlog en uit de bezetting. Alle
°Verige inkomsten en uitgaven zijn
al naar hun aard overgebracht naar
de Gewone Dienst, onderscheidenlijk
°e Buitengewone Dienst II. Een uit
zondering is evenwel gemaakt voor de
d'tgaven tengevolge van de waters
nood, die in verband met zijn uitzon
derlijk karakter op de Buitengewone
m'enst I zijn gehandhaafd. Een con-
dduente toepassing van deze ge-
rsgslijn zal leiden tot een volledige
jPheffing van de Buitengewone
J-oenst I. Hierop wordt doelbewust
aPgestuurd.
eerder reeds vermeld, is de
lg5^tering van het begrotingsbeeld
"t1st' Vergoleken met de oorspronkelijk
kzii^fstelde Begroting 1954, hoofdza-
lan„ ,.te danken geweest aan een be-
Üe riJk hogere raming der middelen,
k eJ"betering van de middelenpositie
It, "eeI te danken aan de stijging
60$ geraamde belastingopbrengsten met
yttUioen (na aftrek van gemeente-
V)orjjT0vinciefonds). Hierbij dient te
erï aangetekend de veronderstel-
Nationaal
Uitgaven in
inkomen
Uitgaven
gen markt
Gehele
van het natio
prijzen)
Dienst
naal inkomen
9.930
4.635
46,7
12.070
5.123
42,4
14.230
5.162
36,3
15.960
4.465
28,0
17.740
4.868
27.4
19.560
5.469
28,0
20.170
5.488
27,2
21.960
6.163
23,1
21.260
6.399
30,1
23.760
7.048
29.7
24.070
6.470
26,9
geling van de rechtsbijstand van on- en
minvermogenden; regeling van het kleu
teronderwijs; wijziging Wet Buitenge
woon Pensioen 19401945. Hiermede zal
naar schatting een bedrag zijn gemoeid
van ongeveer 30 millioen in totaal.
Dekking kastekort van 500 a 600
millioen door leningen
Voor het kalenderjaar 1955 werd weer
een globale raming opgesteld van de
kasmutaties van het Rijk, voor zover
deze het gevolg zullen zijn van de in de
ontwerp begroting 1955 en begrotingen
van voorgaande dienstjaren opgenomen
inkomsten en uitgaven. De daartoe ge
maakte schattingen monden uit in een
budgetair kasdeficit als voor 1954, na
melijk 500 a 600 millioen. Het kastekort
voor 1954 bevatte evenwel aanzienlijke
bedragen voor aflossingen van buiten
landse schuld, zodat de kasontwikke-
ling van het Rijk een achteruitgang te
zien geeft in 1955 ten opzichte van 1954,
ten gevolge van een hogere raming der
uitgaven voor militaire doeleinden, en
voor uitkeringen, voortvloeiende uit het
rapport C.A.B. (Commissie Achterstal
lige Betalingen).
De Minister stelt de vraag aan de orde,
op welke wijze het voor 1955 geraamde
budgetaire tekort van 500 a 600 millioen
zal worden gefinancierd. Naast de be-
grotingsmtvoering beïnvloeden tal van
w^;LC elorieën van ontvangsten en
dekasPositie van het Rijk.
Belangrijker dan dit technische aspect
is echter de monetaire zijde van het
dekkingsvraagstuk. Hier rijst de vraag
of voor dekking van het budgetaire
kastekort voldoende middelen uit lang
lopende leningen zullen kunnen worden
aangetrokken.
Op grond van de beschikbare aan
wijzingen, onder meer het verloop der
besparingen bij die institutionele be
leggers, is de verwachting gewettigd,
dat de in 1955 voor het Rijk beschik
bare ruimte op de kapitaalmarkt toerei
kend zal zijn om een kastekort van 500
a 600 millioen te dekken.
Aangaande het kastekort voor het
lopende begrotingsjaar weet men dat
dit tekort in de vorige Millioenen-Nota
werd geraamd voor het gehele jaar
1954 op 800 a 1100 millioen. Er werd
daarbij met nadruk gewezen op de
grote mate van onzekerheid, die aan
een zodanige schatting inhaerent is.
