TRAGISCH MISVERSTAND „Nu weet ik meer van gedichten" De geestelijke ontwikkelings gebieden Indonesië ZIEKEN WORDEN KLOOSTERLING Goed bedoeldemaar fatale hand leiding voor wie meer van poëzie wil weten Zielzorg en sociale omstandigheden in de lens Expositie van werken van Wim Steyn De Frèresde Saint Jean en de de Sainte Marie „Saint Ex" wordt herdacht LITERAIRE KRONIEK Hoe men versgevoelige mensen kopschuw maakt Een nieuwe maatregel Geopend door mr. Simons ZATERDAG 6 NOVEMBER 1954 PAGINA 5 H.V.B.-programma Liturgische weekkalender Het gemengde gevoelens zal de poëzieliefhebber kennis nemen van de populaire handleiding, welke Theo de Vries heeft geschreven „voor hen die meer willen weten van poëzie, om deze beter te be grijpen, te beoordelen, ofzelf te kunnen dichten". De titel van het boekje de naïeve klank er in ten spijt, niet onsympathiek: „Nu weet ik meer van gedichten"*). Niet alles, wil de auteur zeggen, alleen maar méér. En dit teeer is broodnodig, gezien de misverstanden die telkens weer opgeld doen als in de vaderlandse binnenkameren na allerlei andere gezellige onderwer pen het thema „moderne poëzie" onder de hamer door moet. Theo de Vries verantwoordt in zijn 'hleiding zijn taak als volgt: „Waar men de belangstellende leek, «ie geen studie heeft gemaakt van mu- aiek of tekenen, alle recht ontzegt om hierover een oordeel te vellen, staat het daarentegen iedereen vrij (ook de gene die geen brief zonder taal- of stijlfouten kan schrijven) over gedich ten te „oordelen." In ons land is sinds 1880 de dichtkunst niet erg populair meer. Mo gelijk, dat enig begrip van de moeilijk heden van een dichter ook de dicht kunst weer wat in waarde zal doen stijgen. Dit alleen is het doel van dit boekje." De Vries wil zijn lezers dus begrip bijbrengen van de vaktechnische moei lijkheden die aan het dichten inhaerent zijn. En hij hoopt, dat dit begrip een beter begrijpen van de schoonheid der Poëzie tengevolge zal hebben. Nu is, naar mijn mening, dit laatste een zeer tragisch misverstand. Ten geven van de voornaamste jonge dich ters. Ach, zegt hij daar: „Juist van de allerjongste generatie, die zo om streeks 1920 is geboren en eerst thans met haar werk op de voorgrond treedt, is helaas nog zo weinig bekend." Theo de Vries had juist met zijn boekje een unieke gelegenheid gehad daar wat meer bekendheid aan te ge ven. Hij bewerkstelligt met zijn ge kunstelde schoolvoorbeelden echter zelf het tegendeel. En wat nog veel erger is: Hij gedraagt zich ten aanzien van de poëzie, niet alleen van de moderne maar van alle échte poëzie, in feite smadelijk dénigrerend. Is de volgende kenschets van Omar Khayam nog ooit goed te praten?: „Heette eigenlijk Omar de tentmaker. Was voor zijn tijd een groot geleerde en wijsgeer. Maakte veel gedichtjes die van een ze kere frivoliteit en levenswijsheid spreken." En wat is met het volgende nu van Marsman gezegd: ,,H. Marsman (1899- 1940). De vormgever van de vernieu wing van onze letterkunde na de eerste wereldoorlog. Schreef enkele prachtige verzen, veel critiek en matig proza." En van Nijhoff: „Martinus Nijhoff (1894-1953). Een zeer zelfstandig dich ter, die verschillende mooie gedichten schreef. Zijn werk begint steeds meer waardering te vinden." Maar dan toch zeker niet dank zij dit boekje. Samenvattend moet ik tot mijn grote spijt zeggen, dat het boekje „Nu weet ik meer van gedichten", dat zoveel goeds had kunnen stichten en waaraan zonder enige twijfel grote behoefte bestond, de misverstanden rondom het thema poë zie alleen maar tragischer maakt. In derdaad, na lezing „weet" (1) men dat gene wat men ook kan leren uit het schoolboek van M.A.P.C. Poelhekke „Woordkunst", een