TRAGISCH
MISVERSTAND
„Nu weet ik meer van gedichten"
De geestelijke ontwikkelings
gebieden
Indonesië
ZIEKEN WORDEN KLOOSTERLING
Goed bedoeldemaar fatale hand
leiding voor wie meer van
poëzie wil weten
Zielzorg en sociale omstandigheden
in de lens
Expositie van werken
van Wim Steyn
De Frèresde Saint Jean en de
de Sainte Marie
„Saint Ex" wordt herdacht
LITERAIRE KRONIEK
Hoe men versgevoelige mensen kopschuw maakt
Een nieuwe maatregel
Geopend door mr. Simons
ZATERDAG 6 NOVEMBER 1954
PAGINA 5
H.V.B.-programma
Liturgische weekkalender
Het gemengde gevoelens zal de poëzieliefhebber kennis nemen van de
populaire handleiding, welke Theo de Vries heeft geschreven
„voor hen die meer willen weten van poëzie, om deze beter te be
grijpen, te beoordelen, ofzelf te kunnen dichten". De titel van het boekje
de naïeve klank er in ten spijt, niet onsympathiek: „Nu weet ik meer van
gedichten"*). Niet alles, wil de auteur zeggen, alleen maar méér. En dit
teeer is broodnodig, gezien de misverstanden die telkens weer opgeld doen
als in de vaderlandse binnenkameren na allerlei andere gezellige onderwer
pen het thema „moderne poëzie" onder de hamer door moet.
Theo de Vries verantwoordt in zijn
'hleiding zijn taak als volgt:
„Waar men de belangstellende leek,
«ie geen studie heeft gemaakt van mu-
aiek of tekenen, alle recht ontzegt om
hierover een oordeel te vellen, staat
het daarentegen iedereen vrij (ook de
gene die geen brief zonder taal- of
stijlfouten kan schrijven) over gedich
ten te „oordelen."
In ons land is sinds 1880 de
dichtkunst niet erg populair meer. Mo
gelijk, dat enig begrip van de moeilijk
heden van een dichter ook de dicht
kunst weer wat in waarde zal doen
stijgen. Dit alleen is het doel van dit
boekje."
De Vries wil zijn lezers dus begrip
bijbrengen van de vaktechnische moei
lijkheden die aan het dichten inhaerent
zijn. En hij hoopt, dat dit begrip een
beter begrijpen van de schoonheid der
Poëzie tengevolge zal hebben.
Nu is, naar mijn mening, dit laatste
een zeer tragisch misverstand. Ten
geven van de voornaamste jonge dich
ters. Ach, zegt hij daar: „Juist van
de allerjongste generatie, die zo om
streeks 1920 is geboren en eerst thans
met haar werk op de voorgrond treedt,
is helaas nog zo weinig bekend."
Theo de Vries had juist met zijn
boekje een unieke gelegenheid gehad
daar wat meer bekendheid aan te ge
ven. Hij bewerkstelligt met zijn ge
kunstelde schoolvoorbeelden echter zelf
het tegendeel. En wat nog veel erger
is: Hij gedraagt zich ten aanzien van
de poëzie, niet alleen van de moderne
maar van alle échte poëzie, in feite
smadelijk dénigrerend. Is de volgende
kenschets van Omar Khayam nog ooit
goed te praten?: „Heette eigenlijk
Omar de tentmaker. Was voor zijn
tijd een groot geleerde en wijsgeer.
Maakte veel gedichtjes die van een ze
kere frivoliteit en levenswijsheid
spreken."
En wat is met het volgende nu van
Marsman gezegd: ,,H. Marsman (1899-
1940). De vormgever van de vernieu
wing van onze letterkunde na de eerste
wereldoorlog. Schreef enkele prachtige
verzen, veel critiek en matig proza."
En van Nijhoff: „Martinus Nijhoff
(1894-1953). Een zeer zelfstandig dich
ter, die verschillende mooie gedichten
schreef. Zijn werk begint steeds meer
waardering te vinden." Maar dan toch
zeker niet dank zij dit boekje.
Samenvattend moet ik tot mijn grote
spijt zeggen, dat het boekje „Nu weet ik
meer van gedichten", dat zoveel goeds
had kunnen stichten en waaraan zonder
enige twijfel grote behoefte bestond, de
misverstanden rondom het thema poë
zie alleen maar tragischer maakt. In
derdaad, na lezing „weet" (1) men dat
gene wat men ook kan leren uit het
schoolboek van M.A.P.C. Poelhekke
„Woordkunst", een boek waarmee
hele generaties van jonge mensen op de
vlucht zijn gejaagd voor poëzie. Theo
de Vries vermeldt dit boek, dat goed
deels zijn bron van informatie is ge
weest, in zijn lijstje van „aanbevolen
boeken." Hij noemt het zelfs, „alhoe
wel voor jonge lezers bestemd, zéér
aanbevelenswaardig"! De voortreffelijk
ste inleiding welke de ongeschoolde,
naar begrip zoekende poëzie-lezer zich
kan wensen, blijft echter ongenoemd:
het prachtige boekje van Gabriel Smit:
„In het land van de dichter."
