Kloosterlingen bereiden Kerstmis voor
Kunstzinnige zusters boetseren zelf kerstgroep
r
<1
De vrolijke herder
NADZAR PEPIK U, een groet aan mijn
celgenoot de misdadiger uit Buchenwald
BESCHUIT MET MUISJES, IN DE
REFTER BIJ KAARSLICHT, NA
DE NACHTMIS
Alles moet blinken
^Het Kerstfeest van
tien jaar geleden
J
J
VRIJDAG 24 DECEMBER 1954
PAGINA 10
De haren van de engel
moeten nog even
opgekamd
Op de vigiliedag voor Kerstmis leest de Abdis plechtig de aan
kondiging voor van Christus' geboorte, als keerpunt in de
historie:
„In het jaar 5199 sinds de schepping van de wereld, toen God
in den beginne hemel en aarde schiep; in het jaar 2957 sinds
de zondvloed; in het jaar 2015 sinds de geboorte van Abraham;
in het jaar 1510 sinds de uittocht van het volk Israëls uit Egypte
onder aanvoering van Mozes: in het jaar 1032 sinds David tot
koning was gezalfd; in de 65e jaarweek na Daniël's voorspelling;
in de 194e Olympiade, in het jaar 752 na het bouwen van de
stad Rome, in het 42e jaar van de regering van Octavianus
Augustus, toen de vrede in de gehele wereld hersteld was, in
het 6e tijdperk van de wereldgeschiedenis, toen wilde Jezus
Christus, eeuwige God en Zoon van den eeuwigen Vader, de
wereld door Zijn komst vol genade heiligen. Hij was van de H.
Geest ontvangen en nadat nu de negen maanden vervuld waren,
is Hij te Betlehem in, de stad van Juda als mens uit Maria de
maagd geboren. De geboorte van Onzen Heer Jezus Christus
in het Vlees."
h
/n de kloostertuin van de zusters Clarissen-Capuci-
nessen te Duivendrecht, in de polder buiten Am-
sterdam, groeit des zomers haver. Hele speciale
haver. Want die dient als kribbestro voor de wassen
kerstkindjes, die de zusters, uit gipsen vormen, zelf ma-
ken. Lang voor Kerstmis al zijn ze tussen de uren van
koorgebed en contemplatie daar devoot mee bezig. Er zijn
kleine en grote kribbekindjes, maar allemaal hebben ze
yergeet-mij-niet-oogjes, een hoofdje vol geelzijden krul
letjes en een goud aureooltje. Gewikkeld in witte doek
jes, zijn ze stuk voor stuk met zorg geschikt in een
garendoosje, klaar om te verkopen.
Een minieme bron van inkomsten voor een commu-
nauteit van circa 40 zusters, die, volgens haar regels, in
totale onthechting, leven van wat ze bijeen bedelen Zoals
ze dat ook reeds deden in de dagen, dat Vondel ze 'in zijn
„Gijsbrecht" de „Kerstnacht, schemer dan de dagen" laat
bezingen. Ook toen zullen de burgers van de stad gezorgd
hebben, dat de communauteit te eten had, zoals nu enige
bakkers uit Amsterdam er dagelijks brood brengen.
„En komt er met Kerstmis wat extra's?" Vragen wij,
als Moeder Abdis op ons verzoek met ons spreekt
over de voorbereidingen voor het kerstfeest, de sluier
voor het gelaat geslagen en achter de tralies der afzon
dering.
,Als de bakkers er een kerstbrood bij doen, dan wel"
zegt haar rustige stem, „en we bewaren zo 'wat lekkers
van Sinterklaas voor Kerstmis". Misschien glimlacht ze
wel achter haar sluier als wij in deze sfeer, waarin de
uiterste consequenties worden nagestreefd van het „alles
verliezen om alles te vinden", vragen, of ze het klooster
versieren voor het kerstfeest.
