Katholiek leven en de Bijbel
O
I
Spiegels van onze Nederlandse poëzie
vroeger, nu en door alle eeuwen
V
Sociale en
persoonlijke zorg
De zweer van D
Internationale Bidweek
D
Enige moeilijkheden
Lees de H. Schrift
HET RIJK EXPOSEERT
Het_ nut Van bloemlezingen
Dichters van
„dezen
tijd
Pfj/if
Ambtenaren bij
minister Beel
Verzetsprijs voor
Henriëtte van Eyk
IUAN ANTONIO DE ZUNZUNEGUI
r~a
"A
WILLEM HART t
RHEUMIN)
ZATERDAG 22 JANUARI 1955
PAGINA 6
LITERAIRE KRONIEK
Wilt Gij ONDERWIJZER worden?
HILVERSUM (Bekende schriftelijke cursus
Oud-toneelspeler
Salarisherziening
door
Uit het Spaans vertaald door dr G. J. Geers
„Madonna in de Kunst"
Liturgische weekkalender
23 JANUARIBekering van alle slechte
en afvallige katholieken
24 JANUARIBekering van Joden
en Mahomedanen
voortdurende aansporingen van
laatste tijd om de Bijbel te lezen
hebben hier en daar in katholie-
lieke kringen een verbazing gewekt,
waarmee men eigenlijk geen weg weet.
Er wordt wel gezegd, dat Z. H. de Paus
sterk op bijbellezing aandringt, men
hoort het ook wel van de kansel ver
kondigen en leest het in krant en tijd
schriften, maar toch: hoe zit dat nu?
Vele van onze geloofsgenoten hebben
nu eenmaal vast in hun hoofd, dat
de Bijbel iets is voor protestanten, en
wanneer ze horen, dat in een of ander
gezin de Bijbel gelezen wordt, of zien,
dat hij op tafel ligt, dan is hun eerste
reactie: dat zullen wel protestanten
zijn.
Anderen vragen zich verbaasd af,
waar die verandering in opvatting zo
plotseling vandaan komt, daar zij zich
uit hun jeugd nog goed herinneren,
er stond toch zo iets in de catechis
mus! dat bijbellezen maar een ge
vaarlijke bezigheid was, waarvoor je
speciaal verlof moest hebben.
Wat is daar nu van aan?
Om met 't laatste te beginnen: inder
daad heeft in vroegere jaren de catechis
mus geleerd, dat gewone mensen zon
der verlof de H. Schrift niet mochten
lezen in de landstaal. Wel in het Latijn,
n.l. -de officieel door de Kerk goedge
keurde Vulgaat-tekst. Hier zat de be
doeling achter, dat, wie de Bijbel in
het Latijn kon lezen en verstaan, ook
wel over zoveel ontwikkeling beschikte,
dat hij op de hoogte mocht geacht wor
den van de moeilijkheden, die met de
juiste verklaring der H. Schrift samen
hangen. Zo iemand zou dus wel voor
zichtig zijn, en daarom was het de
Kerk te doen, die immers, alles in
het werk stelt om onder de leiding
van de H. Geest zelf de zuivere be
tekenis van het Woord Gods te hand
haven. Er was immers door anders
denkenden zoveel misbruik van gemaakt
dat het gezegde ontstond: „elke ketter
heeft zijn letter," waarmee men wilde
aanduiden, dat men de H. Schrift, door
haar verkeerd uit te leggen, zo onge
veer alles kan laten zeggen. En daar
tegen was de Kerk wel verplicht met
alle kracht te waken. Het is dan ook
begrijpelijk, dat geen katholiek, zonder
speciale permissie, de Bijbel in een
andere taal dan het Latijn mocht lezen,
wanneer die vertaling niet door het
Kerkelijk gezag was goedgekeurd en
van verklarende voetnoten voorzien.
Deze regeling kwam dus enkel en al
leen voort uit bezorgdheid voor het juist
verstaan van het Woord Gods.
Wat nu die oude Catechismustekst
betreft, die wordt duidelijk in het licht
van het bovenstaande. Vooral wanneer
men bedenkt, dat er in die tijd maar
zeer weinig betrouwbare vertalingen te
krijgen waren en het algemene bescha
vingspeil lager lag dan thans. Men las
veel minder dan nu en de Katholieke
kregen alles, wat hun geloofsleven be
trof, „voorgekauwd" door hun priesters.
Men was daaraan gewoon en had geen
behoefte aan zelfstandig verworven ont
wikkeling.
Het zou van weinig wijsheid getuigen
die levenswijze zonder meer af te keuren
of zelfs belachelijk te maken. Er is toen
ontzaglijk veel goeds gedaan vanuit een
oprecht, diep godsdienstige overtuiging.
Maar zoals elke medaille haar keerzijde
heeft, zo ook deze. Men bleef al te zeer
opgesloten in eigen kring, men leefde
a.h.w. met oogkleppen aan en in een
verdedigende houding tegenover de bui
tenwereld.
