Katholiek leven en de Bijbel O I Spiegels van onze Nederlandse poëzie vroeger, nu en door alle eeuwen V Sociale en persoonlijke zorg De zweer van D Internationale Bidweek D Enige moeilijkheden Lees de H. Schrift HET RIJK EXPOSEERT Het_ nut Van bloemlezingen Dichters van „dezen tijd Pfj/if Ambtenaren bij minister Beel Verzetsprijs voor Henriëtte van Eyk IUAN ANTONIO DE ZUNZUNEGUI r~a "A WILLEM HART t RHEUMIN) ZATERDAG 22 JANUARI 1955 PAGINA 6 LITERAIRE KRONIEK Wilt Gij ONDERWIJZER worden? HILVERSUM (Bekende schriftelijke cursus Oud-toneelspeler Salarisherziening door Uit het Spaans vertaald door dr G. J. Geers „Madonna in de Kunst" Liturgische weekkalender 23 JANUARIBekering van alle slechte en afvallige katholieken 24 JANUARIBekering van Joden en Mahomedanen voortdurende aansporingen van laatste tijd om de Bijbel te lezen hebben hier en daar in katholie- lieke kringen een verbazing gewekt, waarmee men eigenlijk geen weg weet. Er wordt wel gezegd, dat Z. H. de Paus sterk op bijbellezing aandringt, men hoort het ook wel van de kansel ver kondigen en leest het in krant en tijd schriften, maar toch: hoe zit dat nu? Vele van onze geloofsgenoten hebben nu eenmaal vast in hun hoofd, dat de Bijbel iets is voor protestanten, en wanneer ze horen, dat in een of ander gezin de Bijbel gelezen wordt, of zien, dat hij op tafel ligt, dan is hun eerste reactie: dat zullen wel protestanten zijn. Anderen vragen zich verbaasd af, waar die verandering in opvatting zo plotseling vandaan komt, daar zij zich uit hun jeugd nog goed herinneren, er stond toch zo iets in de catechis mus! dat bijbellezen maar een ge vaarlijke bezigheid was, waarvoor je speciaal verlof moest hebben. Wat is daar nu van aan? Om met 't laatste te beginnen: inder daad heeft in vroegere jaren de catechis mus geleerd, dat gewone mensen zon der verlof de H. Schrift niet mochten lezen in de landstaal. Wel in het Latijn, n.l. -de officieel door de Kerk goedge keurde Vulgaat-tekst. Hier zat de be doeling achter, dat, wie de Bijbel in het Latijn kon lezen en verstaan, ook wel over zoveel ontwikkeling beschikte, dat hij op de hoogte mocht geacht wor den van de moeilijkheden, die met de juiste verklaring der H. Schrift samen hangen. Zo iemand zou dus wel voor zichtig zijn, en daarom was het de Kerk te doen, die immers, alles in het werk stelt om onder de leiding van de H. Geest zelf de zuivere be tekenis van het Woord Gods te hand haven. Er was immers door anders denkenden zoveel misbruik van gemaakt dat het gezegde ontstond: „elke ketter heeft zijn letter," waarmee men wilde aanduiden, dat men de H. Schrift, door haar verkeerd uit te leggen, zo onge veer alles kan laten zeggen. En daar tegen was de Kerk wel verplicht met alle kracht te waken. Het is dan ook begrijpelijk, dat geen katholiek, zonder speciale permissie, de Bijbel in een andere taal dan het Latijn mocht lezen, wanneer die vertaling niet door het Kerkelijk gezag was goedgekeurd en van verklarende voetnoten voorzien. Deze regeling kwam dus enkel en al leen voort uit bezorgdheid voor het juist verstaan van het Woord Gods. Wat nu die oude Catechismustekst betreft, die wordt duidelijk in het licht van het bovenstaande. Vooral wanneer men bedenkt, dat er in die tijd maar zeer weinig betrouwbare vertalingen te krijgen waren en het algemene bescha vingspeil lager lag dan thans. Men las veel minder dan nu en de Katholieke kregen alles, wat hun geloofsleven be trof, „voorgekauwd" door hun priesters. Men was daaraan gewoon en had geen behoefte aan zelfstandig verworven ont wikkeling. Het zou van weinig wijsheid getuigen die levenswijze zonder meer af te keuren of zelfs belachelijk te maken. Er is toen ontzaglijk veel goeds gedaan vanuit een oprecht, diep godsdienstige overtuiging. Maar zoals elke medaille haar keerzijde heeft, zo ook deze. Men bleef al te zeer opgesloten in eigen kring, men leefde a.h.w. met oogkleppen aan en in een verdedigende houding tegenover de bui tenwereld. Dit alles is tegenwoordig grondig an ders! Gelukkig, mogen we zeggen, ofschoon het de vraag is, of in onze tijd om het zo eens te zeggen de keerzijde van de medaille niet veel groter is dan de voorkant! Het goede echter van nü, de grotere openheid naar het leven in het algemeen, de bre dere