Vacantie-
besteding
Het laatste Avondmaalhet begin
O
D
ANDERSEN alom herdacht
-i
Hans Christian ANDERSEN
c
J
CHARLOTTE BRONTE stierf
Staken II
Eerste Kamer verdeeld over
beperking cadeaustelsel
GRic öenooproan f/j
De zin Voor het
symbool
Rede van Deense koning in Odense
m
De noordelijke dichter van het
sprookje 150 jaar geleden geboren
Roembelustheid en
deemoed
t00 jaar geleden
Middenstand in ongunstige positie
t.o.v. grote ondernemers
L it breker voor het
Haagse Hof
Het centrum van ons geloof
ZATERDAG 2 APRIL 1955
PAGINA 8
Sociaal
commentaar
Zeven personen wegens
meineed veroordeeld
Examens
STANDBEELD VAN
„TANTE RIEK"
Onthulling door Prinses
Wilhelmina
T^iSjer,
ANTOON COOLEN
Een jaar geëist wegens
mishandeling
(Van een bijzondere medewerker)
Een nieuw probleem aansnijden is
een gevaarlijke onderneming. We
zitten toch al zo vol vraagstuk
ken. dat we er heus geen behoefte aan
hebben nieuwe erbij te maken. Maar
de onweerhoudbare maatschappelijke
ontwikkeling plaatst ons als vanzelf
voor nieuwe aangelegenheden, die we
slechts ten koste van veel grotere waar
den kunnen negeren.
Toen de overmatig lange arbeidstijd
door wettelijke maatregelen werd inge
krompen tot 8% uur per dag ontstond
het vraagstuk van de vrijetijdsbesteding
in plotseling massaal geworden omvang.
Maatschappelijke organen die metter
daad waren voorbereid op het opvan-
êen van dit probleem waren er niet.
>e vakbeweging beperkte haar taak
uitsluitend tot. net behartigen van de
belangen der leden als bedrijfsgenoten.
Toch is de kwestie van de vrijetijds
besteding na 1918 niet een werkelijk be
angstigend probleem geworden. De mo
rele kracht van ons volk bleek, ondanks
de demoraliserende invloed van een pas
beëindigde wereldoorlog, sterk genoeg
om de nieuw verworven weelde te kun
nen dragen.
Natuurlijk zijn er individuele ontspo
ringen voorgekomen, maar van een
massaal moreel verongelukken, waar
over in de Kamer bevreesdheid was
uitgesproken, is geen sprake geweest.
Het zijn vooral de
stands- en vak-
ganisaties ge
weest, die in die
tijd hebben ge
toond een nieuwe
taak behoorlijk te
kunnen opvangen. In grote omvang
werd het werk van de volksontwikkeling
aangepakt. De groei van het amateur
toneel, de amateurmuziekbeoefening,
de huisvlijt en tal van andere vormen
van vrijetijdsbesteding zijn vooral in
die eerste jaren na de zegenrijke Wet
Aalberse een grote vlucht gaan nemen.
Het werk van buurtverenigingen,
volkstuintjes enz. enz. kon eveneens
eerst - m vlucht nemen, toen de ar
beidende mens over wat ruimere vrije
tijd ging beschikken. Het zou de moeite
lonen om deze aangelegenheid eens te
maken tot studie-object voor een we
tenschappelijk proefschrift.
Na de tweede wereldoorlog heeft de
vrijetijdskwestie een nieuw gezicht ge
kregen door de thans vrij algemeen
verspreide vacanties. Is een behoorlijk
aanta. vrije uren per dag noodzakelijk
als compensatie op de geestelijke en
lichamelijke insoanning. die het moderne
bedrijfsleven van ons vraagt, niet min
der noodzakelijk is het gebleken, dat
de mens zo eens periodiek helemaal
kan breken met de sleur van alle dag,
teneinde een radicale verstoring van
het geestelijk en lichamelijke evenwicht
te voorkomen of zo nodig te herstellen.
De erkenning van deze noodzaak
heeft ertoe gevoerd, dat we thans reeds
te maken hebben met een aantal va-
cantiegangers dat per jaar de 6!4 mil-
lioen overschrijdt, onder wie meer dan
2 H millioen loontrekkenden. Uit deze
cijfers zou men kunnen afleiden, dat in
Nederland meerdere honderdduizenden
werknemers nog niet in het genot zijn
van een jaarlijks terugkerende vacantie-
periode. Maar de problemen waarvoor
de mensen die al wel vacantie genieten
Nederland plaatsen zijn reeds zo om
vangrijk, dat ondanks de erkenning van
de wenselijkheid dat allen vacantie kun
nen gaan genieten, eerst de vraag aan
de orde komt wat ten behoeve van die
6H millioen kan, moet worden en wordt
gedaan.
Deze probleemstelling lijkt slechts op
het eerste gezicht een onlogische. Prin
cipieel zou men kunnen zeggen: ieder
moet zelf maar weten hoe hij of zij zijn
of haar vrije dagen wenst door te bren
gen. Maar zoals met vele menselijke
vrijheden blijkt ook hier leiding noodza
kelijk, wil men een misgroeien van de
benutting van deze vrije tijd voorkomen.
Zoals gesteld, is het doel van de va
cantie niet alleen het herstel van de
krachten voor het verder beoefenen van
beroepsarbeid, maar vooral de mens in
de gelegenheid te stellen tot een alge
hele ontplooiing van zijn persoonlijkheid.
