Kunstmatige SCHILDPADDEN in huiskamer van een geleerde de m Douwe Egberts Postbeambte wordt eerst wonderdokter en daarna „Godsgezant" Herinnering aan Justus van Maurik I r ElmerElsie en Cora lt» Zij horen, zij eten, zij zien, zij lopen, zij sterven ^Öolksei^, tabatc E Tragisch levenseind van een zeer begenadigd verteller CCYBERNETICA Subsidie bij bouw van kerken uatt genot" Wie is de „Christus van Monfavet"? ONSCHULDIGE KINDEREN STIERVEN IN ZIJN NAAM Ongelofelijk fanatisme Griephoest Jk «éts* ZATERDAG 13 NOVEMBER 1954 PAGINA 5 V. .j een nieuwe wetenschap Uit Indonesië ^restant naar ons land onderweg N ieuW'Guinea Indonesië wenst een bemiddelaar De ontvoering van Bart je V I Feiten 3- Er was in Avignon Ontspoorde geest 500 francs per hand oplegging Rechter grijpt in Dienstplicht voor Rijks Mobiele Colonnes Alleen voor dit onder deel der B.B. Zoveel hoofden, zoveel zinnen. De waarheid van dit woord blijkt in het leven elke dag wel honderd keer. In het restaurant zogoed als in de huisdieren-winkel. Niet iedereen eet biefstuk met gebakken aard appelen en niet iedereen wil een hond of een kat als huisdier. Er zijn lieden, ®'e het bij een nest witte muizen houden, bij een meerkat of zelfs bij een jonge luipaard. Al kan men die laatste niet in een huisdieren-winkel kopen. Maar de man, die er de wonderlijkste huisdieren op na hield, is wel dr. W. Grey Walter, een wereldbekend specialist op het terrein van de neurophy- siologie, hoofd van de physiologische afdeling van het Burden Neurological institute te Bristol. Want zijn huisdieren waren twee electronische „schild padden", die de namen droegen van Elmer en Elsie. Sinds eind 1948 kroop Elmer er rond. Een paar maanden later kreeg hij gezelschap van Elsie. Maar in 1950 „stierf" Elsie een eerzame dood: zij sneuvelde als slachtoffer der Wetenschap onder de schroevendraaier van de dokter, die haar tevoren ook 'n elkaar had gezet. En uit haar resten werd onder de handen van de neuro- Physioloog een andere „schildpad" geboren, Cora, die „knapper" was dan Elsie. Het had er de schijn van, dat de kleine Tim, het zoontje van dr. Grey "alter, een heel handige vader had, die zelf erg aardig speelgoed wist te maken voor zijn zoontje. Maar dat was slechts schijn. Elmer en Elsie, en ook t-ora, waren geen speelgoed voor de kleine jongen. Ze waren een stel merk waardige en vreemdsoortige voortbrengselen, geboortig uit de moderne Wonderwereld der Cybernetica. Toen wij jong waren, had onze groot moeder een schildpad, een echte. Zij heette „Mietje". Ze luisterde ook naar naam. In het begin had men haar *'8 men haar naam riep, telkens een ekker hapje gegeven en later reageer- sij op die naam, ook zonder lekker De grote physioloog Pavlov "eeft ons geleerd hier te spreken van *en „geconditionneerde reflex". Elmer Elsie verstonden dit kunstje niet. *n daarom moest Elsie „sterven". Want er moest een Cora komen, die het Wel verstond. En daarvoor had Grey "alter Elsie's onderdelen nodig. .Ze konden het overigens niet helpen, funer en Elsie, dat ze dat kunsje niet jenden. Want het waren ook geen ech- 'e schildpadden, het waren robots. De jja&m „Mietje" verborg geen geheimen eopgenaamd. De namen Elmer" en .Elsie" daarentegen wel. Want de naam tuner kwam van ELectro MEchani- „a' Robot, en Elsie van Electro Light ^dsitive Internal External. En de 5!aam Cora was gemaakt van Condi- '°hed Reflex Analogue. Wie ze rond zag kruipen in de Woonkamer van dr. Grey Walter, kon begrijpen, dat hij ze „schildpad den" gedoopt had. Maar eigenlijk le ken ze helemaal niet op een schild pad. Waar ze dan wel op leken' On h°outen 7ntkiindvrdrieWielertje met i eoH zitplankje, waar een knutse- raH; J0ngetje het binnenste van een aaiotoestei op gemonteerd had. Maar «r. Grey Walter had er een dekschild e.nneen gemonteerd, dat leek op het schild van een schildpad en hun eni- «e gelijkenis met deze dieren gaf. waren geen dieren dus, maar ge- nstrueerde apparaten, machines van nieuwe, zeer bijzondere soort. Een 3 I1»4 Grey Walter met een groot *hlatrix" naam van „Machina spe- Grey Walter's gretigheid dn?,?