„Och nee, onze voorbereiding is anders", zegt ze, en dan
verdwijnen uit ons gesprek de hulst en het kerstmaal
voor de majesteitelijke schoonheid der O-antifonen, waar
in, de laatste zeven dagen voorafgaand aan de Kerst
nacht, de vervoering der verwachting trilt, en die de zus
ters, in tegenstelling tot het gereciteerde koorgebed, zin
gen. Voor de lege kribbe.
„De novicen denken wel eens", zegt de Abdis, „dat ze
de uiterlijke kerstsfeer van thuis zullen missen, maar ze
ervaren, dat het werkelijke feest eigenlijk zó weinig met
de entourage te maken heeft. Ze verlangen er niet meer
naar terug".
Kerstmis wordt nergens met zo grote innigheid en be
nadering van het mysterie gevierd als in kloosters. Maar
iedere zuster-communauteit viert en bereidt Kerstmis
voor, op eigen wijze; dat is immers ook in geen twee
gezinnen gelijk. Heeft Edith Stein, de Joodse bekeerlinge,
die Carmelietes- werd, niet eens gezegd, dat Kerstmis het
grootste feest is in het liturgisch jaar van een Carmelietes?
Met eerbied voor haar nagedachtenis zijn wij de Car-
mel te Echt in Limburg binnengegaan, waar zij is ander-
gedoken geweest tot de Gestapo er haar heeft wegge
haald, óm er iets van de kerstvoorberei^ingen op te van
gen. De Priorin maakt er geen geheim van, op welke
wijze zij en haar circa 20 zusters, naar het grote feest
van de Geboorte van de Verlosser toeleven. De uiter
lijke voorbereiding en viering, in welke bedrijvigheid
die ook gestalte krijgt, kan immers het hart verwarmen
en de verwachting stimuleren. In de Carmel ,te Echt
maken de zusters zich „mooi" voor het grote feest. Ze
strijken hun anders uit onthechting wat verfom
faaide hul. Maar ze „vieren" de armoede van hun nieuw
geboren Koning door met Kerstmis, het feest, dat de regel
verzacht en het groot silentium verbreekt, te ontbijten van
ongedekte tafels, waarop de kaarsjes branden.
De laatste negen dagen voor Kerst
mis staat het beeld van het Goddelijk
Kind (van Praag) met kroon en scepter,
op zijn mooist uitgedost met fluwelen
mantel en kanten manchetten, in het
koor opgesteld, versierd en er om heen
negen brandende kaarsen, symbolise
rend de negen maanden dat Zijn Moe
der Hem onder Haar hart droeg.
Als er één gewijd feest is, waaraan
men in de volle vreugde des harten
deel zou willen hebben door het uit te
beelden naar de werkelijkheid die er
eens geweest is, dan is het de Ge
boorte in de grot. In heel veel kloosters
worden de zusters vooi* de nachtmis ge
wekt met „engelenzang." Er zijn altijd
een paar zusters die dat tevoren re
gisseren, want de jongsten worden daar
bij verkleed als engelen of als herders.
Ze spelen fluit en zingen bij klingelen
de bellen. En als dc zusters zich
's nachts, op die hemelse wijze gewekt,
één voor één met blijdschap in het hart
naar het koor spoeden, is de Priorin
daar als eerste gekomen en heeft het
Kerstkindje in de kribbe gelegd.