ontwikkeling, het wijdere contact met anderen en vooral het groeiend in zicht in de fouten van het eigen ver leden is een verworvenheid, waarvoor wij zeer dankbaar mogen zijn. Daarbij hoort ook Goddank een veel gezondere fundering van het gees telijk levgn. P. van Trigt S.M.A. drukt het aldus uit: Wij, Rooms-Katholieken zijn opgegroeid met „de engeltjes-bij- het-slapen-gaan," met de zeer zoete ge beden voor alle tijden, plaatsen en no den uit de talloze kerkboeken, met de zo noodzakelijke catechismus, waarvan de vraag-en-antwoord-dreun velen meer is bijgebleven dan de eigenlijke inhoud. Wij zijn nooit met de Bijbel vertrouwd geraakt, want de wiegedrukken waren juist verschenen, toen de hervorming begon en daarmee de katholieke arg waan tegen een boek, door de hervorm den als enige geloofsnorm aanvaard". p die manier is langzamerhand de totaal verkeerde opvat ting ontstaan, dat bijbellezen een protestantse aangelegenheid is. De ver klaring hiervan is niet zo moeilijk. Na de hervorming, die ten gevolge had, dat velen zich van de Moederkerk losscheur den, ontstond in de Katholieke Kerk zelf een grootscheepse z.g. contra-refor matie, een tegen-hervorming, d.w.z. een overigens zeer succesvolle in spanning van de kant der Kerk zelf om de bestaande misbruiken uit te roei en. Luther en zijn volgelingen hadden dat ook geprobeerd, maar zij deden het door het geloof aan te tasten. De centra-reformatie noemen wij de bewe ging die ongeveer in 1550 in de katholie ke Kerk ontstond om door de duidelij ke uiteenzetting van haar leer en de heiliging van haar leden het Kerkelijk leven te hernieuwen en zodoende een dam op te werpen tegen het groeiende protestantisme. Het Concilie van Tren- te gaf aan de Kerk zijn dogmatisch leer- en hervormingsprogram en de Voorzie nigheid zorgde voor sterke geloofsman- nen om de reformatie in hoofd en le den uit te voeren. Grote pausen en ko ningen, heiligen en nieuwe kloosteror den hebben het godsdienstig leven een totaal ander aanzien gegeven, waarmee de gelovigen samenwerkten, die door de strijd de waarde van het geloof der Moederkerk hadden leren waarderen. Hier was echter ook een schaduw zijde, die, doordat zij in de komende eeuwen voortduurde, ernstige vergroei ingen in de mentaliteit der katholieken heeft veroorzaakt. Wij bedoelen dit: door een al te stelselmatige strijd tegen het Protestantisme, die natuurlijk nood zakelijk was men had allerlei ge loofswaarheden tegen hun ontkenningen of misvormingen te verdedigen kreeg de levenshouding van velen een te uit sluitend negatief en defensief karak ter. Alles, wat protestants was, werd verdacht en afgewezen, de Bijbel in cluis. D.w.z. natuurlijk wees de Kerk de Bijbel niet af. Samen met de over levering is dat immers de bron van haar geloof! Maar door het misbruik, dat ervan gemaakt werd, door de vele valse verklaringen van Gods Woord, werd men huiverig de H. Schrift aan de gewone mensen in handen te geven, die immers over geen ontwikkeling beschik ten. Men legde daarom alle nadruk op de Goddelijke oorsprong van het Ker kelijk gezag, waaraan alleen de abso luut betrouwbare verklaring van de H. Schrift is toevertrouwd. En dat God delijk priesterschap missen de protes tanten, die bij het lezen der Schrift ieder voor zich vertrouwen op de lei ding van de H. Geest. De tengeyolge daarvan steeds toenemende versnippe ring in de opvattingen en zelfs in de geloofsleer heeft tot op de dag van van daag nog niet opgehouden. Wanneer wij dus van de ene kant de maatregel der Kerk wijs en voorzichtig nfoeten noemen zijn anderzijds de niet bedoelde gevolgen daarvan minder gunstig geweest. Het katholieke volk is stilaan van de Bijbel vervreemd en heeft daardoor ernstige geestelijke schade geleden. Nu de omstandigheden, die tot bovengenoemde maatregel heb ben geleid, totaal veranderd zijn, is er ook geen sprake meer van, dat men de H. Schrift gevaarlijk zou achten. Zeer integendeel! „Lees de Bijbel" hoort en leest men tegenwoordig over al. Want daarin vindt men, tezamen met het levende leergezag der Kerk, de gezondste bron voor een echt dege lijk geestelijk leven. Het is dan ook een geheel en al verkeerde opvatting het bijbellezen het voorrecht der pro testanten te noemen. De H. Schrift is het boek, bij uitstek