Ons geestelijk klimaat VOLK VAN RUSLAND „SEPTEMBER", de roman van een hyperromantische jeugd W De zweer van Don Lucas Politieke en sociale doorbraak M' Jubilerende Redersvereniging thans Koninklijk A Gupa: KNEEDBAAR HOOT van Geta Bever JUAN ANTONIO DE ZUNZUNEGUI Geven wij te weinig uit voor ons interieur? DE VASTENBRIEF Eenheid van leer en leven Dagelijkse botsingen „Burgers Bereid" Prins Bernhard aanvaardt het beschermheerschap IS DAGDIEVERIJNOG TOEGESTAAN'? Opmerkelijk debuut Tiendaagse voor woninginrichting 5 doktoren LITERAIRE KRONIEK ZATERDAG 26 FEBRUARI 1955 PAGINA 6 Liturgische weekkalender Nieuwe B.B.-film: Tweestrijd bijgelegd in Indonesisch leger „Handvest" ondertekend in Djocja Wij weten nog altijd bitter weinig van Rusland. Er doen zich daar steeds weer gebeurtenissen voor, waarvan wij niets begrijpen. Artikelen spreken elkaar tegen en deskundigen verkeren in onzekerheid. Foto's kunnen niet liegen, vandaar dat er al sinds meer dan 35 jaar nauwelijks enige foto's (en dan nog gecensureerde) uit Rusland zijn gekomen. Onlangs echter werd de wereldberoemde fotograaf Cartier-Bresson in de gelegenheid gesteld drie maanden door Rusland te reizen en te fotograferen. Hij keerde terug met honderden opnamen, die alle even uniek en belangwekkend zijn? DE GEBEURTENIS VAN HET JAAR IN NEDERLAND UITSLUITEND DE KATHOLIEKE ILLUSTRATIE BON <~Paut>elijke maandintentieó Voor de maand FEBRUARI 1955: 1. Dat de TECHNIEK ons tot God moge voeren. 2. De Missies van CENTRAAL AFRIKA k» Afnemende werkloosheid in Engeland Wereld ontvloden door Uit het Spaans vertaald door dr G. J. Geers Paul Claudel f Deelneming van Nederland 40.000 schade bij brand te Apeldoorn waarschuwen tegen het misbruik van laxeermiddelen De Vastenbrief van dit jaar is naar de eigen woorden van het Epis copaat „slechts een eenvoudig herdelijk woord", dat de bisschoppen tot ons richten met een hart vol be zorgdheid voor de ontstellend toene mende geloofsverslapping en zelfs af val. Bewogen door een diepe aposto lische onrust ten aanzien van het ziele- heil der aan zijn zorgen toevertrouwde gelovigen dringt het Episcopaat met alle nadruk erop aan, dat wij toch onze verantwoordelijkheid mogen beseffen ten cpzichte van iedereen, die de Voor zienigheid ons op onze levensweg doet ontmoeten. Wie onbevangen luistert naar het bisschoppelijk vermaan kan niet anders dan zich getroffen voelen door de oprechte liefde, die daaruit spreekt. Met bewuste veronachtzaming van alle wetenschappelijkheid richt het Episcopaat zich rechtstreeks tot ons hart. Met voorbijgaan van alle louter men selijke middelen doet het Episcopaat een direct beroep op de enige macht en kracht, die „de wereld overwint", de liefde. Het is alsof de bisschoppen zeggen willen: zeker, men kan over de schrikwekkende geloofsonverschillig- heid heel geleerd praten en schrijven, met behulp van allerlei wetenschappen de oorzaken ervan blootleggen en mid delen tot verbetering aangeven, en het is goed en nuttig, dat dit gebeurt maar, als puntje bij paaltje komt, is het toch altijd zó, dat elke mens voor zich met zijn hart, met inzet van zijn hele persoon de beslissende keuze moet doen vóór of tégen God. Geloven is een gave Gods, maar tegelijkertijd ook een algehele overgave-in-liefde van de mens aan God. Deze beslissing vraagt een grote offerbereidheid. Het is de erkenning van Gods liefde voor ons en en het beantwoorden daaraan. De echte liefde is niet berekenend, zij geeft zichzelf zonder meer. En daarom, omdat de beslissende stap al tijd een liefdedaad is, doen de bisschop pen met zoveel aandrang een beroep op die liefde. Op die manier raken zij de kern van het hele vraagstuk. De liefde is de enige opbouwende kracht in de Schepping, die tegen alle weer strevende krachten bestand is, die uit eindelijk altijd overwint. Zoals alles, wat ten onder gaat, sterft aan een ge mis aan liefde. God is liefde, zegt Sint Jan, Zijn eerste en voornaamste gebod is en blijft de liefde. En Sint Paulus noemt alle denkbare en bewonderens waardige daden op, en ontneemt onmid dellijk daarna ieder de lust zich daarop te beroemen, want, zegt hij, al doe je of ken je dat allemaal, zonder de liefde ben je niet meer dan een hol vat'. Dat slaat ook op ons! Zeker, wij kennen goddelijke en kerkelijke geboden, die wij moeten onderhouden, die wezenlijk tot ons geloof behoren. Maar als wij ze nakomen zonder liefde, hebben ze geen waarde. Eenvoudig omdat het dan geen echte daden van ons diepste innerlijk zijn. Dan vervallen wij heel gemakke lijk in uiterlijkheden, in vormendienst en onoprechtheid. En dat heeft de Vastenbrief van dit jaar op het oog, wanneer hij