boek waarmee hele generaties van jonge mensen op de vlucht zijn gejaagd voor poëzie. Theo de Vries vermeldt dit boek, dat goed deels zijn bron van informatie is ge weest, in zijn lijstje van „aanbevolen boeken." Hij noemt het zelfs, „alhoe wel voor jonge lezers bestemd, zéér aanbevelenswaardig"! De voortreffelijk ste inleiding welke de ongeschoolde, naar begrip zoekende poëzie-lezer zich kan wensen, blijft echter ongenoemd: het prachtige boekje van Gabriel Smit: „In het land van de dichter." Alle misverstanden, die Gabriël Smit in 1947 met zijn boekje uit de wereld hielp, worden door het verschijnen van „Nu weet ik meer van gedichten" weer in trieste ere hersteld. NICO VERHOEVEN. 1) Ook dit „weten" zelf is nog maar betrekkelijk. Want uiteraard kan Theo de Vries in dit populaire boekje slechts een vluchtige aanduiding geven van de begrippen waarmee hij schermutselt. Bovendien maakt hij de kardinale fout „metrum" en „rhythme" te vereen zelvigen. Rhythme definieert hij als „de re gelmatige afwisseling van lettergrepen, die met klemtoon en die toonloos wor den uitgesproken. Nog diverse defini ties zijn hemelschreiend. Zo wordt sur realisme gekenschetst als: „en kunst inrichting waarin men de werking der gedachten probeert uit te drukken en met de werkelijkheid als zodanig geen rekening meer houdt." Theo de Vries: „Nu weet ik meer van gedichten." Nr. 57 van de serie „Onderwijs. Kunsten en Wetenschap pen." Nederlandse Uitgeversmij N.V. Leiden 1954. Uitgeverij N.V. Het Spectrum, Utrecht. Met o.a een tentoonstelling in de Bibliothèque Nationale in Parijs wordt op het ogenblik het feit herdacht, dat 10 jaar geleden de grote Franse schrijver en vliegenier Antoine de Saint Exupéry op een verkenningsvlucht werd neer geschoten. De Saint Exupéry werd wereldberoemd door zijn roman „Vol de nuit". Ook het sprookje voor grote mensen: „Le petit prince", dat door een der Nederlandse radio-omroepen enige tijd geleden ats hoorspel werd uitgezonden, verwierf grote bekendheid. Hier ziet men de weduwe van De Saint Exupéry op de tentoonstelling in Parijs met een foto van haar man. 1 A.: RCH IV DSK; DSS IEV; Stormvogels IV Hoofdd. Boys; Spaarndam Concordia; BSM VVD; EDO III WH. 1 B.: ADO II HBC III; Zand- voortmeeuwen li Haarlem III A; Velsen II EDO IV; RCH V TYBB II; Wijk aan Zee II Terras vogels II; HFC III DEM II. 2 A.: Kinheim II Nw. Vennep; SHS DSB; Geel Wit Vogelen zang; SVY Heemstede; WB III TZB. 2 B.: DCO II VSV IV; Haarlem V Ripperda II; Onze Gezellen II DEM III; VSV V Beverwijk III; Zandvoortm. III Stormvogels V. 2 C.: DIO II RCH VI; Hillegom III DSS II; NAS II HFC IV; EDO V Stormvogels VI. 2 D.: TYBB III Haarlem VI; VI. Vogels II HFC V; Schoten III RCH VII; Bloemendaal III DCO III; Velsen III Kennemers IV. 3 A.: BSM II Geel Wit II; DSK II EHS II; Concordia II ETO II; Spaarnevogels DSOV. 3 B.: Ripperda III Vogelenzang II; VVD II Hillegom IV: DSS III Heemstede II; DIOS Van Nispen. 3 C.: Beverwijk IV Halfweg II; Alliance Spaarnestad; WH II Kinheim III. 3 D.: IEV II Velsen IV; Kenne mers V WB IV; Beverwijk V DEM IV. 3 E.: HFC VI DSS IV; TYBB V Spaarndam II, DIO III Zandvoort- meeuwen V; Spaarnestad II Hillegom V. 3 F.: Geel Wit III VI. Vogels III; HFC VII EDO VII; Zandvoortmeeu- wen VI BSM III; DCO IV Storm vogels VII. 3 G.: Kinheim V Haarlem VIII; Onze Gezellen IV Schoten V; DIO IV wb V; Bloemendaal IV Ken- nemers VI. 3 H.: TYBB VI HFC IX; DSS V Geel Wit IV; VI. Vogels IV Haarlem IX. 4 A.: WH IV Renova; IEV IV ADO IV; DEM VII Spaarnestad III. 4 B.: NAS III THB III. 4 C.: Hoofdd. Boys II DIOS II. 4 D.: ADO III SW II; DEM V Waterloo III; Wijk aan Zee III Vel sen V. 4 E.: Concordia III Alliance II; SHS II WH III. 4 