Vele werknemers blijken de bedoeling
van de vacantie volkomen verkeerd te
zien en voor dezen is de vacantie niet
alleen een niet-vruchtbare maar dikwerf
zelfs een schadelijke periode. Men kan
zeggen dat zich hier een gebrek aan
voldoende persoonlijkheid demonstreert,
maar hier hebben wij juist te doen met
een van de euvelen van deze tijd. Ge
brek aan leiding in dit opzicht voert
onweerhoudbaar tot excessen. Met na
me Amerika demonstreert in zijn be
rucht teen-agers probleem deze geva
ren overduidelijk. Onder teen-agers wor
den in de Amerikaanse landen de jon
gelui tussen ongeveer zestien en vijf
entwintig jaar begrepen, die volop in
hun wilde jaren zijnde, juist in hun
vrije tijd tot allerlei uitspattingen en
excessen komen.
Ons Nationale Planbureau schat dat
wij binnen 20 a 25 jaar rekening
moeten houden met 8 a 9 mil
lioen jaarlijkse vacantiegangers. Wan
neer men nu even bedenkt, dat dit ge
weldig aantal mensen voor het overgro
te deel zijn vacantie buitenshuis wenst
door te brengen, komt men voor pro
blemen te staan, die niet door particulier
initiatief zijn op te lossen. Van de 6 Vè
millioen vacantiegangers, die Neder
land thans kent, blijkt volgens de uit
slag van een enauête 56 oct. met va
cantie naar buiten te trekken, 17 pet.
hiervan brengt de vacantie door in
hotels en pensions, 7 pet. in een tent,
5 pet. in een kamp, 3 pet. in een zo
merhuisje, 3 pet. in een jeugdherberg,
2 pet. in boten. 1 pet. in woningen van
anderen door middel van woningruil en
1 pet. in Caravans (aanhangwagens ach
ter een auto). De rest brengt de va
cantie door bij familie of kennissen.
Het is zeer te betreuren dat enkele
katholieke vacantie-centra dit jaar van
de lijst van katholieke vacantieverblij-
ven zullen blijken te zijn afgevoerd.
Het zou de moeite lonen om hier een
opsomming te geven, alsmede een be
oordeling van de verschillende vormen
waarin thans de vacantiebesteding
plaats vindt.
Maar dit lijkt ons eerder een aange
legenheid voor vaktijdschriften van
jeugdorganisaties en voor familiebla
den. Wij willen voor vandaag volstaan
met de aandacht te vragen van de
besturen onzer standsorganisaties, op
de eerste plaats die van de jeugdbe
wegingen maar ook die van midden
standers en arbeiders, voor dit urgente
probleem. Moest voor de vrijetijdsvul-
ling een nieuwe taak worden aange
pakt, in nog sterkere mate geldt dit
voor de vacantie. Overheid, bedrijfsle
ven, particuliere organisaties en indivi
duen zullen hier in eensgezindheid moe
ten samenwerken, willen wij een so
ciale verworvenheid van grote maat
schappelijke en culturele waarde niet
laten misgroeien tot een maatschappe
lijk exces.
De rechtbank te Dordrecht heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen vier
mannen en drie vrouwen, die zich in
een proces tegen hun oom schuldig
hebben gemaakt aan meineed door te
verklaren, dat zij geld, dat hun oom
hun had moeten uitkeren, niet hadden
ontvangen. Aart B., L. B., G. B., Abra
ham B. en M. van D.B., allen uit
Dordrecht, werden veroordeeld tot zes
maanden gevangenisstraf met aftrek
J. B.-F. en J. B. de K., eveneens uit
Dordrecht, werden veroordeeld tot
twee maanden gevangenisstraf.
nder de katholieke bladen, die in
ons land verschijnen, neemt het
weekblad ,,De Bazuin" een be
langrijke plaats in. Het draagt als on
dertitel: Weekblad voor geloofsver
kondiging" en de wijze, waarop het
zijn taak vervult is, naar inhoud en
vorm, ronduit voortreffelijk. Het is
bovendien „modern" in de gezonde
zin van het woord. Zijn taal is de taal
van onze tijd; de problemen, die be
sproken worden, zijn de problemen,
waarmede wij elke dag te doen hebben.
De laatste aflevering, een dubbelnum
mer, getuigt eens te meer van deze
gerichtheid op het actuele. Wij weten
allen, dat de moderne mens een ern
stige geloofscrisis doormaakt. Alom
spreekt en klaagt men over de ont
kerstening der tegenwoordige samen
leving. Ook in onze eigen kring neemt
de geloofsverslapping toe. Men tracht
op allerlei wijzen inzicht te krijgen in
oorzaken en aard van dit noodlottig
verschijnsel. Wij kunnen dit alleen
maar toejuichen, want een vruchtbare
geneesmethode is niet te vinden voor
dat men eerst zoveel mogelijk kennis
van de ziekte heeft opgedaan.
Daarnaast echter is het van het
grootste belang de trouwe gelovigen de
beste voorlichting te geven over de
ware geloofsbeleving. Dit gebeurt dan
gelukkig ook, zowel in woord als ge
schrift. Het bovenbedoelde dubbelnum
mer van „De Bazuin" heeft zich in
AMSTERDA7M 1 April. V.U. Prop. Theo
logie de heer P. Blokland, te Goudriaan
(cum laude). Doctoraal de heren W.
Grolle en G. H. van Breevoort te Am
sterdam. Wis - en natuurkunde J. Pie-
ters, Laren (Nh). B. J. Mulder, Nieuwe
Pekela K. Dekker, Haarlem en R. Vis
ser, Hoofddorp.
