Kloosterlingen bereiden Kerstmis voor Kunstzinnige zusters boetseren zelf kerstgroep r <1 De vrolijke herder NADZAR PEPIK U, een groet aan mijn celgenoot de misdadiger uit Buchenwald BESCHUIT MET MUISJES, IN DE REFTER BIJ KAARSLICHT, NA DE NACHTMIS Alles moet blinken ^Het Kerstfeest van tien jaar geleden J J VRIJDAG 24 DECEMBER 1954 PAGINA 10 De haren van de engel moeten nog even opgekamd Op de vigiliedag voor Kerstmis leest de Abdis plechtig de aan kondiging voor van Christus' geboorte, als keerpunt in de historie: „In het jaar 5199 sinds de schepping van de wereld, toen God in den beginne hemel en aarde schiep; in het jaar 2957 sinds de zondvloed; in het jaar 2015 sinds de geboorte van Abraham; in het jaar 1510 sinds de uittocht van het volk Israëls uit Egypte onder aanvoering van Mozes: in het jaar 1032 sinds David tot koning was gezalfd; in de 65e jaarweek na Daniël's voorspelling; in de 194e Olympiade, in het jaar 752 na het bouwen van de stad Rome, in het 42e jaar van de regering van Octavianus Augustus, toen de vrede in de gehele wereld hersteld was, in het 6e tijdperk van de wereldgeschiedenis, toen wilde Jezus Christus, eeuwige God en Zoon van den eeuwigen Vader, de wereld door Zijn komst vol genade heiligen. Hij was van de H. Geest ontvangen en nadat nu de negen maanden vervuld waren, is Hij te Betlehem in, de stad van Juda als mens uit Maria de maagd geboren. De geboorte van Onzen Heer Jezus Christus in het Vlees." h /n de kloostertuin van de zusters Clarissen-Capuci- nessen te Duivendrecht, in de polder buiten Am- sterdam, groeit des zomers haver. Hele speciale haver. Want die dient als kribbestro voor de wassen kerstkindjes, die de zusters, uit gipsen vormen, zelf ma- ken. Lang voor Kerstmis al zijn ze tussen de uren van koorgebed en contemplatie daar devoot mee bezig. Er zijn kleine en grote kribbekindjes, maar allemaal hebben ze yergeet-mij-niet-oogjes, een hoofdje vol geelzijden krul letjes en een goud aureooltje. Gewikkeld in witte doek jes, zijn ze stuk voor stuk met zorg geschikt in een garendoosje, klaar om te verkopen. Een minieme bron van inkomsten voor een commu- nauteit van circa 40 zusters, die, volgens haar regels, in totale onthechting, leven van wat ze bijeen bedelen Zoals ze dat ook reeds deden in de dagen, dat Vondel ze 'in zijn „Gijsbrecht" de „Kerstnacht, schemer dan de dagen" laat bezingen. Ook toen zullen de burgers van de stad gezorgd hebben, dat de communauteit te eten had, zoals nu enige bakkers uit Amsterdam er dagelijks brood brengen. „En komt er met Kerstmis wat extra's?" Vragen wij, als Moeder Abdis op ons verzoek met ons spreekt over de voorbereidingen voor het kerstfeest, de sluier voor het gelaat geslagen en achter de tralies der afzon dering. ,Als de bakkers er een kerstbrood bij doen, dan wel" zegt haar rustige stem, „en we bewaren zo 'wat lekkers van Sinterklaas voor Kerstmis". Misschien glimlacht ze wel achter haar sluier als wij in deze sfeer, waarin de uiterste consequenties worden nagestreefd van het „alles verliezen om alles te vinden", vragen, of ze het klooster versieren voor het kerstfeest. „Och nee, onze voorbereiding is anders", zegt ze, en dan verdwijnen uit ons gesprek de hulst en het kerstmaal voor de majesteitelijke schoonheid der O-antifonen, waar in, de laatste zeven dagen voorafgaand aan de Kerst nacht, de vervoering der verwachting trilt, en die de zus ters, in tegenstelling tot het gereciteerde koorgebed, zin gen. Voor de lege kribbe. „De novicen denken wel eens", zegt de Abdis, „dat ze de uiterlijke kerstsfeer van thuis zullen missen, maar ze ervaren, dat het werkelijke feest eigenlijk zó weinig met de entourage te maken heeft. Ze verlangen er niet