Kunstmatige SCHILDPADDEN in
huiskamer van een geleerde
de
m
Douwe
Egberts
Postbeambte wordt eerst wonderdokter
en daarna „Godsgezant"
Herinnering aan Justus van Maurik
I
r
ElmerElsie en Cora
lt»
Zij horen, zij eten, zij zien, zij lopen, zij sterven
^Öolksei^,
tabatc
E
Tragisch levenseind van een
zeer begenadigd verteller
CCYBERNETICA
Subsidie bij bouw
van kerken
uatt
genot"
Wie is de „Christus van Monfavet"?
ONSCHULDIGE KINDEREN STIERVEN
IN ZIJN NAAM
Ongelofelijk
fanatisme
Griephoest
Jk
«éts*
ZATERDAG 13 NOVEMBER 1954
PAGINA 5
V.
.j
een
nieuwe wetenschap
Uit Indonesië
^restant naar ons
land onderweg
N ieuW'Guinea
Indonesië wenst een
bemiddelaar
De ontvoering van
Bart je
V I
Feiten
3-
Er was in Avignon
Ontspoorde geest
500 francs per hand
oplegging
Rechter grijpt in
Dienstplicht voor Rijks
Mobiele Colonnes
Alleen voor dit onder
deel der B.B.
Zoveel hoofden, zoveel zinnen. De waarheid van dit woord blijkt in het
leven elke dag wel honderd keer. In het restaurant zogoed als in de
huisdieren-winkel. Niet iedereen eet biefstuk met gebakken aard
appelen en niet iedereen wil een hond of een kat als huisdier. Er zijn lieden,
®'e het bij een nest witte muizen houden, bij een meerkat of zelfs bij een
jonge luipaard. Al kan men die laatste niet in een huisdieren-winkel kopen.
Maar de man, die er de wonderlijkste huisdieren op na hield, is wel dr. W.
Grey Walter, een wereldbekend specialist op het terrein van de neurophy-
siologie, hoofd van de physiologische afdeling van het Burden Neurological
institute te Bristol. Want zijn huisdieren waren twee electronische „schild
padden", die de namen droegen van Elmer en Elsie. Sinds eind 1948 kroop
Elmer er rond. Een paar maanden later kreeg hij gezelschap van Elsie. Maar
in 1950 „stierf" Elsie een eerzame dood: zij sneuvelde als slachtoffer der
Wetenschap onder de schroevendraaier van de dokter, die haar tevoren ook
'n elkaar had gezet. En uit haar resten werd onder de handen van de neuro-
Physioloog een andere „schildpad" geboren, Cora, die „knapper" was dan
Elsie.
Het had er de schijn van, dat de kleine Tim, het zoontje van dr. Grey
"alter, een heel handige vader had, die zelf erg aardig speelgoed wist te
maken voor zijn zoontje. Maar dat was slechts schijn. Elmer en Elsie, en ook
t-ora, waren geen speelgoed voor de kleine jongen. Ze waren een stel merk
waardige en vreemdsoortige voortbrengselen, geboortig uit de moderne
Wonderwereld der Cybernetica.
Toen wij jong waren, had onze groot
moeder een schildpad, een echte. Zij
heette „Mietje". Ze luisterde ook naar
naam. In het begin had men haar
*'8 men haar naam riep, telkens een
ekker hapje gegeven en later reageer-
sij op die naam, ook zonder lekker
De grote physioloog Pavlov
"eeft ons geleerd hier te spreken van
*en „geconditionneerde reflex". Elmer
Elsie verstonden dit kunstje niet.
*n daarom moest Elsie „sterven".
Want er moest een Cora komen, die het
Wel verstond. En daarvoor had Grey
"alter Elsie's onderdelen nodig.
.Ze konden het overigens niet helpen,
funer en Elsie, dat ze dat kunsje niet
jenden. Want het waren ook geen ech-
'e schildpadden, het waren robots. De
jja&m „Mietje" verborg geen geheimen
eopgenaamd. De namen Elmer" en
.Elsie" daarentegen wel. Want de naam
tuner kwam van ELectro MEchani-
„a' Robot, en Elsie van Electro Light
^dsitive Internal External. En de
5!aam Cora was gemaakt van Condi-
'°hed Reflex Analogue.
