Zal kledingfond de saak kunnen redden Indonesië blijft buitenlands kapitaal nodig hebben DRIE BALLEN OP EEN RIJTJE Tienduizend secties Mentaliteit is veranderd Snel buiten adem Ongunstige ervaring met nationalisatie Hoe ik tenslotte als werkelijk leider werd beschouwd Een lastige maag? dr. J. Hulst Prof. dr. v. d. Kaay 25 jaar hoogleraar Interview met drs. Hatta ■door FRANK ROLAND en/ ZATERDAG 26 FEBRUARI 1955 PAGINA 7 fco(JF)K)£>. *»r.-s§igi§s« Voor de oorlog hebben wij eens een schoolboekje in handen gehad, een Nederlands boekje voor Nederlandse kinderen, waar als de gewoonste zaak van de wereld in te lezen stond, dat de bevolking van Volendam en Marken haar nationaal costuum bleef dragen terwille van de vreem delingen. Wij hebben ons daar ernstig kwaad over gemaakt, hoe het in 's hemelsnaam mogelijk was, dat dergelijke klinkklare onzin werd onderwezen, nog wel aan de Nederlandse jeugd zelf. Het is tot vandaag de dag per se niet waar, dat ook maar één Volendam mer of één Marker zijn costuum in ere houdt om er de vreemdeling mee te trekken of iets aan hem te verdienen. Heel het toeristen verkeer gaat nog altijd buiten het werkelijke Volendam en Marken om, en men vergist zich schromelijk door te menen, dat die paar runners op de Volendammer dijk het dorp zouden zijn, of Sijtje Boes Marken. Integendeel, men zou eerder mogen zeggen, dat de bevol king volkomen onverschillig zo niet afwijzend staat tegenover al die zomerse toeloop, ook al wordt er door een aantal mensen dan iets aan verdiend. Het beste bewijs voor dit alles is het bericht, dat Gedeputeerde Staten van Noord-Holland voor 1955 en 1956 aan de provinciale V.V.V. een extra subsidie willen verlenen van 10.000 per jaar, waarvan de helft ten goede zou moeten komen aan de Volendammer V.V.V., om door middel van een kledingfonds te trachten het snel verdwijnend costuum te behouden. Een schoolklas met meisjes in Volendam blijkt nog ongerept in costuum. (Erevoorzitter van de Commissie tot Onderzoek van Biljartmoeilijkheden) Dat is gauw bekeken met zeker Verantwoording vluchte lingen-actie wordt uitgezonden Mannendracht verdwijnt Volendam geleidelijk in De trotse man nendracht van Vo lendam. De ruige muts, zoals deze Volendammer nog draagt, is reeds zeldzaam aan het worden. Toch is dit „ruige mussie" niets meer of min der dan ons natio nale hoofddeksel bij uitstek, de oer- Hollandse zee mansmuts, waar op Huygens in zijn „scheeps- praet" doelt: ,,'k Heb te langh om Noord en Zuyen bij tden Baes te Roer 'estaan. 'k Heb te veul ge snor van buyen over deze muts sien gaen!" Dus tóch, zal men zeggen. Inderdaad, als laatste redmiddel wil men deze poging wagen, althans niet verzuimen haar te wagen, volkomen overtuigd, dat het experiment hachelijk is. Het plan is in breder kring besproken dan alleen het bestuur der V.V.V.ook pastoor Langedijk is er bij betrokken. En men is tot de conclusie gekomen, dat men het proberen moest, de zaak is bet volledig waard en heus niet alleen om vreemdelingen. En dat men naar de meest elegante en aanvaarbare vorm moest zoeken, om de trots van het dorp niet te krenken en te voorkomen, dat de buitenwereld nu pas recht van dit alles een verkeerde voorstelling zou gaan maken. De grote zorg geldt het verdwijnen van het mannencostuum. Van de man nen boven de veertig is 70 tot 80 pet. de eigen dracht trouw gebleven, tus sen de twintig en de veertig blijkt het nog maar 40 tot 50 procent. Ontstellend echter is het beeld van de mannelijke jeugd bene den de twintig: hooguit nog 5 pet. Of nog een paar cijfers om dit te iilus- streren: van de 200 jongens, die vo rig jaar in de parochiekerk hun eer ste H. Communie deden, waren er nog maar 8 in 't Volendams. Dit alles in volkomen tegenstelling tot de situatie bij de meisjes: op datzelfde eerste