Alle misverstanden, die Gabriël Smit
in 1947 met zijn boekje uit de wereld
hielp, worden door het verschijnen van
„Nu weet ik meer van gedichten" weer
in trieste ere hersteld.
NICO VERHOEVEN.
1) Ook dit „weten" zelf is nog maar
betrekkelijk. Want uiteraard kan Theo
de Vries in dit populaire boekje slechts
een vluchtige aanduiding geven van de
begrippen waarmee hij schermutselt.
Bovendien maakt hij de kardinale fout
„metrum" en „rhythme" te vereen
zelvigen.
Rhythme definieert hij als „de re
gelmatige afwisseling van lettergrepen,
die met klemtoon en die toonloos wor
den uitgesproken. Nog diverse defini
ties zijn hemelschreiend. Zo wordt sur
realisme gekenschetst als: „en kunst
inrichting waarin men de werking der
gedachten probeert uit te drukken en
met de werkelijkheid als zodanig geen
rekening meer houdt."
Theo de Vries: „Nu weet ik meer
van gedichten." Nr. 57 van de serie
„Onderwijs. Kunsten en Wetenschap
pen." Nederlandse Uitgeversmij N.V.
Leiden 1954.
Uitgeverij N.V. Het Spectrum,
Utrecht.
Met o.a een tentoonstelling in de Bibliothèque Nationale in Parijs wordt op
het ogenblik het feit herdacht, dat 10 jaar geleden de grote Franse schrijver
en vliegenier Antoine de Saint Exupéry op een verkenningsvlucht werd neer
geschoten. De Saint Exupéry werd wereldberoemd door zijn roman „Vol
de nuit". Ook het sprookje voor grote mensen: „Le petit prince", dat door
een der Nederlandse radio-omroepen enige tijd geleden ats hoorspel werd
uitgezonden, verwierf grote bekendheid. Hier ziet men de weduwe van De
Saint Exupéry op de tentoonstelling in Parijs met een foto van haar man.
1 A.: RCH IV DSK; DSS IEV;
Stormvogels IV Hoofdd. Boys;
Spaarndam Concordia; BSM VVD;
EDO III WH.
1 B.: ADO II HBC III; Zand-
voortmeeuwen li Haarlem III A;
Velsen II EDO IV; RCH V
TYBB II; Wijk aan Zee II Terras
vogels II; HFC III DEM II.
2 A.: Kinheim II Nw. Vennep;
SHS DSB; Geel Wit Vogelen
zang; SVY Heemstede; WB III
TZB.
2 B.: DCO II VSV IV; Haarlem
V Ripperda II; Onze Gezellen II
DEM III; VSV V Beverwijk III;
Zandvoortm. III Stormvogels V.
2 C.: DIO II RCH VI; Hillegom
III DSS II; NAS II HFC IV;
EDO V Stormvogels VI.
2 D.: TYBB III Haarlem VI; VI.
Vogels II HFC V; Schoten III
RCH VII; Bloemendaal III DCO
III; Velsen III Kennemers IV.
3 A.: BSM II Geel Wit II; DSK
II EHS II; Concordia II ETO II;
Spaarnevogels DSOV.
3 B.: Ripperda III Vogelenzang II;
VVD II Hillegom IV: DSS III
Heemstede II; DIOS Van Nispen.
3 C.: Beverwijk IV Halfweg II;
Alliance Spaarnestad; WH II
Kinheim III.
3 D.: IEV II Velsen IV; Kenne
mers V WB IV; Beverwijk V
DEM IV.
3 E.: HFC VI DSS IV; TYBB V
Spaarndam II, DIO III Zandvoort-
meeuwen V; Spaarnestad II Hillegom
V.
3 F.: Geel Wit III VI. Vogels III;
HFC VII EDO VII; Zandvoortmeeu-
wen VI BSM III; DCO IV Storm
vogels VII.
3 G.: Kinheim V Haarlem VIII;
Onze Gezellen IV Schoten V; DIO
IV wb V; Bloemendaal IV Ken-
nemers VI.
3 H.: TYBB VI HFC IX; DSS
V Geel Wit IV; VI. Vogels IV
Haarlem IX.