F.: Halfweg IV Onze Gezellen V. 4 G.: Spaarndam III DEM VI; Wa terloo IV SHS III; SVY III Vel sen VI. 4 H.: Heemstede III Concordia IV. 4 I.: DSB V Renova II; HFC XI DIOS III. 4 J.: HFC XII SHS IV; TZB HÏ -- Terrasvogels IV. 4 K.: Alliance III DIOS IV; Geel Wit V Heemstede IV; DSOV II v. Nispen II. Jeugdafdeling: A.: Concordia a Alliance a; DEM a HBC a; Geel Wit a Kennemerland a. B.: HFC a ADO a; Hoofdd. Boys a - TYBB a; Velsen a DSS a. Junioren: 1 B.: DEM b NAS a.; TYBB b Geel Wit b; IEV a DEM c; Onze Gezellen a Velsen b. 2 B.: Concordia b HBC b; TYBB c Vogelenzang a; v. Nispen a DSS b.; TZB a BSM a. 3 B.: ADO b Alliance b; Onze Ge zellen b DEM d; IEV b DSS c. 3 E.: DIOS a Alliance c; HBC c Onze Gezellen c; HBC d TYBB e; Geel Wit c DSS d. Adspiranten: 1 B.: Alliance a DSS a; TYBB a ADO a; DEM a Velsen a; Onze Gezellen a Wijk/Zee a. 3 A.: DSS b Velsen b; Onze Ge zellen b DEM c; NAS a TYBB b. 3 C.: Concordia b DSS c; HBC c TYBB c. 4 A.: Onze Gezellen c DEM e; Velsen c DSS d. 4 D.: Onze Gezellen d DEM g; DEM f Velsen d; Geel Wit c TYBB e; ADO c Alliance c. 4 F.: BSM a Hoofdd. Boys b; Hoofdd. Boys c HBC f; DSOV a NAS b; Concordia c TZB b. 4 I.: ADO d TYBB f; TYBB g Velsen f; DSS e Velsen e. Zaterdagmiddagcompetitie: 1.: Kin heim VEW; SMS SVJ; RCH IJmuiden II. 2.: Hillegom Kinheim II; VVRA Energie; Telefonia II SAC; SVJ II Kennemerland V. 3.: J. Hercules VEW II; SIZO III SVJ III: Zandvoortmeeuwen II - IJmuiden IV; Concordia WSV. 4 A: Energie II SMS II; TYBB Zandvoortmeeuwen III: ETO II RCH II; SIZO V SVJ IV. 4 B.: Kennemerland VI SMS III; SAC II Telefonia III; SVJ V - IJmuiden- V. Een punt treedt in de Richtlijnen van Haarlems bisschop telkens weer op de voorgrond: de over- j tuiging n.l., dat het zieleheil der men- j sen mede afhankelijk is van de sociale omstandigheden, waarin zij leven. Daar om komt hij er ook herhaaldelijk op terug. Het hele sociale, economische en culturele leven van de mens eist de volle belangstelling van de moderne zielzorger. Maar de Kerkelijke overheid staat hiertegenover min of meer mach- j teloos dit erkent Monseigneur zonder j reserve wanneer de leken haar niet bijstaan met raad en daad. Letterlijk i schrijft de bisschop: „Wij kunnen ter oplossing van de problemen slechts ver antwoorde richtlijnen van een noc "za kelijk concreet karakter uitvaardigen, wanneer Wij in genoemde, voor een be langrijk deel technische materie het advies van Katholieke deskundigen heb ben ingewonnen". De Indonesische regering heeft cij fers gepubliceerd waaruit moet blijken, dat de veiligheid in In donesië aanmerkelijk verbeterd is. Zo werden in het eerste half jaar van 1953 in Indonesië 2008 mensen vermoord vol gens deze cijfers en in het eerste half jaar van 1954 „slechts" 1612. Het aan tal ontvoeringen verminderde over de zelfde perioden van 604 tot 491, het aantal brandstichtingen van 1251 tot 1183, het aantal roofovervallen van 8199 tot 6271 en het aantal aanvallen van gewapende benden van 884 tot 775. Inderdaad blijkt uit deze cijfers dus enige verbetering, maar de totalen die overblijven zijn nog altijd diep tragisch. Sinds 1 October is voor Nederlandse werknemers in Indonesië een nieuwe regeling voor het overma ken van geld naar Nederland van kracht. Volgens deze regeling mag 20% van het salaris naar Nederland overge maakt worden. Uit deze overmaking moeten alle onkosten (studerende kin deren, onderstandbehoevende familie leden, verlofsalarissen, spaargelden, enz.) met uitzondering van die voor pensioenfondsen, bestreden worden. Alle andere lopende delegaties zijn per 1 October vervallen, met uitzondering van nog lopende verlofsalarissen. Niet iedereen krijgt echter deze 20%. De beslissing