voor alle mensen van alle tijden. Daarin spreekt God zelf tot ons. Maar om Zijn woord zuiver te verstaan, hebben wij het leergezag van Zijn Kerk nodig, die, door de H. Geest geleid, niet dwalen kan op het gebied van geloof en zeden. n het oude Prinsenhof te Delft stelt het Rijk kunstwerken ten toon, die het sedert de oorlog via het ministerie van O., K. en W. heeft aangekocht. De rijksoverheid geeft daarmee „re kenschap" van haar aankoopbeleid en het is daarom, dat de tevens tot voor lichting dienende tentoonstelling de naam van „Reken schap" draagt. Het is een ten toonstelling met boeiende aspecten. De modernen zijn in opvallende ma te vertegenwoor digd. Van verschei dene kunstenaars zijn de beste wer ken genomen, zo bijvoorbeeld van de Haarlemmer Kees Verwey het man het portret van zijn moeder en van Paul Ci troen het portret van dige ooral van oudere mensen kan men nog wel eens te horen krijgen, dat ze datgene, wat ze afweten van de vaderlandse poëzie, te danken hebben aan een bloemlezing. Met name Dirk Coster heeft zich bij tallozen ver dienstelijk gemaakt door in 1925 de „Nieuwe geluiden" uit te geven, een bloem lezing, die in herdruk op herdruk haar bestaansrecht heeft bewezen, maar thans als „nieuw" geluid definitief is overleefd. De tijd heeft sinds 1925 minder dan ooit stilgestaan. Men wordt dat ook, bijna schrijnend, gewaar wanneer men de eerste drukken van „Dichters van dezen tijd", verzorgd door mr. J. N. van Hall, eens vergelijkt met de veertiende druk e.v. door D. A. M. Binnendijk. bloemlezing verschenen, waarvan de publieke betekenis met enig recht kan worden vergeleken met die van „Dich ters van dezen tijd" in het eerste kwar taal en die van „Nieuwe geluiden" ge durende het tweede kwartaal dezer eeuw? Ik ben geneigd de twee bundels „Stroomgebied" van Ad den Besten als zodanig te beschouwen. Diens in leiding tot een bloemlezing uit de poëzie van de na-oorlogse dichtergeneratie is een zo breed mogelijke presentatie en interpretatie van wat er momenteel „speelt". Van Hall, de anti-Tachtiger, im mers, hij werd redacteur van De (oude) Gids in 1883 gunde in de eerste druk grandioze zelfpör- i van zÜn „Dichters van dezen tijd", in tret, van Piet Wieg-1894> de toenmalige jongeren gaarrte een plaats; trouwens het was nauwe lijks mogelijk aan hen voorbij te gaan. Thans echter is het nauwelijks mogelijk no& *e4s van den °P te nemen in een de 'letterkun- bundel waarvan de inhoud door de oor- Victor van spronkelijke titel wordt gedekt. De eni- Vriesland, wiens ëe Tachtiger, die nog mee mag doen-is Spiegel van de 'Albert Verwey, omdat met hem, zo- Nederlandse poëzie we! door z«n Poëzie als door zijn theo- Hierboven portret. - een afbeelding van dit op de expositie door alle eeuwen" in de Literaire Kro niek van vandaag besproken wordt. „Rekenschap" aanwezige Advertentie Vraag dan zo spoedig mogelijk de 15e druk van ons prospectus aan. Soestdijlcerstraatweg 83 Telefoon 5432 Sinds meer dan 10 jaar heeft onze „Schriftelijke Kweekschool" ongeëvenaarde successen, leder jaar slagen tientallen cursisten v. h. Staatse*, v. Onderwijzer. Zeer goede opleidingen zijn ook: Staatsexamen Gymnasium en Mulo. En om leraar te worden: Ned., Fr., D. en Eng. M.O., Wiskunde M.O. K' en Kv In de nacht van Donderdag op Vrij dag is, na voorzien te zijn van de H.H. Sacramenten der Stervenden, in het Diaconessenziekenhuis te Eindhoven op 70-jarige leeftijd overleden de oud toneelspeler Willem Hart. Willem Hart stamde uit een oude toneelspelersfamilie te Boskoop. Zijn vader trok met een schouwburgtent door het land. Daarin kreeg de jonge Willem zijn eerste toneellessen. Op 25- jarige leeftijd sloot hij zich aan bij het gezelschap van Ben Delmonte. In de twintiger jaren nam hij de directie van het Rembrandt-theater van de heer Desmet op zich. Maar zijn hart bleef bij het toneel. In 1932 vormdë' hij met Piet Vink en Netty Hart een nieuwe toneelcombinatie, welke hoofdzakelijk de provincie bespeelde met oude volks stukken als „De voddenraper van Pa rijs", „De witte non" e.d. In 1936 trad hij uit de combinatie om van Eind hoven uit toneeluitvoeringen in de provincie te brengen met een troupe de la tableau, welke hoofdzakelijk uit amateurspelers bestond, welke hij rond om zich verzamelde. Na de oorlog