* W,as,de constructeur er om te enkele verschijnselen uit het dier- ra»? ,leven na te bootsen en een appa- «at te construeren, dat, uitgerust met v ",.zeer gering aantal electronische ge- Vpr-i'J*e 'menten, een „gedrag" zou On ti in staat is de herinnering d roepen aan het gedrag van een VVnii n daarom heeft ook dr. Grey hei i Z1in terminologie met gretig- öe I aangepast aan de terminologie van e tevens verschijnselen. „Zijn „schilpadden" „kijken rond" niet een foto-electrische cel, „reage ren op prikkels" lichtstralen oewegen zich voort met een elec- j omotortje „worden hongerig" w.z. krijgen last van een lege accu en gaan zich dan in hun „hok" •voeden". Als boven dit hok tenmin- *e 'n licht brandt. Hun „voelsel" is {ectrische stroom de accu wordt b'lgeladen. •a??e' deze terminologie is zeker sen 's wieel' Maar ze is "'et gezocht. Ze de overdrachtelijk. Het ageren van herjJbac.hines wekt natuurlijkerwijs de artanerin£ aan deze functies. De schild- loch n ziin dan ook niet wonderlijk, Wel uiterst ingenieus. Twee radiobuizen Miysi jatter Grey was als neuro- hiech 9°8 hevig geïnteresseerd in het stel, ainisme van het hersen-zenuw- *enen ^°als bekend bevatten onze her zien een tienduizend millioen zenuw- n of neuronen. Een aantal van de- ^ftastiekleraar D. C. Prins, een van in de groep Nederlanders, die ^erden ^aar in Bandung en Djakarta Vliegt gearresteerd, is Donderdag per cu® ??ar Nederland vertrokken. Vol- d officier van justitie, Sunarjo, werd bpi°°r openbaar ministerie „van ?eze arT?n? meer geacht" in de zaak tegen -r recht ®?tanten. van wie thans Schmidt °masoa at* Volgens de getuige k charge fsgeven t deze zaak had Prins opdracht n ^andunarten te maken van TNI-posten ve souver^" De °Pdracht werd echter voor jet fejt .^Piteitsoverdracht gegeven. Over ?Unarj0' ?xins zou ziJn uitgewezen, zei *°dat hi'i h-, buiten zijn jurisdictie valt, aaaromtrent niets kon mededelen. Zal' wanneer de kwestie de *n de Politieke commissie komt "igde Natles behandeling •*cretarPn resolutle indienen, waarin de ••«hl JS"generaal van de V.N. wordt ver- bemiddelaar te benoemen. ze zeer grote hoe veelheid is, voor wat hun samenstel ling, werking, rela tie tot andere cel len enz. betreft, aan de neurophy- siologen bekend. En daarvan is het mo gelijk een techni sche nabootsing te maken. Een impuls van de zenuwen, in de vorm van een uiterst kleine elec- tro-chemische ex plosie, plant zich voort langs de bui tenkant van de zenuwvezel als een serie negatieve io nen. De hersenen reageren op impul sen. In de electro- nica spreekt men hier van impulsfre quentie-modulatie. Bij zo'n naboot singspoging ligt het dus voor de hand, dat men zijn toe vlucht neemt tot de verschijnselen van de electronica. Dit deed dr. Grey Walter bij de constructie van zijn „schildpad den". Hfj gaf zijn „dieren" twee functionele ele menten: twee mi niatuur radiobui zen, als twee „zin tuigorganen" en twee gevoelige toestellen: een voor licht en het ander voor aanrakings-„prikkels". Verder gaf hij ze twee „effectoren", n.I. twee motoren. Een voor de voortbeweging en een om te sturen. De energie