hierin wordt genomen door het Indonesische deviezeninstituut, ter zijde gestaan door een commissie van advies. Ook heeft nog lang niet ieder een de desbetreffende beschikking bin nen. Degenen, die nog geen beslissing ontvangen hebben, kunnen transfer volgens de oude regelingen opnieuw aanvragen. Over de toekenning van de 20% valt nog weinig te zeggen. In hoofdzaak betreffen de toezeggingen die reeds gedaan zijn het personeel van cultuurmaatschappijen. Een grote cul tuurmaatschappij kreeg 80 afwijzingen Tegenwoordig geldt in Indonesië ook, dat wie naar Nederland gaat toestemming van het deviezenin stituut behoeft om zijn reisgeld in ru- piahs te mogen voldoen. Deze toestem ming wordt altijd gegeven aan Neder landers, die Indonesië voorgoed ver laten. Verlofgangers krijgen de toestem ming alleen als zij onder dezelfde ter men vallen als die voor de toestemming tot de sociale transfer van 20% worden aangelegd. Welke termen dit zijn is echter officieel nimmer bekendgemaakt. Naar verluidt zouden middenstanders en journalisten behoren tot degenen, die de toestemming tot transfer niet zullen krijgen. De nauwste samenwerking tuwen priesters en leken is dan ook voor de toekomst absolute voorwaarde om de herkersteningspogingen te doen slagen. En deze samenwerking is des te nood zakelijker, daar de omstandigheden in de onderscheiden delen van het Haar lemse Diocees verschillend zijn. Ieder gebied heeft praktisch zijn eigen, aparte moeilijkheden, die alleen met volledige kennis der plaatselijke omstandigheden kunnen worden opgelost. Het is wel zon der meer duidelijk, dat de steden, de industriële centra en het platteland elk voor zich afzonderlijke problemen stel len. Hoezeer dit waar is, blijkt overtui gend uit de beschouwingen, die de „Richtlijnen" aan de verschillende gebie den wijden, terwijl 't van belang is daar bij te bedenken, dat hier uitsluitend en kel maar de grote lijnen worden aan gestipt. Een gedetailleerde beschrijving van de geestelijke gevaren zou een ont stellend beeld opleveren en bovendien een omvangrijk boekwerk eisen. Daar komt nog bij, dat de bisschop slechts enkele gebieden met name noemt. De feitelijke toestand daarbuiten is echter niet minder zorgwekkend. Dat wordt op niet mis te verstane wijze als volgt aangeduid: „Vanwege de ernst der vraagstukken, die zich in de verschillende gebieden voordoen, zou men in zekere zin in het grootste deel van ons Bisdom bijzondere voor zieningen moeten treffen op godsdien stig en maatschappelijk-cultureel ter rein". De ingewikkelde problemen, die hier worden gesteld en de omvang van de werkzaamheden, die nodig zijn om tot een oplossing te komen, maken dit echter voorlopig onmogelijk. Daarom heeft men zich, om te be ginnen, beperkt tot een drietal gebieden, n.l. het IJmond-gebied, West-Friesland en het gebied van Rot terdam-Zuid en de Nieuwe Waterweg. Deze streken zijn tot „geestelijke ont wikkelingsgebieden" verklaard, waar de bisschoppelijke Advies-commissie het eerst haar taak zal aanvatten. Daarnaast echter wijzen de „Richt lijnen" erop, dat ook elders de moei lijkheden groot zijn. Zo b.v. in de nieuw te bouwen tuinsteden in Amsterdam Nieuw-West, in de snelle uitbouw van Den Haag. Haarlem, Leiden en Delft. Geheel aparte problemen doen zich voor op het platteland van Zuid- en Noord-Holland, de Bollenstreek en het Westland, waar de bevolkingsgroei zeer hoog is en de werkgelegenheid in de bestaande bedrijven gering. Een groot deel van de bevolking zal op de duur gaan verhuizen naar de steden en in dustriecentra. Maar deze mensen zullen vooraf geestelijk en cultureel rijp moe ten gemaakt worden om de overplan ting in een ander geestelijk en