spreekt van de noodzaak door het goede voorbeeld van oprechte geloofsbeleving anderen een steun te zijn en aan te sporen tot trouw aan God en Kerk. Verschillende keren wijzen de bis schoppen erop, dat het vaak onze menselijke samenleving is, ook onze katholieke samenleving, die anderen deze trouw moeilijk maakt. Zij spreken van allerlei factoren in onze katholieke gemeenschap, waardoor de onkerkelijkheid en ongodsdienstigheid in de hand worden gewerkt. Hier wordt door het hoogste kerkelijk gezag de vinger gelegd op een laten we het maar ronduit zeggen een zeer wonde plek in het katholieke leven. En wan neer dat niet grondig verandert, en wel op korte termijn, zijn wij zelf de oor zaak, dat het katholicisme zijn werf kracht verliest. Kort en bondig gezegd komt het hierop neer, dat de echte lief de zoek is. Zeker, ondanks ons geloof, ondanks de kerk, ondanks de sacramenten zijn wij, katholieken ook maar gewone zwak ke mensen. Maar dat kan nooit een excuus zijn voor werkelijke fouten. De liefde wordt al te vaak opgeof ferd aan voorschriften, gebruiken, op vattingen en wat al niet van lagere or de. Ook door hen die beslist beter moesten weten: geestelijken en leken! Burgelijke fatsoensopvattingen, tradi tionele, wel gevestigde en geordende toestanden, zeifs persoonlijke gewoon ten zijn heilige huisjes geworden, die ten koste van alles moeten worden ge sauveerd, zelfs ten koste van de liefde, die toch Gods hoogste gebod is. Medemensen, die een fout hebben .be gaan, of ook maar zonder persoon lijke schuld buiten de platgetrapte ZONDAG 27 Februari le Zondag van de Vasten; eigen mis; 2 geb. H. Gabriël: Credo; pref. van de Vasten; paars. MAANDAG: Mis van ferie; 2 geb. A cunc- tis; 3 geb. Omnipotens; pref. v. Vasten: paars. DINSDAG: Mis van ferie; 2 geb. H. Swit- bertus; (Hoermond: 2 geb. A cunctis; 3 geb. Omnipotens;) paars. Ofwel: H. Switbertus, bisschop-belijder; mis Sta tuit; 2 geb. ferie; pref. van de Vasten; laatste evang. ferie; wit. WOENSDAG: Mis van ferie; 2 geb. A cunctis; 3 geb. Omnipotens; 4 geb. voor Paps ver jaardag van keuze; pref. van de Vasten; paars. DONDEHDAG: Mis van ferie; 2 geb. A cunctis; 3 geb. Omnipotens; (Utr.: 2 geb. H. Fredericus); pref. van de Vasten; paars. Ofwel voor Utr.: H. Fredericus; abt; mis Os justi; 2 geb. ferie; pref. van Vasten; laatste evang. ferie; wit. VRIJDAG: H. Casimirus, belijder; mis Os justi; 2 geb. ferie; 3 geb. H. Lucius; pref. van de Vasten; laatste evang. van ferie; Wit. Ofwel: Mis van ferie; 2 geb. H. Casimirus; 3 geb. H. Lucius; (Utrecht: 2 geb. H. Albricus; 3 geb. H. Casimirus; 4 geb. H. Lucius); pref. van Vasten; paars. Ofwel voor Utrecht: H. Albricus. bisschop-belijder; mis Sacerdotes; 2 geb H. Casimirus; 3 geb. ferie; 4 geb. H. Lu cius; pref. van de Vasten; laatste evang. van ferie; wit. Ofwel overal: Mis van H. Hart; 2 geb. ferie; Credo; pref. van H. Hart; laatste evang. van ferie; wit. ZATERDAG: Mis van ferie; 2 geb. A cunc tis; 3 geb. Omnipotens; pref. van Vas ten; paars. ZONDAG 6 Maart: 2e Zondag van de Vas ten; eigen mis; 2 geb. H.H. Perpetua en Felicitas; Credo: pref. van de Vasten: paars. paden van wat men „behoorlijk" acht, leven, worden met de nek aangezien, onder algemene regels vernederd, soms zelfs geboycot. En dat alles met een objectief gezien schijnheilig be roep op de leer, de kerk, het prestige van het katholicisme. Het kostbare ge zag van de een of andere waardigheids bekleder staat in zijn onaantastbaarheid torenhoog verheven boven het welzijn van de enkeling, dat daaraan blijkbaar zonder gewetensbezwaar wordt opge offerd. En dat allés in een tijd, waarin het katholicisme, de katholieke kerk in „een glazen huisje" zit! Zouden zul ke mensen nu helemaal niet begrijpen, hoe onnoemelijk veel kwaad zij stich ten, hoeveel zwakke broeders zij van het geloof vervreemden, hoeveel argu menten zij de tegenstanders der kerk door hun gedrag in handen spelen? Men vraagt zich stom verbaasd af, of die mensen, „die beter moesten weten" nu nooit eens een krant, een tijdschrift of een boek in handen nemen, waar zij op elke bladzijde struikelen o- ver de bewijzen, dat zo'n houding niet in onze tijd past? Zouden zij nu heus niets begrijpen van hun ontzagwekken de verantwoordelijkheid? Want wat zij doen en zeggen is zonder beperking verkeerd, helemaal verkeerd. Hun ei gen gezag, hun' eigen persoon, hun eigen z.g. aanzien komen er immers helemaal niet op aan! Zij zijn slechts de die naars van hun medemensen. Er wordt slechts liefde en begrip van hen ge vraagd, mede-leven en toegankelijkheid. Er is geen overeenstemming tussen de leer en hun leven. Elke dag botsen zij door hun houding van