Dit alles is tegenwoordig grondig an
ders! Gelukkig, mogen we zeggen,
ofschoon het de vraag is, of in onze
tijd om het zo eens te zeggen
de keerzijde van de medaille niet veel
groter is dan de voorkant! Het goede
echter van nü, de grotere openheid
naar het leven in het algemeen, de bre
dere ontwikkeling, het wijdere contact
met anderen en vooral het groeiend in
zicht in de fouten van het eigen ver
leden is een verworvenheid, waarvoor
wij zeer dankbaar mogen zijn.
Daarbij hoort ook Goddank een
veel gezondere fundering van het gees
telijk levgn. P. van Trigt S.M.A. drukt
het aldus uit: Wij, Rooms-Katholieken
zijn opgegroeid met „de engeltjes-bij-
het-slapen-gaan," met de zeer zoete ge
beden voor alle tijden, plaatsen en no
den uit de talloze kerkboeken, met de
zo noodzakelijke catechismus, waarvan
de vraag-en-antwoord-dreun velen meer
is bijgebleven dan de eigenlijke inhoud.
Wij zijn nooit met de Bijbel vertrouwd
geraakt, want de wiegedrukken waren
juist verschenen, toen de hervorming
begon en daarmee de katholieke arg
waan tegen een boek, door de hervorm
den als enige geloofsnorm aanvaard".
p die manier is langzamerhand
de totaal verkeerde opvat
ting ontstaan, dat bijbellezen een
protestantse aangelegenheid is. De ver
klaring hiervan is niet zo moeilijk. Na
de hervorming, die ten gevolge had, dat
velen zich van de Moederkerk losscheur
den, ontstond in de Katholieke Kerk
zelf een grootscheepse z.g. contra-refor
matie, een tegen-hervorming, d.w.z.
een overigens zeer succesvolle in
spanning van de kant der Kerk zelf
om de bestaande misbruiken uit te roei
en. Luther en zijn volgelingen hadden
dat ook geprobeerd, maar zij deden
het door het geloof aan te tasten. De
centra-reformatie noemen wij de bewe
ging die ongeveer in 1550 in de katholie
ke Kerk ontstond om door de duidelij
ke uiteenzetting van haar leer en de
heiliging van haar leden het Kerkelijk
leven te hernieuwen en zodoende een
dam op te werpen tegen het groeiende
protestantisme. Het Concilie van Tren-
te gaf aan de Kerk zijn dogmatisch leer-
en hervormingsprogram en de Voorzie
nigheid zorgde voor sterke geloofsman-
nen om de reformatie in hoofd en le
den uit te voeren. Grote pausen en ko
ningen, heiligen en nieuwe kloosteror
den hebben het godsdienstig leven een
totaal ander aanzien gegeven, waarmee
de gelovigen samenwerkten, die door
de strijd de waarde van het geloof der
Moederkerk hadden leren waarderen.
Hier was echter ook een schaduw
zijde, die, doordat zij in de komende
eeuwen voortduurde, ernstige vergroei
ingen in de mentaliteit der katholieken
heeft veroorzaakt. Wij bedoelen dit:
door een al te stelselmatige strijd tegen
het Protestantisme, die natuurlijk nood
zakelijk was men had allerlei ge
loofswaarheden tegen hun ontkenningen
of misvormingen te verdedigen kreeg
de levenshouding van velen een te uit
sluitend negatief en defensief karak
ter. Alles, wat protestants was, werd
verdacht en afgewezen, de Bijbel in
cluis. D.w.z. natuurlijk wees de Kerk
de Bijbel niet af. Samen met de over
levering is dat immers de bron van
haar geloof! Maar door het misbruik,
dat ervan gemaakt werd, door de vele
valse verklaringen van Gods Woord,
werd men huiverig de H. Schrift aan de
gewone mensen in handen te geven, die
immers over geen ontwikkeling beschik
ten. Men legde daarom alle nadruk op
de Goddelijke oorsprong van het Ker
kelijk gezag, waaraan alleen de abso
luut betrouwbare verklaring van de H.
Schrift is toevertrouwd. En dat God
delijk priesterschap missen de protes
tanten, die bij het lezen der Schrift
ieder voor zich vertrouwen op de lei
ding van de H. Geest. De tengeyolge
daarvan steeds toenemende versnippe
ring in de opvattingen en zelfs in de
geloofsleer heeft tot op de dag van van
daag nog niet opgehouden.
Wanneer wij dus van de ene kant de
maatregel der Kerk wijs en voorzichtig
nfoeten noemen zijn anderzijds de niet
bedoelde gevolgen daarvan minder
gunstig geweest. Het katholieke volk is
stilaan van de Bijbel vervreemd en
heeft daardoor ernstige geestelijke
schade geleden. Nu de omstandigheden,
die tot bovengenoemde maatregel heb
ben geleid, totaal veranderd zijn, is er
ook geen sprake meer van, dat men
de H. Schrift gevaarlijk zou achten.
Zeer integendeel! „Lees de Bijbel"
hoort en leest men tegenwoordig over
al. Want daarin vindt men, tezamen
met het levende leergezag der Kerk,
de gezondste bron voor een echt dege
lijk geestelijk leven. Het is dan ook
een geheel en al verkeerde opvatting
het bijbellezen het voorrecht der pro
testanten te noemen. De H. Schrift is
het boek, bij uitstek voor alle mensen
van alle tijden. Daarin spreekt God zelf
tot ons. Maar om Zijn woord zuiver te
verstaan, hebben wij het leergezag van
Zijn Kerk nodig, die, door de H. Geest
geleid, niet dwalen kan op het gebied
van geloof en zeden.
n het oude
Prinsenhof te
Delft stelt het
Rijk kunstwerken
ten toon, die het
sedert de oorlog
via het ministerie
van O., K. en W.
heeft aangekocht.