.Hebben de zusters ook een kerst
boom?"
iiiiiiiiiiiiin mui hi HII1IHI1IIIIIIHIIII mui minim mii mui ii
mmiiMiMiMMHimmmmmiiMiMiiiMMiMiimimiimiiiimi
..Ja, die is er ook, want er zijn ver
schillende nationaliteiten in de commu
nauteit." En alles moet blinken met
Kerstmis vinden de Duitse zusters. Die
hebben de keuken een week tevoren al
een grote beurt gegeven, en een oude
Poolse zuster die blind is heeft daar
hard aan meegewerkt. Want al ziet zij
het niet, alles moet glanzen voor de
komst van „Jesulein". Opdat ook het
aardse Hem waardig zij. In de Kerst
nacht zullen die gerimpelde handen die
te Zijner ere geboend en geschrobd heb
ben, de beeltenis van het Jezuskindje
vasthouden, als de Priorin het de zus
ters beurtelings ter verering in de ar
men legt. Dan zal zij het heel eerbiedig
en met grote innigheid de voetjes kus
sen. zoals ze dat zovele malen in de
heilige nacht heeft gedaan.
Het Christuskind, het brandpunt van
het Kerstfeest, hoe zullen de zusters
die het Goddelijk Kind speciaal vereren,
de „zusters van het Arme Kind Jezus"
zich wel op de viering van Zijn komst
voorbereiden? hebben wij gedacht.
Wij zijn het klooster „De Stenen Trap
pen" in Roermond binnengegaan om het
te vragen, en daar heerste de week
voor Kerstmis al die ingehouden be
drijvigheid als voor een aanstaand groot
gebeuren. De zusters daar, die men
herkent aan de nauw-sluitende kap,
welke het gelaat tot een smal ovaal
maakt, hebben de zorg voor meer dan
100 voogdijkinderen en, in een aparte
afdeling van het huis, voor 14 meisjes
in betrekking. En zoals bij alle actieve
congregaties is er een wisselwerking
tussen de viering van de zusters en
van de huisgenoten, die ze verzorgen,
en die van Kerstmis zoals die hier met
grote innigheid en blijdschap wordt ge
vierd, iets meenemen dat ze hun hele
leven niet meer loslaten. Vroeger deden
de kleintjes hun eerste H. Communie in
de Kerstnacht, maar dat is, jammer ge
noeg, niet meer zo.
De gerichtheid op het Geboortefeest
van het Goddelijk Kind, doortrekt
alle voorbereidingen in huis, of dat
nu is op de mangelkamer waai de
oudste meisjes de zuster helpen, of
in de huiskamer van het tehuis voor
werkende meisjes, waaraan de be
hanger nog vóór Kerstmis een nieuw
aanzien moet geven. De zuster die
daar de zorg heeft en met een groot
schort voor helpt pakt de wassen
beeldjes uit voor de kerststal in de
woonkamer van de meisjes, en een
van de pupillen, die erbij staat, kan
er niet afblijven.
„Zo schoon, zus
ter."
De beeldjes zijn
gemaakt door een
van de artist-zus-
ters uit de congre
gatie te Simpelveld.
Ze heeft de Sint
Jozef laten gelijken
op haar eigen va
der. Ook de grote
kerstgroep in de
kapel heeft zij vorm
gegeven, de gezich
ten en handen van
was, de gestalten
van geprepareerd
papter. De zuster-
kosteres wil ze ons
tonen, want ze moe
ten toch uitgepakt
en ze neemt ons
mee naar de zolder
waar ze geborgen
zijn in een kast,
onder witte hoezen
met de naam er op.
Ze kan Sint Jozef
wel tillen, hij is
licht. Zij wikkelt
het vloeipapier los
van zijn saamge-
vouwen handen en
zijn ingetogen, toch
krachtig gelaat. En
daar staan we, op
de nauwe zolder,
tussen opgeborgen
meubels en over
winterende nlanten
naar de heilige Jo
zef te kiiken. die
al zovele Kerstmis
sen in de kribbe het Kind heeft aan
beden en die toch ieder jaar weer
iets helemaal nieuw heeft.
Die kunstzinnige mede-zuster is een
fenomeen. Ze heeft ook engelen ge
maakt, met echt haar. Vorig jaar
met het opzetten van de kribbe in
de kapel was ze op een goed mo
ment verdwenen. Achter in de kerst
stal was ze gekropen om het haar van
een van de engelen te kammen!