eigengereid isolement en zelfheerlijkheid tegen Gods grootste gebod, dat nooit of nimmer mag wijken voor welke gewoonten of opvattingen ook. Het is gemakkelijk de beledigde onschuld te spelen bij een aanval van andersdenkende zijde b.v. Maar is zulke kritiek steeds zo onge motiveerd, als men het doet voorko men? Zeer zeker niet! „There is something rotten in the state", schreef Shakespeare eens, en dat woord past precies op het geeste lijk klimaat in bepaalde katholieke kringen. Heel precies zelfs! Omdat men de liefde niet kent! Men spreekt veel over doorbraak! Eén doorbraak -is er, die zonder reser ve broodnodig is. Die der liefde! Zolang die geen feit is, overal, staan wij scheef en verdienen wij de naam katholiek niet. Ook dit aspect van ons leven heeft de Vastenbrief als fout aangewezen! Hoe willen wij de liefde aan anderen brengen, als we ze niet eerst zelf be zitten? De Sstichting Bevordering Bescherming Bevolking, die al veel pleizier heeft be leefd aan de in haar opdracht vervaar digde films: „De les van Londen" (Kees Stip) en „Buurmans Buurman" Cari- lon Films) heeft thans een derde in structiefilmpje laten maken, dat in Sein post te Scheveningen aan een grote groep belangstellenden uit den lande voor het eerst werd vertoond. Ditmaal was het Triofilm, die zich aan 'n niet een voudig onderwerp had gewaagd, n.l. het laten zien dat de organisatie wortel heeft geschoten onder de bevolking van Nederland, vervolgens het aantonen dat er voor iedere burger een plaats is in het veelomvattende organisme der B.B. en tenslotte het opwekken tot deelne men aan dit grote werk van nationaal belang. S. Leuw schreef een scenario, dat door Willy van Hemert werd verfilmd met de hulp van Albert Brosens als came raman, terwijl Jo de Haas beelden en geluiden in een levendige montage sa menvoegde. De beperkende opgave in aanmerking nemend en rekening hou dend met de aard van het publiek voor wie het filmpje bestemd is, mag men de makers nageven dat zij niet onver dienstelijk gelaboreerd hebben. Zij wis selen de ernst van de achtergrond der B.B.-activiteit herhaaldelijk af met kwinkslagen, die weliswaar niet altijd filmhumor betekenen, doch die het be toog beletten tot een drukkende saai heid te ontaarden. Het filmpje, dat geen andere pretentie heeft dan een instruc tieve taak te vervullen, zal in de prac- tijk aan dit doel ongetwijfeld beant woorden. Piet van der Ham. Gisteravond heeft de Indonesische le gerleiding in Djocja in aanwezigheid van President Sukarno, vice-president Hatta en premier Sastroamidjojo een „handvest" getekend, waarbij alle In donesische officieren zich verplichten de instructies van de regering te vol gen en niet actief deel te nemen aan de politiek. Talrijke hoge officieren woon den de plechtigheid bij. Het „handvest" is verleden week in Djocja opgesteld tijdens een conferentie ter bevordering van de eenheid in het Indonesische leger. Hiermee schijnt een einde gekomen aan de verdeeldheid in het leger als gevolg van de mislukte lergerputsch van 17 October 1952. De strijd ging tussen voor- en tegenstanders van de putsch. In een resolutie hebben de officieren de regering gevraagd de kwestie van de staatsgreep wettelijk te regelen vóór 17 Augustus, de tiende verjaardag van de Indonesische onaf hankelijkheidsverklaring. (UP). Advertentie De grootste bladen ter wereld (in Amerika "Life", in Frankrijk "Paris-Match") publiceren deze foto's. Geen ander Nederlands blad brengt deze publicatie, die enig in haar soort is en haar weerga niet vindt. Tientallen foto pagina's laten U zien, hoe de Russische mens op vandaag leeft en werkt. Abonneer U NU op de Katholieke Illustratie. Zie de nummers van Maart. Ik wens mij te abonneren op de „KATHOLIEKE ILLUSTRATIE" AB 30 cent per week 3.90 per kwartaal P| Het hokje achter het verlangde zwart maken. NAAM: ADRES: WOONPLAATS: Dit biljet inzenden in open enveloppe, gefrankeerd met 2 cents postzegel, aan: Administratie Katholieke Illustratie, Nassauplein 1, Haarlem. (Van onze Haagse redactie) „De Nederlandse Redersvereniging is een prachtig voorbeeld van de samen werking van een groep typisch Neder landse ondernemers. Nu zij een halve eeuw haar nationale arbeid heeft ver richt, is er reden tot vreugde en dank baarheid. Die dankbaarheid. Die dank baarheid. Die dankbaarheid kan ik hier onder woorden brengen, door mede te delen, en U allen daarmede ge ink te wensen, dat Hare Majesteit de Konin gin besloten heeft aan de Ned. Redersver eniging het praedicaat „Koninklijke" te verlenen". Een enthousiast applaus weerklonk na deze woorden van Z.K.H. Prins Bernhard, uitgesproken tijdens de buitengewone algemene