AMSTERDAM, 1 April G.U. Be
vorderd tot doctor in de geneeskunde op
proefschrift getiteld: „Multipelmyeloom"
de heer C. K. V. van Dommelen geb. te
s-Gravenhage.
Doet. Frans (cum laude) A. L. van
Wesemael; cand. Frans mej. E. J. Bik
(Amsterdam); doet. pol. en soc. weten
schappen (sectie f) mej. P. ploeger
(Amsterdam); cand. economie W. Vos
meer, H. R. Krijn, P. W. van Daalen
(Amsterdam) en A. P. G. van Binnen
dijk (Amersfoort).
DELFT, 1 April. Aan de Technische
Hogeschool te Delft is tot doctor in de
technische wetenschap op een proef
schrift getiteld: „De constitutie van
steenkool" gepromoveerd ir. J. A Meijs,
Promotors waren de hoogleraren dr. ir.
H. L Waterman en dr. W. van Krevelen.
ROTTERDAM, 1 April Klinisch
Hoger onderwijs. Semi-artsex. mej. A. J.
Briel, Rotterdam en de heren D. Zel-
lenrath Rotterdam, A. J. M. Stoop, Rot
terdam en H. A. R. Nikkels, Vlaardin-
gen.
Arts: Mej. C. M. Franken, Rotterdam
en de heren J. F. M. Delemarre, Scheve-
ningen; N. M. Drayer, Klundert; C.
Bom Den Haag; C. D. Gerhardt Oss; L.
A. G. J. Timmermans Amsterdam; H.
Laeyendecker Rotterdam en C. Verhoe,
Brandwijk (Zh.).
ROTTERDAM, 1 April. Cand. Econ.
wetenschappen: Ph. Leenman, Den
Haag; J. L. Hodes, Schiedam; M. D.
Rachman, Rotterdam; B. D. Poldermans,
Den Haag; J. B. van Beurden, Rotter
dam; A. A. Vlaardingerbroek, Den
Haag en J. Beumer, Rotterdam.
Doet. Econ. T. G. v. d. Woerd, Rot
terdam; W. H. Berghuis, Assen; W. J.
Moonen Arnhem en J. A. van der Hoek,
Den Haag.
Prinses Wilhelmina zal Woensdag
4 Mei het standbeeld, waarmede de
nagedachtenis zal worden geëerd van
„Tante Riek", wijlen mevr. H. Kui
persRietberg, in het plantsoen naast
het gemeentehuis te Winterswijk ont
hullen. „Tante Riek" vervulde, zoals
bekend is, in het verzet een grote rol.
Zij stierf in 1944 in het vrouwenkamp
„Ravensbrueck". Het beeld is gemaakt
door de beeldhouwer G. Bolhuis uit
Amsterdam.
dit verband ten doel gesteld het cen
trum, het middelpunt van ons H. Ge
loof, de H. Mis, tot voorwerp te ma
ken van enkele beschouwingen. De wij.
ze, waarop dit geschiedt, is eenvoudig
voortreffelijk. De redactie heeft zich
verre gehouden van een „apologie van
het Misoffer". Evenmin gaat zij zich
te buiten aan hoogdravende en lyrische
uitroepen, noch aan een poging een
nieuwe „offertheorie" op te stellen. Het
is ook niet de bedoeling, zoals nadruk
kelijk wordt gesteld, door de geboden
artikelen alles nu eens zoveel „begrij
pelijker" te maken, als ware de H.
Mis een theoretisch probleem, waar
van de oplossing moet worden gezocht
door middel van scherpzinnige studie.
De opzet is slechts door de verschil
lende bijdragen de H. Mis beter te doen
zien als een groot en groots mysterie,
dat vóór alles om een gelovig en eer
biedig „mee-doen" vraagt. Men wil de
grote bovennatuurlijke werkelijkheid
van de H. Mis in het licht stellen,
een werkelijkheid, waarin wij slechts
kunnen binnentreden en doordringen
door ze gelovig en actief in volle over
gave te beleven. Natuurlijk is daarvoor
kennis vereist. Maar de kennis, die de
bijdragen van dit nummer ons schen
ken, is geheel en al afgestemd op het
vruchtbaar mee-doen met de H. Mis,
die immers het middelpunt vormt van
ons geloof en de bron is van alle gena
den.
e eerste bijdrage is in verband
met het opbouwen van het ver
eiste inzicht in de H. Mis ge
wijd aan het Laatste Avondmaal als
uitgangspunt. Daar immers heeft Je
zus en het sacrament van Zijn dood en
verlossing ingesteld. Aan de hand van
de Evangelieverhalen, waarin herhaal
delijk door de Verlosser zelf Zijn dood
wordt voorspeld, wordt de nadruk ge
legd op het bovenmenselijke van dit
sterven, dat niet machteloos wordt on
dergaan, maar de zin heeft van een
vrij gekozen overgave van zichzelf.
Overeenkomstig de symbolisch inge
stelde denkwijze van het Oosten legt
Jezus ten overstaan van Zijn leerlin
gen duidelijk verstaanbaar de nadruk
op de eigenlijke betekenis van al Zijn
daden. Het lichaam van de Meester zal
gebroken worden zoals Hijzelf het brood
breekt en hun te eten geeft. Zo is het
ook met de wijn, die gevloeid is uit
de druiven die men in de wijnkuip
met voeten heeft getreden, en die het
teken is van Zijn bloed, dat bij Zijn
lijden vergoten werd.