Er is, als men zo achter de coulis
sen in de verschillende kloosters mag
kijken, verrassend veel variatie wat be
treft de uiterlijke wijze waarop men
't klooster en de kerstdag versiert. Er
heerst volstrekt geen starheid, integen
deel. Initiatieven worden aangemoedigd.
.schrijfster, de voorbereiding in een ac
tieve communauteit zo prachtig typeert.
Maar na de middag van de kerstvigi
lie, de laatste uren dat het beeld van
Maria Onbevlekte Ontvangenis, de hei
lige Moeder nog zonder Kind, midden
in de adventskrans staat, mag er niet
meer „gepoetst" worden. Dan mag geen
bedrijvigheid de innerlijke concentratie
op het feest meer afleiden.
Voor de zusters echter die werken in
het huis, waar zij voor bejaarden en
zieken zorgen is dat natuurlijk wat an
ders. Daar is de laatste uren juist heel
veel te doen, om cp alle zalen een
stalletje op te zetten, en de meisjes van
de kweekschool te verkleden als enge
len, die bij iedere zieke een kribje ko
men brengen voor naast het bed.
En in de keukens van de verschil
lende inrichtingen in het land zijn de
zusters ook danig in de weer. In veel
communauteiten krijgen de zusters na
de Nachtmis in de met kaarsen verlich
te refter beschuiten met muisjes. In
een sanatorium in het harj. van ons
land, waar Dominicanessen de zorg heb
ben, delen ook de 500 patiënten in die
symbolische tr acta tie.
Dagenlang is er hier gewerkt om all*
Ik zing U van de herder Jan
zo blij als ik maar zingen kan.
Hij zat op een heuvel, stil en goed,
met zijn dikke jas en zijn'vilten hoed;
hij had een fluit, wat brood en een kan,
een veldfles vol, en hij heette Jan.
Hij speelde op zijn fluit een vrolijk lied,
zo licht en vrolijk kan ik het niet.
Hij lag op een heuvel, op de grond
dicht naast hem waakte zijn grote hond.
Toen hij nog maar even geslapen had,
ontwaakte hij Wat een lied was dat!
Snel stond hjj op Waar kwam het vandaan?
Zijn schapen kwamen rondom hem staan.
Hij krabde verwonderd onder zijn hoed,
want hij zag een ster zo rood als bloed.
Een „Gloria in èxcelsis" klonk
waar het engelenlicht hem tegenblonk.
Hij groette zijn kudde, dier na dier,
en zei: „Blijf stil, want ik ga van hier,
ik ga Jezus aanbidden, ik ga nu vlug,
maar morgenochtend ben ik weer terug.
En, hond, pas goed op ieder schaap,
dat 't niet gestoord wordt in zijn slaap."
Snel liep hij naar Bethlehem van de berg;
hij kreeg het warm, maar dat was niet erg,
want hij vond dichtbij het dorp in het dal
Jezus, een Kind in een arme stal.
Hij geloofde bijna zijn ogen niet,
't was mooier nog dan het engelenlied.
Hij zei: „De engelen zongen zp blij,
dus al wat ik heb, ik geef het vrij.
Hief, Jezus, hebt U mijn fluit en mijn jas,
mijn broek, mijn fles en mijn herderstas;
nu ga ik terug, al weet ik niet hoe,_
want ik moet weer vlug naar mijn schapen toe."
Maria zei zacht: „Dag, herder Jan!"
En hij: „Als ik dat begrijpen kan!
Hoe weet U mijn naam? Maar 't is al goed,
dag, Jezuskind, dag, en slaap maar zoet."
Hij danste terug en zong: „Wat een feest!
Ik ben bij Jezus te gast geweest!
Ik haal mijn vrienden allemaal,
wij vieren Christus' geboortemaal."
Toen kweelde Jan zijn hoogste lied:
zo hoog en vrolijk kan ik het niet.