voor deze motoren werd geleverd door een kleine batterij. Grey Walter had met opzet het aan tal componenten tot twee beperkt. Zijn bedoeling was, na te gaan, welke „gedragingen" er mogelijk zijn bij het kleinste aantal elementen en het grootst mogelijke aantal verschillende schakelingen. Hij kwam daarbij tot 6 schakelingen. Een motor heeft geen eigen wil. Ook de motor van Elmer en Elsie niet. Maar toch was het „gedrag" van El mer en Elsie opmerkelijk. Het had een zekere onbepaaldheid, een zekere wil lekeurigheid. Het was niet te voorspel len. De al te grote gretigheid van dr. Grey Walter was er schuldig aan, dat hij zelfs ging beweren, dat zijn „ma china speculatrix", zijn „schilpad" „een vrije wil" bezit! Wanneer er in twee verschillende kamerhoeken een lamp brandt, dan kan een toeschouwer niet voorspellen, waar de „schildpad" tenslotte terecht zal komen, bij de ene of bij de andere. Maar dat zit hem niet in „een vrije wil." Dat vindt zjjn oorzaak in het feit, dat ,de foto-electrische cel van de „schildpad" scherper dan het men selijk oog kan vaststellen, welke licht bron voor het „dier" het sterkste is. De „schildpadden" hebben geen vrije wil, maar doen precies en al leen maar datgene, waarvoor zij ge bouwd zijn. Elmer op weg De foto-electrische cel, het lichtge voelige element, is verbonden aan het stuurmechanisme. Ontbreekt een „prik kel", dan maken Elmer en Elsie voort durend een cycloïdale beweging. Zo doende „kijkt" de fotocel achtereen volgens in elke richting. Het „dier" „zoekt" naar licht, zegt Walter. Gaat ergens een licht aan en treft een licht straal de foto-cel, dan ontstaat daarin een electrische impuls. Deze wordt door de radiobuizen ver sterkt en het stuurmechanisme wordt uitgeschakeld, tengevolge waarvan de machine zich naar de lichtbron toe gaat bewegen. Biologisch gesproken een „positief tropisme", het gedrag van de mug die in de kaarsvlam vliegt. Maar dit laatste wilde Walter niet voor zijn „schildpad". Daarom bouwde hij er een relais in, dat in wer king komt, als het licht te sterk wordt en dat het omgekeerde effect heeft van het eerste. De beweging wordt omge keerd en de „schildpad" schiet achter uit en zoekt een minder lichtsterke plaats, een „gunstiger plek" op. De ontvoering van Bartje, het stenen beeld, dat uit Assen door eerste jaars studenten van Albertus Magnus naar het Noorder plantsoen te 'Groningen is gesmokkeld, waar het werd teruggevon den bij „zijn moeder", een vrouwen figuur, schepping van Tees Meesters, zal nog onaangename gevolgen hebben voor de „ontvoerders". De autoriteiten kunnen deze „grap" niet als zodanig appreciëren en de politie te Assen heeft proces-verbaal opgemaakt tegen 25 Al- bertianen. Na langdurig experimenteren bouwde dr. Walter in 1950 een nieuwe „schild pad", Cora, de Conditioned Reflex Analogue. Daarin wist hij het mecha nisme van de geconditionneerde reflex langs electronische weg na te bootsen. Blaast men altijd op een fluitje, vóór men een hond zijn eten geeft, dan be gint op de duur zijn maag al te jeuken b\j het horen van de fluittoon, ook als de etensbak uitblijft. Dit wilde hij ook bjj zjjn apparaat tot stand bren gen. Hij deed dit door een extra con structie, een zg. „leer-cyclus". Aanvankelijk reageerde Cora op een lichtsignaal, een flits uit een zaklan taarn, Kort voor het aanflitsen blies dr. Walter nu op een fluitje. Een acoustisch apparaat reageerde op dit signaal, en via een zeer vernuftig transmissiesysteem werd het mecha nisme van de „schildpad" gevoelig voor de fluittoon en kwam het op de duur eveneens in beweging, ook wan neer de zaklantaarn