sociaal milieu zonder geestelijk verlies te kun nen ondergaan, om daarbij ook positief in het andere milieu een apostolische functie te kunnen vervullen. Wij hebben hier maar enkele voor beelden aangehaald uit de vele. welke de „Richtlijnen" noemen, méér dan vol doende echter, menen wij, om een in druk te geven van de omvang en de ernst der problemen, waarvoor de Ker- kelijl* overheid zich geplaatst ziet. Er zal in de toekomst enorm veel moe ten gedaan worden om te behouden wat goed is en terug te voeren wat verloren ging. Alles wat de moderne wetenschap en techniek aan verant woorde middelen ter beschikking stelt, zal dankbaar worden toegepast. Binnen de grenzen van onze beginse len moeten wij geheel en al van onze tijd zijn. Conservatisme en isolement brengen ons in ijltempo hopeloos achter op. Toch mogen wij nooit vergeten, dat het beste inzicht en de voortreffelijkste methoden niet alléén de volmaakte op lossing voor de noden van onze tijd verschaffen. Anders gezegd: menselijke middelen alléén kunnen geen redding brengen. De uitbreiding van het Rijk Gods op aarde en daar gaat het toch om ligt wezenlijk op een geheel ander niveau dan dat der louter mense lijke inspanningen. Natuurlijk mag de Kerk niet achterblijven in de aanpas sing aan de veranderde structuur van de tijd. De nieuwe maatregelen van Haarlems bisschop tonen duidelijk aan, dat zij dat ook niet van plan is. Maar de eigenlijke herkerstening, de terug keer van de mens tot God is het werk van de genade, of, zoals P. Daniélou het uitdrukt: „de waarachtige vooruit gang der Kerk bestaat in de uitbrei ding van Gods glorie door de Eucha ristie en in deze geschiedenis zijn de heiligen de hoofdfiguren". Christus is onze enige Redder, ook al zouden al onze menselijke inzichten en plannen in deze veranderende wereld schipbreuk lijden. Daarom zijn „de heiligen" inderdaad de hoofdfiguren bij dit grote werk. De heiligen, d.i. de echte, vrome christenen, die hun verantwoordelijkheid voor hun medemensen begrijpen en biddend en offerend de eigenlijke stuwkracht vormen voor de werkers. Het ligt dan ook helemaal in de lijn van de gewens te samenwerking, dat wij allen onze Bisschop bijstaan in zijn zware taak door een voortdurend, medelevend ge bed, zonder hetwelk wij niet en nooit ons Katholiek-zjjn in de volle rijke zin van het woord kunnen waar maken. L. „De Kardinaal", van Manzu, aangekocht door Tilburg. Het beeld is van de zomer te zien geweest te Rotterdam. Bij die gelegenheid hebben wij o.m. geschreven: „Het zou een bewijs van uitermate grote culturele emancipatie der Nederlandse katholieken kunnen zijn wanneer zij de moed hadden, om de grote Kardinaal blijvend voor ons land te verwerven". Manzu heeft veel plastieken gemaakt van kardinalen, magnifieke figuren in wijde mantels met spits toelopende mijters. Onder het monumentale gewaad suggereert Manzu een treffende menselijkheid. ZONDAG 7 NOVEMBER: H. Willi brord, bisschop-belijder; eigen mis; 2 geb. van 22e Zondag na Pinkste ren; Credo; prefatie van de H. Drieëenheid; laatste evang. van 22e Zondag na Pinksteren; wit. MAANDAG: Mis van Allerheiligen; 2 geb. oct. van H. Willibrord; 3 geb. van de 4 H. Gekroonden; Credo; wit. DINSDAG: Kerkwijding van de S. Jan van Lateranen; mis Terribilis; (ta stille missen)2 geb. H. Theodorus; Credo; wit. WOENSDAG: H. Andreas Avellinus; belijder; mis Os justi; 2 geb. oct van H. Willibrord; 3 geb. H.H. Try- phon en gez.; Credo; wit. DONDERDAG: H. Martinus, bisschop belijder; eigen .nis; 2 geb. oct. van H. Willibrord; 3 geb. H. Mennas; Credo; wit. VRIJDAG: H. Martinus, paus-marte laar; mis Si diligis; 2 geb. oct van H. Willibrord; 3 geb. Concede; Credo; prefatie