communiefeest waren zij nog voor 90 pet. in klederdracht, en dat geldt prac- tisch voor heel het vrouwelijk deel der bevolking. De actie tot behoud van de klederdracht en de mid delen, die men beproeven wil, betreffen dan ook uitsluitend de mannen en jongens. Zij vor men vooralsnog het grote probleem, te meer omdat men voorziet, dat op de duur ook bij de meisjes de animo er af zou kunnen gaan, wanneer er op heel Volendam geen jongeman meer rondloopt, die nog in zijn costuum met hen harmonieert. Het initiatief tot de poging tot behoud ls niet van Volendam zelf uitgegaan. Er is het eerste over gesproken in de Ka mer naar aanleiding van een subsidie verhoging aan de A.N.V.V. Pas daarna is de Volendammer V.V.V. zich met de zaak gaan bezighouden. De A.N.V.V. is enthousiast genoeg, want hier deelt men allerminst de geringschatting, die de iaatste tijd nog al eens tot uiting is ge bracht, waar het geldt de attractie van Marken en Volendam. Ons land, zo wordt dan gezegd, heeft toch waarlijk wel iets anders aan de vreemdeling te laten zien, en dan noemt men bij voorbeeld de Afsluitdijk, de nieuwe polders. Maar de heren van de grote V.V.V., die dage lijks met de practjjk te maken hebben, vzeten wel beter. Al de verheven objec ten, die een ethische propaganda de toe- Dst zou willen bieden, zeggen de massa der vreemdelingen niets. Deze komt haar Nederland voor de klassieke idylle: tulpen, molens en klompen. De rest is voor de happy few. Zelfs de heer Ni- Kerk van de Amsterdamse V.V.V., die symÏ unieke Amsterdam met al zijn "Qonheid, historie en kunstschatten te bieden heeft, is reeds lang tot de erken ning gekomen, dat het door hem ge boekte succes aanzienlijk minder zou zijn geweest, wanneer niet nog altijd achter Amsterdam de reputatie lokte van Marken en Volendam. Men vergisse zich vooral niet in de wensen en verwach tingen van de doorsnee toerist: het mo numentje voor Hans Brinken, de te Spaarndam legendarische jongen met zijn duim op het gat in de dijk spreekt meer tot de verbeelding dan alle Zui derzeewerken bij elkaar. Men kan dat spijtig vinden, maar men heeft er re kening mee te houden. Staphorst en Marken nog gaaf Nederland is anno 1955 het enige land in Noord-Westelijk Europa waar de klederdrachten nog levend zijn ge bleven. Zij verdwijnen ook hier gesta dig aan, maar een situatie als b.v. in Staphorst mag uniek ter wereld he ten. En ook Marken is in zijn eiland- isolement wonderlijk gaaf gebleven. De meeste mannen, die elders werken of op de grote vaart, steken zich, zo dra zij terug zijn op het eiland, trouw weer in het pak. Tenslotte is ook Spa kenburg-Bunschoten nog betrekkelijk intact. Urk daarentegen zou na de af sluiting der Zuiderzee practisch ver loren gaan; in hoofdzaak de vissers van de vloot dragen er nog het Geu- zencostuum. Langs de Veluwekust, de streek van Hierden en Hulshorst, is de dracht, althans bij de jeugd, in alle stilte verdwenen, en tenslotte is ook het Zeeuwse costuum tot uitsterven ge doemd. Hier heeft de oorlog met al zijn ontzettende gevolgen de genade- stoot gegeven aan dorpen als West kapel, waar vóór de rampspoed nog tal van kinderen in 't Zeeuws gingen, en daarna geen enkel meer. Nee, wat bij inventarisatie in Nederland nog FRED THOMAS over blijkt, valt bitter tegen. Als men de kinderdracht als norm neemt voor het behoud, hebben w(j eigenlijk al leen Staphorst en Marken over. Van de roep, die van het Nederland se nationale costuum over de wereld zou gaan, is Volendam van het begin af het symbool geweest. Het heeft de mooi ste, de stemmigste, de deftigste dracht. Ook hier is het de afsluiting der Zui derzee geweest, de ondergang van de visserij, die de historische eenheid van geloof, bedrijf en zeden heeft ver broken en waarmee de ontluistering be gonnen is. Er heeft zich als