De rijksoverheid
geeft daarmee „re
kenschap" van haar
aankoopbeleid en
het is daarom, dat
de tevens tot voor
lichting dienende
tentoonstelling de
naam van „Reken
schap" draagt.
Het is een ten
toonstelling met
boeiende aspecten.
De modernen zijn
in opvallende ma
te vertegenwoor
digd. Van verschei
dene kunstenaars
zijn de beste wer
ken genomen, zo
bijvoorbeeld van
de Haarlemmer
Kees Verwey het
man het portret
van zijn moeder
en van Paul Ci
troen het portret
van
dige
ooral van oudere mensen kan men nog wel eens te horen krijgen, dat ze
datgene, wat ze afweten van de vaderlandse poëzie, te danken hebben
aan een bloemlezing. Met name Dirk Coster heeft zich bij tallozen ver
dienstelijk gemaakt door in 1925 de „Nieuwe geluiden" uit te geven, een bloem
lezing, die in herdruk op herdruk haar bestaansrecht heeft bewezen, maar
thans als „nieuw" geluid definitief is overleefd. De tijd heeft sinds 1925 minder
dan ooit stilgestaan. Men wordt dat ook, bijna schrijnend, gewaar wanneer
men de eerste drukken van „Dichters van dezen tijd", verzorgd door mr. J. N.
van Hall, eens vergelijkt met de veertiende druk e.v. door D. A. M. Binnendijk.
bloemlezing verschenen, waarvan de
publieke betekenis met enig recht kan
worden vergeleken met die van „Dich
ters van dezen tijd" in het eerste kwar
taal en die van „Nieuwe geluiden" ge
durende het tweede kwartaal dezer
eeuw?
Ik ben geneigd de twee bundels
„Stroomgebied" van Ad den Besten
als zodanig te beschouwen. Diens in
leiding tot een bloemlezing uit de poëzie
van de na-oorlogse dichtergeneratie is
een zo breed mogelijke presentatie en
interpretatie van wat er momenteel
„speelt".
Van Hall, de anti-Tachtiger, im
mers, hij werd redacteur van De (oude)
Gids in 1883 gunde in de eerste druk
grandioze zelfpör- i van zÜn „Dichters van dezen tijd", in
tret, van Piet Wieg-1894> de toenmalige jongeren gaarrte
een plaats; trouwens het was nauwe
lijks mogelijk aan hen voorbij te gaan.
Thans echter is het nauwelijks mogelijk
no& *e4s van den °P te nemen in een
de 'letterkun- bundel waarvan de inhoud door de oor-
Victor van spronkelijke titel wordt gedekt. De eni-
Vriesland, wiens ëe Tachtiger, die nog mee mag doen-is
Spiegel van de 'Albert Verwey, omdat met hem, zo-
Nederlandse poëzie we! door z«n Poëzie als door zijn theo-
Hierboven
portret.
-
een afbeelding van dit op de expositie
door alle eeuwen"
in de Literaire Kro
niek van vandaag
besproken wordt.
„Rekenschap" aanwezige
Advertentie
Vraag dan zo spoedig mogelijk de
15e druk van ons prospectus aan.
Soestdijlcerstraatweg 83 Telefoon 5432
Sinds meer dan 10 jaar heeft onze „Schriftelijke Kweekschool" ongeëvenaarde
successen, leder jaar slagen tientallen cursisten v. h. Staatse*, v. Onderwijzer.
Zeer goede opleidingen zijn ook: Staatsexamen Gymnasium en Mulo.
En om leraar te worden: Ned., Fr., D. en Eng. M.O., Wiskunde M.O. K' en Kv
In de nacht van Donderdag op Vrij
dag is, na voorzien te zijn van de H.H.
Sacramenten der Stervenden, in het
Diaconessenziekenhuis te Eindhoven op
70-jarige leeftijd overleden de oud
toneelspeler Willem Hart.
Willem Hart stamde uit een oude
toneelspelersfamilie te Boskoop. Zijn
vader trok met een schouwburgtent
door het land. Daarin kreeg de jonge
Willem zijn eerste toneellessen. Op 25-
jarige leeftijd sloot hij zich aan bij het
gezelschap van Ben Delmonte. In de
twintiger jaren nam hij de directie van
het Rembrandt-theater van de heer
Desmet op zich. Maar zijn hart bleef
bij het toneel. In 1932 vormdë' hij met
Piet Vink en Netty Hart een nieuwe
toneelcombinatie, welke hoofdzakelijk
de provincie bespeelde met oude volks
stukken als „De voddenraper van Pa
rijs", „De witte non" e.d. In 1936 trad
hij uit de combinatie om van Eind
hoven uit toneeluitvoeringen in de
provincie te brengen met een troupe de
la tableau, welke hoofdzakelijk uit
amateurspelers bestond, welke hij rond
om zich verzamelde. Na de oorlog asso
cieerde hij zich nogmaals voor enkele
jaren met Piet Vink, om daarna zijn
krachten te gebruiken als regisseur van
amateurgezelschappen in Eindhoven en
als leider van schooluitvoeringen der
Eindhovense gymnasia.