Wie ze rond zag kruipen in de
Woonkamer van dr. Grey Walter,
kon begrijpen, dat hij ze „schildpad
den" gedoopt had. Maar eigenlijk le
ken ze helemaal niet op een schild
pad. Waar ze dan wel op leken' On
h°outen 7ntkiindvrdrieWielertje met
i eoH zitplankje, waar een knutse-
raH; J0ngetje het binnenste van een
aaiotoestei op gemonteerd had. Maar
«r. Grey Walter had er een dekschild
e.nneen gemonteerd, dat leek op het
schild van een schildpad en hun eni-
«e gelijkenis met deze dieren gaf.
waren geen dieren dus, maar ge-
nstrueerde apparaten, machines van
nieuwe, zeer bijzondere soort. Een
3 I1»4 Grey Walter met een groot
*hlatrix" naam van „Machina spe-
Grey Walter's gretigheid
dn?,?* W,as,de constructeur er om te
enkele verschijnselen uit het dier-
ra»? ,leven na te bootsen en een appa-
«at te construeren, dat, uitgerust met
v ",.zeer gering aantal electronische ge-
Vpr-i'J*e 'menten, een „gedrag" zou
On ti in staat is de herinnering
d roepen aan het gedrag van een
VVnii n daarom heeft ook dr. Grey
hei i Z1in terminologie met gretig-
öe I aangepast aan de terminologie van
e tevens verschijnselen.
„Zijn „schilpadden" „kijken rond"
niet een foto-electrische cel, „reage
ren op prikkels" lichtstralen
oewegen zich voort met een elec-
j omotortje „worden hongerig"
w.z. krijgen last van een lege accu
en gaan zich dan in hun „hok"
•voeden". Als boven dit hok tenmin-
*e 'n licht brandt. Hun „voelsel" is
{ectrische stroom de accu wordt
b'lgeladen.
•a??e' deze terminologie is zeker sen
's wieel' Maar ze is "'et gezocht. Ze
de overdrachtelijk. Het ageren van
herjJbac.hines wekt natuurlijkerwijs de
artanerin£ aan deze functies. De schild-
loch n ziin dan ook niet wonderlijk,
Wel uiterst ingenieus.
Twee radiobuizen
Miysi jatter Grey was als neuro-
hiech 9°8 hevig geïnteresseerd in het
stel, ainisme van het hersen-zenuw-
*enen ^°als bekend bevatten onze her
zien een tienduizend millioen zenuw-
n of neuronen. Een aantal van de-
^ftastiekleraar D. C. Prins, een van
in de groep Nederlanders, die
^erden ^aar in Bandung en Djakarta
Vliegt gearresteerd, is Donderdag per
cu® ??ar Nederland vertrokken. Vol-
d officier van justitie, Sunarjo, werd
bpi°°r openbaar ministerie „van
?eze arT?n? meer geacht" in de zaak tegen
-r recht ®?tanten. van wie thans Schmidt
°masoa at* Volgens de getuige k charge
fsgeven t deze zaak had Prins opdracht
n ^andunarten te maken van TNI-posten
ve souver^" De °Pdracht werd echter voor
jet fejt .^Piteitsoverdracht gegeven. Over
?Unarj0' ?xins zou ziJn uitgewezen, zei
*°dat hi'i h-, buiten zijn jurisdictie valt,
aaaromtrent niets kon mededelen.
Zal' wanneer de kwestie
de *n de Politieke commissie
komt "igde Natles behandeling
•*cretarPn resolutle indienen, waarin de
••«hl JS"generaal van de V.N. wordt ver-
bemiddelaar te benoemen.
ze zeer grote hoe
veelheid is, voor
wat hun samenstel
ling, werking, rela
tie tot andere cel
len enz. betreft,
aan de neurophy-
siologen bekend. En
daarvan is het mo
gelijk een techni
sche nabootsing te
maken. Een impuls
van de zenuwen, in
de vorm van een
uiterst kleine elec-
tro-chemische ex
plosie, plant zich
voort langs de bui
tenkant van de
zenuwvezel als een
serie negatieve io
nen. De hersenen
reageren op impul
sen. In de electro-
nica spreekt men
hier van impulsfre
quentie-modulatie.
Bij zo'n naboot
singspoging ligt het
dus voor de hand,
dat men zijn toe
vlucht neemt tot de
verschijnselen van
de electronica.
Dit deed dr.