vergadering ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de Nederlandse Redersvereniging, welke Vrijdagmiddag in het Kurhaus te Scheveningen werd gehouden. Even tevoren had prins Bernhard het' Beschermheerschap van de vereniging geaccepteerd, dat Z.K.H. werd aange boden door de voorzitter, de heer B. E. Buys. In zijn openingsrede memoreerde de heer Buys de grote belangstelling die altijd bij ons vorstenhuis heeft be staan voor de koopvaardij, een mede leven, dat ook b Prins Bernhard be staat, zoals de vereniging al meerdere malen ondervonden heeft. Ter bevesti ging van zijn beschermheerschap ont ving Z.K.H. een fraai uitgevoerde oor konde. Voor de aanvang van de vergadering waren op het plein voor het Kurhaus aan een vijftigtal masten de vlaggen gehesen van de Nederlandse rederijen door leerlingen van het opleidingsschip „Pollux". Het muziekcorps van de Kon. Rott. Lloyd zorgde hierbij voor een muzikale omlijsting. De eerste feestredenaar op de ver gadering was Z.Exc. de minister van Verkeer en Waterstaat, mr. J. Algera. „Wanneer wij zo een ogenblik de be wogen geschiedenis van de Nederland se koopvaardij met zijn voor- en tegen spoed gedurende de laatste vijftig jaar overzien, dan past een woord van grote waardering voor U, als redersgemeen schap, die aan deze voor ons land zo belangrijke tak van bedrijf met grote bekwaamheid leiding heeft gegeven. U heeft daarmee getuigd, dat de scheep vaart een blijvend element in ons volks bestaan vertegenwoordigt en de beste eigenschappen van ons volk, trouw, toe wijding, werkzaamheid en doorzettings vermogen op de treffendste wijze tot uitdrukking brengt". Mr. J. J. Oyevaar, bestuurslid van de vereniging, sprak in zijn rede over het sedert de jongste wereldoorlog sterk opgekomen scheepvaartprotec- tionisme. Mr. Oyevaar betitelde dit als een paradoxaal en verontrustend verschijnsel, waarvoor voorlopig nog geen oplossing in zicht is. Ook aan de kwantiteit van de Nederlandse vloot wijdde spr. enige aandacht. Aan de leeftijdsopbouw ontbreekt n.l. nog wel het een en ander en in ieder geval zal de,oude" helft, t.w. het ge deelte van de vloot dat van vóór de oorlog stamt, in de eerstkomende jaren vervangen moeten worden. Ge rekend wordt, dat daarmee wel een bedrag van een paar milliard gulden gemoeid zal zijn. Mr. D. A. Delprat, buitengewoon be stuurslid van de vereniging liet hierna zijn gedachten gaan over de grote vraagstukken, welke gedurende de laat ste 50 jaren regelmatig de aandacht van de reders hebben gevraagd. Een hiervan is het personeelsvraagstuk. Meer dan in enig ander bedrijf, biedt de scheepvaart de man, soms ook de vrouw, gelegenheid tot zelfstandigheid. Dit geldt vanzelfsprekend de opvaren de, die reeds op jeugdige leeftijd, in welhaast elke rang aan boord, verant woordelijkheid draagt in een mate, wel ke aan de wal niet voorkomt. Met deze laatste redevoering werd 't officiële gedeelte van de vergadering afgesloten. Door de president van de Internationale Scheepskamer, Sir Colin Anderson, werden gelukwensen aange boden tijdens deze bijeenkomst, welke werd bijgewoond door een zeer groot aantal autoriteiten uit binnen- en bui tenland, o.a. door leden van de hoogste en secretarissen-generaal van verschei- colleges van de Staat, staats-secretarissen dene ministeries en zeer vele ambassa deurs en gezanten. VAN. HET APOSTOLAAT DES GEBEDS Blijkens mededeling van het Engelse mi nisterie van Arbeid bedroeg het gemid delde aantal werklozen in Groot-Brittannië het afgelopen jaar 285.000, vergeleken met 342.000 in 1953 en 414.000 in 1952 Het werkloosheidscijfer van het afgelo pen jaar was het laagste sedert 1945, met uitzondering van 1951, in welk jaar het gemiddelde aantal werklozen 253.000 be droeg. Het ministerie raamt de beroepsbevolking per 31 December j.l, op 23.818.000, hetgeen een stijging betekent van ongeveer 270.000 in vergelijking met 31 December 1953. loren meisje Inge te vinden. Hij vindt een ander meisje, Monica. Hij gaat van haar houden, maar wil Inge blijven zoe ken. Hij geeft Monica dus weer op: „ver liest" haar welbewust, maar kan nu geen van de twee meer vinden. De harts- conclusie komt dan te luiden: „Ieder een kan gelukkig zijn, maar niemand kan gelukkig blijven en leven is zoeken naar wat eens geweest is." Monica woonde in een woonwagen met een paard ervoor. Maar onze droomheld heeft alleen, „de woonwa gen van zijn hart". Langzaamaan, via veel onzekerheden en stemmingen tussen hemelhoog juichend en ten do- ij zijn, zo schijnt het mij wel eens toe, bezig een wereld te maken waarin alleen maar de wet van nut en onnut heerst. Een tot in de puntjes georganiseerde