gevolg daarvan ook een verandering voltrokken in heel de men taliteit. Bij de vrouwen verdween de lust om nog het jongens en mannengoed van het Volendammer costuum moei zaam te blijven bewerken, terwijl men in de winkel de goedkope confectie ko pen kon. En waarom zou men de jon gens nog in 't Volendams steken, als zij immers straks ergens anders hun brood zouden moeten verdienen en dan toch in burger gaan. Alleen de meisjes bleef men als van ouds kleden in de flat teuze dracht van het dorp. En zo zag men geleidelijk aan de tegenstelling ko men: de zusjes op hun mooist en de broertjes van alle charme ontdaan, van zwierige kleine edellieden plotseling ge degradeerd tot paupertjes, want ook de keus van confectiegoed vereist haar ei gen smaak en hoe zouden de Volen dammer vrouwen die opeens moeten hebben ontwikkeld. Met uitzondering van een trouwe kern, in hoofdzaak de echte, oude vissersfamilies, die hun jon gens zo lang mogelijk in het pak zullen blijven steken, is het beeld nu overal eender: armzalige burgerjongens, want men legt een eeuwenoud staatsiegewaad niet zonder schade af, naast de door de weekse charme en Zondagse luister der meisjes. En Volendam is Volendam niet meer, zijn beeld onherstelbaar be dorven. Hachelijk experiment Dat beeld van Volendam is er waar lijk niet alleen voor de vreemdeling. Het is een kostelijk nationaal bezit geworden en het mocht ook gelden in al zijn voornaamheid en luister als de vertolking van een innerlijke gesteldheid, de schone levenssfeer van een gemeenschap. Daarom heb ben allen, die Volendam leerden ken nen en liefhebben, als het ware ge smeekt, dat ook dit uiterlijk mocht blijven behouden, de Volendammer zoveel trots en zelfrespect zou op brengen om zijn costuum te blijven dragen. Het tragische is helaas, dat terwijl in het verleden, toen er zo vaak en zo véél armoe is geweest in het dorp, de klederdracht zich hand haafde, thans, nu men kan spre ken van een algemene welvaart, het costuum wordt afgelegd. Daarom vre- Van de Volendamse huismoeder vraagt het een offer: alle onderdelen van het costuum moeten zelf gemaakt worden. Velen zijn er, althans wat hun jongens betreft, niet meer voor te vinden. Onder de jongens van het dorp is het echter een zeldzaamheid geworden, dat zij nog in Volendams gekleed gaan. zen wij, dat het te stichten kleding fonds niet tot grote resultaten zal lei den. Hoe het in de practjjk werken zal staat nog niet vast. Want dit is waarschijnlijk de moeilijkste kant van de kwestie. Het meest waarschijnlijke is, dat er reductiebonnen zullen wor den verleend, om de kosten van de aanschaf van het tegenwoordig extra dure mannengoed te verlagen. Die reducties zouden voor de volwassen maten zelfs vrij aanzienlijk zijn. Daar naast heeft men gedacht aan het in richten van een atelier, waar men het costuum zonder kosten kan laten maken. En zelfs heeft men overwogen de Volendammer jongens- en mannen kleding in confectie te gaan vervaardi gen zodat men har kant en klaar in de plaatselijke winkels kan aanschaffen, net als wanneer men een burgerpakje koopt. Om een indruk te geven van de kostprijs: een volledig mannencos tuum komt op 400, inclusief de sie raden, te weten twee gouden kno pen waarde 80.- zilveren ketting en knoop a 17.50 en twee klapstukken voor een tientje. Het kledingfonds zal worden gevormd uit de toegezegde subsidie via de pro vinciale V.V.V., een aandeel van de Gemeente en hetgeen nog van andere instanties kan worden verwacht. Het is, zoals wij reeds hebben gezegd, een hachelijk experiment en de verwachting van het resultaat is niet hooggestemd. Maar men wil het proberen, omdat wanneer er niets wordt gedaan, alles onherroepelijk verdwijnt en Volendam zijn schone gezicht voor een goed deel zal hebben verloren. Want een een zijdige, dus alleen