asso cieerde hij zich nogmaals voor enkele jaren met Piet Vink, om daarna zijn krachten te gebruiken als regisseur van amateurgezelschappen in Eindhoven en als leider van schooluitvoeringen der Eindhovense gymnasia. Enkele jaren geleden is Willem Hart tot de Katholieke Kerk overgegaan. ^niiprTtniTit- (Vervolg van pagina 1) Dit verschijnsel is historisch verklaar baar. De positie, die de arbeider eer tijds innam was niet die van mens on der de mensen, maar van een nummer in de onderneming. Prof. Duynstee stelt nu terecht, dat de persoonlijke zorg en dus ook de persoonlijke verantwoorde lijkheidszin moeten behouden blijven, wanneer wordt gestreefd naar sociale zekerheid. Om deze redenen zijn wij voorstander van het subsidiariteitsbe ginsel en tegenstander van het volko men staatsoverwicht. Maar o.a. één punt ontmoeten we meerdere keren ook bij geloofsgenoten, dat ons ongerust maakt, n.l. dat men omwille van het behoud van de persoonlijke verantwoor delijkheid ogenschijnlijk instemt met het blijven voortbestaan van toestanden, die in zich in strijd zijn met de sociale rechtvaardigheid. Tal van Kamerleden hebben zich destijds verzet tegen het invoeren van de acht-urendag, omdat zij vreesden, dat de arbeiders zich zou den gaan overgeven aan drankmisbruik en andere vormen van onjuiste vrije tijdsbesteding. Op dezelfde gronden als sommige mensen zich thans verzetten tegen een „sociale zekerheid van de wieg tot het graf", op dezelfde gronden zou men zich kunnen verzetten tegen een rede lijke beloning van de arbeid. Toen schrij ver dezes werd geboren als jongste in een gezin van 9 kinderen verdiende zijn vader zegge en schrijven 6,- per week. Hij kon zijn gezin slechts voor de allerbitterste armoede behoeden door ongeveer dag en nacht door te werken. Dit was een uiting van zijn grote ver antwoordelijkheidszin en deze werd ze ker niet minder, toen langzamerhand zijn loon steeg tot zelfs 10,- per week. Er kwam wat meer „welvaart" en een klein tikkeltje minder sociale onrecht vaardigheid. De vraag waar het om gaat is deze: of we datgene wat we als sociaal on rechtvaardig erkennen mag blijven be staan ten bate van wat we verant woordelijkheidszin plegen te noemen. Men zal de stelling toch niet aandur ven, dat zij die geen materiële zorg kennen onverantwoordelijke Heden zou den zijn, maar gelijk heeft prof. Duyn stee weer, wanneer hij waarschuwt te gen een verzorging van bovenaf. Daar om Is het zo belangrijk, dat wij, katho lieken, nauwkeurig durven te analyse ren, welke zwakke plekken er nog in ons sociaal-economische menselijke ver houdingen bestaan en deze in de kern durven aan te pakken, vooral door de verantwoordelijkheid te leggen waar ze behoort, bij het bedrijfsleven. Want daar moet tenslotte ook het geld van daan komen, waarmee al deze zeker heden kunnen worden gefinancierd. TOCH CcGAA FRITS HAD GELIJK: 20 tabletten 65 cent (Van onze Haagse redactie) De audiëntie, die de ambtenarenorga- nisaties Vrijdag met de minister van Binnenlandse Zaken prof. dr. L. Beel hebben gehad, heeft uiteraard niet het karakter van overleg gehad. Deze kant van de zaak is aan het Georganiseerd Overleg voor Ambtenarenzaken voorbe houden. Men heeft zich ertoe beperkt de minister uiteen te zetten, dat de moeilijkheden in de ambtenarengezinnen toenemen en dat men zeer teleurgesteld begint te worden over het lange uitblij ven van de reeds maanden geleden toe gezegde regeringsmaatregelen inzake de nivellering enz. De salarisherziening blijkt een zeer gecompliceerd probleem te zijn, waar zelfs de minister van Bin nenlandse Zaken, voor wie geen be- stuursaangelegenheid onoplosbaar is, zo maar niet uitkomt. Ongetwijfeld zal dit contact zijn nut hebben gehad ter ver dere stimulering van wat ook in de Ministerraad reeds een punt van uitvoe rig overleg is geweest. •S De jaarlijkse litteratuurprljs van de Stichting Kunstenaarsverzet 19421945 groot f 1009), die ditmaal wordt uit gegeven voor een auteur op het gebied van de romankunst, is door het bestuur, op voordracht van de jury, toegekend aan mevrouw Henriëtte van Eyk. Zaterdag 12 Februari a.s. in het Stede lijk Museum te Amsterdam. Anton van Duinkerken zal daarbij een rede uit spreken, getiteld: „Blijvende waarde der verzetspoëzie". retische