4 A.: WH IV Renova; IEV IV
ADO IV; DEM VII Spaarnestad III.
4 B.: NAS III THB III.
4 C.: Hoofdd. Boys II DIOS II.
4 D.: ADO III SW II; DEM V
Waterloo III; Wijk aan Zee III Vel
sen V.
4 E.: Concordia III Alliance II;
SHS II WH III.
4 F.: Halfweg IV Onze Gezellen
V.
4 G.: Spaarndam III DEM VI; Wa
terloo IV SHS III; SVY III Vel
sen VI.
4 H.: Heemstede III Concordia IV.
4 I.: DSB V Renova II; HFC XI
DIOS III.
4 J.: HFC XII SHS IV; TZB HÏ
-- Terrasvogels IV.
4 K.: Alliance III DIOS IV; Geel
Wit V Heemstede IV; DSOV II
v. Nispen II.
Jeugdafdeling: A.: Concordia a
Alliance a; DEM a HBC a; Geel
Wit a Kennemerland a.
B.: HFC a ADO a; Hoofdd. Boys a
- TYBB a; Velsen a DSS a.
Junioren: 1 B.: DEM b NAS a.;
TYBB b Geel Wit b; IEV a
DEM c; Onze Gezellen a Velsen b.
2 B.: Concordia b HBC b; TYBB c
Vogelenzang a; v. Nispen a DSS
b.; TZB a BSM a.
3 B.: ADO b Alliance b; Onze Ge
zellen b DEM d; IEV b DSS c.
3 E.: DIOS a Alliance c; HBC c
Onze Gezellen c; HBC d TYBB e;
Geel Wit c DSS d.
Adspiranten: 1 B.: Alliance a DSS
a; TYBB a ADO a; DEM a
Velsen a; Onze Gezellen a Wijk/Zee
a.
3 A.: DSS b Velsen b; Onze Ge
zellen b DEM c; NAS a TYBB
b.
3 C.: Concordia b DSS c; HBC c
TYBB c.
4 A.: Onze Gezellen c DEM e;
Velsen c DSS d.
4 D.: Onze Gezellen d DEM g;
DEM f Velsen d; Geel Wit c
TYBB e; ADO c Alliance c.
4 F.: BSM a Hoofdd. Boys b;
Hoofdd. Boys c HBC f; DSOV a
NAS b; Concordia c TZB b.
4 I.: ADO d TYBB f; TYBB g
Velsen f; DSS e Velsen e.
Zaterdagmiddagcompetitie: 1.: Kin
heim VEW; SMS SVJ; RCH
IJmuiden II.
2.: Hillegom Kinheim II; VVRA
Energie; Telefonia II SAC; SVJ II
Kennemerland V.
3.: J. Hercules VEW II; SIZO III
SVJ III: Zandvoortmeeuwen II -
IJmuiden IV; Concordia WSV.
4 A: Energie II SMS II; TYBB
Zandvoortmeeuwen III: ETO II
RCH II; SIZO V SVJ IV.
4 B.: Kennemerland VI SMS III;
SAC II Telefonia III; SVJ V -
IJmuiden- V.
Een punt treedt in de Richtlijnen
van Haarlems bisschop telkens
weer op de voorgrond: de over-
j tuiging n.l., dat het zieleheil der men-
j sen mede afhankelijk is van de sociale
omstandigheden, waarin zij leven. Daar
om komt hij er ook herhaaldelijk op
terug. Het hele sociale, economische
en culturele leven van de mens eist
de volle belangstelling van de moderne
zielzorger. Maar de Kerkelijke overheid
staat hiertegenover min of meer mach-
j teloos dit erkent Monseigneur zonder
j reserve wanneer de leken haar niet
bijstaan met raad en daad. Letterlijk
i schrijft de bisschop: „Wij kunnen ter
oplossing van de problemen slechts ver
antwoorde richtlijnen van een noc "za
kelijk concreet karakter uitvaardigen,
wanneer Wij in genoemde, voor een be
langrijk deel technische materie het
advies van Katholieke deskundigen heb
ben ingewonnen".
De Indonesische regering heeft cij
fers gepubliceerd waaruit moet
blijken, dat de veiligheid in In
donesië aanmerkelijk verbeterd is. Zo
werden in het eerste half jaar van 1953
in Indonesië 2008 mensen vermoord vol
gens deze cijfers en in het eerste half
jaar van 1954 „slechts" 1612. Het aan
tal ontvoeringen verminderde over de
zelfde perioden van 604 tot 491, het
aantal brandstichtingen van 1251 tot
1183, het aantal roofovervallen van
8199 tot 6271 en het aantal aanvallen
van gewapende benden van 884 tot 775.