samenleving, waarin alleen maar plaats is voor keurig aangepaste mensen en niet meer voor dagdieven en nietsnutten. Welk een kwalijke naam heeft de deugniet gekregen, die eenmaal de ver rukkelijke held was in „Aus dem Leben eines Taugenichts" van Freïherr Joseph von Eichendorff. Kan iemand het nog wagen met enige kans op bijval een eigentijdse roman te schrijven, waarin zo'n deugniet tot heer der schepping wordt uitgeroepen? Noud van den Eerenbeemt heeft het in Septembergewaagd, en och arme, alle sympathie die men voor zijn droomheld voelt ten spijt, het is moeilijk hem als levend wezen te aan vaarden. Wij hebben ons afgevraagd, in hoeverre dit ligt aan de tijd die tegen Noud van den Eerenbeemt is, en in hoeverre het onvermogen van de jonge schrijver er debet aan is. Noud van den Eerenbeemt werd in 1928 geboren. „September" is zijn eer steling. De roman is hyperromantisch, zowel wat het onderwerp als wat de gezindheid van de auteur betreft. In de titel ligt de weemoed uitgedrukt, die kenmerkend is voor de eerste dagen van het najaar. De hitte van Augustus trilt nog na, maar de vacantie is onherroe pelijk voorbij, de vacantie, deze korte tijdspanne waarin ons officieel wordt veroorloofd dagdieven te zijn, omdat de boog van het werk niet altijd gespan nen kan staan „Over de wereld lag het gouden af- scheidslicht van het najaar. In bomen verzamelden zich trekvogels en 't was een dag om goedendag te zeggen en vaarwel, ook al brak het hart. Ieder voorjaar baden mensen om vervulling van hun wensen en iedere zomer weer verlangden zij er naar hèm te vinden haar te vinden jou te vinden en alleen te zijn met haar met hem met jou en met rust te worden gelaten. En ieder najaar wisten zij, dat alles vergeefs was en werden zij treurig, want een mens kan niet eeu wig blijven wachten..." Augustus, de maand van overmoed en overrijpheid, de maand met de zon in het teken van de leeuw, is in „Sep tember" niets meer dan een weemoedig makende herinnering. Tegen wil en dank keert 't hart terug tot de werkelijkheid, laat zich weer inkapselen in de wereld van feiten en actualiteiten, en het is goed zo. De roman van Noud van den Eerenbeemt eindigt, het kon moeilijk anders met een Ja op het „realisti sche leven". De tijd van zoeken naar een onvindbaar geluk is voorbij. Het ge luk ligt in het vlak der aanvaarding. Be sef van vergankelijkheid laat zich niet langer loochenen. Wij aanvaarden 't le ven met midden in dat leven de dood. Zo moet het zijn. Zo zou men de „moraal" van deze geschiedenis kunnen omschrijven. Bij de aanvang van de roman gaat de jongeman Hans zwerven om het ver- de bedroefd, leert hij de werkelijke wereld aanvaarden: „Het is overal het zelfde, je moet de dingen zien, zoals ze zijn, ook al is dat niet prettig." Als roman a thèse is de hele geschie denis oude koek. Wij hebben het avon tuur reeds zo veel grootser en meesle pender meebeleefd bij Alain Fournier in diens „Le grand Meauines" (Het grote avontuur) uit 1913. Noud van den Eeren- beemt's eersteling is vooral wat de at mosfeer betreft aan dit nog altijd de jeugd inspirerende meesterwerk ver want. Voor het overige zou men de au teur van „September" thuisbrengen bij de Duitse romantici uit het begin en het midden der vorige eeuw. Zijn roman speelt goeddeels in het Rijnland, waar nog menige bouwval wijkplaats biedt aan wereldontvloden dromers. Verder zijn er de nodige maanovergoten meren, waar in de gelieven zich onderdompelen ten einde als goden, ontstegen aan de de monie van dood en geslacht, weer boven te komen. Dan wacht aan de bosrand de huiselijke gezelligheid van een woon wagen op de levensartisten. Het bos zelf is een sprookjesbos. Daarachter staat de watermolen, die door Von Eichendorff's deugniet ontvloden werd, maar waar Noud van den Eerenbeemt's held uit werken gaat en de eerste beginselen van maatschappelijke aangepastheid leert. 't Is allemaal een beetje irreëel Advertentie VOOR DUIZEND EN ÉÉN DOELEINDEN NOUD VAN DEN EERENBEEMT schrijver van het boek „Septem ber", waaraan de literaire kro niek van heden gewijd is. voor deze tijd; te weinig vitaal, te halfzacht, om werkelijk overtuigend te zijn. En toch is „September" een op merkelijk debuut, een lief boek vol rooskleurige verwachtingen, zoals al leen de jeugd die kan koesteren zonder belachelijk te zijn en die men eigenlijk gekoesterd moet hebben om de volwassenheid daarna zin te kunnen geven. NICO VERHOEVEN. Noud van den Eerenbeemt: „Sep tember". Brandarisreeks, onder redac tie van Antoon Coolen, Michel van der Plas en Gabriël Smit. Uitg. Paul Brand NV., Bussum. (Vervolg van pagina 1) aar dat alles neemt niet weg dat door zulk een