De beschikbare gegevens wijzen thans
uit, dat een herziening der prognose
noodzakelijk is. Gegeven de realisatie
over het eerste halfjaar en op grond
van het waarschijnlijke verloop der
budgetaire kasontvangsten en betalin
gen in de tweede helft van het jaar
mag thans voor het gehele jaar 1954
met een kastekort worden gerekend
van 500 a 600 millioen.
Deze afwijking van de oorspronkelijke
prognose moet ten dele worden toege
schreven aan een hogere raming van
de kasontvangsten uit hoofde van be
lastingen. Deze verhoging hangt samen
met een tweetal factoren, waarvan de
invloed op de belastingopbrengsten ten
tijde van de samenstelling van de be
groting 1954 niet of niet ten volle kon
worden voorzien, te weten de onver
wacht gunstige ontwikkeling van de
economische activiteit sinds medio 1953
enerzijds en de per 1 Januari 1954 tot
stand gekomen loon- en salarisverhoging
anderzijds.
De verlaging van het geraamde kas
tekort hangt voorts samen met Je ver
wachting, dat een aantal categorieën
van begrotingsbetalingen bij de aan
vankelijke schattingen ten achter zul
len blijven. Onder meer betreft dit de
betalingen wegens herstel van waters-
noodschade, oorlogsschade-uitkeringen
en inkoop van Staatsschuld.
De sterkte van het burgerlijk Rijks
personeel geeft in de begroting van
1955 wederom een niet onbelangrijke
stijging te zien. Begroot wordt dat in
1955 het totaal burgerlijk Rijksperso
neel 114.346 zal bedragen tegen 110.093
in 1954, terwijl de werkelijke sterkte
op 30 Juni van dit jaar 105.190 be
droeg.
Wanneer men het burgerlijk perso
neel van het ministerie van Oorlog en
Marine niet meerekent komt men tot
een begrotingssterkte voor 1955 van
81.641 tegen 80.604 voor 1954, terwijl
hier de werkelijke sterkte op 30 Juni
j.l. 76.320 was.
Het burgerlijk personeel bij Oorlog
en Marine zal, naar begroot wordt,
voor 1955 bedragen 32,705 tegen 29.489
voor 1954, met een werkelijke sterkte
op 30 Juni 1954 van 28.870.
De stijging wordt dus, evenals het
vorige jaar, in hoofdzaak veroorzaakt
door het Departement van Oorlog en
Marine in verband met de grotere be
hoefte aan burgerpersoneel door het
steeds meer beschikbaar komen van
materiaal en als gevolg van het stre
ven naar vervanging van militairen
door burgerpersoneel.
Volgens de Rijksbegroting 1955 is de
nationale schuld in de periode van 30
Juni 1953—30 Juni 1954 verder gedaald
en wel ditmaal met een bedrag van
f 1773 millioen, waarvan f 1394 milln
betrekking heeft op de binnenlandse
schuld en f 379 milln op de buiten
landse.
De totale staatsschuld bedraagt per
uit. Juni 1954 f 21.928 millioen tegen
f 23.701 millioen per uit. Juni 1953,
waarvan f 19.144 milln (f 20.808 milln)
binnenlandse schuld en f 2514 milln
(f 2893 milln) buitenlandse schuld.
De binnenlandse gevestigde schuld is
gestegen met f 804 millioen tot f 9209
milln, terwijl de vlottende binnen
landse schuld daalde met f 1.474 mil
lioen
Zoals gebruikelijk op de derde
Dinsdag in September heeft minis
ter Van de Kieft ook vandaag weer
zijn Millioenennota gepresenteerd
aan de Staten-Generaal. Uit het
koffertje, dat de naam draagt van
deze dag, komen de bescheiden,
waarvan de inhoud zo belangrijk is
voor het komende jaar 1955.
In zijn slotbeschouwing op de Rijks
begroting 1955 vraagt de minister van
Financiën zich voorts nog af in hoe
verre het beeld van de ontwerp
begroting 1955 voor de economische ont
wikkeling nieuwe gezichtspunten biedt.
HU wpst op verschillende ten dele
tegengesteld werkende tendenties, waar
van het netto effect echter niet zodanig
is dat hieruit een aanzienlijke wijziging
van het beeld der economische ont
wikkeling zon voortvloeien.