van de apostelen; rood. Utrecht: H. Lebuinus, belijder; mis Os justi; 2 geb. H. Martinus; 3 geb. oct van Willibrord; Credo; prefatie van de apostelen; wit. Haarlem: H. Livinus, bisschop-mar telaar; mis Statuit; verder als Utrecht. ZATERDAG: H. Didacus, belijder; mis Justus; 2 geb. oct. van H. Willi brord; 3 geb. Concede; Credo; wit. ZONDAG 14 NOVEMBER: 23e Zondag na Pinksteren; eigen mis; 2 geb. oct. van H. Willibrord; 3 geb. H. Josa- phat; Credo; prefatie van de K. Drieëenheid; groen. eerste maakt men de moderne lezer hiet uiteenzettingen over de velerlei Versvoeten en dichtsoorten, waarin de Poëet zijn inspiratie kan verwoorden, alleen maar kopschuw. Met dit soort Uiteenzettingen wordt ook op school 7o ontzettend veel kwaad gesticht bij de in aanleg meestal zeer versgevoeli ge jeugd. Daar begint het grote mis verstand, dat men het wezen van poë zie vereenzelvigt met kunstigheid, met in maat en rijm gegoten welsprekend heid, en met een hogere vorm van taal en stijlbeheersing. De jeugd weet wel heter. Die kan met geen leraar en met Reen Theo de Vries warm lopen voor de ■.anapesten" van Isaac da Costa: „Kan het zijn, dat de lier die sints lang niet tïieer ruischteen de „amphibra- chen" van Potgieter: „O volk met zoo goed, met zoo grootsch een verleden... Het kan zijn dat dit bijzonder knap gezegd is, en uit literair-historisch oogpunt is het alleszins bestuderens- Waard, maar als poëzie heeft het ons heden ten dage niets meer te zeggen. Door steeds maar weer onverbe terlijk met deze klassieke schoolvoor beelden aan te komen dragen, brengt men de versgevoelige leerling (ook de lezer van De Vries* boekje is een leerling) alleen maar in een stem ming van afkeer, oftewel men kweekt veinzers, die zich opschroeven tot kunstmatige bewondering. In beide gevallen is de leerling als lezer van moderne poëzie verloren. In het eer ste geval kan hij zijn afkeer van al les wat naar gedichten zweemt niet meer overwinnen en niet meer spon taan, volkomen onschools, openstaan voor wat de dichter-tijdgenoot hem te melden heeft. En in het andere ge val is de leerling te zeer een hok jesmens geworden om nog ooit thuis te raken in het levende stroomge bied der moderne kunst; hij kan daar met zijn kennis van anapesten en amphibrachen niet terecht. En dit is dan het tweede grote be zwaar tegen het goedbedoelde boekje van Theo de Vries. Maakt 6e schrijver, gelijk gezegd, met zijn Uiteenzettingen over versvoeten en dichtsoorten de leerlingen alleen maar Jtepschuw: ook afgezien hiervan geeft hij niet wat verwacht wordt, hij komt hun moderne poëzie eenvoudigweg niet tee. Theo de Vries heeft dit zelf als een ernstige tekortkoming gevoeld, J^aarvoor hij zich excuseert door ach ter in zijn boekje een opsomming te advocaat mr. J. H. J. Simons heeft gisteravond in Kunsthandel Leffe- laar met een geestig en genoeglijk teoord de tentoonstelling geopend van tehilderijen, gouaches en tekeningen ^an Wim Steyn. Na zijn onbevoegdheid °t het geven van een oordeel breed ^°ch onderhoudend te hebben ge- tehetst, bekende hij althans te behoren ot het gilde der kunstminnenden. De Rekkelijkheid van zijn woorden St6l(Je hij in het licht door het voor troostende adagium: verba vo- y h picta manent; woorden vervluch tte schilderwerken blijven. oor een oordeel over de ten toon v stelde werken en de begaafdheid n "te schilder wenste mr. Simons te eUnen op het gezaghebbende oordeel an Wijien De Bois, de bekende in 1946 Restorven Haarlemse kunsthandelaar, Jf indertijd reeds op Steyn had ge- endeerd als een veelbelovend kun- enaar. De b0;s was 0ok de man, die ,®yn had bemoedigd en in zijn ont- 1 keling nauwgezet gevolgd. Mr. Si- c0ns herinnerde er