Grey Walter bij
de constructie van
zijn „schildpad
den". Hfj gaf zijn
„dieren" twee
functionele ele
menten: twee mi
niatuur radiobui
zen, als twee „zin
tuigorganen"
en twee gevoelige
toestellen: een voor licht en het ander
voor aanrakings-„prikkels". Verder
gaf hij ze twee „effectoren", n.I. twee
motoren. Een voor de voortbeweging
en een om te sturen. De energie voor
deze motoren werd geleverd door een
kleine batterij.
Grey Walter had met opzet het aan
tal componenten tot twee beperkt.
Zijn bedoeling was, na te gaan, welke
„gedragingen" er mogelijk zijn bij het
kleinste aantal elementen en het
grootst mogelijke aantal verschillende
schakelingen. Hij kwam daarbij tot 6
schakelingen.
Een motor heeft geen eigen wil. Ook
de motor van Elmer en Elsie niet.
Maar toch was het „gedrag" van El
mer en Elsie opmerkelijk. Het had een
zekere onbepaaldheid, een zekere wil
lekeurigheid. Het was niet te voorspel
len. De al te grote gretigheid van dr.
Grey Walter was er schuldig aan, dat
hij zelfs ging beweren, dat zijn „ma
china speculatrix", zijn „schilpad"
„een vrije wil" bezit! Wanneer er in
twee verschillende kamerhoeken een
lamp brandt, dan kan een toeschouwer
niet voorspellen, waar de „schildpad"
tenslotte terecht zal komen, bij de ene
of bij de andere.
Maar dat zit hem niet in „een vrije
wil." Dat vindt zjjn oorzaak in het
feit, dat ,de foto-electrische cel van de
„schildpad" scherper dan het men
selijk oog kan vaststellen, welke licht
bron voor het „dier" het sterkste
is. De „schildpadden" hebben geen
vrije wil, maar doen precies en al
leen maar datgene, waarvoor zij ge
bouwd zijn.
Elmer op weg
De foto-electrische cel, het lichtge
voelige element, is verbonden aan het
stuurmechanisme. Ontbreekt een „prik
kel", dan maken Elmer en Elsie voort
durend een cycloïdale beweging. Zo
doende „kijkt" de fotocel achtereen
volgens in elke richting. Het „dier"
„zoekt" naar licht, zegt Walter. Gaat
ergens een licht aan en treft een licht
straal de foto-cel, dan ontstaat daarin
een electrische impuls.
Deze wordt door de radiobuizen ver
sterkt en het stuurmechanisme wordt
uitgeschakeld, tengevolge waarvan de
machine zich naar de lichtbron toe
gaat bewegen. Biologisch gesproken
een „positief tropisme", het gedrag
van de mug die in de kaarsvlam
vliegt. Maar dit laatste wilde Walter
niet voor zijn „schildpad". Daarom
bouwde hij er een relais in, dat in wer
king komt, als het licht te sterk wordt
en dat het omgekeerde effect heeft van
het eerste. De beweging wordt omge
keerd en de „schildpad" schiet achter
uit en zoekt een minder lichtsterke
plaats, een „gunstiger plek" op.
De ontvoering van Bartje, het stenen
beeld, dat uit Assen door eerste jaars
studenten van Albertus Magnus naar het
Noorder plantsoen te 'Groningen is
gesmokkeld, waar het werd teruggevon
den bij „zijn moeder", een vrouwen
figuur, schepping van Tees Meesters,
zal nog onaangename gevolgen hebben
voor de „ontvoerders". De autoriteiten
kunnen deze „grap" niet als zodanig
appreciëren en de politie te Assen heeft
proces-verbaal opgemaakt tegen 25 Al-
bertianen.
Na langdurig experimenteren bouwde
dr. Walter in 1950 een nieuwe „schild
pad", Cora, de Conditioned Reflex
Analogue. Daarin wist hij het mecha
nisme van de geconditionneerde reflex
langs electronische weg na te bootsen.
Blaast men altijd op een fluitje, vóór
men een hond zijn eten geeft, dan be
gint op de duur zijn maag al te
jeuken b\j het horen van de fluittoon,
ook als de etensbak uitblijft. Dit wilde
hij ook bjj zjjn apparaat tot stand bren
gen. Hij deed dit door een extra con
structie, een zg. „leer-cyclus".