meer naar terug". Kerstmis wordt nergens met zo grote innigheid en be nadering van het mysterie gevierd als in kloosters. Maar iedere zuster-communauteit viert en bereidt Kerstmis voor, op eigen wijze; dat is immers ook in geen twee gezinnen gelijk. Heeft Edith Stein, de Joodse bekeerlinge, die Carmelietes- werd, niet eens gezegd, dat Kerstmis het grootste feest is in het liturgisch jaar van een Carmelietes? Met eerbied voor haar nagedachtenis zijn wij de Car- mel te Echt in Limburg binnengegaan, waar zij is ander- gedoken geweest tot de Gestapo er haar heeft wegge haald, óm er iets van de kerstvoorberei^ingen op te van gen. De Priorin maakt er geen geheim van, op welke wijze zij en haar circa 20 zusters, naar het grote feest van de Geboorte van de Verlosser toeleven. De uiter lijke voorbereiding en viering, in welke bedrijvigheid die ook gestalte krijgt, kan immers het hart verwarmen en de verwachting stimuleren. In de Carmel ,te Echt maken de zusters zich „mooi" voor het grote feest. Ze strijken hun anders uit onthechting wat verfom faaide hul. Maar ze „vieren" de armoede van hun nieuw geboren Koning door met Kerstmis, het feest, dat de regel verzacht en het groot silentium verbreekt, te ontbijten van ongedekte tafels, waarop de kaarsjes branden. De laatste negen dagen voor Kerst mis staat het beeld van het Goddelijk Kind (van Praag) met kroon en scepter, op zijn mooist uitgedost met fluwelen mantel en kanten manchetten, in het koor opgesteld, versierd en er om heen negen brandende kaarsen, symbolise rend de negen maanden dat Zijn Moe der Hem onder Haar hart droeg. Als er één gewijd feest is, waaraan men in de volle vreugde des harten deel zou willen hebben door het uit te beelden naar de werkelijkheid die er eens geweest is, dan is het de Ge boorte in de grot. In heel veel kloosters worden de zusters vooi* de nachtmis ge wekt met „engelenzang." Er zijn altijd een paar zusters die dat tevoren re gisseren, want de jongsten worden daar bij verkleed als engelen of als herders. Ze spelen fluit en zingen bij klingelen de bellen. En als dc zusters zich 's nachts, op die hemelse wijze gewekt, één voor één met blijdschap in het hart naar het koor spoeden, is de Priorin daar als eerste gekomen en heeft het Kerstkindje in de kribbe gelegd. .Hebben de zusters ook een kerst boom?" iiiiiiiiiiiiin mui hi HII1IHI1IIIIIIHIIII mui minim mii mui ii mmiiMiMiMMHimmmmmiiMiMiiiMMiMiimimiimiiiimi ..Ja, die is er ook, want er zijn ver schillende nationaliteiten in de commu nauteit." En alles moet blinken met Kerstmis vinden de Duitse zusters. Die hebben de keuken een week tevoren al een grote beurt gegeven, en een oude Poolse zuster die blind is heeft daar hard aan meegewerkt. Want al ziet zij het niet, alles moet glanzen voor de komst van „Jesulein". Opdat ook het aardse Hem waardig zij. In de Kerst nacht zullen die gerimpelde handen die te Zijner ere geboend en geschrobd heb ben, de beeltenis van het Jezuskindje vasthouden, als de Priorin het de zus ters beurtelings ter verering in de ar men legt. Dan zal zij het heel eerbiedig en met grote innigheid de voetjes kus sen. zoals ze dat zovele malen in de heilige nacht heeft gedaan. Het Christuskind, het brandpunt van het Kerstfeest, hoe zullen de zusters die het Goddelijk Kind speciaal vereren, de „zusters van het Arme Kind Jezus" zich wel op de viering van Zijn komst voorbereiden? hebben wij gedacht. Wij zijn het klooster „De Stenen Trap pen" in Roermond binnengegaan om het te vragen, en daar heerste de week voor Kerstmis al die ingehouden be drijvigheid als voor een aanstaand groot gebeuren. De zusters daar, die men herkent aan de nauw-sluitende kap, welke het gelaat tot een smal ovaal