Inderdaad blijkt uit deze cijfers dus
enige verbetering, maar de totalen
die overblijven zijn nog altijd diep
tragisch.
Sinds 1 October is voor Nederlandse
werknemers in Indonesië een
nieuwe regeling voor het overma
ken van geld naar Nederland van
kracht. Volgens deze regeling mag 20%
van het salaris naar Nederland overge
maakt worden. Uit deze overmaking
moeten alle onkosten (studerende kin
deren, onderstandbehoevende familie
leden, verlofsalarissen, spaargelden,
enz.) met uitzondering van die voor
pensioenfondsen, bestreden worden. Alle
andere lopende delegaties zijn per 1
October vervallen, met uitzondering
van nog lopende verlofsalarissen. Niet
iedereen krijgt echter deze 20%. De
beslissing hierin wordt genomen door
het Indonesische deviezeninstituut, ter
zijde gestaan door een commissie van
advies. Ook heeft nog lang niet ieder
een de desbetreffende beschikking bin
nen. Degenen, die nog geen beslissing
ontvangen hebben, kunnen transfer
volgens de oude regelingen opnieuw
aanvragen. Over de toekenning van de
20% valt nog weinig te zeggen. In
hoofdzaak betreffen de toezeggingen die
reeds gedaan zijn het personeel van
cultuurmaatschappijen. Een grote cul
tuurmaatschappij kreeg 80 afwijzingen
Tegenwoordig geldt in Indonesië
ook, dat wie naar Nederland gaat
toestemming van het deviezenin
stituut behoeft om zijn reisgeld in ru-
piahs te mogen voldoen. Deze toestem
ming wordt altijd gegeven aan Neder
landers, die Indonesië voorgoed ver
laten. Verlofgangers krijgen de toestem
ming alleen als zij onder dezelfde ter
men vallen als die voor de toestemming
tot de sociale transfer van 20% worden
aangelegd. Welke termen dit zijn is
echter officieel nimmer bekendgemaakt.
Naar verluidt zouden middenstanders
en journalisten behoren tot degenen,
die de toestemming tot transfer niet
zullen krijgen.
De nauwste samenwerking tuwen
priesters en leken is dan ook voor de
toekomst absolute voorwaarde om de
herkersteningspogingen te doen slagen.
En deze samenwerking is des te nood
zakelijker, daar de omstandigheden in
de onderscheiden delen van het Haar
lemse Diocees verschillend zijn. Ieder
gebied heeft praktisch zijn eigen, aparte
moeilijkheden, die alleen met volledige
kennis der plaatselijke omstandigheden
kunnen worden opgelost. Het is wel zon
der meer duidelijk, dat de steden, de
industriële centra en het platteland elk
voor zich afzonderlijke problemen stel
len. Hoezeer dit waar is, blijkt overtui
gend uit de beschouwingen, die de
„Richtlijnen" aan de verschillende gebie
den wijden, terwijl 't van belang is daar
bij te bedenken, dat hier uitsluitend en
kel maar de grote lijnen worden aan
gestipt. Een gedetailleerde beschrijving
van de geestelijke gevaren zou een ont
stellend beeld opleveren en bovendien
een omvangrijk boekwerk eisen. Daar
komt nog bij, dat de bisschop slechts
enkele gebieden met name noemt. De
feitelijke toestand daarbuiten is echter
niet minder zorgwekkend.
Dat wordt op niet mis te verstane
wijze als volgt aangeduid: „Vanwege
de ernst der vraagstukken, die zich in
de verschillende gebieden voordoen, zou
men in zekere zin in het grootste
deel van ons Bisdom bijzondere voor
zieningen moeten treffen op godsdien
stig en maatschappelijk-cultureel ter
rein". De ingewikkelde problemen, die
hier worden gesteld en de omvang van
de werkzaamheden, die nodig zijn om
tot een oplossing te komen, maken dit
echter voorlopig onmogelijk.
Daarom heeft men zich, om te be
ginnen, beperkt tot een drietal
gebieden, n.l. het IJmond-gebied,
West-Friesland en het gebied van Rot
terdam-Zuid en de Nieuwe Waterweg.
Deze streken zijn tot „geestelijke ont
wikkelingsgebieden" verklaard, waar
de bisschoppelijke Advies-commissie
het eerst haar taak zal aanvatten.
Daarnaast echter wijzen de „Richt
lijnen" erop, dat ook elders de moei
lijkheden groot zijn. Zo b.v. in de nieuw
te bouwen tuinsteden in Amsterdam
Nieuw-West, in de snelle uitbouw van
Den Haag. Haarlem, Leiden en Delft.