niet aanflitste. Dr. Grey Walter bouwde ook een „schildpad", die behalve lichtgevoelig, ook schokgevoelig was. Door deze te „trainen" met het fluitje, vóór zij een stoot te verwerken kreeg, kon hij het apparaat er toe brengen, bjj het klinken van de fluittoon om een obstakel heen te gaan. Daarmee was hij dus in staat het gedrag na te bootsen van de ezel, die zich geen twee keer aan dezelfde steen stoot. Nog merkwaardiger werden de ver schijnselen, toen hjj beide „leer-mecha- nismen" in een en dezelfde „schildpad" inbouwde. Voor het ene mechanisme be tekende het fluitsignaal zoveel als „licht- veilig-voorwaarts", voor het andere „gevaar - niet verder gaan - omweg ma ken". Het resultaat was een ordeloos reageren. „Een conflict-neurose", zo vertaalde de neurophysioloog Grey Wal ter dit onregelmatig „gedrag". Het is nu wel duidelijk, dat de kunst matige „schildpadden" van dr. Walter zeker geen speelgoed zijn voor het zoontje Tim. Wat dan wel? Ongetwijfeld een zeer vernuftige methode om, met behulp van de inzichten van de cyber netica, door de bestudering van deze electronische verschijnselen in appa raten, een nadere analyse van het ge drag van dieren en bepaalde werkwij zen van het hersenzenuwstelsel te be- vorderen. MR. H. C. M. EDELMAN. (Van onze parlementaire redacteur.) De minister van Binnenlandse Zaken heeft zich in de Tweede Kamer nog eens accoord verklaard met de beslissing van de gemeenteraad van Nijmegen in zake de subsidie bij de bouw van een katholieke kerk. De beslissing was niet in strijd met de wettelijke bepalingen, er was sprake van een gemeentebe lang bij de bouw en de grenzen van een verantwoord financieel beleid, zijn niet overschreden. De minister wilde niet ingaan op de suggestie van de heer Verkerk om over subsidie aan kerken in het algemeen een nota te schrijven. Wanneer richtlijnen nodig zijn om het gezamenlijk subsidiebeleid van rijk, provincie en gemeenten te regelen zul len deze echter wel bij de Staten-Gene- raal worden ingediend. Advertentie (Speciale correspondentie) en goed jaar geleden werd door een der Franse rechtbanken een echt paar veroordeeld, omdat het een kind had laten sterven zonder de hulp van een medicus te hebben ingeroepen. Het geval zou zonder meer door de rechterlijke molen gedraaid zijn, als niet bij het onderzoek was komen vast te staan, dat de ouders met opzet en om principiële godsdienstige redenen aldus gehandeld hadden. Zij behoorden tot de nieuwe secte van de „Getuigen van de Christus van Montfavet" en beweerden dat, indien een van hun andere zes kinderen in een soortgelijk geval zou komen te ver keren, zij precies zo zouden handelen. „Verlichten" die de ernst van deze zaak niet begrepen, lachten om het geval, anderen keken meewarig naar de onzinnige ouders, die er met een flinke uitbrander afkwamen. Hiermee was de zaak voor enige tijd afgedaan. Een schandaal meer of minder komt er hier in Frankrijk niet op aan. Zij behoren tot het dagelijks persmenu. En een rechts georiënteerd dagblad („Echo Liberté" van 29 September) eiste openlijk dat er een einde aan het schandaal van Montfavet zou ko men. Een katholiek weekblad („l'Essor" van 10 Oct.) plaatste boven zijn artikel over de „Christus van Montfavet" de kop: Quand la tolérance devient com- plicité, als toegevendheid medeplich tigheid wordt. En een vooraanstaand Frans tijdschrift schreef onlangs: Hoe is het mogelijk, dat mannen en vrou wen hier in het verlichte Frankrijk zich zo laten beetnemen door iemand, die zo duidelijke bewijzen geeft een mytho- maan te zijn. Wij zijn van mening dat de menselijke gerechtigheid nu maar eens moet uitmaken of de mystieke moord voortaan ook behoort tot de vruchten van de moderne beschaving of niet." Toch leefde de affaire weer op, toen een paar dagen later een van de grote kranten van Frankrijk een artikel plaatste onder de schreeuwende kop: „WIE IS DEZE CHRISTUS VAN MONTFAVET IN WIENS NAAM ON SCHULDIGE KINDEREN MOETEN STERVEN?" Advertentie U haJot kou gevat, 14 hoest etn e<E.n Scbeurenoie Fsj1"» van het. veie hoe&ben beklovit Liu borst. 