Hoewel de Apostelen de werkelijkheid,
die Jezus hun op die wijze openbaarde,
zeker reeds hadden begrepen, komt
even later de uitspraak van de Heer,
die geen twijfel meer toestaat. „Dit is
Mijn Lichaam; dit is Mijn Bloed".
Deze woorden werden niet vlak achter
elkaar gesproken. Ze waren geschei
den door het paasmaal en symboliseer
den zo de scheiding van Jezus' lichaam
en bloed bij Zijn kruisdood.'' Voor de
ogen der Apostelen heeft de Verlos
ser aldus, vooruitgrijpend op de ge
beurtenissen van de volgende dag, het
drama van Zijn dood voltrokken en dit
tegenwoordig gesteld op een geheimvol
le maar werkelijke wijze door de in
stelling van de H. Eucharistie.
Vervolgens wordt zeer duidelijk aan
getoond aan de hand van de H. Schrift,
zowel van het Oude als van het Nieuwe
Testament, dat het eucharistische maal
tegelijkertijd verlossing betekent voor
allen. Dat immers is de reden van Chris
tus' sterven. Dat hebben de Apostelen
goed begrepen, omdat zij inzagen, dat
in Hem, en nil, de voorspellingen van
het Oude Verbond over de „dienaar
van Jahwe" (Isaias 53-12) in vervulling
gingen. Met hun uitgesproken zin voor
symboliek was hun vanaf het begin
van het Laatste Avondmaal Jezus' be
doeling duidelijk. Het brood en de wijn,
opzettelijk gekozen omdat het spijzen
zijn, vormen echter slechts de beelden
van de grote werkelijkheid, die Chris
tus hier aan de mensheid schenkt: Zijn
eigen lichaam en bloed als spijs en
drank. Door deze spijs, door dit maal
verenigt Hij Zijn volgelingen met de
geestelijke werkelijkheid van de gena
de, die daarin vervat is. De H. Eucha
ristie schennkt dus een werkelijke ge
meenschap met Christus' Verlossings
dood.
Willen wij de H. Mis begrijpen, die
tot gedachtenis van Jezus' dood altijd
weer moet worden opgedragen, dan
hebben wij steeds terug te zien op het
Laatste Avondmaal. Die opdracht van
Jezus heeft de kerk steeds beleefd als
Haar kostbaarste bezit. In de H. Mis
geeft de Heer ons de vrucht van Zijn
Verlossing tot voedsel, iedere dag op
nieuw. En daarmee schenkt Hij ons
tegelijk de bron van al Zijn genaden,
de hele bovennatuurlijke werkelijkheid
van het kindschap Gods en van onze
onderlinge saamhorigheid.
Het hele christelijke leven concen
treert zich dan ook altijd op de H.
Mis, als op het middelpunt van ons
geloof.
Op de 150ste verjaardag van de ge
boorte van de Deense dichter Hans Chris
tian Andersen heeft de koning van De
nemarken, in tegenwoordigheid van de
koningin van Denemarken in het geboor
tebuis van de dichter in Odense een re
de gehouden.
De koning zei, dat het voor hem
en de koningin een groot genoegen
was deel te nemen aan de viering
van de 150ste verjaardag van een van
de grootste Deense zonen en dat in
het geboorethuis van de dichter, ten
einde hulde te brengen aan een land
genoot, die de wereld een schat van
sprookjes verschafte, die de verbeel
ding van mensen van alle leeftijden
en alle nationaliteiten hebben ge
boeid. v
Het is niet alleen in Denemarken, dat
die geboortedag wordt herdacht, zo zei
de koning, die viering is er over de ge
hele wereld. Hij maakte van de gelegen
heid gebruik oprechte en warme groe
ten te brengen van Denemarken en het
Deense volk tot al degenen, die aan de
viering deelnemen, waar zij zich ook
mogen bevinden.
De hulde, die de wereld vandaag aan
de Deense schrijver brengt, toont meer
dan iets anders, hoe universeel het werk
van Andersen is.
„Niet alleen de kinderen in vele lan
den worden door de sprookjes geboeid,
maar, in al hun eenvoud en natuurlijk
heid, openbaren zij ook aan de ouderen
de algemene menselijke zwakheid. Zij
helpen ons die te begrijpen. Hans Chris
tian Andersen maakt ons bewust van de
schoonheid van zowel kleine als grote
dingen in het leven."
Odense eert Andersen, ereburger van
de stad, vandaag met de opening van
een nieuw stadhuis.
In Kopenhagen, jarenlang Ander
sen's woonplaats, is het graf van de
grote Deen getooid met bloemen. Ruim
5000 schoolkinderen waren uitgeno
digd voor een groot Andersen-feest in
het stadhuis. In alle scholen in Dene
marken lazen de leerkrachten van-
werden feestelijkheden op kleine
schaal georganiseerd.
In ongeveer 70 landen herdenkt men
vandaag Andersen. In 56 van die lan
den berust de organisatie van de feeste
lijkheden bij Deense diplomaten. On
geveer 270 radiozenders over de gehele
wereld zenden vandaag Andersen-pro-
gramma's uit en 80 bibliotheken heb
ben Andersen-tentoonstellingen inge
richt. Ter gelegenheid van de herden
king zijn herdrukken van Andersen's
werken in 12 taien verschenen.