Geheel aparte problemen doen zich
voor op het platteland van Zuid- en
Noord-Holland, de Bollenstreek en het
Westland, waar de bevolkingsgroei zeer
hoog is en de werkgelegenheid in de
bestaande bedrijven gering. Een groot
deel van de bevolking zal op de duur
gaan verhuizen naar de steden en in
dustriecentra. Maar deze mensen zullen
vooraf geestelijk en cultureel rijp moe
ten gemaakt worden om de overplan
ting in een ander geestelijk en sociaal
milieu zonder geestelijk verlies te kun
nen ondergaan, om daarbij ook positief
in het andere milieu een apostolische
functie te kunnen vervullen.
Wij hebben hier maar enkele voor
beelden aangehaald uit de vele. welke
de „Richtlijnen" noemen, méér dan vol
doende echter, menen wij, om een in
druk te geven van de omvang en de
ernst der problemen, waarvoor de Ker-
kelijl* overheid zich geplaatst ziet. Er
zal in de toekomst enorm veel moe
ten gedaan worden om te behouden
wat goed is en terug te voeren wat
verloren ging. Alles wat de moderne
wetenschap en techniek aan verant
woorde middelen ter beschikking stelt,
zal dankbaar worden toegepast.
Binnen de grenzen van onze beginse
len moeten wij geheel en al van onze
tijd zijn. Conservatisme en isolement
brengen ons in ijltempo hopeloos achter
op.
Toch mogen wij nooit vergeten, dat
het beste inzicht en de voortreffelijkste
methoden niet alléén de volmaakte op
lossing voor de noden van onze tijd
verschaffen. Anders gezegd: menselijke
middelen alléén kunnen geen redding
brengen. De uitbreiding van het Rijk
Gods op aarde en daar gaat het
toch om ligt wezenlijk op een geheel
ander niveau dan dat der louter mense
lijke inspanningen. Natuurlijk mag de
Kerk niet achterblijven in de aanpas
sing aan de veranderde structuur van
de tijd. De nieuwe maatregelen van
Haarlems bisschop tonen duidelijk aan,
dat zij dat ook niet van plan is. Maar
de eigenlijke herkerstening, de terug
keer van de mens tot God is het werk
van de genade, of, zoals P. Daniélou
het uitdrukt: „de waarachtige vooruit
gang der Kerk bestaat in de uitbrei
ding van Gods glorie door de Eucha
ristie en in deze geschiedenis zijn de
heiligen de hoofdfiguren". Christus is
onze enige Redder, ook al zouden al
onze menselijke inzichten en plannen in
deze veranderende wereld schipbreuk
lijden.
Daarom zijn „de heiligen" inderdaad
de hoofdfiguren bij dit grote werk. De
heiligen, d.i. de echte, vrome christenen,
die hun verantwoordelijkheid voor
hun medemensen begrijpen en biddend
en offerend de eigenlijke stuwkracht
vormen voor de werkers. Het ligt dan
ook helemaal in de lijn van de gewens
te samenwerking, dat wij allen onze
Bisschop bijstaan in zijn zware taak
door een voortdurend, medelevend ge
bed, zonder hetwelk wij niet en nooit
ons Katholiek-zjjn in de volle rijke zin
van het woord kunnen waar maken.
L.
„De Kardinaal", van Manzu, aangekocht
door Tilburg. Het beeld is van de
zomer te zien geweest te Rotterdam.
Bij die gelegenheid hebben wij o.m.
geschreven: „Het zou een bewijs van
uitermate grote culturele emancipatie
der Nederlandse katholieken kunnen
zijn wanneer zij de moed hadden, om
de grote Kardinaal blijvend voor ons
land te verwerven". Manzu heeft veel
plastieken gemaakt van kardinalen,
magnifieke figuren in wijde mantels
met spits toelopende mijters. Onder
het monumentale gewaad suggereert
Manzu een treffende menselijkheid.
ZONDAG 7 NOVEMBER: H. Willi
brord, bisschop-belijder; eigen mis;
2 geb. van 22e Zondag na Pinkste
ren; Credo; prefatie van de H.
Drieëenheid; laatste evang. van 22e
Zondag na Pinksteren; wit.
MAANDAG: Mis van Allerheiligen; 2
geb. oct. van H. Willibrord; 3 geb.
van de 4 H. Gekroonden; Credo;
wit.
DINSDAG: Kerkwijding van de S. Jan
van Lateranen; mis Terribilis; (ta
stille missen)2 geb. H. Theodorus;
Credo; wit.