'R.einig Uw luchtweger) van het. «gevaarlijke met (AKKER -SIROOP) n de avond van 18 November a.s. is het vijftig jaar geleden, dat In de Ziekenverpleging aan de Prin sengracht Justus van Maurik af scheid nam van het aardse leven en daarmee van Amsterdam. Met het eerste had hij zich verzoend, ziekte, miskenning en de misère van nog maals de mislukking van een huwe lijk hadden hem reeds lang de moed en de lust ontnomen. Maar ook het Amsterdam van zijn levensdagen, zo als hij het als geen ander had ge kend en lief gehad, was hem gaan ontvallen. En het werd als een zelfbekentenis wanneer hij in een van zijn laatste schetsen een oude vrouw laat zeggen: „Kind, ik ga heen, ik heb mijn wensen gehad, want ik heb overal mogen rondzien, waarnemen en ondervinden, maar ik heb zo weinig begrepen. Ik dank God, dat ik niet meer hoef te le ven; ik zou het niet kunnen. Want de tijden veranderen en ook de mensen". Zelf zou hij nog op zijn ziekbed de begrafenis regelen. De aansprekers, de Amsterdamse kraaien, die zo vaak het mikpunt waren ge weest van zijn spotlust, kregen hem nu toch te pakken. Hij zag er de humor van in. „Denk cr aan", schert ste hij nog, „nette dragers, andej s vertik ik 't". Het leven van Justus van Maurik, dat op die Novemberavond triest en tragisch afliep, was ooit zo veelbelo vend begonnen en door het fortuin begunstigd. Onder het sissen en knallen van rotjes en voetzoekers, aan de vooravond van een echt Am sterdamse Hartjesdag, 18 Augustus 1846, werd hij geboren „op 't Wa ter", het Damrak van vandaag, waar zijn vader een tabakshandel dreef. Zijn geboortehuis stond tussen Zout en Baafjessteeg, ongeveer waar nu de Beurspassage is, maar hij zou al spoedig verhuizen naar Damrak 49, ,,'t Water", tussen Vrouwen- en Mandemakerssteeg, met het uitzicht op de Warmoesstraat en de Oude- kerkstoren. Een smal pand met een stoep en een hekje en nog een eige naarsboom, een van de nauwelijks honderd huizen tussen Texelse Kade en Dam: ,,'t Water", nog een wereld je op zich, tierig en vol bedrijf, met allemaal schepen voor de wal en vlak aan het open IJ. Daar heeft de jonge Justus het Amsterdamse le ven van dag tot dag ingedronken, reeds als kind en jongeman gretig belangstellend, een scherp waarne mer met een voortreffelijk geheu gen. Justus van Maurik, veelzijdig begaafd, had letteren willen stude ren, maar zijn vader wenste hem als opvolger in zijn tabakszaak. Zo is hij koopman geworden en fabrikant en dat nog niet eens zo slecht, maar tegelijk kende hij slechts één liefde: Amsterdam. Daar heeft hij gezwor ven bij dag en nacht, en met de mensen gesproken? met de kleine burgers en het eenvoudige volk, overal speurend, luisterend, vra gend. En daarvan heeft hij verteld in zijn schetsen en novellen en in zijn werk voor het toneel, dat nog weer een aparte plaats had in zijn belangstelling. En zoals Amsterdam hem de jaren door zou kennen, heeft zijn vriend en illustrator Johan Braakensiek hem later uitgebeeld: flink rechtop, handen in de zij en de overjas achterwaarts opgewipt, met borstelige wenkbrauwen, |rote snor, de felle ogen schijnbaar half geloken. Op die prent van