Enkele jaren geleden is Willem Hart
tot de Katholieke Kerk overgegaan.
^niiprTtniTit-
(Vervolg van pagina 1)
Dit verschijnsel is historisch verklaar
baar. De positie, die de arbeider eer
tijds innam was niet die van mens on
der de mensen, maar van een nummer
in de onderneming. Prof. Duynstee stelt
nu terecht, dat de persoonlijke zorg en
dus ook de persoonlijke verantwoorde
lijkheidszin moeten behouden blijven,
wanneer wordt gestreefd naar sociale
zekerheid. Om deze redenen zijn wij
voorstander van het subsidiariteitsbe
ginsel en tegenstander van het volko
men staatsoverwicht. Maar o.a. één
punt ontmoeten we meerdere keren ook
bij geloofsgenoten, dat ons ongerust
maakt, n.l. dat men omwille van het
behoud van de persoonlijke verantwoor
delijkheid ogenschijnlijk instemt met het
blijven voortbestaan van toestanden, die
in zich in strijd zijn met de sociale
rechtvaardigheid. Tal van Kamerleden
hebben zich destijds verzet tegen het
invoeren van de acht-urendag, omdat
zij vreesden, dat de arbeiders zich zou
den gaan overgeven aan drankmisbruik
en andere vormen van onjuiste vrije
tijdsbesteding.
Op dezelfde gronden als sommige
mensen zich thans verzetten tegen een
„sociale zekerheid van de wieg tot het
graf", op dezelfde gronden zou men
zich kunnen verzetten tegen een rede
lijke beloning van de arbeid. Toen schrij
ver dezes werd geboren als jongste in
een gezin van 9 kinderen verdiende
zijn vader zegge en schrijven 6,- per
week. Hij kon zijn gezin slechts voor
de allerbitterste armoede behoeden door
ongeveer dag en nacht door te werken.
Dit was een uiting van zijn grote ver
antwoordelijkheidszin en deze werd ze
ker niet minder, toen langzamerhand
zijn loon steeg tot zelfs 10,- per week.
Er kwam wat meer „welvaart" en een
klein tikkeltje minder sociale onrecht
vaardigheid.
De vraag waar het om gaat is deze:
of we datgene wat we als sociaal on
rechtvaardig erkennen mag blijven be
staan ten bate van wat we verant
woordelijkheidszin plegen te noemen.
Men zal de stelling toch niet aandur
ven, dat zij die geen materiële zorg
kennen onverantwoordelijke Heden zou
den zijn, maar gelijk heeft prof. Duyn
stee weer, wanneer hij waarschuwt te
gen een verzorging van bovenaf. Daar
om Is het zo belangrijk, dat wij, katho
lieken, nauwkeurig durven te analyse
ren, welke zwakke plekken er nog in
ons sociaal-economische menselijke ver
houdingen bestaan en deze in de kern
durven aan te pakken, vooral door de
verantwoordelijkheid te leggen waar ze
behoort, bij het bedrijfsleven. Want
daar moet tenslotte ook het geld van
daan komen, waarmee al deze zeker
heden kunnen worden gefinancierd.
TOCH
CcGAA
FRITS HAD GELIJK:
20 tabletten 65 cent
(Van onze Haagse redactie)
De audiëntie, die de ambtenarenorga-
nisaties Vrijdag met de minister van
Binnenlandse Zaken prof. dr. L. Beel
hebben gehad, heeft uiteraard niet het
karakter van overleg gehad. Deze kant
van de zaak is aan het Georganiseerd
Overleg voor Ambtenarenzaken voorbe
houden. Men heeft zich ertoe beperkt
de minister uiteen te zetten, dat de
moeilijkheden in de ambtenarengezinnen
toenemen en dat men zeer teleurgesteld
begint te worden over het lange uitblij
ven van de reeds maanden geleden toe
gezegde regeringsmaatregelen inzake de
nivellering enz. De salarisherziening
blijkt een zeer gecompliceerd probleem
te zijn, waar zelfs de minister van Bin
nenlandse Zaken, voor wie geen be-
stuursaangelegenheid onoplosbaar is, zo
maar niet uitkomt. Ongetwijfeld zal dit
contact zijn nut hebben gehad ter ver
dere stimulering van wat ook in de
Ministerraad reeds een punt van uitvoe
rig overleg is geweest.
•S
De jaarlijkse litteratuurprljs van de
Stichting Kunstenaarsverzet 19421945
groot f 1009), die ditmaal wordt uit
gegeven voor een auteur op het gebied
van de romankunst, is door het bestuur,
op voordracht van de jury, toegekend
aan mevrouw Henriëtte van Eyk.