62. Aha, laten wij die kerels te pakken nemen, ik heb al een hele tijd
zin in een fikse vechtpartij, gromt Svein vol verwachting. Eric aarzelt geen
ogenblik. Wanneer hij deze mannen in handen zou kunnen krijgen, kan hij
Erwins verblijfplaats misschien ontdekken en ook iets naders vernemen
over Branwens verdere plannen. Er is echter geen tijd meer te verliezen.
Snel geeft hij bevelen om als voor een warme ontvangst van de
vijand in gereedheid te brengen. De ruiters vermoeden geen onraad als zij
achter elkaar over het smalle bruggetje het buitenerf op rijden. Het enige,
wat de aanvoerder opvalt is, dat alle schildwachten op de wallen bewapend
zijn met pijl en boog, maar wanneer zij de stallen naderen, begint de aan
voerder eensklaps argwaan te krijgen. Waarom houden zijn strijdmakkers
op de transen zich zo op een afstand, waarom komt niemand hem begroe
ten? Loerend kijkt hij om zich heen en dan trekt hij met een vloek zijn
zwaard. De wachtposten zijn van de wallen gekomen en zijn bezig de bui
tenpoort te sluiten. Verraad, schreeuwt de aanvoerder, maakt dat je weg
komt. Maar boven de verwarring uit schalt de krachtige stem van de Noor
man: „Eén beweging en onze bogen doen hun werk. Gij zijt omsingeld, geeft
U over!"
Vandaag honderdvijftig jaar geleden
werd in het Deense stadje Odense
de sprookjesdichter Hans Christian
Andersen geboren. Hij was de zoon van
een schoenmaker en diens enige jaren
oudere vrouw. In zijn levensverhaal ver
telt Andersen zelf, dat zijn vader bui
tengewoon begaafd was en een dichter
lijke natuur had. Van zijn moeder zegt
hij, dat zij onwetend was in alles wat
de wereld en het leven betrof. Onder
zoekingen hebben ons onbarmhartig
onthuld, dat de werkelijkheid anders
was. Zijn vader was een somber en
ontgoocheld man, die door de armoe
dige omstandigheden van zijn jeugd zijn
hartewens, de latijnse school te bezoe
ken, niet had kunnen volgen. Het ver
leden van de moeder was van dien
aard, dat men niet kan zeggen, dat
ze onwetend in het leven stond. Ander-
door
sen, die de omstandigheden van zijn
geboorte niet verzwijgt, verzacht ze en
verdichterlijkt ze. In zijn brieven is hij
evenwel onverhulder. Het historisch
onderzoek naar de familie van de moe
der en de grootouders heeft ons de
bijzonderheden niet gespaard van het
erfelijk deel, waarop Andersen zelf zin
speelt in een brief als hij zegt, dat hij
eigenlijk een moerasplantje was.
Toen Hans Christian opgroeide las de
vader, die graag troost zocht in boeken,
hem fabels van Lafontaine voor en
sprookjes uit de Duizend en één Nacht.
De knaap luisterde in gespannen aan
dacht en droomde in eigen spel en ver
beelding zich weg in de onbestemd
heid van een lokkende toekomst, waarin
hij grote dingen zou doen en beroemd
zou zijn. Naar zijn eigen woorden moest
men eerst van alles meemaken, want
pas daarna wordt men beroemd.
Na de dood van zijn vader liet zijn
moeder hem alleen en op goed geluk
af naar Kopenhagen reizen. Met een
aanbevelingsbrief van een boekverko
per uit Odense kwam hij bij mevrouw
Schall, een balletdanseres van de opera,
wie hij vertelde, dat hij aan het toneel
wilde en graag Assepoes zou spelen,
en voor wie hij danste in een paar aan
nemingslaarzen over de broekspijpen
heen van het pak, dat uit de kleren
van zijn vader was gemaakt. Na dit
stuntelige entree in de Deense hoofd
stad zien we hem daar in moeilijkheid
na moeilijkheid, waarbij het gezegende
toeval hem richting geeft. Tot hij in
staatsraad Collin een beschermer vindt,
die hem in de gelegenheid stelt met
studie in te halen wat hij aan vorming
tekort was gekomen. Hij schrijft intus
sen gedichten, die gepubliceerd wor
den, en toneelstukken, waarvan een
enkel het tot opvoering brengt. Overal
waar hij komt vertelt hij van zijn
voorbestemming tot roem en grootheid
en geeft daarmee aanleiding tot de al
gemene spot met zijn ijdelheid en tot
minachtende anecdotes, die taai zijn
blijven voortleven. Dit verzot zijn op
roem heeft de Deense letterkundige
critiek geprikkeld tot een hoon, waar
van Andersen zijn leven lang het mik
punt is gebleven. Toen zijn sprookjes,
welke zij kinderachtig vond, hem in
heel Europa beroemd hadden gemaakt,
vond zij de geestige benaming voor
hem: onze buitenlandse Oerang Oetang.
Zij verweet hem, geen stijl te hebben
en niet zonder fouten te kunnen schrij
ven. Getoetst aan de eisen van de
strenge aesthetische vormgebondenheid
waarin het grote gezag van Heiberg
gold als wet, schreef Andersen slordig.
Zijn stijl was spontaan, onvormelijk, los.
Het was een vermenging van natuur
lijk praten en een speelse, luchtige,
lyrische toon. Het is een samenvoeging
van korte, door komma's gescheiden
zinnetjes, maar elk van die zinnetjes
daag sprookjes van Andersen voor en guin-Books.