betrekkelijk een zijdige binding een dubbel ge vaar wordt opgeroepen. Al tracht een mens of een groep van mensen ook nog zo objectief te zijn, slechts weini gen kunnen ontkomen aan subjective- ri^g van de eigen belangen. Het is te begrijpen dat ieder zijn eigen belan gen de voornaamste acht en het is goed als men in eigen kring ook een be duidende groep mensen kent waarvan de sociaal-economische belangen anders gericht liggen. Dan is er een stevige kans op een zo evenwichtig mogelijk werkprogram en, wat nog belangrijker is, dan is er een betere en snellere weg aanwezig naar een doorbraak, die min stens genomen aan de politieke door braak moet vooraf gaan: de sociale doorbraak. Men zal ons zeker niet van voorba righeid kunnen beschuldigen indien wij uit het feit dat in het socialistische kamp geen werkgeversorganisaties worden aangetroffen, afleiden, dat in die kring onvoldoende vertrouwen bestaat in het inzicht, dat socialistische politiek naar het beste maatschappijbeeld zal voeren. Ten dele zal dit wel komen door het agressieve, om niet te zeggen revolu- tionnaire socialistische verleden, dat nog bij velen nawerkt, maar zonder twijfel ook door het feit, dat het socialisme van nu niet aannemelijk kan maken, dat het arbeidersbelangenbehartiging wenst te zien als een facet van het algemeen welzijn. En dit illustreert feitelijk met een het tweede gevaar. Politiek, staatkunde «an niet alleen bepaald worden door hetgeen no dig, nuttig of gewenst is op het gebied van bestaanszekerheid, werkge legenheid en welvaart, hoe belangrijk deze zaken op zich ook zijn. Wanneer men zich te exclusief op dezp punten richt, raken aangelegenheden van groter waarde, tot schade van het algemeen welzijn, op het tweede plan. Op grond van deze overwegingen is de Partij van de Arbeid, met zijn hui dige uitzichtloze eindkoers, en met het historisch zwaar belaste woord „so cialisme" op de wimpel, een rem op de weg naar de noodzakelijke sociale doorbraak. Beter kan men de strijd om de sociale doorbraak in eigen huis hebben zoals de K.V.P., vooral wanneer, zoals bij de K.V.P., het christendom de gemeenschappelijke basis vormt, waar op steeds een gesprek mogelijk blijkt. In de geschiedenis van de maatschappe lijke ontwikkeling is de botsing der be- langenverschillen en tegenstellingen niet te vermijden. De P.v.d.A kent geen ideologische binding tussen mensen met zo onderscheiden belangen als de K.V.P. Dit is de moeilijkheid voor de K.V.P. maar tevens de kracht van waaruit zij uiteindelijk de kostbaarste bijdrage zal blijken te leveren in de opbouw van een gezonde samenleving. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft zijn Franse collega naar aanleiding van het overlijden van Paul Claudel het volgende telegram gezonden: „In naam van de Nederlandse regering en speciaal ook namens de artistieke en cultu rele kringen in Nederland, verzoek ik uw excellentie mijn gevoelens van oprechte deelneming te willen aanvaarden bij het overlijden van Paul Claudel, de beroemde vertegenwoordiger van de Franse geest, wiens artistiek oeuvre, dat hogelijk in Ne derland gewaardeerd wordt, thans tot het culturele erfdeel van de gehele wereld Is geworden". Toen hij uit het buitenland te rugkwam, waarschuwde Ramon- chu hem: „Met jouw opleiding en talent en met de middelen waarover jij beschiktwaarom ga je je niet in de hoofdplaats vestigen? Je zult daar meer en beter kunnen werken en je zult beter en wijder befaamd worden, en bovenal, je raakt dan uit de kleine kring van onze stad met zijn lage rancunes en zijn verrotte afgunst." „Hoe kan ik nu weggaan, als het juist mjjn" idee is de stad als kneedbare leem in mijn handen te nemen en er een andere vorm en een ander aan zicht aan te geven? Daartoe moet ik beginnen hen wat te prikken en te sarren, om ze te doen op springen.... om ze wakker te maken." „Je moet het zelf weten, maar ik geloof dat je je in een doodlopend slop waagt." „Wie zal het zeggen!" „Vergeet niet dat de eerste volgelingen van Chris tus niet uit Nazareth, maar uit Capharnaüm kwa men." „Ik wil geen profeet zijn, maar de ziel van mijn volk een beetje zuiveren en de mensen menselijker en beter maken en hun het goede doen toekomen zover het in mijn macht staat." Hij ging het spreekuur houden in een huis aan het stadsplein en begon de geneeskunde opgewekt en grootmoedig uit te oefenen. In de uren van ont spanning nam hij zijn zeiljacht of zijn motorboot en ging wat varen of vissen. Don Lucas, die nu zijn volledige apotheose van Indiaan beleefde en die de inwoners aan de toeristen en zomergasten begonnen te tonen zoals men een Kathedraal of een publieke bezienswaardigheid