WOENSDAG: H. Andreas Avellinus;
belijder; mis Os justi; 2 geb. oct
van H. Willibrord; 3 geb. H.H. Try-
phon en gez.; Credo; wit.
DONDERDAG: H. Martinus, bisschop
belijder; eigen .nis; 2 geb. oct. van
H. Willibrord; 3 geb. H. Mennas;
Credo; wit.
VRIJDAG: H. Martinus, paus-marte
laar; mis Si diligis; 2 geb. oct van
H. Willibrord; 3 geb. Concede;
Credo; prefatie van de apostelen;
rood.
Utrecht: H. Lebuinus, belijder; mis
Os justi; 2 geb. H. Martinus; 3 geb.
oct van Willibrord; Credo; prefatie
van de apostelen; wit.
Haarlem: H. Livinus, bisschop-mar
telaar; mis Statuit; verder als
Utrecht.
ZATERDAG: H. Didacus, belijder; mis
Justus; 2 geb. oct. van H. Willi
brord; 3 geb. Concede; Credo; wit.
ZONDAG 14 NOVEMBER: 23e Zondag
na Pinksteren; eigen mis; 2 geb. oct.
van H. Willibrord; 3 geb. H. Josa-
phat; Credo; prefatie van de K.
Drieëenheid; groen.
eerste maakt men de moderne lezer
hiet uiteenzettingen over de velerlei
Versvoeten en dichtsoorten, waarin de
Poëet zijn inspiratie kan verwoorden,
alleen maar kopschuw. Met dit soort
Uiteenzettingen wordt ook op school
7o ontzettend veel kwaad gesticht bij
de in aanleg meestal zeer versgevoeli
ge jeugd. Daar begint het grote mis
verstand, dat men het wezen van poë
zie vereenzelvigt met kunstigheid, met
in maat en rijm gegoten welsprekend
heid, en met een hogere vorm van taal
en stijlbeheersing. De jeugd weet wel
heter. Die kan met geen leraar en met
Reen Theo de Vries warm lopen voor de
■.anapesten" van Isaac da Costa: „Kan
het zijn, dat de lier die sints lang niet
tïieer ruischteen de „amphibra-
chen" van Potgieter: „O volk met zoo
goed, met zoo grootsch een verleden...
Het kan zijn dat dit bijzonder knap
gezegd is, en uit literair-historisch
oogpunt is het alleszins bestuderens-
Waard, maar als poëzie heeft het ons
heden ten dage niets meer te zeggen.
Door steeds maar weer onverbe
terlijk met deze klassieke schoolvoor
beelden aan te komen dragen, brengt
men de versgevoelige leerling (ook
de lezer van De Vries* boekje is een
leerling) alleen maar in een stem
ming van afkeer, oftewel men kweekt
veinzers, die zich opschroeven tot
kunstmatige bewondering. In beide
gevallen is de leerling als lezer van
moderne poëzie verloren. In het eer
ste geval kan hij zijn afkeer van al
les wat naar gedichten zweemt niet
meer overwinnen en niet meer spon
taan, volkomen onschools, openstaan
voor wat de dichter-tijdgenoot hem te
melden heeft. En in het andere ge
val is de leerling te zeer een hok
jesmens geworden om nog ooit thuis
te raken in het levende stroomge
bied der moderne kunst; hij kan daar
met zijn kennis van anapesten en
amphibrachen niet terecht.
En dit is dan het tweede grote be
zwaar tegen het goedbedoelde
boekje van Theo de Vries. Maakt
6e schrijver, gelijk gezegd, met zijn
Uiteenzettingen over versvoeten en
dichtsoorten de leerlingen alleen maar
Jtepschuw: ook afgezien hiervan geeft
hij niet wat verwacht wordt, hij komt
hun moderne poëzie eenvoudigweg niet
tee. Theo de Vries heeft dit zelf als
een ernstige tekortkoming gevoeld,
J^aarvoor hij zich excuseert door ach
ter in zijn boekje een opsomming te
advocaat mr. J. H. J. Simons
heeft gisteravond in Kunsthandel Leffe-
laar met een geestig en genoeglijk
teoord de tentoonstelling geopend van
tehilderijen, gouaches en tekeningen
^an Wim Steyn. Na zijn onbevoegdheid
°t het geven van een oordeel breed
^°ch onderhoudend te hebben ge-
tehetst, bekende hij althans te behoren
ot het gilde der kunstminnenden. De
Rekkelijkheid van zijn woorden
St6l(Je hij in het licht door het voor
troostende adagium: verba vo-
y h picta manent; woorden vervluch
tte schilderwerken blijven.