Op 31 Maart was het 100 jaar gele
den, dat de domineesdochter Charlotte
Brontë stierf te Haworth in Engeland.
Haar bruidsjapon, piano en naaimandje
worden er nog steeds bewaard. En nog
altijd pelgrimeren duizenden Engelsen
naar de plaats waar zij tezamen met
haar zussen Emily en Anne Brontë heeft
geleefd.
Charlotte, van wie hier boven een in
1835 geschilderd portret is afgedrukt,
is het meest bekend als schrijfster van
de nog altijd populaire roman „Jane
Eyre".
Overigens kenden de eerste lezers en
lezeressen van „Jane Eyre" de schrijfster
slechts als Currer Bell. En over het
algemeen veronderstelde men dat de
auteur een man was. Aangezien het
honderd jaar geleden voor vrouwen
geen pas gaf toeken te publiceren, had
Charlotte opzettelijk een misleidend
pseudoniem gekozen.
„Jane Eyre" is een in voortreffelijke
stijl geschreven boek met een voor die
dagen uitzonderlijke bondigheid. Onlangs
is er een herdruk verschenen in de Pen-
flonkert, heeft het rake gevoelige
woord, stuwt naar de climax van het
volgende of is de tussenvoeging van een
verbindende geestigheid in de afronden
de bouw van het zinsgeheel. Andersen's
stijl is van een natuurlijkheid, die te
vergelijken is met de natuurlijkheid van
een fris wellende bron. Die stijl was
een vernieuwing, waarmee de critiek
geen weg wist, zomin als ze weg wist,
met het rare geval, dat Andersen was.
Hij was, inderdaad, in de eendenvijver
het lelijke jonge eendje, waarvan geen
voorzag, dat het zich later als zwaan
zou ontvouwen.
Met het middel van zijn bronfrisse
schrijfvermogen zocht Andersen alles
waar hij zo vol van was uit te druk
ken in romans, die hem in het buiten
land weliswaar roem bezorgden, maar
waarin zijn kracht niet lag. Hij was
niet sterk in het scheppen van lotge
val en figuren buiten zichzelf om; de
geschiedenissen van zijn romans zijn
variaties op het thema van zijn auto-
HANS CHRISTIAAN ANDERSEN
biographie. Het vernieuwende, waartoe
zjjn onrustig voorvoelde roeping hem
voorbestemde, lag heel ergens anders.
Dat lag in het sprookje. Hij wist dat
nog niet. toen hij dacht, dat grote epi
sche werken, Ahasverus- en Faustthe-
ma's pas in evenmaat waren met wat
in hem omging. Hij wist het zelfs ook
nog niet, toen hjj, dertig jaren oud, zijn
eerste sprookjes schreef: De tinnen sol
daat, de Prinses op de erwt, Grote
Klaus en Kleine Klaus, de Tondeldoos
die hij in een onooglijk boekje deed
verschijnen met de verontschuldigende
titel: Sprookjes aan kinderen verteld.
De Deense critiek vond dit helemaal
niets en achtte deze sprookjes boven
dien voor kinderen ongepast. Maar bij
de groten van zijn tijd het mikpunt van
spot, was Andersen geliefd bij kinde
ren aan wie hij zó boeiend vertelde,
dat ze hem, als hij wegging, niet wil
den laten gaan. Hij had de hun ver
telde sprookjes opgeschreven. Het is
deze eerste onbevangen erkenning von
zijn dichterschap, waarin het sprookje
vermanend bij hem had aangeklopt.
Als volkssprookje was het geliefd
geweest. Perrault had het eens op
geschreven, maar het de vernede
rende afkomst meegegeven van Moe
der de Gans, dat wil zeggen, dat het
maar uit de duim gezogen verhaal
tjes waren. De gebroeders Grimm
hadden het in zijn ongekunsteldheid
opgetekend, maar met al de magi
sche tovenarij, die er zo'n grof ele
ment van was. Poesjkin, Brentano,
Navalis, Musaus hadden het bij tijd
en wijle tot kunstvorm verheven.
Maar van Andersen vroeg het sprook
je het ganse dichterschap, om er
triomfantelijk en geheel nieuw in te
herrijzen. Merkwaardigerwijs zocht
het een noordelijk land, wat zijn kli
maat niet is, want het is door goud
draden met het oosten verbonden. In
dat land van noordelijke kilte koos
het een van de geringsten tot zijn
dichter, een vernederde, die terwille
van zijn voorvoelde bestemming zou
worden bespot. In Andersen geeft het
sprookje de les van zijn symbool, het
thema, dat het in honderden varia
ties behandelt: er is geen glansrijker
verheffing dan die van de vernederde
ongereptheid. Hier is het de ongerept
heid van het sprookje, dat in het
noordelijke land een zuidelijke bloei
kreeg.
Andersen voelde onder het schrijven
van het sprookje de eindelijke verruk
kelijke harmonie tussen vorm en kun
nen. Xn het sprookje kon hij alles zeg
gen: het grote weerspiegelde zich in
het simpele, het diepste had de weer
glans in de klaarheid van het eenvou
dige. Als een vervoering moet hij het
vermogen van zijn sprookjes gevoeld
hebben, te spreken tot groten en klei
nen, tot geletterden en ongeletterden;
de toevoeging „aan kinderen ver
teld" liet hij voortaan weg. De grove
tovenarij van het primitieve sprookje,
het uitbundig magische van het ooster
se, verving hij door het duizendvoudige
echte wonder van de natuurlijke werke
lijkheid. De waterdroppel, het vlas en
het boekweit, de slak en de hageroos,
de zwaluw, de vlinder en de vlier
maar ook de theeketel, de tol en de
bal, het tinnen soldaatje, het hals
boord, het strijkijzer, de naald die met
het gevolg van haar draad komt, zij
leven en spreken met geen hulpmiddel
van de magie, maar tot de openbaring
van hun wezen aangeraakt door de
verbeelding van de dichter. Zij weer
spiegelden het menselijke ijdelheidsspel.