Aanvankelijk reageerde Cora op een
lichtsignaal, een flits uit een zaklan
taarn, Kort voor het aanflitsen blies
dr. Walter nu op een fluitje. Een
acoustisch apparaat reageerde op dit
signaal, en via een zeer vernuftig
transmissiesysteem werd het mecha
nisme van de „schildpad" gevoelig
voor de fluittoon en kwam het op de
duur eveneens in beweging, ook wan
neer de zaklantaarn niet aanflitste.
Dr. Grey Walter bouwde ook een
„schildpad", die behalve lichtgevoelig,
ook schokgevoelig was. Door deze te
„trainen" met het fluitje, vóór zij een
stoot te verwerken kreeg, kon hij het
apparaat er toe brengen, bjj het klinken
van de fluittoon om een obstakel heen
te gaan. Daarmee was hij dus in staat
het gedrag na te bootsen van de ezel,
die zich geen twee keer aan dezelfde
steen stoot.
Nog merkwaardiger werden de ver
schijnselen, toen hjj beide „leer-mecha-
nismen" in een en dezelfde „schildpad"
inbouwde. Voor het ene mechanisme be
tekende het fluitsignaal zoveel als „licht-
veilig-voorwaarts", voor het andere
„gevaar - niet verder gaan - omweg ma
ken". Het resultaat was een ordeloos
reageren. „Een conflict-neurose", zo
vertaalde de neurophysioloog Grey Wal
ter dit onregelmatig „gedrag".
Het is nu wel duidelijk, dat de kunst
matige „schildpadden" van dr. Walter
zeker geen speelgoed zijn voor het
zoontje Tim. Wat dan wel? Ongetwijfeld
een zeer vernuftige methode om, met
behulp van de inzichten van de cyber
netica, door de bestudering van deze
electronische verschijnselen in appa
raten, een nadere analyse van het ge
drag van dieren en bepaalde werkwij
zen van het hersenzenuwstelsel te be-
vorderen.
MR. H. C. M. EDELMAN.
(Van onze parlementaire redacteur.)
De minister van Binnenlandse Zaken
heeft zich in de Tweede Kamer nog eens
accoord verklaard met de beslissing
van de gemeenteraad van Nijmegen in
zake de subsidie bij de bouw van een
katholieke kerk. De beslissing was niet
in strijd met de wettelijke bepalingen,
er was sprake van een gemeentebe
lang bij de bouw en de grenzen van
een verantwoord financieel beleid, zijn
niet overschreden. De minister wilde
niet ingaan op de suggestie van de heer
Verkerk om over subsidie aan kerken
in het algemeen een nota te schrijven.
Wanneer richtlijnen nodig zijn om
het gezamenlijk subsidiebeleid van rijk,
provincie en gemeenten te regelen zul
len deze echter wel bij de Staten-Gene-
raal worden ingediend.
Advertentie
(Speciale correspondentie)
en goed jaar geleden werd door een der Franse rechtbanken een echt
paar veroordeeld, omdat het een kind had laten sterven zonder de hulp
van een medicus te hebben ingeroepen. Het geval zou zonder meer
door de rechterlijke molen gedraaid zijn, als niet bij het onderzoek was
komen vast te staan, dat de ouders met opzet en om principiële godsdienstige
redenen aldus gehandeld hadden. Zij behoorden tot de nieuwe secte van de
„Getuigen van de Christus van Montfavet" en beweerden dat, indien een
van hun andere zes kinderen in een soortgelijk geval zou komen te ver
keren, zij precies zo zouden handelen.
„Verlichten" die de ernst van deze zaak niet begrepen, lachten om het
geval, anderen keken meewarig naar de onzinnige ouders, die er met een
flinke uitbrander afkwamen. Hiermee was de zaak voor enige tijd afgedaan.
Een schandaal meer of minder komt er hier in Frankrijk niet op aan. Zij
behoren tot het dagelijks persmenu.
En een rechts georiënteerd dagblad
(„Echo Liberté" van 29 September)
eiste openlijk dat er een einde aan
het schandaal van Montfavet zou ko
men.