Zaterdag 12 Februari a.s. in het Stede
lijk Museum te Amsterdam. Anton van
Duinkerken zal daarbij een rede uit
spreken, getiteld: „Blijvende waarde der
verzetspoëzie".
retische beschouwingen, een nieuwe
phase is begonnen van de Beweging van
Tachtig". Het wezenseigene van het
boekje is intussen, Hélène Swarth en
zoveel andere zingende harten uit de
nadagen van tachtig geschrapt zijnde,
teloor gegaan. Het schijnt ondoenlijk te
wezen eenzelfde vlag boven een steeds
wisselende lading te voeren en hoog te
houden. Begrippen als „van dezen tijd"
en „nieuwe geluiden" vragen niet al
leen om een grondwetsherziening,
maar ook om een nieuwe naam, een
nieuw teken.
Stroomgebied
Is er na de tweede wereldoorlog een
aib«
Het Aartsbisschoppelijk Museum
heeft een kostbaar Madonnabeeld uit
de kunsthandel weten te verwerven.
Het is algemeen bekend, dat in de
verzameling vooral de middeleeuwen
goed vertegenwoordigd zijn. De nog
bescheiden collectie barok-sculpturen
heeft nu door deze aanwinst aan be
langrijkheid aanzienlijk gewonnen. Dit
lindenhouten beeld is geheel en al
gaaf in de oude polychromie bewaard.
Maria's charmant gedrapeerde kleed
is van een violetachtige tint. waarover-
heen de weids geplooide tweedelige
mantel in rood en blauw een fraaie
contrastwerking te zien geeft. De kleu
ren accentueren op gelukkige wijze
het élan en het feestelijk karakter,
die de sculptuur op zich reeds bezit.
Bijna zeker is dit stuk in de laatste
decennia der zeventiende eeuw in een
Antwerps atelier ontstaan, zoals ver
gelijking met andere sculpturen uitwijst.
Op de tentoonstelling „De Madonna in
de Kunst" staan enkele verwante
beelden (no's 60 en 61).
Deze nieuwe aanwinst is te bezich
tigen in de Bovenkapel van het
Aartsbisschoppelijk Museum in het
Centraal Museumgebouw te Utrecht.
Hij had een veelbelovende
droom. Hij bevond zich in zijn
studeerkamer bezig op een teke
ning zijn dodelijk apparaat te ver
volmaken, toen het dienstmeisje
hem kwam melden:
„Mijnheer, ik heb in de voor
kamer een comité van walvissen gelaten dat U wilde
spreken."
„Laat ze binnenkomen"
Hij wachtte een ogenblik.
„Gaat U zitten, dames, gaat U zittenen, al
kan ik het me reeds enigszins indenken, zegt U ma
waarmee ik U van dienst kan zijn."
Hij keek eens van opzij en zag, dat het een comité
was van blauwe walvissen, het deftigste en smake
lijkste wat er onder walvissen bestaat.
„Kijk U eenswe hebben gehoord", begon de
oudste walvis te spreken met het statige en schran
dere uiterlijk van een professor in de penningkunde,
„we hebben gehoord"
„Van mijn uitvinding natuurlijk."
„Juist".
„En wat vindt u ervan?"
„Daarover kwamen we u juist spreken".
„Ik luister met genoegen", antwoordde de uitvin
der hoffelijk.
De oude walvis bewoog haar grote, heen en weer
wiegende hoofd, keek naar de jonge leden van de
commissie: daarna, zich met de staart achter haar
oor krabbend:
„Neem u mij niet kwalijk, maarhebt u wel eens
de huid van een walvis aangeraakt?Voel u eens,
voel u eens en zij schoof dichter bij de tafel, ,,'t Is
niet de huid van een ezeltje, dat verzeker ik u".
De uitvinder voelde en merkte inderdaad dat hij
heel hard was.
„Bovendien hebben we onder onze huid nog een
heel dikke laag vet".
„Dat geeft niet; ondanks dat alles zult u door mijn
apparaat onmiddellijk gedood worden".
„Ik geloof het niet".
„Willen we dadelijk maar eens de proef nemen?"
De uitvinder betrapte de jongere walvissen erop
dat zij de oude met de staart aanstootten, dat ze ziel
moest inhouden.
„Wat mij betreft...."
Maar een van de jonge walvissen sprong op:
„Daarvoor zijn we niet gekomen; wij jongeren
geloven in uw uitvinding, en wat meer is, wij geloven
in alle uitvindingen, daarvoor zijn wij jong, en we
zijn gekomen om een overeenkomst te treffen....
Alle jonge walvissen ter wereld en dat kunnen mijn
collega's u bevestigen, willen in vrede leven."
„Dat lijkt me een reuze-idee".
De oude walvis liet haar grote hoofd zakken en
bleef naar de grond kijken zonder een kik te geven
„Als eenmaal uw uitvinding", vervolgde de jonge
walvis, „bekend wordt bij de volgende maatschap
pijen:
Noorse Maatschappijen: Gevestigd te:
A.S. Thor Dahl Sandefjord (Noorwegen)
Anders Jahare id. id.
Johan Rasmussen Co id. id.
Loren L. Christiansen id. id.
Vaalman Brugge Tonsberg id.
Brunn Von der Lippe id. id.
Melson Melson Narvik id.
Winge Co Oslo id.