oor een oordeel over de ten toon
v stelde werken en de begaafdheid
n "te schilder wenste mr. Simons te
eUnen op het gezaghebbende oordeel
an Wijien De Bois, de bekende in 1946
Restorven Haarlemse kunsthandelaar,
Jf indertijd reeds op Steyn had ge-
endeerd als een veelbelovend kun-
enaar. De b0;s was 0ok de man, die
,®yn had bemoedigd en in zijn ont-
1 keling nauwgezet gevolgd. Mr. Si-
c0ns herinnerde er aan, dat Dirk
st ,fr kÜ diens erepromotie te Am-
am heeft gezegd daarin het ja-
oord te zien op de vraag of hij voor
o Nederlandse letteren van waarde
^>as geweest, in gelijke zin achtte hij
a e °is gezaghebbend oordeel een be-
temg op de vraag naar de kwaliteit
an Steyn's werk.
krin» talri->ke belangstellenden uit de
6enri„„n van kunstenaars en kunstmin
nend gmgen daarna rond langs de
Lef f el a S,.?10® tet 27 November bij
laar blijven hangen.
In ons blad van 25 September j.l.,
pag 7, toonde A. Bgl. aan de hand
van een uitvoerige beschrijving van
dool en levenswijze van de „Congre
gation des Soeurs de Jésus Crucifié",
een Franse zusterscongregatie van zie
ken en gebrekkigen, wel duidelijk aan
dat ziekte, zwakke gezondheid en inva
liditeit geen beletselen meer behoeven
te zijn voor intrede in een klooster.
Van dit nieuwe soort kloosters zijn
echter in Frankrijk nog andere vormen.
Weliswaar zijn deze te danken aan een
zelfde initiatief: ook zieken in de gele
genheid te stellen hun verlangen naar
het religieuze leven concrete gestalte
te geven. Maar het was gebleken dat
er net als voor de gezonden meer
„keus" moest zijn; nog afgezien van
het feit dat de hier verder onbesproken
gelaten „Congrégation de Jésus Cruci
fié" de sinds 1930 steeds talrijker aan
vragen toch niet kon verwerken.
De twee voornaamste vormen van de
zojuist bedoelde vormen van klooster
leven speciaal voor zieken, welke wij
in dit kort bestek willen signaleren,
zijn de „Dominicaines de Sainte Mar r"
en de enige mannelijke kloosterorde van
zieken: de „Frères de Saint Jean".
Het in 1946 genomen initiatief tot
de stichting van een klooster voor
zieke en invalide mannen kwam
van de even bedachtzame als actieve
Franse Dominicaan Pater Jean-Marie
Robert O.P., zelf oud-sanatoriumpatiënt.
De Frères de Saint Jean kennen een
dubbele doelstelling, zoals blijkt uit hun
professieformule: „Ik N.N., zieke, doe
mijn geloften voor 't heil der zieken...''
Door het afleggen der drie kloosterlijke
geloften willen zij hun ziek, zwak of in
valide lichaam geheel in dienst stellen
van God. Zij achten hiervoor een ob-
servante levenswijze onmisbaar. Van
daar: regelmatig gedeeltelijk gezongen
koorgebed (Romeins brevier), retraiten,
veelvuldige lezingen over vooral bijbel
se onderwerpen enz. Voor dit laatste
komen veelal de Dominicanen van het
nabij hun eerste klooster de „Prieuré
Saint Jean" te Champrosay-Parijs ge
legen „Saulchoir", waar ook diegenen
onder hen, die zich op het H. Priester
schap voorbereiden, de philosophische
en theologische studie volgen. Sinds de
oprichting in October 1952 van een
tweede klooster te Amiens kan dit op
het daarnaast gelegen Groot-Seminarie.
De meest markante trek van deze
„Frères de Saint-Jean" is wel hun zie-
kenapostolaat, dat zij kortweg formu
leren als: „De geestelijke aanneming
van allen die lijden in de wereld."
Met dit doel behartigen de priesters
onder hen de zielzorg in sanatoria en
hospitalen, en geven zij missies, re
traiten en conferenties voor allerlei
groeperingen van zieken. Zo mogelijk
nemen ook de niet-priesters deel aan
het ziekenapo6tolaat van 'ziekenbezoek,
vertegenwoordiging op congressen,
over zieken- of ziekenhuisproblemen,
in de padvindersbeweging enz.
Zij trachten zelf in hun levensonder
houd te voorzien door o.a. een boekbin
derij, omvangrijke hoender-stapel, moes
tuin, boomgaard, timmerwinkel e.d.