Braaken siek staat Van Maurik op een stei ger aan het IJ, zeilschepen op de achtergrond, terwijl hij oplettend luistert naar het relaas van de jolle- man. Hij was vriendschappelijk-toe- sehietelijk, maar nooit gemeenzaam, altijd „M'heer Van Maurik", de def tige Amsterdammer van zijn tijd. Een begenadigd verteller is hij ge weest. al ging hetgeen hij schreef niet diep, heel dikwijls sentimenteel, maar toch altijd met gevoel voor hu mor. Het waren bij voorkeur afge sloofde mensjes, sukkelaars, straat- Het Amsterdam van „Toen ik nog jong was": de Oude- kerkstoren, 't Water en het open IJ. typen, die zijn interesse hadden, zo als overal het lief en leef in de buurten der stad, destijds nog vol- tp karakteristiek, grimmelend van leven en bedrijf. En mag dan zijn werk nooit tot de grote letterkunde worden gerekend, het behoudt voor altijd zijn unieke waarde voor de ken nis van Amsterdam en het Amster damse leven in de tweede helft der vorige eeuw. In het bijzonder geldt dit voor de bundel herinneringen „Toen ik nog jong was", die kort voor zijn dood verscheen en mag worden beschouwd als zijn geeste lijke nalatenschap. "Vie van Amster dam houdt en voor het verleden der stad belangstelling heeft, bewaart dit boek als een kostbaar bezit en zal er vaak in bladeren en lezen, om heel die wonderlijke sfeer nog eens te ondergaan, dit gemoedelijke, kleurige, haast ongelooflijke Am sterdam van voorheen, waar men «oms heimwee naar zou krijgen. Lang heeft Justus van Maurik de vreugde en glorie gekend van te worden geëerd als de meest popu laire schrijver van zijn dagen, ge vierd ook als spreker in heel het land. Maar zomin als hij, bij al zijn liefde en interesse voor de kleine man, enig begrip heeft gehad voor wat zich in zijn tijd op sociaal ge bied aftekende, zo zou ook de nieu we tijd hem gaan miskennen, werd hij door de opkomende litteraire ge neratie volkomen genegeerd. Dit heeft er toe bijgedragen zijn laatste levenstijd te ver somberen. Zoals ook het Amsterdam van zijn jeugd had opgehouden te be staan: het IJ be dorven, het Dam rak gedempt en heel de buurt- schappelijke at mosfeer veranderd. In elk opzicht ver eenzaamd is Justus van Maurik ge storven. Wordt hij thans, na vijftig jaar, nog gelezen? Kent men Krates nog, Mie de Por- ster, Isaac op de Dam? Herinnert zich nog iemand zijn succes op de planken: Janus Tulp? Misschien niet. Maar met dat laatste „Toen ik nog jong was" heeft Van Maurik zich een monu ment gesticht: een der heilige boeken van Amsterdam, waarin men pa piertjes legt, die verwijzen naar de heer lijke teksten. Laten we eerst enige feiten vermei den betreffende de toepassing van de leer, om daarna iets te vertellen over de pseudo-Messias zelf. In December 1953 stierf in Gap de kleine 14-jarige Yves Payan. Zjjn ou ders, getuigen van de „Christus van Montfavet", werden eerst van het ten- laste gelegde, weigering om geneeskun dige hulp toe te laten bij hun ziek kind, vrijgesproken. Later tekende het gerechtshof van Grenoble appèl aan en veroordeelde het echtpaar tot zes maan den gevangenisstraf. Op 7 Maart 1954 stierf een tienjarig meisje, Chantal Darremont, aan een onschuldige aanval van roodvonk. Haar pleegmoeder, een fanatieke volgelinge van de „Christus van Montfavet", wei gerde elke inmenging van geneesheren en was indirect de oorzaak van de dood van het kind. Zij werd later door psychiaters ontoerekenbaar verklaard, zodat geen proces volgde. Een 3e geval betreft Joëlle Debray, een meisje van ongeveer drie en een half jaar in Toulon, dat lijdende was aan een lichte oorontsteking. Haar ou ders weigerden de hulp