aan, dat Dirk st ,fr kÜ diens erepromotie te Am- am heeft gezegd daarin het ja- oord te zien op de vraag of hij voor o Nederlandse letteren van waarde ^>as geweest, in gelijke zin achtte hij a e °is gezaghebbend oordeel een be- temg op de vraag naar de kwaliteit an Steyn's werk. krin» talri->ke belangstellenden uit de 6enri„„n van kunstenaars en kunstmin nend gmgen daarna rond langs de Lef f el a S,.?10® tet 27 November bij laar blijven hangen. In ons blad van 25 September j.l., pag 7, toonde A. Bgl. aan de hand van een uitvoerige beschrijving van dool en levenswijze van de „Congre gation des Soeurs de Jésus Crucifié", een Franse zusterscongregatie van zie ken en gebrekkigen, wel duidelijk aan dat ziekte, zwakke gezondheid en inva liditeit geen beletselen meer behoeven te zijn voor intrede in een klooster. Van dit nieuwe soort kloosters zijn echter in Frankrijk nog andere vormen. Weliswaar zijn deze te danken aan een zelfde initiatief: ook zieken in de gele genheid te stellen hun verlangen naar het religieuze leven concrete gestalte te geven. Maar het was gebleken dat er net als voor de gezonden meer „keus" moest zijn; nog afgezien van het feit dat de hier verder onbesproken gelaten „Congrégation de Jésus Cruci fié" de sinds 1930 steeds talrijker aan vragen toch niet kon verwerken. De twee voornaamste vormen van de zojuist bedoelde vormen van klooster leven speciaal voor zieken, welke wij in dit kort bestek willen signaleren, zijn de „Dominicaines de Sainte Mar r" en de enige mannelijke kloosterorde van zieken: de „Frères de Saint Jean". Het in 1946 genomen initiatief tot de stichting van een klooster voor zieke en invalide mannen kwam van de even bedachtzame als actieve Franse Dominicaan Pater Jean-Marie Robert O.P., zelf oud-sanatoriumpatiënt. De Frères de Saint Jean kennen een dubbele doelstelling, zoals blijkt uit hun professieformule: „Ik N.N., zieke, doe mijn geloften voor 't heil der zieken...'' Door het afleggen der drie kloosterlijke geloften willen zij hun ziek, zwak of in valide lichaam geheel in dienst stellen van God. Zij achten hiervoor een ob- servante levenswijze onmisbaar. Van daar: regelmatig gedeeltelijk gezongen koorgebed (Romeins brevier), retraiten, veelvuldige lezingen over vooral bijbel se onderwerpen enz. Voor dit laatste komen veelal de Dominicanen van het nabij hun eerste klooster de „Prieuré Saint Jean" te Champrosay-Parijs ge legen „Saulchoir", waar ook diegenen onder hen, die zich op het H. Priester schap voorbereiden, de philosophische en theologische studie volgen. Sinds de oprichting in October 1952 van een tweede klooster te Amiens kan dit op het daarnaast gelegen Groot-Seminarie. De meest markante trek van deze „Frères de Saint-Jean" is wel hun zie- kenapostolaat, dat zij kortweg formu leren als: „De geestelijke aanneming van allen die lijden in de wereld." Met dit doel behartigen de priesters onder hen de zielzorg in sanatoria en hospitalen, en geven zij missies, re traiten en conferenties voor allerlei groeperingen van zieken. Zo mogelijk nemen ook de niet-priesters deel aan het ziekenapo6tolaat van 'ziekenbezoek, vertegenwoordiging op congressen, over zieken- of ziekenhuisproblemen, in de padvindersbeweging enz. Zij trachten zelf in hun levensonder houd te voorzien door o.a. een boekbin derij, omvangrijke hoender-stapel, moes tuin, boomgaard, timmerwinkel e.d. Allen priesters zowel als niet-pries- ters, oversten zowel als onderdanen neijien gezamenlijk de verantwoording voor het huishoudelijk werk. Van alles wat er binnen de twee kloosters geschiedt of er van moet uit gaan, verschijnen kronieken, instruc ties maar ook degelijke verhandelingen van