maakt, hebben de zorg voor meer dan 100 voogdijkinderen en, in een aparte afdeling van het huis, voor 14 meisjes in betrekking. En zoals bij alle actieve congregaties is er een wisselwerking tussen de viering van de zusters en van de huisgenoten, die ze verzorgen, en die van Kerstmis zoals die hier met grote innigheid en blijdschap wordt ge vierd, iets meenemen dat ze hun hele leven niet meer loslaten. Vroeger deden de kleintjes hun eerste H. Communie in de Kerstnacht, maar dat is, jammer ge noeg, niet meer zo. De gerichtheid op het Geboortefeest van het Goddelijk Kind, doortrekt alle voorbereidingen in huis, of dat nu is op de mangelkamer waai de oudste meisjes de zuster helpen, of in de huiskamer van het tehuis voor werkende meisjes, waaraan de be hanger nog vóór Kerstmis een nieuw aanzien moet geven. De zuster die daar de zorg heeft en met een groot schort voor helpt pakt de wassen beeldjes uit voor de kerststal in de woonkamer van de meisjes, en een van de pupillen, die erbij staat, kan er niet afblijven. „Zo schoon, zus ter." De beeldjes zijn gemaakt door een van de artist-zus- ters uit de congre gatie te Simpelveld. Ze heeft de Sint Jozef laten gelijken op haar eigen va der. Ook de grote kerstgroep in de kapel heeft zij vorm gegeven, de gezich ten en handen van was, de gestalten van geprepareerd papter. De zuster- kosteres wil ze ons tonen, want ze moe ten toch uitgepakt en ze neemt ons mee naar de zolder waar ze geborgen zijn in een kast, onder witte hoezen met de naam er op. Ze kan Sint Jozef wel tillen, hij is licht. Zij wikkelt het vloeipapier los van zijn saamge- vouwen handen en zijn ingetogen, toch krachtig gelaat. En daar staan we, op de nauwe zolder, tussen opgeborgen meubels en over winterende nlanten naar de heilige Jo zef te kiiken. die al zovele Kerstmis sen in de kribbe het Kind heeft aan beden en die toch ieder jaar weer iets helemaal nieuw heeft. Die kunstzinnige mede-zuster is een fenomeen. Ze heeft ook engelen ge maakt, met echt haar. Vorig jaar met het opzetten van de kribbe in de kapel was ze op een goed mo ment verdwenen. Achter in de kerst stal was ze gekropen om het haar van een van de engelen te kammen! Er is, als men zo achter de coulis sen in de verschillende kloosters mag kijken, verrassend veel variatie wat be treft de uiterlijke wijze waarop men 't klooster en de kerstdag versiert. Er heerst volstrekt geen starheid, integen deel. Initiatieven worden aangemoedigd. .schrijfster, de voorbereiding in een ac tieve communauteit zo prachtig typeert. Maar na de middag van de kerstvigi lie, de laatste uren dat het beeld van Maria Onbevlekte Ontvangenis, de hei lige Moeder nog zonder Kind, midden in de adventskrans staat, mag er niet meer „gepoetst" worden. Dan mag geen bedrijvigheid de innerlijke concentratie op het feest meer afleiden. Voor de zusters echter die werken in het huis, waar zij voor bejaarden en zieken zorgen is dat natuurlijk wat an ders. Daar is de laatste uren juist heel veel te doen, om cp alle zalen een stalletje op te zetten, en de meisjes van de kweekschool te verkleden als enge len, die bij iedere zieke een kribje ko men brengen voor naast het bed. En in de keukens van de verschil lende inrichtingen in het land zijn de zusters ook danig in de weer. In veel communauteiten krijgen de zusters na de Nachtmis in de met kaarsen verlich te refter beschuiten met muisjes. In een sanatorium in het harj. van ons land, waar Dominicanessen de zorg heb ben, delen ook de 500 patiënten in die symbolische tr acta tie. Dagenlang is er hier gewerkt om all* Ik zing U van de herder Jan zo blij als ik maar zingen kan. Hij zat op een heuvel, stil en goed, met zijn dikke jas en zijn'vilten