van een arts in te roepen, omdat zij vurige aan hangers waren van de secte van Mont favet. Nog dezelfde avond werden zij onder arrest gesteld, wegens het niet verlenen van hulp aan een ziek kind. Ongelooflijk is het fanatisme, zoals bleek uit het verhoor van deze ont aarde ouders. Na het overlijden van het meisje hadden zij het stoffelijk over schot naar de verzamelplaats van de leden van de secte gedragen, waar on geveer een 50-tal van hen „aan tafel" zaten. Debray, een van de apostelen van de secte, die juist van een pro- pagandatocht uit Brest was terugge keerd, bracht eerst verslag uit van zijn doen en laten, riep daarna uit: „En nu, verheugt i met mij: Joëlle is dood. Geen groter geluk had ons kunnen zijn beschoren." Te midden van de alge mene gelukwensen van de omstanders mompelde de moeder, „O, wat een ge luk, wat een geluk." Enkele uren later, toen de hoofd man van de afdeling het toch maar raadzamer achtte om aangifte van overlijden te doen en er een dokter bij te roepen om het overlijden te constateren, moest goede raad ge schaft worden om een aannemelijke verklaring voor de dood van het meisje te vinden. De dokter echter weigerde een over- lijdensacte te tekenen en bracht het gerecht en de politie van het gehoor de op de hoogte. Het onderzoek dat hierna werd ingesteld bracht aan het licht, dat het kind een begin van longontsteking had gehad en een oor ontsteking, die beide met een mini male verzorging hadden kunnen wor den genezen, door iedere dokter. Wie is nu deze „Christus van Mont favet" in wiens naam onschuldige kin deren sterven? Er was in Avignon een postbeambte, die het naar omstandigheden ver ge bracht had. Van hulpbesteller was hjj opgeklommen tot adjunct-inspecteur. Veel had hij niet te doen en inge wikkeld was zijn werk ook niet, hij hoefde alleen maar de postverdeling te controleren. Maar hij was er niet mee tevreden en meende dat hij tot iets groters en beters geschapen was. Eerst ontdekte hij in zich zelf letterkundige gaven, daarna muzikale, maar voor pu blicatie op beide terreinen ving hij bij alle uitgevers bot. Daarna ontpopte hij zich plotseling als wonderdokter. Dit maal had hij succes, want de wereld wil nu eenmaal bedrogen zijn, het geld stroomde in het laatje. Maar Georges Roux, zo heette de man, sloeg het succes naar de bol. Op zekeren dag stond hij op met de vaste overtuiging dat hij in deze zon dige wereld een goddelijke zending te vervullen had. De wonderdokter wordt een Godsgezant. In Augustus 1950 verschijnt van zpn hand een boek dat het midden houdt tussen een mislukte roman en een in leiding tot een onbestemde, mystieke voorlichting tot levenswijsheid. Hij noemt dat boek „Journal d'un Gué- risseur". Dagboek van een Genezer. Hierin leverde hij het eerste bewijs van zijn ontspoorde geest. Kerstmis daarna verschijnt een twee de boek. waarin de symptomen van ziin totale geestesontwrichting al duide lijker worden, want hij kondigt het zelf aan als een goddelijk boek: ..Pa roles du Guérisseur", Raadgevingen van de Genezer. Na een jaar innige concentratie op ziin succes en zijn waardigheid lan ceert hij met Allerheiligen van het jaar 1951 zijn laatste boek „Mission divine". Goddelijke zending. Daarin verklaart hij niets meer of minder, dan dat hij, Georges Roux, de Christus is, in hoogst eigen persoon. Wie de mens kent moet er zich niet over verwonderen, dat een aantal leer lingen, aan wie de wonderdokter zijn z.g. „gevoeligheid" om zieken met een handoplegging te genezen had meege deeld. hem grif volgden in zijn nieuwe richting. De wonderdokterij werd er trouwens niet weinig