bijbel-theologische, sociologi'che en ascetische aard in hun tweemaan delijks bulletin „Présences." „Dominicaines de Sainte Marie" In Augustus 1942 werd de naam „Do minicaines de Sainte Marie" door Mgr. Sembel, bisschop van Dijon, verleend aan een klein groepje jongedames, die ondanks, of beter juist in hun ziek-zijn, reeds een half jaar lang in zijn diocees een beschouwend leven leidden naar de geest van de H. Dominicus. Na 3 jaar was hun aantal reeds de 25 gepasseerd en momenteel zijn zij ten getale van ruim 80 zusters verdeeld over 3 kloos ters in Frankrijk en 1 in Zwitserland. In tegenstelling tot de „Congrégation de Jésus Crueifié" die een vierde gelofte afleggen van „getrouwheid aan de wil van God in de staat van ziek- zijn" leggen deze volgelingen van de H. Dominicus slechts de drie geloften af van gehoorzaamheid, armoede en zuiverheid. Daarnaast geven haar Con stituties als middelen voor het contem platieve doel .aan: „Het gemeenschap pelijk leven met zijn monastieke ob servanties, de plechtige zegging van 't canoniek Officie (Groot Dominicaans Brevier) en de studie van de geopen baarde waarheid". Aangezien de dis pensatie een integrerend bestanddeel is \-an hun Constituties, is vanzelf de dag orde geheel aan zieken aangepast' (geen nachtkoor, veel rust en ontspan ning). Behalve zieken er zijn doven, blin den, „stoel-houdenden" en de zgn. „zwak keren" nemen zij ook gezonden op. Doch het aanvankelijk beraamde aan tal van twee gezonden op een zieke, blijkt wegens de vele aanvragen van zieken niet te verwezenlijken. Ook de „Dominicaines de Sainte Ma rie" voorzien zelf in hun levensonder houd door naaiwerk (o.a. paramenten) en boekbinderij; doch voor het grootste gedeelte moeten zij zich verlaten op de Voorzienigheid. Het is noodzaak, maar het geeft hun ook een innerlijke kracht en blijmoedigheid van geest, die de sti mulans is van een stil apostolaat. Vo'ledigheidrhalve vermelden wij hierbij nog het in September 1946 opge richte Benedicf.inessenklooster „Priem La Paix Notre-Dame" te Flée (Sarthe), waar met het oog op de daarheen ge zonden „Benedictinessen van zwakke gezondheid" uit het hoofdklooster van Jouarre de strikte observantie van de Benedictijnse regel verzacht is. Zou het bestaan van deze kloosters voor zieken niet voortkomen uit een nieuw, verdiept bewustzijn van het al oude Paulinische thema: „Juist de schijnbaar zwakkere leden van het li chaam zijn het meest noodzakelijk" (1 Kor. 12:22)? P. H. Matisse's artistiek credo ligt vervat in zijn woorden: „Waar ik van droom is een kunst, die in evenwicht is, van zuiverheid en sereniteit, verre van moeilijkheden en depressies, een kunst, die elke werker kan ontspannen hetzij hij zakenman is of schrijver, een kunst, die zoiets is als een goede leunstoel, waarin men van de psychische vermoeidheden kan uitrusten". Bovenstaande foto toont de meester, zoals hij de laatste jaren was; hij hield zich toen ook. bezig met het uit knippen van figuren van papier, die door een medewerk ster werden opgeplakt volgens zijn aanwijzingen. Zoals wij reeds hebben bericht, is in zijn woonplaats Vence, in Zuid-Frankrijk, de beroemde schilder Henri Matisse overleden op bijna 85-jarige leeftijd. Niet alleen als schilder was hij groot, maar ook als graficus en ontwerper van tapisserieën. Zijn plastiek zal wellicht minder bestand blijken tegen de verandering van stijl en smaak. Bekend is van hem, dat hij in zijn laatste woonplaats een kapel voor de Zusters Dominicanessen heeft ontwor pen als dank voor het feit, dat hij de oorlog mocht over leven. Van die kapel ontwierp en maakte hij tevens alle decoraties en schilderijen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 5