door vrouwen en meisjes gehandhaafde dorpsdracht, verliest alle zin, is een voortdurende dissonant. Prof. dr. F. C. van der Kaay, hoogle raar in de veterinaire verloskunde en gynaecologie aan de rijksuniversiteit te Utrecht, heeft Vrijdagmiddag onder gro te belangstelling zijn 25-jarig jubileum als hoogleraar gevierd. Vele oud-studenten en studenten kwa men in de collegezaal van het veteri naire instituut te Utrecht samen, waar namens de senaat van de universiteit, namens het college van curatoren, na mens de faculteit der veeartsenijkunde en namens tal van studenten hartelijke woorden tot prof. Van der Kaay werden gericht. Advertentie Maok Uz.elf niet wijs, dat kortademigheid 'nu eenmaal bi) Uw gestel hoort. Neem het snelwerkende middel, dat het taaie Slijm Oplost: -SIROOP) (AKKER Drs. Hatta, vice-president van Indone sië, heeft in een interview zijn mening gegeven over nationalisatie en investe ringen van buitenlands kapitaal. Be drijven als de „big five" (vijf grote Nederlandse handelshuizen) hebben een sterke positie en een grote invloed, niet alleen door hun groot kapitaalbezit, maar ook door hun organisatie en de kundigheid van hun leiding, aldus Hat ta. De gebouwen kunnen inderdaad ge nationaliseerd worden, maar de vraag is of ook de kundigheid van organisa tie, leiding en ervaring genationali seerd kan worden. Hatta onderscheidde bij de kwestie van nationalisatie tussen wat princi pieel en wat economisch mogelijk is. Principieel moeten alle nutsbedrijven in handen zijn van de regering. Soms is het nodig de nadruk te leggen op de nationalisatie maar ook kan het le beuren, dat men prioriteit moet geven aan het oprichter van nieuwe bedrij ven. Door de bittere ervaring van de jongste nationalisatie van enkele Wellicht zal men zich zo langza merhand gaan afvragen: „Hoe komt iemand met zo'n begena digd inzicht in het biljartwezen in vre desnaam op zo'n ereplaats?" Ik kan die vraag begrijpen, want maar al te vaak puilen commissies uit door lieden, die slechts zitting namen om hun vrije tijd te vullen; de besten komen niet aan bod, omdat zi) geen vrije tijd be zitten. Doch ziet. Op zekere dag trof mij een adver tentie in een voortreffelijk plaatselijk blad*., die luidde: „Ere-voorzitter ter overname gevraagd. Nadere bijzonder heden worden u gaarne verstrekt na on dertekening van net langdurig contract. Aanmelden bij de pastoor der paro chie!" Weldra hing ik bij de pastorie aan de bel, gekleed in een fijngewas sen overhemd. „Wel, wel", sprak de pastoor, die han denwrijvend zelf kwam opendoen. „En wat voert u hierheen?" ,,Ik kwam me aanmelden, mijnheer pastoor", antwoordde ik. „Maar dat is prachtig!" riep de grij ze herder geestdriftig uit. Ik heb altijd wel gedacht: Die komt zich nog wel eens aanmelden. Goede kosters liggen niet voor 't opscheppen". ,,Maar mijnheer pastoor", zei ik ont daan, ,,ik kom voor dat baantje van erevoorzitter..." .Moeten er ook zijn, moeten er ook zijn!" zei de pastoor met enigszins ge temperd enthousiasme. En na enkele minuten was ik ere-voorzitter van de Commissie tot Onderzoek van Biljart moeilijkheden. Nu wist ik niets van biljarten af, laat staan van de moeilijkheden. En daar hadden de heren van de commissie juist op gerekend, want al vonden zij het wel fijn staan om op bruiloften en partijtjes met een ere-voorzitter te kun nen pronken, ze vonden dat zo'n vent je niet op de vingers moest kunnen kijken. De heren bemerkten echter al spoedig, hoezeer zij zich in de vingers hadden gesneden. Nu moet ik even teruggrijpen op een brief, die een lezer mij dezer dagen stuurde en waarin hij vroeg: „Mijn heer, de ere-voorzitter, als ik in de trein zit tussen Lochem en Jutphaas, zie ik me daar altijd zo'n gek gebouw langs de kant staan. Ken u als biljart-des- kundige misschien zeggen, wat