Zij spelen 't verrukkelijke en het schrij
nende spel van de liefde. Van de lief
de zeggen deze sprookjes, als het men
selijk hart het onderwerp is, het diep
ste en schoonste wat er van te zeggen
valt. In hun weergaloze taal spreken
zij van menselijk geluk en menselijke
smart, van het elkaar raadselachtig
begrenzen van dood en leven. Over
dit alles heen fonkelt de speelsheid van
de humor, die de onsterfelijke glim
lach van het sprookje is. Ze spreken
tot alle volken, tot Oost en West. Tagore
las ze en zei, dat ze aan iedereen dien
den onderwezen te worden. Er wordt
verteld, dat een Japanner op het al
taar der voorouders, die heiligste plek
in huis, een tablet neerlei voor Ander
sen's ziel.
Zo veroverden ze de wereld, en het
is Andersen's grootheid, in de erkenning
waarvan ook het vaderland niet achter
bleef: het schonk hem tijdens zijn le
ven een standbeeld in Kopenhagen,
waar het lelijke jonge eendje zjjn vleu
gels van zwaan had ontvouwd.
Andersen in Nederland
Tweemaal bezocht Andersen Neder
land, in 1847 en in 1866. Reeds bij
zijn eerste bezoek werd hij er door
getroffen, dat hier zjjn sprookjes niet
minder geliefd waren dan in andere
landen, waar hjj reisde. Er was een
Nederlandse keuze uit zijn eerste zes
bundels sprookjes verschenen. Ook
enige van zijn romans, vertaald door
Nyegaard, een Deen, die lang in Ne
derland woonde, waren hier bekend.
Zoals er toen ook reeds een Neder
landse uitgave was van „Het sprook
je van mijn leven", zover, als dat
toen geschreven was.
Deze belangstelling voor Andersen is
steeds blijven toenemen. Bij de sprook-
jesuitgave van dr. W. van Eeden, ver-
schénen bij De Haan in Utrecht, kón
de vertaler er zich op beroemen, dat
deze Nederlandse uitgave de eerste en
enige volledige verzameling van Ander
sen's sprookjes was: de zes nagelaten
sprookjes uit de handschriften-verzame
ling van Collin, waarvan er in Dene
marken nog maar twee in druk waren
verschenen, waren in de Nederlandse
uitgave opgenomen. „Prentenboek zon
der platen", de maanvertellingen, ver
scheen na een vroegere slechte verta
ling, in uitstekende rechtstreeks uit het
Deens overgezette uitgave van Hen
drik van Tichelen. De uitgeverij Contact
bracht een omvangrijke bloemlezing
uit de sprookjes, romans en reisverha
len.
Christine Doorman en Ina Boudier-
Bakker bezorgden in de Baarnse serie
een uitgave Uren met Andersen, ge
baseerd op Duitse teksten. Dr. P. H.
Ritter Jr. schreef een romantisch le
vensverhaal, geput uit de Duitse uit
gave van „Het sprookje van mijn le
ven". Sedert kort bezitten we ook een
voortreffelijke Andersenbiographie, de
eerste grote en grondige Nederlandse
studie over Andersen in het bewonde
renswaardige werk van mevrouw Hu-
dig Kapteyn, die zich grondt op de
Deense bronnen en teksten zelf en tot
De staking heeft einde
lijk vrede in mijn hart
gebracht. Ik kan nu na
melijk een taxi nemen
zonder geplaagd te wor
den door gewetenswroe
ging. Niemand kan er mij
meer van beschuldigen,
het geld weer over de balk
te gooien; ook ik zelf niet.
Neem ik in normale tijden een taxi
uit gemakzucht, nu doe ik het uit
louter nooddruft. Kan ik soms uren
door de stad dwalen, daarmede tijd
en schoenzolen verspillende? Neen
immers. Dat zou onverantwoord we
zen. Ik rijd nog slechts auto uit bit
tere noodzaak. Heerlijk. Wat mij be
treft hoeft die tram nooit meer te
gaan rijden. Ook al niet omdat Am
sterdam er ineens een stuk aardiger
op geworden is, zonder trams. Een
mens kan rustig op een terras gaan
zitten, zonder dat zijn gedachten
steeds maar weer overstemd wor
den door dat enerverende gedender
en niets belet hem meer om zich
's morgens in alle oprechtheid te
verslapen. En zelfs is het hem nu
mogelijk gemaakt met niet al te in
het oog lopend levensgevaar de straat
over te steken. Heb ik niet altijd
naar dit ogenblik gesnakt? En heb
ik het de trammensen in gedachten
niet altijd toegeroepen: Makkers
staakt? Makkers staakt uw wild ge
raas? Welnu, u hóeft mij niet te
vragen aan welke kant ik sta. Ik zeg
uit de grond van mijn hart: beter
gedaas dan geraas.
de Nederlandse Andersen-kennis met
veel nieuwe gegevens bijdraagt.