beschouwingen, een nieuwe phase is begonnen van de Beweging van Tachtig". Het wezenseigene van het boekje is intussen, Hélène Swarth en zoveel andere zingende harten uit de nadagen van tachtig geschrapt zijnde, teloor gegaan. Het schijnt ondoenlijk te wezen eenzelfde vlag boven een steeds wisselende lading te voeren en hoog te houden. Begrippen als „van dezen tijd" en „nieuwe geluiden" vragen niet al leen om een grondwetsherziening, maar ook om een nieuwe naam, een nieuw teken. Stroomgebied Is er na de tweede wereldoorlog een aib« Het Aartsbisschoppelijk Museum heeft een kostbaar Madonnabeeld uit de kunsthandel weten te verwerven. Het is algemeen bekend, dat in de verzameling vooral de middeleeuwen goed vertegenwoordigd zijn. De nog bescheiden collectie barok-sculpturen heeft nu door deze aanwinst aan be langrijkheid aanzienlijk gewonnen. Dit lindenhouten beeld is geheel en al gaaf in de oude polychromie bewaard. Maria's charmant gedrapeerde kleed is van een violetachtige tint. waarover- heen de weids geplooide tweedelige mantel in rood en blauw een fraaie contrastwerking te zien geeft. De kleu ren accentueren op gelukkige wijze het élan en het feestelijk karakter, die de sculptuur op zich reeds bezit. Bijna zeker is dit stuk in de laatste decennia der zeventiende eeuw in een Antwerps atelier ontstaan, zoals ver gelijking met andere sculpturen uitwijst. Op de tentoonstelling „De Madonna in de Kunst" staan enkele verwante beelden (no's 60 en 61). Deze nieuwe aanwinst is te bezich tigen in de Bovenkapel van het Aartsbisschoppelijk Museum in het Centraal Museumgebouw te Utrecht. Hij had een veelbelovende droom. Hij bevond zich in zijn studeerkamer bezig op een teke ning zijn dodelijk apparaat te ver volmaken, toen het dienstmeisje hem kwam melden: „Mijnheer, ik heb in de voor kamer een comité van walvissen gelaten dat U wilde spreken." „Laat ze binnenkomen" Hij wachtte een ogenblik. „Gaat U zitten, dames, gaat U zittenen, al kan ik het me reeds enigszins indenken, zegt U ma waarmee ik U van dienst kan zijn." Hij keek eens van opzij en zag, dat het een comité was van blauwe walvissen, het deftigste en smake lijkste wat er onder walvissen bestaat. „Kijk U eenswe hebben gehoord", begon de oudste walvis te spreken met het statige en schran dere uiterlijk van een professor in de penningkunde, „we hebben gehoord" „Van mijn uitvinding natuurlijk." „Juist". „En wat vindt u ervan?" „Daarover kwamen we u juist spreken". „Ik luister met genoegen", antwoordde de uitvin der hoffelijk. De oude walvis bewoog haar grote, heen en weer wiegende hoofd, keek naar de jonge leden van de commissie: daarna, zich met de staart achter haar oor krabbend: „Neem u mij niet kwalijk, maarhebt u wel eens de huid van een walvis aangeraakt?Voel u eens, voel u eens en zij schoof dichter bij de tafel, ,,'t Is niet de huid van een ezeltje, dat verzeker ik u". De uitvinder voelde en merkte inderdaad dat hij heel hard was. „Bovendien hebben we onder onze huid nog een heel dikke laag vet". „Dat geeft niet; ondanks dat alles zult u door mijn apparaat onmiddellijk gedood worden". „Ik geloof het niet". „Willen we dadelijk maar eens de proef nemen?" De uitvinder betrapte de jongere walvissen erop dat zij de oude met de staart aanstootten, dat ze ziel moest inhouden. „Wat mij betreft...." Maar een van de jonge walvissen sprong op: „Daarvoor zijn we niet gekomen; wij jongeren geloven in uw uitvinding, en wat meer is, wij geloven in alle uitvindingen, daarvoor zijn wij jong, en we zijn gekomen om een overeenkomst te treffen.... Alle jonge walvissen ter wereld en dat kunnen mijn collega's u bevestigen, willen in vrede leven." „Dat lijkt me een reuze-idee". De oude walvis liet haar grote hoofd zakken en bleef naar de grond kijken zonder een kik te geven „Als eenmaal uw uitvinding", vervolgde de jonge walvis, „bekend wordt bij de volgende maatschap pijen: Noorse Maatschappijen: Gevestigd te: A.S. Thor Dahl Sandefjord (Noorwegen) Anders Jahare id. id. Johan Rasmussen Co id. id. Loren L. Christiansen id. id. Vaalman Brugge Tonsberg id. Brunn Von der Lippe id. id. Melson Melson Narvik id. Winge Co Oslo id. „En bij de volgende maatschappijen," voegde een tweede jonge walvis er aan toe: Engelse Maatschappijen: Gevestigd te: Chr. Salvensen Co Leith (Schotland) United Whalers Company Londen Levers Bros Liverpool. „En bij de volgende," ging een derde jonge walvis voort: Nederlandse Maatschappijen: iurgens LtdDeze firma's werken in /an den Bergh's Ltd. Engeland onder de naam Unilever Ltd. en in Hol land onder de firma naam Unilever N.V. „Welnu, stel u eens voor," nam de eerste jong walvis weer het woord, „stel u eens voor wanneer o; een ogenblik heel die internationale trust, voorna melijk door deze maatschappijen gevormd en onde; Engels beheer, ertoe overgaat, wanneer hij ons gaa vangen, van uw apparaatje gebruik te maken Wij. de jongeren, zeggen allemaal: laten de oude wat vissen zich dan maar laten electrocuteren, als ze daa 'in in hebban: natuurlijk, zij hebben toch nog maa weinig jaren te levenmaar de jongeren willet rustig leven en wij zijn voor een minnelijke schik king." „Juist, juist" vielen haar de overige jonge wal vissen bij. „En U wilt dus blijkbaar, dat ik mijn uitvinding opberg?" „Precies. U ziet toch wel dat u ons zou decimeren en dat we zouden sterven als ratten! Dat zou vrese lijk zijn". De oude walvis hief haar grote hoofd op en zuchtte. De uitvinder krabbelde nadenkend de punt van zijn neus. „Ja. ja... maar van Uw kant... wat?" „Nu daarvoor zijn we gekomen... Wat denkt U van drie?" „Drie wat?" „Drie walvissen". „Per dag?" „Mijn lieve man!Per week." „Dat is heel weinig tegen de grote opoffering dat Ik mijn uitvinding voor me houd." „Vier dan?" „Te weinig." „Goed dan, vijf., met vijf walvissen van ongeveer veertig ton hebt U genoeg voor de hele stad". „Die is goed! Wie heeft U wel gezegd, dat ik die walvissen wil hebben voor de stad?" „Neem me niet kwalijk". „Kom dan, doet U een voorstel," stelde de jongste van de commissie beangst voor". „Zo'n stuk of tien." „Oh wat verschrikkelijk! Dat kan niet!... Dan He- ver dood". „Nu dan schrijf ik vandaag nog aan de internatio nale trust voor walvisvangers". „Doet U dat alstublieft niet!" En de jonge walvissen drongen zo dicht op hem )e, dat hij het onrustige kloppen van hun hart voel- le. „Goed dan, we zullen het bij acht laten". „Mijn God! Wat zijn de mensen hardvochtig!" lompelde de jongste walvis, terwijl er dikke tranen ings haar wangen rolden. De uitvinder boog het hoofd. „En als we het dan stellen op zes met één jong /alvisje per week als toegift?" stelde de meest ener- !eke voor. ..Goed, goed." „We zuilen loten onder elkaar en de zes die er in .en zullen zich elke Zaterdag komen overgeven aan et dok van de stad en dan ziet U maar" riep de alvis deemoedig uit. „Vèrgeet U niet het baby-walvisje, het toegiftje" „Maak U geen zorg". (Wordt vervolgd.) Elk dichterschap wordt door Den Bes ten in „zijn goed recht" gelaten, zulks in het besef, „dat het noodzakelijk is een dichter naar zijn eigen intenties te verstaan en hem aan de realisatie daarvan te meten, wil men de betekenis van zijn poëzie kunnen bepalen". Juist dit besef, consciëntieus betracht, maak te Den Besten tot de man bij uitne mendheid voor deze eigentijdse bloem lezing. Elke andere opvatting van poë- ziecritiek includeert een benadering waarbij, om een voorbeeld te noemen, de experimentelen er a priori óf gun stig óf ongunstig afkomen. Wanneer men een „stroomgebied" in kaart brengt, moet men alle mogelijkheden „open" houden. Overal kan levend water zijn. Er bestaan bovendien dich ters die als Mozes water uit de rots slaan; waarom zou hun poëzie niet blauw mogen worden ingekleurd? De grenzen van Den Bestens „Stroomgebied" werden slechts bepaald door de overweging of het gebodene voortkwam uit wat de bloemlezer op een of andere manier ervoer als „mo dern levensgevoel" (en uiteraard ook door eenvoudige eisen van kwaliteit). Modern werd hier in elk geval niet ver engd tot een of ander -isme, zomin als Den Bestens begrip „na-oorlogse gene ratie" beperkt bleef, tot wat algemeen verstaan wordt onder „groep" of „groe pering". Werkelijk, niemand gidst u zo door het veel-stromenland der heden daagse dichtkunst als Den Besten. Ho pelijk brengt hij over een jaar of zo de lust en de tijd op zijn werk voor 'n herdruk met nieuwe gegevens en ka rakteristieken aan te vullen. Vierduizend maal mooi Nadat aldus de betekenis van „Dich ters van deze tijd", „Nieuwe geluiden" en „Stroomgebied" voor de tijdgenoot is geaccentueerd, moge alle aandacht gevestigd worden op de grote driede lige bloemlezing van Victor van Vries land: „Spiegel van de Nederlandse po ëzie door alle eeuwen". De eerste uit gave van deze bloemlezing besloeg de periode van 1100 tot 1900; zij verscheen reeds voor de oorlog. Enige tijd geleden is er een vervolg op verschenen, lopen de van 1900 tot 1940. En zojuist bereikt ons dan het derde deel: 1940—1955. Dit'derde deel zou het werk van Ad den Besten grotendeels overbodig kun nen maken, ware het niet dat er de „inleiding" aan ontbrak, welke de hier boven genoemde bloemlezingen juist zo karakteristiek deed zijn als visitekaar tje, of als bode van een nieuw seizoen. Victor van Vriesland beoogt met zijn werk iets anders dan het aankondigen van een nieuwe lente en een nieuw ge luid. Hij wil niets meer en niets minder dan de poëzieminnaar helpen aan een reuze bloemlezing, waarin het mooiste (dat is dus niet altijd het meest karak teristieke!) uit de Nederlandse poëzie door alle eeuwen is tezaamgebracht. Naa schatting bevat zijn Spiegel in totaal een vierduizend verzen, dat is heel wat! Men kan gevoeglijk aan nemen, Van Vriesland's belezenheid en exquise smaak bovendien kennende, dat de eenvoudige liefhebber van poëzie hier vrijwel alle parels der klas sieke dichtkunst bijeen vindt, afgezien dan van de gedichten die een zekere omvang te boven gaan. Wat inzonderheid het laatste deel ,.de hedendaagse dichters", aangaat, Van Vriesland heeft daarin ook over gangsfiguren opgenomen, dichters dus die in eerste aanleg bijvoorbeeld tot de vooroorlogse Criterium-generatie behoren, maar die zich na de oorlog aanzienlijk hebben vernieuwd. De poë ten zijn in chronologische orde van hun geboortejaren opgenomen; niet groeps gewijs. Ook hier dus het loffelijk stre ven elk dichterschap voor zich te laten spreken en a.h.w. zichzelf waar te laten maken. Opgemerkt zij te nslotte, dat Nederlanders en Vlamingen gelijke lijk werden behandeld, geen discrimina tie dus! Deze bloemlezing „Spiegel van de Nederlandse poëzie door alle eeuwen" is een standaarduitgave, die terecht ook als zodanig door de uitgever is verzorgd, met financiële medewer king van het Prins Bernhard Fonds. Zij maakt aanspraak op de intense belang- steling van velen. Zij kan een blijvende vriendin voor u zijn. Ge raakt niet gauw in haar uitgelezen, in casu in haar uitgekeken. NICO VERHOEVEN. Uitg. J. M. Meulenhoff, Amster dam 1954. De Pauselijk Internuntius, mgr. Pao lo Giobbe, heeft Vrijdagmiddag een be zoek gebracht aan het Centraal Mu seum te Utrecht om de tentoonstelling „De Madonna in de Kunst" te bezich tigen. Mgr. Giobbe, die rondgeleid werd door de directrice, mej. dr E. Hout zager, toonde grote belangstelling voor de expositie. In verband met de belangstelling, die de tentoonstelling geniet, zal zij van 24 Januari t.m. 2 Februari (sluiting) behalve van 10 tot 17 ook van 20 tot 22 uur te bezichtigen zijn, met uitzon dering van Zaterdag en Zondag. ZONDAG 23 Januari: 3e Zondag na Drie koningen; eigen mis; 2 geb. H. Raymun- dus; 3 geb. H. Emerentiana; Cred'o: pref. van de H. Drieëenheid; groen. MAANDAG: H. Timotheus, bisschop-mar telaar; mis Statuit; rood. DINSDAG: Paulus' bekering; eigen mis; 2 geb. H. Petrus; Credo: pref. van de apostelen; wit. WOENSDAG: H. Polycarpus, bisschop-mar telaar; eigen mis; rood. DONDERDAG: H. Joannes Chrysostomus, bisschop-belijder-kerkleraar; eigen mis; Credo; wit. VRIJDAG: H. Petrus Nolascus, belijder; mis Justus; 2 geb. H. Agnes; wit. ZATERDAG: H. Franciscus van Sales, bis schop-belijder-kerkleraar: mis In medio; Credo; wit. ZONDAG 30 Januari: 4e Zondag na Drie koningen: eigen mis; 2 geb. H. Martina; 3 geb. Deus qui salutis; Credo; prefatie van de H. Drieëenheicf; groen. Wanneer men de intenties der Bidweek, zoals die onder de katholie ken over de hele wereld zijn verspreid, vergelijkt met de opzet der Protestanten, dan blijkt onmiddellijk, dat de eerste veel wqder zijn georienteerd Behalve voor de eenheid onder de Christe nen bidt de katholiek ook, dat de verlossingsgenade de hele mensheid moge toebedeeld worden. Daardoor heeft de Bidweek, ofschoon niet katholiek van oorsprong, een echt katholieke gerichtheid gekregen Het hele mensdom hoort immers