hoed; hij had een fluit, wat brood en een kan, een veldfles vol, en hij heette Jan. Hij speelde op zijn fluit een vrolijk lied, zo licht en vrolijk kan ik het niet. Hij lag op een heuvel, op de grond dicht naast hem waakte zijn grote hond. Toen hij nog maar even geslapen had, ontwaakte hij Wat een lied was dat! Snel stond hjj op Waar kwam het vandaan? Zijn schapen kwamen rondom hem staan. Hij krabde verwonderd onder zijn hoed, want hij zag een ster zo rood als bloed. Een „Gloria in èxcelsis" klonk waar het engelenlicht hem tegenblonk. Hij groette zijn kudde, dier na dier, en zei: „Blijf stil, want ik ga van hier, ik ga Jezus aanbidden, ik ga nu vlug, maar morgenochtend ben ik weer terug. En, hond, pas goed op ieder schaap, dat 't niet gestoord wordt in zijn slaap." Snel liep hij naar Bethlehem van de berg; hij kreeg het warm, maar dat was niet erg, want hij vond dichtbij het dorp in het dal Jezus, een Kind in een arme stal. Hij geloofde bijna zijn ogen niet, 't was mooier nog dan het engelenlied. Hij zei: „De engelen zongen zp blij, dus al wat ik heb, ik geef het vrij. Hief, Jezus, hebt U mijn fluit en mijn jas, mijn broek, mijn fles en mijn herderstas; nu ga ik terug, al weet ik niet hoe,_ want ik moet weer vlug naar mijn schapen toe." Maria zei zacht: „Dag, herder Jan!" En hij: „Als ik dat begrijpen kan! Hoe weet U mijn naam? Maar 't is al goed, dag, Jezuskind, dag, en slaap maar zoet." Hij danste terug en zong: „Wat een feest! Ik ben bij Jezus te gast geweest! Ik haal mijn vrienden allemaal, wij vieren Christus' geboortemaal." Toen kweelde Jan zijn hoogste lied: zo hoog en vrolijk kan ik het niet. Engels, begin zestiende eeuw (Bovenstaand lied 'dateert uit het begin van de zestiende eeuw en is van Engelse herkomst. Het werd genomen uit de door Gabr. Smit bewerkte bundel „Het Jaar van de Heer", uitgegeven door „Het Spectrum" in de serie „De, Zonnewijzer" Als Kerstengeltjes verkleed, brengen meisjes de stalletjes binnen bij de bejaarden. En aangezien de handenarbeid in onze tijd bloeit, en nieuwe zusters met nieu we moderne ideeën intreden, wordt er de week voor Kerstmis overal op andere wijze geknutseld. Zo zijn de novicen in hetklooster Koningsbosch te Echt, bij de „Dochters van het Kostbaar Bloed," te herkennen aan het brede rode lint waaraan ze het kruis om de hals dragen deze week druk doende ge-1 weest om de gordijnen in hun recrea- kamer te decoreren met zilveren ster ren. Om ons dat, onder meer, te ver tellen. heeft de novicenmeesteres het instuderen van een kerstspel met de novicen even moeten afbreken. In de meeste communauteiten waar de zus ters de tijd ervoor hebben kunnen vin den, is er voor de kerstdagen een voor dracht of zang ingestudeerd door de begaafden op dat gebied. In dit klooster annex pensionaat en huishoudschool is het, zodra de vacantie der leerlingen de zusters onder elkaar laat, heel druk. Er wordt gesjouwd met sparregroen dat met namaak- sneeuw wordt bestoven, er wordt ge schrobd en gedweild, en de stoelen uit de kapel die in de gang staan heb ben al die beloftevolle honinggeur van boenwas. Er heerst precies die sfeer, die in „Zuster Martica," het boek van Rie van Iepenburg, de Franciscanes- De beelden worden van de zolder gehaald. stalletjes en alle kerst-stukjes op te knappen, die het voor de genezing-zoe kende, op het eilandje van zijn ziekbed, uiterlijk „Kerstmis" moet maken. En het privilegie van de zusters om voor de nachtmis gewekt te worden met het blijde kerstlied, dat het Gloria-refrein der engelenzang heeft, is overgegaan'op de patiënten. Hoe nauwer het werk van zusters hen met de buitenwereld verbindt, hoe in niger die buitenwereld zal deelhebben aan hun kerstviering. De