Wat deze ontwikkeling verder betreft
zegt de minister, dat gezien de zeer
gunstige ontwikkeling, die de uitvoer
tot dusverre heeft vertoond, hij het niet
verantwoord acht er zonder meer mede
rekenen, dat het daarbU bereikte
stijgingstempo in de toekomst onver
minderd gehandhaafd zai kunnen
blijven. Veeleer is het tegendeel aan
nemelijk. Aangezien het weinig waar
schijnlijk is, dat de ontwikkeling van
bl.nnen'andse afzet daartegenover
volledige compensatie zal bieden, lijkt
op grond hiervan ook een meer gelijk
matige ontwikkeling an de binnen
landse bedrijvigheid in de lijn der ver
wachtingen te liggeh. Gegeven de met
de bevolkingstoeneming samenhangen
de voortdurende toevloed van nieuwe
arbeidskrachten en de stijging van de
arbeidsproductiviteit, zal alsdan ook met
een geleidelijke opheffing van de
huidige spanning op de arbeidsmarkt
moeten worden gerekend. Zou een zo
danige constellatie, gekenmerkt door
een uitbreiding van de binnen- en
buitenlandse vraag tezamen, welke ech
ter toch niet toereikend is om de ge
volgen van zowel bevolkingstoeneming
ais productiviteitsstijging op te vangen,
worden gecontinueerd, dan zal onver-
Omschrijving:
Gewone Dienst
Uitgaven
Middelen
Oorspron
kelijk vast
gestelde be
groting 1954
4.471
4.763
Ver
moedelijke
uitkomsten
1954
4.860
5.509
Ontwerp
begroting
1955
4.678
5.376
Saldo
Buitengewone Dienst I (Uitgaven en Ont
vangsten van aflopend karakter)
Uitgaven
Middelen
Saldo
292
1.083
296
787
649
760
330
698
847
205
Landbouw-Egalisatiefonds
Saldo
Gewone Dienst, Buitengewone Dienst I
en Landbouw-Egalisatiefonds
Saldo
Buitengewone Dienst II (Kapitaalsuitga
ven en ontvangsten)
Uitgaven
Middelen
100
595
1.062
458
430
100
119
1.441
481
642
64
8
994
434
mijdelijk het werkgelegenheidsvraag
stuk opnieuw de aandacht komen
vragen. Dit laatste ook wat het aspect
op langere termijn betreft.
Overgaande tot een bespreking van
het in de naaste toekomst te voeren fi
nanciële beleid stelt de minister voor
op, dat dit behalve door de vraagstuk
ken van werkgelegenheid en financieel-
economisch evenwicht tevens wordt be
paald door andere factoren. Met name
aan de fiscale politiek wordt mede rich
ting gegeven door andere overwegingen
van sociaal-economische aard. In het
bijzonder treedt hierbij naar voren de
eis van een evenwichtige verde
ling van lasten, een eis die bovendien
in belangrijke mate mede de keus van
in concreto te treffen maatregelen be
paalt.
De voorgestelde vermindering van
inkomsten door belastingverlichtingen
is echter van zodanige omvang, dat
ten aanzien van additionele uitgaven
uit hoofde van nieuwe initiatieven dan
wel uitbreiding van bestaande activitei
ten naar het oordeel van de minister
grote terughoudendheid geboden zal
zijn.
De bewindsman vertrouwt er dan
ook op, dat in samenwerking tussen
Regering en Staten-Generaal behoed
zaamheid ten aanzien van 't toekom
stige uitgavenbeleid in acht zal worden
genomen, teneinde gevaren voor een
inflatoire financiering der rijksuitga
ven te voorkomen.
Met betrekking tot het in 1955 te
voeren financiële beleid vraagt de mi
nister tenslotte nog voor één factor de
aandacht. De mogelijkheid is stellig aan
wezig, dat, ook wanneer men de wer
king van tijdelijke factoren als voor-
raadintering buiten beschouwing laat,
zich het komende jaar op de lopende
1 rekening van de betalingsbalans nog
verdere overschotten blijven ontwik
kelen. Op zichzelf genomen zou een
uit zodanige overschotten voortvloei
ende verdere versterking van de finan-
cieel-economische positie van ons land
alleszins welkom zijn.
Ofschoon voorshands de toestand
zich nog gunstig laat aanzien, moet ons
land, gezien zijn sterke bevolkings
groei, armoede aan grondstoffen en re
latief grote en mede daardoor
kwetsbare export, er op bedacht en
voorbereid blijven, dat zich op langere
termijn nog grote moeilijkheden kun
nen voordoen.