Engels, begin zestiende eeuw
(Bovenstaand lied 'dateert uit het begin van de zestiende eeuw en is van Engelse
herkomst. Het werd genomen uit de door Gabr. Smit bewerkte bundel „Het Jaar
van de Heer", uitgegeven door „Het Spectrum" in de serie „De, Zonnewijzer"
Als Kerstengeltjes verkleed,
brengen meisjes de stalletjes binnen bij de
bejaarden.
En aangezien de handenarbeid in onze
tijd bloeit, en nieuwe zusters met nieu
we moderne ideeën intreden, wordt er
de week voor Kerstmis overal op andere
wijze geknutseld. Zo zijn de novicen in
hetklooster Koningsbosch te Echt, bij
de „Dochters van het Kostbaar Bloed,"
te herkennen aan het brede rode
lint waaraan ze het kruis om de hals
dragen deze week druk doende ge-1
weest om de gordijnen in hun recrea-
kamer te decoreren met zilveren ster
ren. Om ons dat, onder meer, te ver
tellen. heeft de novicenmeesteres het
instuderen van een kerstspel met de
novicen even moeten afbreken. In de
meeste communauteiten waar de zus
ters de tijd ervoor hebben kunnen vin
den, is er voor de kerstdagen een voor
dracht of zang ingestudeerd door de
begaafden op dat gebied.
In dit klooster annex pensionaat en
huishoudschool is het, zodra de vacantie
der leerlingen de zusters onder elkaar
laat, heel druk. Er wordt gesjouwd
met sparregroen dat met namaak-
sneeuw wordt bestoven, er wordt ge
schrobd en gedweild, en de stoelen
uit de kapel die in de gang staan heb
ben al die beloftevolle honinggeur van
boenwas. Er heerst precies die sfeer,
die in „Zuster Martica," het boek van
Rie van Iepenburg, de Franciscanes-
De beelden worden van de zolder gehaald.
stalletjes en alle kerst-stukjes op te
knappen, die het voor de genezing-zoe
kende, op het eilandje van zijn ziekbed,
uiterlijk „Kerstmis" moet maken. En
het privilegie van de zusters om voor
de nachtmis gewekt te worden met het
blijde kerstlied, dat het Gloria-refrein
der engelenzang heeft, is overgegaan'op
de patiënten.
Hoe nauwer het werk van zusters hen
met de buitenwereld verbindt, hoe in
niger die buitenwereld zal deelhebben
aan hun kerstviering. De Augustinessen
van St Monica (de jonge moderne con
gregatie) die in het hart van oud Am
sterdam in de Warmoesstraat, door de
school die ze daar hebben overgenomen,
de buurt met al haar trieste geheimen
kennen, zijn op hun voortvarende wijze
druk in de weer geweest met hun veel
zijdige preparatiev'en. Voor de ouders
hebben ze de schoolkinderer toneel la
ten spelen, en daarbij uitgelegd wat
Kerstmis precies is. Moeders uit de
buurt, waarbij ook niet-katholieke, heb
ben de kapel geschrobd en onderhand
waren de zusters er op uit om bij ver
schillende hen goedgezinde leveranciers
het nodige bijeen te vragen voor de
kerstontbijten, die er na de Nachtmis
in hun „open huis" zullen zijn. De dak
lozen die hier gastvrijheid vinden heb
ben een kerstontbijt in hun eigen af
deling, en elders in huis richten de zus
ters een feestelijk ontbijt aan voor de
„alleenstaanden" uit de buurt die ze
voor de kerstnacht in de kapel invite
ren. Ongeveer een twintigtal, die deze
nacht niet ontwijdt door haar beroep,
zal daaraan gehoor geven. Voor de
versiering van het huis en de kapel
komt het groen uit de kloostertuin in
Hilversum, de bloemen schenken de
bloemisten uit Aalsmeer.