wijst, had zich aan hem gehecht in een vriendschap die half genegenheid half bewon dering was. Op feestdagen wandelden ze samen over de pier. Don Lucas liep hem te vertellen van zijn arbeidzaam en eenvoudig leven. Hij voelde een kit telend genot door aldus zijn ziel bloot te leggen voor een jonge, uitzonderlijke man. Zijn toon was ongeveer zo: ,,Ik heb gedaan wat ik op fatsoenlijke manier in het leven heb kunnen doen en tot dit heb ik het gebracht, tot Stadsindiaan en bij Indiaan ben ik gebleven, niet meer, niet minder...". Want, wat drommel: h(j had ook zijn ijdelheid. Soms wandelden ze samen met Ramonchu en de dichter Celestino, en dan was de Indiaan niet zo aan de buitenkant van de stad wandelden, kwam de Indiaan ertoe hem uiteen te zetten hoe hij op het idee gekomen was het kasteel van juffrouw Lula te kopen en de korte ontmoeting die hij met haar gehad had. Zover gekomen hield hij verward op en sprak niet meer. Pablito keek hem aan met de koele hardheid van iemand die door alles heen ziet. „Bent u het niet met mij eens dat het niet de zigeuners zijn geweest die uw kasteel in brand gestoken hebben?" „Toch wel, de zigeuners hebben het gedaan, ik ben er zeker van dat de zigeuners het gedaan heb ben. Wie denkt u dan dat het anders kan gedaan hebben?" antwoordde hij onthutst. Met grapjes en gekheden ging Pablito op iets anders over. Die avond bedacht de Indiaan dat hij een beetje te ver was gegaan in zijn confidenties, waardoor hij misschien zijn tegenslag in de liefde voor Pabli to onthuld had, en hij kreeg een dodelijke angst, dat de mensen uit de stad zijn mislukt huwelijks aanzoek zouden te weten kunnen komen... Hij kon niet slapen ondanks het feit dat hij meende overtuigd te kunnen zijn van Pablito's discretie op het terrein van de vriendschap. De zieke inwoners begonnen het spreekuur van Pablito op te zoeken en hem bij zich thuis te laten komen. Het bericht dat hü voor de armen niets rekende en dat hij de meest behoeftigen de medica menten gratis verstrekte en een bankbiljet onder hun kussen schoof, verbreidde zich dadelijk door de stad. Er waren reacties naar ieders smaak. Velen von den het een uiting van goedheid waarvoor men dankbaar moest zijn, maar anderen werden er bui- gewoon door geïrriteerd. „Hij wil blijkbaar een deel van wat zijn vader rcoft teruggeven." Anderen riepen wantrouwend uit: „Wat zou hij met dit alles voorhebben?" Pablito had er niets anders mee voor dan te vol doen aan een verlangen naar goedheid en gerech tigheid dat diep in hem leefde. Maar de oudste dokter van de gemeente, Don Eulogio, werd er door tot razernij gebracht. Don Eulogio was een man die in het leven al verslagen was, met zijn zeven kinderen en een zuster van juist nodig in een tijd van onontkoom bare uniformering van het woningtype. Er is een nivellering in de woonwijze ontstaan, door gelijkschakeling van de (wan)smaak, en te geringe aandacht voor technisch niet meetbare voorwaar den. In het gezinsbudget echter becon curreren de uitgaven voor huisvesting en woninginrichting elkaar. Dat er sinds 1923 relatief steeds min der is uitgegeven door het Nederlands gezin voor zijn interieur, toonde prof. dr, J. Tinbergen, directeur van het Centraal Planbureau, met cijfers aan. Redenen daarvoor zijn wel de woning nood en ae veel beknoptere woningen, alsook de uitermate sterk gestegen, meubelprijzen, maar ook de toenemen de uitgaven voor uithuizigheden als pu blieke vermakelijkheden en vacantie. Desondanks werd in 1948 voor 400 millioen gulden aan meubilair en wo ningtextiel besteed. Naar schatting is dit bedrag voor 1954 425 millioen, wat ongeveer neerkomt op nog geen drie procent van de consumptieve uitgaven. De zesduizend bedrijven voor woning inrichting, waarbij vijfduizend kleine, troosten zich met een export van circa 70 millioen gulden, hoofdzakelijk naar België. Meer leiding, uitgaande van de producent, om versnippering door in dividuele wenser van de afnemer te voorkomen, bracht deze spreker als wenselijk naar voren, een tendenz die o.a. bij de verkeersmiddelen: spoor weg- en tramwegmateriaal, is waar te nemen. (Van onze verslaggeefster) Tussen 17 en 26 Maart a.s. zullen op verschillende plaatsen in ons land tentoonstellingen, gewijd aan de woning inrichting, getuigen van de „Tiendaagse voor de Woninginrichting", die ten der den male wordt georganiseerd door de Stichting Propaganda Woninginrichting, zetelend te Amsterdam. Het doel, dat in de naam ligt vervat, is het stimu leren van de verkoop van meubelen en aanverwanten en het saneren van de smaak op dit gebied, voor welk laatste doel er samenwerking wordt ge zocht met instituten