Allen priesters zowel als niet-pries-
ters, oversten zowel als onderdanen
neijien gezamenlijk de verantwoording
voor het huishoudelijk werk.
Van alles wat er binnen de twee
kloosters geschiedt of er van moet uit
gaan, verschijnen kronieken, instruc
ties maar ook degelijke verhandelingen
van bijbel-theologische, sociologi'che
en ascetische aard in hun tweemaan
delijks bulletin „Présences."
„Dominicaines de Sainte Marie"
In Augustus 1942 werd de naam „Do
minicaines de Sainte Marie" door Mgr.
Sembel, bisschop van Dijon, verleend
aan een klein groepje jongedames, die
ondanks, of beter juist in hun ziek-zijn,
reeds een half jaar lang in zijn diocees
een beschouwend leven leidden naar de
geest van de H. Dominicus. Na 3 jaar
was hun aantal reeds de 25 gepasseerd
en momenteel zijn zij ten getale van
ruim 80 zusters verdeeld over 3 kloos
ters in Frankrijk en 1 in Zwitserland.
In tegenstelling tot de „Congrégation
de Jésus Crueifié" die een vierde
gelofte afleggen van „getrouwheid aan
de wil van God in de staat van ziek-
zijn" leggen deze volgelingen van de
H. Dominicus slechts de drie geloften
af van gehoorzaamheid, armoede en
zuiverheid. Daarnaast geven haar Con
stituties als middelen voor het contem
platieve doel .aan: „Het gemeenschap
pelijk leven met zijn monastieke ob
servanties, de plechtige zegging van 't
canoniek Officie (Groot Dominicaans
Brevier) en de studie van de geopen
baarde waarheid". Aangezien de dis
pensatie een integrerend bestanddeel is
\-an hun Constituties, is vanzelf de dag
orde geheel aan zieken aangepast'
(geen nachtkoor, veel rust en ontspan
ning).
Behalve zieken er zijn doven, blin
den, „stoel-houdenden" en de zgn. „zwak
keren" nemen zij ook gezonden op.
Doch het aanvankelijk beraamde aan
tal van twee gezonden op een zieke,
blijkt wegens de vele aanvragen van
zieken niet te verwezenlijken.
Ook de „Dominicaines de Sainte Ma
rie" voorzien zelf in hun levensonder
houd door naaiwerk (o.a. paramenten)
en boekbinderij; doch voor het grootste
gedeelte moeten zij zich verlaten op de
Voorzienigheid. Het is noodzaak, maar
het geeft hun ook een innerlijke kracht
en blijmoedigheid van geest, die de sti
mulans is van een stil apostolaat.
Vo'ledigheidrhalve vermelden wij
hierbij nog het in September 1946 opge
richte Benedicf.inessenklooster „Priem
La Paix Notre-Dame" te Flée (Sarthe),
waar met het oog op de daarheen ge
zonden „Benedictinessen van zwakke
gezondheid" uit het hoofdklooster van
Jouarre de strikte observantie van de
Benedictijnse regel verzacht is.
Zou het bestaan van deze kloosters
voor zieken niet voortkomen uit een
nieuw, verdiept bewustzijn van het al
oude Paulinische thema: „Juist de
schijnbaar zwakkere leden van het li
chaam zijn het meest noodzakelijk"
(1 Kor. 12:22)?
P. H.
Matisse's artistiek credo ligt vervat in zijn woorden:
„Waar ik van droom is een kunst, die in evenwicht is,
van zuiverheid en sereniteit, verre van moeilijkheden en
depressies, een kunst, die elke werker kan ontspannen
hetzij hij zakenman is of schrijver, een kunst, die zoiets
is als een goede leunstoel, waarin men van de psychische
vermoeidheden kan uitrusten".
Bovenstaande foto toont de meester, zoals hij de laatste
jaren was; hij hield zich toen ook. bezig met het uit
knippen van figuren van papier, die door een medewerk
ster werden opgeplakt volgens zijn aanwijzingen.
Zoals wij reeds hebben bericht, is in zijn woonplaats
Vence, in Zuid-Frankrijk, de beroemde schilder
Henri Matisse overleden op bijna 85-jarige
leeftijd. Niet alleen als schilder was hij groot, maar ook
als graficus en ontwerper van tapisserieën. Zijn plastiek
zal wellicht minder bestand blijken tegen de verandering
van stijl en smaak.
Bekend is van hem, dat hij in zijn laatste woonplaats
een kapel voor de Zusters Dominicanessen heeft ontwor
pen als dank voor het feit, dat hij de oorlog mocht over
leven. Van die kapel ontwierp en maakte hij tevens alle
decoraties en schilderijen.