Een katholiek weekblad („l'Essor"
van 10 Oct.) plaatste boven zijn artikel
over de „Christus van Montfavet" de
kop: Quand la tolérance devient com-
plicité, als toegevendheid medeplich
tigheid wordt. En een vooraanstaand
Frans tijdschrift schreef onlangs: Hoe
is het mogelijk, dat mannen en vrou
wen hier in het verlichte Frankrijk zich
zo laten beetnemen door iemand, die
zo duidelijke bewijzen geeft een mytho-
maan te zijn. Wij zijn van mening dat
de menselijke gerechtigheid nu maar
eens moet uitmaken of de mystieke
moord voortaan ook behoort tot de
vruchten van de moderne beschaving
of niet."
Toch leefde de affaire weer op, toen
een paar dagen later een van de grote
kranten van Frankrijk een artikel
plaatste onder de schreeuwende kop:
„WIE IS DEZE CHRISTUS VAN
MONTFAVET IN WIENS NAAM ON
SCHULDIGE KINDEREN MOETEN
STERVEN?"
Advertentie
U haJot kou gevat,
14 hoest etn e<E.n Scbeurenoie
Fsj1"» van het. veie hoe&ben
beklovit Liu borst. 'R.einig
Uw luchtweger) van het.
«gevaarlijke met
(AKKER
-SIROOP)
n de avond van 18 November a.s.
is het vijftig jaar geleden, dat In
de Ziekenverpleging aan de Prin
sengracht Justus van Maurik af
scheid nam van het aardse leven en
daarmee van Amsterdam. Met het
eerste had hij zich verzoend, ziekte,
miskenning en de misère van nog
maals de mislukking van een huwe
lijk hadden hem reeds lang de moed
en de lust ontnomen. Maar ook het
Amsterdam van zijn levensdagen, zo
als hij het als geen ander had ge
kend en lief gehad, was hem gaan
ontvallen. En het werd als een
zelfbekentenis wanneer hij in een
van zijn laatste schetsen een oude
vrouw laat zeggen: „Kind, ik ga
heen, ik heb mijn wensen gehad,
want ik heb overal mogen rondzien,
waarnemen en ondervinden, maar ik
heb zo weinig begrepen. Ik dank
God, dat ik niet meer hoef te le
ven; ik zou het niet kunnen. Want
de tijden veranderen en ook de
mensen". Zelf zou hij nog op zijn
ziekbed de begrafenis regelen. De
aansprekers, de Amsterdamse kraaien,
die zo vaak het mikpunt waren ge
weest van zijn spotlust, kregen hem
nu toch te pakken. Hij zag er de
humor van in. „Denk cr aan", schert
ste hij nog, „nette dragers, andej s
vertik ik 't".
Het leven van Justus van Maurik,
dat op die Novemberavond triest en
tragisch afliep, was ooit zo veelbelo
vend begonnen en door het fortuin
begunstigd. Onder het sissen en
knallen van rotjes en voetzoekers,
aan de vooravond van een echt Am
sterdamse Hartjesdag, 18 Augustus
1846, werd hij geboren „op 't Wa
ter", het Damrak van vandaag, waar
zijn vader een tabakshandel dreef.
Zijn geboortehuis stond tussen Zout
en Baafjessteeg, ongeveer waar nu
de Beurspassage is, maar hij zou al
spoedig verhuizen naar Damrak 49,
,,'t Water", tussen Vrouwen- en
Mandemakerssteeg, met het uitzicht
op de Warmoesstraat en de Oude-
kerkstoren. Een smal pand met een
stoep en een hekje en nog een eige
naarsboom, een van de nauwelijks
honderd huizen tussen Texelse Kade
en Dam: ,,'t Water", nog een wereld
je op zich, tierig en vol bedrijf, met
allemaal schepen voor de wal en
vlak aan het open IJ. Daar heeft de
jonge Justus het Amsterdamse le
ven van dag tot dag ingedronken,
reeds als kind en jongeman gretig
belangstellend, een scherp waarne
mer met een voortreffelijk geheu
gen.