dat voor een ding is?" Welzeker kan ik dat! Het is namelijk het laboratorium, waarin mijn commissie haar onderzoe kingen doet. Dit belangrijke werk wordt gefinancieerd door de gezamenlij ke Nederlandse biljartfabrieken, terwijl ook af en toe een particulier een duit in het zakje doet. Ik herinner me een oude ober, die zijn hele leven aan het biljart had gestaan en elke maand zijn pensioen tot op de laatste cent in ons wetenschappelijk fonds stortte. Natuur lijk stelden wö dit onbaatzuchtige ge baar op hoge prijs en na zijn honger dood hebben we de man op kosten van de zaak een tweede klas begrafenis ge geven. Een van de belangrijkste gedeelten van het laboratorium nu be staat uit een intiem vertrek in het hartje van het complex, waar een lekker biljartje is neergezet. Luste loos hangen hier de godganseljjke dag een paar leden van de commissie te stoten, in de hoop toevallig voor een moeilijkheid geplaatst te worden en zo de commissie weer werk te geven. Om niet achter te blijven pakte ik op een bewolkte Woensdagmiddag ook een keu uit het rek en miste prompt mijn eerste stoot. „Kijk, kijk", merkte een der heren op, „dat is een aardige poedel". On middellijk stond ik boven op het bil jart, want ik heb het niet op die beesten. Vanaf mijn verheven steunpunt zag ik de commissieleden spottend lachen. „Ik bedoelde: de stoot die u zoéven miste", hernam de spreker van daar net. „Een serie van nul noemen wij een poedel. Eigenlijk bent u zelf ook een poedel". Al mijn ondergeschikten begonnen hartelijk te, lachen. Toen werd ik boos. „Ziet eens, heren", riep ik kwaad, ter wijl ik weer naar beneden klauterde, „het komt absoluut niet te pas dat jullie de draak steken met je ere-voor zitter. Vooruit! Ga allemaal op een rij tegen de tapkast staan!" Ik bedoelde natuurlijk met hun ruggen, maar zij de den het met hun dorstige buiken, en onder gejuich gleed het bier in de ke len. Vanaf dat moment werd ik alge meen als daadwerkelijk leider aanvaard. Na deze voorgeschiedenis is de lezer, die vóór mijn eerste uiteenzetting van biljarten toeten noch blazen begreep, thans even ver als ik: hij weet nu, dat men met een „keu" tegen een „bal" moet „stoten" in de hoop zodoende de twee resterende ballen (de „rode" en de „witte", die van de tegenpartij is) te „raken"; dat alles speelt zich af op een met groen laken en veerkrach tige „banden" versierde tafel, die we „het biljart" noemen. De volgende keer hoop ik dan eindelijk iets te vertel len over de vreemde, vaak psycholo gische moeilijkheden, die hieruit ont staan en die mijn commissie handen vol werk geven. Tot zolang moeten mijn lezers zich maar flink oefenen. (wordt vervolgd) Advertentie bedrijven is genoeg leergeld betaald. Inderdaad moet op korte termijn een groot deel van de in- en uitvoer en tussenhandel in Indonesische handen zijn, maar de wijze, waarop dit moet geschieden, moet rijpelijk worden overwogen. Het buitenlandse kapitaal dat in In donesië wil opereren zal een object zoeken dat de grootst mogelijke winst oplevert. De regering za' zich echter bepalen tot dat, wat het grootste nut heeft voor de staat. In vele gevallen zal het echter nodig zijn buitenlands kapitaal aan fe trekken voor de finan ciering van kapitaalgoederen ook in objecten van economische opbouw. Het is noodzakelijk dat de Indonesi sche regering met de bezitter van het kapitaal overeenstemming bereikt over het niet geheel transferen van de winst. Een gedeelte hiervan dient in Indonesië te blijven als stimulans voor andere pro jecten. Reserve- en pensioengelden en afschrijvingskosten b.v. dienen te wor den aangewend voor allerlei opbouw- werkzaamhedeu. Daar waar buitenlands personeel de leiding heeft moeten garanties bestaan voor de opleiding en plahtsing van Indo nesische krachten in de staf en sociale