„En bij de volgende maatschappijen," voegde een
tweede jonge walvis er aan toe:
Engelse Maatschappijen: Gevestigd te:
Chr. Salvensen Co Leith (Schotland)
United Whalers Company Londen
Levers Bros Liverpool.
„En bij de volgende," ging een derde jonge walvis
voort:
Nederlandse Maatschappijen:
iurgens LtdDeze firma's werken in
/an den Bergh's Ltd. Engeland onder de naam
Unilever Ltd. en in Hol
land onder de firma
naam Unilever N.V.
„Welnu, stel u eens voor," nam de eerste jong
walvis weer het woord, „stel u eens voor wanneer o;
een ogenblik heel die internationale trust, voorna
melijk door deze maatschappijen gevormd en onde;
Engels beheer, ertoe overgaat, wanneer hij ons gaa
vangen, van uw apparaatje gebruik te maken
Wij. de jongeren, zeggen allemaal: laten de oude wat
vissen zich dan maar laten electrocuteren, als ze daa
'in in hebban: natuurlijk, zij hebben toch nog maa
weinig jaren te levenmaar de jongeren willet
rustig leven en wij zijn voor een minnelijke schik
king."
„Juist, juist" vielen haar de overige jonge wal
vissen bij.
„En U wilt dus blijkbaar, dat ik mijn uitvinding
opberg?"
„Precies. U ziet toch wel dat u ons zou decimeren
en dat we zouden sterven als ratten! Dat zou vrese
lijk zijn".
De oude walvis hief haar grote hoofd op en zuchtte.
De uitvinder krabbelde nadenkend de punt van zijn
neus.
„Ja. ja... maar van Uw kant... wat?"
„Nu daarvoor zijn we gekomen... Wat denkt U van
drie?"
„Drie wat?"
„Drie walvissen".
„Per dag?"
„Mijn lieve man!Per week."
„Dat is heel weinig tegen de grote opoffering dat
Ik mijn uitvinding voor me houd."
„Vier dan?"
„Te weinig."
„Goed dan, vijf., met vijf walvissen van ongeveer
veertig ton hebt U genoeg voor de hele stad".
„Die is goed! Wie heeft U wel gezegd, dat ik die
walvissen wil hebben voor de stad?"
„Neem me niet kwalijk".
„Kom dan, doet U een voorstel," stelde de jongste
van de commissie beangst voor".
„Zo'n stuk of tien."
„Oh wat verschrikkelijk! Dat kan niet!... Dan He-
ver dood".
„Nu dan schrijf ik vandaag nog aan de internatio
nale trust voor walvisvangers".
„Doet U dat alstublieft niet!"
En de jonge walvissen drongen zo dicht op hem
)e, dat hij het onrustige kloppen van hun hart voel-
le.
„Goed dan, we zullen het bij acht laten".
„Mijn God! Wat zijn de mensen hardvochtig!"
lompelde de jongste walvis, terwijl er dikke tranen
ings haar wangen rolden.
De uitvinder boog het hoofd.
„En als we het dan stellen op zes met één jong
/alvisje per week als toegift?" stelde de meest ener-
!eke voor.
..Goed, goed."
„We zuilen loten onder elkaar en de zes die er in
.en zullen zich elke Zaterdag komen overgeven aan
et dok van de stad en dan ziet U maar" riep de
alvis deemoedig uit.
„Vèrgeet U niet het baby-walvisje, het toegiftje"
„Maak U geen zorg".
(Wordt vervolgd.)
Elk dichterschap wordt door Den Bes
ten in „zijn goed recht" gelaten, zulks
in het besef, „dat het noodzakelijk is
een dichter naar zijn eigen intenties
te verstaan en hem aan de realisatie
daarvan te meten, wil men de betekenis
van zijn poëzie kunnen bepalen". Juist
dit besef, consciëntieus betracht, maak
te Den Besten tot de man bij uitne
mendheid voor deze eigentijdse bloem
lezing. Elke andere opvatting van poë-
ziecritiek includeert een benadering
waarbij, om een voorbeeld te noemen,
de experimentelen er a priori óf gun
stig óf ongunstig afkomen. Wanneer
men een „stroomgebied" in kaart
brengt, moet men alle mogelijkheden
„open" houden. Overal kan levend
water zijn. Er bestaan bovendien dich
ters die als Mozes water uit de rots
slaan; waarom zou hun poëzie niet
blauw mogen worden ingekleurd?
De grenzen van Den Bestens
„Stroomgebied" werden slechts bepaald
door de overweging of het gebodene
voortkwam uit wat de bloemlezer op
een of andere manier ervoer als „mo
dern levensgevoel" (en uiteraard ook
door eenvoudige eisen van kwaliteit).
Modern werd hier in elk geval niet ver
engd tot een of ander -isme, zomin als
Den Bestens begrip „na-oorlogse gene
ratie" beperkt bleef, tot wat algemeen
verstaan wordt onder „groep" of „groe
pering". Werkelijk, niemand gidst u zo
door het veel-stromenland der heden
daagse dichtkunst als Den Besten. Ho
pelijk brengt hij over een jaar of zo de
lust en de tijd op zijn werk voor 'n
herdruk met nieuwe gegevens en ka
rakteristieken aan te vullen.