Justus van Maurik, veelzijdig
begaafd, had letteren willen stude
ren, maar zijn vader wenste hem als
opvolger in zijn tabakszaak. Zo is hij
koopman geworden en fabrikant en
dat nog niet eens zo slecht, maar
tegelijk kende hij slechts één liefde:
Amsterdam. Daar heeft hij gezwor
ven bij dag en nacht, en met de
mensen gesproken? met de kleine
burgers en het eenvoudige volk,
overal speurend, luisterend, vra
gend. En daarvan heeft hij verteld
in zijn schetsen en novellen en in
zijn werk voor het toneel, dat nog
weer een aparte plaats had in zijn
belangstelling. En zoals Amsterdam
hem de jaren door zou kennen, heeft
zijn vriend en illustrator Johan
Braakensiek hem later uitgebeeld:
flink rechtop, handen in de zij en
de overjas achterwaarts opgewipt,
met borstelige wenkbrauwen, |rote
snor, de felle ogen schijnbaar half
geloken. Op die prent van Braaken
siek staat Van Maurik op een stei
ger aan het IJ, zeilschepen op de
achtergrond, terwijl hij oplettend
luistert naar het relaas van de jolle-
man. Hij was vriendschappelijk-toe-
sehietelijk, maar nooit gemeenzaam,
altijd „M'heer Van Maurik", de def
tige Amsterdammer van zijn tijd.
Een begenadigd verteller is hij ge
weest. al ging hetgeen hij schreef
niet diep, heel dikwijls sentimenteel,
maar toch altijd met gevoel voor hu
mor. Het waren bij voorkeur afge
sloofde mensjes, sukkelaars, straat-
Het Amsterdam van „Toen ik nog jong was": de Oude-
kerkstoren, 't Water en het open IJ.
typen, die zijn interesse hadden, zo
als overal het lief en leef in de
buurten der stad, destijds nog vol-
tp karakteristiek, grimmelend van
leven en bedrijf. En mag dan zijn
werk nooit tot de grote letterkunde
worden gerekend, het behoudt voor
altijd zijn unieke waarde voor de ken
nis van Amsterdam en het Amster
damse leven in de tweede helft der
vorige eeuw. In het bijzonder geldt
dit voor de bundel herinneringen
„Toen ik nog jong was", die kort
voor zijn dood verscheen en mag
worden beschouwd als zijn geeste
lijke nalatenschap. "Vie van Amster
dam houdt en voor het verleden der
stad belangstelling heeft, bewaart
dit boek als een kostbaar bezit en
zal er vaak in bladeren en lezen,
om heel die wonderlijke sfeer nog
eens te ondergaan, dit gemoedelijke,
kleurige, haast ongelooflijke Am
sterdam van voorheen, waar men
«oms heimwee naar zou krijgen.
Lang heeft Justus van Maurik de
vreugde en glorie gekend van te
worden geëerd als de meest popu
laire schrijver van zijn dagen, ge
vierd ook als spreker in heel het
land. Maar zomin als hij, bij al zijn
liefde en interesse voor de kleine
man, enig begrip heeft gehad voor
wat zich in zijn tijd op sociaal ge
bied aftekende, zo zou ook de nieu
we tijd hem gaan miskennen, werd
hij door de opkomende litteraire ge
neratie volkomen genegeerd. Dit
heeft er toe bijgedragen zijn laatste
levenstijd te ver
somberen. Zoals
ook het Amsterdam
van zijn jeugd had
opgehouden te be
staan: het IJ be
dorven, het Dam
rak gedempt en
heel de buurt-
schappelijke at
mosfeer veranderd.
In elk opzicht ver
eenzaamd is Justus
van Maurik ge
storven. Wordt hij
thans, na vijftig
jaar, nog gelezen?
Kent men Krates
nog, Mie de Por-
ster, Isaac op de
Dam? Herinnert
zich nog iemand
zijn succes op de
planken: Janus
Tulp? Misschien
niet. Maar met dat
laatste „Toen ik
nog jong was"
heeft Van Maurik
zich een monu
ment gesticht: een
der heilige boeken
van Amsterdam,
waarin men pa
piertjes legt, die
verwijzen
naar de heer
lijke teksten.
Laten we eerst enige feiten vermei
den betreffende de toepassing van de
leer, om daarna iets te vertellen over
de pseudo-Messias zelf.
In December 1953 stierf in Gap de
kleine 14-jarige Yves Payan. Zjjn ou
ders, getuigen van de „Christus van
Montfavet", werden eerst van het ten-
laste gelegde, weigering om geneeskun
dige hulp toe te laten bij hun ziek
kind, vrijgesproken. Later tekende het
gerechtshof van Grenoble appèl aan en
veroordeelde het echtpaar tot zes maan
den gevangenisstraf.