Enige weken voor Kerstmis al kon
men een mooie expressieve kerstgroep
bij de zusters opgesteld zien.. Er zijn
ook heel begaafde zusters onder de
Augustinessen. Een harer had dit groep
je geboetseerd als Sinterklaas-cadeau
voor de Mater. Maar tot voor kort ont
brak de kaarsdragende engel want die
moest nog gebakken worden. Wat ge
beurt in de oven van een pottenbakker
uit de buurt, die gastvrij voor de boet
seerkunst der Augustinessen openstaat.
Ook de grote kerstgroep in de kapel is
van de hand van deze zuster. Eind vori
ge week moest Sint Jozef in reparatie.
Eenzaam stond hij in de werkkamer,
waar het sterk naar benzine rook. Rond
om lagen de kraagjes van de habijten
uitgespreid, die voor hét feest waren
gereinigd!
Bedrijvigheid overal, die overal in
alle kloosters stilvalt in de vespers voor
de Kerstnacht, als alles in gereedheid is
voor de viering van het Mysterie.
Dan klinkt binnen alle kloostermuren de
majestueuze aankondiging in de anti
foon van het Magnificat: „Zodra de zon
weer is opgegaan aan de hemel, zult
gij den Koning van de koningen zien,
voortkomend uit de schoot van den Va
der »ls een Bruidegom uit zijn bruids
vertrek."
A. Bgl.
T^v e nieuwe droeg een groene driehoek op zijn zebra-kleren. Hij was dus geen
J politieke gevangene, maar een „Berufsverbrecher". Oppassen. Bij de strijd
■*-S met de roden om de hegemoni'e in het Lager hadden de groene i in Buchen
wald het onderspit moeten delven maar je wist nooit hoe ze tegenover de SS
stonden.
Ik had dl een paar dagen in de Bunkercel alleen gezeten met een Rus. Een
geschikte vent, die zoiets als een Volkscommissaris-in-het-klein scheen te zijn ge
weest in de buurt van Tomsk. Met zijn bescheiden kennis van het Duits en hel
anderhalve woord Russisch, van mijn kant was de conversatie echter spoedig uit
geput. De nieuwe celgenoot was een Tjech; hij heette Josef.
De Tsjeche- hadden iets over zich,
dat ons Hollanders, hoewel we hen ap
precieerden, toch kon irriteren, Zjj
hadden veel goede eigenschappen, maar
de meesten van hen waren even eigen
gereid als vele Nederlanders: we her
kenden te veel van onszelf in hen. Soms
stonden we op de Appellplatz op een
béte manier af te geven op hun taal.
We imiteerden met overdrijving hun me
lodieuze groet „Nazdar Pepiku", die als
je 'm voor het eerst hoorde wel ver
rassend zangerig klonk, maar op de
duur bar kon vervelen. „Nazdar" bete
kent zoiets als „het beste ermee" en
Pepiku is een populair woord voor Jo
sef. Te oprdelen naar het aantal ma
len, dat ik deze groet gehoord heb,
moeten er enorm veel Tsjechen Josei
heten.
De Josef, die bij het begin van mijn
tweede week in de Bunker onze cel
genoot werd, was van een heel ander
slag dan de prominente Tsjechen, die
zoveel goede baantjes hadden in het
kamp. Hij bleek wegens niets meef
of minder dan inbraken in een Tsje
chische gevangenis terecht te zijn ge
komen, vanwaar hij om de een of
andere duistere reden was overge
bracht naar een Duits concentratie
kamp. Waarom hij nu juist in de
Bunker moest zitten is me nooit goed
duidelijk geworden.