verzekeringen voor de arbeiders. Indien dit bedrijf het nodig oordeelt verder kapitaal aan te trekken moet dit voor namelijk van Indonesiërs komen, al dus Hatta. De samenwerkende omroepverenigingen (AVRO. KRO, NCRV. VARA en VPRO) ver. zorgen Vrijdag 4 Maart via de zender Hil versum II om 21.15 een uitzending onder het motto: „De mlllioenenoogst op giro 5100 is binnen", van rekening en verant woording van het comité Vluchtelingenhulp 1954 bi) monde van de voorzitter de heer M. A. Reinalda. De Hoge Commissaris voor de vluchtelin gen, mr. G. J. van Heuven Goedhart spreekt een dankwoord. De inzamelingsactie onder het personeel der gemeente 's-Gravenhage ten bate van het comité Vluchtelingenhulp heeft t 21.140 85 opgebracht. De gemeenteraad van 's-Gra venhage besloot dit bedrag met een zelfde bedrag te verhogen. In totaal kon het co mité dientengevolge het fraaie resultaat van f 42.281.70 als bfldrage van de residentie boeken. k ben eigenlijk een gewoon los-werkman", zegt dokter J. P. L. Hulst, de arts-des kundige, die er een beroep van gemaakt heeft in opdracht van de justitie secties te verrichten. Wie in Nederland kent hem niet, de baardige Leidse dokter, die ook in het proces tegen de Ber- kelse arts een belangrijke rol gespeeld heeft, omdat hij sectie verrichtte op het lijk van de doktersvrouw en nadien ver klaarde, dat er in de hersenen geen tumor te vinden was. Ove rigens vindt hij de Berkelse zaak een van de vervelendste uit zijn 52-jarige practijk. omdat er zoveel niet terzake doende kwesties bijgesleept zijn. Dokter Hulst wordt morgen tachtig jaar. „Niets bijzonders", zegt hij. „Ik zie er geen aanlei ding in om op te houden met werken, want ik houd er nog steeds van en bovendien is er niemand, die voor m'n oude dag gezorgd heeft. Ik ben maar een gewoon los-werkman, zonder principalen, die me een pen sioen geven. Die vrijheid heeft ook z'n voordelen", betoogt hij verder. „Ieder geval kan ik vol komen zelfstandig beoordelen." Voor de buitenstaander moge zijn beroep iets lugubers heb ben, dokter Hulst vindt het heel gewoon. Sinds hij geboren in Alkmaar in 1898 te Leiden z'n artsexamen deed, heeft hij ruim tienduizend secties verricht om de doodsoorzaak vast te stellen bij onge vallen, moorden, enz. Jarenlang was hij de enige in het land; thans werkt dokter Hulst samen met dr. J. Zeldenrust, verbonden aan het Gerechtelijk Laboratorium in Den Haag. Veel aantrekkingskracht schijnt het beroep niet te hebben; er is werk genoeg voor zeker drie man, maar een opvolger voor dokter Hulst is nog niet in zicht. „Geen wonder", zegt de tachtig jarige. „Het wordt veel te slecht betaald. Ik heb jarenlang voor negen gulden per geval moeten werken, reiskosten inbegrepen. Jonge artsen, die er iets in menen te zien, bedanken na een paar maanden voor de eer, omdat zij elders een betere boterham kunnen verdienen." Er zijn in enige zieken huizen wel patholoog-anatomen, die dit werk eveneens doen. „Maar dat is toch het ware niet", zegt dokter Hulst. „Want om het goed te doen, moet je ook doorkneed zijn in de criminalogie. Anders blijft het knoeiwerk." Dus ook bij gebrek aan opvolgers gaat dokter Hulst voorlopig nog door. Hij hoopt nog menigmaal in de rechtzaal zijn deskundige verklaringen af te leggen en in z'n schaarse vrije uren nog vaak door Leiden te wandelen, waar iedereen de dokter met z'n patriarchale baard kent als een bemin nelijk mens. Die lange witte baard is z'n trots, omdat ook z'n vader en groot vader een baard droegen. Hij duikt in z'n paperassen en vist een nummer van De Tijd op van 12 Dec. 1931. „Kijk, toen hebben jullie een tekening van me gemaakt. Mooie baard, hè?" Lastig bij het werk? „Welnee, ik stop dat ding gewoon onder m'n witte jas."

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1955 | | pagina 7