Op 7 Maart 1954 stierf een tienjarig
meisje, Chantal Darremont, aan een
onschuldige aanval van roodvonk. Haar
pleegmoeder, een fanatieke volgelinge
van de „Christus van Montfavet", wei
gerde elke inmenging van geneesheren
en was indirect de oorzaak van de
dood van het kind. Zij werd later door
psychiaters ontoerekenbaar verklaard,
zodat geen proces volgde.
Een 3e geval betreft Joëlle Debray,
een meisje van ongeveer drie en een
half jaar in Toulon, dat lijdende was
aan een lichte oorontsteking. Haar ou
ders weigerden de hulp van een arts
in te roepen, omdat zij vurige aan
hangers waren van de secte van Mont
favet. Nog dezelfde avond werden zij
onder arrest gesteld, wegens het niet
verlenen van hulp aan een ziek kind.
Ongelooflijk is het fanatisme, zoals
bleek uit het verhoor van deze ont
aarde ouders. Na het overlijden van
het meisje hadden zij het stoffelijk over
schot naar de verzamelplaats van de
leden van de secte gedragen, waar on
geveer een 50-tal van hen „aan tafel"
zaten. Debray, een van de apostelen
van de secte, die juist van een pro-
pagandatocht uit Brest was terugge
keerd, bracht eerst verslag uit van zijn
doen en laten, riep daarna uit: „En nu,
verheugt i met mij: Joëlle is dood.
Geen groter geluk had ons kunnen zijn
beschoren." Te midden van de alge
mene gelukwensen van de omstanders
mompelde de moeder, „O, wat een ge
luk, wat een geluk."
Enkele uren later, toen de hoofd
man van de afdeling het toch maar
raadzamer achtte om aangifte van
overlijden te doen en er een dokter
bij te roepen om het overlijden te
constateren, moest goede raad ge
schaft worden om een aannemelijke
verklaring voor de dood van het
meisje te vinden.
De dokter echter weigerde een over-
lijdensacte te tekenen en bracht het
gerecht en de politie van het gehoor
de op de hoogte. Het onderzoek dat
hierna werd ingesteld bracht aan het
licht, dat het kind een begin van
longontsteking had gehad en een oor
ontsteking, die beide met een mini
male verzorging hadden kunnen wor
den genezen, door iedere dokter.
Wie is nu deze „Christus van Mont
favet" in wiens naam onschuldige kin
deren sterven?
Er was in Avignon een postbeambte,
die het naar omstandigheden ver ge
bracht had. Van hulpbesteller was hjj
opgeklommen tot adjunct-inspecteur.
Veel had hij niet te doen en inge
wikkeld was zijn werk ook niet, hij
hoefde alleen maar de postverdeling te
controleren. Maar hij was er niet mee
tevreden en meende dat hij tot iets
groters en beters geschapen was. Eerst
ontdekte hij in zich zelf letterkundige
gaven, daarna muzikale, maar voor pu
blicatie op beide terreinen ving hij bij
alle uitgevers bot. Daarna ontpopte hij
zich plotseling als wonderdokter. Dit
maal had hij succes, want de wereld
wil nu eenmaal bedrogen zijn, het geld
stroomde in het laatje.
Maar Georges Roux, zo heette de
man, sloeg het succes naar de bol.
Op zekeren dag stond hij op met de
vaste overtuiging dat hij in deze zon
dige wereld een goddelijke zending te
vervullen had. De wonderdokter wordt
een Godsgezant.
In Augustus 1950 verschijnt van zpn
hand een boek dat het midden houdt
tussen een mislukte roman en een in
leiding tot een onbestemde, mystieke
voorlichting tot levenswijsheid. Hij
noemt dat boek „Journal d'un Gué-
risseur". Dagboek van een Genezer.
Hierin leverde hij het eerste bewijs
van zijn ontspoorde geest.
Kerstmis daarna verschijnt een twee
de boek. waarin de symptomen van
ziin totale geestesontwrichting al duide
lijker worden, want hij kondigt het
zelf aan als een goddelijk boek: ..Pa
roles du Guérisseur", Raadgevingen
van de Genezer.
Na een jaar innige concentratie op
ziin succes en zijn waardigheid lan
ceert hij met Allerheiligen van het jaar
1951 zijn laatste boek „Mission divine".
Goddelijke zending. Daarin verklaart hij
niets meer of minder, dan dat hij,
Georges Roux, de Christus is, in hoogst
eigen persoon.