als de „Industriële Vormgeving" en „Goed Wonen Gedurende de „Tiendaagse" zullen al le moderne publiciteitsmiddelen, lezers, luisteraars en kijkers niet met rust la ten wat betreft de noodzaak en de mo gelijkheden om een goed interieur te scheppen. Voorlichting is daarbij nodig, want zoals Zyne Excellentie de minis ter van Wederopbouw en Volkshuisves ting ir. H. B. J. Witte, gistermiddag zei op een samenkomst van persver tegenwoordigers in het I.C.C. te Am sterdam, wij leven in een tijd van stijl- overgang en niet ieder gezin weet aan zijn eigen individualiteit uiting te ge ven m de meubelen waarmee het zich omringt. Toch is die eigen uitdrukking vertrouwelijk. Maar op een namiddag, dat ze alleen zijn 'vrouw op de hals en veel cliënten onder de armen. Kort en dik, met een korte hals, sanguinisch type. Wanneer men hem dringend voor een of ande re patient nodig had, wisten de mensen wel dat men nem kon vinden bij „de weduwe" of bij Quico, met of zonder een of ander voorwendsel aan het eten of drinken. Praatziek en ruw in de mond, was hij door zijn mislukking totaal verbitterd. Hij was een schrander man en moest op brillante wijze afgestudeerd zijn, maar de herberg en het talrijk gezin deden hem struikelen. Hij zou zich nu wel niet veel meer van de Medicijnen herinneren. Heel sympathiek en grap pig, ging hij ook al genas hij zijn patiënten niet toch prettig met hen om en vertelde moppen, die soms flink schuin waren, en als ze iets voor hem hadden klaar staan, een beetje cognac of iets om te peuzelen en door te spoelen met Rloja, dan bleef hij hen gezelschap houden en bracht hele tijden b(j hen door. Maar het moet gezegd, hij was taai in het innen van zijn rekeningen. Onder de kleine winkeliers en de vissers liet hij zich in natura beta len als hun dat beter uitkwam dan in geld. „Jullie zien toch wel dat wij, met het dienstmeis je erbij, elf monden en 22 voeten thuis zijn." Dat van die 22 voeten wist hij telkens te herha len onder de schoenmakers die achter waren met betalen, om ze tenminste aan te moedigen tot be taling in schoeisel. Don „Eulo", zoals het lagere volk zijn naam af kortte, liet zich betalen op welke manier dan ook. Hij was een klaploper en wist zich voor iedereen uit te sloven. Zo bracht hij zijn gezin van 5 meisjes en 2 jongens met hangen en worgen groot. „Zeven vrouwen mèt „de vrouw" en de schoon zuster" placht hij zuchtend te zeggen, een zucht die hij dan smoorde op de rand van het dikke glas van een kleintje wijn. Welnu, toen deze man bemerkte dat velen van zijn arme patiënten niet meer naar hem toekwamen en liever naar het spreekuur van Pablito gingen, rezen zijn haren hem te berge van boosaardigheid als bij een in het nauw gedreven beest. Hij was nu alleen nog maar er van bezeten om in her bergen en huizen te schimpen op zijn coliega. „Ik weet het wel dat hij in de visserswjjk en onder de arbeiders van de conservenfabriek van zijn vader visites maakt... en dat hij daarvoor niets re kent... Zijn vader heeft ervoor gezorgd hun alles af te nemen, zelfs hun gezondheid... die gezondheid die hij hun ook niet kan teruggeven... dus hoeveel hij hun ook teruggeeft.,.." ("Wordt vervoled.) (Van onze correspondent) Een felle brand heeft vanmorgen gewoed in een pand aan de Brinklaan 32, te Apel doorn, waar kantoor en magazijnen zijn ge vestigd van een grossier in rijwielen en rij wielonderdelen. De brandweer bestreed met vier stralen het vuur dat woedde in het kantoor en in cfe daarboven gelegen ver dieping, waar emballagemateriaal lag op geslagen. Het kantoor met bovenverdieping brandde geheel uit terwijl het magazijn veel water schade kreeg. Omtrent de oorzaak van de brand tast men nog in het duister. De schade, die men schat op ongeveer f 40.000, wordt door ver zekering gedekt. Advertentie Als u geregeld laxeermiddelen slikt, ls er nu een manier om er van af te komen. 83 van de 100 personen lukte het; u kunt het ook. En wel zo: Drink in de loop van elke dag enkele glazen water en bepaal een vast uur voor uw stoelgang. Neem de le week elke avond twee Carter's Le verpilletjes. 2e Week - elke avond één. 3e Week - om de andere avond één. Daarna niets meer, want Carter's Leverpilletjes stellen uw inge wanden In staat weer op eigen kracht te werken, zonder laxeermiddelen. Wanneer zorgen, vermoeidheid ofte veel eten het tempo van uw ingewanden tijdelijk vertra gen, neem dan tüd e lijk Carter's Leve rpillet je» om u weer op gang te helpen. Zo raakt u uw ver stopping kwijt en vervalt u niet in de laxeer middelen-gewoonte. Haal direct Carter's Le- verpilletjes, f 1.20 per flacon. W

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 6