Augustinessen van St Monica (de jonge moderne con gregatie) die in het hart van oud Am sterdam in de Warmoesstraat, door de school die ze daar hebben overgenomen, de buurt met al haar trieste geheimen kennen, zijn op hun voortvarende wijze druk in de weer geweest met hun veel zijdige preparatiev'en. Voor de ouders hebben ze de schoolkinderer toneel la ten spelen, en daarbij uitgelegd wat Kerstmis precies is. Moeders uit de buurt, waarbij ook niet-katholieke, heb ben de kapel geschrobd en onderhand waren de zusters er op uit om bij ver schillende hen goedgezinde leveranciers het nodige bijeen te vragen voor de kerstontbijten, die er na de Nachtmis in hun „open huis" zullen zijn. De dak lozen die hier gastvrijheid vinden heb ben een kerstontbijt in hun eigen af deling, en elders in huis richten de zus ters een feestelijk ontbijt aan voor de „alleenstaanden" uit de buurt die ze voor de kerstnacht in de kapel invite ren. Ongeveer een twintigtal, die deze nacht niet ontwijdt door haar beroep, zal daaraan gehoor geven. Voor de versiering van het huis en de kapel komt het groen uit de kloostertuin in Hilversum, de bloemen schenken de bloemisten uit Aalsmeer. Enige weken voor Kerstmis al kon men een mooie expressieve kerstgroep bij de zusters opgesteld zien.. Er zijn ook heel begaafde zusters onder de Augustinessen. Een harer had dit groep je geboetseerd als Sinterklaas-cadeau voor de Mater. Maar tot voor kort ont brak de kaarsdragende engel want die moest nog gebakken worden. Wat ge beurt in de oven van een pottenbakker uit de buurt, die gastvrij voor de boet seerkunst der Augustinessen openstaat. Ook de grote kerstgroep in de kapel is van de hand van deze zuster. Eind vori ge week moest Sint Jozef in reparatie. Eenzaam stond hij in de werkkamer, waar het sterk naar benzine rook. Rond om lagen de kraagjes van de habijten uitgespreid, die voor hét feest waren gereinigd! Bedrijvigheid overal, die overal in alle kloosters stilvalt in de vespers voor de Kerstnacht, als alles in gereedheid is voor de viering van het Mysterie. Dan klinkt binnen alle kloostermuren de majestueuze aankondiging in de anti foon van het Magnificat: „Zodra de zon weer is opgegaan aan de hemel, zult gij den Koning van de koningen zien, voortkomend uit de schoot van den Va der »ls een Bruidegom uit zijn bruids vertrek." A. Bgl. T^v e nieuwe droeg een groene driehoek op zijn zebra-kleren. Hij was dus geen J politieke gevangene, maar een „Berufsverbrecher". Oppassen. Bij de strijd ■*-S met de roden om de hegemoni'e in het Lager hadden de groene i in Buchen wald het onderspit moeten delven maar je wist nooit hoe ze tegenover de SS stonden. Ik had dl een paar dagen in de Bunkercel alleen gezeten met een Rus. Een geschikte vent, die zoiets als een Volkscommissaris-in-het-klein scheen te zijn ge weest in de buurt van Tomsk. Met zijn bescheiden kennis van het Duits en hel anderhalve woord Russisch, van mijn kant was de conversatie echter spoedig uit geput. De nieuwe celgenoot was een Tjech; hij heette Josef. De Tsjeche- hadden iets over zich, dat ons Hollanders, hoewel we hen ap precieerden, toch kon irriteren, Zjj hadden veel goede eigenschappen, maar de meesten van hen waren even eigen gereid als vele Nederlanders: we her kenden te veel van onszelf in hen. Soms stonden we op de Appellplatz op een béte manier af te geven op hun taal. We imiteerden met overdrijving hun me lodieuze groet „Nazdar Pepiku", die als je 'm voor het eerst hoorde wel ver rassend zangerig klonk, maar op de duur bar kon vervelen. „Nazdar" bete kent zoiets als „het beste ermee" en Pepiku is een populair woord voor Jo sef. Te oprdelen naar het aantal ma len, dat ik deze groet gehoord heb, moeten