Wie de mens kent moet er zich niet
over verwonderen, dat een aantal leer
lingen, aan wie de wonderdokter zijn
z.g. „gevoeligheid" om zieken met een
handoplegging te genezen had meege
deeld. hem grif volgden in zijn nieuwe
richting. De wonderdokterij werd er
trouwens niet weinig door begunstigd
en als goede zakenlui voerden zij van
na af aan vast tarie* in: 500 francs per
handoplegging.
Op 17 Februari van dit jaar is de
„kerk van Roux" officieel gesticht en
op de Prefecture van Vaucluse aange
geven als „De algemeen christelijke
kerk, die ten doel heeft alle christenen
te verenigen om hun de sacramenten
toe te dienen volgens de leer van de
Christus in deze tijd, zoals deze zich
geopenbaard heeft in de persoon van
Georges Roux van Montfavet."
Intussen zitten de leerlingen niet stil.
Naar omstandigheden noemen ze zich
„Getuigen van Christus", of „Leerlin
gen van Georges". In sommige steden
wandelen ze rond met op hun rug een
groot reclamebord, waarop in enorme
letters geschilderd staat: „Christus is
weer onder ons verschenen."
Aanvankelijk bekommerde niemand
zich om hen. Het minst de overheid.
In Frankrijk kan immers iedereen doen
en laten zoals hij dat verkiest, als hij
maar zorgt dat er geen politie bij te
pas hoeft te komen.
Het begon echter anders te worden
toen door de dood van de kleine Payan
de rechter termen aanwezig vond om
de overheid er op te wijzen, dat de
beweging niet helemaal strookte met
het algemeen welzijn en de bescher
ming van het individu.
Dat iemand zich een of andere
Messias, zelfs met de naam van
Christus, waant, dat hebben we al
eens meer gezien. Dat zo iemand er
plezier in heeft, de mensen bang t«
maken door te zeggen, dat hij de we
reld nog een paar maanden tijd geeft
om zich te bekeren en dat hij na
de 15de Augustus 1954 de Boze op
de wereld zal loslaten, zoals Roux
dat deed, kan hoogstens wat span
ning teweeg brengen onder hen die
zo naïef zijn er aan te geloven. Zelfs
dat de „Christus van Montfavet" in
volle ernst (of was het maar voor
de grap) een gezantschap naar Ro
me zendt om de Paus van de chris
tenwereld te bekeren, zoals Georges
Roux dat op 25 Februari deed, kan
men nog als een dwaze gril zién.
Maar fantasten kunnen, onder gege
ven omstandigheden, gevaarlijk wor
den en goedgelovige dwerpers zijn tot
rare dingen in staat, vooral als ze
de consekwenties van een leer tot
de uitersten drijven. Dat dit gebeur
de, weten we nu uit een drievoudig
proces, waarbij ouders ervan be
schuldigd werden bun kinderen te la
ten sterven zonder hulp te bieden en
dit uit hoofde van een geloofsovertui
ging, die ze putten uit de leer van „de
Christus van Montfavet'", Georges
Roux, ex-inspecteur van de Franse
posterijen. Welke is die leer?" Daar
over in een volgend artikel.
(Van onze parlementaire redacteur.)
Zeer binnenkort zal minister Beel een
beroep op de Kamer doen ter goedkeu
ring van een wetsontwerp dat dienst
plicht in zal voeren voor dat onderdeel
van de bescherming burgerbevolking
dat daarvoor in aanmerking komt, na
melijk de Rijks Mobiele Colonnes. Hier
voor is een bemanning nodig van 15.000
man. Deze kunnen moeilijk vrijwillig
worden verkregen omdat het specialis
ten zijn die in tijd van oorlog hun moei
lijke taak verspreid over het land en
gekazerneerd znllen moeten uitoefe
nen.
De minister van Binnenlandse Zaken,
die deze mededeling aan de Kamer
heeft gedaan, overlegt thans met zijn
ambtgenoot van Oorlog om deze zaak
nader te regelen.
De minister was omtrent de B.B.
heel wat minder pessimistisch dan de
Kamer. Hij deed een beroep op de
volksvertegenwoordiging om het en
thousiasme dat er is en dat de Kamer
overdreven had gevonden, te accepte
ren als een noodzakelijk middel om de
organisatie verder uit te bouwen. Het
oordeel van vele buitenlanders luidt
zeer gunstig, ook wat de belangstelling
van de bevolking betreft.