Vierduizend maal mooi
Nadat aldus de betekenis van „Dich
ters van deze tijd", „Nieuwe geluiden"
en „Stroomgebied" voor de tijdgenoot
is geaccentueerd, moge alle aandacht
gevestigd worden op de grote driede
lige bloemlezing van Victor van Vries
land: „Spiegel van de Nederlandse po
ëzie door alle eeuwen". De eerste uit
gave van deze bloemlezing besloeg de
periode van 1100 tot 1900; zij verscheen
reeds voor de oorlog. Enige tijd geleden
is er een vervolg op verschenen, lopen
de van 1900 tot 1940. En zojuist bereikt
ons dan het derde deel: 1940—1955.
Dit'derde deel zou het werk van Ad
den Besten grotendeels overbodig kun
nen maken, ware het niet dat er de
„inleiding" aan ontbrak, welke de hier
boven genoemde bloemlezingen juist zo
karakteristiek deed zijn als visitekaar
tje, of als bode van een nieuw seizoen.
Victor van Vriesland beoogt met zijn
werk iets anders dan het aankondigen
van een nieuwe lente en een nieuw ge
luid. Hij wil niets meer en niets minder
dan de poëzieminnaar helpen aan een
reuze bloemlezing, waarin het mooiste
(dat is dus niet altijd het meest karak
teristieke!) uit de Nederlandse poëzie
door alle eeuwen is tezaamgebracht.
Naa schatting bevat zijn Spiegel in
totaal een vierduizend verzen, dat
is heel wat! Men kan gevoeglijk aan
nemen, Van Vriesland's belezenheid en
exquise smaak bovendien kennende,
dat de eenvoudige liefhebber van
poëzie hier vrijwel alle parels der klas
sieke dichtkunst bijeen vindt, afgezien
dan van de gedichten die een zekere
omvang te boven gaan.
Wat inzonderheid het laatste deel ,.de
hedendaagse dichters", aangaat, Van
Vriesland heeft daarin ook over
gangsfiguren opgenomen, dichters dus
die in eerste aanleg bijvoorbeeld tot
de vooroorlogse Criterium-generatie
behoren, maar die zich na de oorlog
aanzienlijk hebben vernieuwd. De poë
ten zijn in chronologische orde van hun
geboortejaren opgenomen; niet groeps
gewijs. Ook hier dus het loffelijk stre
ven elk dichterschap voor zich te laten
spreken en a.h.w. zichzelf waar te
laten maken. Opgemerkt zij te nslotte,
dat Nederlanders en Vlamingen gelijke
lijk werden behandeld, geen discrimina
tie dus!
Deze bloemlezing „Spiegel van de
Nederlandse poëzie door alle eeuwen"
is een standaarduitgave, die terecht ook
als zodanig door de uitgever is
verzorgd, met financiële medewer
king van het Prins Bernhard Fonds. Zij
maakt aanspraak op de intense belang-
steling van velen. Zij kan een blijvende
vriendin voor u zijn. Ge raakt niet
gauw in haar uitgelezen, in casu in haar
uitgekeken.
NICO VERHOEVEN.
Uitg. J. M. Meulenhoff, Amster
dam 1954.
De Pauselijk Internuntius, mgr. Pao
lo Giobbe, heeft Vrijdagmiddag een be
zoek gebracht aan het Centraal Mu
seum te Utrecht om de tentoonstelling
„De Madonna in de Kunst" te bezich
tigen. Mgr. Giobbe, die rondgeleid werd
door de directrice, mej. dr E. Hout
zager, toonde grote belangstelling voor
de expositie.
In verband met de belangstelling, die
de tentoonstelling geniet, zal zij van
24 Januari t.m. 2 Februari (sluiting)
behalve van 10 tot 17 ook van 20 tot
22 uur te bezichtigen zijn, met uitzon
dering van Zaterdag en Zondag.
ZONDAG 23 Januari: 3e Zondag na Drie
koningen; eigen mis; 2 geb. H. Raymun-
dus; 3 geb. H. Emerentiana; Cred'o: pref.
van de H. Drieëenheid; groen.
MAANDAG: H. Timotheus, bisschop-mar
telaar; mis Statuit; rood.
DINSDAG: Paulus' bekering; eigen mis; 2
geb. H. Petrus; Credo: pref. van de
apostelen; wit.
WOENSDAG: H. Polycarpus, bisschop-mar
telaar; eigen mis; rood.
DONDERDAG: H. Joannes Chrysostomus,
bisschop-belijder-kerkleraar; eigen mis;
Credo; wit.
VRIJDAG: H. Petrus Nolascus, belijder;
mis Justus; 2 geb. H. Agnes; wit.
ZATERDAG: H. Franciscus van Sales, bis
schop-belijder-kerkleraar: mis In medio;
Credo; wit.
ZONDAG 30 Januari: 4e Zondag na Drie
koningen: eigen mis; 2 geb. H. Martina;
3 geb. Deus qui salutis; Credo; prefatie
van de H. Drieëenheicf; groen.