Hij kon nogal spannend vertellen over
wat je moest doen als je bij insluiping
in een boerderij het ongeluk had, dat
de bewoners onraad bespeurden. Je
moest ergens lawaai maken door bij
voorbeeld een fles' kapot te smijten,
maar dan ook tevens zorgen, dat- als
de aandacht van de hond naar die
plaats getrokken werd, je door een an
der vertrek de benen nam. Ikzelf had
op vlucht uit het Kommando-Jena uit
de kelder van een huis in Apolda le
vensmiddelen gegapt maar met een
bonzend hart en klapperende tanden. Ik
begon het lef van Josef te bewonderen.
Er bleef echter een afstand tussen
ons. In de cel naast de onze zaten
twee Russische vrouwen, die het met
de bewakers op een accoordje wisten te
gooien. Zij kregen vaak het eerst hun
eten en 's avonds mochten ze soms uit
hun cel. Bij een van die gelegenheden
slaagde een der vrouwen er in weg
te glippen en het luikje van onze cel
deur te openen. Wij vlogen in de hou
ding omdat we dachten, dat er een
SS-er kwam. Josef, die het dichtst bij
de deur stond, verwerkte de verrassing
het snelst. Hij gaf de lelijke vrouw door
het luikje pardoes een zoen. Het was
een even belachelijke als vernederende
vertoning. De Rus grinnikte.
We konden het overigens aardig met
elkaar vinden. Voor de nachten ver
deelden we in goede harmonie de
slaapplaatsen. Bij toerbeurt.ging er een
op de brits, een er onder en een daar
naast op de grond; omdat er maar
twee dekens waren moest degene, die
op de brits lag, het zonder dek stellen.
De dagen waren grenzenloos saai,
nauwer en beroerder kon zijn. Bene
den in de trechter zat in ieder geval
de winter van het jaar daarvoor, toen
we in de ijzige kou aan het ver
vloekte Bahnhof-Buchenwald moesten
werken.
Het leven werd draaglijk bij dit soort
overwegingen. Maar op het moment,
dat er weer een SS-er door het kuk-
gaatje naar je stond te loeren, viel ae
-4 -
De dagen waren grenzenloos saai, maar je zat tenminste droog
maar je zat tenminste droog. In de
uren van het Appell, waarvan wij het
verloop door de commando's van de
Toren konden volgen, kon je bij de
wetenschap, dat er buiten dertig- of
veertigduizend mensen in de kou
stonden, je met een verblijf in de Bun-
ker zelfs gelukkig prijzen. Een oude
Konzentrationar, die al meer dan tien
jaar, zonder dat hij eigenlijk goed
wist waarom, door allerlei kampen
had gezworven, had mij eens de
„trechter-filosofie" bijgebracht. Daar
mee kon je het moreel aardig op peil
houden. Je moest je indenken, dat
je je halverwege een trechter bevond.
Keek je naar boven, dan was hel
daar inderdaad ruimer en beter,
maar je moest naar beneden kijken:
dan zag je, dat het ook nog veel
zekerheid van je weg. De „Zellenbau"
van Buchenwald is een plaats, waar
onbeschrijflijke bestialiteiten zijn uitge
haald. Ik heb die in deze laatste oor
logswinter- niet meegemaakt, maar de
dreiging hing nog altijd in dé Bunker.
Op vluchten stond een zware Lager-
straf; dat was tot daar aan toe. Maar
op diefstal tijdens de verduistering
stond de strop. Wist de SS iets van
Apolda? Wat zouden ze met je doen
Wanneer ze je overdagkwamen op
halen, kon je hopen, dat je de straf
zou overleven. Je ging terug in het
kamp of misschien op transport. Kwa
men ze 's avonds, dan ging je meteen
in een auto. Wij vreesden, dat het een
gasauto was, maar later hoorde ik, dat
het een gewone wagen was, die naai
een executieplaats reed. Op een avond
laat werd onze celdeur opengegooid. Er
stond een dronken Scharführer van de
Ukraïnse SS in de gang, een vodje pa
pier in de hand. Maar onze nummers
waren er niet bij; hij had zich vergist.