er enorm veel Tsjechen Josei heten. De Josef, die bij het begin van mijn tweede week in de Bunker onze cel genoot werd, was van een heel ander slag dan de prominente Tsjechen, die zoveel goede baantjes hadden in het kamp. Hij bleek wegens niets meef of minder dan inbraken in een Tsje chische gevangenis terecht te zijn ge komen, vanwaar hij om de een of andere duistere reden was overge bracht naar een Duits concentratie kamp. Waarom hij nu juist in de Bunker moest zitten is me nooit goed duidelijk geworden. Hij kon nogal spannend vertellen over wat je moest doen als je bij insluiping in een boerderij het ongeluk had, dat de bewoners onraad bespeurden. Je moest ergens lawaai maken door bij voorbeeld een fles' kapot te smijten, maar dan ook tevens zorgen, dat- als de aandacht van de hond naar die plaats getrokken werd, je door een an der vertrek de benen nam. Ikzelf had op vlucht uit het Kommando-Jena uit de kelder van een huis in Apolda le vensmiddelen gegapt maar met een bonzend hart en klapperende tanden. Ik begon het lef van Josef te bewonderen. Er bleef echter een afstand tussen ons. In de cel naast de onze zaten twee Russische vrouwen, die het met de bewakers op een accoordje wisten te gooien. Zij kregen vaak het eerst hun eten en 's avonds mochten ze soms uit hun cel. Bij een van die gelegenheden slaagde een der vrouwen er in weg te glippen en het luikje van onze cel deur te openen. Wij vlogen in de hou ding omdat we dachten, dat er een SS-er kwam. Josef, die het dichtst bij de deur stond, verwerkte de verrassing het snelst. Hij gaf de lelijke vrouw door het luikje pardoes een zoen. Het was een even belachelijke als vernederende vertoning. De Rus grinnikte. We konden het overigens aardig met elkaar vinden. Voor de nachten ver deelden we in goede harmonie de slaapplaatsen. Bij toerbeurt.ging er een op de brits, een er onder en een daar naast op de grond; omdat er maar twee dekens waren moest degene, die op de brits lag, het zonder dek stellen. De dagen waren grenzenloos saai, nauwer en beroerder kon zijn. Bene den in de trechter zat in ieder geval de winter van het jaar daarvoor, toen we in de ijzige kou aan het ver vloekte Bahnhof-Buchenwald moesten werken. Het leven werd draaglijk bij dit soort overwegingen. Maar op het moment, dat er weer een SS-er door het kuk- gaatje naar je stond te loeren, viel ae -4 - De dagen waren grenzenloos saai, maar je zat tenminste droog maar je zat tenminste droog. In de uren van het Appell, waarvan wij het verloop door de commando's van de Toren konden volgen, kon je bij de wetenschap, dat er buiten dertig- of veertigduizend mensen in de kou stonden, je met een verblijf in de Bun- ker zelfs gelukkig prijzen. Een oude Konzentrationar, die al meer dan tien jaar, zonder dat hij eigenlijk goed wist waarom, door allerlei kampen had gezworven, had mij eens de „trechter-filosofie" bijgebracht. Daar mee kon je het moreel aardig op peil houden. Je moest je indenken, dat je je halverwege een trechter bevond. Keek je naar boven, dan was hel daar inderdaad ruimer en beter, maar je moest naar beneden kijken: dan zag je, dat het ook nog veel zekerheid van je weg. De „Zellenbau" van Buchenwald is een plaats, waar onbeschrijflijke bestialiteiten zijn uitge haald. Ik heb die in deze laatste oor logswinter- niet meegemaakt, maar de dreiging hing nog altijd in dé Bunker. Op vluchten stond een zware Lager- straf; dat was tot daar aan toe. Maar op diefstal tijdens de verduistering stond de strop. Wist de SS iets van Apolda? Wat zouden ze met je doen Wanneer ze je overdagkwamen op halen, kon je hopen, dat je de straf zou overleven. Je ging terug in het kamp of misschien op transport. Kwa men ze 's