Wanneer men de intenties der Bidweek, zoals die onder de katholie
ken over de hele wereld zijn verspreid, vergelijkt met de
opzet der Protestanten, dan blijkt onmiddellijk, dat de eerste
veel wqder zijn georienteerd Behalve voor de eenheid onder de Christe
nen bidt de katholiek ook, dat de verlossingsgenade de hele mensheid
moge toebedeeld worden. Daardoor heeft de Bidweek, ofschoon niet
katholiek van oorsprong, een echt katholieke gerichtheid gekregen Het
hele mensdom hoort immers in het Vaderhuis thuis, in het centrum
der eenheid: de ene, ware Kerk van Christus. Dit legt ons echter
tevens zeer ernstige verplichtingen op. Voor de meesten staat en valt
de werfkracht van bet katholicisme met de levenswijze van zijn aan
hangers. Immers, wanneer het katholicisme is wat het beweert te zijn
dan. is het nog onbegrijpelijker zoals maar al te veel gebeurt dat
men ertpe kan komen er geheel afstand van te doen. De protestantse
oecumenische beweging dankt haar oorsprong aan de overtuiging, op
gedaan op de zendingsvelden, dat de onderlinge verdeeldheid het zendings
werk in hoge mate belemmert. Zo doet het levensgedrag der Katholieken
zeer ernstig atbreuk aan de toepassing van de apostolische zending der Kerk
en aan de geloofwaardigheid onzer leer, dat de Kerk van Rome de
éne, ware Kerk van Christus is, het centrum der eenheid, de Moeder-
V-.waTin alle afgescheidenen moeten terugkeren, wil de verdeeldheid
der Christenen ophouden te bestaan. Onze levenshouding is zeer vaak
een ergernis voor andersdenkenden, zoals wij in het verleden mede-
aanleidmg tot scheuring is geweest. Wanneer wij bij het bespreken
cier voorafgaande intenties een weinig bloeiend godsdienstig leven by
anderen moesten constateren de goeden niet te na gesproken
dan dienen wq daaraan echter onmiddellijk toe te voegen, dat wijzelf
met beter zijn. Wij moeten zelfs toegeven, dat onze verantwoordelijkheid
groter is, daar wij, in Christus' ware Kerk levend, de volheid Zijner
genademiddelen ter beschikking hebben, die anderen missen. Ons past
daarom grote bescheidenheid en ernstige bezinning op eigen gedrag.
Christus gaf ons opdracht „het zout der aarde" te zijn, maar Hij
waarschuwde tevens, dat het zout, dat zijn smaak verliest, weggeworpen
wordt. Over de ideale katholieke levenswijze en de tekorten in ons
feitelijk gedrag wordt tegenwoordig in eigen kring zeer veel geschreven
en gesproken. Het ware te wensen, dat de belangstelling daarvoor
ruimer werd. Leiding heeft ieder nodig. De fouten van het verleden
mogen nu niet meer worden gemaakt. God geve, dat „het zout der aarde"
in ieder van ons zijn volle smaak terugkrijge. De naastenliefde zowel
als onze onderlinge verantwoordelijkheid dwingt ons blijvend en vurig
te bidden voor onze eigen geloofsgenoten, opdat allen hun goddelijke
opdracht begrijpen mede te werken, ieder in eigen milieu en overeen
komstig zijn persoonlijke mogelijkheden, aan de uitbreiding van het
Godsrijk op aarde.
ke algemene oriëntering dei katholieke Bidweekintenties omvat na
de Christenen de Joden en Mahomedanen, waarschijnlijk omdat
beide groepen één God vereren. Oecumenisch bekleden de Joden
voor ons eigenlijk de eerste plaats, omdat zij als het vroegere uitver
koren volk dat, zoals St. Paulus zegt, door God verre van verworpen
is, met ons in de nauwste betrekking staan. Zonder hen is de
Kerk onvolledig. De Kerk van Christus immers is de voltooiing van
het Jodendom, waarvan het hele oude Testament spreekt. Ieder zal
begrijpen, dat, wanneer wij voor de bekering der Joden bidden, dit
dient te geschieden met een stuk schuldbewustzijn en een grondige
herziening van ons gedrag. Anti semitisme is wezenlijk onkatho'iek. De
laatste tqd ziin er onder individuele Joden talrijke bekeringen voor
gekomen. Het directe bekeringswerk in de staat Israël echter steunt
op ernstige moeilijkheden.
Zowel politiek als godsdienstig zqn zij zeer verdeeld. Men vindt
onder hen de communistisch getinte Hashomar Hatzain, de Revisionisten,
de Mapaigroep, de „Generaal Zionisten" en de orthodoxe Joden. Onder
hen bevinden zich nu een 9000 katholieke bekeerlingen. Hoogstens 10 pries
ters kunnen zich onder de Joden aan het bekeringswerk wijden. Allerlei
officiële bepalingen beperken hun bewegingsvrijheid. Ondanks alles echter
verdienen de Joden een eerste plaats in onze oecumenische en aposto
lische bekommernis.
Godsdienstig en nationaal fanatisme verhinderen in ernstige mate de
"eloofsverkondiging onder de Mahomedanen. Maar ook zij vallen onder
Christus' apostolische opdracht. Juist omdat de katholieke missionaris
sen onder de aanhangers van de Islam zoveej verzet ontmoeten, is
het nodig, dat zij op de voortdurende steun van ons gebed kunnen
rekenen.