De economische toestand waarin ons
land op het ogenblik verkeert is, naar
het oordeel van de minister, in menig
opzicht als gunstig aan te merken. Hij
draagt onmiskenbaar het karakter van
een hoogconjunctuur.
Gedurende de 2e helft van 1953 en
de eerste helft van 1954 heeft de gun
stige ontwikkeling zich onverminderd
gehandhaafd.
Deze -expansieve ontwikkeling wordt
ten dele gedragen door een gunstige
ontwikkeling van de binnenlandse af
zet. Hiernaast is echter het verloop van
de export een bepalende factor van niet
te onderschatten betekenis. Het draagt
er in belangrijke mate toe bij, dat de
betalingsbalans op lopende rekening, on
danks de met het hoge peil van de bin
nenlandse activiteit samenhangende stij
ging van de invoer, nog steeds een over
schot vertoont.
Hoewel de marge tussen ontvangsten
en betalingen niet meer van die om
vang is als in de beide voorafgaande
jaren, heeft het betalingsverkeer met
het buitenland ook in de eerste helft
van 1954 positieve saldi opgeleverd.
De indeling van de begroting in hoofdstukken, hoofdzakelijk overeen
komende met de departementen van Algemeen Bestuur, geeft geen zuivere
verdeling weer van de kosten der onderscheidene onderwerpen van staats
zorg, aangezien de taakverdeling van de departementen eensdeels histo
risch is gegroeid en anderdeels door bijzondere omstandigheden wordt
bepaald, en derhalve aan wijzigingen onderhevig is. Evenals vorig jaar
is daarom een overzicht samengesteld, waarin de uitgaven van de thans
geldende begroting en die voor 1955 volgens een van de indeling naar
departementen onafhankelijke groepering naar onderwerpen van staatszorg
zijn samengevat. Ook bij internationale begrotingsvergelijkingen kan deze
indeling belangrijke voordelen bieden.
Gewone Dienst, Bui
tengewone Dienst I
en Landbouw-
Egalisatiefonds
Defensie
Buitenlandse betrekkingen
Overzeese Rijksdelen
Politie en justitie
Onderwijs en cultuur
Waterstaat
Verkeer
Handel en nijverheid
Land- en tuinbouw, veeteelt
en visserij
Sociale voorzieningen, emigra
tie en volksgezondheid
Volkshuisvesting
Herstel van oorlogsschade
Diensten van algemene aard
Niet toegerekende uitg. voor
pensioenen en wachtgelden
Nationale schuld
Afschrijvingen
Uitgaven verband houdende
met de watersnood
Uitgaven voortvloeiende uit
een aantal maatregelen tot
verbetering van de finan
ciële positie v. h. Rijkspers.
Vergoeding aan provinciën en
gemeenten voor de derving
van inkomsten als gevolg
van de verlaging van de
personele belasting
Vermoedelijke
uitkomsten 1954
1.414,4
70,9
62,3
238.0
603,2
135,5
67.8
93.9
239.1
908.2
220.3
341.2
215,1
109.3
491,0
113,0
363,0
Totaal
34,0
1955
Buitengewone
Dienst II
Vermoedelijke
uitkomsten 1954
1955
1.189,8
70,8
61,8
246.8
653.9
154,1
69.5
62,0
200.8
860.9
236.0
701.5
215,8
109,4
476.1
113.0
142,7
24,0
338.6
26.0
0,1
10.7
133.6
109,1
90.0
18.8
8,7
10.1
5.6
60,8
629,2
166,2
27,0
0,3
0,1
13,6
148.1
120,7
124,7
16,4
5,6
10,0
5,6
114.2
241,5
5.720,2
5.588,9
1.441,3
994,0
Saldo
Gehele Dienst
Uitgaven (incl. nadelig saldo Landbouw-
Egalisatiefonds)
Middelen
604
6.716
5.517
960
7.161
6.320
560
6.583
6.015
Saldo
1.199
841
568
Uit de staatsbalans per uit. 1953 die
in de Rijksbegroting 1955 is opgeno
men blijkt een vermindering van het
nadelig balanssaldo met f 832 millioen
n.l. van f 6407 millioen per uit. 1952
tot f 5575 millioen per uit. 1953.