door begunstigd en als goede zakenlui voerden zij van na af aan vast tarie* in: 500 francs per handoplegging. Op 17 Februari van dit jaar is de „kerk van Roux" officieel gesticht en op de Prefecture van Vaucluse aange geven als „De algemeen christelijke kerk, die ten doel heeft alle christenen te verenigen om hun de sacramenten toe te dienen volgens de leer van de Christus in deze tijd, zoals deze zich geopenbaard heeft in de persoon van Georges Roux van Montfavet." Intussen zitten de leerlingen niet stil. Naar omstandigheden noemen ze zich „Getuigen van Christus", of „Leerlin gen van Georges". In sommige steden wandelen ze rond met op hun rug een groot reclamebord, waarop in enorme letters geschilderd staat: „Christus is weer onder ons verschenen." Aanvankelijk bekommerde niemand zich om hen. Het minst de overheid. In Frankrijk kan immers iedereen doen en laten zoals hij dat verkiest, als hij maar zorgt dat er geen politie bij te pas hoeft te komen. Het begon echter anders te worden toen door de dood van de kleine Payan de rechter termen aanwezig vond om de overheid er op te wijzen, dat de beweging niet helemaal strookte met het algemeen welzijn en de bescher ming van het individu. Dat iemand zich een of andere Messias, zelfs met de naam van Christus, waant, dat hebben we al eens meer gezien. Dat zo iemand er plezier in heeft, de mensen bang t« maken door te zeggen, dat hij de we reld nog een paar maanden tijd geeft om zich te bekeren en dat hij na de 15de Augustus 1954 de Boze op de wereld zal loslaten, zoals Roux dat deed, kan hoogstens wat span ning teweeg brengen onder hen die zo naïef zijn er aan te geloven. Zelfs dat de „Christus van Montfavet" in volle ernst (of was het maar voor de grap) een gezantschap naar Ro me zendt om de Paus van de chris tenwereld te bekeren, zoals Georges Roux dat op 25 Februari deed, kan men nog als een dwaze gril zién. Maar fantasten kunnen, onder gege ven omstandigheden, gevaarlijk wor den en goedgelovige dwerpers zijn tot rare dingen in staat, vooral als ze de consekwenties van een leer tot de uitersten drijven. Dat dit gebeur de, weten we nu uit een drievoudig proces, waarbij ouders ervan be schuldigd werden bun kinderen te la ten sterven zonder hulp te bieden en dit uit hoofde van een geloofsovertui ging, die ze putten uit de leer van „de Christus van Montfavet'", Georges Roux, ex-inspecteur van de Franse posterijen. Welke is die leer?" Daar over in een volgend artikel. (Van onze parlementaire redacteur.) Zeer binnenkort zal minister Beel een beroep op de Kamer doen ter goedkeu ring van een wetsontwerp dat dienst plicht in zal voeren voor dat onderdeel van de bescherming burgerbevolking dat daarvoor in aanmerking komt, na melijk de Rijks Mobiele Colonnes. Hier voor is een bemanning nodig van 15.000 man. Deze kunnen moeilijk vrijwillig worden verkregen omdat het specialis ten zijn die in tijd van oorlog hun moei lijke taak verspreid over het land en gekazerneerd znllen moeten uitoefe nen. De minister van Binnenlandse Zaken, die deze mededeling aan de Kamer heeft gedaan, overlegt thans met zijn ambtgenoot van Oorlog om deze zaak nader te regelen. De minister was omtrent de B.B. heel wat minder pessimistisch dan de Kamer. Hij deed een beroep op de volksvertegenwoordiging om het en thousiasme dat er is en dat de Kamer overdreven had gevonden, te accepte ren als een noodzakelijk middel om de organisatie verder uit te bouwen. Het oordeel van vele buitenlanders luidt zeer gunstig, ook wat de belangstelling van de bevolking betreft.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 5