Andersen zelf vertelt opgetogen over
zijn bezoeken aan Nederland. Bij zijn
eerste bezoek was hij gast van Van
Lennep, die hjj de grootste Nederland
se romanschrijver noemt. Bij zijn twee
de bezoek ontmoette hij Ten Kate, en
hij noemt hem de grootste Nederlandse
dichter; maar de omstandigheid, dat
hij geen Nederlands kon lezen, veront
schuldigt hem. Hij bezocht Haarlem
en Leiden. Vier dagen bleef hij in Den
Haag. Aan de feestdis in hotel l'Eu-
rope in de residentie trof hem het
diepst de tafelrede van de Tijd-dïrec-
teur Van der Vliet, die zinspeelde op
de vorstelijke onderscheidingen welke
Andersen had: zo ze eenmaal op zijn
baar zouden worden gelegd, zou God
hem voor zjjn sprookjes de schoonste
orde geven, de kroonorde van het on
sterfelijk leven. Om die woorden noemt
Andersen de Nederlandse hulde een
der schoonste ogenblikken van zjjn le
ven: „God, die de harten kent", zegt
hij, „weet, hoe deemoedig het mijne
was". Die deemoed was hem een niet
minder eigen trek dan zijn roembelust
heid. In het sprookje „De nachtegaal"
weigert de nachtegaal de onderschei
dingen van de keizer: ik heb de diep
ste beloning al gevonden, zegt hij, want
ik zag de ontroering in uw oog toen
gij naar mij luisterde. Boven de roem
uit is dit Andersen's rijkste deel: het
geluk, dat hij over de hele wereld hon
derdduizenden schonk, die zich over zjjn
sprookjes bogen en de dag zegenen,
waarop hij, met het sprookje sluime
rend in de ziel, nu honderdvijftig jaar
geleden geboren werd.
De Eerste Kamer blijkt ten zeerste
verdeeld over het wetsontwerp tot be
perking van het cadeau-stelsel. De me
ningen lopen aanmerkelijk uiteen. In
vrijwel alle groeperingen komen voor-
en tegenstanders voor.
Verscheidene leden menen aldus
blijkt uit het voorlopig verslag dat
aan de bezwaren van de industrie wel
bijzonder weinig aandacht is besteed,
terwijl de nadelen van het cadeaustel
sel voor bepaalde middenstanders zeer
sterk zijn geaccentueerd. Te eenzijdig
wordt het voorts voorgesteld alsof alle
cadeaux uiteindelijk toch door de con
sument betaald worden. Deze leden
kunnen niet inzien, dat de consument
er door benadeeld wordt, als de grote
bedragen, die anders voor advertenties
worden uitgegeven, ten dele worden be
steed voor cadeaux en dus aan de con
sumenten ten goede komen in plaats
van aan de advertentiemedia.
Het cadeaustelsel kan dus wel dege
lijk ten gevolge hebben, dat de consu
menten bevoordeeld worden en meer
middelen ter beschikking hebben voor
consumptieve besteding. De uitwassen,
die wel bijzonder moeilijk te definieren
zijn, straffen meestal zichzelf.
Andere leden vrezen, dat door deze
soort van maatregelen de ordeningsge
dachte in discrediet wordt gebracht. Or
dening behoort zich naar hun mening
te bepalen tot de grote lijnen van het
economische sociale, monetaire en fi
nanciële beleid en moet niet te veel in
details gaan, wil zij niet ontaarden in
bemoeizucht en bedillerij. Er moet eni
ge ruimte blijven voor een vrije ont
wikkeling van de verhoudingen in het
bedrijfsleven en van de persoonlijke ver
antwoordelijkheid. Bij dit laatste denken
deze leden vooral aan de consumenten.
Enkele leden betogen, dat met dit
wetsontwerp niet wordt bereikt wat zijn
titel suggereert. De voorgestelde rege
ling zal in wezen er toe leiden, dat de
middenstand en de kleine ondernemers
in een ongunstiger positie komen ten
opzichte van de grote ondernemingen,
in het bijzonder de grote levensmidde-
Ienbedr(jven en de warenhuizen. De
voorgestelde regeling zal vooral in tij
den van crisis een geducht wapen in de
hand der grote ondernemers tegen de
middenstand zijn, zo menen zij.
Verscheidene andere leden kunnen
echter accoord gaan met het wetsont
werp.
De procureur-generaal bij het Ge
rechtshof te 's Gravenhage heeft be
vestiging gerequireerd van het vonnis
van de rechtbank te 's Gravenhage:
Een jaar gevangenisstraf tegen de 35-
jarige J. D. zonder vaste woonplaats.
D. was ten laste gelegd dat hij 11
Augustus van het vorige jaar tezamen,
met een mede-gevangene een werk
meester van het Huis van Bewaring te
's Gravenhage heeft mishandeld.
Daarna zijn zij gevlucht. Uit een ga
rage in Monster stalen zij een auto.
In hun zenuwen namen zij om de tank
bij te vullen een blik met olie in plaats
van benzine. In Hoek van Holland sta
len de beide ontvluchte gevangenen een
motorfiets, waarmede zij naar Limburg
reden Daar maakten zij zich opnieuw
schuldig aan allerlei diefstallen.
Het Hof zal 15 April arrest wijzen.
H. M. de Koningin heeft Vrijdag de
wnd. Indonesische Hoge Commissaris
en mevr. Susan to Tirtoprodjo in af
scheidsgehoor ontvangen.
Zoals bekend is de wnd. Hoge Com
missaris benoemd als ambassadeur te
Parijs.