avonds, dan ging je meteen in een auto. Wij vreesden, dat het een gasauto was, maar later hoorde ik, dat het een gewone wagen was, die naai een executieplaats reed. Op een avond laat werd onze celdeur opengegooid. Er stond een dronken Scharführer van de Ukraïnse SS in de gang, een vodje pa pier in de hand. Maar onze nummers waren er niet bij; hij had zich vergist. Hij kwam voor de twee vrouwen in de cel naast Jns. Zij gingen per auto weg, „Herr Gott Sakrament", vloekte J.osef, die als veel gevangenen in dit soort uit drukkingen bijzonder sterk was. zonder dat ze enige inhoud voor hem hadden. Via Josef hoorde ik van de Rus in- fprpq^ante verhalen over de militaire opleiding in de Sowjet-Unie. Als ik het goed begrepen heb, kwam er aan te pas, dat men om de recruten te harden hen soms lange tijd in koud water- liet staan. Ik begon iets te snappen van het' uithoudingsvermogen van de Rus sen in het kamp, die oni zich te druk ken van hun Kommando zogenaamd flauw vielen op de \ppellplatz en dan in de vorst uren op de grond moesten blijven liggen. Maar met het verstrijken van de we ken werden de gesprekken schaarser. Je verloor het begrip van de tijd. Het moest tegen Kerstmis lopen, maar met z'n drieën konden we toch de juiste dag niet uitrekenen We hadden geen kalender met streepje; op de muur; dat liet je wel uit je lijf. Ik had geel zucht en dysenterie. Eens in de week werden we geschoren door een sadist van een groene gevangene, die met een afgrijselijk bot mes in een paar halen je hele baard poogde weg te trekken. Bij de derde maal vooi dc spiegel schrok ik van m'n gezicht. Van een be waker kreeg ik tegen de dysenterie een laxeermiddel met alle gevolgen van dien. Geelzucht ontstaat dooi een gebrek aan suiker, verteldei w'j elkaar. Ik weet niet of er iets van waar is, maar de gedachte aan alles wat met suiker verband hield, liet me niet meer los. Ze werd dominerend. Dat het Kerstmis was geworden merkten .ve eerst toen op een avond de radio hard docr de gang van de Bunker klonk. Goebbels hield een redevoering op de Weihnachtsabend. HU sprak lar moyant over de laatste kaarsen, die de Duitsers ditmaal aan hun kerst boom zouden branden. Ik herinner het me büzonder scherp. Maar hü kon ook optimisme inspuiten vanwege de Duitse tegenacliviteit in België. Merkwaardig: dit laatste liet ons volkomen koud. WU kregen altüd tweemaal per dag eten. Maar op de Eerste Kerstdag kwam er 's morgens niets. En ook 's middags kwam er niets. De bewakers schenen in verband met het grote feest een gemakkeiüker dienst te hebben. Die lange .dag heb ik bpna gehuild als een klein kind, dat zich verongelijkt voelt. Het ging nog niet zozeer om de honger als wel om het idee, dat ze je juist op Kerstmis lieten stikken. Buiten op de Carachoweg bü de 'SS-kantoren zou nu wel weer -de verlichte kerstboom staan en in het kamp zouden de vrien den elkaar op de been houden met de zelfspot, die je behoedde voor een „ca- fard". Ik werd sentimenteel het ge- vaarlpkste, wat een Haftling geestelijk overkomen kon en daartussendoor woelde ais een obsessie de gedachte aan levensmiddelen met suiker-suiker suiker. Eerst 's avonds laat of was het de volgende morgen? Ik weet alleen, dat het eindeloos lanf geduurd heeft kregen wij weer eten. Een kan vol bruin water, dat men koffie beliefde te noemen, een homp grauw brood en ter ere van Kerstmis voor ieder van ons een lepel „Marmelad". Het was de eerste maal na vyf weken, dat we zo iets luxueus oor op het brood kregen. Toen deed de inbreker Josef wat de Kerstmis van 1944 tot Kerstmis maak te. Hii gaf mij bijna z'n hele lepel jam. Nazdar Fepiku. TON ELIAS

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1954 | | pagina 10