Deze vermindering is de resultante
van een voordelig saldo ad t 1658
millioen van baten en lasten betref
fende het jaar 1953 en een nadelig
saldo ad f 826 millioen van bijzondere
mutaties, van deze laatste vo mt de
watersnoodschade de belangrijkste
component.
Aangezien het herstel van de schade
voor het overgrote deel ten laste van
het Rijk :omt, moeten de aieruit
voortvloeiende lasten (geschat jp totaal
f 1000 millioen) in het passief van de
staatsbalans worden opgevoerd. In
middels hebben in 1953 terzake be
talingen tot f 352 millioen plaats ge
vonden. De staatsbalans vertoont een
totaal-telling per uit. 1953 van
f 28.782 millioen (f 30.151 milln.). De
schulden op korte termijn zijn gedaald
tot f 8752 milln. (f 9527 milln.). de
verplichtingen inzake oorlogsschade tot
f 2365 milln. (f 2728 milln.), terwijl de
schulden op lange termijn zijn geste
gen tot f 11590 milln. (f 11342 milln.).
Doordat dit jaar met de inhaal van de
achterstand in de militaire bestedingen
een aanvang ls gemaakt, waarvoor
credieten uit vorige jaren worden be
steed, zullen de defensie-uitgaven het
oorspronkelük voor 1954 vastgestelde
bedrag van 1500 millioen belangrijk
overschrUden. ZU zullen naar schatting
ruim 1750 millioen gulden vragen.
Het jaar 1954 vormde de afsluiting
van een vierjarige periode waarin de
Nederlandse defensie-inspanning er op
gericht was om bij te dragen aan een
gezamenlijke met de bondgenoten In de
N.A.V.O. op te bouwen strUdmacht.
Doch aangezien het noch in Nederland,
noch in andere verdragslanden mogelijk
is geweest deze opbouw voor eind 1954
te voltooien, zal gedurende de periode
1955 tot en met 1957 alsnog een bedrag
van 4050 millioen nodig zijn, per jaar
dus f 1350 millioen, om de plannen te
voltooien.
Dat in deze tweede bewapeningsperio
de jaarlijks 10 pet. minder uitgetrokken
wordt dan in 19511954 ligt aan het
feit, dat tenminste 1300 millioen over
gebracht wordt van de eerste periode,
terwijl aan tegenwaardegelden een be
drag van 200 min. beschikbaar zal blij
ven. Wanneer men in aanmerking neemt
dat eind 1957 een overloop van naar
schatting ruim 500 min. overblijft, be
tekent dit, dat gedurende de tweede op-
bouwperiode boven de begrotingsbedra
gen van 4050 millioen in totaal nog on
geveer een milliard gulden voor defen
siedoeleinden zal worden besteed.
Het voor 1954 ten behoeve van de
Bescherming Bevolking uitgetrokken
bedrag van 5.8 millioen zal alsnog met
20 millioen worden verhoogd. Met inbe
grip van de uit vorige jaren beschik
bare gelden zal voor dit doel in totaal
rond 28 millioen gulden worden uitge
geven.
De uitgaven voor het leger vertonen
in de begroting 1955 een belangrijke da
ling t.o.v. 1954 hoofdzakelijk door bo
vengenoemde verlaging van het defen
sieplafond en de overneming van de
verdediging van Nieuw-Guinea door de
marine.
Tengevolge van verdere voortgang
van de vlootombouw waardoor steeds
meer schepen gereed komen, vertoont
zich in de uitgaven voor de marine een
duidelijke verschuiving van de kapi
taalssector naar de exploitatiesector.
Algemene uitgaven
Leger
Luchtmacht
Marine
Bescherm. Bevolking
Militaire pensioenen
en wachtgelden
Gewone Dienst en
Buitengewone Dienst I
Oorspr
vast
gesteld
1954
65,8
734,2
243,8
210,1
5,8
49,5
1.309,2
Vermoe
delijke
uitkom
sten 1954
65,8
798,2
272,8
214.1
14,0
49,5
1.414,4
1955
Buitengewone Dienst II
Oorspr.
vast
gesteld
1954
Vermoe
delijke
uitkom
sten 1954
65,6
574,1
252,9
230,8
15,0
51,4
1.189,8
45,2
42,1
16,7
92.6
196,6
73,2
86,1
32,7
132,6
14.0
338,6
1955
31,7
41.0
27.1
66,4
166,2