Hij kwam voor de twee vrouwen in de
cel naast Jns. Zij gingen per auto weg,
„Herr Gott Sakrament", vloekte J.osef,
die als veel gevangenen in dit soort uit
drukkingen bijzonder sterk was. zonder
dat ze enige inhoud voor hem hadden.
Via Josef hoorde ik van de Rus in-
fprpq^ante verhalen over de militaire
opleiding in de Sowjet-Unie. Als ik het
goed begrepen heb, kwam er aan te
pas, dat men om de recruten te harden
hen soms lange tijd in koud water- liet
staan. Ik begon iets te snappen van
het' uithoudingsvermogen van de Rus
sen in het kamp, die oni zich te druk
ken van hun Kommando zogenaamd
flauw vielen op de \ppellplatz en dan
in de vorst uren op de grond moesten
blijven liggen.
Maar met het verstrijken van de we
ken werden de gesprekken schaarser.
Je verloor het begrip van de tijd. Het
moest tegen Kerstmis lopen, maar met
z'n drieën konden we toch de juiste
dag niet uitrekenen We hadden geen
kalender met streepje; op de muur;
dat liet je wel uit je lijf. Ik had geel
zucht en dysenterie. Eens in de week
werden we geschoren door een sadist
van een groene gevangene, die met een
afgrijselijk bot mes in een paar halen
je hele baard poogde weg te trekken.
Bij de derde maal vooi dc spiegel
schrok ik van m'n gezicht. Van een be
waker kreeg ik tegen de dysenterie een
laxeermiddel met alle gevolgen van
dien.
Geelzucht ontstaat dooi een gebrek
aan suiker, verteldei w'j elkaar. Ik
weet niet of er iets van waar is, maar
de gedachte aan alles wat met suiker
verband hield, liet me niet meer los.
Ze werd dominerend.
Dat het Kerstmis was geworden
merkten .ve eerst toen op een avond de
radio hard docr de gang van de Bunker
klonk. Goebbels hield een redevoering
op de Weihnachtsabend. HU sprak lar
moyant over de laatste kaarsen, die
de Duitsers ditmaal aan hun kerst
boom zouden branden. Ik herinner het
me büzonder scherp. Maar hü kon ook
optimisme inspuiten vanwege de Duitse
tegenacliviteit in België. Merkwaardig:
dit laatste liet ons volkomen koud.
WU kregen altüd tweemaal per dag
eten. Maar op de Eerste Kerstdag
kwam er 's morgens niets. En ook 's
middags kwam er niets. De bewakers
schenen in verband met het grote feest
een gemakkeiüker dienst te hebben. Die
lange .dag heb ik bpna gehuild als een
klein kind, dat zich verongelijkt voelt.
Het ging nog niet zozeer om de honger
als wel om het idee, dat ze je juist
op Kerstmis lieten stikken. Buiten op
de Carachoweg bü de 'SS-kantoren zou
nu wel weer -de verlichte kerstboom
staan en in het kamp zouden de vrien
den elkaar op de been houden met de
zelfspot, die je behoedde voor een „ca-
fard". Ik werd sentimenteel het ge-
vaarlpkste, wat een Haftling geestelijk
overkomen kon en daartussendoor
woelde ais een obsessie de gedachte
aan levensmiddelen met suiker-suiker
suiker.
Eerst 's avonds laat of was het
de volgende morgen? Ik weet alleen,
dat het eindeloos lanf geduurd heeft
kregen wij weer eten. Een kan vol
bruin water, dat men koffie beliefde te
noemen, een homp grauw brood en
ter ere van Kerstmis voor ieder van
ons een lepel „Marmelad". Het was de
eerste maal na vyf weken, dat we zo
iets luxueus oor op het brood kregen.
Toen deed de inbreker Josef wat de
Kerstmis van 1944 tot Kerstmis maak
te. Hii gaf mij bijna z'n hele lepel
jam.
Nazdar Fepiku.
TON ELIAS