in het Vaderhuis thuis, in het centrum der eenheid: de ene, ware Kerk van Christus. Dit legt ons echter tevens zeer ernstige verplichtingen op. Voor de meesten staat en valt de werfkracht van bet katholicisme met de levenswijze van zijn aan hangers. Immers, wanneer het katholicisme is wat het beweert te zijn dan. is het nog onbegrijpelijker zoals maar al te veel gebeurt dat men ertpe kan komen er geheel afstand van te doen. De protestantse oecumenische beweging dankt haar oorsprong aan de overtuiging, op gedaan op de zendingsvelden, dat de onderlinge verdeeldheid het zendings werk in hoge mate belemmert. Zo doet het levensgedrag der Katholieken zeer ernstig atbreuk aan de toepassing van de apostolische zending der Kerk en aan de geloofwaardigheid onzer leer, dat de Kerk van Rome de éne, ware Kerk van Christus is, het centrum der eenheid, de Moeder- V-.waTin alle afgescheidenen moeten terugkeren, wil de verdeeldheid der Christenen ophouden te bestaan. Onze levenshouding is zeer vaak een ergernis voor andersdenkenden, zoals wij in het verleden mede- aanleidmg tot scheuring is geweest. Wanneer wij bij het bespreken cier voorafgaande intenties een weinig bloeiend godsdienstig leven by anderen moesten constateren de goeden niet te na gesproken dan dienen wq daaraan echter onmiddellijk toe te voegen, dat wijzelf met beter zijn. Wij moeten zelfs toegeven, dat onze verantwoordelijkheid groter is, daar wij, in Christus' ware Kerk levend, de volheid Zijner genademiddelen ter beschikking hebben, die anderen missen. Ons past daarom grote bescheidenheid en ernstige bezinning op eigen gedrag. Christus gaf ons opdracht „het zout der aarde" te zijn, maar Hij waarschuwde tevens, dat het zout, dat zijn smaak verliest, weggeworpen wordt. Over de ideale katholieke levenswijze en de tekorten in ons feitelijk gedrag wordt tegenwoordig in eigen kring zeer veel geschreven en gesproken. Het ware te wensen, dat de belangstelling daarvoor ruimer werd. Leiding heeft ieder nodig. De fouten van het verleden mogen nu niet meer worden gemaakt. God geve, dat „het zout der aarde" in ieder van ons zijn volle smaak terugkrijge. De naastenliefde zowel als onze onderlinge verantwoordelijkheid dwingt ons blijvend en vurig te bidden voor onze eigen geloofsgenoten, opdat allen hun goddelijke opdracht begrijpen mede te werken, ieder in eigen milieu en overeen komstig zijn persoonlijke mogelijkheden, aan de uitbreiding van het Godsrijk op aarde. ke algemene oriëntering dei katholieke Bidweekintenties omvat na de Christenen de Joden en Mahomedanen, waarschijnlijk omdat beide groepen één God vereren. Oecumenisch bekleden de Joden voor ons eigenlijk de eerste plaats, omdat zij als het vroegere uitver koren volk dat, zoals St. Paulus zegt, door God verre van verworpen is, met ons in de nauwste betrekking staan. Zonder hen is de Kerk onvolledig. De Kerk van Christus immers is de voltooiing van het Jodendom, waarvan het hele oude Testament spreekt. Ieder zal begrijpen, dat, wanneer wij voor de bekering der Joden bidden, dit dient te geschieden met een stuk schuldbewustzijn en een grondige herziening van ons gedrag. Anti semitisme is wezenlijk onkatho'iek. De laatste tqd ziin er onder individuele Joden talrijke bekeringen voor gekomen. Het directe bekeringswerk in de staat Israël echter steunt op ernstige moeilijkheden. Zowel politiek als godsdienstig zqn zij zeer verdeeld. Men vindt onder hen de communistisch getinte Hashomar Hatzain, de Revisionisten, de Mapaigroep, de „Generaal Zionisten" en de orthodoxe Joden. Onder hen bevinden zich nu een 9000 katholieke bekeerlingen. Hoogstens 10 pries ters kunnen zich onder de Joden aan het bekeringswerk wijden. Allerlei officiële bepalingen beperken hun bewegingsvrijheid. Ondanks alles echter verdienen de Joden een eerste plaats in onze oecumenische en aposto lische bekommernis. Godsdienstig en nationaal fanatisme verhinderen in ernstige mate de "eloofsverkondiging onder de Mahomedanen. Maar ook zij vallen onder Christus' apostolische opdracht. Juist omdat de katholieke missionaris sen onder de aanhangers van de Islam zoveej verzet ontmoeten, is het nodig, dat zij op de voortdurende steun van ons gebed kunnen rekenen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 6